VNG HANDREIKING
De openbare bibliotheek in het digitale tijdperk
VNG Handreiking
De openbare bibliotheek in het digitale tijdperk
Colofon Samenstelling Uitgebracht in opdracht van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten Tekst J. Jawad (VNG) en B. van Mil (Kwink Groep) Eindredactie J. Jawad (VNG) Vormgeving en opmaak Chris Koning (VNG) April 2012 Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) Postbus 30435 2500 GK Den Haag www.vng.nl © Vereniging van Nederlandse Gemeenten, Den Haag, 2012
Inhoud Samenvatting
7
1. Aanleiding
13
1.1. Leeswijzer
14
2. De digitalisering van de bibliotheek: de aanpak van de branche en de overheden
15
2.1. Digitalisering en de gevolgen voor de openbare bibliotheek 15 2.1.1. Waarom nog een bibliotheek in het digitale tijdperk? 17 2.2. De strategie van de bibliotheekbranche
18
2.2.1. Bibliotheek.nl: uitvoeringsorganisatie van én voor lokale bibliotheken 2.3. Vigerende wetgeving en bestuurlijke afspraken
20 20
2.3.1. Bestaande wetgeving, richtlijnen en normen
20
2.3.2. Bibliotheekcharter 2010-2012
22
2.4. De voorgenomen actualisering van de bibliotheekwetgeving 23 2.4.1. De hoofdlijnenbrief van OCW
23
2.4.2. Planning en uitwerking van de wetgeving
28
3. De digitale bibliotheek: inhoud, invoering en voordelen 3.1. Inleiding
33 33
3.2. De digitale infrastructuur en de aansluiting van bibliotheken in 2012
33
3.3. Het wenkende perspectief voor bibliotheekleden en andere gebruikers
34
3.4. Het wenkende perspectief voor lokale bibliotheken
39
3.5. Het wenkende perspectief voor gemeenten
43
4. De verhouding tussen de digitale bibliotheek en de fysieke, lokale bibliotheek
49
4.1. Inleiding
49
4.2. Naar een geïntegreerd bibliotheekstelsel
49
4.3. Verlegging van accenten op de invulling van de 5 functies 4.4. De bibliotheek als organisatie
51 59
4.5. De huisvesting van de bibliotheek
59
4.6. Conclusie
60
5. De opdracht van de gemeente aan de bibliotheek en fasering daarin
63
5.1. Lokaal nu keuzes maken
63
5.2. Bredere context: lokale transformatiestrategieën
65
5.3. Sturen op aansluiting op Bibliotheek.nl
65
5.4. Sturen op optimalisering van de digitalisering
68
5.5. Dialoog en draagvlak
70
5.6. Financiële kwesties
71
Bijlage 1. De digitale transformatie
76
Bijlage 2. Inzet & Kosten Implementatie Landelijke Digitale Infrastructuur van Bibliotheek.nl
83
Samenvatting De openbare bibliotheek blijft relevant in het digitale tijdperk Er voltrekt zich momenteel een transformatie van het lezen en werken met papier naar het gebruik van het beeldscherm als het primaire leesen schrijfmedium. Op het internet is een grote hoeveelheid informatie en literatuur te vinden. Het gebruik van de op de uitleen en raadpleging van papieren boeken gebaseerde bibliotheek daalt onder invloed van de digitale ontwikkeling. Toch blijft de bibliotheek als maatschappelijke organisatie in het digitale tijdperk relevant. Veel online informatie is gekleurd door commerciële doelstellingen of alleen tegen betaling van commerciële tarieven toegankelijk. Voor de bibliotheek blijft een rol weggelegd als onafhankelijke en betrouwbare intermediair, die informatie en literatuur toegankelijk maakt voor álle burgers. Om relevant te blijven in de toekomst moet de bibliotheek zich vernieuwen, aanwezig zijn in het digitale domein en aansluiting vinden bij de digitale media. Door beschikbaarstelling van een digitale collectie tegen een gering bedrag wordt de bibliotheek niet alleen aantrekkelijker voor bestaande leden, maar ook interessant voor diegenen die geen
7
lid (meer) meer zijn. Sinds 2009 werkt de bibliotheekbranche aan totstandkoming van een digitale bibliotheek.
In 2012 worden alle bibliotheken aangesloten op de digitale infrastructuur In opdracht van het ministerie van OCW (via het Sectorinstituut Openbare Bibliotheken) en de Vereniging van Openbare Bibliotheken (VOB) bouwt en onderhoudt de Stichting Bibliotheek.nl een infrastructuur voor de digitale bibliotheek. Eind 2012 zullen alle bibliotheken hierop aangesloten zijn. Onderdelen van de digitale infrastructuur zijn onder meer een gezamenlijke website-infrastructuur, een Nationale Bibliotheek Catalogus die toegang verschaft tot ‘Collectie Nederland’ en een Datawarehouse waarin gegevens zullen worden opgenomen ten behoeve van aansturing, marketing, onderzoek en benchmarking. Deze innovaties brengen voordelen met zich mee voor de gebruiker, de bibliotheek en de gemeente. De dienstverlening aan scholen zal worden verbeterd. Door de krachtenbundeling is de aanpak efficiënt en kostenbesparend. Door de aansluiting op de infrastructuur wordt het mogelijk om e-books aan leden van de bibliotheek uit te lenen. Onlangs hebben de uitgevers en de bibliotheekbranche overeenstemming kunnen bereiken over de beschikbaarstelling van e-books aan bibliotheken voor uitlening. Het is de bedoeling dat een flink aanbod aan algemene literatuur op de korte termijn beschikbaar komt (gefinancierd vanuit het bestaande VOB inkoopbudget van € 3 miljoen). Naar verwachting zullen vanaf medio 2012 e-books uitgeleend kunnen worden.
Het Rijk wordt verantwoordelijk voor de digitale bibliotheek De bibliotheekwetgeving zal naar aanleiding van de digitale bibliotheek worden geactualiseerd. De staatssecretaris van OCW heeft in een brief van 7 december 2011 aan de Tweede Kamer zijn visie op het bibliotheekbestel uiteengezet. Daarin wordt een fysieke en een digitale component van de openbare bibliotheek onderscheiden. De verdeling van de verantwoordelijkheden over de bestuurslagen wordt de volgende: • De gemeenten blijven verantwoordelijk voor de lokale, fysieke bibliotheek. Er zal geen verandering komen in het bevorderings karakter van deze taak, zoals thans vastgelegd in de Wet op het specifieke cultuurbeleid. 8
• De provincies zullen geen rol spelen in de digitale bibliotheek. Zij blijven verantwoordelijk voor de ondersteuning van de fysieke bibliotheek. • Het Rijk wordt verantwoordelijk voor de digitale bibliotheek, waarin naast de openbare bibliotheken o.a. de Koninklijke Bibliotheek betrokken zal worden. Het Rijk wordt verantwoordelijk voor de subsidiëring van de infrastructuur van de digitale bibliotheek (inclusief de servicekosten) én de inkoop van digitale content (e-books, digitale muziek, dagbladen, tijdschriften, audiovisuele dragers). De subsidiëring van de inkoop is nu nog een lokale verantwoordelijkheid die gefinancierd wordt door omslaggelden van de VOB over de lokale bibliotheken. De centralisering maakt een efficiënte inkoop mogelijk. TNO verwacht dat de media-uitgaven in 2016 zullen dalen met circa 5-7%.
Uitname gemeentefonds in verband met de centrale subsidiering van inkoop van e-content per 1-1-2014 Tegen de achtergrond van de centralisatie zijn VNG, OCW en BZK overeengekomen dat een uitname uit het gemeentefonds zal plaatsvinden. Over de hoogte van dit bedrag en het groeipad daar naartoe in de tijd moeten nog afspraken worden gemaakt. De uitname zal rekening houden met de verschuiving van fysieke naar digitale content. De uitname zal niet eerder dan in 1-1-2014 aan de orde zijn, de datum waarop de nieuwe wetgeving volgens planning van kracht zal worden. De uitname kan te zijner tijd door de gemeente worden doorberekend in de subsidie aan de lokale bibliotheek.
Landelijke digitale en lokale fysieke bibliotheek geïntegreerd Een belangrijke vraag is hoe de digitale bibliotheek en de lokale, fysieke bibliotheek zich tot elkaar gaan verhouden. Zij vullen elkaar aan en versterken elkaar. De gebruiker zal op verschillende manieren toegang tot de bibliotheek zoeken en daarbij geen onderscheid willen maken tussen de digitale en de fysieke bibliotheek. Nodig is de landelijk digitale en de lokale fysieke bibliotheken nauw met elkaar te verbinden in een samenhangend stelsel. Voor de herkenbaarheid is nodig dat de bibliotheken zich als één maatschappelijke organisatie naar buiten toe presenteren. Door de branche is geïnvesteerd in één beeldmerk voor alle bibliotheken. De backofficesamenwerking zal geïntensiveerd worden.
9
De samenwerking op landelijk niveau gaat hand in hand met lokaal maatwerk.
Fysieke bibliotheek als centrum voor (persoonlijke) ontwikkeling Door de digitale ontwikkeling treedt een verschuiving op in de invulling van de functies van de lokale fysieke bibliotheek. De bibliotheek zal in de toekomst een organisatie zijn die sterker leunt op een advies- en gidstaak dan op de uitleentaak. De bibliotheek ondersteunt (persoonlijke) ontwikkeling en educatie door studiefaciliteiten te bieden. Ze fungeert als lokaal kenniscentrum voor leesbevordering, bestrijding van laaggeletterdheid en mediawijsheid. Hoewel de uitleen in toenemende mate digitaal zal plaatsvinden en de bibliotheek daarop ondersteuning biedt, blijft de uitlening en raadpleging van de fysieke collectie voorlopig nog van belang. In de toekomst zal het bibliotheekwerk steeds vaker decentraal gestalte krijgen, dichtbij onderwijsinstellingen en andere partners, als onderdeel van de reguliere dienstverlening. Het gebouw wordt belangrijker als plek om te leren en studeren, te ontmoeten en (cultureel) geïnspireerd te worden. Met name in middelgrote en grote gemeenten zal de bibliotheek haar aantrekkingskracht moeten ontlenen aan een boeiende interactieve presentatie en een cultureel aanbod.
Aansturing door de gemeente en fasering Op de korte termijn (2012-2013) is van belang dat de gemeente de lokale bibliotheek aanstuurt op aansluiting op Bibliotheek.nl. De kosten van de aansluiting hebben betrekking op de koppeling van het bibliotheeksysteem aan de digitale infrastructuur. De bibliotheken hebben van OCW een tegemoetkoming in de kosten ten bedrage van € 37.000 ontvangen. Het vervangen van bestaande applicaties door de landelijke diensten zal kosten besparen. Hoe groot de kosten en besparingen zijn is afhankelijk van de uitgangssituatie. Het verdient aanbeveling een projectplan voor de aansluiting te maken als dat nog niet is gebeurd. Als de bibliotheek een grote papieren collectie blijft aanhouden, zullen dubbele kosten worden gemaakt. Het geheel vervangen van de papieren collectie door een digitaal aanbod is niet realistisch; wel kan het gebruik van het papieren boek zoveel als mogelijk worden teruggedrongen door substitutie. Gebruikers kunnen gestimuleerd worden te kiezen voor 10
e-content door de fysieke collectie te beperken tot die titels waarvoor geen digitaal alternatief bestaat of die voor speciale doelgroepen zijn bestemd, die moeilijk tot digitaal lezen in staat zijn. Bij de overgang naar het gebruik van digitale content is het van belang gebruikers met advies en voorlichting te ondersteunen. Momenteel is de collectie van e-books nog te klein en is het gebruik van digitale leesapparaten nog onvoldoende. Naar verwachting zal dat in een periode van een jaar of vier veranderen. Het is van belang nu al de lokale beleidsuitgangspunten vast te stellen zodat de lokale bibliotheek zich kan voorbereiden op de nabije toekomst.
11
12
1. Aanleiding ‘Het ontstaan van de digitale bibliotheek heeft consequenties voor de fysieke bibliotheek. Gemeenten kunnen daarop eigen beleid voeren.’ (brief staatssecretaris van OCW 11 december 2011) De digitale bibliotheek komt eraan. De stichting Bibliotheek.nl bouwt in opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), het Sectorinstituut Openbare Bibliotheken (SIOB) en de Vereniging Openbare Bibliotheken (VOB) een landelijke digitale bibliotheek. Eind 2012 moeten alle bibliotheken zijn aangesloten. De komst van de digitale bibliotheek roept veel vragen op bij gemeenten over de gevolgen voor de lokale bibliotheek. Wat gaat de komst van de digitale bibliotheek inhoudelijk betekenen voor de lokale bibliotheek? Maakt de landelijke digitale bibliotheek de lokale fysieke bibliotheek overbodig? Hoe verhoudt de lokale bibliotheek zich tot de digitale bibliotheek? Wat betekent deze ontwikkeling voor de opdracht aan de gemeente aan de lokale fysieke bibliotheek en welke besparingen en kosten zijn er te voorzien? De staatssecretaris van OCW bereidt een wijziging van de bibliotheekwetgeving per 2014 voor, mede om de landelijke
13
verantwoordelijkheid voor de digitale bibliotheek vast te leggen. Tegen de achtergrond van de voorgenomen centralisatie van de subsidiëring van de inkoop van digitale content (e-books, muziek, dagbladen, tijdschriften en audiovisuele dragers) hebben OCW en VNG in principe afgesproken dat een uitname uit het gemeentefonds zal plaatsvinden. Wanneer vindt dat plaats, hoe hoog is het uit te nemen bedrag en hoe moet lokaal daarmee worden omgegaan? Om deze vragen te beantwoorden, de ontwikkelingen inzichtelijk te maken en advies te geven voor de praktijk heeft de VNG deze handreiking voor gemeenten opgesteld. Deze handreiking vormt een aanvulling op de handreikingen die eerder door de VNG zijn ontwikkeld, waaronder de in april 2011 uitgebrachte Subsidiebeleid Openbare bibliotheken: een handreiking voor gemeenten. Dit laatstgenoemde document vormt een ondersteuning voor gemeenten bij de herijking van het lokaal bibliotheekbeleid tegen de achtergrond van de actuele bezuinigingsnoodzaak. De publicatie is te vinden op het VNG-net.1
1.1. Leeswijzer De opbouw van deze handreiking is als volgt. In het volgende hoofdstuk wordt ingegaan op het beleid van de bibliotheekbranche om aansluiting te krijgen op de digitalisering, het beleid van de overheden en de aangekondigde actualisering van de bibliotheekwetgeving. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de aanpak van de digitalisering door de stichting Bibliotheek.nl en de voordelen daarvan voor de gebruiker, de bibliotheek en de gemeente. In hoofdstuk 4 komen de gevolgen van de komst van de digitale bibliotheek voor de lokale fysieke bibliotheek aan de orde. Tot slot wordt in hoofdstuk 5 ingegaan op de opdracht van de gemeente aan de bibliotheek op de korte en de middellange termijn.
1 www.vng.nl/Documenten/Extranet/Cultuur/Bibliohteekwerk/20110421_JJ_handreiking_subsidiebeleid_openbare_ bibliotheken.pdf
14
2. De digitalisering van de bibliotheek: de aanpak van de branche en de overheden 2.1. Digitalisering en de gevolgen voor de openbare bibliotheek De bibliotheek is een maatschappelijke organisatie met een missie in het vrij toegankelijk maken van informatie, educatie en literatuur voor alle burgers. De bibliotheek vervult belangrijke maatschappelijke functies in leesbevordering, als onafhankelijke en betrouwbare vraagbaak voor burgers en in menig wijk en dorp is het een centrum voor ontmoeting. De bibliotheek is een populaire voorziening: in 2010 hadden de 166 bibliotheekorganisaties samen bijna 4 miljoen leden waaronder 2,1 miljoen jeugdigen2 en ontvingen zij ca. 74 miljoen maal bezoek.3 In 2008 signaleerde het SCP echter dat het bibliotheekgebruik sinds de
2 CBS, Bibliotheekstatistiek 2011 http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=70763ned &D1=0-1,19,37-40,46-49,60-74&D2=a&HDR=T&STB=G1&VW=T 3
SIOB, http://www.siob.nl/bibliotheekmonitor/trends-bibliotheken/gebruik-en-bezoek/bezoek-bibliotheken/item52
15
jaren negentig terugliep in alle gemeten vormen: lidmaatschappen, bezoek, leners en uitgeleende boeken (met name non-fictie).4 Dit ondanks een toename in de (media)budgetten van bibliotheken. Ook het computergebruik in de bibliotheek vertoont een dalende lijn doordat steeds meer mensen thuis een pc met internetaansluiting hebben. De bibliotheek verliest terrein, vooral onder mannen, werkenden en hoger opgeleiden. Tabel 1. CBS Kerncijfers openbare bibliotheken 1999-20105
1999
2010
Verschil Absoluut
In %
Aantal leden
4,3 mln.
4,0 mln.
- 0,3 mln.
- 7%
Waarvan volwassenen
2,3 mln.
1,9 mln.
- 0,4 mln.
- 17%
Waarvan jeugd
2,0 mln.
2,1 mln.
+ 0,1 mln.
+5%
Aantal uitleningen
158 mln.
100 mln.
- 58 mln.
- 37%
Waarvan fictie
58 mln.
38 mln.
- 20 mln.
- 33%
Waarvan nonfictie
26 mln.
12 mln.
- 14 mln.
- 54%
Waarvan jeugd
60 mln.
43 mln.
- 17 mln.
- 28%
Waarvan overig
14 mln.
7 mln.
- 7 mln.
- 50%
Via het internet en de nieuwe media komen mensen snel en eenvoudig aan een grote hoeveelheid informatie en cultuur waarvoor je vroeger naar de bibliotheek moest. Het commercieel aanbod is ruim en op de consument toegesneden. Het gebruik van gedrukte media (boeken, tijdschriften, kranten) en audiovisuele media (cd’s, dvd’s,video’s), waar de bibliotheek sterk in is, neemt af ten gunste het plaats- en tijdsonafhankelijk raadplegen van digitale media zoals het e-book en ‘streaming content’ (mediabestanden die niet eerst gedownload hoeven te worden, maar vrijwel onmiddellijk online afgespeeld kunnen worden). De toenemende populariteit van e-readers en meer recentelijk tablets,
4
Huysmans en Hillebrink, De openbare bibliotheek tien jaar van nu. De Hoofdlijnen, SCP, 2008.
5
CBS, Bibliotheekstatistiek 2011
16
ondersteunt de opkomst van de digitale media waaronder e-books. In bijlage 1 treft u meer informatie aan over de transformatie van het lezen en werken met papier naar het gebruik van het beeldscherm als het primaire lees- en schrijfmedium en daarmee samenhangende trends. Deze ontwikkeling maakt dat de bibliotheek in haar huidige vorm waarschijnlijk steeds minder gebruikt zal worden, tenzij het roer wordt omgegooid. 2.1.1. Waarom nog een bibliotheek in het digitale tijdperk? Als maatschappelijke organisatie blijft de bibliotheek in het digitale tijdperk relevant. Er is een toenemende stroom van digitale informatie beschikbaar, maar veel daarvan is gekleurd door commerciële doelstellingen of alleen tegen betaling toegankelijk. Voor de bibliotheek blijft een rol weggelegd als neutrale, onafhankelijke en betrouwbare intermediair, die informatie en literatuur toegankelijk en betaalbaar houdt voor alle burgers. Als zodanig vormt het ook een goed alternatief voor het illegaal verkrijgen van e-books en andere digitale content. Voor de bibliotheekorganisatie biedt de digitale ontwikkeling kansen. Door beschikbaarstelling van een aantrekkelijke collectie van e-books en andere digitale content voor een gering bedrag blijft de bibliotheek niet alleen aantrekkelijk voor bestaande leden, maar wordt de bibliotheek ook interessant voor mensen die geen lid (meer) zijn van de bibliotheek of ‘grijs’ lenen op de pas van een ander. Om relevant te blijven in de toekomst is het van belang dat de bibliotheek zich vernieuwt, aanwezig is in het digitale domein en aansluiting vindt bij de digitale media. Belangstelling voor het lenen van e-books Het aanbod aan e-books dat uitgeleend kan worden via de bibliotheek is nu nog klein. Om niet-rechtenvrije e-books uit te kunnen uitlenen, hebben de bibliotheken toestemming nodig van de rechthebbenden, meestal zijn dat de uitgevers. Pas onlangs hebben de uitgevers laten weten dat daarover afspraken kunnen worden gemaakt. Dat er wel publieke belangstelling is voor het lenen van e-books blijkt uit een proef met het uitlenen van e-books bij de inkooporganisatie van de bibliotheekbranche NBD|Biblion. In het kader van die proef konden leden van een aantal bibliotheken e-books downloaden. In 2009 werden in totaal 5.620 e-books via de bibliotheek uitgeleend, in 2010 waren het er 45.502. Dit komt neer op bijna een verachtvoudiging ten opzichte van
17
2009. De uitleen was ongeveer 10% van het geschatte aantal verkochte e-books in het Nederlands taalgebied in 2010.6 7 Verder is op 28 april 2011 de ‘eBooks-eregalerij’ gelanceerd. In deze ‘digitale etalage’, een initiatief van de Stichting Bibliotheek.nl, het Letterkundig Museum en de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL), bieden de openbare bibliotheken 25 klassiekers uit de Nederlandstalige literatuur als e-book aan, verrijkt met achtergrondinformatie en beeldmateriaal. De 25 boeken zijn kosteloos te downloaden via een iPad-app of via de website www.ebooks-eregalerij.nl. In het eerste weekend na de lancering stond de app enige tijd op de eerste plaats in de top 100 van gratis apps in de App Store van iTunes. Op de eerste dag na de lancering waren er bijna 6.000 downloads van de boeken. Na drie weken was de app meer dan 25.000 keer gedownload. Inmiddels zijn meer dan 130.000 e-books gedownload, terwijl het hier gaat om 25 klassiekers die niet per definitie de meest populaire boeken onder een groot publiek zijn. In enkele andere landen is het lenen van e-books al zeer populair. De Canadese bibliotheken beschikken reeds over een groot aantal titels die uitgeleend kunnen worden. Uit een onderzoek in opdracht van de Canadese bibliotheken is gebleken dat het gebruik van de bibliotheek door de leden het afgelopen decennium met maar liefst 45% is gestegen. De opleving van het bibliotheekgebruik wordt grotendeels toegeschreven aan de uitleningen van e-books.8
2.2. De strategie van de bibliotheekbranche Om de neerwaartse trend te keren en de digitale innovatie tot stand te brengen heeft de bibliotheekbranche in 2008 een ‘Agenda voor de Toekomst’ vastgesteld. Daarin is onder andere als ambitie geformuleerd om een gezamenlijke professionele digitale bibliotheek (uit) te bouwen, zodat een toenemend aantal gebruikers op een eigentijdse manier gebruik kan maken van het aanbod aan informatie en diensten. Het ontwikkelen van één heldere internetpresentatie voor alle openbare bibliotheken door een gezamenlijke ICT-infrastructuur is speerpunt. 6 http://www.siob.nl/bibliotheekmonitor/trends-media-informatie/boeken/e-books-en-e-readers/item95 7 Persbericht NBD|Biblion 20 januari 2011. 8 Lumos, An Analysis of Public Library Trends Prepared for the Canadian Urban Libraries Council, April 2011 http:// www.culc.ca/cms_lib/CULC%20Public%20Library%20Trends.pdf. Het aantal bezoeken bleef stabiel en het aantal uitleningen van papieren boeken steeg met 16%..
18
Daarnaast moest er gewerkt worden aan interactie en personalisering van diensten, onder andere door persoonlijke online dienstverlening via ‘Mijnbibliotheek.nl’. Digitale diensten zullen worden gebundeld en op maat aangeboden worden aan verschillende doelgroepen en onderwijsniveaus. Ook zal het thuisgebruik van de online bestanden worden geregeld.9 Uitleningen bibliotheken juli 2010 t/m juni 2011 6%
36% 51%
Kinderboeken Romans Thrillers Overig 7% Bron: NRC/St. Leenrecht, 2012.
Van juli 2010 tot en met juni 2011 werd in totaal 100 miljoen keer een boek uitgeleend. Vrouwen en kinderen zijn de trouwste gebruikers van de bibliotheek. Dat blijkt uit onderzoek van NRC Handelsblad op basis van gegevens van de stichting Leenrecht. Kinderen lezen het liefst kinderboekenseries van auteurs als Paul van Loon en Carry Slee. Vrouwen zijn dol op thrillers van vrouwelijke auteurs. Literatuur blijkt niet de grootste voorkeur van de leden te hebben. (R. Nieuwenhuis, Onderzoek NRC: vrouwen en kinderen eerst in de bibliotheek, NRC Handelsblad, 20 februari 2012)
9 VOB, Agenda van de toekomst De strategie van de Vereniging van Openbare Bibliotheken voor de jaren 2009 – 2012, 2008.
19
2.2.1. Bibliotheek.nl: uitvoeringsorganisatie van én voor lokale bibliotheken De minister van OCW heeft in 2008 een Adviescommissie Bibliotheek innovatie ingesteld die tot opdracht had een plan te maken voor de bibliotheekinnovatie in de periode 2009-2012.10 De Adviescommissie heeft een plan opgesteld waarin programma’s zijn geformuleerd gericht op totstandkoming van een digitale infrastructuur, innovatie van digitale diensten en producten en beleidsinnovatie, waaronder collectiebeleid. Het ministerie van OCW heeft voor de uitvoering van dit plan jaarlijks € 18 miljoen beschikbaar gesteld voor een periode van 4 jaar, mede in het kader van bestuurlijke afspraken met de VNG en het IPO die zijn vastgelegd in het zogenoemde Bibliotheekcharter 2010-2012 (zie onder). De uitvoering is in handen gelegd van Bibliotheek.nl. Deze stichting is op 1 januari 2010 met haar werkzaamheden begonnen. Bibliotheek.nl heeft tot doel om in opdracht van en ten behoeve van de gezamenlijke openbare bibliotheken in Nederland, zonder winstoogmerk, een landelijke digitale openbare bibliotheek op internet te ontwikkelen en in stand te houden. Dit gebeurt in opdracht van het ministerie van OCW via het Sectorinstituut Openbare Bibliotheken (SIOB) en de Vereniging van Openbare Bibliotheken (VOB). De belangrijkste activiteiten van Bibliotheek.nl zijn de (door)ontwikkeling en het beheer van de digitale infrastructuur en het aansluiten van lokale bibliotheken op die infrastructuur. Verder is de stichting actief in het ondersteunen van lokale bibliotheken in samenwerking met de Provinciale Service Organisaties (PSO’s), de promotie van de digitale bibliotheek en marketingdiensten. Tot slot heeft Bibliotheek.nl een uitvoerende taak in de inkoop van digitale content in opdracht van de VOB Inkoopcommissie die namens alle bibliotheken die lid zijn van de VOB hiermee belast is.
2.3. Vigerende wetgeving en bestuurlijke afspraken 2.3.1. Bestaande wetgeving, richtlijnen en normen De openbare bibliotheken functioneren in een decentraal bestel, waarvoor de Wet op het specifieke cultuurbeleid (Wsc) het kader vormt. Drie overheden spelen daarin een rol. De gemeenten financieren de 10 Adviescommissie Bibliotheekinnovatie, Innovatie met effect, 2008.
20
lokale bibliotheek; de provincies hebben tot taak het vormen en laten functioneren van netwerken van lokale (of regionale) bibliotheken met het oog op het uitvoeren van het zogenoemde interbibliothecair leenverkeer11, de financiering van de zogenoemde plus- of weten schappelijke steunfunctiebibliotheken en het steunen van de lokale bibliotheken via de PSO’s; het ministerie van OCW is verantwoordelijk voor het bestel als geheel en voor het stimuleren van innovatie. De gemeenten zijn overigens niet verplicht een bibliotheek in stand te houden. Doen ze dat wel, dan moet dat gebeuren volgens de bepalingen van de Wsc. Daarnaast zijn er veel regels in bestuurlijke afspraken vastgelegd. De VOB en de VNG hebben in 2005 een Richtlijn voor basisbibliotheken vastgesteld, waarin de inrichting van de bibliotheken volgens 5 kernfuncties is beschreven.12 Het gaat daarbij om de bibliotheek als: 1. warenhuis van kennis en informatie 2. centrum voor ontwikkeling en educatie 3. inspiratiebron van lezen en literatuur 4. encyclopedie van kunst en cultuur 5. podium voor ontmoeting en debat Op grond van het beeld van de bibliotheek en de praktijk zijn minimale subsidieniveaus voor de bibliotheek per klasse van gemeenten vastgesteld: de zogenoemde instapniveaus. Het instapniveau is een subsidiebedrag per inwoner per jaar. Deze som per inwoner is exclusief de huisvestingskosten en bedraagt naar gemeentegrootte: • € 11,– in gemeenten met 30.000 of minder inwoners • € 12,– in gemeenten tussen 30.000 en 90.000 inwoners • € 15,– in gemeenten met 90.000 of meer inwoners13 Er staan geen wettelijke sancties op een subsidie onder het instapniveau. Wel is het zo dat de openbare bibliotheek gecertificeerd moet worden om lid te mogen zijn van de VOB. Bestuurlijk is de afspraak gemaakt dat gemeenten zullen toezien op certificering van de bibliotheek (zie volgende paragraaf). De normen die door de stichting Certificering
11 Via het interbibliothecair leenverkeer kunnen bibliotheekleden gebruik maken van de collecties van andere bibliotheken in of buiten de eigen provincie. 12 VOB en VNG, Richtlijn voor basisbibliotheken, 2005. De Richtlijn geeft het ambitieniveau aan. 13 Prijspeil 2003. Indexering is niet verplicht maar wel aan te bevelen om verschraling van de voorziening te voorkomen.
21
Openbare Bibliotheken worden gehanteerd, zijn vastgesteld door de VNG en de VOB. Het niveau van de financiering mag niet zo laag zijn dat het behalen van het certificaat onmogelijk wordt. 2.3.2. Bibliotheekcharter 2010-2012 In december 2009 hebben de VNG, het IPO en de toenmalige minister van OCW het Bibliotheekcharter 2010-2012 ondertekend. Daarin is afgesproken dat de minister van OCW, de provincies en de gemeenten samenwerken aan een proces van bibliotheekinnovatie. Dit proces heeft tot doel de dienstverlening van de openbare bibliotheken beter te laten aansluiten bij maatschappelijke en technologische ontwikkelingen en bij de behoefte van de burger. De overheden hebben in dit convenant afspraken vastgelegd over de rolverdeling tussen de partijen, hierbij uitgaande van een gemeenschappelijk belang en een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Zij streven naar een situatie waarbij de gezamenlijke Nederlandse bibliotheekorganisaties – lokale bibliotheken, PSO’s en landelijke branchevereniging – functioneren als één sector en zich als zodanig presenteren. De overheden beschouwen de gezamenlijke collecties van de Nederlandse openbare bibliotheken, PSO’s en plusbibliotheken als één “Collectie Nederland”. Deze gedachte is leidend bij het collectiebeleid en bij de inrichting van de fysieke en digitale infrastructuur. In het kader van het Bibliotheekcharter is overeengekomen dat OCW de bestelverantwoordelijkheid heeft voor het openbare bibliotheekwerk en voor de daaruit voortvloeiende bestel- en opdrachttaken, waaronder de digitale bibliotheek. Deze taken worden uitgevoerd door het SIOB. De gemeenten zullen de digitalisering en de certificering van de openbare bibliotheek met hun subsidiebeleid ondersteunen. Gemeenten geven bibliotheken de mogelijkheid uitgaven binnen bepaalde marges te verschuiven van de fysieke collectie naar digitale dienstverlening; bibliotheken worden in staat gesteld tenminste 5% van hun begroting in te zetten voor innovatie. Daarbij is ook de afspraak gemaakt dat het instapniveau van financiering voor de lokale bibliotheken gehandhaafd zal worden om de transitie naar digitaal werken mogelijk te maken. De provincies zijn verantwoordelijk voor de ondersteuning van de implementatie van landelijk overeengekomen innovaties, waaronder de digitale bibliotheek.
22
Afspraken over de digitale bibliotheek Bij de afspraken over de digitale bibliotheek is in het charter een onderscheid gemaakt tussen de technische infrastructuur en de inhoud van de bibliotheek, de e-books en andere digitale materialen die met het begrip ‘content’ worden aangeduid. De rijksoverheid draagt de verantwoordelijkheid voor de landelijke technische infrastructuur en verstrekt voor dit doel structureel subsidie aan de stichting Bibliotheek.nl; de bibliotheekbranche draagt de verantwoordelijkheid voor de content. Verder is afgesproken dat de landelijke digitale bibliotheek, zoals vormgegeven door Bibliotheek.nl, integraal onderdeel van de bedrijfsvoering van iedere afzonderlijke openbare bibliotheek moet worden; de PSO’s ondersteunen hen bij de implementatie van de digitale bibliotheek, onder andere door opleidingen. Het landelijke innovatieprogramma voorziet in middelen voor lokale en provinciale implementatie van de landelijke digitale bibliotheek. Subsidieregeling in 2010 en 2011 In het kader van het Bibliotheekcharter is afgesproken dat voor de lokale en provinciale implementatie van de digitale bibliotheek een bedrag van € 3,5 miljoen in 2010 beschikbaar zou worden gesteld. Dit als tegemoetkoming in de kosten voor de implementatie bij de bibliotheken. OCW heeft hiervoor een subsidieregeling vastgesteld, die in 2011 met een jaar is verlengd en waarvoor een extra bedrag van € 4,2 miljoen beschikbaar is gesteld. Een lokale bibliotheek kon maximaal € 37.000 krijgen voor de bestrijding van de eenmalige frictiekosten als deze zich aansloot bij Bibliotheek.nl. Uiteindelijk hebben – op één na – alle lokale bibliotheken hiervan gebruik gemaakt.
2.4. De voorgenomen actualisering van de bibliotheekwetgeving 2.4.1. De hoofdlijnenbrief van OCW In het kader van het Bibliotheekcharter is tevens afgesproken dat gedurende de looptijd van het charter een aanpassing van de Wet op het specifiek cultuurbeleid (Wsc) wordt voorbereid. De summiere bepalingen van de Wsc geven namelijk de situatie weer in het predigitale tijdperk, waarin bibliotheken alleen functioneerden als fysieke voorziening (“een gebouw met boeken, kranten en tijdschriften”). Deze bepalingen zijn nog maar in beperkte mate van toepassing op de huidige situatie, waarbij bibliotheken een fysieke én een digitale component hebben. 23
Op 7 december 2011 heeft de staatssecretaris van OCW in een brief aan de Tweede Kamer zijn visie geschetst op de actualisering van de bibliotheekwetgeving.14 Als aanleiding tot de brief worden genoemd: de verouderde en voor de digitale toekomst onbruikbare Wsc, de noodzakelijke herijking van de bestuurlijk- juridische kaders van de digitale bibliotheek, de behoefte om de maatschappelijke functie van de bibliotheek wettelijk te verankeren met het oog op uniformiteit en het tegengaan van inefficiëntie door het bestaan van verschillende landelijke digitale publieksbibliotheken. Naast de openbare bibliotheken via Bibliotheek.nl zijn dat de Koninklijke Bibliotheek (KB), de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL)15 en een aantal kleinere organisaties. De belangrijkste punten uit de brief zijn de volgende: 1. E r zal een functionele omschrijving van de openbare bibliotheek worden vastgelegd. 2. D e bibliotheek kent een fysieke en een digitale component. 3. D e fysieke bibliotheek is een verantwoordelijkheid van de gemeente. De gemeenten behouden de vrijheid om hieraan invulling te geven. 4. Het Rijk wordt verantwoordelijk voor de digitale bibliotheek. Dit inclusief de subsidiëring van digitale content die nu nog door de VOB met gemeentelijke middelen wordt ingekocht. In verband met de centralisatie van deze taak zal een bedrag uit het gemeentefonds worden getild. 5. D e provincies behouden een verantwoordelijkheid in de ondersteuning van de fysieke bibliotheek en bij de invoering van de digitale bibliotheek. Voor de provincies is echter geen structurele rol in de digitale bibliotheek weggelegd. Deze vijf punten worden hierna achtereenvolgens toegelicht.
14 Brief van de staatssecretaris van OCW aan de Tweede Kamer, Actualisering bibliotheekwetgeving, 7 december 2011. Tweede Kamer, Vergaderjaar 2011-2012, Kamerstuk 28330 nr. 51. Het stuk is momenteel bij de Tweede Kamer in behandeling. 15 De DBNL is een website met de volledige teksten van boeken en tijdschriften. De site bevat literaire teksten, wetenschappelijke studies en cultuurhistorische bronnen van velerlei aard. De stichting DBNL voert een eigen, in Taalunieverband bekostigd, digitaliseringprogramma uit. Zo worden titels uit de backlist van WPG Uitgevers als e-book beschikbaar gesteld. Boeken die nu niet meer gedrukt te koop zijn kunnen dan als e-book aangeschaft worden. Het gaat in totaal om zo’n 2.000 boeken.
24
Functionele omschrijving In de brief is aangekondigd dat de openbare bibliotheek omschreven zal worden in functionele termen, en niet als een voorziening. Bedoeling is dat de vijf functies van de openbare bibliotheek zoals geformuleerd in de Richtlijn voor basisbibliotheken, die op zich onomstreden zijn, wettelijk worden vastgelegd. De staatssecretaris beschouwt de eerste drie functies (kennis en informatie, ontwikkeling en educatie, lezen en literatuur) – ook wel aangeduid met ‘lezen, leren en informeren’ – als de kern van het bibliotheekwerk en daarmee als voorwaarde om van een openbare bibliotheek te kunnen spreken. De overige twee functies (kunst en cultuur, ontmoeting en debat) zijn daarvan afgeleid. Deze zijn facultatief. Fysieke en digitale bibliotheek De openbare bibliotheek kent een fysieke en een digitale component. De fysieke bibliotheek is een lokale verantwoordelijkheid. De digitale bibliotheek is een landelijke verantwoordelijkheid. Fysieke en digitale media vormen samen één collectie. Het ontstaan van de digitale bibliotheek heeft consequenties voor de fysieke bibliotheek. Gemeenten kunnen daarop eigen beleid voeren. Geen introductie wettelijke verplichting voor gemeenten In de brief is aangegeven dat geen verandering zal komen in de vrijheid van gemeenten om volgens eigen inzichten en keuzes invulling te geven aan bibliotheekbeleid. Ook is aangegeven dat de staatssecretaris vindt dat wettelijke voorschriften over bekostigingsniveaus (bijvoorbeeld een gemeentelijke bijdrage van tenminste € x per inwoner) zich niet verhouden met het decentrale karakter en met de algemene lijnen van de Bestuurlijke afspraken die het Rijk en de VNG in 2011 met elkaar zijn aangegaan. Bij de actualisering van de wetgeving zal aangesloten worden bij de omschrijvingen in de Wsc en het Bibliotheekcharter. Daarmee behoudt de bibliotheekwetgeving een bevorderingskarakter. Rijk verantwoordelijk voor één digitale publieke bibliotheek Er komt één digitale bibliotheek waarin in ieder geval de KB, de openbare bibliotheeksector en DBNL samenwerken. Deze digitale bibliotheek moet aansluiten op de Europese digitale bibliotheek Europeana en rekening houden met een taalgebiedbreed perspectief (DBNL wordt namelijk tevens door Vlaanderen gefinancierd).
25
In de brief is aangegeven dat het Rijk de subsidiëring van digitale content als verantwoordelijkheid zal overnemen. Volgens de charterafspraken is dit nu een taak van de gezamenlijke bibliotheken die daartoe gefinancierd worden vanuit gemeentelijke middelen. De digitale bibliotheek moet kunnen beschikken over voldoende content om voor het brede publiek van meerwaarde te zijn. In de brief wordt vastgesteld dat centrale inkoop van digitale media en de centrale afkoop van rechten of licenties het meest efficiënt is. De bibliotheekbranche koopt weliswaar collectief in, maar heeft laten zien via het gehanteerde omslagsysteem (waarbij bibliotheken per inwoner een bijdrage verlenen) onvoldoende collectieve koopkracht te kunnen organiseren, namelijk slechts € 3 miljoen. Dit terwijl het groeiend aanbod van digitale media juist aanleiding zou moeten zijn een groter deel van het collectiebudget (van in totaal circa € 77,4 miljoen) voor digitale media in te zetten. De staatssecretaris van OCW, de minister van BZK , de VNG en de VOB en hebben daarom een nieuw arrangement afgesproken, om een substantieel budget voor de inkoop van digitale content te realiseren: • De subsidiëring van digitale content wordt een rijkstaak en komt als lokale taak te vervallen. Individuele bibliotheken en gemeentebesturen hoeven daar niet meer over te besluiten; • Op lokaal niveau is bij de media-uitgaven van bibliotheken een verschuiving van fysiek naar digitaal zichtbaar. Via een groeipad wordt een daarmee samenhangend en toereikend bedrag uit het gemeentefonds genomen. • Het budget wordt op centraal niveau aan de bibliotheekbranche ter beschikking gesteld. De bibliotheeksector koopt met dit budget in collectief verband ten gunste van alle bibliotheken content in. De openbare bibliotheeksector en de KB en DBNL werken daarbij samen. Aan de lokale bibliotheken worden vooralsnog geen kosten doorberekend voor deelname aan de digitale infrastructuur. OCW heeft aangegeven dat de service- en beheerkosten van Bibliotheek.nl voor
26
rekening van het Rijk zijn.16 Daarmee is in 2013 naar schatting een bedrag van circa € 5 miljoen gemoeid.17 Rol van de provincies In de hoofdlijnenbrief van de staatssecretaris is aangegeven dat de provincies geen taak zullen hebben in de digitale bibliotheek. De digitale bibliotheek kent een essentieel andere structuur dan de fysieke bibliotheek. Het fysieke bibliotheekwerk is in de huidige situatie gelaagd opgebouwd langs geografische en territoriale lijnen (lokaal – provinciaal – landelijk). De digitale bibliotheek kent een plattere structuur (landelijk – lokaal en/of landelijk – eindgebruiker) die geheel los staat van geografische grenzen. Daarin heeft een provinciale tussenlaag geen rol of meerwaarde. De provincies hebben volgens de charterafspraken in 2012 nog een taak in de ondersteuning van lokale bibliotheken bij de invoering van de digitale bibliotheek. Daartoe worden de PSO’s ingezet.18 Na afronding van deze werkzaamheden stopt de provinciale rol. In de brief is aangegeven dat onderzocht zal worden hoe de plusbibliotheken in samenhang met de digitale bibliotheek gebracht kunnen worden. De provincies blijven verantwoordelijk voor de ondersteuning van de lokale, fysieke bibliotheek. Deze taak wordt uitgevoerd door PSO’s, die hiervoor van de provincies subsidie ontvangen. In het voorjaar van 2012 zullen de provincies in IPO – verband een basispakket van provinciale ondersteuningactiviteiten vaststellen (één van de afspraken uit het Bibliotheekcharter 2012-2012). Het gaat om een pakket van ondersteuningsdiensten die alle PSO’s aan de lokale bibliotheken aanbieden, ongeacht de provincie waarin zij zijn gevestigd. Bedoeling is dat dit pakket ook wettelijk wordt vastgelegd. Daarnaast is er ruimte voor specifieke provinciale activiteiten.
16 OCW stelt (via het SIOB) aan Bibliotheek.nl voor de bestrijding van infrastructurele ontwikkel- en beheerskosten middelen beschikbaar tot en met 2016 vanuit het budget van € 18 miljoen per jaar. Voor de jaren daarna is een structureel bedrag van ca. € 2 miljoen uitgetrokken. Continuering van de financiering is voorbehoudens introductie van een taak van het Rijk in het kader van de bibliotheekwetgeving. 17 De deelnamekosten zullen daarna tot 2016 stapsgewijs oplopen naarmate het aantal en de omvang van de diensten toenemen en daarna stabiliseren. In 2017 ontstaat naar verwachting een balans tussen innovatie en beheer- en doorontwikkelkosten. 18 In de praktijk worden de PSO’s ook hiertoe financieel toegerust door Bibliotheek.nl.
27
2.4.2. Planning en uitwerking van de wetgeving Planning: invoering in 2014 In de brief van de staatssecretaris was nog sprake van een beoogde invoering van de wetgeving per 2013. Inmiddels is het ministerie van OCW tot het inzicht gekomen dat met de wetgeving veel uitwerkingsvraagstukken verbonden zijn, waardoor deze datum niet gehaald zal worden. De planning is daarom bijgesteld: de invoering wordt nu beoogd per 1-1-2014.19 OCW streeft ernaar in het najaar van 2012 de conceptontwerpwetgeving openbaar te maken, waarop alle partijen in het kader van consultatie hun mening kunnen geven. De beoogde uitname uit het gemeentefonds De afspraak die de VNG en OCW hebben gemaakt over een uitname uit het gemeentefonds volgens een groeipad in verband de centralisatie van de inkoop van e-content zal betekenen dat over een reeks van jaren uitnames zullen plaatsvinden. Dit loopt op tot een eind- (of plafond-) bedrag. Over het groeipad en het eindbedrag zijn nog geen besluiten genomen. Daarover wordt nog overleg gevoerd. Naar verwachting zal in 2013 een besluit worden genomen over de hoogte van het eindbedrag en het groeipad. De herziening van de invoeringsdatum van de nieuwe wetgeving heeft gevolgen voor de planning van de uitname uit het gemeentefonds. Dit zal niet eerder dan in 2014 (kunnen) plaatsvinden. Eerst zal de taak van het Rijk wettelijk moeten worden vastgelegd. Uitwerkingsvraagstukken OCW heeft in verband met de uitwerking van de wetgeving een werkgroep in het leven geroepen waarin de VNG, het IPO, de VOB, de KB, het SIOB, DBNL en de Taalunie (een samenwerkingsverband van Vlaanderen en Nederland dat DBNL bekostigt) deelnemen. De stichting Bibliotheek.nl is via het SIOB betrokken. Deze partijen worden gehoord bij de uitwerking van de volgende vraagstukken. • één digitale bibliotheek. Het gaat hier met name om de organisatie van de samenwerking van de verschillende betrokken bibliotheekorganisaties.
19 Brief van de staatssecretaris van OCW aan de Tweede Kamer, Beantwoording schriftelijke inbreng actualisering bibliotheekwetgeving, 10 april 2012.
28
• centrale bekostiging van e-content. Naast de hoogte van het budget en het groeipad gaat het hierbij om de organisatie van de inkoop en de voorwaarden die aan de beschikbaarstelling aan die organisatie worden gesteld. • lidmaatschap en contributie. Het gaat om kwesties als de contributievrijdom (vrijstelling van de lidmaatschapskosten) voor de jeugd, de diensten (fysiek en digitaal) behorende tot het lidmaatschap en de financiële stromen. Onderzocht zal worden of er een landelijke lidmaatschapskaart kan komen. Bovendien zal worden onderzocht of het mogelijk is voor gebruikers om zonder de tussenschakel van de lokale bibliotheek, direct lid te worden van de digitale bibliotheek. • de afbakening van het private en het publieke domein. • een aantal zaken die niet raken aan de hoofdstructuur van het wetsvoorstel, zoals informatievoorziening, het basispakket provinciale taken, leenrecht en e-content en collectiebeleid. Onderhandelingen met uitgevers Voor het vullen van de digitale bibliotheek met e-books is een akkoord met de uitgevers over het uitlenen van e-books door de bibliotheken van essentieel belang. Ook zodat ze plaats- en tijdonafhankelijk, dus ook thuis of elders buiten de bibliotheek, bijvoorbeeld op school, kunnen worden gelezen of beluisterd. Op 28 februari 2012 is na veelvuldig overleg met de Groep Algemene Uitgevers (GAU) door de VOB Inkoopcommissie, de inkooporganisatie voor de bibliotheeksector NBD|Biblion en Bibliotheek.nl overeenstemming bereikt over de wijze waarop het e-book van de zogenoemde algemene uitgevers beschikbaar gesteld kan gaan worden. Het overleg met de GAU heeft niet geleid tot een generieke afspraak. De uitgevers zullen individueel benaderd worden door NBD|Biblion om per uitgever e-books in te kopen. De VOB Inkoopcommissie zal de werkwijze en prijsafspraken in nauw overleg met NBD|Biblion vaststellen en monitoren en de Stichting Bibliotheek.nl draagt zorg voor de optimale toegankelijkheid en beschikbaarheid van de aldus verkregen e-books.20
20 Persbericht Bibliotheek.nl, Openbare bibliotheken en uitgevers eens over e-books in de bibliotheek, 28 februari 2012. Bibliothekenblad, Afspraak uitgevers en bibliotheken over aanbieden e-books: geen generieke regeling, 28 februari 2012.
29
De stichting Bibliotheek.nl zal namens de VOB een aanbod ontwikkelen voor de openbare bibliotheken. Daartoe zal zij in samenwerking met NBD|Biblion direct met uitgevers in contact treden om de e-books in te kopen. De openbare bibliotheken kunnen daardoor via Bibliotheek.nl nog dit jaar een ruim aanbod aan e-books aanbieden. Het is de bedoeling dat de inkoop van e-boeken gaat leiden tot een significant aanbod van algemene literatuur op korte termijn. Naar verwachting van de VOB kunnen vanaf medio 2012 uitleningen plaatsvinden, zowel binnen het basislidmaatschap van de bibliotheekleden als daarbuiten tegen een (geringe) extra vergoeding. De bekostiging zal voorlopig plaatsvinden vanuit de reeds beschikbare € 3 miljoen VOB-omslaggelden. Dit voorjaar zal een aanbod aan e-books beschikbaar komen in de vorm van online lezen (streaming content) middels de zogeheten Public Library Online. Er zal een app voor tablets en een website met gratis (veelal rechtenvrije) e-books gelanceerd worden.21 Daarnaast zal een uitbreiding van de eerder genoemde eBooks Eregalerij plaatsvinden.22 Leenrecht en e-books Eén van de redenen dat geen generieke afspraak met de GAU kon worden gemaakt is het gegeven dat voor e-books niet dezelfde financiële afspraken gelden als voor gedrukte boeken. Voor gedrukte boeken geldt een vaste boekenprijs. De Auteurswet beschermt schrijvers en kunstenaars tegen onder meer openbaarmaking van hun werken zonder toestemming. Op grond van een uitzondering in de Auteurswet hebben bibliotheken het recht om tegen een billijke vergoeding boeken en cd’s etc. uit te lenen, de zogenoemde bibliotheekexceptie. Op grond van afspraken tussen uitgevers en bibliotheken in het kader van de stichting Onderhandelingen Leenvergoedingen wordt door bibliotheken voor uitlening van papieren boeken een leenvergoeding gegeven volgens een vaste prijs. E-books gelden als een dienst en niet als een goed. E-books vallen niet onder de vaste boekenprijs.23 E-books vallen ook niet onder de eerdergenoemde bibliotheekexceptie. Er geldt voor e-books geen vaste leenvergoeding. In zoverre uitlening van e-books door 21 Ook zullen hierin e-books worden opgenomen waarvan het (onbeperkt) downloaden bij uitgevers is ingekocht cq afgekocht. In aanvang zal het vooral om ‘rechtenvrije’ e-books gaan. 22 Ledenbrief VOB over e-books d.d. 28 februari 2012 7410-00/12-00471/FvB/AdV/sd 23 De staatssecretaris van OCW heeft bij brief aan de Tweede Kamer van 23 november 2011 (Tweede Kamer, Vergaderjaar 2011-2012, Kamerstuk 32300 nr.2) laten weten hierin geen verandering te willen brengen. Dit omdat een vaste prijs de doorbraak van het e-book zal vertragen en een rem zal zetten op innovatie, terwijl de maatregel niet kan voorkomen dat de boekhandel gevolgen zal ondervinden van de concurrentie van grote nationale en internationale aanbieders. Verder is twijfelachtig of de Europese Commissie zou instemmen met een dergelijke belemmering van voor het vrije verkeer van innovatieve digitale diensten.
30
bibliotheken plaatsvindt, is dat op basis van licenties en overeenkomsten tussen bibliotheken en uitgevers. Door de eerdergenoemde door OCW ingestelde werkgroep zal ook gekeken worden naar onderwerpen zoals leenrecht en e-content en het collectiebeleid. Samen met het ministerie van Justitie zal door OCW onderzoek worden gedaan naar de vraag onder welke voorwaarden e-books eventueel onder het leenrechtenstelsel kunnen worden gebracht. In dat geval is te voorzien dat de digitale bibliotheekcollectie sneller kan worden opgebouwd.
31
32
3. De digitale bibliotheek: inhoud, invoering en voordelen 3.1. Inleiding In dit hoofdstuk wordt beschreven wat de stichting Bibliotheek.nl doet en wat in 2012 staat te gebeuren. Daarbij wordt beschreven wat bibliotheekleden en andere gebruikers (bezoekers, niet-leden) van de invoering van de digitale bibliotheek gaan merken. Vervolgens wordt beschreven wat bibliotheken eraan hebben. Tot slot wordt uiteengezet wat de voordelen zijn voor gemeenten.
3.2. De digitale infrastructuur en de aansluiting van bibliotheken in 2012 Bibliotheek.nl ontwikkelt zoals eerder aangegeven de infrastructuur van de digitale bibliotheek. De content die afkomstig is van verschillende bronnen (collectie openbare bibliotheek, het e-depot van de KB, DBNL, enzovoorts) zal via de infrastructuur als één logisch aan elkaar verbonden geheel worden aangeboden. Op 1 april 2012 zijn de eerste 68 bibliotheken aangesloten en op 31 december 2012 moeten de overige
33
bibliotheken zijn aangesloten op de digitale infrastructuur. Op die data moeten de bibliotheken zijn aangesloten op drie specifieke onderdelen: • De gezamenlijke website-infrastructuur: er is op landelijk niveau een uniform website(infrastructuur) voor de lokale bibliotheken ontwikkeld (de zogenoemde White Label Website). De website van alle bibliotheken zal hierdoor worden gebaseerd op hetzelfde ontwerp c.q. huisstijl en dezelfde technologie. Bij de websiteinfrastructuur hoort een centrale service voor het beheer en de gemeenschappelijke voeding met diensten en content. • De Datawarehouse: de landelijk database die wordt ontwikkeld zal gegevens gaan bevatten van alle Nederlandse openbare bibliotheken. Het gaat daarbij over gegevens met betrekking tot leden, titels, objecten en transacties van de afzonderlijke bibliotheken, alsmede bedrijfseconomische gegevens ten behoeve van aansturing, marketing, onderzoek en benchmarking. • De Nationale Bibliotheekcatalogus (NBC): dit is één gemeenschappelijke en vrij toegankelijke nationale publiekscatalogus waarin alle collecties – boeken, tijdschriften, e-books, games, cd’s, dvd’s, enzovoorts – van de Nederlandse bibliotheken zijn opgenomen. Hiernaast voert Bibliotheek.nl diensten uit. In opdracht van het SIOB wordt het basispakket aan ondersteunde diensten voor het onderwijs ‘De bibliotheek op school’ uitgevoerd. Tevens beheert Bibliotheek.nl de database G!ds, waarin adressen van lokale maatschappelijke voorzieningen zijn opgenomen.
3.3. Het wenkende perspectief voor bibliotheekleden en andere gebruikers Wat zullen bibliotheekleden en andere gebruikers straks merken van de digitale infrastructuur die wordt ontwikkeld? De gebruiker kan: • doelgericht zoeken met behulp van de Nationale Bibliotheekcatalogus en alle materialen aanvragen en reserveren • een veelheid aan digitale diensten en producten krijgen • toegang tot een steeds groter wordende collectie van e-books, e-music en e-content krijgen • eenvoudig online lid worden, aanmelden, inloggen, betalen, beheren en vragen stellen • een aanbod krijgen dat op de persoon is toegesneden In het navolgende wordt dit nader toegelicht.
34
Doelgericht zoeken met behulp van de Nationale Bibliotheekcatalogus en alle materialen aanvragen en reserveren De NBC biedt de eindgebruiker een aantal voordelen ten opzichte van de huidige situatie, waarbij er diverse landelijke catalogi zijn en de meeste bibliotheken een eigen publiekscatalogus hebben waarin het eigen aanbod is opgenomen. De gebruiker kan: • via deze catalogus zoeken in een uitgebreider aanbod aan titels: het totale landelijke aanbod. • betere zoekresultaten krijgen in vergelijking met de zoekresultaten die bestaande catalogi weergeven. In de NBC is het gemakkelijker om materiaalspecifiek of onderwerpgericht te zoeken. Dat is belangrijk omdat de ervaring heeft geleerd dat veel gebruikers niet op zoek zijn naar specifieke titels maar willen ontdekken welke informatie beschikbaar is over een bepaald onderwerp. • worden voorzien van zoekresultaten waarin rekening wordt gehouden met een zelf aangemaakt profiel en voorkeuren. Een leerling van groep 8 kan bijvoorbeeld een op zijn leeftijd gefilterd zoekresultaat vragen. • bij een zoekopdracht aanvullende en verrijkende informatie gepresenteerd krijgen, bijvoorbeeld recensies, een documentaire over de auteur, de soundtrack van de verfilming van een boek en het archiefmateriaal dat verband houdt met een bepaalde publicatie. Op deze manier worden weinigzeggende titelgegevens verrijkt, waardoor de gebruiker gemakkelijker en beter kan kiezen uit het aanbod van materialen. Door samenwerking met omroepen en kranten zal de content van de bibliotheken op diverse manieren worden verrijkt met tekst-, beeld- en geluidmateriaal. De bibliografische gegevens in de NBC (gegevens over o.a. auteur, titel, genre) zullen worden gecombineerd met kwalitatief hoogwaardige digitale content van contextuele gegevens die door de gezamenlijke bibliotheken is ingekocht, die door bibliotheekredacteuren is geschreven en die door bibliotheken is geselecteerd uit openbare bronnen. (Een deel van) Deze content is opgeslagen in een zogenoemd ‘digitaal magazijn’.24 Daarnaast worden bronnen ontsloten die worden beheerd door andere organisaties zoals de KB, DBNL, NOS, archieven,
24 De digitale content wordt verzameld in een zogenoemde Digital Content Repository (DCR).
35
musea en uitgevers,25 maar ook individuen die aanbevelingen schrijven of waarderingen geven. Ook maakt de NBC gebruik van openbare bronnen om de context waarbinnen gezocht wordt te verbreden, bijvoorbeeld door teksten van Wikipedia te gebruiken bij de zoekopdracht. Het koppelen van al deze bronnen wordt wel ‘linked open data’ genoemd. Met de implementatie daarvan en het toepassen van semantische technologie voor het zoeken loopt Nederland straks ook internationaal gezien voorop. Kortom: er wordt een Nationale Bibliotheekcatalogus ontwikkeld die het mogelijk maakt voor gebruikers om gerichter te zoeken in een nog groter aanbod, waarbij de zoekresultaten worden verrijkt met aanvullende digitale informatie en kunnen worden afgestemd op het profiel en de voorkeuren van de gebruiker. Gezien de breedte van het aanbod en de zoekopties wordt deze dan ook bij de implementatie ‘NBC+’ genoemd. Via de landelijke aanvraagservice kunnen leden op elk moment van de dag alle materialen ook direct aanvragen: boeken, cd’s, dvd’s, bladmuziek, luisterboeken, games, enzovoorts. Ongeacht of de eigen bibliotheek ze heeft of dat ze van een andere bibliotheek vandaan moeten komen. De lener kan daarbij een keuze maken uit de beschikbare afhaallocaties van de eigen bibliotheek. Eventuele kosten kunnen verrekend worden via het account van het lid (dat is aan de lokale bibliotheek om te bepalen). De gebruiker krijgt een veelheid aan digitale diensten en producten Zowel de landelijke als de lokale websites van de bibliotheken worden verrijkt met tal van nieuwe functionaliteiten en nieuwe digitale producten en diensten. Er wordt een digitale infrastructuur ontwikkeld waarmee bibliotheken e-books en aanpalende dienstverlening klantvriendelijk aan hun gebruikers kunnen aanbieden. Het is de bedoeling dat in de toekomst alle leden van de Nederlandse openbare bibliotheken vanuit huis (of waar men zich ook bevindt) e-books van de bibliotheek kunnen lezen.
25 De gedigitaliseerde content van de KB en DBNL zullen zeker worden opgenomen. In samenwerking met externe partners zoals de omroepen, het Instituut voor Beeld & Geluid, musea en archieven zal het in de toekomst ook mogelijk worden om toegang te verschaffen tot hun digitale content, waaronder audiovisuele informatie.
36
Verder kunnen lokale bibliotheken binnen door Bibliotheek.nl beheerde specificaties zelf ook digitale producten en diensten ontwikkelen en die vervolgens via de landelijke infrastructuur aan hun collega-organisaties aanbieden. Ook kunnen derden digitale diensten en producten ontwikkelen. Voor al die digitale producten en diensten geldt dat ze, als ze aan de gestelde voorwaarden voldoen, op het landelijke platform beschikbaar komen voor de bibliotheken die ze gratis kunnen afnemen ten behoeve van hun lokale websites. Het aanbod van digitale diensten en producten zal daardoor de komende jaren een sterke vlucht nemen en daarvan profiteert de gebruiker. Toegang tot een steeds groter wordende collectie van e-books, e-music en e-content De gebruiker krijgt toegang tot steeds meer digitale content die door de bibliotheken gezamenlijk wordt ingekocht, die wordt verzameld uit openbare bronnen of die wordt gemaakt, zoals Literatuurplein en de Digitale Etalages. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om databases als de Van Dale Lexicografie, de krantenbank, uittrekselregisters en nietrechtenvrije e-books. Bovendien worden ruim 400.000 cd’s en zo’n 15.000 muziekdvd’s ontsloten door samenwerking met Muziekweb van de Centrale Discotheek Rotterdam (CDR). Eenvoudig online lid worden, aanmelden, inloggen, betalen, beheren en vragen stellen Met de nieuwe functionaliteit wordt het voor gebruikers mogelijk om door eenmalig inloggen26 op een moderne, gebruikersvriendelijke wijze toegang te krijgen tot zowel de fysieke diensten van de lokale bibliotheek (of bibliotheken) waarvan de gebruiker lid is als tot het groeiend aantal landelijke digitale diensten. Ook kan de gebruiker ervoor kiezen in te loggen met een van zijn bestaande sociale media accounts, zoals Hyves, Facebook, Twitter of LinkedIn: het zogenoemde Single Sign On concept. Gebruikers kunnen straks diensten zoals abonnementen en boetes online en ineens betalen. Dit ook als er verschillende diensten bij verschillende bibliotheken worden afgenomen, bijvoorbeeld aanvragen voor werken 26 Op dit moment kan een lid van een bibliotheek inloggen op de website van zijn lokale bibliotheek met zijn pasnummer en pincode of geboortedatum. Ook kan hij hiermee separaat inloggen op een landelijke dienst, zoals ‘Aanvragen’.
37
uit een andere collectie. De binnengekomen betalingen worden vervolgens door de ontvangende bibliotheek doorbetaald aan de andere bibliotheken die een deel van de diensten aan de eindgebruiker hebben verleend. Via de inlichtingenfunctie kunnen gebruikers vragen stellen aan de chatbot van de bibliotheek, een programma dat in normale taal een gesprek kan voeren met mensen.27 Er kunnen vragen worden gesteld over de dienstverlening van de bibliotheek (Wat zijn de openingstijden? Hoe word ik lid?), maar ook over inhoudelijke onderwerpen (Wat is een goed boek over…?). De chatbot zoekt het antwoord op de vraag van de gebruiker op in verschillende bestanden zoals de NBC of de G!ds en laat de gebruiker vervolgens zien waar het antwoord te vinden is. De gebruiker krijgt een aanbod dat op de persoon is toegesneden De gebruiker kan de eigen gegevens beheren en een profiel met voorkeuren aanmaken. Dat stelt de bibliotheek in staat rekening te houden met die voorkeuren, en om digitale diensten, producten en boeken onder de aandacht te brengen (als de gebruiker dat wil) die passen bij de wensen van de gebruiker. Ook kan de gebruiker ‘user generated content’ (door niet-professionele gebruikers, zelf opgestelde inhoud) toevoegen, bijvoorbeeld in de vorm van een beoordeling van boeken, cd’s, dvd’s, etcetera. Gebruikers krijgen tips op basis van hun profiel en op basis van de waardering van boeken van mensen in hun omgeving. Ook wordt een adviestool gebouwd die boeken aanbeveelt op basis van opgegeven voorkeuren, een zogenoemde ‘recommender’. Daarmee ontdekt de lezer op een geheel eigentijdse wijze nieuwe titels en auteurs. De aanbevelingen worden bijgehouden door aangesloten bibliothecarissen, die hiermee dus ook breder ingezet gaan worden dan alleen voor hun lokale servicebalie. De digitale bibliotheek zal medewerkers van de bibliotheken aanvullende en nieuwe werkzaamheden vereisen, waarvan dit een goed voorbeeld is.
27 Inlichtingen is de digitale opvolger van Al@din, de vraagbaak van de bibliotheek.
38
3.4. Het wenkende perspectief voor lokale bibliotheken Welke voordelen hebben de lokale bibliotheken straks van de digitale infrastructuur die centraal wordt ontwikkeld? De lokale bibliotheek: • krijgt een voor de klant herkenbare website • kan zich nog gemakkelijker profileren met eigen content en lokale identiteit • wordt beter zichtbaar op het internet, bijvoorbeeld op Google • kan klantgerichter werken • kan betere beslissingen nemen op grond van betere managementinformatie In het navolgende wordt dit nader toegelicht. De lokale bibliotheek krijgt een voor de klant herkenbare website De uniforme uitstraling van de website verhoogt de herkenbaarheid van de bibliotheek voor de klant en als ‘sterk merk’. Door de grotere eenheid in de presentatie van de openbare bibliotheek op internet is het kwaliteitsniveau van de ‘webpresence’ relatief hoog. Alle lokale bibliotheken kunnen voortaan via het landelijk ontwikkelde Content Management Systeem (CMS) hun website beheren.28 De website(infrastructuur) wordt als een online dienst door de landelijke organisatie Bibliotheek.nl aangeboden aan de lokale bibliotheken. De lokale bibliotheek hoeft de dienst niet langer bij een externe leverancier in te kopen. De landelijke organisatie verzorgt namens alle lokale bibliotheken het applicatiebeheer, zoals het maken van back-ups, het onderhoud en de installatie van nieuwe versies en updates, beveiliging tegen ongeautoriseerde toegang, en dergelijke.29 De centrale oplossing levert een kostenbesparing op. Bibliotheken die worden aangesloten op de digitale website(infrastructuur) kunnen straks afscheid gaan nemen van hun huidige CMS’en en van hun websites die daar nu op draaien.
28 Een CMS is een webapplicatie die het mogelijk maakt om documenten en gegevens op internet kunnen publiceren (contentmanagement). 29 Deze dienst kan worden vergeleken met bijvoorbeeld Google Docs, waarbij de gebruiker zelf geen software en opslagcapaciteit nodig heeft om documenten te maken, te vernieuwen en op te slaan (cloudcomputing).
39
Voorbeeld van een website van een fictieve bibliotheek ontwikkeld door Bibliotheek.nl. http://stichting.bibliotheek.nl/pagina/14714.websitebibliotheek-nl.html
De lokale bibliotheek kan zich nog gemakkelijker profileren met eigen content en lokale identiteit De websites van alle bibliotheken zijn technisch en functioneel hetzelfde, maar dat neemt niet weg dat het voor de lokale bibliotheek juist heel gemakkelijk is om zich te profileren met eigen, lokale content, zowel op het internet als via mobiele apps. De eigen website is door lokale bibliotheken volledig en gemakkelijk aan te passen. Op verschillende manieren is er ruimte voor lokaal maatwerk. Ten eerste beslist de bibliotheek zelf welke onderdelen zij wel of niet op haar website wil plaatsen. Lokale bibliotheken kunnen in de digitale, landelijke winkel, de Widgetstore, zelf onderdelen, de zogenoemde widgets, uitzoeken die ze op hun website willen plaatsen. Voorbeelden van de widgets beschikbaar op http://widgetstore.bibliotheek.nl/ zijn: ‘Top titels’, ‘KB dossiers’ en ‘Actueel (nieuws en agenda). Het is te vergelijken met een consument die zelf kiest welke apps van de Apple App Store of van de Google Play Store hij op zijn telefoon of tablet wil installeren. In het geval van de bibliotheek heeft men de keuze waar de 40
widget geplaatst wordt op de site tot en met het compleet assembleren van themapagina’s bijvoorbeeld voor scholen of lokale organisaties. Ten tweede maken landelijk ontwikkelde widgets gebruik van lokale informatie. De landelijk ontwikkelde Widget ‘Nieuwe aanwinsten’, die op grond van lokale informatie automatisch de nieuwe aanwinsten van de eigen lokale bibliotheek toont, is daarvan een voorbeeld.
Ten derde kan een bibliotheek (samen of alleen) widgets ontwikkelen of laten ontwikkelen door een ontwikkelaar. Er is een informatiepakket gemaakt voor ontwikkelaars, waarmee wordt geborgd dat de widgets die zij ontwikkelen inpasbaar zijn in de bibliotheekwebsites. Op de gestandaardiseerde infrastructuur kunnen overigens naast widgets ook mobiele apps aangesloten worden. Lokale bibliotheken worden beter zichtbaar op het internet (en op bijvoorbeeld Google) In de huidige situatie zijn bibliotheken nog niet goed zichtbaar op het internet, bijvoorbeeld als een gebruiker middels een zoekactie via Google een boek zoekt. De landelijke samenwerking en ontwikkeling van de digitale infrastructuur gaat dat veranderen. Bibliotheken komen eerder naar voren en krijgen een hoge ranking bij zoekacties via Google. Op die wijze worden eindgebruikers doorverwezen naar het landelijke portal, zodat de bibliotheek zichtbaar wordt voor het publiek dat informatie via Google zoekt.
41
Bibliotheek Enschede als eerste aangesloten Op 28 oktober is de nieuwe website van Bibliotheek Enschede live gegaan. Enschede is daarmee de eerste bibliotheeksite die draait op de digitale infrastructuur van Bibliotheek.nl. Deze website is in goede samenwerking tussen Bibliotheek.nl en de Overijsselse Bibliotheek Dienst (OBD) tot stand gekomen. Op de website worden landelijke en een aantal lokale widgets gebruikt. De lokale widgets worden met behulp van een landelijk template ook in de landelijke vormgeving getoond. Zo krijgt de site een mooie, uniforme uitstraling. De website is te bekijken op: http://www. bibliotheekenschede.nl.
Lokale bibliotheken kunnen klantgerichter werken Voor bibliotheken is het belangrijk informatie over hun gebruikers (leden, geïnteresseerden, bezoekers en zakelijke relaties) te verzamelen, zodat ze in hun communicatie en met hun collectie beter kunnen inspelen op de behoeften van hun gebruikers. Om dat mogelijk te maken, wordt op landelijk niveau een klantrelatiebeheersysteem, oftewel een Customer Relationship Managementsystem (CRM) ontwikkeld. Daarnaast kunnen lokale bibliotheken gebruik maken van landelijke ontwikkelde marketingtools om de bibliotheek onder de aandacht te brengen bij leden en stakeholders. Met het CRM voor de particuliere relaties wordt het mogelijk meer informatie vast te leggen over leden, bijvoorbeeld klantprofielen. Daarbij kan worden gedacht aan interesses, voorkeuren voor de manier van communiceren (bijvoorbeeld een sms als boeken te laat worden ingeleverd), etcetera. Op basis van de gegevens kunnen leden bijvoorbeeld worden geattendeerd op nieuwe aanwinsten, lezingen of nieuwsbrieven; worden gefeliciteerd met hun verjaardag waarbij een aantrekkelijke bibliotheekdienst eenmalig gratis kan worden aangeboden; of worden geattendeerd op boeken over interieurontwerp nadat ze een verhuizing hebben doorgegeven. Op deze manier kunnen bibliotheken leden aan zich binden en nieuwe leden aantrekken. Met het CRM voor zakelijke relaties zoals scholen, kinderopvangcentra en culturele instellingen waaraan diensten worden geleverd of waarmee 42
wordt samengewerkt, kunnen de relatiegegevens worden bijgehouden. De producten waarin interesse is getoond of die zijn afgenomen, afspraken en op te volgen acties kunnen worden vastgelegd, gevolgd en gedeeld met medewerkers en afdelingen. Lokale bibliotheken kunnen betere beslissingen nemen op grond van betere managementinformatie Een bibliotheek krijgt via het Datawarehouse informatie over de eigen bibliotheek, zodat managementbeslissingen met feiten kunnen worden ondersteund. Het Datawarehouse wordt automatisch gevoed vanuit de verschillende systemen die bibliotheken gebruiken. Overige informatie hoeft door bibliotheken slechts eenmalig te worden aangeleverd. Bibliotheken hebben door het Datawarehouse minder tijd nodig voor het verzamelen van allerlei gegevens ten behoeve van verplichte landelijke rapportages zoals de zogenoemde jaarlijkse ‘Branche Informatie Systeem (BIS)-enquête’. Dat bibliotheken zich onderling kunnen vergelijken met andere bibliotheken vergroot de meerwaarde voor de individuele bibliotheken. De gegevens die de bibliotheek aanlevert, zijn en blijven van de betreffende bibliotheek. De bibliotheek zelf en de brancheorganisaties kunnen gebruik maken (van delen) van deze informatie. Een bibliotheek kan zelf aangeven of deze geanonimiseerde en geaggregeerde gegevens ook door anderen, bijvoorbeeld een gemeente, gebruikt mogen worden. De verzameling en verwerking van gegevens gebeurt conform de privacywetgeving.
3.5. Het wenkende perspectief voor gemeenten Welke voordelen hebben gemeenten van de ontwikkeling van de digitale infrastructuur? De gemeenten: • zien de kwaliteit van de bibliotheekdienstverlening toenemen en kosten afnemen • zien de kwaliteit van de collectie toenemen en kosten afnemen • zien verbetering van de bibliotheekdienstverlening richting scholen • kunnen beter sturen doordat prestaties van de bibliotheek transparanter zijn In het navolgende wordt dit nader toegelicht.
43
Gemeenten zien de kwaliteit van de bibliotheekdienstverlening toenemen en kosten afnemen Door de centrale ontwikkeling van de digitale infrastructuur en gemeenschappelijk te benutten producten en diensten, wordt efficiënter gewerkt, kunnen kosten worden bespaard en kan de kwaliteit omhoog. Dat is voordeliger ten opzichte van lokale ontwikkeling waarbij iedere lokale bibliotheek zelf een eigen systeem heeft laten ontwikkelen en moet laten beheren. De kosten voor het in stand houden daarvan zijn in vergelijking met een centrale voorziening hoog. Dat is te illustreren aan de hand van een tweetal voorbeelden. Het eerste voorbeeld betreft de kerstwidget, die door Bibliotheek.nl in december 2011 beschikbaar is gesteld aan bibliotheken om te plaatsen op hun website. Deze widget bevatte 14 mooi vormgegeven literaire kerstcitaten. De kerstwidget is op 205 bibliotheeksites geplaatst en door 270.000 websitebezoekers bekeken. De ontwikkelingskosten van een widget zijn doorgaans zo’n € 10.000,- tot € 20.000,-. Omdat er sprake is van een landelijke uitrol, zijn de ontwikkelingskosten per bibliotheek feitelijk minder dan € 100,- geweest (nog los van het feit dat de ontwikkelingskosten van deze widget via Bibliotheek.nl door OCW zijn gedragen en niet door bibliotheken zelf). Een tweede voorbeeld betreft het delen van content door bibliotheken en het kunnen afnemen van content van een landelijke redactie. Zo kan bij het overlijden van een schrijver bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van een redactionele bijdrage van een landelijke redactie, in plaats van dat alle bibliotheken met hun eigen redacteuren zelf nieuwsberichten hierover moeten schrijven. Daarnaast leidt digitalisering van dienstverlening tot kostenbesparing en een toename van het gebruiksgemak. Immers, de gebruiker kan straks zelf ‘24 uur per dag, 7 dagen in de week’ online zaken regelen waar voorheen tussenkomst van een bibliotheekmedewerker voor nodig was. Denk bijvoorbeeld aan het online aanmelden als lid, aanvragen van boeken, vragen kunnen stellen aan een chatbot, het online kunnen beheren van de gegevens en het promoten van de collectie doordat gebruikers elkaar suggesties geven.
44
Gemeenten zien de kwaliteit van de collectie toenemen en kosten afnemen Naar verwachting zal op termijn een daling van de media-uitgaven zich voordoen van circa 5-7% samenhangend met de centrale inkoop van e-content en door de vervanging van de fysieke collectie door een digitale collectie. Hoe groot de besparingen zullen zijn, is afhankelijk van de mate van digitalisering. Dit blijkt uit een eerste, indicatief onderzoek dat TNO in opdracht van Bibliotheek.nl heeft uitgevoerd.30 Onderwerp was de verwachte ontwikkelingen in de digitale en fysieke collectie van de bibliotheek en de bandbreedte waarbinnen de verhouding fysiek – digitaal zich in de collecties van openbare bibliotheken naar verwachting zal ontwikkelen in de periode van 2012 tot en met 2016. Ook is een inschatting gemaakt van de ontwikkeling van de hieraan gerelateerde uitgaven voor digitale content in diezelfde periode. Voor het bepalen van de grenzen waarbinnen de gezochte ontwikkelingen zich waarschijnlijk afspelen, zijn drie scenario’s vastgesteld: • een ‘digitaal scenario’, waarin de digitalisering van de collectie een hoge vlucht neemt • een ‘fysiek scenario’, waarin het tempo van digitalisering stagneert en • een ‘middenscenario’, dat het midden houdt tussen beide uitersten. Tabel 2: De verwachte uitgaven*) voor de verwerving en de uitlening van digitale content (e-books, digitale muziek, dagbladen, tijdschriften en audiovisuele content) in de periode 2012 – 2016 (in miljoenen euro’s) Bron: TNO, 2011.
Jaar/ Scenario
Fysiek Scenario
Middenscenario
Digitaal scenario
2012
4,9
7,7
10,2
2013
10,3
10,8
17,5
2014
6,0
10,8
16,0
2015
6,6
12,5
19,8
2016
7,7
14,5
25,2
*) Uitgaven voor de aanschaf van fysieke en digitale content en licenties, alsmede de in verband met de uitlening van de content verwachte uitgaven voor leenrecht, auteursrecht en naburig recht. Afschrijvingen zijn geen onderdeel van de getallen in deze tabel.
30 TNO, H. Gelevert ea, De ontwikkeling van digitale content in de collectie van openbare bibliotheken (Samenvatting), 10 oktober 2011.
45
De openbare bibliotheken geven thans ca. € 77,4 miljoen uit aan hun collectie inclusief afschrijvingen op boeken en dienstverlening NBD|Biblion (netto circa € 67 miljoen).31 TNO schetst in zijn onderzoek de volgende kostenontwikkeling. Tabel 3: De verwachte uitgaven*) voor de verwerving en de uitlening van fysieke en digitale content in 2016 (in miljoenen euro’s). Bron: TNO 2011, Bibliothekenblad.32
Soort content / scenario
Fysiek scenario
Middenscenario
Digitaal scenario
Digitale content 7,7
14,5
25,2
Fysieke content
59,8
49,2
37,6
Totaal
67,5
63,7
62,8
Uit het TNO-onderzoek blijkt dat de totale media-uitgaven van bibliotheken in het digitale scenario lager zullen liggen dan in het fysieke scenario. Dit terwijl in het digitale scenario sprake is van een breder aanbod waarmee een groter publieksbereik kan worden gerealiseerd. De lagere kosten worden vooral verklaard door efficiencyvoordelen als gevolg van de centrale inkoop en uitleen van e-books en muziek. Fysieke werken staan gemiddeld aanzienlijk meer tijd in de bibliotheek dan dat zij zijn uitgeleend. Doordat e-books en digitale muziek centraal worden aangeboden, zijn aanzienlijk minder ‘exemplaren’ nodig voor eenzelfde aantal uitleningen als bij fysieke boeken en cd’s. Bovendien zal volgens TNO een digitaal boek (vooralsnog) over het algemeen voor een lagere prijs kunnen worden ingekocht dan een fysiek boek. De aanpak van Bibliotheek.nl kan ook kostenverhogende effecten hebben. Te denken valt aan intensief gebruik door meer leden. In dat geval zakken wellicht alleen de kosten per gebruiker. De NBC kan tot effect hebben dat het interbibliothecair leenverkeer van de gedrukte collectie op de korte termijn toeneemt. De kosten daarvan komen echter wettelijk aan de provincies toe.
31 CBS, 2010. http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=70763NED&D1=a&D2=a&VW=T 32 W. Keizer, Bibliotheek.nl: digitaal scenario goedkoper, in Bibliothekenblad, 14 november 2011. http://www. bibliotheekblad.nl/nieuws/uitgelicht/bericht/1000001572
46
Gemeenten zien verbetering van de bibliotheekdienstverlening richting scholen De beste fysieke en digitale diensten die reeds aan scholen worden aangeboden (zoals Schoolbieb, Biebsearch Junior, Boek1Boek, Boekstart en Leesplein) worden geïntegreerd in het pakket ‘De bibliotheek op school’. Dat pakket dat door het SIOB wordt ontwikkeld en in samenwerking met de PSO’s worden geïmplementeerd, bevat zowel fysieke als digitale producten en diensten die de lokale bibliotheken kunnen aanbieden aan de scholen in hun regio. De planning is erop gericht om in 2012 het pakket gereed te hebben. Door de centrale ontwikkeling en ondersteuning kunnen lokale bibliotheken zich specialiseren op de dienstverlening aan scholen en een hoogwaardige uitvoering van de onderwijsdiensten, en kunnen diensten systematisch worden verbeterd op basis van landelijk uitgevoerd gebruikers- en effectonderzoek. De bibliotheken kunnen zo een volwaardige partner zijn voor het onderwijs. Gemeenten kunnen beter sturen doordat prestaties van de bibliotheek transparanter zijn Gemeenten kunnen vanuit hun rol als subsidieverstrekker aan de lokale bibliotheek als eis stellen dat in verantwoordingsrapportages de informatie uit het Datawarehouse wordt opgenomen. Zo heeft de gemeente een goed zicht op de relatieve sterkten en zwakten van de lokale bibliotheek die zij subsidieert. Zij kan met de bibliotheek in gesprek gaan over het behouden en beter benutten van de sterkten en het realiseren van verbeteringen op die terreinen waarop de bibliotheek relatief zwak presteert. De relatie tussen de gemeente als opdrachtgever en de lokale bibliotheek als opdrachtnemer kan daardoor in kwaliteit toenemen en professioneler worden. De VNG is van mening dat gemeenten ook direct toegang moeten krijgen tot de rapportages op basis van de (geanonimiseerde en geaggregeerde) gegevens die over hun bibliotheek in het Datawarehouse zijn opgenomen en dat (spiegel)informatie over de prestaties van bibliotheken openbaar gemaakt moet worden in het kader van benchmarking. OCW heeft de VOB gevraagd te verkennen hoe in de nabije toekomst gekomen kan worden tot een vorm van openbare benchmarking. Tevens heeft de staatssecretaris van OCW aangeven dat in het wetsvoorstel dat hij in voorbereiding heeft, een juridische grondslag voor benchmarking opgenomen zal worden.33 33 33 Brief van de staatssecretaris van OCW aan de Tweede Kamer, Beantwoording schriftelijke inbreng actualisering bibliotheekwetgeving, 10 april 2012.
47
48
4. De verhouding tussen de digitale bibliotheek en de fysieke, lokale bibliotheek 4.1. Inleiding In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de gevolgen van de totstandkoming van de digitale bibliotheek voor de fysieke, lokale bibliotheek op de middellange termijn tot 2016. In het navolgende wordt op de verhouding tussen de digitale bibliotheek en de lokale bibliotheek ingegaan. Verder wordt ingegaan op de gevolgen voor de functievervulling door de lokale bibliotheek, de bibliotheek als organisatie en de huisvesting.
4.2. Naar een geïntegreerd bibliotheekstelsel Met de komst van de digitale bibliotheek zal de lokale bibliotheek niet overbodig worden. Hoewel het internet en de digitale wereld in vele opzichten alternatieve diensten bieden die voordelen met zich meebrengen, zijn er ook beperkingen. Het blijkt dat veel gebruikers in de praktijk ook behoefte hebben aan face-to-face contact en advies. De digitale en de fysieke diensten vullen elkaar op een natuurlijke manier aan en versterken
49
elkaar. Bij verschillende in meer en mindere mate vergelijkbare bedrijfstakken is te zien dat een combinatie van internetverkoop en fysieke locaties als outlets en steunpunten voor de consument in opkomst is. Te denken valt aan banken, warenhuizen die ook via internet gaan verkopen en omgekeerd postorderbedrijven, die juist gaan samenwerken met winkels. De gedachte die door het SIOB en de VOB in hun toekomstvisies wordt uitgedragen, is dat bibliotheken bij deze trend aansluiting moeten zoeken.34 De bibliotheekklant zal op verschillende manieren toegang tot de bibliotheek willen zoeken, bijvoorbeeld: via de smartphone voor een korte raadpleging van de stadsagenda, via het internet om een e-book te downloaden, maar ook via de fysieke locatie om huiswerk te maken samen met klasgenoten, een papieren boek terug te bezorgen en advies te krijgen over een literatuurlijst. De klant zal geen onderscheid willen maken tussen de landelijke digitale en de lokale bibliotheek. Om goed in te spelen op deze trend moeten de lokale en de digitale bibliotheek dus nauw met elkaar verbonden worden. Een samenhangend stelsel bestaande uit de landelijke digitale bibliotheek en de lokale bibliotheken die elkaar aanvullen en versterken is het toekomstbeeld dat het SIOB schetst. (Zie afbeelding.)
Social Media
nt
ww
w.b ib
epu
vic
liot
hee
k.n
l
l
Mag
ek.n
othe
neet-
bibli
vest ig
Mijn
ing
Ser
Mobiele diensten
Thuisbezorging n ste
Ca
ll c
ien ed
us
en ter
ho
In-
???
Bron: SIOB
34 SIOB, powerpoint Bibliotheek 2016, januari 2012.
50
il
E-ma
In het decentrale stelsel wordt het aanbod van de lokale bibliotheek lokaal bepaald. Daarin komt geen wezenlijke verandering: de lokale bibliotheek zal in de toekomst nog altijd moeten aansluiten op lokale wensen en behoeften van gebruikers en de gemeente. Anderzijds is duidelijk dat de bibliotheken onder druk van de digitale ontwikkeling tegelijkertijd steeds eenvormiger zullen worden en steeds meer naar elkaar zullen groeien. Voor de verwerving van een herkenbare positie op het web en in de samenleving is nodig dat de bibliotheken samenwerken en zich als één maatschappelijke organisatie naar buiten toe presenteren. Door de branche is daarom o.a. al geïnvesteerd in één beeldmerk voor alle bibliotheken en één uniforme website (zie hoofdstuk3). De backofficesamenwerking zal geïntensiveerd worden; het SIOB denkt daarbij aan centralisatie van klantcontact- en ondersteuningsfuncties. De samenwerking op landelijk niveau en centrale ontwikkeling van de landelijke infrastructuur zal overigens niet betekenen dat er geen ruimte is voor lokaal maatwerk. De wijze waarop het bibliothekenstelsel meer geïntegreerd kan worden, met behoud van de decentrale verantwoordelijkheid en autonomie, is een van de zaken die in de uitwerking van de wetgeving onderzocht zal worden.
4.3. Verlegging van accenten op de invulling van de 5 functies Uit het voorafgaande volgt dat de fysieke bibliotheek niet overbodig zal worden. Wel is te voorzien dat de lokale bibliotheek ingrijpend van functie en in vorm zal veranderen. Tegen de achtergrond van de relativering van de fysieke taak treedt een verschuiving op in de vijf functies die de lokale bibliotheek vervult. Hier wordt daarop nader ingegaan. We kijken naar de bibliotheek als: 1. Warenhuis van kennis en informatie 2. Centrum voor ontwikkeling en educatie 3. Inspiratiebron van lezen en literatuur 4. Encyclopedie van kunst en cultuur 5. Podium voor ontmoeting en debat Ad 1. Warenhuis van kennis en informatie De lokale bibliotheek zal als warenhuis van kennis en informatie in de toekomst minder belangrijk worden. De lokale bibliotheek zal minder belangrijk zijn voor de toegang tot de collectie, maar wel is een taak
51
weggelegd in het ondersteunen van gebruikers bij het vinden van materialen die zij zoeken. Toelichting daarop is de volgende. Het belang van de lokale bibliotheek als poort tot kennis en informatie zal afnemen omdat de fysieke media, waar de bibliotheken vanouds sterk in zijn, zal afnemen en de digitale media verder zullen opkomen. De digitale bibliotheek gebaseerd op e-books en elektronische data zal niet alleen onafhankelijk zijn van de locatie van aanbieding, maar ook van regionale collectievorming. De lokale bibliotheek zal geen (of slechts een zeer beperkte en lokaal gebonden) eigen digitale collectie aanbieden en verschaft de gebruikers of abonnees alleen toegang tot de NBC. Daarbij passen de volgende kanttekeningen. Op de middellange termijn zal het uitlenen van papieren boeken en materialen wel naar verwachting verminderen, maar niet verdwijnen. Volgens TNO zal zelfs in het ‘digitale scenario’ de fysieke content nog dominant zijn in 201635. Daarbij komt dat niet iedere uitgave als e-book zal verschijnen; er zijn ook boeken die zich daar niet of minder goed voor lenen. Een reden voor het aanhouden van een fysieke collectie zal zijn dat speciale groepen die niet goed in staat zijn te e-lezen hiermee bediend moeten worden. Op dit moment is overigens nog weinig bekend over beperkingen die bepaalde groepen kunnen ervaren bij het lezen van digitale content; onderzoek zal moeten uitwijzen in hoeverre dit een lokaal gegeven is waarop de bibliotheek moet inspelen. Geheel uitfaseren van de fysieke collectie is dus geen optie. Wel neemt de fysieke collectie een kleinere plaats in. Voorlopig zal de bibliotheek een ‘hybride’ zijn, een organisatie die fysieke en digitale uitlening combineert. Niet iedereen zal direct de overstap kunnen maken naar e-reading. Voor de bibliotheek is op de korte termijn in elk geval een activiteit weggelegd in het ondersteunen van gebruikers om met digitale boeken en informatie te leren omgaan Eerder hebben bibliotheken een rol gespeeld bij de opkomst van het internet. Door de plaatsing van beeldschermen met internettoegang in bibliotheken werden gebruikers geholpen bij het leren omgaan met dit nieuwe medium in een tijd waarin nog weinig mensen daarover beschikten. Door gebruikers, al dan niet in
35 TNO, H. Gelevert ea, De ontwikkeling van digitale content in de collectie van openbare bibliotheken (Samenvatting), 10 oktober 2011 (zie hoofdstuk3)
52
samenwerking met aanbieders van digitale leesapparaten, (tijdelijk) te steunen bij het wegwijs maken en het oplossen van problemen kan de ‘digitale transformatie’ actief worden ondersteund. De lokale bibliotheek zal zich kunnen profileren in het ondersteunen van gebruikers bij het vinden van materialen die zij zoeken door het ‘verschaffen van context’. Deze advies- of gidstaak neemt relatief aan belang toe. Doelgroepen zijn autodidacten en vooral de schoolgaande jeugd, die behoefte heeft aan steun bij het maken van huiswerkopdrachten. Bibliothecarissen kunnen scholieren steunen bij de vraag naar materialen voor werkstukken, opstellen en boekenlijsten, media-educatie, etcetera. De bibliotheek kan verder inspelen op de trend om informatie toe te voegen door gebruikersplatforms te bieden waarop digitale informatie lokaal door gebruikers kan worden verrijkt (‘user generated content’) of aangereikt (‘crowd sourcing’). Gedacht kan worden aan projecten gericht op samenwerking van de bibliotheek met Wikipedia. Tot slot kan de bibliotheek een actieve rol spelen in de lokale dienstverlening voor de gemeente en instellingen. Te denken valt aan het beheren van digitale loketten waarvoor de G!ds database al wordt gebruikt in circa 200 gemeenten. Ad 2. Centrum voor ontwikkeling en educatie Het belang van de functie van de bibliotheek als centrum voor ontwikkeling neemt in relatief opzicht toe. In de visie van het SIOB vormt het bieden van ondersteuning aan de ‘persoonlijke ontwikkeling’ van de gebruiker zelfs dé centrale kernfunctie van bibliotheek van de toekomst. Deze functie sluit aan bij de eisen die de hedendaagse kennisintensieve samenleving stelt aan ontplooiing en eigen verantwoordelijkheden. De bibliotheek kan zich ontwikkelen in de richting van een leercentrum waar men kan studeren en (samen)werken en eventueel educatieve cursussen kan volgen. Aldus kan een bijdrage worden geleverd aan maatschappelijke doelstellingen als flankerend onderwijsbeleid, integratiebeleid gericht op migranten (NT2), een ‘leven lang leren’ (leren in alle levensfasen) en het bevorderen van de economische vitaliteit van de gemeente.
53
Een belangrijke taak is weggelegd in het wegwijs van maken van mensen in de nieuwe media, de zogenoemde mediawijsheid. De Raad voor Cultuur definieert dit begrip in 2005 als volgt: ‘Mediawijsheid duidt op het geheel van kennis, vaardigheden en mentaliteit waarmee burgers zich bewust, kritisch en actief kunnen bewegen in een complexe, veranderlijke en fundamenteel gemedialiseerde wereld’. Het mediaaanbod is de afgelopen jaren sterk toegenomen. Echter, juist het interpreteren van informatiebronnen blijkt voor velen ingewikkeld. Met name jongeren lijken vaak slecht in staat te zijn op internet gestructureerd en effectief naar betrouwbare informatie te zoeken, gevonden informatie kritisch te analyseren en feiten van meningen te onderscheiden. Dit verschijnsel doet zich overigens niet alleen voor onder jongeren, maar ook onder andere bevolkingsgroepen: ouders en grootouders, ouderen, maatschappelijk zwakkeren.36 Ook leerkrachten vormen een doelgroep: niet alle leerkrachten hebben affiniteit met mediawijsheid en ICT.
De wijze waarop de verschillende bibliotheken in Nederland invulling geven aan mediawijsheid is op dit moment nog zeer uiteenlopend. Bibliotheken zijn zoekende naar hun rol op dat terrein. Grosso modo zijn op dit moment zes typen activiteiten te onderscheiden: • Oefenen in lezen en schrijven: aan bezoekers van bibliotheken de mogelijkheid geboden om in een eenvoudige en veilige omgeving te oefenen in lezen en schrijven. • Omgaan met computers en internet: in cursussen of workshops waarin men leert internetbankieren, printen, scannen en e-mailen. • Web 2.0 toepassingen: een voorbeeld is de cursus ‘23 dingen’, waarbij onderwerpen aan bod komen zoals bloggen, RSS feeds, Wiki’s, Podcasts en sociale netwerken. • Ontsluiten van informatie: het vierde type activiteit richt zich op de gidsfunctie van een bibliotheek. Een voorbeeld is het initiatief Biebsearch van de Bibliotheek Zwolle. In dat initiatief werken onderwijs en bibliotheek samen, zodat leerlingen in één digitale omgeving toegang krijgen tot zowel het lesmateriaal van hun onderwijsinstelling als tot het digitale aanbod van de bibliotheek.
36 Kwink Groep, De rol van de bibliotheek bij het stimuleren van mediawijsheid: eindrapport, 2010. In opdracht van het SIOB.
54
• Zoeken en beoordelen van informatie: cursussen zoals Webdetective en My life story waar leerlingen uit het voortgezet onderwijs kritische vaardigheden ontwikkelen die nodig zijn om de kwaliteit van internetbronnen te beoordelen. Leerlingen leren onder andere over de betrouwbaarheid van een website en vergelijken het doel van die website in samenhang met hun eigen doelstelling. • Het maken van film/content: het maken van media producties samen met het onderwijs, waarbij leerlingen mediaproductievaardigheden ontwikkelen. Het eindrapport over ‘De rol van de bibliotheek bij het stimuleren van mediawijsheid’ (2010) onderscheidt drie onderdelen van informatie- en strategische vaardigheden waaraan de bibliotheken aandacht zouden moeten besteden: • Vinden: zoeken en kunnen selecteren uit een groot aanbod. • Beoordelen: bronnen herkennen en kennen, betrouwbaarheid inschatten en interpreteren. Daarbij gaat het om bewustwording ten aanzien van de bron van waaruit de informatie wordt gegeven (een promotieonderzoek heeft een andere wetenschappelijke waarde dan een reclameboodschap), ten aanzien van de grens tussen reclame en onafhankelijke informatie. Google, Amazon en Wikipedia zijn daarbij sprekende voorbeelden. • Produceren: op basis van een veelheid aan informatie en meningen zelf een beschouwing kunnen maken. Hierbij passen vaardigheden als die van een (Wikipedia-achtige) redacteur. Volgens het eindrapport zou de focus van bibliotheken zich bij mediaeducatie moeten richten op het primair onderwijs.37 Niet alleen vanwege de omvang en daarmee het potentieel bereik, maar ook om een aantal andere redenen: jong geleerd is oud gedaan en voorkomen is beter dan genezen. Daarnaast is het raadzaam ook diensten te verlenen aan (de onderbouw van) het voortgezet onderwijs. De dienstverlening aan het voortgezet onderwijs is van belang omdat vanaf de leeftijd van 14 jaar
37 Kwink Groep, De rol van de bibliotheek bij het stimuleren van mediawijsheid: eindrapport, 2010. In opdracht van het SIOB.
55
het bibliotheekgebruik sterk terugloopt. In de leeftijdscategorie tussen 8 en 13 jaar is meer dan 80% lid van de bibliotheek, van de 24-jarigen is dit nog maar zo’n 7%. De uitdaging voor de toekomst is om jongeren aan de bibliotheek te binden, maar dan wel op een manier die aansluit bij hun belevingswereld en behoeften. Mediawijsheid – dienstverlening biedt daarvoor een unieke kans. Ad 3. Inspiratiebron van lezen en literatuur In het bevorderen van lezen heeft de toekomstige bibliotheek ook onverminderd een taak. Dat geldt met name voor de jonge (nog niet schoolgaande) en de schoolgaande jeugd, maar ook voor volwassenen. Daarbij kan worden samengewerkt in landelijke programma’s. Vanuit het Rijk wordt zwaar geïnvesteerd in leesbevordering. Dat heeft onder andere vorm gekregen in het programma Kunst van Lezen van de stichting Lezen en het SIOB (dat gericht is op leesbevordering bij jonge kinderen) en in programma’s gericht op alfabetisering (die onder meer door de stichting Lezen worden ondersteund). Beide programma’s werken nauw met bibliotheken samen. De bibliotheek kan verder een rolspelen in de bestrijding van laaggeletterdheid. Anderhalf miljoen Nederlanders boven de zestien jaar hebben grote moeite met lezen en schrijven. Deze mensen noemen we laaggeletterd. Zij zijn niet in staat gedrukte of geschreven informatie te gebruiken en kunnen hierdoor minder goed functioneren in de samenleving, thuis en op het werk. Bibliotheken zijn plekken waar laaggeletterden, naast scholen en bedrijven, blijken te komen. Zij maken bovendien graag van een digitale leeromgeving gebruik. Het SIOB doet de aanbeveling tot een integrale aanpak te komen en daarbij samenwerking te zoeken met partners als welzijn, ROC’s, bedrijven en sociale werkvoorziening.38 De minister van OCW zet in op de bestrijding van laaggeletterdheid door financiering van het Actieplan Laaggeletterdheid 2012-2015 ‘Geletterdheid in Nederland’ en in dat kader wordt een inzet van het SIOB en de bibliotheken ook gesteund.
38 SIOB, aanbiedingsbrief aanpak van laaggeletterdheid, 11 juli 2011.
56
Muziekmakelaar Vergeleken met boeken is de digitalisering van muziek veel verder geschreden. De fysieke collecties cd’s en bladmuziek verdwijnen uit de bibliotheek, terwijl het aanbod aan muziek in een streaming audio en mp3 formats op het internet al zeer groot is. Wat is dan de rol van de bibliotheek en de muziekbibliothecaris? Een belangrijke meerwaarde die de bibliotheek kan bieden, is titelverrijking. Een niet op verkoop gerichte representatieve verzameling informatie uit verschillende bronnen in gestructureerde, ruisarme vorm. Veel diensten met streaming muziek hebben geen geüniformeerde trackinformatie, zeker als het gaat om klassieke muziek. De muziekbibliothecaris ontwikkelt zich al snel tot gids en makelaar, waarvan meer muzikale en digitale kennis wordt verwacht. De Nederlandse vereniging van muziekbibliotheken ontwikkelt de cursus Muziekdingen, waarbij onderwerpen aan de orde komen als luisteren, delen, aanbevelen, apps, remis/mashup en zoeken. De Centrale Discotheek Rotterdam (CDR) speelt in op het verande rende luistergedrag met vervanging van de cd collectie door streaming audio. CDR directeur Teunissen: ‘De locatie functioneert als ontmoetingscentrum, luisterplek of studieplaats. De gidsfunctie van het personeel en de website zijn belangrijker geworden en zullen steeds belangijker worden. Context bieden in de meerwaarde van de bibliotheek. Alle cd’s zijn in de zomer naar het magazijn verhuisd om die andere functies te ruimte te bieden. De bezoekersruimte wordt volledig digitaal.’ Het nieuwe Muziekwebplein brengt nieuwe aanwinsten in touchscreens in beeld, er is een luisternis met door specialisten geselecteerd muziek en een loungeruimte. Er zijn wifi plekken en pc’s met muziekweb waar de catalogus geraadpleegd kan worden en de bestelling aan de balie afgehaald. Bij de opening van het Muziekwebplein sprak burgermester Aboutaleb over de museale functie van de CDR. Adjunct directeur De Koning ‘We merken dat onze compleetheid en de integere database steeds meer een functie krijgen. Dat we naar een museale functie toegroeien zou best eens kunnen. We gaan samenwerken met het Nederlandse instituut voor beeld en geluid (..) we gaan kijken naar [uitzuivering van] de werkzaamheden die dubbel worden gedaan’.
57
De bibliotheek inventariseerde ook websites die iets met muziek beoefening te maken hebben. Het leverde 300 links op. Alle muziek scholen zijn gewezen op de diensten die de bibliotheek kan leveren. (Bron: R. Warmerdam, Muziekbibliothecaris 2.0, Bibliothekenblad 14, 2011; M. De Jong, Wij zijn de KB van de cd, Bibliothekenblad 2, 2012)
Ad 4. Encyclopedie van kunst en cultuur Hoewel de invulling van deze functie in sterke mate afhankelijk is van lokale keuzes, neemt het belang ervan in potentie toe. De fysieke bibliotheek zal in de toekomst mensen niet met het papieren aanbod trekken maar met een aantrekkelijke omgeving en een programmatisch aanbod aan activiteiten dat mensen boeit, emotioneel betrekt en zo aan zich bindt. Kunst en cultuur en samenwerking met culturele instellingen zoals theaters, muziekscholen en musea bieden dan een kans. Er valt in dit kader bovendien een relatie te leggen met de digitale ontwikkeling bij erfgoedinstellingen en musea. Met name samenwerking met de archiefdienst of het regionale historische centrum kan aantrekkelijk zijn als manier om invulling te geven aan ‘het lokale’. Bovendien past dit bij de trend naar samengroeien die op landelijk niveau te zien is: zo is aangekondigd dat het Nationaal Archief en de Koninklijke Bibliotheek zullen gaan fuseren in de naaste toekomst. De landelijke digitale bibliotheek zal een groot aanbod kennen, maar waarschijnlijk zullen specifieke, alleen van lokale interesse zijnde (historische) werken en archieven van dagbladen niet direct door een landelijke partij digitaal ontsloten worden. De lokale bibliotheek kan een rol spelen in de digitale ontsluiting van dergelijke werken. Ad 5. Podium voor ontmoeting en debat De bibliotheek draagt voor velen bij aan de leefbaarheid van een gemeente en wordt om deze reden gewaardeerd. De ontmoetingsfunctie is nauw verbonden met de invulling van de eerste functie. Naarmate het belang aan de bibliotheek als plek om boeken te halen en raadplegen afneemt, neemt ook het potentieel van de bibliotheek als ontmoetingsplaats af. Daar waar dat volgens de lokale omstandigheden en wensen gepast is, kan deze functie desalniettemin vanuit de sociale doelstelling worden voortgezet of zelfs versterkt. Als basis moet wel een 58
actieve invulling aan minstens de eerste drie functies worden gegeven. Gratis draadloos internetten (wifi) als een dienst om de toegang tot de digitale collectie te ondersteunen en de aanwezigheid van studieplekken zijn daar voorbeelden van. De bibliotheek biedt dan daarbij tevens een plek om koffie te drinken en eventueel een hapje te eten: dan ontstaat de juiste atmosfeer om mensen te ontmoeten. Samenwerking met culturele en welzijnsinstellingen draagt bij aan de uitstraling van de bibliotheek als ontmoetingcentrum. Ook kan het lokale debat vorm krijgen met behulp van de bibliotheek. Zeker daar waar geen aparte debatingvoorzieningen zoals politieke café’s zijn.
4.4. De bibliotheek als organisatie Als gevolg van de landelijke infrastructuur inclusief landelijke digitale content en back-office samenwerking is te verwachten dat een aantal traditionele werkzaamheden binnen de bibliotheek die met deze functies samenhangen qua omvang sterk af zullen nemen. Op digitaal gebied zullen selectie en collectievorming, catalogisering, het afwerken van leenaanvragen worden geautomatiseerd en volgens landelijke afspraken in toenemende mate bij Bibliotheek.nl georganiseerd. Ten aanzien van de verwerking van papieren leenaanvragen en –retouren is automatisering de standaard. De transport en logistieke afhandeling hiervan zal voortgezet zoals nu het geval is. De bibliotheek zal meer dan voorheen op advisering en ondersteuning zijn gericht. Dus zullen voldoende (backoffice) medewerkers met vaardigheden op dit gebied aanwezig moeten zijn. De dienstverlening aan scholen (en andere maatschappelijke partners) kan het beste gestalte krijgen door deze op te zoeken en de dienst uit te voeren als onderdeel van hun organisatie. Deze werkwijze wordt ‘embedded’ genoemd.
4.5. De huisvesting van de bibliotheek Om de traditionele bibliotheekfuncties uit voeren bestaat een gemiddelde bibliotheek op dit moment uit een centrale met vestigingen in wijken of kernen. De digitale ontwikkeling zal de rol van het gebouw in de bibliotheek wijzigen. Het gebouw wordt minder belangrijk als plek om materialen uit te zoeken, op te halen en terug te bezorgen. De opslag van papieren boeken en andere materialen wordt minder belangrijk en de behoefte aan huisvesting in dit verband neemt af. Om de minder omvangrijke taak op het gebied van de fysieke collectie en 59
de adviestaken vorm te geven, kan decentraal de bibliotheekfunctie in kleinschaliger vestigingen (of minder vestigingen met een groter werkgebied) en in servicepunten (zoals plug-in bibliotheken) worden georganiseerd. De advies- of gidstaak met name voor de schoolgaande jeugd is een zaak die decentraal gestalte kan krijgen bij de onderwijsinstellingen. Ook leesbevordering kan voor een deel onafhankelijk van de locatie worden georganiseerd, dicht bij de doelgroepen. Het gebouw wordt wel belangrijker als plek om te leren, te studeren, te ontmoeten en (cultureel) geïnspireerd te worden. Wil de bibliotheek zich ontwikkelen in de richting van een volwaardig leercentrum en in dit kader studieplekken bieden, is hiervoor ruimte nodig. Als onderdeel van het leesbevorderingprogramma is het ook plezierig als een locatie aanwezig is als plek om met lezen in aanraking te komen. Bij de invulling van de functies kunst en cultuur alsmede ontmoeting en debat zijn de lokale keuzes afhankelijk van de lokale prioriteiten en omstandigheden. Die zullen mede van de schaal van de gemeente afhankelijk zijn. Bij grotere gemeenten past een plek die boeit en mensen trekt en bindt: ‘culturele magneten’, hoogwaardige vestigingen met een gevarieerd, wisselend programma aan (culturele) activiteiten. In kleinere gemeenten zal een meer bescheiden opzet passend zijn. In beide gevallen moet gekeken worden naar de overige (publieke, maar ook commerciële) voorzieningen die er op het gebied van ontmoeting en cultureel aanwezig zijn en/of samenwerking daarmee bereikt kan worden.
4.6. Conclusie Door de digitale ontwikkeling treedt een verschuiving op in de invulling van de functies van de lokale fysieke bibliotheek. De bibliotheek zal in de toekomst een organisatie zijn die sterker leunt op een advies- en gidstaak (‘verschaffen van context’) dan op de uitleentaak. De bibliotheek ondersteunt persoonlijke ontwikkeling en educatie door studiefaciliteiten te bieden. Ze fungeert als lokaal kenniscentrum voor leesbevordering, bestrijding van laaggeletterdheid en mediawijsheid. Hoewel de uitleen in toenemende mate digitaal zal plaatsvinden en de bibliotheek daarop ondersteuning biedt, blijft de uitlening en raadpleging van de fysieke collectie voorlopig nog van belang. De bibliotheek zal verder een op Bibliotheek.nl aanvullende rol spelen in de digitale ontsluiting van 60
lokaal erfgoed en cultuur. In de toekomst zal het bibliotheekwerk steeds vaker decentraal gestalte krijgen, dichtbij onderwijsinstellingen en andere partners, als onderdeel van de reguliere dienstverlening. Het gebouw wordt belangrijker als plek om te leren en studeren, te ontmoeten en (cultureel) geïnspireerd te worden. Om ontmoetingsplaats te blijven, is een actief beleid gericht op ondersteuning van toegang tot collectie bijvoorbeeld door wifi-voorzieningen en het verschaffen van studieplekken nodig, al dan niet in alliantie met andere instellingen. Met name in middelgrote en grote gemeenten zal de bibliotheek haar aantrekkingskracht moeten ontlenen aan een boeiend interactieve presentatie en een cultureel aanbod.
61
62
5. De opdracht van de gemeente aan de bibliotheek en fasering daarin 5.1. Lokaal nu keuzes maken In dit hoofdstuk kijken we naar de wijze waarop de gemeente de omslag naar digitale dienstverlening bij de bibliotheek kan aansturen. Besluiten over de inrichting en strategie van de lokale bibliotheek zijn in een decentraal stelsel altijd besluiten die lokaal worden genomen. De gemeente kan vanuit de rol van regisseur en opdrachtgever van het bibliotheekbeleid in hoge mate de digitalisering van de dienstverlening aansturen. In hoeverre de digitalisering van de bibliotheek een succes wordt, is sterk afhankelijk van het beleid van de bibliotheek zelf. De bibliotheek en de gemeente hebben de keuze uit drie strategieën: 1. Niets doen en afwachten. In dit scenario verandert de praktijk van de bibliotheek niet wezenlijk. De bibliotheek blijft gebaseerd op papier en de digitale bibliotheek is een randverschijnsel dat niet actief wordt
63
gepromoot. Op den duur zal de bibliotheek verouderd raken en steeds minder gebruikt worden. 2. De digitale ontwikkeling volgen. In dit scenario volgt de bibliotheek de ontwikkeling van Bibliotheek.nl en is actief met de promotie van de mogelijkheden van e-content voor de klant. 3. Aansturen op optimalisering van de digitalisering. In dit scenario wordt de digitalisering enerzijds actief gesteund door steun te verlenen aan gebruikers bij de omslag naar digitaal lezen en anderzijds worden gebruikers gestimuleerd in de keuze voor e-content door de fysieke collectie te beperken tot die titels waarvoor geen digitaal alternatief bestaat of voor speciale doelgroepen, die moeilijk tot digitaal lezen in staat zijn. Hier wordt gepleit voor het volgen van het derde scenario via het tweede scenario. Op de korte termijn is in dit verband de aansluiting op Bibliotheek.nl een prioriteit. Echter, nadeel daarvan zal zijn dat bij de bibliotheek een grote papieren collectie blijft aangehouden. Daardoor zullen dubbele kosten worden gemaakt: voor het actueel houden en het beheer van de fysieke collectie (inclusief de opslag) enerzijds en voor de opbouw van de digitale collectie (via de uitname van het gemeentefonds) anderzijds. Op termijn kan door optimalisering van de digitalisering op kosten worden bespaard. In essentie gaat het hier om een strategische keuze in plaats van een papieren collectie, een digitale collectie door de bibliotheek aan te bieden. Vergelijkbare operaties zijn bijvoorbeeld de introductie van pinautomaten en internetbankieren; de OV chipkaart; de digitale aangifte van belastingen op basis van DigiD. Kenmerkend voor deze operaties is dat de klant actief door middel van positieve en negatieve prikkels en de beperking van keuzemogelijkheden min of meer wordt geleid naar het gebruik van de digitale dienst. In dergelijke operaties blijft de fysieke dienst op de korte termijn bestaan, maar wordt in de loop der tijd minder belangrijk om tot slot vervangen te worden door de digitale dienst. Het geheel vervangen van de papieren collectie van de bibliotheek door e-books is echter, zoals eerder betoogd, geen realistische optie. Wel kan het gebruik van papieren boeken zoveel als mogelijk worden teruggedrongen. Om het proces te begeleiden is van belang een 64
flankerend voorlichting- en adviesbeleid te voeren om gebruikers te ondersteunen bij de omslag naar het lezen van e-books. Dit scenario kan niet op stel en sprong worden toegepast: daarvoor is de collectie van e-books nog veels te klein en de adoptie van leesapparaten onder het publiek nog niet ver genoeg geschreden. Eerst zullen deze zaken als randvoorwaarden moeten zijn gerealiseerd: dat zal (met de kennis van nu) pas aan de orde zijn in de periode na 2014 en vaart krijgen na 2016. Wel kunnen nu de beleidsuitgangspunten worden vastgelegd, zodat de richting wordt ingezet en de lokale bibliotheek zich kan voorbereiden op de nabije toekomst.
5.2. Bredere context: lokale transformatiestrategieën De digitale ontwikkeling van de samenleving is één van de verschillende factoren die de bibliotheek als lokale instelling momenteel onder druk zet. Ook staat het niet los van algehele ongunstige financiële situatie, waardoor gemeenten zijn gedwongen te zoeken naar bezuinigingen op de bibliotheek. In de VNG Handreiking Subsidiebeleid openbare bibliotheken (2011) zijn diverse strategieën beschreven om als gemeente de bibliotheek te transformeren: 1. Sturen op inhoud (collectie en activiteiten). De gemeente kan zich in extenso hiermee bemoeien, maar het is een arbeidsintensief proces. 2. Sturen op concentratie, een beleid gericht op het concentreren van de dienstverlening vanuit één plek. 3. Sturen op deconcentratie, het omgekeerde: beleid gericht op sluiting van een centrale vestiging en een sterke decentrale uitvoering. 4. Sturen op krachtenbundeling: een beleid gericht op een clustering met andere sociale voorzieningen in een stad, wijk of dorpskern (bijvoorbeeld Kulturhus) en/of de aansluiting van de bibliotheek bij andere culturele instellingen en horeca tot een ‘cross-over‘ organisatie. Voor de details wordt verwezen naar deze handreiking. Van belang voor het betoog hier is dat de digitalisering van de dienstverlening het beste als een onderdeel kan worden gezien van een breder beleid gericht op de herpositionering van de bibliotheek als lokale instelling.
5.3. Sturen op aansluiting op Bibliotheek.nl In de eerste plaats en op de korte termijn is van belang dat de gemeente de aansluiting op Bibliotheek.nl aanstuurt. Vrijwel alle bibliotheken hebben een aanvraag voor financiële ondersteuning door OCW gedaan; 65
daarop afgaande vormt de motivatie om in te stappen geen probleem. Maar daarmee is slechts een eerste stap gezet: de bibliotheek moet de digitale middelen ook optimaal gaan inzetten en integreren in haar organisatie en werkwijze. Besparingen en kosten In hoofdstuk 3 is in algemene termen een beeld geschetst van de kostenbesparingen van de aanpak via Bibliotheek.nl. De vraag die zich vervolgens voordoet bij bibliotheken en bij gemeenten is hoe groot de besparingen exact zullen zijn. Het is echter onmogelijk harde uitspraken te doen over de precieze hoogte van de besparingen voor individuele lokale bibliotheken. Daar is een aantal redenen voor. Ten eerste is de hoogte van de uiteindelijke besparingen onder meer afhankelijk van de uitgangssituatie van de bibliotheek (en het huidige kostenniveau). Ten tweede komt het doordat de kosten van de fysieke bibliotheek, waaronder de kosten van de fysieke collectie, op de middellange termijn zullen afnemen, maar de mate en het tempo waarin dat gebeurt afhankelijk zijn van lokaal beleid. Dat geldt ook bijvoorbeeld voor de meerkosten van flankerend beleid voor groepen die steun nodig hebben, van personeelsbeleid om de gidstaak gestalte te geven en de huisvesting. Bij al die vragen kunnen de lokale bibliotheken en de gemeenten eigenstandige keuzes maken, op grond van het ambitieniveau dat is gekozen en afgesproken in een onderling dialoog. Om deze reden is het aan te raden op de korte termijn een lokaal projectplan op te stellen waarin tevens de kosten en baten van de aansluiting op Bibliotheek.nl in beeld worden gebracht. Op de middellange termijn is van belang een beleidsplan te formuleren om de transitie van een fysieke naar een hybride bibliotheek te maken en daarbij de kosten en baten in beeld te brengen. De aansluiting op Bibliotheek.nl Als we kijken vanuit een hele smalle benadering naar de kosten en besparingen van de aansluiting op Bibliotheek.nl, is in dit verband door Bibliotheek.nl informatie ontwikkeld. In de brochure ‘Implementatie, Landelijke Digitale Infrastructuur 2012’ van Bibliotheek.nl is per onderdeel van de digitale infrastructuur aangegeven welke inzet en kosten worden verwacht voor de lokale bibliotheek, en welke inzet en kosten worden gedragen door Bibliotheek.nl (gefinancierd door het 66
Ministerie van OCW). In bijlage 2 treft u meer informatie daarover aan. Kort gezegd zijn de volgende kosten en besparingen te verwachten: • Aansluitingskosten Crux van de aansluiting is dat het lokale bibliotheeksysteem39 moet worden gekoppeld aan de digitale infrastructuur die op landelijk niveau wordt ontwikkeld. De koppelingen worden door Bibliotheek.nl bekostigd en beheerd. Dat neemt niet weg dat een bibliotheek hiervoor in 2012 eenmalige frictiekosten moet maken, die afhankelijk zijn van een aantal factoren zoals de leverancier van het lokale systeem, de configuratie van het lokale systeem, de samenwerking in de regio waardoor kosten al worden gedeeld, etc.. De eerdergenoemde aansluitsubsidie van € 37.000,- per bibliotheek die door het ministerie van OCW beschikbaar is gesteld, is bedoeld om deze eenmalige kosten af te dekken. Het is zaak tijdig de bibliotheek zo in te richten, dat daadwerkelijk in 2012 aangesloten kan worden. Om de aansluiting tot een succes te maken, kunnen in bepaalde gevallen aanvullende investeringen in ICT en opleidingen nodig zijn. De kosten kunnen het OCW subsidiebedrag overstijgen. De bibliotheek c.q. de gemeente zal zelf daarbovenop moeten investeren. De kosten voor het beheer van het lokale bibliotheeksysteem van de lokale bibliotheken zullen op de middellange termijn per saldo gelijk blijven. • Besparingen door afname van de diensten van de digitale infrastructuur Door landelijke ontwikkeling worden diensten gerealiseerd die individuele bibliotheken of in de regio samenwerkende bibliotheken niet of slechts met veel moeite zelf zouden kunnen realiseren. De kosten die door Bibliotheek.nl in 2012 worden gemaakt voor het landelijk ontwikkelen en beheren van de digitale infrastructuur en de diensten (website, NBC, Datawarehouse, CRM-systeem, enzovoorts) worden door het ministerie van OCW volledig vergoed. Dit betekent dat een lokale bibliotheek bespaart op het moment dat afscheid wordt genomen van een eigen digitale voorziening (bijvoorbeeld een eigen catalogusbrowser) om over te stappen op de
39 Een zogenoemde Integrated Library System (ILS). Dit is een complete set van modules voor het beheer van een bibliotheek, waaronder catalogusbeheer, uitleen, besteladministratie, tijdschriftenbeheer etc.
67
landelijke voorziening. Een voorbeeld: bibliotheken die momenteel nog de Aquabrowser gebruiken, kunnen vanaf 2013 tot € 0,19 per inwoner besparen door deze te vervangen door de Nationale Bibliotheekcatalogus.40 Planning Het moment van de aansluiting is nog niet het moment waarop de bibliotheken ook daadwerkelijk afscheid kunnen nemen van hun huidige CMS, datawarehouse of catalogus. Dat komt omdat deze onderdelen nog verder moeten worden doorontwikkeld en met content gevuld, een stapsgewijs proces waarbij steeds nieuwe releases worden opgeleverd en waarbij de bibliotheken een update ontvangen. De verwachting is dat eind 2012 de NBC zodanig is doorontwikkeld dat het een bestendig alternatief voor de Aquabrowser is geworden en het Datawarehouse voor iedere bibliotheek operationeel is. Vanaf begin 2013 kunnen alle deelnemende bibliotheken volledig overgaan naar de (compleet) nieuwe website-infrastructuur. Ze kunnen dan hun huidige CMS afschaffen en ze kunnen het CMS van Bibliotheek.nl afnemen. De website(infrastructuur) wordt vanaf dat moment als een online dienst door de landelijke organisatie Bibliotheek.nl aangeboden aan de lokale bibliotheken. Deze landelijke organisatie verzorgt vervolgens namens alle lokale bibliotheken het applicatiebeheer, zoals het maken van back-ups, het onderhoud en de installatie van nieuwe versies en updates, beveiliging tegen ongeautoriseerde toegang, en dergelijke.
5.4. Sturen op optimalisering van de digitalisering Om te stimuleren dat de gebruiker van de bibliotheek overgaat op het lenen en lezen van e-books is het van belang zoveel als mogelijk het fysieke alternatief te beperken. Tegelijkertijd moeten leden en gebruikers zoveel als mogelijk naar behoefte worden ondersteund bij de omslag naar e-lezen. Maatregelen, instrumenten en afspraken die in dit kader van belang zijn, zijn de volgende. Nulmeting/(markt)onderzoek In de eerste plaats is van belang lokaal een beeld te krijgen van de mogelijkheden en wensen van de gebruikers. Er kan (markt)
40 Tarieven van de Aquabrowser zin afhankelijk van lokale wensen en variëren daarom sterk in Nederland. De besparing van € 0,19 is een (maximaal) bedrag inclusief investeringen in de Aquabrowser die over 3 jaar wordt afgeschreven.
68
onderzoek in de vorm van een nulmeting worden gedaan naar de mate waarin gebruikers van de bibliotheek beschikken over elektronische leesapparaten en de ervaring en wensen van groepen gebruikers op dit gebied. Hoeveel gebruikers en welke groepen lopen voorop en welke zijn conservatief ingesteld en/of hebben geen toegang tot e-content? Dergelijk onderzoek kan veel waardevolle informatie opleveren die van belang is voor de aanpak en het tempo van digitalisering. Welke groepen zullen geen moeite hebben met de omslag en welke moeten geholpen worden? Welke groep zal vasthouden aan het fysieke boek? Over welke voorzieningen beschikken belangrijke samenwerkingspartners, zoals scholen? Op grond van een goede nulmeting kunnen beleidskeuzes worden gemaakt. Collectie- en substitutiebeleid Om de digitalisering te optimaliseren zijn afspraken over selectie-, collectie- en substitutiebeleid een belangrijke instrument. Het is van belang dat in het collectiebeleid de keuze wordt gemaakt boeken en andere materialen zoveel als mogelijk uitsluitend in digitale vorm aan te bieden. Substitutie brengt niet alleen de beleidsdoelstelling dichterbij maar het bespaart ook op dubbele kosten. Bibliotheek.nl verzorgt het digitale aanbod. De lokale bibliotheek hoeft alleen kritisch te kijken naar de noodzaak om een boek in de fysieke collectie te handhaven; daarbij kan eventueel op basis van een helder beleid een keuze om te temporiseren of juist te versnellen worden gemaakt. Als men de digitalisering wil optimaliseren moet een actief ‘deselectiebeleid’ worden geformuleerd voor titels die digitaal beschikbaar zijn. De gemeente kan hierover afspraken maken met de bibliotheek in het kader van de contractering of hierover voorwaarden opnemen bij de subsidieverlening. Ondersteuning gebruikers Teneinde gebruikers te interesseren voor digitaal lezen is een aanpak om hen te stimuleren, te helpen en te adviseren nodig. Dat kan bijvoorbeeld gestalte krijgen door als tijdelijke activiteit aan gebruikers e-readers uit te lenen. Nadeel daarvan is dat dit een zekere technische expertise vereist die de bibliotheek normaliter niet in huis heeft. Er zal namelijk dan ook steun moeten worden verleend bij het oplossen van technische problemen met de e-readers. Een alternatief kan zijn het aangaan van allianties met aanbieders van e-readers door bijvoorbeeld voordelige
69
aanbiedingen of aanwezigheid van een helpdesk van een aanbieder in de bibliotheek (shop in a shop). Samenwerking met het onderwijs Een ander aspect is de samenwerking met andere instellingen zoals scholen. De mate waarin de school digitaal lezen kan ondersteunen door de beschikbaarstelling van digitale leesapparaten zal daarin een sleutel zijn. De scholen zijn zelf bezig met een slag om de nieuwe media te integreren in de werkwijze. Het is van belang met scholen afspraken te maken over de digitale dienstverlening en hun rol daarin. De gemeente kan hierin een wezenlijke rol spelen door het nemen van het initiatief om partijen aan tafel te noden en daarmee bestuurlijke afspraken te maken. Vijf functies aanpassen en opbouw van de gidsfunctie De beperking van de traditionele uitleenfunctie moet vergezeld worden door een opbouw van de nieuwe rol als gids en adviseur. (Zie hoofdstuk 4.) Dat vraagt om opleidingen en zo nodig reorganisatie van de bibliotheek om deze taak waar te maken.
5.5. Dialoog en draagvlak Belangrijk hierbij is als gemeente met de bibliotheekorganisatie een dialoog aan te gaan over de keuzes die gemaakt moeten worden en voldoende ruimte te laten tot de invulling te komen. Een beleid dat eenzijdig wordt afgekondigd en geen draagvlak heeft, zal geen succes worden. Hoewel de digitale trends van de toekomst zich voor de waarnemer duidelijk aftekenen, is er begrijpelijkerwijs weerstand en behoudzucht, niet in de laatste plaats bij een deel van de bibliotheken en sommige gebruikers. Het overwinnen hiervan is een van de zaken waarmee actief rekening gehouden moet worden zowel in het besluitvormingsproces als bij de implementatie. Indien dit met zorg gebeurt, zal het draagvlak worden opgebouwd. Het succes van de digitalisering van de dienstverlening bij de banken, de OV chipkaart en de digitale belastingaangifte ondanks aanvankelijke weerstand laat zien dat de pijn tijdelijk is en het nieuwe uiteindelijk naar tevredenheid wordt gebruikt.
70
5.6. Financiële kwesties De uitname uit het gemeentefonds Zoals eerder aangegeven zal een uitname uit het gemeentefonds in verband met de centralisatie van de inkoop van e-content niet eerder dan in 2014 aan de orde zijn. De korting zal lokaal in mindering gebracht kunnen worden op de bibliotheeksubsidie. Daarbij ligt voor de hand dat het (minstens deels) in mindering wordt gebracht op de middelen bestemd voor collectie. Zo zal ook de substitutie van fysiek door digitaal kunnen worden aangejaagd. De gemeente kan hierover afspraken maken met de bibliotheek in het kader van de contractering of hierover voorwaarden opnemen bij de subsidieverlening. Intergemeentelijke samenwerking: ook financieel Door de opschaling van de bibliotheek zijn vele streekbibliotheken ontstaan, die in opdracht van meerdere gemeenten werken. Nu vele gemeenten moeten bezuinigen, is van belang dat in regionaal verband afspraken worden gemaakt welke subsidieniveaus gelden. Door als gemeente in de regio meer dan gemiddeld te bezuinigen, worden overheadkosten van de bibliotheek immers onevenredig afgewenteld op de andere gemeenten. In meest extreme vorm gebeurt dit als een van de deelnemende gemeenten besluit de subsidie stop te zetten. Een besluit tot stopzetten stelt de bibliotheek en de overige aan het samenwerkingsverband deelnemende gemeenten voor het dilemma wat te doen voor de burgers uit een gemeente die zich terugtrekt. Moeten deze worden geweigerd of moet alsnog toegang worden verschaft tot de voorziening, en welke contributie moet dan gevraagd worden? De deelnemende gemeenten betalen namelijk alleen voor de eigen inwoners, niet die van derden. Als dit probleem verder blijft bestaan, is differentiëren naar gevraagde contributie onvermijdelijk. Door de gemeente Mook en Middelaar is bij het besluit om de subsidie aan de bibliotheek te beëindigen al hierop geanticipeerd. Er is een motie aangenomen door de raad om de eventuele meerprijs van het lid worden van een buur- of centrumgemeentebibliotheek door de gemeente te laten subsidiëren. Daarmee kunnen zij de eventuele toeslag op het lidmaatschap die in rekening wordt gebracht betalen.
71
Contributies harmoniseren OCW beziet momenteel of lokale contributies (c.q. het onderdeel voor de digitale dienstverlening) geharmoniseerd moeten worden en hoe dit dan gestalte kan krijgen. Dit als onderdeel van de uitwerking van vraagstukken verband houdende met de actualisering van de wetgeving of de totstandkoming van de digitale bibliotheek (zie hoofdstuk2). Hiertoe lijkt aanleiding te zijn omdat calculerende klanten die toegang tot de digitale bibliotheek zoeken daarop zullen inspelen. Ook zijn er verschillen in het jeugdtarief (tot 16 of 18 jaar). Er ligt hier een evidente spanning met het decentrale karakter van het stelsel; de VNG zal dergelijke voorstellen kritisch tegemoet treden. Op dit moment is nog niet te zeggen wat de uitkomst van deze discussie zal zijn. Herijking subsidie-instapniveaus In het Bibliotheekcharter 2010-2012 zijn afspraken gemaakt over de continuering van de instapniveaus om de bibliotheken in staat te stellen de transformatie naar digitalisering succesvol te maken. De instapniveaus van financiering zijn afgesproken in een tijd dat de bibliotheek als organisatie stabiele contouren had, waarvan de kwaliteit in certificatievereisten was vastgelegd. Gelet op de meer diverse inrichting van de bibliotheek en de impact van de digitalisering op de bibliotheek vindt de VNG dat nieuwe afspraken moeten worden gemaakt. Er zijn nieuwe minimumeisen ten aanzien van de bibliotheekfunctie nodig, die in kwaliteitscriteria worden vertaald. Aansluitend kunnen nieuwe afspraken over het minimale subsidieniveau worden gemaakt.41 Dit is actueel nu de invoeringsfase van Bibliotheek.nl een aanvang heeft genomen en een nieuwe cyclus van certificatie van de lokale bibliotheken in 2014 aanstaande is. In verband hiermee is tevens van belang dat in het Bibliotheekcharter 2010-2012 o.a. is vastgelegd dat OCW, VNG en IPO de huidige en toekomstige financiële structuur van het bibliotheekwerk op de verschillende overheidsniveaus zullen onderzoeken. Het onderzoek zou de bestaande financiële stromen in kaart moeten brengen en op de verschillende overheidsniveaus de financiële effecten van de het proces van bibliotheekinnovatie, zoals de verschuiving van fysieke naar digitale 41 VNG brief aan de VOB d.d. 17 december 2010, BAOZW-U201002437; VNG brief aan OCW over bibliotheekwetgeving d.d. 1 maart 2011 BAOZW/U201100356; VNG brief aan de Tweede Kamer over bibliotheekwetgeving d.d. 15 december 2011 U20110223.
72
diensten en certificering beschrijven. Op basis van de resultaten van het onderzoek kunnen de partijen afspraken maken over de financiële consequenties. Inmiddels heeft OCW de Basismeting financiële structuur openbare bibliotheekwerk uitgebracht die als een nulmeting is te beschouwen en de uitgaven van de overheden in periode 2001-2009 in beeld brengt.42 Vervolgonderzoek en het overleg tussen de overheden zullen nog plaatsvinden.
42 DSP, Basismeting financiële structuur openbare bibliotheekwerk, 2012 in opdracht van OCW; Tweede Kamer 28330 nr. 52 (bijlage).
73
74
Bijlagen
Bijlage 1. De digitale transformatie Op dit moment voltrekt zich in de samenleving een transformatie van het lezen en werken met papier naar het gebruik van het beeldscherm als het primaire lees- en schrijfmedium. Voor de bibliotheek als maatschappelijke organisatie zijn de volgende trends relevant: • Er wordt steeds meer gebruik gemaakt van het internet om informatie te zoeken en boeken en films te kopen. • Steeds meer gebruikers beschikken over apparaten om van digitale content gebruik te maken en die toegang tot internet hebben om te downloaden. • Er is een stijgend aanbod aan digitale boeken, dagbladen, tijdschriften, muziek etc. • Jongeren geven de voorkeur aan digitale media. • Gebruikers lezen graag e-books. • In het onderwijs neemt ICT een steeds belangrijkere positie in. In het navolgende wordt hierop nader ingegaan.
Steeds meer internetgebruik Nederlanders maken steeds vaker gebruik van het internet om informatie te zoeken en om goederen of diensten te kopen. Ruim acht op de tien Nederlanders gebruikt dagelijks het internet.43 Voor 81% van de Nederlanders geldt dat ze internetbankieren.44 In 2009 was Nederland op Denemarken en het Verenigd Koninkrijk na koploper van de WestEuropese landen als het gaat om het online doen van aankopen.45 Het aantal e-shoppers in Nederland is sterk gegroeid: uit onderzoek is gebleken dat ruim 70% van de Nederlandse internetgebruikers wel eens aankopen doet via internet.46 Inmiddels is 55% van de Nederlanders een ‘frequente e-shopper’. Van hen heeft meer dan 40% onlangs literatuur
43 Zie: Centraal Bureau voor de Statistiek, ICT, kennis en economie 2011, p. 108. 44 Zie: Centraal Bureau voor de Statistiek, ICT, kennis en economie 2011, p. 113 en p. 119. Het gaat hier overigens om Nederlanders in de leeftijd van 12 tot 74 jaar. 45 Eurostat, 2009 http://epp.eurostat.ec.europa.eu 46 Govcert 2010.
76
en meer dan 25% onlangs een film of muziek online aangeschaft.47 Dit vaak van een grote (internationale) aanbieder.
Steeds meer gebruikers beschikken over apparaten om van digitale content gebruik te maken en die toegang tot internet hebben om te downloaden In de Verenigde Staten heeft al 1 op de 3 personen de beschikking over een digitaal leesapparaat, namelijk een e-reader of een tablet. Zo snel als in de Verenigde Staten gaat het niet, maar het aantal Nederlanders dat een e-reader of tablet heeft, stijgt gestaag. In Nederland zijn nu al 1,7 miljoen tabletgebruikers (10% van de Nederlanders, 14% van de internettende bevolking) en dit aantal zal in 2012 nog verder toenemen.48 In april 2010 beschikte 2,6 % van de Nederlanders over een e-reader. In april 2011 was dat bijna 5 %. Dit cijfer zal in 2012 naar verwachting opnieuw verdubbelen.49 Tabel 1. Gebruik apparatuur door personen met toegang tot internet in % (2005-2011). Bron: CBS geciteerd door het SIOB.50 100 80 60 40
2005 2007
20
2009 2011
0 PC / desktop
Laptop
Mobiele telfoon
Andere appartuur (spelcomputer, palmtop)
Niet alleen de e-reader en de tablet zijn geschikt als beeldscherm. Ook de personal computer, de laptop, de spelcomputer en de smartphone dienen zich aan als digitaal leesapparaat. Gemiddeld 95% van de 47 Zie: Centraal Bureau voor de Statistiek, ICT, kennis en economie 2011, p. 121. 48 M. Hijink, Verslaafd aan smartphones en tablet pc’s, NRC, 25 februari 2012. 49 Stichting Marktonderzoek Boekenvak en Intomart GfK 50 SIOB http://www.siob.nl/bibliotheekmonitor/trends-media-informatie/internet/internettoegang-apparatuur/item108
77
Nederlanders had in 2011 toegang tot internet. Van deze groep (in bovenstaande tabel op 100% gesteld) gebruikte in dat jaar 80% een personal computer (PC). Sinds 2005 daalt het gebruik van de PC voor de toegang tot internet. Wifi en mobiele telefonie maken het internetgebruik (deels) plaatsonafhankelijk. Anno 2012 kan meer dan de helft van de internetgebruikers via de mobiele telefoon (bijna) altijd en overal gebruik maken van internetdiensten.51 In Nederland zijn er al zo’n 5,5 miljoen gebruikers van smartphones en overtreft de verkoop van smartphones die van gewone mobiele telefoons.52
Er is een stijgend aanbod aan digitale boeken, dagbladen, tijdschriften, muziek etc. Eind 2011 waren in Nederland 9000 titels ook als e-book beschikbaar: minder dan 1,5 % van de in druk beschikbare boeken was dus ook als e-book beschikbaar. In Nederland is de e-bookmarkt nog klein: in 2011 bedroeg zij met ca. 850.000 zo’n 1,7% van de afzet. Dit aandeel was meer dan verdubbeld ten opzichte van 2010 toen dat 0,7% was. Het aandeel groeit dus snel en wanneer het beperkte aanbod van e-titels in ogenschouw wordt genomen, is volgens SEO Economisch Onderzoek de conclusie gerechtvaardigd dat het e-book gewild is bij de Nederlandse lezer. Echter, uitgevers en auteurs staan uit angst voor omzetverlies vaak huiverig tegenover het uitgeven van e-books. Cijfers uit de VS laten echter zien dat digitalisering van het boekenaanbod niet ten koste hoeft te gaan van de winstgevendheid van uitgevers. Inmiddels liggen de prijzen van veel e-books daar zelfs hoger dan van paperbacks en is het omzetaandeel van e-books meer dan 15 % van de boekenmarkt.53 De omzet van e-books bij Amazon ligt hoger dan bij paperbacks.54 In Duitsland is circa een derde van het aantal titels voor non-fictie en 11% voor fictie als e-titel beschikbaar. Daar is de verwachting dat in de periode tot 2015 een marktaandeel van 15% zal worden geworven.55 Er is ook een stijgend illegaal aanbod aan e-books beschikbaar op het internet. Piraterij is een probleem voor de belanghebbenden.56
51 SIOB http://www.siob.nl/bibliotheekmonitor/trends-media-informatie/internet/internettoegang-apparatuur/item108 52 M. Hijink, Verslaafd aan smartphones en tablet pc’s, NRC, 25 februari 2012. 53 SEO Economisch onderzoek ism IVIR, Digitaal gebonden: onderzoek naar de functionaliteit van een vaste boekenprijs voor het e-book, 2011 54 Amazon presscentre, January 27 2011, http://phx.corporate-ir.net/phoenix. zhtml?c=176060&p=irol-newsArticle&ID=1521090&highlight= 55 SEO Economisch onderzoek ism IVIR, Digitaal gebonden: onderzoek naar de functionaliteit van een vaste boekenprijs voor het e-book, 2011. 56 Driekwart Nederlandse e-books gekraakt op het net, NRC 1 februari.
78
Jongeren geven de voorkeur aan digitale media Uit cijfers van het Sociaal en Cultureel Planbureau (2010) komt naar voren dat het lezen van gedrukte media tussen 1975 en 2005 ruwweg is gehalveerd: van 6,1 naar 3,8 uur per week. Het gebruik van de computer is tussen 2000 en 2005 juist meer dan verdubbeld: van 1,8 naar 3,8 uur per week. Jonge mensen lopen voorop in het gebruik van de nieuwe mediatechnologieën en laten de oude technologieën ook sneller vallen, terwijl gedrukte media het vooral moeten hebben van ouderen. Tabel 2. Gebruik van gedrukte en digitale media, naar leeftijdscategorie (2005). Bron: SCP (2010) 57 15,00
11,25
7,50
3,75
Digitaal Gedrukt
0 12-19 jaar
20-34
35-49
50-64
65+
De zogenoemde ‘netgeneratie’ jongeren gaat ook op een hele andere manier om met de nieuwe media. Het betreft jongeren die zijn geboren tussen 1978 en 1998 en die zich van kinds af aan door digitale media omringd wisten. Als gevolg daarvan ontwikkelden ze een natuurlijke omgang met de computer, het internet en de mobiele telefoon, en verschillen ze fundamenteel van voorgaande generaties die deze vertrouwdheid missen. De ‘netgeneratie’ heeft een ‘hypertext mind’, die haar in staat stelt op een non-lineaire manier te denken, en bezit bovendien andere eigenschappen en vaardigheden dan haar ouders. Zo voeren deze jongeren verschillende taken tegelijk uit (multitasking), combineren en integreren tekst, beeld en geluid op
57 SCP, http://www.tijdsbesteding.nl/ geciteerd in Niels Bakker, Digitaal literair lezen – doen we het al? Stichting Lezen, 2010
79
een natuurlijke manier, produceren zelf informatie en kopiëren en hergebruiken informatie.58 Nederland is op dit vlak ook een relatieve koploper in Europa. Het gebruik van de sociale media door jongeren in Nederland is bijna het hoogste van de EU.59
Gebruikers lezen graag e-books Uit onderzoek van de Stichting Marktonderzoek Boekenvak en Intomart GfK komt naar voren dat lezers van e-books bijzonder tevreden zijn over hun ervaringen. Bijna 100 % (!) zegt dat de e-books volledig of grotendeels aan hun verwachtingen hebben voldaan.60 De aantrekkelijkheid van het e-book is voornamelijk gelegen in het praktische karakter. Het e-book is handig voor op vakantie en voor onderweg en men hoeft geen zware stapel boeken mee te nemen.61 Uit een studie van de stichting Lezen komt naar voren dat de gebruikers van literaire en poëtische e-books tevreden zijn over dit medium.62 Er treedt ook acceptatie en gewenning op: het aantal mensen dat e-books (zeer) onaantrekkelijk vindt is van 51% in juli 2009 gedaald tot 42% in april 2011. Inmiddels zegt 27% het e-book juist (zeer) aantrekkelijk te vinden.63 Kinderen ontwikkelen zich met e-books Over het gebruik van digitale media onder kinderen is nog niet zoveel bekend. Hoewel ouders sceptisch zijn, houden kinderen volgens initieel onderzoek van het Joan Ganz Cooney Centre at Sesame workshop meer van e-books dan gewone boeken. Ze onthouden en begrijpen evenveel als wanneer ze gedrukte boeken lezen.64
58 Niels Bakker, Digitaal literair lezen – doen we het al? Stichting Lezen, 2010. 59 Zie: Centraal Bureau voor de Statistiek, ICT, kennis en economie 2011, p. 118. 60 Stichting Marktonderzoek Boekenvak en Intomart GfK, persbericht, 2 december 2010. 61 Stichting Marktonderzoek Boekenvak en Intomart GfK, persbericht , mei 2011. 62 Niels Bakker, Digitaal literair lezen – doen we het al? Stichting Lezen, 2010. 63 Stichting Marktonderzoek Boekenvak en Intomart GfK, persbericht, mei 2011. 64 De uitkomsten van het onderzoek zijn nog voorlopig, het onderzoekscentrum werkt aan een grotere en meer diepgaande studie naar dit onderwerp. http://www.digitalbookworld.com/2012/ for-reading-and-learning-kids-prefer-e-books-to-print-books/
80
In het onderwijs neemt ICT een steeds belangrijker positie in Volgens het onderwijs expertisecentrum Kennisnet kan ICT bijdragen aan efficiënter, effectiever en aantrekkelijker onderwijs. Met ICT kan een leraar de instructie verrijken met beeld en geluid en daarmee de overdracht van kennis intensiveren. Kennis wordt beter overgedragen als beeld en geluid worden gecombineerd. Het digitale schoolbord blijkt een goed medium voor het verrijken van klassikale instructie. De invoering van het digitale schoolbord is zeer snel gegaan. Bijna elke school beschikt inmiddels over een of meer digitale schoolborden. De verwachting is dat op korte termijn vrijwel elk leslokaal in het basisonderwijs uitgerust zal zijn met een digibord. Driekwart van de leraren gebruikt computers bij het lesgeven. Leraren gebruiken vooral standaard kantoortoepassingen zoals tekstverwerking en e-mail. Daarnaast gebruikt iets meer dan de helft van de docenten methode- of vakspecifieke programma’s. Een kwart van het leermateriaal is digitaal. Leraren verwachten dat dat aandeel in de komende jaren flink zal groeien. In het basisonderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar beroeps onderwijs is momenteel voor gemiddeld elke vijf leerlingen één computer beschikbaar. De verschillen tussen scholen zijn aanzienlijk en schommelen bij 95% van de scholen tussen 1 leerling en 10 leerlingen per computer. Het merendeel van de studenten in het mbo neemt een eigen laptop mee naar school. Binnen het voortgezet onderwijs ligt dit veel lager en in het basisonderwijs komt het nauwelijks voor. Draadloos internet en een glasvezelverbinding zijn vooral beschikbaar op scholen voor voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs. Informatie zoeken is op school en in de thuissituatie de belangrijkste leeractiviteit waarvoor leerlingen (83%) in het voortgezet onderwijs gebruikmaken van internet. Daarnaast geeft 60% van de leerlingen aan dat ICT hen ook in staat stelt vanuit huis samen met andere leerlingen aan schooltaken te werken. De grootste verandering die zich in het afgelopen jaar heeft voorgedaan, is dat leerlingen hun huiswerk via de e-mail inleveren. Het aantal leerlingen dat dit doet, is gestegen van 24%
81
naar 34%. Verder gebruiken leerlingen internet ook steeds vaker om (via de elektronische leeromgeving van de school) op te zoeken wat het huiswerk is.65 Zuid-Korea digitaliseert alle schoolboeken Zuid-Korea heeft besloten alle schoolboeken te digitaliseren en afscheid te nemen van alle papieren schoolboeken per 2015. Alle leerlingen krijgen een digitaal leesapparaat waarmee zij hun vanuit een cloud downloadbare schoolboeken kunnen raadplegen. ZuidKorea hoopt door de maatregel de voorsprong die Zuid-Koreaanse kinderen in digitale vaardigheden hebben te bestendigen en uit te bouwen. Bron: BBC.co.uk, G. Eason, Digital textbooks open a new chapter, 18 oktober 2011.
65 Kennisnet, Vier in Balans Monitor 2011 Ict in het onderwijs: de stand van zaken, 2011.
82
Bijlage 2. Inzet & Kosten Implementatie Landelijke Digitale Infrastructuur van Bibliotheek.nl Alle kosten voor de bibliotheek kunnen afgedekt worden door de ontvangen OCW-subsidie Infra-onderdeel
BNL
Bibliotheek
Toelichting
I. WEBSITE (WLWI) Widgets
Volledige bekostiging basiswidgets
Afname additionele diensten en/ of commercieel aangeboden widgets
Leveranciers bouwen in opdracht van BNL basiswidgets die binnen BNL-budget worden gerealiseerd
Content binnen widgets
Volledige bekostiging landelijke content, redactie en beheer
Invoeren en beheren van eigen content bij lokale widget
Lokaal kan ook cocreatie gaan plaatsvinden met partners binnen gemeente – gepland na eerste implementatieronde
Content intramuraal
Via omslaggelden VOB wordt deze content centraal ingekocht
Verandert niet – lokale PC’s om content aan te bieden
In 2012 zal geprobeerd worden delen van deze content ook voor thuisgebruik te ontsluiten
83
Infra-onderdeel
BNL
Bibliotheek
Toelichting
Website technisch beheer
Kosten 100% BNL na overgang naar WaaS in 2013
Kosten blijven bij bibliotheek tot overgang naar WaaS in 2013
Beheer van eigen redactie en content blijft verantwoordelijkheid van en kostenpost voor bibliotheken, ook na overgang naar WaaS
CMS
Tijdelijke plugins voor Joomla, Bart, Drupal en Iguana t.b.v. Widgetstore (plug-in-support eindigt eind 2013)
Handhaving huidige CMS. Eventuele kosten vervallen na overstap op WaaS in 2013.
Op verzoek levert BNL (kosteloos) een CMS + plug-in voor bibliotheken die daar geen beschikking over hebben of willen overstappen.
II. NATIONALE BIBLIOTHEEKCATALOGUS (NBC) Bezits registratie & data-analyse
Begeleiding aanlevering data door PSO’s, clearing en rapportage OCLC. BNL levert toolset.
Verzorging datadump, opschonen en bijhouden eigen catalogus na rapportage
Data-dump (initieel) en opschonen (binnen 12 maanden) zijn eenmalige acties
Bezits synchronisatie
Koppeling infra met ILS-leverancier direct en via servicebus
Eigen ILS configureren met ILSleverancier (parametrisering)
Synchronisatie is doorlopend proces, parametrisering is eenmalig (offerteaanvraag daarvoor zelf organiseren via PSO)
NBC+ (najaar 2012)
BNL levert op. Functionaliteit vergelijkbaar met Aquabrowser plus toevoeging KB-dossiers
Vervanger voor Aquabrowser vanaf 2013 (besparing € 0,19 per inwoner)
De huidige NBC 1.0 en de versies die in de loop van 2012 worden opgeleverd zijn in feite ‘bètaversies’ voor de NBC+
84
Infra-onderdeel
BNL
Bibliotheek
Toelichting
III. DATAWAREHOUSE (DWH) Aanleveren basisset
BNL verzorgt voortgang basisset en breidt deze stapsgewijs uit
Aanleveren eerste dataset in 2012 en vervolgens periodiek. Vanaf 2013 kan DWH de BISenquête VOB vervangen
basisset is in te zien op BNL-website
Koppeling ILS – basis (basisset)
Wordt volledig door BNL bekostigd en beheerd
Eigen ILS configureren met ILSleverancier (parametrisering)
Koppeling data met DWH is periodiek proces. BNL produceert basisdata waarmee bibliotheek eigen rapportages kan maken.
Koppeling extra – financieel & HRM
Buiten scope BNL – wordt wel ondersteund / gefaciliteerd
Indien gewenst kan dit afgenomen worden i.o.m. leverancier (PSO’s)
Uitbreiding biedt ook meer rapportage-tools
Eigen ILS configureren met ILSleverancier (parametrisering)
Levert ‘mijnbibliotheek’-omgeving en betaalmogelijkheden op, faciliteert uitgifte e-Books (gebruik per lid)
IV. IDENTIFICATIE & AUTORISATIE Koppeling ILS
BNL verzorgt koppeling naar ILS-leverancier voor identificatie & autorisatieproces
V. TECHNISCH BEHEER INFRA
85
Infra-onderdeel
BNL
Bibliotheek
Eerstelijns ondersteuning PSO’s
Additionele kosten vanwege implementatie infra worden door BNL betaald en intern verrekend in SSPN-verband
De huidige 1e lijnskosten blijven voor rekening bibliotheken (dus in principe gelijk)
Tweedelijns ondersteuning & experts PSO’s
Wordt inzake de infra volledig bekostigd door BNL
Implementatieadvies & ondersteuning
Inzet van BNLers en PSO-ers inzake implementatie wordt volledig bekostigd door BNL i.s.m. de PSO’s
Eigen inzet van medewerkers of externe adviseurs (niet BNL/PSO) is voor rekening bibliotheek
Beheer koppelingen
Beheer van de koppeling infra via servicebus (NBC, DWH, IAM) wordt structureel afgedekt door BNL
Houd rekening met beheerskosten van uw koppeling met uw (maatwerk) ILS van zo’n 15% van de aanschafwaarde van de koppeling
86
Toelichting
Maatwerk vanuit de bibliotheek wordt wel ondersteund (indien zinvol), maar niet bekostigd door BNL, behoudens voor de G4 (waarmee een separate implementatie loopt)