Brengen biobrandstoffen voedselzekerheid in gevaar? – Elementen voor een dialoog –
soja 3 5 6 9 10 12 14 16 18
suikerriet
Inleiding Biobrandstoffenbeleid Waarom zijn de voedselprijzen zo sterk gestegen? De evolutie van de markt Wat brengt de toekomst? Voedselzekerheid verbeteren Verhalen uit het Zuiden: Brazilië Verhalen uit het Zuiden: Tanzania Verhalen uit het Zuiden: Congo
maïs
Inhoudstafel
Dit is een uitgave van Trias vzw. V.U. Lode Delbare, Handelsstraat 20/14, 1000 Brussel
zonnebloem
Colofon
Deze uitgave werd gedrukt op 100% gerecycleerd en milieuvriendelijk papier CyclusOffset.
tarwe
De publicatie kwam tot stand met de financiële steun van dgos.
koolzaad
Foto’s: Panos (cover), Wereldmediatheek vzw, Boerenbond Datum: 1 oktober 2008
suikerbiet
Auteurs: Kristof Volkaert, Lucie Evers Vormgeving: Studio Boerenbond
| Brengen biobrandstoffen voedselzekerheid in gevaar?
www.triasngo.be
oliepalm
Steunt ondernemende mensen in het Zuiden
Biobrandstoffen
© Agrarfoto.com
Wat denk jij over biobrandstoffen? In 2008 is de vraag ‘brengen biobrandstoffen voedselzekerheid in gevaar?’ brandend actueel. De combinatie van de uitdagingen op het vlak van energie, klimaat en voedselzekerheid, met name in het Zuiden, vormen een complex gegeven. In de periode 2006 tot 2008 zijn voedselprijzen fors gestegen. Daar tegenover staat de grilligheid van de markten voor landbouwgrondstoffen. In ontwikkelingslanden kwamen in de steden de armste mensen op straat en er vielen doden bij de protesten tegen de hoge prijzen voor basisvoeding. Ondertussen neemt het aantal ondervoede mensen drastisch toe.
De belangrijkste landen die de gewassen voor biobrandstoffen produceren zijn enerzijds Brazilië (suikerriet) en de Verenigde Staten (maïs) en anderzijds Maleisië en Indonesië (palm) en Verenigde Staten en Brazilië (soja). Biobrandstoffen zijn steeds meer een zaak van het Zuiden. De meeste gewassen voor biobrandstoffen, dienen ook als voeding voor mens of dier. Is het mogelijk om zowel in voldoende voedsel als in de vraag naar energie te voorzien? Zullen wij ooit moeten kiezen tussen eten of rijden? Biobrandstoffen zijn één van de oorzaken van de stijgende voedselprijzen. Maar over de mate van impact is men het oneens. Een van de opkomende gewassen is jatropha. De olie uit de zaden van deze heester is bruikbaar als ppo maar de plant is geen voedsel voor mens of dier.
Brengen biobrandstoffen voedselzekerheid in gevaar? |
In Tanzania werkt men aan het verbeteren van technieken voor het oogsten en persen van de olie om zodoende meer energieonafhankelijk te worden. In België kwam de productie van bio-ethanol en biodiesel recent op gang en draait nog niet op volle capaciteit. Oorzaken daarvan zijn het ongunstige verloop van landbouwgrondstoffenprijzen en van fossiele brandstoffenprijzen. Ook het Belgisch beleid omtrent biobrandstoffen moet nog verder ontwikkeld worden. De Europese doelstellingen werden bijgesteld. En er is de concurrentie van de ingevoerde, goedkopere en gesubsidieerde b99, biodiesel gemengd met wat dieselolie uit de Verenigde Staten. In de volgende hoofdstukken gaan we dieper in op de relatie tussen biobrandstoffen en voedselzekerheid en bekijken de andere factoren die meespelen in de stijging van voedselprijzen. We reiken een aantal elementen voor een dialoog aan en geven het perspectief mee vanuit het Zuiden. De verhalen uit het Zuiden komen uit Brazilië, Tanzania en Congo. Dit zijn drie van de twaalf landen waar Trias samenwerkt met landbouworganisaties. Een groeiend aantal landbouworganisaties in het Zuiden krijgen ondersteuning van Agricord. Agricord is een internationaal netwerk van ngo’s die het mandaat hebben gekregen van landbouworganisaties in het Noorden om landbouworganisaties in ontwikkelingslanden te versterken. Boerenbond heeft Trias gevraagd dit mandaat op te nemen. In de zoektocht naar evenwicht tussen Noord en Zuid, tussen eten en rijden, tussen familiale landbouw en de wereldmarkt van voedsel is deze publicatie een bijdrage. Het is een werkinstrument voor mensen, landbouwers en anderen, die in dialoog willen gaan. Trias steunt ondernemende mensen in het Zuiden.
| Brengen biobrandstoffen voedselzekerheid in gevaar?
Jatropha: niet eetbaar, wel olie De jatropha is een houtachtige heester, afkomstig uit Centraal-Amerika, die droogteresistent is en aangeplant kan worden op arme gronden. De opbrengst op goede en geïrrigeerde gronden is natuur lijk hoger. De heester maakt vruchtentrossen aan. De vruchtzetting is optimaal 4 tot 30 jaar na aanplant. Elk vruchtje bevat een drietal oliehoudende zaadjes (30 à 40% olie). De zaden zijn giftig voor mens en dier en gekend in de kruidengeneeskunde. Na persing wordt de olie gebruikt voor zeep of het maken van kaarsen, als ppo in dieselmotoren of als grondstof voor de productie van biodiesel. De perskoek kan gebruikt worden als organische meststof, brandstof of grondstof voor biogas. Jatropha-hagen worden gebruikt ter bestrijding van bodemerosie (door water en wind), ter bestrijding van broussebranden en als afrastering voor het vee. Jatropha is een recente, dus nog wilde landbouwplant met wisselende opbrengsten. Verdere selectie zal nog vele jaren vragen. Het rendement van grootschalige plantages is wisselend. Toch wordt jatropha massaal aangeplant in Afrika, Azië en Latijns-Amerika.
Biobrandstoffenbeleid is een samenspel van: • energiebeleid (met bekommernissen over energieafhankelijkheid, diversificatie van energiebronnen en energiebalans) • klimaatbeleid (met bekommernissen over reductie van broeikasgassen in het algemeen en CO2-uitstoot van de transport(sector) in het bijzonder) • landbouwbeleid (met bekommernissen over inkomstendiversificatie voor de landbouwers en tewerkstelling op het platteland) • van handelsbeleid (met bekommernissen over de bescherming van een jonge sector) • industrieel beleid (met bekommernissen over de ontwikkeling van een nieuwe sector). De levenscyclusanalyse (lca) van biobrandstoffen is behoorlijk ingewikkeld. De lca vertelt ons iets over de impact van biobrandstoffen op het milieu. De milieu-impact van de productie van biobrandstoffen, vanaf de ontginning van nieuwe landbouwgronden tot aan de benzinepomp, wordt nog onvoldoende in kaart gebracht. Zo zijn de gegevens over de energiebalans en de CO2-uitstoot vaak fragmentarisch. De lca varieert sterk naargelang de gebruikte landbouwmethodes en de industriële processen. Het is duidelijk dat de energiebalans en de netto CO2 uitstoot van bio-ethanol uit suikerriet veel gunstiger is dan die van bio-ethanol uit maïs en andere granen. Biogasproductie heeft over het algemeen een gunstige energie- en CO2 balans. Het is ook duidelijk dat Europa een deel van de (grondstoffen voor) biodiesel en bio-ethanol zal moeten invoeren om de beleidsdoelen te halen. De uitvoerende landen zijn vaak ontwikkelingslanden.
De productie van biobrandstoffen in België werd opgestart in 2007-2008 Biodiesel uit koolzaadolie wordt geproduceerd door: • Neochim (Féluy), een joint venture tussen het Italiaanse chemiebedrijf Spiga Nord en basf. • Bioro (Gent), een joint venture tussen het Amerikaanse Cargill, Vanden Avenne (Izegem) en Biodiesel Holding nv. Bioro is het enige geïntegreerde bedrijf van koolzaad tot biodiesel. • Proviron (Oostende), een Belgisch familiaal bedrijf. • Oleon (Ertvelde), dat in handen is van het management en van enkele Belgische investeerders. Bio-ethanol uit tarwe (behalve Bio Wanze ook uit suikerbiet) wordt geproduceerd door: • Alco Bio Fuel (Gent), een joint venture tussen de Belgisch-Franse Alcogroup, die een wereldspeler is in de productie en de handel in ethanol, Aveve/Wal. Agri en Vanden Avenne (Izegem). • Bio Wanze (Wanze). Dit is een onderdeel van CropEnergies AG, net zoals Tiense Suikerraffinaderij, die een dochter is van Südzucker. Deze laatste is een Duitse coöperatie in suiker- en zetmeelproducten en de grootste suikerproducent ter wereld. • Syral (Aalst) (ex Tate&Lyle en ex-Amylum). Syral is een dochterbedrijf van Tereos, een Franse coöperatie in suiker- en zetmeelproducten, die de tweede zetmeelgroep in Europa is.
dialoog
Biobrandstoffenbeleid
Gewassen voor biobrandstoffen mogen het areaal bestemd voor menselijke voeding en voor veevoeder niet in het gedrang brengen. Brengen biobrandstoffen voedselzekerheid in gevaar? |
Voedselprijzen
1200 1000
600 400 200
1913 1916 1919 1922 1925 1928 1931 1934 1937 1940 1943 1946 1949 1952 1955 1958 1961 1964 1967 1970 1973 1976 1979 1982 1985 1988 1991 1994 1997 2000 2003 2006
0
Price development of wheat HRW 2 Kansas City in real terms, 1913–2006 350
1998–2000 = 100
vlees zuivel
300
granen oliën/vet
250
suiker 200
rijst
150
juli
juni
mei
april
maart
februari
januari 2008
december
november
oktober
september
augustus
juli
100
2007
dollar per ton
800
Prijsindex van basisvoeding, fao 2007/2008 250
200
150
100
50
0 2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
Voedselprijsindex, fao 2000–2008
| Brengen biobrandstoffen voedselzekerheid in gevaar?
2007
2008 gedeeltelijk
Waarom zijn de voedselprijzen zo sterk gestegen? Grillig De wereldmarktprijzen voor voedsel zijn volatiel. Dit betekent dat de prijzen op een grillige manier evolueren en onstabiel zijn. Dit hangt samen met de typische eigenschappen van landbouwmarkten. De vraag naar voedsel is weinig elastisch: de hoeveelheid voedsel die een mensenmaag opneemt is beperkt. Ook het aanbod van voedsel is weinig elastisch omwille van de tijd die verloopt tussen de beslissing te zaaien en de oogst. De meeste productiecyclussen in de landbouw zijn lang. Daarenboven is de wereldmarkt van voeding er één van overschotten, en in verhouding tot de totale wereldproductie, een relatief kleine markt. De voedsel markt wordt immers gekenmerkt door nationaal landbouwbeleid en nationale consumptie.
een risicovolle toestand. Voorspellingen doen is niet eenvoudig. Wat is de vraag? Wat is het aanbod? Hoe werkt de markt?
De vraag naar voedsel is een structureel gegeven Aan de ene kant is er de bevolkingsgroei in combinatie met de welvaartsgroei die druk uitoefent op de vraagkant van de markt. Maar ook de aanbodzijde is een structureel gegeven. De wereldvoedselproductie groeit traag.
© Wereldmediatheek, Thomas Thys
Trend De trend op lange termijn is dat de prijzen van de basisgrondstoffen voor voedsel, gecorrigeerd volgens inflatie, blijven dalen. Dat komt door de techno logische evolutie die meer productie op een zelfde landbouwareaal mogelijk maakt en dus meer aanbod voortbrengt. Plotse prijsstijging Plots, tussen 2006 en 2008, is er een forse stijging van de voedselprijzen voor de consument. Dat heeft invloed op alle burgers, maar vooral op de armste bewoners van de steden in het Zuiden. Dit maakt voedselprijsinflatie tot een gevoelig politiek onderwerp. Vele factoren Er zijn heel wat factoren die invloed hebben op de voedselprijzen. Elk afzonderlijk zijn deze factoren niet in staat een grote prijsstijging te veroorzaken. Het gelijktijdig optreden van deze factoren leidt tot
Bevolkingsgroei De wereldbevolking groeide in de periode 1990–2003 met 1,4%. In de periode 2008–2018 zullen we minder snel groeien (met 1%). Bijna alle bevolkingstoename vindt plaats in de armste landen en in de landen met een middelmatig inkomen. Het aandeel van Europa in de wereldbevolking blijft afnemen, van 11% tot 7%. Ondertussen groeit de stedelijke bevolking sneller dan de plattelandsbevolking zodat minder landbouwers meer monden moeten voeden. Deze voorspellingen zijn tamelijk zeker. Minder informatie is er over de vluchtelingenstromen die op gang zullen komen tussen landen en continenten. Welvaartsgroei De groei van de welvaart zal sneller toenemen in ontwikkelingslanden dan in ontwikkelde landen. De grootste welvaartsgroei wordt verwacht in de bric landen (Brazilië, Rusland, India en China). Uit de welvaartsgroei volgt een hoger voedselverbruik en een verschuiving van het eetpatroon naar voedsel met meer toegevoegde waarde. Dit uit zich vooral door een hoger vleesverbruik. De vraag naar (grondstoffen voor) veevoeders zal dus sterk toenemen omdat de productie van 1 kg kip, varken of rund respectievelijk 2,5 kg, 6,5 kg en 7,0 kg veevoeder vraagt.
Brengen biobrandstoffen voedselzekerheid in gevaar? |
Wereldvoedselproductie groeit structureel traag Productiestijging De stijgende productie van grondstoffen voor voeding komt vooral door de steeds betere opbrengsten per hectare. Dus meer voedsel produceren hangt niet zozeer samen met uitbreiding van het landbouw areaal. Het areaal wereldwijd werd jaarlijks uitgebreid met 0,15% in de periode 1970–2007. De verwachting is dat het totale areaal jaarlijks zal stijgen met 0,4% in de periode 2007–2017. De opbrengsten per ha stegen in de periode 1970–1990 met 2% per jaar en in de periode 1990–2007 slechts met 1,1%. Voor de periode 2009– 2017 wordt een opbrengststijging met 0,8% verwacht. Een gedeeltelijke verklaring voor de verminderde stijging van de opbrengsten is het afbouwen van landbouwonderzoek door de overheid. Dat onderzoek is eerder gericht op productietoename en werkt aan lange termijn strategieën. Tegenover een terug trekkende overheid staat een toename van landbouwonderzoek door de private sector. Die richt zich eerder op kostenbesparing in de productie en op korte termijn oplossingen.
Maar ook de overheden in ontwikkelingslanden besteden te weinig aandacht aan landbouw. De Afrikaanse regeringsleiders kwamen bijeen in Maputo in juli 2003. Ze kwamen overeen dat 10% van elk regeringsbudget aan landbouwbeleid en plattelandsontwikkeling besteed zou worden tegen 2008. Slechts een tiental landen haalden dit streefdoel.
Verwaarlozing van de landbouwsector In ontwikkelingslanden wordt de landbouwsector sinds lange tijd verwaarloosd. Tussen 1980 en 2005 is de hulp aan de landbouwsector in ontwikkelings landen gedaald van 8 miljard naar 3,4 miljard dollar. Het deel van de totale ontwikkelingshulp dat voor landbouw bestemd was, daalde van 17% naar 3%.
| Brengen biobrandstoffen voedselzekerheid in gevaar?
dialoog
Investeringen De prijzen die de boeren krijgen zijn laag en ze dalen nog steeds. Dit stimuleert hen niet tot productie verhogende investeringen. De marges van de landbouwers staan onder druk. De nodige innoverende investeringen om een hogere en meer duurzame productie te realiseren worden hierdoor uitgesteld.
De handel in landbouwgrondstoffen mag niet overgelaten worden aan de vrije markt omdat voedsel een mensenrecht is.
De recente evolutie van de markt (2006-2008) Vraag Aan de vraagzijde zijn er drie evoluties waar te nemen. 1 Er is een toenemende vraag uit Azië naar voeding, terwijl de vraag uit Noord-Amerika en Europa constant bleef. 2 Er is een verandering in het dieet van de bevolking in bric landen met toenemende vraag naar vlees en veevoedergrondstoffen tot gevolg. 3 Er is een toenemende vraag naar biobrandstoffen. In 2007 werd 5% van de wereldproductie van oliehoudende zaden en granen voor de productie van biobrandstoffen gebruikt. De impact op de markt is specifiek voor elke grondstof. Het grootst is de impact voor maïs, omdat de Verenigde Staten bijna alle bio-ethanol uit maïs aanmaakt. De impact op soja en koolzaad is ook belangrijk omdat ook die gewassen massaal worden ingezet om biobrandstoffen te produceren. De impact is klein voor tarwe en rijst omdat er weinig van die grondstoffen tot bio-ethanol wordt verwerkt. Bij een toegenomen prijs voor mais zal meer tarwe tot veevoeder worden verwerkt. Dat doet ook voor tarwe de prijzen stijgen. Maar die stijgende prijzen voor granen en oliehoudende zaden maken de productie van biobrandstoffen minder rendabel. Zo neemt de vraag voor deze grondstoffen weer af, tenzij het beleid dit corrigeert. De maïsethanolproductie in de Verenigde Staten is daar een voorbeeld van. Aanbod Ook aan de aanbodzijde zijn drie evoluties waar te nemen. 1 De misoogsten voor tarwe en gerst in Australië, Oekraïne en Europa werd meer dan gecompenseerd door een recordoogst voor maïs in de Verenigde Staten. 2 De hogere brandstofprijzen doen kosten voor meststoffen, transport en verwerking toenemen.
3 Het Europees landbouwbeleid maakt een overgang naar een ander beleid. De braaklegging en de quota zijn productiebeperkende beleidsmaatregelen en worden afgebouwd. Vraag en aanbod In de combinatie van vraag en aanbod kunnen we vijf trends ontdekken. Voorraden De voorbije jaren was het verbruik van granen wereldwijd groter dan de productie zodat de voorraden slonken. Voor tarwe staat de voorraad quasi op nul. Schokken tussen een te grote vraag en een te klein aanbod kunnen niet worden gebufferd en leiden meteen tot prijsstijgingen. Zo kreeg speculatie vrij spel. Het landbouwbeleid in de Europese Unie was gericht op productiebeperking en de afbouw van interventievoorraden. Beleid Sommige landen namen beleidsmaatregelen om hun consumenten te beschermen, zoals het instellen van exportheffingen, exportquota of exportverbod, het afbouwen van importheffingen en/of exportsubsidies. Maar exportbeperkende maatregelen wenden de kosten af op de wereldmarkt. Het zijn de (armste) voedselimporterende markten die het gelag betalen omdat door de toenemende tekorten de prijzen verder stijgen. De evolutie van de dollar De wereldhandel in grondstoffen, ook die voor voeding, wordt gewaardeerd in Amerikaanse dollars. De muntontwaarding van die dollar mildert de prijsstijgingen in andere munten. Speculatie De hypotheekcrisis in de Verenigde Staten had een crisis op de financiële markten voor gevolg. Dat doet beleggers en hun fondsen vluchten naar meer beloftevolle beleggingen, zoals de stijgende landbouwgrondstoffen. Het aanbieden van afgeleide beleggingsproducten verlaagt de drempel voor beleggers die geen partij zijn in de handel in voedselgrondstoffen. Beleggers speculeren op de stijgende
Brengen biobrandstoffen voedselzekerheid in gevaar? |
landbouwprijzen om hun belegging te laten renderen. Maar diezelfde prijsstijging duwt arme mensen in ontwikkelingslanden verder de armoede en honger in. Tekorten zetten handelaars (en productielanden) ertoe aan voorraden achter te houden. Bovendien stimuleert het consumenten tot hamsteren. Beide fenomenen kunnen voedselmarkten ontwrichten. Zijn er niet langer tekorten, dan is het uit met de hoge prijzen en dus vervalt de reden om te speculeren. Speculatie is zoals de schuimkoppen op de golven. Zonder golven zijn er geen schuimkoppen. Ook omwille van speculatie blijft het een hachelijk avontuur om de evolutie van de markten correct te voorspellen. Actief zijn op landbouwmarkten tijdens een voedselcrisis lijkt wel op gokken in een casino. Impact Matteüs-effect Hoge voedselprijzen zijn een grotere aanslag op het inkomen van arme mensen dan het inkomen van rijke mensen en dit om vier redenen. Arme mensen besteden een hoger aandeel van hun inkomen aan voedsel. Arme mensen kopen meer basisvoedsel waarin het aandeel van de grondstoffen zoals tarwe, maïs, rijst en voedingsolie een groter aandeel uitmaken. Arme stedelingen uit netto voedselimporterende landen zijn extra kwetsbaar voor de schommelingen van de wereldmarktprijzen omdat steden meer afhankelijk zijn van import. De hoeveelheid voedselhulp aan arme landen loopt drastisch terug omdat, met dezelfde budgetten voor voedselhulp, er niet alleen meer betaald wordt voor voedsel maar ook voor transport. Want aan ieder die heeft, zal gegeven worden, zelfs in overvloed gegeven worden; maar wie niet heeft, hem zal ontnomen worden zelfs wat hij heeft. Matteüs 25,29.
Wat brengt de toekomst? Prijzencyclus Hoge prijzen zijn hun eigen vijand. Hogere marges zijn aantrekkelijk voor boeren en leiden tot hogere productie. Dat doet de prijzen opnieuw dalen na een volgende goede oogst. Graan is tevens een spilgewas. Een spilgewas heeft binnen de Europese Unie invloed op het prijsniveau van industriële gewassen zoals cichorei, vlas en diepvriesgroenten. Hoge graanprijzen betekenen ook meer verkoop van landbouwmachines en duurdere grond. Stijgende graanprijzen betekenen stijgende prijzen voor veevoeders en dus hogere kosten voor melkveehouders, rundveehouders, varkens- en pluimveehouders. Vooral rundvee- en varkenshouders zagen in België hun marge fors teruglopen en zelfs negatief worden. Landbouwareaal Hogere marges leiden tot een stijgende vraag naar landbouwareaal en tot een intensievere teelt. In Brazilië en Rusland ligt nog heel wat landbouwgrond braak. Ook Oekraïne en Argentinië hebben nog potentieel. Lokale voorraden Strategische voorraden van landbouwgrondstoffen zijn noodzakelijk om de markten te stabiliseren. Maar zowel het opbouwen als het onderhouden van deze voorraden kost geld. In een periode waarin het verbruik hoger is dan de productie is het bijna onmogelijk voorraden op te bouwen. Nochtans zijn voldoende grote en goedbeheerde lokale of regionale voorraden een probaat middel tegen voedselcrisissen en tegen speculatie. Verbanden De impact van biobrandstoffen op voedselprijzen is afhankelijk van het beleid dat het uitbreidingsritme van de productiecapaciteit bepaald. Het is ook afhan-
10 | Brengen biobrandstoffen voedselzekerheid in gevaar?
Agflatie De grilligheid van de markten van landbouwgrondstoffen wordt een groeiende factor van voedsel onzekerheid, vooral voor netto voedselimporterende landen. In 2008 betaalden zij 40% meer dan in 2007 voor hun geïmporteerd voedsel. Dat is 300% meer ten opzichte van het jaar 2000.
Zijn er remedies? Op korte termijn is gerichte voedselhulp aan de meest kwetsbare bevolkingsgroepen de enige mogelijke remedie. Voedselhulp aankopen in ontwikkelingslanden, namelijk in de nabijgelegen regio’s die overschotten hebben, biedt duurzame perspectieven. Een snellere interventie wordt mogelijk. Het leidt tot inkomsten voor lokale landbouwers en tot aangepast voedsel aan meer aanvaardbare prijzen en met een lagere transportkost. Het risico bestaat dat alle aandacht naar de korte termijn en urgente problemen gaat. Maar we mogen niet vergeten aandacht te hebben en fondsen te voorzien voor oplossingen op middellange en lange termijn. Op middellange termijn moet in de ontwikkelingslanden de landbouwproductie gestimuleerd worden. Dat kan door te zorgen dat boeren een betere toegang krijgen tot de nodige zaden en meststoffen om de volgende oogsten te verbeteren. … en op lange termijn: voedselzekerheid.
Voedselzekerheid “Voedselzekerheid” is volgens fao een toestand waarbij alle huishoudens toegang hebben tot adequate voeding voor alle leden, en waarbij ze geen gevaar lopen die toegang te verliezen. Landen waar sprake is van chronische ondervoeding van de bevolking noemen we voedselonzeker. We kunnen een combinatie van redenen aanwijzen voor die situatie. Het klimaat en de klimaatverandering, natuurrampen en oorlog zijn schokkende gebeurtenissen. De problemen van voedseldistributie, de bevolkingsgroei en de beperkte economische en financiële mogelijkheden van ontwikkelingslanden zijn structurele oorzaken van voedselonzekerheid. Een belangrijke die de voedselzekerheid beïnvloedt, is de lokale beschikbaarheid van voldoende, veilig en betaalbaar voedsel. Ook factoren zoals toegang tot voedsel, de koopkracht van mensen om voedsel te betalen, de gezondheidstoestand van de mensen en de familiale verhoudingen spelen een rol in de problematiek van voedseltekort en ondervoeding. De internationale economie, handel en het beleid spelen een ook grote rol. Het gebrek aan voedselzekerheid is hardnekkig en complex. Het thema is in beweging en wordt volop onderzocht en besproken maar zit ook vol dilemma’s. En, zoals bij elk probleem, heeft de oplossing persoonlijke aspecten en structurele samenlevings aspecten.
dialoog
kelijk van de mogelijke komst van de tweede generatie biobrandstoffen. De evolutie van de prijs van fossiele brandstoffen is cruciaal voor de verdere ontwikkeling van biobrandstoffen. Indien biobrandstoffen aan belang winnen, wordt het verband tussen de prijs van fossiele energie en voedselprijzen ook versterkt.
Voldoende en goed beheerde voedsel voorraden zijn een voorwaarde tot voedselzekerheid. Brengen biobrandstoffen voedselzekerheid in gevaar? | 11
Voedselzekerheid verbeteren: doelen en beleid 1e doel: Verminder de risico’s in de voedseleconomie Rampen zoals oorlogen, overstromingen of droogten kunnen leiden tot plotse voedseltekorten. Minder dramatische veranderingen in het weer kunnen toch leiden tot een misoogst. Schommelingen in de handelsstromen kunnen verlies van voorraden te weeg brengen. Daarbij komen de kwetsbare groepen definitief in een armoedespiraal terecht en wordt de economie ontwricht. Het is voor de voedselzekerheid belangrijk dat de risico’s in de voedseleconomie worden verminderd en de landbouwsystemen robuuster worden gemaakt.
Recht op voedsel: een mensenrecht Voedsel is een menselijke behoefte. Om te overleven moeten we eten. De rechtenbenadering wil daarin verder gaan. Die benadering beschouwt voedsel als een fundamenteel mensenrecht. Dat recht op voedsel kan geschonden worden en moet daarom beschermd en verdedigd worden. Recht op voedsel hoort bij de economische rechten zoals recht op onderdak en recht op werk. De Economische, Sociale en Culturele Rechten van de mens werden bekrachtigd in een apart VN-verdrag in 1976. Het verdrag werd ondertekend door meer dan 140 landen. Die rechten zijn echter niet zo goed omschreven en blijken niet afdwingbaar. Het verdrag vermeldt expliciet in artikel 11 het recht op voedsel. Honger op zich is geen schending van de mensenrechten. De schending bestaat erin dat regeringen zich niet houden aan de verplichtingen volgens de internationale akkoorden die ze ondertekend hebben. Overheden van landen overal ter wereld hebben de verplichting om de toegang tot voedsel te respecteren, en om het recht op voedsel te beschermen, te garanderen en te bevorderen.
12 | Brengen biobrandstoffen voedselzekerheid in gevaar?
Beleid Zonder een effectief landbouwbeleid afgestemd op de noden van elk land is er geen oplossing voor armoede en honger. Dit vraagt maatwerk omdat de landbouwsystemen van land tot land sterk verschillen. © Wereldmediatheek, Liesbet De Pooter
2e doel: Verbeter niet alleen de voeding, ook het voedingspatroon Voldoende toegang tot voedsel is belangrijk. Toch leidt dit niet noodzakelijk tot voldoende gevarieerde consumptie en een gezond eetpatroon. De werkelijke consumptie van voeding is vaak eenzijdig en onvoldoende.
3e doel: Duurzame landbouw in kwetsbare gebieden In veel kwetsbare gebieden is er de neerwaartse spiraal van rurale armoede, bevolkingsgroei en bodemverarming. In sommige landen belemmert deze negatieve ontwikkeling de algemene economische ontwikkeling. Het is nodig dat deze spiraal wordt omgebogen tot een duurzame landbouw. Beleid Er is versterking nodig van representatieve landbouworganisaties en landbouwerscoöperaties. Zij verdedigen de belangen van landbouwers en het platteland bij overheid. Zij brengen het thema aan de orde in de samenleving. Zij moeten gesteund worden om hun dienstverlening aan hun leden te kunnen verbeteren. 4e doel: Plattelandsontwikkeling met een brede sociale basis Landbouw is economisch de zwakste schakel in de voedselketen. Daarbij moet de aandacht uitgaan naar de meest kwetsbare groepen binnen de sector. Om voor de belangen op te komen van arme en vaak landloze boeren zijn er assertieve, zelfbewuste en goed geïnformeerde representatieve landbouworganisaties nodig. Privébedrijven hebben de opdracht hun eigen marge veilig te stellen. Landbouworganisaties en hun coöperaties leggen meer de nadruk op een eerlijke prijs. Zij oefenen druk uit op de overheid om de knelpunten op het platteland aan te pakken. Die knelpunten zijn voornamelijk de toegang tot elektriciteit, drinkbaar water, scholen en de gezondheidszorg. Beleid Meer publieke investeringen zijn nodig op het platteland: wegen, markten, onderwijs en gezondheidszorg. Er is nood aan diversificatie van de landbouw en de ontwikkeling van niet-agrarische rurale activiteiten. Armoedebestrijding en herverdeling op
het platteland betekent werken aan de integratie van sociaal beleid en landbouwbeleid. Dat beleid moet gericht zijn op kleine boeren, landloze boeren en vrouwen. Maatwerk voor kwetsbare gebieden betekent intensievere samenwerking tussen landbouwers en het lokaal landbouwonderzoek. 5e doel: Garandeer voldoende lange termijninvesteringen in voedselproductie Er bestaat een risico dat de producenten de groeiende vraag naar voedsel en vooral veevoeder niet kunnen bijhouden. Schaarste en daarmee stijgende prijzen hebben vooral in voedselimporterende arme landen desastreuze gevolgen. Op hetzelfde moment gaat meer dan 10% van de wereldwijde voedselproductie verloren. Beleid De overheden moeten voldoende investeren in het mondiale vermogen tot voedselproductie op lange termijn. Platteland en landbouw, overal ter wereld maar vooral in ontwikkelingslanden, moet hoger op de politieke agenda staan. Op die manier kunnen boeren hun aandeel krijgen qua investeringen en beleidsaandacht.
dialoog
Beleid Geïntegreerd voedingsbeleid is niet alleen een zaak van de landbouwsector. Een goed gevoede bevolking vraagt samenwerking tussen landbouw, onderwijs, gezondheidszorg, hygiëne (drinkwater en riolering) en sociale zaken.
Sterke landbouw organisaties zijn onmisbare spelers om de toegang tot grond, water, krediet en de markt te verzekeren. Brengen biobrandstoffen voedselzekerheid in gevaar? | 13
Uit het zuiden
CARIBBEAN SEA
Martinique (Fr) Saint Lucia
Nederlandse Antillen
Cumana Valencia CARACAS Barcelona
Cucuta
PORT OF SPAIN
Maturin
Barquisimeto
Ciudad Guayana
Ciudad Bolivar
San Cristobal
Guyana
Puerto Ayacucho
SANTA FE DE BOGOTA
San Fernando de Atabapo
O C E A N
GEORGETOWN
Venezuela
Bucaramanga
French Guiana
PARAMARIBO
CAYENNE
Suriname Boa Vista
Colombia
AMAPA
RORAIMA
Mitu
Macapa
Amazonas
Ilha Caviana de Fora
Equator
Belém
Porto de Moz Santarem
Manaus
Fonte Boa
Ilha de Maraca
Ilha de Marajo
Obidos
Parnaiba
Sao Luis
Itaituba
Iquitos
AMAZONAS
PARA
B
Porto Velho
ACRE
Quixada
Teresina
PIAUI
r
Rio Branco Guajara-Mirim
a
RONDONIA
Riberalta
Maldonado
z
CEARA
Trinidad
B o l i v i a
Arequipa
LA PAZ Oruro
e
Cuiaba
MATO GROSSO DO SUL
l
Santiago del Estero
Corientes
i h
San Miguel de Tucuman
La Rioja
C
San Juan
Cordoba
Mendoza
Parana Rosario
SANTIAGO Rancagua Talca
Rivera Salto Paysandu
Argentina
La Plata
Joinville
Caxias do Sul
RIO GRANDE Porto DO SUL Alegre Pelotas
Uruguay
Colonia
BUENOS AIRES
RIO DE JANEIRO
Rio de Janeiro
Curitiba
Florianopolis Santa Maria
Santa Fe
SANTA CATARINA
Sao Paulo
ESPIRITO SANTO
Vitoria
Nova Iguaçu
Campinas
PARANA
Posadas
Coquimbo
Valparaiso
Caravelas
SAO PAULO
Concepcion ASUNCION Ciudad del Este
Ilheus
MINAS GERAIS Belo Horizonte
Paraguay San Salvador Salta
Maceio
Goiânia
Campo Grande
Antafagasta
Recife
Aracaju
Salvador Vitoria da Conquista
Uberlândia
Corumba
Iquique
OCEAN
l
BRASILIA
GOIAS
Santa Cruz de la Sierra Potosi
ALAGOAS SERGIPE Feira de Santana
BAHIA
DIST. FED.
Mato Grosso
Cochabamba
Arica
PACIFIC
Palmas
i
RIO GRANDE DO NORTE
Campina Natal Grande PARAIBA Joao Pessoa PERNAMBUCO Juazeiro Caruaru
TOCANTINS
MATO GROSSO
Cuzco
Fortaleza
Sobral
MARANHAO
Maraba
Imperatriz
PeruPuerto
Brazilië
A T L A N T I C
Trinidad & Tobago
Rio Grande
Rocha
MONTEVIDEO
Rio de la Plata
14 | Brengen biobrandstoffen voedselzekerheid in gevaar?
Tropic of Capric
orn
GEOATLAS® WORLD VECTOR - GRAPHI-OGRE® - France - 1997
Maracaibo Cabimas
Barbados
Grenada
Het land Brazilië beschikt over belangrijke petroleumreserves, het is een landbouwmastodont én het is een echte grootmacht in biobrandstoffen. Tot voor kort en sinds 1975, kort na de eerste brandstofcrisis, stimuleerde de Braziliaanse overheid de productie van bio-ethanol uit suikerriet. Dit zorgde voor een enorme groei in de suikerrietsector rond São Paulo en in het noord oosten. In 2007 werd er suikerriet geoogst op maar liefst 6,7 miljoen hectare (2,5% van het totale landbouwareaal). Deze uitbreiding ging ten nadele van het areaal citrusfruit, weiland en granen. Het suikerriet wordt deels verwerkt tot suiker (30 miljoen ton) en deels tot bio-ethanol (19 miljoen m³).
Brazilië is wereldwijd de grootste én goedkoopste producent en exporteur van suiker en ethanol uit suikerriet. Suikerriet is de meest energie- en klimaat efficiënte teelt voor de productie van bio-ethanol. De grootschalige teelt is in handen van de suiker fabrieken en grote landbouwbedrijven. Familiale landbouwers komen met 6% van de productie amper in het stuk voor. Zweden is het eerste eu-land dat massaal Braziliaanse bio-ethanol invoert. De Brazilaanse bio-ethanol is een pak goedkoper dan de Europese, en dat zou wel eens een bedreiging kunnen vormen voor de Europese ethanolsector. De Braziliaanse sectororganisatie unica heeft een label ontworpen dat garandeert dat het suikerriet niet ten koste is gegaan van het Amazonewoud, dat kinderarbeid ten strengste verboden is en dat de werk nemers vrijheid van vereniging genieten. Biodiesel is in Brazilië een heel recent fenomeen. De huidige president Lula da Silva lanceerde in 2004 een biodieselbeleid dat familiale landbouw actief bij de productie wil betrekken. Biodieselfabrieken die, afhankelijk van de regio, minstens 50, 30 of 10% van hun grondstoffen bij de familiale landbouw aan kopen, hebben recht op belastingsvrijstellingen en verzekerde afzet bij de staatsoliemaatschappij. Ongeveer 120.000 van de 4 miljoen Braziliaanse landbouwers leveren aan dit programma vooral ricinus en soja. Het grootste aandeel van de grondstoffen bestaat uit soja en komt van de grote bedrijven. Het risico dat familiale landbouw ook hier gemarginaliseerd wordt is reëel. Ondertussen is Brazilië wereldwijd de tweede producent van soja (58 miljoen ton op 20 miljoen hectare). Het soja-areaal is de laatste tien jaren fors toegenomen vooral ten koste van weiland en natuurlijk grasland. Mede hierdoor werd in juni 2008 al 3% biodiesel gemengd in de dieselolie aan de pomp. Op de vraag of biobrandstoffen de voedselzekerheid in gevaar brengen, schermt het ministerie van landbouw met hoge cijfers braakland (tot 90 miljoen hectare). In 2008 zijn rijst en bonen, het basisvoedsel van de
Braziliaan, fors duurder geworden. Hoewel Brazilië maar een kleine uitvoerder is van rijst, heeft het ministerie van landbouw in april 2008 besloten de export van rijst vanuit de nationale strategische stocks op te schorten. Het vraagt bovendien hetzelfde van de privéhandelaars om zo de nationale rijstvoorziening veilig te stellen en de prijsstijgingen in toom te houden. De mensen Familiale landbouwers in Paraná telen soja op gemengde bedrijven in vruchtwisseling met tarwe. Op de beste gronden zijn er zelfs twee oogsten per jaar mogelijk. De landbouwers vinden het goed om grondstoffen voor voedsel en brandstof te produceren op hetzelfde stuk grond. De familiale landbouworganisaties zien voedselproductie als prioritair. Boeren halen uit de productie van grondstoffen voor biobrandstoffen wel een bijkomend inkomen. Familiale landbouworganisaties zijn voorzichtig om uitspraken te doen over milieuaspecten van grootschalige teelten. Algemeen beschouwd brengt de familiale landbouw in de regio Paraná 51% van de soja voort. Het nationale biodieselplan heeft echter nog niet veel invloed op de lokale prijsvorming, omdat er in de deelstaat geen enkele biodieselfabriek is. De onderhandelingen met de deelregering zijn aan de gang en de landbouworganisaties en hun coöperaties worden in de onderhandelingen betrokken. Ze pleiten voor deelname aan het beheer en de nodige autonomie. De boeren hopen vooral dat de lokale verwerking van hun soja tot sojaolie en biodiesel ook als nevenproduct veel eiwitrijke perskoek zal leveren. Die zou immers de melkproductie kunnen verhogen. In de melkveehouderij hebben familiale landbouwers in deze regio een productieaandeel van 80% en lijken ze in de toekomst meer toegevoegde waarde en inkomen te kunnen genereren. Trias ondersteunt de coöperaties van melkveehouders in Paraná.
Brengen biobrandstoffen voedselzekerheid in gevaar? | 15
© Wereldmediatheek, Mieke Vanderschaeghe
BANGUI Mobaye Bangassou
Sudan
Aketi
Ethiopia
Juba
Doruma
Mobayl-M.
Nimule
KAMPALA
Rwanda
Mbandaka
D. R. of Congo
Goma
Tabora
Ta n z a n i a
Manono
Mbala
b i a
op
wn
bo of
Bassas da India (Fr.) Messina Inhambane
GABORONE Kanye
PRETORIA
Johannesburg
Potchefstroom
Vereeniging
Welkom
Kimberley Bloemfontein
Xai-Xai
Springs
e n
a
C
Antsirabe Morondava
Fianarantsoa
Europa (Fr.) Toliara
M
MAPUTO MBABANE
Swaziland Pietermaritzburg
MASERU
Lesotho
Durban
16 | Brengen biobrandstoffen voedselzekerheid in gevaar?
South Africa Uitenhage
East London Port Elizabeth
a
ANTANANARIVO
g
Beira
Botswana
Toamasina
Chinde
Masvingo
Palapye
Serowe
Mahajanga
Quelimane
Chimoio
Mutare
Francistown
Ghanzi
INDHOEK
Gweru
Bulawayo
Mozambique
a
Maun
Nacala
d
ba Zim
Tsumeb
l
Nampula
Blantyre
a
Livingstone
bw e
Tete
HARARE (Salisbury)
Antsiranana Hell-Ville
n
Zomba
LUSAKA
Comoros
Mayotte (Fr.)
Pemba
LILONGWE
Z a m b i a Choma Kalomo
Ibo
h
Ndola
MORONI
Malawi
e
Chingola Kitwe Luanshya
Mpika
s c a r
Mzuzu
Lubumbashi
VICTORIA
Farquhar Group (Sey.)
Lindi Mtwara
Likasi
u
Kolwezi
warongo
Dar Es Salaam
Iringa
Luena
o
Zanzibar
Morogoro
Het land Tanzania is voor zijn fossiele brandstoffen volledig Seychelles afhankelijk van het buitenland. Om die import te bekostigen wordt het grootste deel van de inkomsten uit export aangesproken. Om minder afhankelijk te worden van het buitenland, zou in de toekomst de suikerindustrie een rol kunnen spelen. I N D Aangezien I A N vanaf 2009 Tanzania op suikergebied zelfvoorzienend zal worden, kan het suikerriet gaan geO C Ebruiken A N om bio-ethanol te produceren en andere producten te exporteren, naast de al bestaande export naar de eu. Mauritus Ook bio-ethanol uit melasse, een bijproduct van de Réunion (Fr.) suikerfabricage, biedt goede perspectieven. Sommige
Amirante Islands (Sey.)
Tanga
DODOMA
Kamina
Saurimo
o l a
Malindi
Mombasa
b i q
e
Equator
Jamaame Kismaayo
NAIROBI
Arusha
Mwanza
Kalemie
Mbuji-Mayi Chitato
Nakuru
Tanzania
MUQDISHO (Mogadishu)
Baarrdheere
Nanyuki
Burundi
BUJUMBURA Kasongo Ujili
Kananga
Jinja Kisumu
Eldoret
K e n y a
KIGALI
Bukavu
kwit
Mbale
Uganda
Kisangani
Beled Weyne
Somalia Baydhabo
Marsabit
Sorotl
Bunia
Negele
Lodwar
Gulu
Isiro
Buta
M o z a m
p.
SAINT-DENIS
PORT LOUIS
Tropic of Capricorn
suikerfabrieken leveren al elektriciteit aan het net door de opwekking van stoom, warmte en elektriciteit. Die komt uit de verbranding van bagasse: de houtige massa die overblijft na het persen van het suikerriet. Mede door al die voordelen stimuleert de overheid in Tanzania de familiale landbouwers om deel te nemen aan de productie van suikerriet. Tanzania SugarCane Growers’ Association (tasga) – de Tanzaniaanse suikerplantersbond – is de laatste jaren een pak sterker geworden, onder andere dankzij de steun van Agricord en Trias. Tasga wil dat de bijkomende gebruiksmogelijkheden van het suikerriet ook bijdragen tot een betere suikerrietprijs. Voor de productie van pure plantaardige olie en biodiesel bieden oliepalm, jatropha en zonnebloem dan weer interessante mogelijkheden. Enig nadeel in dat opzicht is dat Tanzania maar 4500ha laagproductieve oliepalmplantages heeft en dus nog ver staat van zelfvoorziening op dat gebied. Meer dan 95% van de nodige palmolie wordt ingevoerd uit Indonesië en Maleisië. De Tanzaniaanse overheid zette in 2006 de Tanzanian Biofuels Taskforce op en daar is de tasga een deel nemer van. In overleg met de sector wil die werkgroep een gestructureerd beleid uitstippelen. Die werkgroep zorgde al voor een studie over de toepassingen van bio-ethanol en zette verschillende kleinere projecten op poten die werken met oliepalm en jatropha. Alle land in Tanzania is eigendom van de dorpen of wordt beheerd door de overheid. Plantagebedrijven kunnen de grond in langdurige erfpacht nemen. Het risico bestaat dat plantagebedrijven de beste gronden uitzoeken voor de productie van biobrandstoffen en dat daardoor voedselgewassen worden geteeld op minder goede gronden. Bovendien riskeren overlevingslandbouwers het land dat ze bewerken kwijt te spelen aan grote bedrijven. Andere bedrijven werken doelgericht met familiale landbouwers om de gewassen onder contract te telen. Maar die landbouwers zouden daardoor wel eens te weinig voedsel gewassen voor eigen gebruik kunnen kweken. Daar komt nog bij dat familiale landbouwers nog altijd te
kampen hebben met een gebrekkige infrastructuur, lage productiviteit, gebrek aan irrigatie en een laag gebruik van meststoffen. De mensen Trias werkt in de streek rond Arusha in het Noorden van Tanzania samen met landbouworganisatie Mviwamo. Leden van die organisatie plantten jaren geleden jatropha aan als hagen om hun land af te bakenen. Maar het oogsten van de zaden kan voor een bijkomende inkomstenbron zorgen en de jatrophaolie kan worden gebruikt als lampolie. Er zijn zelfs vrouwengroepen die met deze olie zeep maken. Ook het ‘restafval’ heeft zijn nut bewezen: jatropha-perskoek wordt samen met koeienmest gebruikt voor de productie van biogas. Dat gas wordt op de boerderij gebruikt voor verlichting of als energiebron voor het keukenfornuis en de koelkast. Landbouwers beseffen dat voedselgewassen wel eens verwaarloosd kunnen worden wanneer energieteelten de bovenhand nemen, ook al is de markt voor deze teelten nog niet ontwikkeld. De geboden prijs is immers zo laag dat het de oogstarbeid onvoldoende vergoedt. Landbouwers zijn dus nog niet overtuigd om hele akkers vol te planten. De Tanzaniaanse overheid probeert daarom grootschalige investeringen aan te trekken voor energiegewassen, maar familiale landbouwers vrezen hun gronden te verliezen aan deze bedrijven.
Brengen biobrandstoffen voedselzekerheid in gevaar? | 17
© Wereldmediatheek, Dirk Peeters
Aketi
Gulu
Isiro
Buta
Kisangani
D. R. of Congo
Goma
Mbinda
Kananga
Manono
Saurimo
Kuvango
Ndola
Livingstone
ba Zim
Maun
Messina
Botswana
Tropic of Capricorn
PRETORIA
Johannesburg
Keetmanshoop
Potchefstroom
Springs Vereeniging
Welkom
Kimberley Bloemfontein
MASERU
Lesotho
Mahajanga
Xai-Xai
Toamasina
Chinde
Inhambane
GABORONE Kanye
Lüderitz
Beira
Bassas da India (Fr.)
Palapye
Serowe
Nacala
Masvingo
Francistown
Ghanzi
WINDHOEK
Hell-Ville
Quelimane
Chimoio
Mutare
Nampula
Blantyre
HARARE (Salisbury)
Gweru
Bulawayo
Otjiwarongo
N a m i b i a Walvis Bay (South Africa)
Zomba
Tete
Choma Kalomo
Mayotte (Fr.)
Pemba
LILONGWE
Z a m b i a
Tsumeb
Antsiranana
Ibo
LUSAKA
Lubango
MORONI
Mpika
s c a r
O C E A N
Namibe
Chingola Kitwe Luanshya
Tombua
Farquhar Group (Sey.)
Lindi
Mzuzu
ANTANANARIVO Antsirabe
a
AT L A N T I C
Dar Es Salaam
Mtwara
Likasi
Lubumbashi
Luena
A n g o l a
Morondava
Fianarantsoa
Europa (Fr.)
Toliara
Uitenhage
MBABANE
Pietermaritzburg
Durban
East London Port Elizabeth
Cabo of good Hope
18 | Brengen biobrandstoffen voedselzekerheid in gevaar?
SAINT-DENIS
PORT LOUIS
Tropic of Capricorn
MAPUTO
South Africa Cape Town
VICTORIA
Iringa
Mbala Kolwezi
Lobito
Zanzibar
Morogoro
Kamina
Amirante Islands (Sey.)
Tanga
DODOMA
g
Chitato Malaje
Tabora
a
Uije
LUANDA
Malindi
Mombasa
Kalemie
Mbuji-Mayi
Arusha
d
Kikwit
Equator
Jamaame Kismaayo
NAIROBI
e
Matadi Boma
Nanyuki
Nakuru
n
Cabinda
MUQDISHO (Mogadishu)
Baarrdheere
Het land Congo moet al zijn fossiele brandstoffen invoeren. Burundi Seychelles Dat is meteen een grote hap uit de exportinkomsten, Ta n z a n i a zelfs al leidde de slechte economische toestand tot een halvering van de ingevoerde hoeveelheid tussen 1976 en vandaag. De eigen beperkte ruwe olie Comoros Malawi I N uitgevoerd D I A N bij gebrek aan productie wordt integraal l aangepaste olieraffinaderijen. Mozambique O C E A N Het land heeft een indrukwekkend potentieel voor waterkrachtcentrales. Brandhout en houtskool zijn Mauritus veruit de belangrijkste energiebronnen op het platteRéunion (Fr.) land en zelfs in de stad. M Tot 1972 exporteerde Congo palmolie. Meer nog, Swaziland in 1958 was het de grootste exporteur ter wereld. Mwanza
BUJUMBURA Kasongo Ujili
KINSHASA
Jinja Kisumu
K e n y a
a
Dolisie
Marsabit Eldoret
KIGALI
Bukavu
BRAZZAVILLE
Pointe-Noire
KAMPALA
Rwanda
Mbandaka
Ewo
Beled Weyne
Somalia
n
Congo
Gabon Lambaréné Moanda
Mbale
Uganda
Negele
Baydhabo
Sorotl
Bunia
Ouesso
Lodwar
a
Annobon (EG)
Nimule
h
LIBREVILLE Port-Gentil
Ethiopia
Juba
Bata
E. Guinea
DR Congo
Sudan
Doruma
Mobayl-M.
C
SAO TOMÉ Equator
Mobaye Bangassou
Berbérati
e
Sao Tome and Principe
BANGUI Central African Rep.
YAOUNDÉ
u
Gulf of Guinea
Cameroon Douala
b i q
Calabar
MALABO Bioko (Equat. G.) Kribi
M o z a m
Port Harcourt
bw e
Nigeria
GEOATLAS® WORLD VECTOR - GRAPHI-OGRE® - France - 1997
De verwaarlozing van onderzoek, plantages en transportinfrastructuur, samen met de bevolkingsgroei, maakten het land tot een netto-importeur van palmolie voor voeding en zeepziederij. Palmolieplantages in het binnenland gebruiken voor hun energie bevoorrading een mengsel van palmolie en dieselolie. Volgens de fao ligt er in d.r. Congo honderd miljoen hectare land ongebruikt. Vier miljoen hectare daarvan kan geïrrigeerd worden om suikerriet, oliepalm, maïs, jatropha, cassave en soja te produceren. Slechts vijf miljoen hectare is vandaag in gebruik als landbouwgrond. Ondanks de verwaarlozing van wegen en transportinfrastructuur is dit een aantrekkelijk gegeven voor buitenlandse investeerders. Zo onder tekende het Chinese telecommunicatiebedrijf zte in 2007 een akkoord met de overheid om op drie miljoen hectare palmolie te winnen. De concrete verwezen lijking ervan is nog niet begonnen. Congo produceert ook rietsuiker. Er is nog een suikerraffinaderij actief in Bas Congo dat deels eigendom is van Finasucre, de holding van de familie Lippens. Die beschikt over een eigen suikerriet plantage die, naast suiker voor de lokale markt, ook uit melasse voedingsethanol distilleert voor export naar Europa. Ondertussen liggen de suikerraffinaderijen in Zuid-Kivu en de Oostprovincie stil. De import van Braziliaanse suiker is ongeveer even groot als de eigen productie. Verder zijn er in Congo enkele kleinschalige experimenten met soja en jatropha aan de gang.
Hij ligt bijgevolg buiten het bereik van de gemiddelde consument. Het gezin plant jaarlijks een halve hectare maniok en aardnoot in mengteelt aan. Richard kapt samen met zijn twee zonen het bos; zijn vrouw Kolo en hun dochters branden, ruimen het perceel, bewerken het, planten, wieden en oogsten. Op een halve hectare werd 300 kg aardnoot en 5 ton maniok geoogst. Een klein deel van de maniok is voor eigen gebruik. De rest wordt verkocht om schoolgeld, gezondheidszorgen, zeep, zout, suiker en tweedehands kleding te betalen. Er is nog geen sprake van de teelt van grondstoffen voor biobrandstof in de regio. In de streek wordt de landbouwgrond wel zeldzamer omwille van de groei van de bevolking en de uitbreiding van rubberplantages. Richard vindt het geen goed idee om van riet suiker of oliepalm biobrandstoffen te maken, omdat het land deze landbouwproducten nodig heeft om de eigen bevolking te voeden.
De mensen Richard Lutila Babila woont in een bosrijke streek, samen met zijn vrouw en zes kinderen. Richard is lid van sopam (Solidarité Paysanne au Mayombe), een landbouworganisatie in Bas-Congo die ondersteund wordt door Trias. Rijst is een basisvoedsel dat omwille van het veranderend klimaat in deze streek niet meer kan worden verbouwd. De ingevoerde rijst is van minderwaardige kwaliteit en is de laatste jaren veel duurder geworden.
Brengen biobrandstoffen voedselzekerheid in gevaar? | 19
Elementen voor een dialoog Trias stimuleert de dialoog tussen landbouwers en ondernemers en hun verenigingen in Vlaanderen en in ontwikkelingslanden. Het thema van deze dialoog tussen leden van de Landelijke Gilden en leden van boeren organisaties uit ontwikkelingslanden, is ‘Brengen biobrandstoffen voedselzekerheid in gevaar?’ Trias ondersteunt in twaalf landen in Afrika, Latijns-Amerika en Azië onder nemende mensen, waaronder familiale landbouwers en hun organisaties. Deze partners van Trias nemen deel aan de dialoog. Dialoog is belangrijk om de relaties te versterken tussen mensen wereldwijd. Een dialoog betekent dat mensen elkaar ontmoeten in een geest van solidariteit. Een dialoog is meer dan een gesprek: de evenwaardigheid van mensen staat centraal. We willen van elkaar leren en elkaar beter begrijpen. We krijgen een realistisch beeld van elkaars dagelijkse werkelijkheid. We ontdekken gelijkaardige uitdagingen in deze geglobaliseerde wereld. We worden uitgenodigd om samen het beleid te inspireren. We kijken naar wat ons bindt. We kunnen een gemeenschappelijke agenda vaststellen. Om de dialoog te voeden is deze brochure een bron van informatie en inspiratie. Trias nodigt de betrokkenen uit niet aan de kant te blijven maar actief deel te nemen.
Steunt ondernemende mensen in het Zuiden
www.triasngo.be