E EN DR
AC H
T
M
AA
KT
M ACHT
T AI NF L’UNIO
LA
RCE FO
DGOS – Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking
© Novo Mundo
Voedselhulp Voedselzekerheid
Zijn er vandaag nog mensen die honger lijden? - - - -
Vandaag zijn er op onze planeet nog altijd 850 miljoen mensen die honger lijden en ondervoed zijn. Iedere dag sterven gemiddeld 25.000 mensen door honger of door hongergerelateerde ziekten. Honger en de gevolgen ervan eisen meer slachtoffers dan hiv/aids, malaria en tuberculose samen. De voedselvoorziening in de wereld wordt gekenmerkt door overvloed en niet door schaarste. De huidige voedselproductie in de wereld is voldoende om het dubbele van de wereldbevolking te voeden. Veranderende voedingsgewoonten in onder meer China en India, klimaatveranderingen, de stijgende productie van biobrandstoffen en de stijgende olieprijs leiden de laatste jaren tot stijgende voedselprijzen, wat een groeiend probleem is voor landen met een structureel tekort aan voedsel.
Waarom lijden mensen honger? Honger en armoede zijn nauw met elkaar verbonden in een vicieuze cirkel, waarin beide factoren elkaar negatief beïnvloeden. Honger is vooral een gevolg van een onvoldoende toegang tot productiefactoren (zoals vruchtbare grond, water, inkomen), van een ontoereikende gezondheidszorg en/of van een gebrek aan tijd of kennis die vereist is voor de correcte bereiding en opname van voedsel. Om het recht op voedsel te garanderen hebben de regeringen van bijna alle landen, waaronder België, zich er herhaaldelijk toe verbonden tegen 2015 het aantal mensen dat honger lijdt met de helft te verminderen, onder meer in de Millennium Ontwikkelingsdoelstellingen en in de Verklaring van de Wereldvoedseltop in Rome.
Hoe helpt België? In feite moet men voedselschaarste aanpakken met een waaier aan maatregelen, om alle fases die voorkomen tussen een crisissituatie en de langetermijnwerking (het zogenaamde continuüm), volledig te kunnen omvatten: d
ie nt e ev Pr
l hu
S
I IS R C
p
Vo
l se d e
ei rh e k lze
se
ed Vo
BO
F
e lp el hu r tu uw uc bo r st nd la
Deze idee wordt weerspiegeld in de organisatie van de Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking (DGOS) van de FOD Buitenlandse Zaken, die een cel voedselhulp en Belgisch Overlevingsfonds heeft en ook budgetten beheert rond landbouwprogramma’s. Jaarlijks besteedt DGOS ruim 20 miljoen euro aan voedselhulp en voedselzekerheidsacties en dit zal in de komende jaren verdubbelen. Maar België zorgt ook via andere kanalen voor een verbeterde voedselzekerheid. Zo geeft DGOS jaarlijks ongeveer 40 miljoen euro uit via het Belgisch Overlevingsfonds (BOF). Het BOF subsidieert programma’s die zich richten op de oorzaken van armoede en voedselonzekerheid. Tot slot geeft België ettelijke miljoenen uit via de structurele landbouwhulp (multilateraal/bilateraal/ngo-financiering). In deze brochure beperken we ons tot de fase die op het continuüm het dichtst bij de crisis aanleunt, met name «Voedselhulp»/«Voedselzekerheid via de budgetlijn voedselhulp».
© FAO
Voedselonzekerheid en voedselhulp Voedselonzekerheid kan te wijten zijn aan onvoldoende voedsel, te lage koopkracht, distributieproblemen of een onevenwichtig voedingspatroon binnen de gezinnen. Het budget voedselhulp heeft als doel de voedselzekerheid te verhogen. Er zijn drie categorieën projecten: - - -
Voedselhulp wordt verstrekt in onvoorspelbare crisissituaties die het gevolg zijn van natuurlijke of menselijke rampen. Gratis voedsel wordt uitgedeeld aan wie het zwaarst onder de voedselonzekerheid lijdt. Belangrijkste partner is hier het Wereldvoedselprogramma van de VN (WFP), maar ook het VN-agentschap voor de Palestijnse vluchtelingen (UNRWA) en de Belgische ngo’s; Voedselzekerheidsprojecten helpen de voedselproductie te verhogen door het herstellen van de landbouwproductiesystemen na een crisis en het uitdelen van zaden, meststoffen en klein landbouwmateriaal. Belangrijkste partner is hier de dienst noodoperaties van de voedsel- en landbouworganisatie van de VN, FAO (FAO/TC), die op zijn beurt samenwerkt met lokale ngo’s. Hiernaast zijn de Belgische ngo’s ook partners in deze projecten; Structurele voedselhulp ondersteunt het voedselzekerheidsbeleid van een partnerland. Deze soort hulp gebeurt meestal bilateraal, van staat tot staat. Maar ook via andere kanalen dan het budget voedselhulp wordt structureel geholpen. Zo verstrekken de Belgische Technische Coöperatie (BTC) en verschillende ngo’s de landbouwsector in ontwikkelingslanden, en verhogen ze zo de voedselzekerheid.
Ter ondersteuning van de voedselzekerheid en om in postcrisissituaties te helpen geeft België geld voor voedselhulp aan landen die een beroep doen op externe hulp om hun tijdelijke voedselschaarste te overwinnen. Dit programma omvat dus veel meer dan (nood)voedselhulp in de strikte zin van het woord. Voedselhulp wordt toegekend in de vorm van geldelijke giften en is volledig ongebonden. Het tijdperk dat België nog landbouwoverschotten of voedsel in natura naar ontwikkelingslanden stuurde is al lang voorbij. Voedselhulp is dus een gift in geld, waarbij de uitvoerende partnerorganisatie dit geld gebruikt om lokaal of regionaal voedsel aan te kopen. Niet alleen geven we op die manier voedsel dat aangepast is aan de eetgewoonten van de mensen, we vermijden ook dat lokale boeren en handelaars moeten concurreren met internationaal geleverde goederen. Wanneer het voedsel niet lokaal of regionaal beschikbaar is, wordt het vaak dan nog in andere ontwikkelingslanden aangekocht. Ook de aankoop van producten die ggo’s (genetisch gemodificeerde organismen) bevatten, is verboden. De geografische verdeling van de voedselhulp is geconcentreerd op Afrika (ongeveer 75%) en Latijns-Amerika, Azië en het Midden-Oosten (ongeveer 25%). De eerste begunstigden van de door België gefinancierde voedselhulp zijn de Democratische Republiek Congo, Burundi en West-Afrika. Maar ook bijvoorbeeld Palestina, Afghanistan en Sudan worden niet vergeten…
Voedselaankopen op Afrikaanse markten De rol van DGOS is niet beperkt tot de financiering van de projecten. Door de verhoogde jaarlijkse bijdrage aan het budget van de internationale humanitaire organisaties, heeft België meer inspraak in het beleid van zijn multilaterale partners. Zo pleitte DGOS bij het Wereldvoedselprogramma (WFP) voor de aankoop van voedsel op de lokale Afrikaanse markten, zodat ook de Afrikaanse economieën ervan kunnen profiteren. Het WFP koopt jaarlijks voor meer dan 800 miljoen dollar voedsel en is naast de grootste verdeler daarmee ook de grootste aankoper van voedsel ter wereld. Dankzij dit Belgische initiatief gesteund door Zweden werden in 2006 en opnieuw in 2008 in de schoot van het Wereldvoedselprogramma nieuwe richtlijnen gestemd ten gunste van de lokale voedselaankopen. Het WFP gaat meer personeel inzetten voor voedselaankopen in ontwikkelingslanden en zal nauwer samenwerken met FAO en IFAD, de voedsel- en landbouworganisaties van de VN. DGOS werkt ook nauwer samen rond deze politieke thema’s met de ngo-wereld, waaronder Vredeseilanden. DGOS financiert ook de versterking van lokale aankopen op het terrein via het WFP en Vredeseilanden.
© Novo Mundo
Wat het debat in de WTO (Wereldhandelsorganisatie) betreft, is de positie van DGOS dat voedselhulp overal ter wereld ongebonden en in cash zou moeten zijn. Nu zijn er nog landen die hun eigen voedseloverschotten dumpen in Afrika en zo hun eigen economie steunen. Sommige landen verkopen zelfs voedsel op de Afrikaanse markt, in concurrentie met de Afrikaanse boeren, om inkomsten te genereren voor andere projecten (monetised food aid). Net als bijna alle Europese landen geeft België echter zijn voedselhulp in gratis en in «ongebonden cash», waardoor hulporganisaties niet alleen het beste voedsel kunnen aankopen (voedsel dat begunstigden gewoon zijn om te eten), maar dit ook nog in de regio kunnen aankopen om de lokale/regionale economie te steunen. Meer info op www.dgos.be
© Novo Mundo
Het Wereldvoedselprogramma (wfp) Het WFP is binnen de Verenigde Naties de instantie die voedselhulp verstrekt en die de strijd aanbindt tegen honger in ontwikkelingslanden met ernstige voedseltekorten. Het WFP helpt slachtoffers van natuurrampen zoals de aardbeving in Pakistan, de tsunami, de overstromingen in Bangladesh en ontheemden, waaronder vluchtelingen en intern ontheemden, onder meer in Darfur, de Democratische Republiek Congo, enz. evenals de armen die honger lijden in de wereld, gevangen tussen armoede en ondervoeding. Het WFP is actief van Sub-Sahara Afrika en het Midden-Oosten tot Latijns-Amerika en Azië en de landen van de Stille Oceaan. De voedselhulp van het WFP bereikt zo’n 90 miljoen mensen in 80 landen. De jaarlijkse bijdrage van België aan het WFP bedraagt ongeveer 14 miljoen euro. Naast activiteiten van het WFP financiert België ook Junior Professional Officers (JPO’s) en dankzij de Belgische financiering kon het WFP zijn huidige werkzaamheden met betrekking tot lokale en regionale aankopen verder uitbreiden. Met de steun van de Belgische bevolking is het WFP in staat het verschil te maken, zoals blijkt uit deze verhalen:
© WFP
Mozambique Volgens de statistieken van UNAIDS ligt het sterftecijfer als gevolg van hiv/aids bij volwassenen in Mozambique tussen 13 en 20 procent. Het aantal aidswezen tussen 0 en 17 jaar wordt geschat op 510.000. Een van hen is de 19-jarige Florinda Rafael. De voorbije vijf jaar heeft zij meer en meer verantwoordelijkheid op zich genomen. Kort na haar veertiende verjaardag overleden haar beide ouders, na lange ziekteperiodes. Florinda bleef achter met twee jongere broers en drie jongere zussen. «Ik voelde me aan mijn lot overgelaten» herinnert zij zich, «en ik wist niet wat ik moest beginnen.» Ten einde raad zocht Florinda hulp in het nabijgelegen weeshuis Khanimambo, in een van de buitenwijken van de hoofdstad Maputo. «Khanimambo heeft onze levens gered,» vertelt ze. «Toen we hier aankwamen hadden we niets en deze mensen gaven ons eten, huishoudgerief en onderwijs.» Florinda was vast besloten het gezin samen te houden en bij Khanimambo kreeg ze de nodige steun. Khanimambo werd tijdens de burgeroorlog in Mozambique opgericht voor de opvang van de steeds groeiende groep wezen. De oorlog is nu voorbij, maar het aantal wezen – naar schatting 1,6 miljoen – blijft toenemen, vooral door de verwoestende impact van hiv/aids. Khanimambo verschaft voedsel, onderwijs en een beroepsopleiding aan 231 wezen en kwetsbare kinderen. De kinderen krijgen niet alleen les in de plaatselijke lagere school, maar kunnen in Khanimambo ook een opleiding volgen tot kleermaker, timmerman en kapper. Florinda en twee van haar zussen krijgen een kappersopleiding en zullen hun eigen kapsalon uitbaten.
Het WFP steunt Khanimambo met voedselhulp en verschaft bovendien gereedschap en benodigdheden voor de beroepsschool. Voedselhulp betekent meer dan het vullen van hongerige magen voor één dag – de steun van het WFP aan weeshuizen in Mozambique is een investering in de toekomst van het land. Voedsel verstrekken in een veilige en productieve omgeving zoals Khanimambo zorgt ervoor dat de meest kwetsbare kinderen blijven terugkomen en gebruik zullen maken van de onderwijskansen in plaats van verzeild te raken in risicogedrag zoals bedelen en prostitutie in de straten van Maputo. Belangrijker nog dan voedsel en onderwijs is de hoop die Khanimambo aan de kinderen geeft. «Ik ben van plan op een dag mijn eigen salon te openen en te runnen,» zegt Florinda zelfverzekerd. Met de vastberadenheid voor ogen die ze aan de dag heeft gelegd om haar broers en zussen op te voeden, is het makkelijk haar te geloven. In andere gevallen, waarin wezen door grote gezinnen worden opgevangen, zijn deze wezen vaak de laatsten die voedsel krijgen en de eersten die niet meer naar school kunnen gaan. Het resultaat: een steeds grotere groep van ondervoede en te weinig geschoolde jonge mensen. Het WFP gebruikt voedselhulp om op diverse manieren in hun toekomst te investeren. Zo kunnen (aids)weeskinderen opgevangen worden bij familieleden dankzij take home rations van het WFP. Dit zijn voedselpakketten die weeskinderen aan het opvanggezin geven, waardoor ze een bijkomende bron van inkomsten vormen, in plaats van een extra te voeden mond. Op die manier kunnen deze kinderen een warme thuis terugvinden, bij familie.
10
DR Congo Met de steun van de Belgische regering richt het WFP zich op de meest kwetsbare bevolkingsgroepen in DR Congo, een land dat al meer dan een decennium geteisterd wordt door het geweld van verschillende milities en waar tienduizenden mensen hun huizen moesten ontvluchten en in kampen of bij gastfamilies zijn terechtgekomen. Het ondervoedingspercentage bedraagt 10 tot 20 procent, en vele mensen eten slechts één maaltijd per dag. Door middel van algemene voedselbedelingen en gerichte programma’s verschaft het WFP levensreddende hulp aan de meest behoeftigen in Oost-Congo, waaronder ondervoede vrouwen en kinderen, evenals teruggekeerde emigranten die weinig of geen middelen hebben om een nieuw leven op te bouwen. «Dit voedsel is onze reddingslijn» zegt de 52-jarige Stephany, die met haar familie moest vluchten nadat vijf mannen op een nacht inbraken in haar huis en haar verkrachtten. Nu woont ze bij haar dochter en haar familie. Het voedsel dat ze van het WFP krijgt wordt verdeeld onder de 16 personen die in hetzelfde huis wonen. «Wanneer het opnieuw veilig wordt, gaan we terug naar onze boerderij en velden», zegt ze. «Maar nu is het zelfs overdag niet veilig. Er blijft trouwens toch niets over. De milities en het leger hebben de volledige oogst ingepikt».
© Wereldmediatheek / Tineke Merckx
11
Wil je meer weten over het WFP of wil je bijdragen tot het bestrijden van de hongersnood, dan vind je alle nuttige informatie op www.wfp.org. Je kunt ook gratis het educatieve videospel Food Force van het WFP downloaden. Dit spel werd specifiek ontwikkeld om kinderen van 8 tot 13 bewust te maken van de strijd tegen de honger in de wereld. Dit is het eerste humanitaire educatieve videospel rond het thema van de honger in de wereld en de inspanningen die nodig zijn voor de voedselvoorziening. Food Force kan gratis van het internet worden gedownload op www.food-force.com.
© Wereldmediatheek / Dirk Peeters
12
FAO/TCE Noodsituaties kunnen worden veroorzaakt door de natuur (orkanen, overstromingen of aardbevingen) of door de mens (civiele onlusten en oorlogen). Bij natuurrampen of in conflictsituaties is de landbouwbevolking in de ontwikkelingslanden vaak het meest kwetsbaar. Doorgaans zijn deze gemeenschappen voor hun voedselzekerheid en andere bestaansmiddelen vooral aangewezen op landbouw en op andere soortgelijke activiteiten. De steun van de VN-Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) is dan ook van cruciaal belang bij noodacties en bij de rehabilitatie van de landbouw, de veeteelt, de visserij, enz. In noodsituaties en na een natuurramp legt FAO de klemtoon op de bescherming en de rehabilitatie van de landbouw. FAO richt haar acties op het snelle heropstarten van de lokale voedselproductie opdat de begunstigden niet langer afhankelijk zijn van directe voedselhulp of elke andere vorm van hulp. Dankzij de nood- en rehabilitatieprogramma’s van FAO kunnen de kwetsbare gezinnen snel weer zelf in hun eigen behoeften voorzien, hebben ze geen noodhulp meer nodig en nemen ze geen riskante stappen zoals de verkoop van hun goederen, gedwongen migratie of zelfs prostitutie om hun voedselzekerheid veilig te stellen.
13
© FAO
14
Momenteel beschikt FAO over een budget van 500 miljoen USD voor nooden rehabilitatieprogramma’s in meer dan 40 landen en regio’s waar noodsituaties in de voedsel- en landbouwsector heersen. Met deze acties kunnen miljoenen kwetsbare boeren alsook hun gezinnen en gemeenschappen worden geholpen.
Burundi «Dankzij de input in de landbouw die FAO in het kader van een Belgische financiering leverde, ben ik erin geslaagd de traditionele productiemechanismen weer op gang te brengen nadat ik 10 jaar in het vluchtelingenkamp Mutabira in Tanzania had doorgebracht», aldus Mathias Bandyambona, een man van rond de vijftig. Landbouwer Mathias Bandyambona is met zijn vrouw en drie dochters teruggekeerd naar zijn grond van 60 are, waarvan 10 are in het waterrijke gebied liggen dat met de steun van FAO werd gerehabiliteerd. «Heel mijn familie was naar Tanzania gevlucht door de burgeroorlog waarin mijn twee oudste zonen zijn gesneuveld. In juni 2008 zijn we naar huis teruggekeerd naar ons bedrijf in de gemeente Gishubi/Gitega. In de terugkeerkit die het Hoog Commissariaat van de Verenigde Naties voor vluchtelingen (UNHCR) had samengesteld, zaten ook 20 gram groentezaad en 2 hakken, aangeboden door FAO.
© FAO
15
In afwachting van aanvullende hulp van FAO voor zaad voor voedingsgewassen, heb ik heel mijn familie ingezet bij het zaaien van het groentezaad en hebben we de twee hakken benut waarmee we zelfs bij de buren zijn gaan werken. Hierdoor konden wij sparen en het langer stellen met de levensmiddelen van het Wereldvoedselprogramma. Wat een vreugde om weer lenga lenga (amarant) te eten en kool, riepen mijn dochters blij uit. Ondanks de magere oogst van het eerste seizoen was het tweede landbouwseizoen zo goed dat mijn jongste dochter weer school kon lopen, en mijn inkomsten waren groot genoeg om een varken te kunnen kopen. Ik weet wel dat FAO al de kwetsbaren in alle gemeenten van het land helpt, maar met een klein duwtje meer in de rug zou ik het merendeel van mijn bestaansmiddelen kunnen terugkrijgen die ik had voor we zijn gevlucht.»
© Jan Vermeir
16
Pakistan De 18-jarige Mohammad Ehtisham is wees en gehandicapt. Zijn vader overleed drie jaar geleden en sindsdien zorgt hij samen met zijn moeder voor hun gezin van zes personen. Zij bezitten in totaal 0,3 hectaren grond, maar door een tekort aan mankracht in het gezin kunnen ze daarvan slechts 0,1 hectaren bewerken. Volgens de moeder van Mohammed werd hun grond voor het eerst sinds de dood van haar man opnieuw bewerkt, met steun van FAO. Zij verwacht voor de grond een productiestijging van 280 à 320 kg tot 400 à 600 kg. Volgens haar zijn de betere zaadkwaliteit en het gebruik van meststoffen de belangrijkste redenen voor de verwachte productiestijging. Ze merkt nog op dat ze altijd meststoffen hebben gebruikt, zij het uitsluitend ureummeststoffen, en in kleinere hoeveelheden. Nu hebben ze voor het eerst DAP gebruikt, waarvan de positieve resultaten merkbaar zijn.
© Wereldbank / Tomas Sennett
17
Vredeseilanden Als je genoeg te eten hebt, overleef je. Als je ook een inkomen hebt, lééf je. Duizenden boerenfamilies in het Zuiden kunnen slechts dromen van onderwijs, gezondheidszorg of een degelijk dak boven het hoofd. Vredeseilanden probeert hieraan iets te veranderen door partnerorganisaties in 13 landen te ondersteunen, waardoor familiale boeren en boerinnen lokaal zo sterk worden dat ze kunnen meespelen op de nationale en internationale markt.
Samen ijveren voor meer lokale aankopen
© Wereldmediatheek / Dirk Peeters
Vredeseilanden en de cel voedselhulp van DGOS werken samen om de economische positie van de boeren en boerinnen in de Congolese provincie Noord-Kivu verder te ontwikkelen. Samen zorgen ze ervoor dat deze boeren voedsel mogen leveren aan het Wereldvoedselprogramma van de VN. Muhindo Bunambo is een van deze fiere boeren: «De eerste bestelling maïsmeel is geleverd, een nieuwe bestelling voor bonen is onderweg.»
18
In de politiek bewogen regio Noord-Kivu hebben boeren een gebrek aan commerciële mogelijkheden voor hun landbouwactiviteiten. Temidden van het geweld waren ze immers twee keer slachtoffer. Eén keer omdat het militaire en sociale conflict hun levensstandaard naar een dieptepunt bracht, en een tweede keer omdat boeren en boerinnen hun producten nog moeilijk op de markt verkocht kregen.
© Béatrice Petit
19
Het lokaal aankopen van voedsel voor voedselhulp kan oplossingen bieden. Vredeseilanden heeft een bondgenoot in de cel voedselhulp van DGOS om deze lokale aankopen te realiseren in Noord-Kivu. DGOS liet een studie uitvoeren naar de aankoopmogelijkheden in de regio, en nam twee medewerkers van Vredeseilanden mee naar het hoofdkwartier van het Wereldvoedselprogramma in Rome om er de voordelen van lokale aankopen te bepleiten. «Nu het Wereldvoedselprogramma ook lokaal voedsel aankoopt, blijven we hier als boeren sociaal en economisch meetellen», zegt Muhindo Bunambo van de boerenorganisatie Coocenki, die de opslagplaats beheert waar de maïs en bonen worden samengebracht. «Een levering van 150 ton maïsmeel betekende een grote uitdaging op organisatorisch vlak. De maïs van vele kleine boeren in een opslagplaats krijgen is één ding, het malen tot maïsmeel een volgend obstakel. In de streek zijn nauwelijks goede en grote machines te vinden. Maar met hard werk zijn we erin geslaagd deze levering rond te krijgen. En nu ligt de volgende voor 300 ton bonen klaar.»
© Wereldmediatheek / Thierry Foubert
20
Het malen van de maïs is het grootste technische probleem. DGOS ging akkoord om steun te geven om dit probleem aan te pakken, en twee nieuwe maalderijen te financieren. Zo zal in de hele provincie de prijs voor het malen van maïs dalen, en bijgevolg ook de prijs op de lokale markt. Ook wordt de drainage van moerasgronden voorzien, en de aanleg van een aantal wegen ondersteund. Goede infrastructuur is nog steeds een groot probleem voor de boeren in Kivu, want zonder wegen is het niet mogelijk om hun producten naar de stad te voeren om ze te verkopen. Door de ontwikkeling van deze commerciële activiteiten hebben Muhindo en 700-tal andere boeren opnieuw een inkomen, en mogen ze weer dromen van een toekomst. Meer info op: www.vredeseilanden.be.
© Elien Spillebeen
21
© Wereldbank / Ray Witlin
22
Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking Dienst Communicatie Karmelietenstraat 15 1000 Brussel Tel.: +32 2 501 81 11 www.diplomatie.be www.dgos.be Verantwoordelijke uitgever: Dirk Achten, Karmelietenstraat 15, 1000 Brussel Wettelijk depot: 0218/2008/28 De gegevens in deze publicatie zijn louter informatief en zijn juridisch niet-bindend voor de FOD. Oktober 2008
23
www.diplomatie.be • www.dgos.be