Voedingsadvies bij diabetes mellitus
Voedingsadvies bij diabetes mellitus
Diëtetiek
1
Inleiding In deze folder vindt u informatie over de dieetadviezen bij diabetes mellitus, ook wel 'suikerziekte' genoemd. Van uw arts heeft u het advies gekregen om een diabetesdieet te gaan volgen. U zult dit makkelijker kunnen uitvoeren, als u weet waar het bij dit dieet om gaat. Als u vragen heeft over uw dieet dan kunt u telefonisch of per email contact opnemen met de afdeling diëtetiek. Telefonisch spreekuur op werkdagen van 9.00-9.30 uur.
Afdeling Diëtetiek Telefoon:
0591 - 69 12 57
Email:
[email protected]
2
Inhoudsopgave
Blz.
1. Diabetes mellitus
4
2. Spijsvertering van koolhydraat tot glucose
6
3. Dieet bij diabetes
8
4. Algemene voedingsinformatie
12
5. Bijzondere omstandigheden
19
3
1. Diabetes mellitus Wat is diabetes? Diabetes is een chronische aandoening waarbij het lichaam moeite heeft om de bloedsuikerspiegel in balans te houden. De bloedsuiker, oftewel ‘bloedglucose’, loopt te hoog op. Dat komt doordat het hormoon insuline, dat de bloedsuikerspiegel regelt, zijn werk niet meer goed kan doen. Insuline wordt in de alvleesklier (pancreas) gemaakt. De voeding levert verschillende voedingstoffen o.a. koolhydraten. Tijdens de spijsvertering worden de koolhydraten voor een groot gedeelte afgebroken tot glucose. Glucose wordt opgenomen in het bloed en het heet dan bloedglucose. Het hormoon insuline zorgt ervoor dat de glucose vanuit het bloed in de lichaamcellen opgenomen kan worden. In de cellen dient glucose als brandstof. Bij diabetes type 1 maakt de alvleesklier helemaal geen insuline meer aan. Bij diabetes type 2 maakt de alvleesklier steeds minder insuline aan en de lichaamcellen zijn vaak minder gevoelig geworden voor insuline. Een hoge bloedsuiker is op den duur schadelijk voor het hele lichaam. Daarom is een goede behandeling belangrijk. De behandeling van diabetes is erop gericht de hoeveelheid glucose in het bloed zo normaal mogelijk te laten zijn. Dat betekent dat uw insuline moet spuiten of dat u medicijnen moet gebruiken die de bloedsuiker verlagen.
4
Hoe ontstaat diabetes? Er zijn verschillende factoren die de aanzet kunnen geven tot het ontstaan van diabetes: • erfelijkheid • overgewicht • hoge leeftijd • lichamelijk of psychische stress (bijv. na een operatie of een periode van verdriet) • sommige medicijnen (bijv. Prednison) • antistoffen tegen de eigen alvleesklier • virusinfecties • zwangerschap Wat is een normale bloedglucose? Bloedglucosewaarden worden uitgedrukt in millimol per liter (mmol/l). Normaal liggen de bloedwaarden van glucose beneden de 5,6 mmol/l (nuchter geprikt) of 7,8 mmol/l (niet nuchter geprikt). U heeft diabetes als het bloedglucosegehalte boven de 6,1 mmol/l ligt (nuchter geprikt) en boven de 11 mmol/l (niet nuchter geprikt).
5
2. Spijsvertering; van koolhydraat tot glucose Hoe verloopt de spijsvertering In het maagdarmkanaal worden koolhydraten in de voeding afgebroken tot glucose in het bloed. Als reactie op glucose in het bloed, maakt de alvleesklier (pancreas) insuline. Wanneer er genoeg goede 'sleutelgaten' (=receptoren) op uw lichaamcellen aanwezig zijn, kan de door de alvleesklier gemaakte 'sleutel' (=insuline) de cellen openen. Hierdoor blijft uw glucosegehalte in het bloed op het juiste niveau. De lichaamcellen zorgen ervoor dat de glucose omgezet wordt in energie zodat u kunt lopen, denken, praten enzovoort. Bij mensen die geen diabetes hebben gebeurt bovenstaande "naar behoefte". Als er veel glucose in het bloed is, wordt er veel insuline afgegeven. Is er weinig glucose in het bloed dan wordt er weinig insuline afgegeven.
6
Wat gaat er anders bij diabetes? Bij mensen met diabetes wordt de insuline productie niet "naar behoefte" afgegeven. De alvleesklier maakt geen of te weinig insuline aan of de cellen zijn minder gevoelig voor insuline (met name bij overgewicht). Hierdoor kunnen er niet genoeg cellen worden geopend waardoor het glucosegehalte in het bloed te hoog wordt. Insuline spuiten en/of tabletten innemen is de enige manier om uw glucose weer te doen dalen.
7
3. Dieet bij diabetes Het diabetesdieet betekent een gewone gezonde voeding, aangepast naar de behoefte van iemand met diabetes. Dagelijks heeft u nodig: Leeftijd
19-50 jaar
51-70 jaar
70 jaar en ouder
Brood
6-7-sneetjes
5-6 sneetjes
4-5 sneetjes
Aardappelen of vervanging
4-5 aardappelen / 3-4 aardappelen / 2-4 aardappelen / opscheplepels opscheplepels opscheplepels
Groente
200 gram 4 opscheplepels
200 gram 4 opscheplepels
150 gram 3 opscheplepels
Fruit
2 porties 200 gram
2 porties 200 gram
2 porties 200 gram
Melk(producten)
450 ml
500-550 ml
650 ml
Kaas
1½ plak (30g)
1½ plak (30g)
1 plak (20g)
Vlees(waren), vis, kip, eieren, vleesvervangers
100-125 gram
100-125 gram
100-125 gram
Halvarine
30-35 gram 5 g/sneetje
30-35 gram 5 g/sneetje
20-25 gram 5 g/sneetje
Bak-/ braadproducten, olie
15 gram
15 gram
15 gram
1 eetlepel
1 eetlepel
1 eetlepel
Dranken (incl. melk)
1½ -2 liter
1½ -2 liter
1½ -2 liter
8
Belangrijkste aspecten van het diabetesdieet zijn: • Verdeel de voeding gelijkmatig over de dag. • Gebruik 3 hoofdmaaltijden per dag en zo nodig iets tussendoor. Een regelmatige verdeling van koolhydraten over de dag is van belang met het oog op een zo constant mogelijk bloedsuikergehalte, namelijk tussen de 4 en 8 mmol/l. • Sla geen maaltijden over • Beperking van het gebruik van (verzadigd) vet, zie hoofdstuk Voedingsinformatie • Maak ruim gebruik van voedingsvezel, zie hoofdstuk Voedinginformatie • Zorg voor voldoende variatie. De kans dat u alle voedingstoffen binnenkrijgt is dan het grootst. Daarnaast zijn de volgende leefstijlfactoren van belang: • Zorg voor een ‘goed’ lichaamsgewicht • Bij de behandeling van diabetes mellitus speelt het lichaamsgewicht een belangrijke rol. Bij overgewicht worden de lichaamscellen minder gevoelig voor insuline (insuline resistentie). Een daling van 5-10% van het lichaamsgewicht geeft vaak een daling van de bloedglucose, het cholesterolgehalte en van de bloeddruk. • Naast het lichaamsgewicht is ook de middelomtrek belangrijk. Te veel vet rond de middel verhoogt het risico op hart- en vaatziekten. • Lichaamsbeweging bevordert de opname van glucose uit het bloed in de lichaamscellen. Voldoende lichaamsbeweging betekent tenminste 5 x per week 30 minuten matig intensieve inspanning, bijv. lopen, fietsen, zwemmen. Extra lichaamsbeweging verhoogt het energieverbruik van het lichaam. • Niet roken. Roken vernauwt en beschadigt de bloedvaten. Ook kan de bloeddruk stijgen. • Voorkom stress; stress beïnvloedt de bloedglucosewaarde. Meestal wordt deze hoger. 9
Een goed gewicht Ieder mens verschilt in lichaamsbouw, wat onder meer bepaald wordt door erfelijke factoren, lichamelijke activiteit en geslacht. Met behulp van onderstaande tabel kunt u aflezen in welke marges uw gezonde gewicht valt.
Werkwijze 1. Zoek uw lengte in de linkerlijn. Zet daarbij een punt. 2. Zoek uw lichaamsgewicht op de middelste lijn. Zet daar ook een punt. 3. Verbind beide punten met een liniaal en trek een streep zoals in het voorbeeld gebeurd. 4. Lees op de rechterlijn af hoe u uw lichaamgewicht kunt beoordelen. 10
Naast het lichaamsgewicht is ook de middelomtrek van belang (meten tussen onderste rib en bekkenbot, ongeveer ter hoogte van de navel).
Voor vrouwen geldt:
Voor mannen geldt:
< 80 cm
< 94 cm
goed
goed
80-88 cm niet meer aankomen
94-102 cm niet meer aankomen
> 88 cm
> 102 cm
probeer af te vallen
probeer af te vallen
11
4. Algemene voedingsinformatie Hieronder ziet u de Schijf van Vijf. In de Schijf van Vijf staan de groepen voedingsmiddelen die samen de basis vormen voor een gezonde voeding. U eet gevarieerd als u dagelijks en bij iedere maaltijd iets eet uit ieder vak. De producten die in de afbeelding zijn weergegeven, staan symbool voor de productgroepen. Zo staat het stukje rundvlees symbool voor de hele productgroep vlees.
Vak 1 brood, aardappelen, rijst, macaroni, peulvruchten Vak 2 groenten en fruit. Vak 3 melk, melkproducten, kaas, vlees, vleesvervangers, vleeswaren, kip en ei. Vak 4 margarine, halvarine en olie. Vak 5 water en andere dranken. Adviezen Bij de Schijf van Vijf horen vijf belangrijke spelregels: • Eet gevarieerd. • Eet niet te veel en beweeg. • Eet minder verzadigd vet. • Eet veel groente, fruit en brood. • Ga veilig met voedsel om.
12
Voedingsstoffen Voeding is opgebouwd uit: koolhydraten, eiwitten, vetten, voedingsvezels, vitamines, mineralen en water. Hieronder worden de verschillende voedingstoffen kort toegelicht.
Koolhydraten Koolhydraten zijn een belangrijke energiebron voor het lichaam. Koolhydraten worden omgezet in glucose. Koolhydraten is een verzamelnaam voor: • Zetmeel; bijvoorbeeld in brood, beschuit, aardappelen, rijst, peulvruchten en deegwaren zoals macaroni, spaghetti en lasagne en bindmiddelen zoals, bloem en maïzena. • Melksuiker (lactose); bijvoorbeeld in melk, karnemelk, yoghurt, vla, pap en kwark. • Vruchtensuiker (fructose); bijvoorbeeld in fruit en vruchtensappen maar ook in vruchtenmoes. • Suiker (saccharose); zoals in kristalsuiker, basterdsuiker, rietsuiker en kandij. Dit wordt door de fabrikant of consument zelf aan de voeding toegevoegd vanwege de zoete smaak of de conserverende werking in snoep, koekjes, zoet beleg en frisdrank. Suiker en suikerbevattende voedingsmiddelen kunnen worden ingepast in uw voeding.
13
Eiwitten Eiwit is een belangrijke voedingsstof: het is de bouwsteen voor al onze lichaamscellen. Door natuurlijke slijtage moeten dagelijks vele lichaamscellen vervangen worden. Ze zijn nodig om verschillende processen in ons lichaam goed te laten verlopen. De belangrijkste leveranciers van eiwitten zijn: • vlees, vis, kip en ei • melk en melkproducten • brood en graanproducten • peulvruchten, sojaproducten en noten Vetten Vet is een bron van energie, vitamine A, D en E en essentiële vetzuren. Om de kans op hart- en vaatziekten te verlagen, is het van belang te kiezen voor producten met zo min mogelijk verzadigd vet en geen of weinig transvet. Verzadigd vet verhoogt het cholesterolgehalte in het bloed, vooral van het ''slechte'' LDL-cholesterol, en vergroot daarmee de kans op harten vaatziekten. Onverzadigd vet verlaagt juist het cholesterolgehalte, vooral van het ''slechte'' LDL-cholesterol. Transvet, een onverzadigd vet met een afwijkende structuur, vormt hierop een uitzondering: het heeft een nog sterker ongunstig effect op het ''slechte'' LDL-cholesterolgehalte dan verzadigd vet. Hoe hoger het cholesterolgehalte van het bloed, hoe groter de kans op atherosclerose (vernauwing van de bloedvaten). Zo neemt de kans op afsluiting door bloedstolsels en trombose toe en kan een hartinfarct of herseninfarct ontstaan. Bij diabetes is de kans op het krijgen van hart- en vaataandoeningen verhoogd, daarom is het belangrijk te letten op de vetten.
Verzadigd vet= Verkeerd Onverzadigd vet = Ok
14
Voedingsmiddelen rijk aan onverzadigde vetzuren zijn: • alle soorten olie met uitzondering van palm(pit)olie en kokosolie • broodsmeersels, halvarine en margarine met minder dan 16 gram verzadigd vet per 100 gram • bak- en braadproducten uit een flesje of kuipje • vette vis (gebruik 1-2 keer per week vis, waarvan 1 keer per week vette vis zoals makreel, zalm, haring (nb. bevat veel natrium) • noten en pinda's • linolzuur (of omega-6 vetzuur) en linoleenzuur (of omega-3 vetzuur) zijn voorbeelden van onverzadigd vet Voedingsmiddelen die veel verzadigde vetzuren bevatten: • producten op basis van dierlijke vetten zoals, roomboter, (vol)vette kaas, volle melk en melkproducten en vet(te) vlees(waren). • harde margarinesoorten, harde bak- en braadproducten • kokosvet, kokosolie • palmolie, palmpitolie • koekjes, gebak, chocolade en chips • koffiecreamer Cholesterol Cholesterol is een vetachtige stof en is een bouwstof voor lichaamcellen en hormonen. De lever produceert het grootste gedeelte van het cholesterol in ons lichaam en een deel komt uit onze voeding. Beperk het gebruik van cholesterolrijke producten: • eidooiers, maximaal 3 per week • orgaanvlees, zoals lever, nier, hersenen, zwezerik (niet vaker dan eenmaal per twee weken) • hom, kuit, garnalen en paling (niet vaker dan eenmaal per twee weken)
15
Voedingsvezels Vezels zijn plantaardige stoffen die mensen niet kunnen verteren in de dunne darm, en niet door het lichaam kunnen worden opgenomen. In de dikke darm zijn ze wel belangrijk voor een goede darmwerking. Voedingsvezels kunnen de bloedglucosewaarde en het cholesterolgehalte positief beïnvloeden. Het is aan te raden voeding te gebruiken, die rijk is aan voedingsvezels. Producten die veel voedingsvezel bevatten: • volkorenproducten zoals volkorenbrood en roggebrood • grove graanproducten zoals havermout en muesli • zilvervliesrijst • peulvruchten • groenten en fruit • noten Vitamines en mineralen spelen een rol bij allerlei processen in het lichaam. Door gevarieerd te eten kan voorkomen worden dat er tekorten ontstaan aan bepaalde vitamines en mineralen. Natrium Aan het eten wordt vaak zout toegevoegd. Dit wordt gedaan voor de smaak, als conserveermiddel of om de structuur van het product te verbeteren. In ons eten zit veel meer zout dan goed voor ons is. Het advies is om niet meer dan 5 à 6 gram zout per dag binnen te krijgen. Zout bevat natrium. Teveel natrium kan de bloeddruk doen stijgen, waardoor deze te hoog kan worden. Daarmee wordt het risico op hart- en vaatziekten groter. Het is dus belangrijk om minder zout te gebruiken. Dit kan bereikt worden door zelf geen/weinig zout aan het eten toe te voegen. Let ook op 'verborgen' zout in kant- en klaarproducten. Tenslotte is het aan te raden om minder zoute producten te gebruiken.
16
Water Uw lichaam heeft elke dag vocht nodig om vochtverliezen zoals via urine en zweet, aan te vullen. Voldoende vocht is nodig voor het regelen van de lichaamstemperatuur. Door zweten raakt uw lichaam overtollige warmte kwijt. Vocht is nodig voor het transport van voedingsstoffen in het bloed en het afvoeren van afvalstoffen met de urine. Vocht helpt ook bij de opname van voedingsstoffen in de darm. Gebruik per dag 1.5- 2 liter vocht (dit is circa 12-16 kopjes) tenzij uw arts of diëtist anders adviseert. Alcohol Algemeen geldt: gebruik niet meer dan 1-2 alcoholische dranken per dag en bij voorkeur niet elke dag. Alcohol kan het bloedglucosegehalte doen dalen. Het is daarom aan te raden alcoholische dranken te gebruiken bij de maaltijd of bij het drankje iets te eten waar koolhydraten in voorkomen. Overleg met uw arts of alcohol is toegestaan (i.v.m. medicatie). Zoetstoffen Ter vervanging van de zoete smaak van suiker zijn er diverse zoetstoffen. Globaal zijn de zoetstoffen in te delen in drie groepen: Groep 1: kunstmatige intensieve zoetstoffen. Voorbeelden hiervan zijn: aspartaam, acesulfaam, cyclamaat en sacharine. Deze zoetstoffen leveren geen of weinig energie. Aangezien deze stoffen een zeer sterke zoetkracht hebben, is er weinig van nodig om een zoete smaak te verkrijgen. Deze zoetstoffen zijn te verkrijgen in poeder- en tabletvorm, en in vloeibare vorm. • Poeder Voor gebruik in koffie, thee, vla, pap, yoghurt, fruit. Bestand tegen verhitting, echter pas op het laatste moment toevoegen. Bestand tegen invriezen.
17
• Tabletten Voor gebruik in koffie, thee en hete dranken. • Vloeibaar Voor gebruik in koude dranken, vruchtensappen, vla, pap en yoghurt. Na het koken de druppels pas toevoegen. Voor volwassen geldt maximaal 1 liter per dag (ongeveer 4 frisdrankglazen). Groep 2: polyolen. Voorbeelden hiervan zijn: sorbitol, maltitol, isomalt, mannitol, lactitol en xylitol. Deze stoffen leveren gemiddeld evenveel energie als suiker. Aangezien deze stoffen een licht laxerend effect kunnen hebben, is slechts een beperkt gebruik aan te raden. Groep 3: fructose. Fructose (vruchtensuiker) levert evenveel energie (calorieën) als gewone suiker. Fructose is ook een koolhydraat, en moet dus net als suiker als koolhydraat meeberekend worden in uw voeding (bijvoorbeeld 5 gram fructose = 5 gram koolhydraten). Fructose heeft net als de andere koolhydraten invloed op het bloedglucosegehalte. Andere zoetstoffen die ook invloed hebben op bloedglucose en evenveel energie leveren als suiker zijn o.a. glucose, druivensuiker, invertsuiker, maltose of moutsuiker en malto-dextrine. Stevia is een natuurlijke zoetstof die komt van de stevia-plant. Het is 200 keer zoeter dan suiker. Het levert geen energie en heeft geen invloed op de bloedglucose. De zoetstoffen uit groep 1 (de kunstmatige intensieve zoetstoffen) en groep 2 (de polyolen) zijn geen koolhydraten en hebben dus geen invloed op het bloedglucose-gehalte.
18
5. Bijzondere omstandigheden bij diabetes Met behulp van insuline en/of tabletten wordt het glucosegehalte in het bloed (bloedsuiker) op een juist peil gehouden: tussen 4 en 8 mmol/l. De hoeveelheid insuline die u moet spuiten is afgestemd op uw persoonlijke behoefte. Dit houdt in dat er onder andere rekening is gehouden met de hoeveelheid koolhydraten in uw voeding en met de mate van uw lichamelijke activiteiten. Hypoglycaemie Wanneer het glucosegehalte in het bloed lager is dan 4 mmol/l, spreken we van een hypoglycaemie, kortweg hypo genoemd. Een hypo kan ontstaan wanneer u teveel insuline spuit, te weinig koolhydraten eet, alcohol nuttigt of plotseling meer lichamelijke activiteit verricht dan gebruikelijk.
Verschijnselen die hierbij kunnen optreden zijn: duizeligheid, zweten, beven, vermoeidheid en een hongerig gevoel
19
Wat te doen bij een hypo? Bij een hypo is het belangrijk om: • 20 gram snelwerkende koolhydraten te nemen die relatief snel als glucose worden opgenomen in het bloed, bijvoorbeeld: - 5-6 tabletten druivensuiker (bijv Dextro-energy) of - 4 suikerklontjes of - 1 glas limonade van ± 30 ml siroop (2 vingers dik) of - 1 glas frisdrank met suiker • Vervolgens na 15 minuten het glucosegehalte in het bloed opnieuw bepalen; is het dan nog < 4 mol/l, dan nogmaals 20 gram snelwerkende koolhydraten nemen. • Wanneer de eerstvolgende maaltijd nog enige tijd op zich laten wachten (meer dan 1 uur) na het optreden van een hypo dan iets extra’s eten van ongeveer 15 gram koolhydraten, bijvoorbeeld: - 1 snee brood, besmeerd en hartig beleg of - 2 volkoren biscuits of - 1 portie fruit of - 1 glas ongezoete vruchtensap of - 1 plakje koek of - 1-2 sultana’s Indien een hypo regelmatig voorkomt, is het aan te raden contact op te nemen met uw internist of diabetesverpleegkundige voor bijstelling van de insulinedosering.
20
Hyperglycaemie Wanneer het glucosegehalte in het bloed te hoger is dan normaal, spreken we van een hyperglycaemie, ook wel hyper genoemd (meer dan 10 mmol/l). Een hyper kan ontstaan wanneer u te weinig insuline spuit, meer eet dan in uw dieetadvies is aangeraden, minder lichaamsbeweging heeft dan gebruikelijk of ten gevolge van stress of ziekte.
Verschijnselen die hierbij kunnen optreden zijn: droge tong, erge dorst, vaak plassen en moeheid. Wat te doen bij een hyper? In principe kunt u weinig doen aan een hyper: de glucose zit immers al in het bloed. Door extra water te drinken en door extra activiteiten te gaan verrichten (bijvoorbeeld fietsen of wandelen, indien mogelijk en toegestaan) zal het bloedglucosegehalte dalen. Als het bloedglucosegehalte bij type I diabetes >17 mmol/l is, is lichamelijke activiteit af te raden, omdat het bloedglucosegehalte dan nog verder kan stijgen. Indien een hyper regelmatig voorkomt, is het aan te raden contact op te nemen met uw internist of diabetesverpleegkundige voor bijstelling van de insulinedosering.
21
Ziekte en koorts Ziek zijn gaat vaak gepaard met minder eetlust. Als gewoon eten niet lukt, probeer dan de benodigde koolhydraten te gebruiken in vloeibare vorm. Kies in plaats van brood bijvoorbeeld pap, vla of vruchtensap. Probeer in ieder geval voldoende vocht te gebruiken, minimaal 1,5 liter per dag. Bij braken, diarree of koorts moet de hoeveelheid vocht nog groter zijn. Bij ziekte moet u de voorgeschreven hoeveelheid insuline wel blijven gebruiken. Meestal werkt de insuline minder goed en kan de diabetes plotseling ontregelen. Het is belangrijk de bloedglucose te bepalen, indien mogelijk tenminste 4 keer per dag. Bij braken en hoge bloedglucose – altijd bellen! Neem contact op met uw arts of diabetesverpleegkundige. Vakantie Tijdens vakanties dient u het voedingsadvies zoveel mogelijk te blijven volgen, zonodig aangepast aan extra lichamelijke activiteit (bijvoorbeeld een lange wandeling). Indien het leef-ritme op vakanties sterk afwijkt van het dagelijks ritme (bijvoorbeeld een fietsvakantie, een lange vliegreis met veel tijdsverschil, ’s nachts reizen), is het aan te raden om van te voren contact op te nemen met uw diëtist en diabetesverpleegkundige. Uw voeding en/of insulinedosering zal zonodig worden aangepast.
22
23
Telefonisch spreekuur: op werkdagen van 09.00-9.30 uur Tel. 0591 - 69 12 57 24
MA 1796 11-12-v1 H
Scheper Ziekenhuis Afdeling Diëtetiek Boermarkeweg 60 7824 AA Emmen