De Digitale Openbare Bibliotheek in Vlaanderen
Een strategische kijk op de toekomst OKTOBER 2007
i.o.v.
Inhoud 1.
Management Summary
4
1.1. De openbare bibliotheken: beknopte analyse van de huidige situatie
4
1.2. Media 2.0 en het nieuwe media-landschap
5
1.3.
6
Bibliotheek2.0
1.4. De toekomst-strategie van de digitale openbare bibliotheek 1.5. Concrete voorstellen voor implementatie van de strategie
7 9
1.6. De impact op organisatie en medewerkers
10
1.7. Tot slot
10
2.
De openbare bibliotheken: beknopte analyse van de huidige situatie
11
2.1.
VCOB - het steunpunt voor de openbare bibliotheken
11
2.2. Missie van het VCOB
11
2.3. De Vlaamse openbare bibliotheken vandaag
11
2.4. De fysieke bibliotheek
13
2.5. De digitale bibliotheek vandaag
13
2.6. De bibliotheekmedewerker
17
2.7. Het legale kader
17
3.
Media 2.0 en het nieuwe media-landschap
19
3.1. De opkomst en eenwording van de digitale media
19
3.2. Het veranderende media-landschap
19
3.3.
Web 2.0 – kort
21
3.4.
Web 2.0 – meer in detail
21
4.
Bibliotheek2.0
24
4.1. Definities en visies Bibliotheek2.0
24
4.2.
25
Een beknopt overzicht van Bibliotheek2.0-toepassingen
4.3. De situatie van Vlaanderen ten opzichte van het buitenland
26
5.
30
De toekomst-strategie van de digitale openbare bibliotheek
5.1. De kernopdracht
30
5.2. De belangrijkste veranderingen
31
5.3. De collectie
31
5.4.
Veranderende toegang tot informatie
33
5.5.
Verruiming van het domein
34
5.6.
Verschuiving van autoriteit
35
5.7. De fysieke bibliotheek in het digitale tijdperk
39
5.8. De bibliotheek t.o.v. de buitenwereld
40
5.9.
Eigenheden van de openbare bibliotheken t.o.v. de (nieuwe) concurrenten 42
5.10. De bibliotheek als merk
42
6.
Concrete voorstellen voor implementatie van de strategie
44
6.1.
Beleidslijnen
44
6.2.
Een roadmap voor implementatie
47
7.
De impact op organisatie en medewerkers
48
3
1. Management Summary ONE Agency heeft in de periode april tot juni 2007 een advies-opdracht uitgevoerd voor de projectgroep Open Vlacc, ondersteund door het VCOB, met als doel het bepalen van een toekomststrategie voor de digitale openbare bibliotheek in Vlaanderen. De opzet van de studie was het bespreken van het toekomstig gedrag van gebruikers, en het bekijken van de ontwikkeling van de digitale bibliotheek in dit perspectief. Via workshops, desk research en creatieve sessies werden hiervoor een reeks stappen doorlopen. De resultaten daarvan worden beschreven in dit rapport.
1.1. De openbare bibliotheken: beknopte analyse van de huidige situatie a.
HET VCOB
Het VCOB is het culturele steunpunt voor alle openbare bibliotheken in Vlaanderen, dat projecten realiseert en collectieve diensten levert aan de Vlaamse openbare bibliotheken. Dit centraal orgaan ondersteunt de decentrale autoriteiten en actoren, die vrij kunnen omgaan met deze steun. Eén van haar taken is de strategische en praktische invulling van het concept “digitale bibliotheek”. b.
DE BIBLIOTHEEK
Uit de globale analyse blijkt dat de fysieke aanwezigheid van de bibliotheken nog steeds één van de belangrijkste troeven is. Via een sterk vertakt netwerk van 880 vestigingen in Vlaanderen, wordt een rijk aanbod aan materialen, titels, publicaties, objecten en werken voorzien. De openbare bibliotheek is echter veel meer dan enkel een “huis met boeken”. Het is vooral ook een dienstverlener. Haar opdracht is gericht op diensten en steeds minder op specifieke (al dan niet fysieke) producten. Zo wordt de fysieke bibliotheek steeds meer een ontmoetingsplaats. Eén van de doelstellingen van de bibliotheek is het wegwerken van drempels, zowel intellectueel als financieel, o.a. via het verlenen van vrije toegang tot informatie. Deze rol is nog lang niet uitgespeeld, hoewel de bibliotheek (via o.a. het VCOB) het voorbije decennium al zwaar geïnvesteerd heeft in ondersteuning bij het dichten van digitale kloven. Ook in de toekomst blijft dit nog lange tijd belangrijk. De huidige digitale bibliotheek omvat 2 grote dimensies: online toegang binnen de muren van de bibliotheek, en de aanwezigheid van de bibliotheek op het Internet. Op beide vlakken is er de komende jaren nog veel werk om de evolutie bij te houden, en om diensten te ontwikkelen die klanten verwachten van een moderne informatie-leverancier. c.
VERSNIPPERING
Eigen aan de structuur van de openbare Vlaamse bibliotheken is de versnippering op het vlak van platformen, structuren, bevoegdheden, enz. De huidige Vlaamse bibliotheek-systemen zijn zoals het Belgische wegennet: een versnipperd model met verschillende lagen en bevoegdheden die zich op gemeentelijk, provinciaal en Vlaams niveau situeren. De parallel gaat helaas niet helemaal op. Bij het wegennet en het verkeer verhinderen verschillende bevoegdheden de transparantie niet voor de automobilist. Bibliotheken kennen ook verschillende niveaus met elk eigen bevoegdheden maar hier merkt de gebruiker deze verschillen wel, door een versnipperde, weinig samenhangende en minder efficiënt werkende infrastructuur.
4
De Digitale Openbare Bibliotheek in Vlaanderen
Een gevolg van de digitalisering van de bibliotheek is dat de traditionele afbakening van de verschillende bevoegdheden en de vertaling naar infrastructuur en technologie, niet langer houdbaar is. Om transparantie en integratie te bereiken, zijn er centrale initiatieven nodig die bovenlokaal en bovensectoriaal werken. Op die manier functioneert ook de digitale wereld buiten de bibliotheek: globale modellen waarbij ruimte voorzien is voor lokale eigenheden en initiatieven. De nood aan een centraal bestuurlijk orgaan (op z’n minst wat ontwikkeling van platformen betreft), botst echter met het decentrale stelsel van de openbare bibliotheken. d.
DE MEDEWERKERS
Eén van de sterke punten van de bibliotheek is het potentieel van haar medewerkers, maar dit is echter ook meteen haar zwakte. Vandaag ligt de klemtoon bij de bibliotheekmedewerker vooral op het bibliotheektechnisch niveau, en minder op de actief bemiddelende rol. De gemiddelde bibliotheekmedewerker is niet voldoende thuis in de nieuwe online evoluties, en is geen spontaan gebruiker zijn van de nieuwe online tools. Het huidige profiel van de gemiddelde medewerker is mogelijk een remmende factor in de uitbouw van een nieuwe positionering als digitale bibliotheek van de toekomst. e.
HET LEGALE KADER
Een belangrijk aandachtspunt is het legale kader waarin de bibliotheek functioneert. Naarmate meer informatie (databanken, muziek, video, boeken, enz.) digitaal beschikbaar wordt, verwachten gebruikers ook via het Internet transparante, laagdrempelige (gratis) toegang. Dit botst met de commerciële belangen van verschillende sectoren én met de huidige legale afspraken. Aangezien bibliotheken gekende organisaties zijn met een juridische structuur, zijn ze heel gemakkelijk aan te spreken op hun verantwoordelijkheid. Dit in tegenstelling tot individuele gebruikers op het Internet. Een te voorzichtige houding op dit gebied, zou echter veel innovatieve ideeën afremmen nog voor ze ontwikkeld zijn. Erger nog, algemeen verspreide internet-toepassingen die theoretisch volledig binnen de kern-opdracht van de bibliotheken passen, zullen verboden domein worden omdat ze in strijd zijn met het huidige juridische kader. In dit kader wachten de openbare bibliotheken nog complexe onderhandelingen.
1.2. Media 2.0 en het nieuwe media-landschap De opkomst van het Internet midden de jaren ‘90, heeft een echte media-revolutie in gang gezet, met een nooit geziene impact op communicatie, media, business, persoonlijke relaties, enz. Het Internet is in de eerste plaats geen technologisch gegeven, maar veeleer een sociaal en maatschappelijk fenomeen. Het creëert communicatie, stimuleert uitwisseling van informatie en maakt processen en diensten mogelijk die vroeger onbestaanbaar waren. Vrijheid, controle en flexibiliteit zoals die geïntroduceerd werden met het Internet, worden nu gemeengoed voor alle info- en communicatiekanalen. Dit is één van de katalysatoren voor de veranderingen binnen alle media 2.0-fenomenen. Of ze zich nu op het Internet afspelen, op televisie, radio of in de bibliotheek. Gebruikers bepalen zelf wanneer, waar en hoe ze media en informatie gebruiken, en evolueren daardoor naar (co-)producenten van informatie en media. Om de verschillende verschuivingen in dit gedrag te typeren, spreekt men in het Engels van een “shift of time, place and authority” (een verschuiving van tijd, plaats en autoriteit). Klassieke spelers (o.a. openbare bibliotheken) verliezen hun monopolie als centrale autoriteit. En tenzij ze zich aanpassen aan de evolutie, lopen ze bovendien het risico om te verdwijnen van de radar van de nieuwe generatie gebruikers.
5
In het nieuwe media 2.0-landschap zal een nooit geziene keuze bestaan wat informatie betreft. Inhoud die als negatief wordt beschouwd, kan gewoon genegeerd en vervangen worden door één van de talloze beschikbare alternatieven. Men deelt deze ervaring in gemeenschappen waarbinnen gelijkgestemden elkaar ontmoeten, waardoor het effect van afwijzing (en ook aanvaarding) zich uitbreidt over het Internet. Vandaag hebben onbekende web 2.0-participanten vaak al meer autoriteit en geloofwaardigheid dan klassieke centrale instanties. Gebruikers nemen controle over hun media. Niet enkel in hoe en wat ze consumeren, maar ook is er de drang tot participatie: ze worden (co-)producent van inhoud. Afhankelijk van de bron, wordt er van uitgegaan dat een kleine minderheid (1 à 5%) van de totale populatie gebruikers zelf originele creaties maakt. Een grotere groep (10 à 15%) doet iets met de creaties van anderen (becommentariëren, beoordelen, doorsturen, enz.). Het merendeel van de gebruikers (80 à 90%) zal enkel de inhoud consumeren, zonder er zelf iets mee te doen. Vaak is echter de mogelijkheid tot participatie belangrijk, en niet de eigenlijke participatie zelf. Dit alles noemen we de “power of many”. Nu al erkennen experten (vb. BBC- of VRT-journalisten) dat hun traditionele vakkennis op termijn niet langer zal kunnen concurreren met de snelheid en breedte waarmee “de massa” nieuws zal capteren en rapporteren. Hoewel velen terecht kritisch zijn t.o.v. het hype-gehalte van web 2.0 dat herinneringen oproept aan de eerste internetgolf eind jaren ‘90, is iedereen ervan overtuigd dat het belang van de gemeenschap binnen web 2.0, een blijvend fenomeen is.
1.3. Bibliotheek2.0 Bibliotheek2.0 betekent het meer vanuit de gemeenschap gedreven interactiever en collaboratiever maken van de virtuele en fysieke bibliotheek. Het is het toepassen van de verschillende web 2.0 manifestaties binnen de bibliotheek én het participeren in die manifestaties buiten de bibliotheek. Hoewel er reeds enkele bescheiden individuele initiatieven ter zake bestaan, loopt België wat betreft bibliotheek2.0 achter op vele andere landen. Ook in deze evolutie lopen landen zoals de VS, Canada, de UK, Zweden ver voorop. Dichter bij huis staat Nederland al een heel stuk verder in haar aanpassing aan deze nieuwe tendensen. De Vlaamse openbare bibliotheek zet via de AquaBrowser van het VCOB een eerste stap in die richting, omdat ze de informatie-ontsluiting dichter bij de web 2.0-ervaring brengt. Recent werd aangekondigd dat de Universiteitsbibliotheek Gent een partnership is begonnen met Google binnen het Google Library Project, waardoor honderdduizenden boeken digitaal beschikbaar zullen worden. Hoewel de openbare bibliotheken hier niet bij betrokken zijn, geeft het toch een positieve impuls aan de sector. Verder blijven de bibliotheek2.0-initiatieven in België vooral beperkt tot het aanbieden van enkele RSS-feeds, wiki’s en een zeldzame blog. Ook tussen bibliotheekmedewerkers onderling wordt er, in tegenstelling tot andere landen, nauwelijks geblogd. Bovendien bestaan er geen noemenswaardige online gemeenschappen.
6
De Digitale Openbare Bibliotheek in Vlaanderen
1.4. De toekomst-strategie van de digitale openbare bibliotheek a.
DE KERN-OPDRACHT
De kern-opdracht van de openbare bibliotheek in het komende digitale decennium is de voortzetting van haar huidige opdracht. Dit bestaat vooral uit actief bemiddelen en sturen bij de verschillende processen van informatiebehoeften, waarbij gewerkt wordt met mensen in plaats van met boeken. In de praktijk ligt de klemtoon vandaag echter hoofdzakelijk op collectievorming en uitlenen. b.
DE COLLECTIE
Op het vlak van de collectie komt er een verschuiving van het hebben en onderhouden van een lokale (fysieke) collectie, naar het vinden, kwalitatief interpreteren, gebruiken en onderhouden van een veel ruimere en permanent groeiende universele collectie. Het “doen” wordt daarbij belangrijker dan het “kennen”. De collectie zal twee dimensies kennen: intra-muros, ofwel alle informatie-gerelateerde werken en diensten die binnen de controle van de bibliotheek vallen; extra-muros, ofwel alles wat buiten de controle van de bibliotheek gebeurt in het veel ruimere (online) informatie-landschap. De fysieke collectie van morgen zal er totaal anders uitzien dan vandaag. We gaan ervan uit dat binnen ongeveer 10 jaar tijd, bepaalde fysieke werken langzaam geheel of gedeeltelijk zullen verdwijnen uit de fysieke bibliotheek. Hiernaast ontstaat er een veelheid aan digitale werken en bronnen. Sommigen vervangen traditionele fysieke werken, andere zijn volledig nieuw binnen het klassieke universum van de bibliotheek en vallen vandaag nog grotendeels buiten haar bereik (blogs, podcasts, vodcasts, user generated content, enz.). Gebruikers verwachten dat er op een transparante en voor de gebruiker vanzelfsprekende manier, digitale toegang is tot de de veelheid aan informatie die de bibliotheek zowel intra- als extramuros beheert. De catalogus zal daarbij een centraal instrument zijn, geïntegreerd met tal van andere instrumenten. Het spreekt voor zich dat (lokale) taal een belangrijke factor is. Op het intra-muros niveau zal de klemtoon blijven liggen op werken in het Nederlands, met beperkte uitbreiding naar andere talen. Op het extra-muros niveau zal de bibliotheek steeds meer buitenlandse (vb. Engelstalige) bronnen opnemen. In principe zouden alle werken, diensten, bronnen, processen, enz. zowel binnen als buiten de fysieke bibliotheek op dezelfde manier transparant toegankelijk moeten worden. c.
VERRUIMING VAN HET ACTIETERREIN
Het actieterrein van de openbare bibliotheek zal verruimen in de toekomst. Ze moet gebruikers leren bronnen kwalitatief te ontsluiten, ongeacht of ze intro- dan wel extra-muros zijn. Dit betekent niet noodzakelijk dat de bibliotheek zelf die kwalitatieve selectie moet maken, maar wel dat ze de gebruiker moet ondersteunen in het aanleren van de juiste methodiek om correct te zoeken, te vinden en te interpreteren. Dit kan gebeuren via externe gespecialiseerde partners. Hetzelfde geldt voor de ondersteuning bij het helpen verwerken en opnieuw verspreiden van de verkregen informatie, kennis of cultuur-uiting.
7
Eén van de opdrachten van de bibliotheek wordt het naar voor brengen van het te verspreiden informatieproduct, in het te raadplegen aanbod. Als de bibliotheek erin slaagt om lokale inhoudsproducenten op een kwalitatieve manier te ondersteunen in het ontginnen van informatie, het verwerken tot nieuw uniek materiaal en het verspreiden naar selecte doelgroepen, dan ontstaat er een nieuw lokaal (gebruikers-gegenereerd) informatie-aanbod met een kwaliteitskeurmerk. d. AUTORITEITSVERSCHUIVING De bibliotheek moet een evenwicht vinden tussen het behouden van haar centrale, sturende rol en de steeds toenemende participatie-drang van de gebruikers. In dit kader voorzien we een model met 4 lagen, elk met een verschillende balans in het nieuwe evenwicht tussen centrale en decentrale autoriteit, waarbij het intra- of extra-muros karakter een belangrijke rol speelt. Afhankelijk van de mate van centrale controle of decentrale integratie zal de bibliotheek respectievelijk een rol kunnen vervullen van gatekeeper (centraal en intra-muros), curator (centraal maar met mogelijke participatie van de klant), gids (vrijblijvende ondersteuning van de klant) en/of participant (op gelijke voet met de klant). Deze rollen sluiten elkaar niet uit, en geven een indicatie van hoe de bibliotheek zich moet opstellen in bepaalde aspecten van haar activiteiten. In elk van deze rollen staat de traditionele expertise, zoals beschikbaar via de centrale catalogus met de rijke metadata, centraal. Bovendien is er de mogelijkheid om rond de centrale catalogus lagen en extensies te bouwen die tot een verruimde ervaring leiden. e.
HET BELANG VAN DE FYSIEKE BIBLIOTHEEK
De fysieke bibliotheek blijft in het digitale tijdperk een belangrijk gegeven. Enerzijds is en blijft ze de thuis van de fysieke collectie, hoewel er fysieke vestigingen zullen zijn die niet langer een eigen collectie hebben, maar die gebruikers wel digitaal toegang geven tot o.a. de volledige Vlaamse uitgebreide collectie, drukken op aanvraag, thuislevering, IBL, enz. Anderzijds is de fysieke plaats een ondersteuningspunt en ontmoetingsplaats, als verlengstuk van de sociale netwerken die online ontstaan. Uiteraard blijft de fysieke bibliotheek ook een belangrijk wapen in de strijd tegen de digitale kloven. Dit via openbare computerruimtes, digitale toegang, ondersteunende processen, opleidingen, e.a. De taak die meer dan tien jaar geleden werd ingezet met bibNET, is nog lang niet afgerond. Partners (op het vlak van vb. educatie) kunnen hun diensten aanbieden binnen de bibliotheken, maar de bibliotheek-taken kunnen ook ingepland worden in andere al dan niet openbare “vertrouwde plaatsen”. f.
DE BIBLIOTHEEK EN DE BUITENWERELD
De bibliotheek moet leren omgaan met de veranderende spelers in de buitenwereld. De belangrijkste nieuwe groep van actoren zijn (commerciële) online informatiespelers zoals Google, Youtube, enz. Uit Amerikaans onderzoek blijkt dat 84% van de ondervraagden een zoektocht naar informatie begint via een zoekmachine, terwijl slechts 1% denkt aan de site van een bibliotheek (zie Perceptions of Libraries and Information Resources, OCLC, 2005). De bibliotheek moet absoluut vermijden om deze nieuwe initiatieven te imiteren. De oplossing voor een mogelijk conflict zit in het identificeren van ieders sterke eigenheid en bestaansreden, en in het zoeken naar de complementariteit wanneer de verschillende initiatieven intelligent aan elkaar worden gekoppeld. Door het nieuwe en vaak moeilijke evenwicht tussen de bibliotheek en de cultuur-economie, waarbij de ene steeds vaker in het vaarwater van de ander terecht komt, moet er gezocht worden naar nieuwe relaties. Bovendien moet de bibliotheek leren functioneren in een (semi-)commerciële omgeving.
8
De Digitale Openbare Bibliotheek in Vlaanderen
Samen met de educatieve wereld, moet de bibliotheek samenwerkings-modellen ontwikkelen om gebruikers te leren kwalitatief om te gaan met de veranderende informatiebehoeften. g.
DE STERKTES VAN DE OPENBARE BIBLIOTHEEK
Hoewel de openbare bibliotheken ernstig onder druk komen te staan, hebben ze ook een aantal eigenheden en sterktes t.o.v. de (nieuwe) concurrenten. De voornaamste zijn: unieke inplanting in Vlaanderen (800+ punten), kwaliteit en diepgang van de catalogus, expertise op vlak van taxonomie, expertise van de medewerkers, kennis van de Vlaamse situatie en media, lokale karakter van organisatie, producten en diensten, lokale timing, uniek bereik, enz. h.
MARKETING EN COMMUNICATIE
Eén van de belangrijkste actiepunten voor de bibliotheek, zowel intern als extern, wordt vorming, communicatie en marketing. Enerzijds moet de hele interne organisatie zich bewust worden van de nieuwe digitale wereld waarbinnen de bibliotheek opereert. De bibliotheek kan enkel evolueren van centralistisch orgaan naar een open informatie-landschap, als elke medewerker zich bewust is van die nieuwe realiteit en er kan en wil in participeren. Anderzijds zal de bibliotheek moeten werken aan haar imago in de buitenwereld, als ze in het komend decennium wil erkend worden als een belangrijke leverancier van informatie-gerelateerde producten en diensten. De bibliotheek van de toekomst zal moeten werken aan een rebranding of aan het herdefiniëren en extern communiceren van de activiteiten waar ze voor staat.
1.5. Concrete voorstellen voor implementatie van de strategie Het centrale en lokale beleid moet de nodige acties ondernemen om de openbare bibliotheek in het komend decennium om te vormen tot een nieuw en modern instituut. Een instituut dat slagvaardig is, en haar plaats kan opeisen in het nieuwe informatie-landschap. Hiervoor zetten we enkele beleidslijnen uit: a.
BELEIDSLIJN 1. EÉN CENTRAAL PROJECT
Om deze transformatie tot een goed eind te brengen, dient er één centraal project opgezet te worden dat dankzij de nodige middelen en sterk centraal leiderschap, beschikbaar wordt gesteld aan de lokale betrokkenen. Aangezien er geen sprake is van centraal gezag, dienen de projecten voor de lokale afnemers aantrekkelijk te zijn door hun intrinsieke kwaliteit en waarde, zodat ze deze gebruiken i.p.v. lokaal ontwikkelde losstaande initiatieven. De ondersteunde platformen moeten flexibel en open opgebouwd worden. Volledig in lijn met de 2.0-filosofie, moeten de projecten op korte termijn ontwikkeld worden en snel ter beschikking worden gesteld van het publiek. Het centrale project zal verschillende deelprojecten bevatten op tal van niveaus, maar er dient over gewaakt te worden dat het geen centrale monoliet is. b.
BELEIDSLIJN2. EEN KRACHTIGE ORGANISATIE
Om het vernieuwingsproject te doen slagen, zullen tal van ontwikkelingen gebeuren op verschillende niveaus. Hiertoe is een sterke centrale organisatie nodig, als ondersteunend apparaat om de verschillende lokale overheden en betrokkenen te helpen in het omgaan met de transformatie. Deze organisatie moet een variëteit aan competenties bieden: ze moet in staat zijn om vanuit de business (strategisch, conceptueel, architecturaal, enz.) de uitwerking (infrastructureel, HR-gewijs, technologisch, enz.) op te zetten en/of aan te sturen. Daarnaast moeten de verschillende door de overheid onderkende, kritische succesfactoren van de transformatie als kerntaak van de bibliotheken ingeschreven worden in de wet, om zowel de centrale organisatie als de lokale overheden eenzelfde beleidskader te geven. De centrale organisatie zal ook moeten instaan voor de aansturing van de partnerships met onderwijs, andere culturele actoren (Erfgoed, VRT, …).
9
c.
BELEIDSLIJN3. ONDERSTEUNEN VAN DE BIBLIOTHEEKMEDEWERKERS
De Vlaamse overheid moet erkennen dat de huidige bibliotheekmedewerkers niet geschoold zijn in het omgaan met deze nieuwe wereld van informatie en participatie. Op beleidsvlak moet de centrale lijn wat het profiel van de toekomstige medewerkers betreft, ook uitvoering vinden op het lokale niveau. Desnoods via verruimde inschrijving in de wet van de basisvereisten, op het vlak van medewerkers en middelen die ze ter beschikking moeten hebben om hun werk te kunnen vervullen. d.
BELEIDSLIJN4. ONDERSTEUNING BIJ ONTWIKKELING VAN EEN RELEVANT WETTELIJK KADER
De overheid zal bijzondere aandacht moeten besteden aan het laten ontwikkelen van een juridisch kader dat de bibliotheek toelaat om participatieve processen te voorzien, zonder dat er juridische aansprakelijkheid ontstaat als haar gebruikers de grenzen van de legaliteit zouden overschrijden. Verder moeten bestaande rechten verruimd worden om digitaal materiaal ook in een ruimer kader ter beschikking te stellen aan gebruikers, zowel in de bibliotheek als via het Internet. e.
ROADMAP EN CONCRETE PROJECTEN
Een roadmap werd voorgelegd aan en besproken met de opdrachtgevers. Hoe de digitale openbare bibliotheek met acties, ontwikkelingen en projecten concreet wordt ingevuld is voorwerp van beleidsbeslissingen door de Vlaamse overheid.
1.6. De impact op organisatie en medewerkers Om dit complex veranderingsproces te doen slagen, moet het volledig gedragen worden door de interne organisatie. Een succesvolle transformatie is onmogelijk zonder de bibliotheekmedewerkers. Zij zullen geleidelijk aan moeten evolueren naar een totaal nieuwe manier van werken met informatie en klanten. Vandaag voldoet het profiel van de medewerkers niet om naadloos en zonder drempels te kunnen functioneren in het nieuwe informatie-landschap. Daarnaast is er ook een mentaliteitswijziging nodig. De bibliotheek-medewerkers moeten aanvaarden dat ze niet langer de enige autoriteit zijn en dat ze in een open en permanente dialoog moeten gaan met de gebruikers. Een grondige doorlichting van de medewerkers dringt zich op, waarna de nodige stappen van educatie, coaching en sensibilisatie nodig zullen zijn. Een ander te managen punt is de versnippering van bevoegdheden. Dit soort grootschalige operaties is enkel mogelijk met een sterke centrale autoriteit, in een dynamische en respectvolle relatie met de lokale bevoegdheden. Op alle niveaus is de politieke wil noodzakelijk om dit project te realiseren.
1.7. Tot slot Als de openbare bibliotheek er op termijn niet in slaagt om zich aan te passen aan de nieuwe realiteit, zullen globale commerciële spelers die rol op zich nemen en dan dreigt een dramatische situatie te ontstaan met verschillende mogelijke gevolgen: Vooreerst zal het democratische karakter van inhoud en cultuur verdwijnen, naarmate ze niet langer “van iedereen zijn”. Ook veel inhoud en betekenis verdwijnt, zodra ze niet meer commercieel rendeert. Door de globale aard van de commerciële spelers zal er geen ontwikkeling bestaan van een Vlaamse culturele en informatieve digitale ruimte. De bibliotheek verdwijnt dan als hoeder voor blijvend vrij gebruik van een kritische hoeveelheid cultuur en informatie.
10
De Digitale Openbare Bibliotheek in Vlaanderen
2. De openbare bibliotheken: beknopte analyse van de huidige situatie Dit hoofdstuk schetst kort de resultaten van de algemeen oriënterende gesprekken met de verschillende actoren binnen en buiten het VCOB. Het wil echter geen allesomvattende analyse van het VCOB en de Vlaamse openbare bibliotheken presenteren. Enkel de zaken die relevant zijn in het kader van de toekomst van de digitale bibliotheek, werden opgenomen.
2.1. VCOB - het steunpunt voor de openbare bibliotheken Het Vlaams Centrum voor Openbare Bibliotheken is het culturele steunpunt voor alle openbare bibliotheken in Vlaanderen. Het werd opgericht in 2000, en wordt gesubsidieerd door de Vlaamse Overheid. Het VCOB realiseert projecten voor meer dan 300 Vlaamse openbare bibliotheken. Het staat o.a. in voor collectieve diensten, voor de ontwikkeling van de bibliotheek back office en voor advies over technische zaken. Het VCOB heeft ook een reeks taken op het vlak van o.a. bibliotheek-promotie, communicatie met en over de sector, en ze staan in voor cultuurbeleid-planning. Daarnaast adviseert en ondersteunt het VCOB de regering bij de invulling van het concept “digitale bibliotheek”, wat meteen ook het onderwerp is van dit rapport.
2.2. Missie van het VCOB In opdracht van de Vlaamse overheid ondersteunt het VCOB de verdere uitbouw en werking van een kwaliteitsvol netwerk van openbare bibliotheken in Vlaanderen. Zo komen ze tegemoet aan de vragen en noden van de bevolking op het vlak van educatie, recreatie, gedrukte en elektronische informatie. Het is nodig om innoverende projecten te initiëren en te coördineren, opdat het VCOB haar voortrekkersrol kan behouden. Dit met het oog op verhoogde efficiëntie en effectiviteit binnen de openbare bibliotheken. Deze nota helpt de VCOB bij de invulling van het begrip digitale bibliotheek voor de Vlaamse openbare bibliotheken, aan de hand van reflectie, studie en onderzoek. Ook helpt het bij de uitdagingen in dit kader voor het bibliotheekbeleid. Er wordt gezocht naar een strategische en praktische invulling van het concept “digitale bibliotheek”, en dit voor het komende decennium.
2.3. De Vlaamse openbare bibliotheken vandaag Er zijn ruim 300 erkende openbare bibliotheken in Vlaanderen, 880 vestigingen in totaal. Fysieke aanwezigheid is één van de belangrijkste troeven van de traditionele openbare bibliotheek. De openbare bibliotheek heeft een rijk aanbod aan materialen, titels, publicaties, objecten en werken. Dit zijn verschillende producten die de bibliotheek aankoopt, beheert en uitleent. Hoewel de bibliotheek vandaag voor de meeste mensen nog steeds een “huis met boeken” is, omvat het aanbod veel meer dan enkel boeken. Voor meer informatie over het gedrag en de smaakprofielen van de Vlaamse bibliotheekgebruiker, verwijzen we naar het onderzoek: “Ontleend en ontleed”.
11
Dit onderzoek kwam in 2005 tot stand door een samenwerking van het VCOB en de onderzoeksgroep TOR. De bibliotheek is meer dan een verzameling van producten. Het is vooral ook een dienstverlener. 70% van de bezoekers maakt gebruik van de bibliotheek zonder een catalogus te raadplegen. Noch binnen de fysieke bibliotheek, noch via de internetcatalogus. In plaats daarvan stellen ze hun vragen aan de bibliotheekmedewerkers. Volgens het VCOB is haar opdracht vooral gericht op diensten, en niet specifiek op producten: “De openbare bibliotheek is een basisvoorziening waar elke burger terecht kan met vragen over kennis, cultuur, informatie en ontspanning. De openbare bibliotheek bemiddelt actief bij het beantwoorden en stimuleren van vragen. Ze is actief inzake cultuurspreiding en cultuurparticipatie. Dit gebeurt in een geest van objectiviteit, en vrij van levensbeschouwelijke, politieke en commerciële invloeden.” Onder de noemer “publiekswerking” is het ook vandaag al haar taak om gebruikers te helpen en aan te zetten om nieuwe zaken binnen het aanbod te leren kennen. Hiervoor wordt een reeks diensten voorzien, al dan niet in samenwerking met partners (vb. uit het onderwijs). a.
Drempels wegwerken, zowel intellectueel als financieel
Informatie moet toegankelijk zijn voor iedereen. De bibliotheek, met 880 distributiepunten, is dan ook letterlijk dichtbij alle mogelijke klanten in Vlaanderen. Het is een publieke ruimte, vrij van reclame en zonder winstoogmerk. Iedereen moet de mogelijkheid hebben om te leren of te lezen, ongeacht religie, opleiding, achtergrond of financiële situatie. De bibliotheek zorgt ervoor dat dit mogelijk wordt. Niet enkel door materialen ter beschikking te stellen, maar ook door aan leesbevordering te doen en door simpelweg het gesprek aan te gaan. De bibliotheek is een instrument om jezelf in verschillende zaken te onderwijzen, om te proeven en te experimenteren zonder risico. Hiervoor werd een ruim en kwalitatief aanbod uitgebouwd, waar voor een symbolisch bedrag gebruik van kan worden gemaakt. b.
Democratiserende functie & cultuurspreiding
De bibliotheek is het toonbeeld van democratie, met een model van vrije toegang tot informatie. De bibliotheken baseren hun aanbod op de wensen van het publiek. De verscheidenheid aan producten draagt ook bij aan de cultuurspreiding. Een voortdurende uitdaging, is het bereiken van een zo groot mogelijk deel van de bevolking. Er wordt de nodige aandacht geschonken aan opvolging van en contact met lagergeschoolden en maatschappelijk kwetsbare groepen, culturele diversificatie, enz. Ook het dichten van de verschillende digitale kloven is al jaren een prioriteit. De huidige openbare bibliotheek heeft nu al een oriëntatie wat ondersteuning betreft bij het gebruik van nieuwe media (in het bijzonder de computer). Midden de jaren negentig werd Internet voor het eerst in de bibliotheek geïntroduceerd. Deze ondersteunende rol bij het dichten van digitale kloven, is echter nog lang niet uitgespeeld. Ook in de toekomst zal dit nog lange tijd belangrijk blijven. c.
Domeinen
Cultuur, informatie, educatie en gemeenschapsvorming zijn de verschillende domeinen waarin de openbare bibliotheken actief zijn.
12
De Digitale Openbare Bibliotheek in Vlaanderen
2.4. De fysieke bibliotheek Zoals eerder vermeld, is het instituut ‘de bibliotheek’ dé toegangspoort tot informatie en cultuur. Het is een plek om te lezen, te zoeken, te leren, te vragen en te ontlenen. Tegenwoordig is het echter niet langer voldoende enkel een faciliterende rol aan te nemen. Naast deze zeker niet onbelangrijke rol, zien we dat de bibliotheek steeds meer een ontmoetingsplek wordt. Een plek om te praten, te bezinnen en te beleven. Deze verschuiving heeft voor een groot deel te maken met de digitalisering van informatie. Mensen hebben vanuit hun luie stoel toegang tot een wereld van informatie. Daarom is het van groot belang de aanwezigheid van de bibliotheek ruimer te zien dan het traditionele “huis met boeken”.
2.5. De digitale bibliotheek vandaag Ontwikkelingen op digitaal vlak gebeuren steeds sneller. De bibliotheken kunnen enkel de uitdaging aangaan om deze ontwikkelingen in de gaten te houden, én actie te ondernemen. Vandaag bestaat reeds een concrete invulling van de Vlaamse digitale bibliotheek, maar door de organisatorische eigenheid van de bibliotheken (en daarmee gepaard gaande versnippering in beleid en uitvoering), verschilt die nog te veel van plaats tot plaats. De huidige digitale bibliotheek omvat 2 grote dimensies: online toegang binnen de muren van de bibliotheek, en de aanwezigheid van de bibliotheek op het internet. a.
Bibliotheken online
Aangezien de bibliotheek een onderdeel is van de gemeente, zijn hun websites ook de bevoegdheid van de gemeente. Invulling en lay-out worden dus sterk bepaald door het gemeentebeleid. De meeste bibliotheek-websites zijn een (verborgen) sub-pagina van de gemeentelijke website. Vaak gaat het om een vrij statisch visitekaartje (openingsuren, adresgegevens, enz.) dat geen herkenbare URL heeft. Soms nemen bibliotheken zelf het initiatief en bouwen ze een eigen website, vaak rond de webcatalogus van hun lokale bibliotheek-beheerssysteem. b.
Webcatalogus
De webcatalogus is een onderdeel van het bibliotheek-beheerssysteem (vb. VUBIS, Brocade) en wordt in de lokale bibliotheek, op dat systeem gehost. Webcatalogi van bibliotheken die onderdeel zijn van een Provinciaal Bibliotheeksysteem (PBS), zijn meteen ook deel van dat PBS. Integratie met de gemeentelijke website is vaak ver te zoeken. In de meeste gevallen is dit slechts een doorlinken naar een ander web-adres, waarna men in een omgeving met een andere lay-out terechtkomt. Kortom, in de bibliotheeksector heerst er een versnipperde aanwezigheid op het web als resultaat van versnipperde bevoegdheden. De integratie van een eenduidige ‘web presence’ en de digitale bibliotheek in het lokale aanbod, is een grote uitdaging. c.
VLACC
De Vlaamse Centrale Catalogus (Vlacc) ging officieel van start op 1 januari 1987. Het is een project van de Vlaamse Gemeenschap, met als voornaamste doelstelling de uitbouw van een geautomatiseerde centrale catalogus.
13
De Vlaamse Centrale Catalogus (Vlacc) is een bestand waarin dagelijks titels van nieuwe boeken, tijdschriften en artikels volgens gestandaardiseerde afspraken worden ingevoerd. Dit gebeurt door de Centrale Openbare Bibliotheken van Antwerpen, Brugge, Brussel, Gent, Hasselt en Leuven, en door het Vlaams Bibliografisch Centrum (VLABIN). Informatieve video’s, DVD, speelfilms en cd-rom’s worden ook in het bestand opgenomen, maar muziek op fysieke dragers wordt wegens bepaalde systeem-beperkingen niet ingevoerd. Deze beperkingen zullen eind dit jaar weggewerkt zijn dankzij de overstap naar een nieuw invoer-systeem. Dit nieuwe systeem zal vanaf eind 2007 ook voorzien in titelbeschrijvingen van muziek. Werkgroepen die samengesteld worden uit de invoerende instellingen en VCOB, zorgen voor het opstellen en bewaken van onderhoud, invoer en catalogusregelgeving. De Vlacc wordt online geraadpleegd door het personeel en het brede publiek van de ruim 300 openbare bibliotheken. De Vlacc-databank en de afgeladen records worden gebruikt als ‘achtergrond-databank’ om het catalogiseren in lokale of provinciale systemen te versnellen, en om de efficiëntie en standaardisering te verhogen door schaalvergroting. De Vlacc vervult dus een sleutelfunctie in het Vlaamse bibliotheeklandschap door zowel data ter beschikking te stellen, als door structuur te bieden aan alle lokale en provinciale systemen (kwaliteitsvolle formele en inhoudelijke ontsluiting + verrijking). Tijdens het catalogiseren worden verwijzing-structuren opgebouwd tussen gerelateerde termen, vb. namen en onderwerpen. Deze verwijzingen kunnen worden uitgewisseld door de systemen, om het zoeken voor de eindgebruiker te ondersteunen (zie o.a. Vlaccthesaurusintegratie in Aquabrowser). In mei 2007 telde de Vlacc 812.000 beschrijvingen en 21.844 records waarin verwijzingen werden vastgelegd tussen gerelateerde termen (vb. verschillende schrijfwijzen van auteurs, pseudoniemen, synoniemen, ….). De 20-jarige coöperatieve samenwerking tussen de 6 grootste bibliotheken van Vlaanderen en Vlabin-VBC, leverde een catalogus op met een uitstekende kwaliteit en reputatie wat betreft consistentie en uniformiteit. “Elke Vlaamse openbare bibliotheek moet kunnen beschikken over één centraal bibliografisch achtergrondbestand, dat een beschrijving bevat van alle materialen (inclusief audiovisuele) die aanwezig zijn in een openbare bibliotheek.” Trouw aan dit uitgangspunt, lanceerde de Vlaamse overheid begin 2006 het project Open Vlacc. Open Vlacc zal de bestaande Vlaamse Centrale Catalogus vernieuwen tot een actueel en volledig catalografisch instrument, dat gebruik maakt van geavanceerde hedendaagse technologie. Bovendien moet Open Vlacc beter aansluiten bij de wensen van het bibliotheekpubliek. Het project wordt begeleid door de “Open Vlacc Projectgroep”, voorgezeten door de Vlaamse Overheid die de eindverantwoordelijkheid draagt voor de realisatie van het project. De projectgroep heeft een mandaat van de Raad van Bestuur van het VCOB, maar werkt verder autonoom. Voor de gehele planning en realisatie doet ze wel beroep op de diensten van het VCOB. Doelstellingen Open Vlacc bij de opstart in 2006: 1. Het huidige Vlacc-systeem moet vervangen worden door een nieuw systeem van catalogisering dat een kosten-effectief antwoord geeft op de vereisten van een open achtergrondbestand. Dit bestand kan alle volledige en actuele materiaalbeschrijvingen bevatten, die relevant zijn voor de openbare bibliotheken. 2. Aangezien punt 1 een traject impliceert van minstens 2 jaar, wordt in afwachting geprobeerd om de publieksinterface al te vernieuwen onder de roepnaam www.bibliotheek.be (gerealiseerd in de website http://zoeken.bibliotheek.be)
14
De Digitale Openbare Bibliotheek in Vlaanderen
3. Een nieuw systeem van catalogisering vraagt een omzetting van de bestaande bibliografische data, en een goed data-formaat zodat gegevens in de toekomst vlot uitgewisseld kunnen worden. Het spreekt vanzefl dat hier een duidelijke regelgeving bij hoort. 4. Bijzondere aandacht gaat naar het aanbieden van muziekbeschrijvingen, een volledig nieuw onderdeel in Open Vlacc. Hiervoor dient een startbestand gevonden te worden (gerealiseerd via contract CDR). 5. Voor de verdere planning op lange termijn wordt gestart met het voorbereidend onderzoek naar wat de digitale bibliotheek voor de Vlaamse openbare bibliotheken zou kunnen of moeten betekenen, welke uitdagingen dit inhoudt voor het bibliotheekbeleid en in welke fasering die best verder uitgebouwd wordt. Op 12 oktober 2006 werd www.bib.vlaanderen definitief vervangen door www.bibliotheek. be, en www.bibkids.be werd vervangen door www.jeugdbib.be. VCOB en een werkgroep muziek maakten in 2004 al een uitvoerige analyse van de mogelijke bronbestanden. De Centrale Discotheek Rotterdam (CDR) bleek de meest uitgebreide en gelijk opgebouwde databank van alle kandidaten. De CDR wordt een bronbestand dat toegevoegd en verder bewerkt wordt in het kader van de Vlacc-werking. d.
Provincies (& gemeenten)
Op provinciaal niveau bestaan er provinciale bibliotheeksystemen (PBS) met centrale catalogi (titelbeschrijvingen, ...) die te raadplegen zijn op het internet. Elke provincie heeft zijn eigen gebruikersinterface. In het decreet van 2001 kregen de provincies de taak: “Streekgericht Bibliotheek Beleid” (SBB). De uitbouw van een PBS is daar één aspect van. Een PBS heeft als doel de automatisering van de bibliotheek op een hoger niveau te centraliseren. De aangesloten bibliotheken nemen de automatisering van uitlenen, catalogus, e.a. af in een ASP-model. In alle provincies wordt een PBS-systeem uitgebouwd, dat Vlacc als achtergrond- of bronbestand gebruikt. Hier volgt een lijst van de web-adressen van de publiekscatalogi van de provincies en van de Vlaamse Gemeenschapscommissie (Brussel): Provincie Antwerpen: http://isis.provant.be Provincie Limburg: http://pbs.limburg.be Provincie Oost-Vlaanderen: http://www.ovinob.be Provincie West-Vlaanderen: http://winob.cevi.be Provincie Vlaams-Brabant: http://bib.vlaamsbrabant.be Vlaamse Gemeenschapscommissie: http://bruno.vgc.be Een gemeente heeft de mogelijkheid om zijn eigen systeem uit te schakelen, en op de server van de provincie te werken. In de realiteit hebben bibliotheken nog altijd hun eigen VUBIS (ledenadministratie) en web-gebruikersinterface.
15
e.
Bibliotheekconnecties met Vlacc
Op dit moment zijn er twee verschillende afname-methodes van Vlacc-records naar een bibliotheek-beheersysteem (bv. Vubis, Brocade, Bidoc): 1. Rechtstreeks Vlacc-records inlezen in de lokale catalogus (vb. bibliotheken die nog niet aangesloten zijn op het PBS). Tweewekelijks worden in Vlacc op een ftp-server bestanden met nieuwe records klaargezet, die elke bibliotheek met een Vlacc-abonnement kan afhalen en inlezen in het eigen bibliotheeksysteem. 2. Vlacc-records overnemen via het PBS-systeem, waarin dagelijks alle nieuwe invoer van de Vlacc wordt ingeladen. Daardoor heeft een bibliotheek die aangesloten is op het PBS, automatisch alle Vlacc-records ter beschikking. In het kader van schaalvergroting wordt in de toekomst gestreefd naar één werkwijze voor overname van Vlacc-records (type 2), voor alle bibliotheken. Oost- en West-Vlaanderen hebben de langste traditie in deze schaalvergroting, omdat alle bibliotheken in deze provincies via de Provinciale Centrale Catalogus Vlacc- en PBS-records kunnen overnemen. In andere provincies kunnen enkel bibliotheken die op het PBS aangesloten zijn, records uit de Vlacc overnemen via de provinciale server. Andere bibliotheken (momenteel nog de meerderheid) nemen Vlacc-records over volgens de eerste methode. f. bibNET De bibliotheek heeft een rol als drempelverlagend platform dat streeft naar internettoegang voor iedereen. Het bibNET project zorgde ervoor dat alle bibliotheken de mogelijkheid kregen om internet aan te bieden. Hierbij was het verkleinen van de digitale kloof (sociaal, leeftijd, geslacht) altijd één van de aandachtspunten. Na opstart was er één I-line per bibliotheek. Sindsdien hebben een aantal bibliotheken de I-line vervangen door, of aangevuld met een andere internet-aansluiting. Van de 304 gemeenten hebben 57 gemeenten geen I-line abonnement, en zijn ze dus niet aangesloten op BIBNET. Zij gebruiken het gemeentelijk netwerk (bv. via Publilink, Vera, …). Er zijn momenteel 320 I-line abonnementen (bibliotheken én filialen). Steden zoals Antwerpen, Gent en ook sommige kleinere gemeenten voorzien in hun eigen internet-aansluitingen. Vaak hebben gemeenten echter een dubbele aansluiting (één voor administratieve toepassingen via het gemeentelijk netwerk, en één voor het publiek van de bibliotheek). Ook hier merken we het gevolg van de versnippering van bevoegdheden, en van de verschillende lokale invullingen die aan het project zijn gegeven. In de praktijk verschilt de implementatie van internettoegang voor bibliotheekgebruikers van gemeente tot gemeente. Sommige steden (o.a. Antwerpen) hebben een uitgebouwd computerpark met internettoegang voor het publiek, terwijl andere gemeenten door budgettaire beperkingen of lagere prioritering het moeten stellen met slechts één computer, zowel voor medewerkers als bezoekers. Hierin speelt (lokale) politiek een belangrijke rol. g.
Versnippering
De Vlaamse bibliotheeksystemen vandaag zijn zoals het Belgische wegennet: een versnipperd model met verschillende lagen en bevoegdheden die zich op gemeentelijk, provinciaal en Vlaams niveau situeren. Bij het wegennet en het verkeer verhinderen deze verschillende
16
De Digitale Openbare Bibliotheek in Vlaanderen
bevoegdheden de transparantie niet voor de automobilist: autorijden gebeurt immers in elke gemeente op dezelfde manier en er zijn geen schijnbare verschillen tussen gemeentes of provincies. Het maakt dus niet uit welke bevoegdheid op welk niveau zit; overal gelden min of meer dezelfde regels. De parallel gaat helaas niet helemaal op: ook bibliotheken kennen verschillende niveaus met elk eigen bevoegdheden, maar de gebruiker merkt deze verschillen wel door een versnipperde, weinig samenhangende en minder efficiënt werkende infrastructuur. Bibliotheken en hun overheden bekijken zaken nog te veel vanuit hun eigen standpunt voor hun eigen doelgroepen. Bovendien speelt (lokale) politiek vaak een te grote rol.
Een belangrijke uitdaging voor de toekomst is om transparantie te creëren over de verschillende bevoegdheden heen, en de vertaling van die verschillende bevoegdheden in technologische lagen. Een gevolg van de digitalisering van de bibliotheek is dat de traditionele afbakening van de verschillende bevoegdheden, en de vertaling naar infrastructuur en technologie niet langer houdbaar is. Om transparantie en integratie te bereiken, zijn er centrale initiatieven nodig die bovenlokaal en bovensectoriaal werken. Op die manier functioneert ook de digitale wereld buiten de bibliotheek: globale modellen waarbij ruimte voorzien is voor lokale eigenheden en initiatieven. De nood aan een centraal bestuurlijk orgaan (op z’n minst wat ontwikkeling van platformen betreft), botst echter met het decentrale stelsel van de openbare bibliotheken.
2.6. De bibliotheekmedewerker Het profiel van de bibliotheekmedewerker volgens de Sociaal Economische Raad van Vlaanderen: “De bibliotheekmedewerker staat binnen de bibliotheek in voor de uitvoering van taken op bibliotheektechnisch niveau. Concreet betekent dit dat de bibliotheekmedewerker zal proberen te voldoen aan de informatieve behoeften van de externe of interne gebruiker, door aan collectievorming en verwerving te doen, deze te ontsluiten en actief ter beschikking te stellen van het publiek. De bibliotheekmedewerker vervult tevens een actief bemiddelende rol tussen het (elektronische) informatie-aanbod en de gebruiker.” Vandaag ligt de klemtoon bij de bibliotheekmedewerker vooral op het bibliotheektechnisch niveau, en minder op de actief bemiddelende rol. Gesprekken met de verschillende betrokkenen leren dat de huidige bibliotheekmedewerker niet voldoende thuis is in de nieuwe online evoluties. Er is een relatief klein aandeel van jonge medewerkers die spontaan gebruiker zijn van de nieuwe online tools, en beschouwd worden als “digital natives”. Het huidige profiel van gemiddelde medewerkers is mogelijk een remmende factor in de uitbouw van een nieuwe positionering als digitale bibliotheek van de toekomst. Dit is ontegensprekelijk één van de belangrijkste aandachtspunten voor de toekomst.
2.7. Het legale kader De openbare bibliotheken werken in een moeilijk legaal landschap, en de digitalisering maakt deze situatie alleen maar complexer. De bibliotheken hebben als opdracht om werken aan te bieden met een zo laag mogelijke drempel (dus liefst gratis). Dit vraagt bijzondere afspraken met de commerciële sector en de rechthebbenden. In een digitaal landschap zullen sommige van die afspraken niet langer houdbaar zijn. Een voorbeeld is de toegang tot Mediargus, de commerciële digitale persdatabank voor de content van alle Vlaamse en Nederlandse kranten, Roulartamagazines en Belga. Volgens de afspraken is de fysieke toegang tot de bibliotheek gratis, en is er
17
geen internettoegang mogelijk buiten de bibliotheek. In de toekomstige digitale bibliotheek is zo’n externe toegang een basis-onderdeel van de dienstverlening. Een gelijkaardige problematiek zal zich stellen bij het op afstand aanbieden van alle digitale werken (muziek, film, ...). In dit kader wachten de openbare bibliotheken nog complexe onderhandelingen. Een ander mogelijk probleem kan te maken hebben met web 2.0: Zoals in de volgende hoofdstukken wordt beschreven, ontstaan er toepassingen die de grenzen aftasten van de auteursrechten, en ze vaak overschrijden. Toch kunnen bibliotheken niet aan de zijlijn blijven staan: zij moeten faciliteren en participeren in nieuwe manieren waarop gebruikers omgaan met informatie (clippen, wijzigen, samenstellen, becommentariëren, verspreiden, enz.). Aangezien bibliotheken gekende organisaties zijn met een juridische structuur, zijn ze heel gemakkelijk aan te spreken op hun verantwoordelijkheid. Dit in tegenstelling tot individuele gebruikers op het Internet. Een te voorzichtige houding op dit gebied, zou echter veel innovatieve ideeën afremmen nog voor ze ontwikkeld zijn. Erger nog, algemeen verspreide internet-toepassingen die theoretisch volledig binnen de kern-opdracht van de bibliotheken passen, zullen verboden domein worden voor de bibliotheken. Dit zou leiden tot een verwrongen concurrentiepositie, met een sterke rem op de groei en positionering van de digitale bibliotheek van de toekomst. De bibliotheken moeten hier dus absoluut een oplossing voor vinden.
18
De Digitale Openbare Bibliotheek in Vlaanderen
3. Media 2.0 en het nieuwe media-landschap Dit hoofdstuk wil een beknopt beeld geven van de veranderingen op het Internet, en in het informatie- en media-landschap. Een goed begrip van deze verandering is namelijk fundamenteel bij de verdere uitbouw van de digitale bibliotheek.
3.1. De opkomst en eenwording van de digitale media Amper drie decennia geleden waren alle bestaande media van elkaar gescheiden. Kranten, televisie, radio, enz. hadden technologisch niets met elkaar te maken, en ook inhoudelijk waren hun concepten doorgaans gescheiden. De multi-channel aanpak die vandaag alomtegenwoordig is in media en bij informatieleveranciers, was onbestaande. Pas sinds eind jaren ‘80, begin jaren ‘90 gaf de digitalisering van de huiskamer het startschot voor de digitale media-revolutie zoals we die vandaag meemaken. Die digitalisering gebeurde eerst ongemerkt met de introductie van de eerste CD-spelers, video-spellen en computers., maar vandaag is onze hele media-beleving digitaal: muziek, film, TV, fotografie, telefonie en uiteraard het Internet. De echte media-revolutie werd in gang gezet door de opkomst van het commerciële Internet, midden de jaren ‘90. In amper tien jaar tijd had dit een nooit geziene impact op communicatie, media, business, persoonlijke relaties, enz. Het Internet is in de eerste plaats geen technologisch gegeven, maar veeleer een sociaal en maatschappelijk fenomeen. Het creëert communicatie, stimuleert uitwisseling van informatie en maakt processen en diensten mogelijk die vroeger onbestaanbaar waren. Op tien jaar tijd heeft het Internet zich in alle maatschappelijke aspecten genesteld. Een effect van digitalisering én van internetverbinding is dat oude kanalen worden nagebouwd op basis van internet-technologie. Waar radio, TV, telefonie, e.a. oorspronkelijk elk hun eigen technische, commerciële en procesmatige onderbouw hadden, zien we dat het Internet erin slaagt om deze perfect na te bootsen op basis van één gemeenschappelijke technologische laag. Concreet wil dit zeggen dat alle communicatie en informatie-uitwisseling op één technologisch platform gebouwd is: het Internet. Die technologische versmelting maakt dat de ooit gescheiden kanalen steeds meer één worden op functioneel vlak, en dat ze kenmerken van elkaar beginnen overnemen. Vrijheid, controle en flexibiliteit zoals die geïntroduceerd werden met het Internet, worden nu gemeengoed voor alle info- en communicatiekanalen. Dit is één van de katalysatoren voor de veranderingen binnen alle media 2.0
3.2. Het veranderende media-landschap Volgens veel experten zitten we middenin de “perfecte storm”: een nieuwe combinatie van factoren die samen een fundamentele omwenteling van media met zich meebrengen: media2.0 (en web2.0). Het komt erop neer dat gebruikers zelf bepalen wanneer, waar en hoe ze media en informatie gebruiken: pure gebruikers evolueren naar (co-)producenten van media. In het Engels wordt gesproken van een “shift of time, place and authority”. Klassieke spelers (o.a. openbare bibliotheken) verliezen hun monopolie als centrale autoriteit en tenzij ze zich aanpassen aan de evolutie, lopen ze bovendien het risico om te verdwijnen van de radar van de nieuwe generatie gebruikers.
19
De factoren die de media-verandering bewerkstelligen samengevat: • Er is een nooit geziene inhoudskeuze ontstaan, zowel op TV, radio, ... maar uiteraard ook op het Internet. Elke zender, elk magazine, elk boek, elke site heeft in dit nieuwe landschap honderden tot zelfs duizenden alternatieven. • Inhoud die door gebruikers als negatief wordt beschouwd, kan gewoon genegeerd worden en vervangen worden door één van de beschikbare alternatieven. Zowel gewone inhoud als commerciële boodschappen. Dit maakt dat media-gebruikers veel kritischer worden ten opzichte van slechte inhoud en irritante reclame. Gebruikers vinden bovendien dat ze te veel slechte (commerciële) inhoud krijgen waar ze niet om vragen, en dat leidt tot irritatie en afstomping. Uit onderzoek blijkt dat gebruikers de boodschappen die van grote organisaties komen steeds minder geloofwaardig vinden, in tegenstelling tot wat gelijkgestemden hen vertellen. De autoriteit verschuift van vertrouwen in het centrale model, naar steun door het decentrale. • Gebruikers nemen controle over hun media. Wat begon met “zappen” op TV, heeft zich verder doorgezet op het Internet: als men niet klikt, gebeurt er niets. De mate van controle in al die kanalen neemt toe omdat het Internet het fundament wordt van alle digitale kanalen. We krijgen een landschap waarbij “inhoud op aanvraag” steeds meer wordt geconsumeerd. Die inhoud (vaak enkel fragmenten) wordt uit een ruime keuze van alternatieven gekozen (cfr. downloaden van enkele liedjes i.p.v. de hele CD, bekijken van programma’s zonder reclame, enz.). Een ander aspect van controle is de drang tot participatie. Het Internet heeft het “return path” geïntroduceerd. Dit is de mogelijkheid om naast de consumptie van informatie, ook een reactie terug te geven. Op tien jaar tijd is dit geëvolueerd van “reactie” naar “(co-)creatie” en “participatie”. De consument wordt (co-)creator. Het is belangrijk om te vermelden dat slechts een klein aantal gebruikers echt actief deelneemt. Afhankelijk van de bron, wordt er van uitgegaan dat een kleine minderheid (1 à 5%) van de totale populatie gebruikers zelf originele creaties maakt. Een grotere groep (10 à 15%) doet iets met de creaties van anderen (becommentariëren, beoordelen, doorsturen, enz.). Het merendeel van de gebruikers (80 à 90%) zal enkel de inhoud consumeren, zonder er zelf iets mee te doen. Vaak is echter de mogelijkheid tot participatie belangrijk, en niet de eigenlijke participatie zelf. • Een laatste belangrijke evolutie is de mogelijkheid om eenvoudig te linken met andere gebruikers. Via online kanalen (Internet, radio, TV, mobiel, e.a.) kan men zich groeperen met gelijkgestemden. Vaak zijn dit mensen die men in de realiteit niet kent, maar met wie men wel inhoudelijke relaties onderhoudt. Deze netwerken zijn in staat om o.a. enorm snel reacties teweeg te brengen op wereldvlak, hypes te creëren, feiten en leugens te rapporteren of samen te werken aan projecten en kennis. Dit wordt “the power of many” genoemd. Nu al erkennen experten (vb. BBC- of VRT-journalisten) dat hun traditionele vakkennis op termijn niet langer zal kunnen concurreren met de snelheid en breedte waarmee “de massa” nieuws zal capteren en rapporteren. Samengevat kunnen we stellen dat de perfecte storm die door het media-landschap woedt, gebruikers voor het eerst de macht geeft die ze al lang willen. Ze hebben de keuze, ze hebben controle over hun beleving (wat, waar, wanneer) en ze kunnen actief participeren. Bovendien groeperen ze zich in gemeenschappen van gelijkgestemden. Voor aanbieders van producten, inhoud, e.a. wordt het steeds moeilijker om zicht te krijgen op wat gebruikers (klanten) nu juist uitvoeren. “Pagens” is de term die we voor deze nieuwe generatie media-gebruikers introduceren: leden van de “Participation Generation”. Media 2.0 is de algemene term voor deze verandering. Toegepast op het Internet, spreken we van web 2.0.
20
De Digitale Openbare Bibliotheek in Vlaanderen
3.3. Web 2.0 – kort Tot voor enkele jaren was web 2.0 een relatief obscuur begrip dat enkel een kleine groep (vnl. technische) insiders kende. Sinds het succes van grote 2.0-sites zoals YouTube en Myspace én het omarmen van zowel technologie als concepten door grote sites in alle domeinen, is web 2.0 de nieuwe online trend geworden. Sommigen spreken zelfs van een hype. Hoewel meerdere definities circuleren, kunnen we web 2.0 het best als volgt samenvatten: de golf van nieuwe online toepassingen die ontstond na de crash en de daaropvolgende heropleving. Centraal staat de autoriteitsverschuiving tussen de aanbieder en de gebruiker, die steeds meer participeert en cocreator wordt. Naast het zakelijke aspect van web 2.0 is er ook een technologische onderbouw die er vnl. op gericht is om gebruikers een rijkere ervaring te geven. Hoewel iedereen van web 2.0 spreekt, zijn een aantal grote leidende voorbeelden helemaal niet aan het web gebonden. Denk maar aan Skype (internet-telefonie), Second Life (virtuele wereld), Joost (peer-to-peer televisie) en MSN Messenger (internet-chat). Hoewel velen terecht kritisch zijn t.o.v. het hype-gehalte van web 2.0 dat herinneringen oproept aan de eerste internetgolf eind jaren ‘90, is iedereen ervan overtuigd dat het belang van de gemeenschap binnen web 2.0, een blijvend fenomeen is.
3.4. Web 2.0 – meer in detail Onderstaande paragraaf probeert het web 2.0-fenomeen te structureren in 5 grote onderdelen. Het is echter een complex geheel van permanent wijzigende en op elkaar inwerkende ontwikke lingen. a.
Communities 2.0 (gemeenschappen)
Gebruikers verenigen zich steeds meer binnen online gemeenschappen van gelijkgestemden. Dit kunnen gesloten groepen zijn die werken rond heel specifieke thema’s, of open gemeenschappen waar iedereen in kan participeren. Enkele bekende voorbeelden (niet beperkend): • Second Life: Virtuele wereld waarin miljoenen mensen actief zijn, zonder een echt doel na te streven. Iedereen heeft een eigen avatar (een virtuele representatie) en kan zelf zijn deel van de virtuele wereld creëren. Hoewel Second Life op zich geen doel heeft (het is geen spel) ontstaan er relaties, regels, economieën, enz., net als in de echte wereld. • Friendster, Myspace, Facebook, e.a.: Communities waarbinnen vooral jongeren zich verbinden met anderen. Op hun personal page wisselen ze gegevens, interesses, muziek, voorkeuren, e.a. uit. • LinkedIn: Professioneel netwerk waarop zakenlui met elkaar in contact treden. Bedoeling is om in theorie via doorverwijzing wereldwijd bij om het even wie een mogelijke introductie te kunnen bekomen. • Wiki’s: Rond inhoudelijke thema’s georganiseerde kennis-sites. Hierin werken verschillende mensen samen aan één stuk content. De bekendste Wiki is Wikipedia; een internet-encyclopedie die ondanks veel onnauwkeurigheden op korte termijn dé referentie-site op het Internet is geworden. • Del.icio.us, Digg, Clipmarks, e.a.: Social bookmarking sites waarop gebruikers permanent interessante links, webpagina’s, e.a. publiceren. Hierdoor worden heel nauwkeurige patronen van online interesse-sferen zichtbaar. • Twitter: Lifestyle sharing sites, waarop mensen live hun eigen leven publiceren (vb. “Ik schrijf nu een hoofdstuk in een studie voor het VCOB”, “Ik kijk TV”, “Ik eet bij familie in Parijs”)
21
b.
Consumers 2.0 (gebruikers)
Online gebruikers worden elke dag kritischer. Ze vergelijken, rapporteren, selecteren, ... en delen hun opinies en keuzes met hun “peers”. Bovendien zijn ze assertiever dan ooit: digitale technologie laat hen toe om hun mediagebruik veel meer te modelleren naar hun eigen voorkeuren. Wat ze consumeren, wanneer, hoe, met wie, enz. bepalen ze steeds meer zelf. Zowel op het Internet als op TV, op radio, e.a. De nieuwe gebruikers willen de mogelijkheid om te interageren met aanbieders en te participeren in het productieproces, hoewel in realiteit slechts een minderheid de aangeboden participatie-mogelijkheden echt gebruikt. De meerderheid van de (passieve) gebruikers reageert op de acties van deze actieve minderheid, door steeds meer hun content en opinies te verkiezen boven die van de klassieke content-aanbieders. Door de zogenaamde “power of many” slagen ze er vaak in om nieuwe tendensen te lanceren vanuit de basis of bestaande organisaties onder druk te zetten. Enkele bekende voorbeelden (niet beperkend): • YouTube, FlickR, e.a.: Content sites waarop gebruikers video’s, foto’s, e.a. posten waar ze door anderen kunnen worden bekeken, gedeeld, becommentarieerd, enz. Hoewel deze sites voornamelijk ontstonden om eigen geproduceerd materiaal op te plaatsen, worden ze heel vaak gebruikt om beschermd materiaal van anderen op te plaatsen (al dan niet bewerkt). Dit duidt de gevoeligheden aan rond de klassieke copyrightmodellen. • Ebay, Zopa, Tunz.com, e.a.: Market places waarbinnen consumenten de klassieke waardeketen van de markt negeren. Op E-bay verkopen en kopen particulieren allerlei producten en diensten, op Zopa lenen ze elkaar geld (zonder tussenkomst van banken) en via Tunz.com kunnen ze elkaar via SMS kleine bedragen betalen (alweer zonder tussenkomst van banken of operatoren). • Blogs, podcasts, e.a.: Er zijn ontelbare sites waarop consumenten zelf een online tijdschrift, radio- of TV-station oprichten. Sommige bekende bloggers en podcasters zijn ondertussen uitgegroeid tot een autoriteit, soms zelfs buiten de “blogosfeer”. • Kelkoo, Vergelijk.be, e.a.: Sites waarop consumenten prijzen kunnen vergelijken en producten kunnen beoordelen. Deze sites gaan rechtstreeks in concurrentie met de klassieke consumenten-organisaties zoals Test Aankoop. Hoewel ze vaak geen dieptebesprekingen bevatten, is hun pragmatische beoordeling van tientallen tot soms honderden anderen, heel relevant voor aspirant kopers. c.
Presence 2.0 (presentatie en technologie)
Het originele web 2.0-idee is op technologisch niveau ontstaan, bij ontwikkelaars die een efficiëntere web-ervaring probeerden te creëren. Dit leidde tot rijkere gebruikers-ervaringen op het vlak van presentatie (dankzij Flash, Silverlight en Ajax), totaal nieuwe navigatiemodellen (zoeken via Google, i.p.v. doorheen een site te navigeren), het combineren van content uit verschillende onafhankelijke bronnen (mash-ups zoals Google Maps, waarop gebruikers gratis hun eigen gegevens kunnen publiceren) en vooral meer rijke media in websites, zoals video, radio, e.a. d.
Enterprise 2.0 (web 2.0 binnen het intranet)
Belangrijk in de hele web 2.0-evolutie is dat de toepassingen ook gebruikt kunnen worden binnen organisaties en bedrijven. Nu al zien we hoe blogs, wiki’s, search, enz. de klassieke bedrijfs-applicaties en intranetten vervangen of aanvullen. Daarnaast wordt ook binnen de muren van bedrijven steeds meer gebruik gemaakt van internet-telefonie, video, e.a.
22
De Digitale Openbare Bibliotheek in Vlaanderen
e.
Business 2.0 (web 2.0 als drijvende kracht voor nieuwe business modellen)
Het gemak waarmee toepassingen binnen web 2.0 met elkaar worden verbonden, de cultuur van delen en participeren, snel reageren op de markt, de autoriteitsverschuiving naar de eindgebruiker en tal van andere web 2.0-karakteristieken maken dat er nieuwe businessmodellen ontstaan. Daarnaast ontstaan er ook alternatieve technologieën voor vertrouwde concepten (vb. Skype voor telefonie, Joost voor televisie). Eigen aan web 2.0 is dat de technologische drempel vaak lager ligt dan bij klassieke modellen (vb. het onbekende bedrijfje Skype slaagde erin om in minder dan 5 jaar tijd wereldwijd meer telefoniegebruikers te hebben dan de grote telefonie-operatoren), waardoor er meer ruimte is voor innovatie, en dat met een lager risico. Voorbeelden van veranderende businessmodellen vinden we in alle sectoren: wiki’s die klassieke encyclopedieën vervangen, file sharing en muziekdownloads i.p.v. CD-winkels, P2P banking (Zopa) i.p.v. klassieke bancaire modellen, Joost die klassieke TV-distributie vervangt, enz. Elk van deze initiatieven werd opgezet met weinig geld en een klein risico, maar slaagde er wel in om grote groepen gebruikers te bereiken en (vaak illegaal) alternatieven voor klassieke modellen te bieden. In sommige gevallen (vb. in de muzieksector) zijn de gevolgen nu al extreem voelbaar.
23
4. Bibliotheek2.0 In dit hoofdstuk brengen we enkele bestaande 2.0-initiatieven in het bibliotheeklandschap in kaart. Voor een gedetailleerde toelichting over de verschillende 2.0-mogelijkheden verwijzen we naar het vorige hoofdstuk.
4.1. Definities en visies Bibliotheek2.0 Bibliotheek2.0 betekent eenvoudigweg het meer vanuit de gemeenschap gedreven interactiever en collaboratiever maken van de virtuele en fysieke bibliotheek. Er bestaan verschillende definities en visies over Bibliotheek2.0. Dit zijn de belangrijkste: a.
Wikipedia
Library 2.0 is a loosely defined model for a modernized form of library service that reflects a transition within the library world in the way that services are delivered to users. The concept of Library 2.0 borrows from that of Business 2.0 and Web 2.0 and follows some of the same underlying philosophies. This includes on line services such as the use of OPAC systems and an increased flow of information from the user back to the library. With Library 2.0 library services are constantly updated and re-evaluated to best serve library users. Library 2.0 also attempts to harness the library user in the design and implementation of library services by encouraging feedback and participation. Proponents of this concept expect that ultimately the Library 2.0 model for service will replace traditional, onedirectional service offerings that have characterized libraries for centuries. (http://en.wikipedia.org/wiki/Library_2.0) b. Andere definities van Bibliotheeek2.0 John Blyberg en Michael Casey zijn fervente bloggers over het onderwerp, en worden beschouwd als bibliotheek2.0-specialisten. Hun definitie van Bibliotheek2.0: “Library 2.0 = (books ‘n stuff + people + radical trust) x participation” (John Blyberg op http://www.blyberg.net/) “The principles of Library 2.0 seek to put users in touch with information and entertainment wherever they may be, breaking down the barriers of space, time and outdated policy. It is a user-centered paradigm focusing on knowledge, experience, collaboration, the creation of new content and encouraging the heart.” (Michael Casey op http://www.librarycrunch.com/) Sommigen definiëren Bibliotheek2.0 als een technisch concept: het opzetten van interactievere bibliotheeksystemen die de collectieve intelligentie verzamelen. Anderen leggen de nadruk op dienstverlening en het gebruikers-georiënteerd zijn, het inspelen op hun behoeften (ook in de long tail). Onderstaand schema behandelt beiden.
24
De Digitale Openbare Bibliotheek in Vlaanderen
(bron: http://bonariabiancu.wordpress.com/library-20-bibliography/
4.2. Een beknopt overzicht van Bibliotheek2.0-toepassingen In volgende paragrafen geven we een niet-exhaustief overzicht van bibliotheek2.0-toepassingen zoals die vandaag bestaan. a.
RSS feeds
Door middel van RSS (webfeeds) kunnen bibliotheken automatisch feeds versturen over vb. de komst van nieuwe materialen, aankondigingen en evenement-informatie. Veel buitenlandse bibliotheken maken hier al gebruik van. Deze feeds zijn vaak op onderwerp te verfijnen. In België is de bibliotheek van Boutersem hier een voorbeeld van. Daar kan men zich inschrijven op drie feeds: die van cd’s, van boeken en van DVD. Het gaat hier om de laatste aanwinsten per categorie, en zelfs per genre. b.
Blogs
Veel bibliotheekmedewerkers bloggen al: over hun bibliotheek, over hun vak, over boeken en over wat hen nog meer bezig houdt. Zowel in de VS als in Nederland is het bloggen populair onder bibmedewerkers. De bibliotheek van het An Arbour District in de US heeft zelfs een boekenblog, een audioblog en een videoblog. c.
Wiki’s
Met deze collaboratieve websites (genre Wikipedia) kunnen zowel bibliotheekmedewerkers als klanten een webpagina ‘bouwen’ over een bepaald onderwerp. Er bestaan al vele wiki’s over bibliotheken en over bibliotheek2.0, maar nog niet in Vlaanderen.
25
d.
Sociale netwerken en online gemeenschappen
Via online gemeenschappen kunnen mensen binnen een bepaalde, al dan niet zelf gecreëerde virtuele omgeving, ervaringen, muziek, verhalen, enz. met elkaar delen. Er zijn bibliotheken die een MySpace-pagina hebben, om zo een jonger publiek aan te spreken. Verder creëren bibliotheekmedewerkers hun eigen sociale netwerken. Het Nederlandse initiatief http://bibliotheek20.ning.com/ is een goed voorbeeld van een gemeenschap rondom web2.0 en bibliotheken. e. Audio en video Het DOK Delft (zie verder) gebruikt zowel podcasts als videocasts om bezoekers op de hoogte te brengen van nieuws, kunst, muziek en boeken. f.
Folksonomies, tagging en tag clouds
Folksonomies zijn het gebruikers-gegenereerde decentrale alternatief voor de klassieke centrale taxonomieën. Daarmee voegen gebruikers en medewerkers zelf vrij en ongestructureerd sleutelwoorden toe aan werken. Regelmatig gebruikte woorden kunnen dan in een tag cloud getoond worden, als een alternatief navigatiemodel doorheen de informatie. Folksonomies werken echter enkel als voldoende grote groepen mensen de werken van tags voorzien, waardoor een zekere “kwaliteit door kwantiteit” ontstaat. g.
Library Thing
Library thing is een Web 2.0-applicatie, waarmee je online de boeken kan beheren die je in je bezit hebt. Na het aanmaken van een profiel kun je erg makkelijk boeken toevoegen, en al deze informatie wordt gedeeld met andere gebruikers van het platform. Je kan zoeken op auteur, ISBN nummer, titel, enz. Hierbij wordt gebruik gemaakt van verschillende bronnen zoals Amazon.com en bestaande bibliotheekcatalogi. Catalogi met Nederlandstalige boeken zijn helaas ondervertegenwoordigd. Bij elk boek kun je bijkomende informatie toevoegen zoals vb. een bespreking, datum van aankoop, datum waarop je in het boek bent begonnen, wanneer je het hebt uitgelezen, commentaar, enz.
4.3. De situatie van Vlaanderen ten opzichte van het buitenland In dit deel brengen we enkele noemenswaardige bibliotheek2.0-initiatieven in kaart en bekijken we de actuele situatie in Vlaanderen. a.
De VS en Canada
Het zal geen verrassing zijn dat ook op het vlak van bibliotheek2.0 de VS opnieuw een voorsprong heeft op de rest van de wereld. In de VS, en ook in Canada, zijn zelfs de kleinste gehuchten al bezig met typische bibliotheek2.0-toepassingen. Het hele web2.0-fenomeen leeft in deze landen veel meer dan bij ons, wat zich concreet vertaalt in een hogere betrokkenheid bij de bibliotheekmedewerkers die er al actief mee bezig zijn. In het plaatsje Darien in de staat Connecticut vinden we een schoolvoorbeeld van een bibliotheek2.0. Daar leent men behalve boeken ook digitale camera’s, laptops, externe harde schijven en mp3-spelers uit. Deze materialen zijn net als het ‘gewone’ boek, gewoon ontsloten in de catalogus. Bovendien zijn ze in Darien ook zeer actief op het gebied van media- en technologie-educatie. Ze onderhouden verschillende blogs over verschillende onderwerpen. Ten slotte zijn de Bibliotheekmedewerkers makkelijk te bereiken via chat.
26
De Digitale Openbare Bibliotheek in Vlaanderen
b.
Engeland
Het Engelse initiatief ‘The People’s Network’ is gestart met het aanbieden van breedband internet in de openbare bibliotheken. Het wordt georganiseerd door musea, bibliotheken en archieven, en gesponsord door diverse loterijen. In het totaal levert het netwerk meer dan 60 miljoen uur computergebruik, grotendeels gratis. Met toegang tot een groot aanbod aan software en digitale content. Via de website van ‘The People’s Network’ kun je informatie laten opzoeken via ‘Enquire’ of zelf opzoeken via ‘Discover’. Verder is er ook de functie ‘Read’, een startpunt waar je in de boeken kunt duiken en waar online lezers samenkomen. In de bibliotheek van Herefordshire kun je je lokale bibliotheek vinden via een mash-up met Google maps. Deze 2.0-tool kreeg de naam LibMap. c. Zweden De bibliotheek van Stockholm voorziet bibliotheek2.0-toepassingen bij het opvragen van informatie. Het bevat o.a. een mogelijkheid tot chatten met de bibliotheekmedewerkers, maar ook co-browsing met de gebruikers om zo te helpen bij het vinden van de juiste informatie. d.
Nederland
In buurland Nederland staan ze ook veel verder dan in Vlaanderen. Daar wordt al actief geblogd door bibliotheekmedewerkers, en zijn er reeds bibliotheek 2.0-communities zoals http://bibliotheek20.ning.com/. Bovendien worden er workshops georganiseerd voor mensen in het vak. Toch is dit vooral nog pionierswerk. Dat blijkt o.a. uit het feit dat slechts op weinig bibliotheek-websites echte 2.0-toepassingen zijn geïntegreerd. Een mooi voorbeeld van bibliotheek2.0 in Nederland is DOK Delft. DOK Delft (http://nl. wikipedia.org/wiki/DOK_Delft) is een openbare mediatheek in Delft. Een fusie uit de voormalige DiscoTake, de Openbare bibliotheek Delft en het Kunstcentrum Delft. Sinds januari 2006 vormen zij samen DOK. DOK Delft streeft ernaar de modernste bibliotheek ter wereld te worden. Hiervoor werkt zij samen met verschillende partners van zowel publieke als private zijde. DOK Delft gaat heel ver in haar 2.0-inspanningen. Ze implementeren verscheidene 2.0toepassingen , en verzorgen bovendien de integratie van informatie en toepassingen van andere instanties. Hiermee creëren ze een grote bibliotheek “mash-up” (nieuwe en unieke toepassing, samengesteld uit toepassingen en inhoud van derde partijen die zich hiervoor openstellen). Bij de Zeeuwse bibliotheek in Middelburg is er één medewerker die zich ten volle bezighoudt met 2.0-projecten, vb. het aanbieden van gratis internet en Wifi of het inrichten van een 2.0-intranet voor collega’s. Verder kan die medewerker meer dan 20% van zijn tijd spenderen aan participatie en bloggen. Op deze manier leert de bibliotheek al doende wat er mogelijk is met 2.0, en wordt ook de buitenwereld zich stilaan bewust van de nieuwe 2.0-rol die de bibliotheek kan vervullen. Laboratorium Waterwolf is een intiatief van museum Gouda, de Openbare Bibliotheek Gouda, het Streekarchief Midden-Holland en het lectoraat Informatietechnologie en Samenleving van de Haagse Hogeschool. Onderwerp van onderzoek is ‘lokale betekenis’: de manier waarop buurten, wijken, dorpen, steden en regio’s omgaan met lokale betekenis en culturele identiteit.
27
Betekenisgeving verandert onder invloed van informatie- en communicatietechnologie. Expressie- en reflectieprocessen veranderen van inhoud en structuur, nu onze samenleving steeds meer een netwerksamenleving wordt. Alle bestaande spelers (overheden, bedrijven, culturele instellingen, burgers, enz.) gaan zich op een nieuwe manier tot elkaar verhouden. Betekenis en identiteit zijn hierin kernbegrippen waar actief mee geëxperimenteerd wordt. Het laboratorium richt zich op de veranderende rollen van die verschillende spelers: klassieke ‘zenders’ die vanuit een inhoudelijke autoriteit werken, zullen niet langer enkel zelf reflecteren en kennis ontwikkelen. Ze zullen juist een centrale rol spelen in het organiseren en inspireren van kennis-ontwikkeling en leerprocessen in de samenleving zelf. In Laboratorium Waterwolf experimenteren de deelnemende partijen actief met deze problematiek. Zie ook http://nl.wikipedia.org/wiki/Laboratorium_Waterwolf e.
Nog enkele andere internationale voorbeelden
http://www.spoergolivia.dk/ (Denemarken) http://www.knowitnow.org (Ohio State Library) http://www.questionpoint.org (OCLC, Verenigde Staten) http://www.loc.gov/rr/askalib/ (Library of Congress, Verenigde Staten). Dit is echter geen echte bibliotheek2.0 omdat er wordt uitgegaan van de bibliotheek als autoriteit. Als concept met participatie kan dit echter wel een bibliotheek2.0. worden. f.
België
Binnen het Belgische bibliotheeklandschap doet 2.0 langzaam zijn intrede. Met de integratie van het AquaBrowser Library systeem van het Nederlandse MediaLab in bibliotheek.be is de eerste 2.0-stap gezet. De Aquabrowser ‘word cloud’ legt verbanden tussen trefwoorden. Deze 2.0-zoekwijze helpt de bezoeker alternatieve boeken vinden en legt verbanden bloot. De toepassing legt conceptueel en vormelijk de link naar de typische beeldtaal van web2.0, waarbij een tag cloud (wolk van trefwoorden) bezoekers helpt bij het ontsluiten van informatie. In tegenstelling tot bij een echte tag cloud, toont de Aquabrowser echter geen gebruikers-gegenereerde trefwoorden. Wel is het een kijk op de trefwoorden uit de eigen centrale catalogus. Het lijkt dus op een web2.0-toepassing, maar in essentie is het er geen. Het Google Library Project is een belangrijke stap voorwaarts in de ontwikkeling van de bibliotheek2.0 in Vlaanderen. Op 23 mei 2007 werd immers aangekondigd dat de Universiteitsbibliotheek van Gent toetreedt tot het Google-project. Google gaat, in samenwerking met de Universiteit Gent, de copyright-vrije boeken uit de collectie van de Universiteitsbibliotheek Gent (Boekentoren) digitaliseren. Zo worden de grootste titels uit de Nederlandstalige en Franse literatuur wereldwijd online beschikbaar. De collectie van de Gentse Universiteit is de vijftiende bibliotheekcollectie die aan het Google Library Project wordt toegevoegd. Als één van de grootste Belgische bibliotheken, zal de Gentse Universiteitsbibliotheek het aantal Nederlandstalige en Franstalige boeken in Google Book Search Library Project aanzienlijk verhogen. Dankzij deze samenwerking worden enkele honderdduizenden boeken aan het programma toegevoegd: van populaire klassiekers tot zeldzame en speciale collecties die voordien slechts te raadplegen waren in de bibliotheek zelf. Eenmaal gedigitaliseerd, wordt het simpel om de werken te ontdekken, te doorzoeken en te lezen via de Google Book SearchTM service. De bibliotheekcollectie bevat ook behoorlijk wat copyright-vrije boeken in het Duits, Latijn, Italiaans, Engels en Spaans. Daardoor kan de veeltalige index van Google aanzienlijk verrijkt worden, en kunnen nog meer boeken wereldwijd in meerdere talen door meer mensen geraadpleegd worden.
28
De Digitale Openbare Bibliotheek in Vlaanderen
Het Erfgoed 2.0 is een onderzoeksproject (2007-2008) van het IBBT (Interdisciplinair Instituut voor Breedband Technologie, www.ibbt.be) en de bedrijfswereld, i.s.m. diverse partners uit de erfgoed-sector, o.a. het Vlaams Centrum voor Volkscultuur, Erfgoed Vlaanderen, VIOE en Toerisme Vlaanderen. Het Erfgoed 2.0-project wil onderzoek verrichten naar een sociale interactieve location based erfgoedbeleving via mobiele toestellen, binnen een geografisch netwerk van erfgoedsites. Het project wil volgens het ‘virtuous circle’-principe de beleving van bezoekers via virtuele/digitale wegen verrijken, zowel tijdens hun bezoek als ervoor en erna. Het idee is dat bezoekers van erfgoed-sites via mobiele toestellen toegang krijgen tot achtergrondinformatie, die in ‘real time’ wordt opgehaald uit (erfgoed)databanken. Het vernieuwende aspect van ‘Erfgoed 2.0’ ligt o.a. in het belang van sociale interactie bij erfgoedbeleving. Die interactie wil men zo goed mogelijk aan een digitale omgeving linken. Erfgoed 2.0 biedt nieuwe mogelijkheden aan de archief- en bibliotheeksector om informatie en andere historische content via nieuwe media te verspreiden naar andere doelgroepen. Verder blijven de bibliotheek2.0-initiatieven in België vooral beperkt tot het aanbieden van enkele RSS-feeds, wiki’s en een zeldzame blog. Ook tussen bibliotheekmedewerkers onderling wordt er, in tegenstelling tot andere landen, nauwelijks geblogd. Bovendien bestaan er geen noemenswaardige online gemeenschappen.
29
5. De toekomst-strategie van de digitale openbare bibliotheek 5.1. De kernopdracht De kern-opdracht van de openbare bibliotheek in het komende digitale decennium is de voortzetting van haar huidige opdracht. De digitalisering en de impact op zowel de bibliotheek als op haar omgeving, zorgt voor een verschuiving en vervaging van grenzen op het vlak van productaanbod, autoriteit, dienstverlening en aanwezigheidspolitiek. De digitale openbare bibliotheek is een (zo goedkoop mogelijke) basisvoorziening voor elke burger. Dit op een objectieve manier, vrij van elke (commerciële) invloed. Ze heeft o.a. als taak: • het actief bemiddelen en sturen bij het beantwoorden van vragen over kennis, cultuur, informatie en ontspanning • het stimuleren en leren formuleren van de juiste vragen • het toegankelijk maken van informatiebronnen • het voorzien van ondersteunende diensten, processen, infrastructuur en ontmoetingsmogelijkheden Dit gebeurt allemaal in een wereld waarin de grenzen tussen het fysieke en het digitale verder vervagen. In de praktijk ligt de klemtoon vandaag echter hoofdzakelijk op collectievorming en uitlenen, en niet op het kwalitatief en actief bemiddelen tussen informatie en mensen. Ondanks de richtlijnen van enkele jaren geleden waarbij het “actief bemiddelen” als prioriteit werd gesteld. Om klaar te zijn voor de toekomst als digitale bibliotheek, dient de rol als bemiddelaar wel degelijk opgenomen te worden. De evolutie van digitalisering heeft een grote impact op alle sectoren die werken met informatie. Zo heeft de digitalisering de hele muziekindustrie al tot verandering gedwongen, en momenteel is het de beurt aan de filmwereld. Zoals het er naar uitziet wordt de impact van de digitalisering zo mogelijk nog groter in de bibliotheekwereld. Indien de bibliotheek er niet in slaagt om zich aan te passen aan de digitale evolutie, zal ze in de nabije toekomst zwaar onder druk komen te staan. Om met deze verandering om te kunnen, zal de bibliotheek op verschillende vlakken moeten ageren: invullen van nieuwe bibliotheekfuncties, bouwen van nieuwe platformen, herwerken van (fysieke) infrastructuur, herscholen van medewerkers, enz. Eén van de belangrijkste actiepunten voor de bibliotheek wordt vorming, communicatie en marketing, zowel intern als extern. Enerzijds moet de hele interne organisatie zich bewust worden van de nieuwe digitale wereld waarbinnen de bibliotheek opereert. Anderzijds zal de bibliotheek moeten werken aan haar imago in de buitenwereld, als ze in het komend decennium wil erkend worden als een belangrijke leverancier van informatie-gerelateerde producten en diensten.
30
De Digitale Openbare Bibliotheek in Vlaanderen
5.2. De belangrijkste veranderingen Zoals in bovenstaande paragraaf werd beschreven, zijn er een reeks veranderingen die in gang gezet worden door de digitalisering van onze maatschappij in het algemeen, en informatie in het bijzonder. De belangrijkste verschuivingen waar de openbare bibliotheek voor staat zijn de volgende: De (digitale) openbare bibliotheek moet leren om met mensen te werken i.p.v. met boeken. Er is een verschuiving van “tekens” naar “betekenis”, en van “dragers naar inhoud”. De bibliotheek moet evolueren van aanbieder van producten en diensten, naar facilitator en ondersteuner van de ontwikkeling van producten en diensten door de klant. De klemtoon zal verschuiven van het hebben en onderhouden van een lokale (fysieke) collectie, naar het vinden, kwalitatief interpreteren, gebruiken en onderhouden van een veel ruimere en permanent groeiende universele collectie. Het “doen” wordt daarbij belangrijker dan het “kennen”. De bibliotheekmedewerker moet op de hoogte zijn van nieuwe informatiebehoeften, -producten en trends, en actief bemiddelen in het brengen naar de gebruiker. De (digitale) bibliotheek van morgen zal in twee dimensies actief zijn: intra-muros en extra-muros. Met intra-muros wordt het totale informatie-actiedomein bedoelt, van producten en diensten waar de bibliotheek zelf controle over heeft. Zowel wat letterlijk binnen de fysieke muren van de bibliotheek gebeurt, als wat virtueel van buitenaf bereikbaar is. Het kunnen raadplegen van de centrale catalogus via het internet is even intra-muros als het raadplegen van een magazine binnen de bibliotheek. Met extra-muros wordt alles bedoelt wat buiten de controle van de bibliotheek gebeurt, in het veel ruimere (online) informatielandschap. Alle nieuwe web2.0-uitingen zoals YouTube, MySpace, blogs, wiki’s, podcasts, e.a. horen hieronder.
5.3. De collectie De digitale openbare bibliotheek van morgen zal een totaal andere collectie hebben dan we vandaag gewoon zijn. In de loop van het komende decennium zal de verhouding fysieke werken versus digitale bronnen drastisch veranderen. a.
De fysieke collectie
We gaan ervan uit dat binnen ongeveer 10 jaar tijd, bepaalde fysieke werken langzaam geheel of gedeeltelijk zullen verdwijnen uit de fysieke bibliotheek. Digitale fysieke producten zoals CD’s, DVD’s, enz. zullen op relatief korte termijn volledig verdwijnen uit de collectie. Dit wil echter niet zeggen dat er geen muziek meer beschikbaar zal zijn. Algemene non-fictie (vb. naslagwerken) zullen gedeeltelijk verdwijnen als fysiek product, en vervangen worden door toegang tot hun digitale equivalenten. Kranten, tijdschriften, e.a. zullen minder als fysiek werk beschikbaar zijn en steeds meer als digitale feed van nieuws, informatie, enz. Deze evolutie zal sterker zijn wat kranten betreft, omwille van hun actualiteitsgehalte. Magazines en tijdschriften (alsook de langere krantenartikels) hebben een andere “form factor”, waarbij het fysieke belangrijk is. Hoewel fictie ook steeds minder als fysiek werk beschikbaar zal zijn, wordt ervan uitgegaan dat het nog heel lang in boekvorm beschikbaar zal blijven. Door de opkomst van digitaal en
31
op maat printen zal de gebruiker wel de keuze krijgen uit verschillende manieren van distributie en consumptie van het boek: fysieke ontlening uit de bibliotheek, thuislevering van een boek, op aanvraag afdrukken van een (zeldzaam) boek, enz. Zolang er nog één fysiek werk relevantie heeft, zal de bibliotheek dit blijven aanbieden als deel van haar kerntaak. Bibliotheken richten zich deels op de exploitatie van de long tail, hoewel de bibliotheek op zich zeker geen conservator is. Deze exploitatie van de fysieke long tail zou echter beter kunnen, mocht de sector minder versnipperd zijn. Deze rol is een andere belangrijke invulling in afwachting van het uitsterven van bepaalde aspecten van de fysieke collectie (zie ook ‘De bibliotheek als merk’ – vernieuwen doe je samen met je klant). Door het op sleeptouw nemen van de huidige klanten naar een toekomstige werking, worden hun verwachtingen al voorbereid. b.
De Digitale Collectie
Behalve de fysieke werken, ontstaat er een veelheid aan digitale werken en bronnen. Sommige vervangen traditionele fysieke werken: online diensten met download / on demand gebruik van muziek, film, online naslagwerken en non-fictie databases, online kranten, nieuwsbronnen, online ontspanning, cultuur, kunst, enz. Andere digitale bronnen zijn volledig nieuw binnen het klassieke universum van de bibliotheek, en vallen vandaag nog grotendeels buiten haar bereik: blogs, podcasts, vodcasts, user generated content, mash-ups, community sites, enz. Een belangrijk initiatief in het kader van de digitale collectie is de uitbouw van een zogenaamd digitaal depot. Dit is een online platform waarin uitgevers hun werken digitaal kunnen opslaan en distribueren. Zo worden klassieke boeken fysiek en meteen ook digitaal aangeleverd, met als voordeel o.a. makkelijke indexering van de inhoud, op maat digitaal drukken, enz. De openbare bibliotheek kan hierin de leiding nemen en als neutraal, nietcommercieel orgaan, een dergelijk digitaal depot uit te bouwen. Naarmate steeds meer informatie digitaal beschikbaar wordt, zullen gebruikers verwachten dat de bibliotheek een soort “collectie uit de kraan” kan aanbieden. M.a.w. dat er op een transparante en voor de gebruiker vanzelfsprekende manier, digitale toegang is tot de de veelheid aan informatie die de bibliotheek zowel intra-muros als extra-muros beheert. De catalogus zal daarin een centraal instrument zijn, geïntegreerd met tal van andere instrumenten (mogelijk in de handen van gebruikers of derde partijen). Deze situatie bestaat vandaag al op het internet (met Google als startpunt in deze virtueel onuitputtelijke bron), en zal door digitalisering ook voor de bibliotheek van morgen gelden. c.
De Taal van de collectie
Door het toenemende aantal informatiebronnen in het digitale landschap , verruimt de extra-muros dimensie van de bibliotheek en wordt taal een belangrijke factor. Hier stelt zich de vraag of de bibliotheken zich moeten beperken tot het aanbieden van vooral Nederlandstalige werken (uiteraard ook een deel van de catalogus in het Frans, Engels en andere talen), of als de taak van collectievorming en ondersteuning van het bron-gebruik zich moet uitbreiden naar de veelheid aan betrouwbare Engelstalige (online) bronnen die vaak geen Nederlands equivalent kennen. Merk op dat een groot deel van de bezoekers andere talen als drempelverhogend beschouwt. Op het intra-muros niveau zal de klemtoon blijven liggen op werken in het Nederlands, met beperkte uitbreiding naar andere talen. Op het extra-muros niveau zal de bibliotheek steeds meer buitenlandse (vb. Engelstalige) bronnen opnemen.
32
De Digitale Openbare Bibliotheek in Vlaanderen
Bij de opleiding en ondersteuning van de medewerkers moet ook de talenkennis centraal staan. Enerzijds moeten ze vlot kunnen omgaan met de (eigen) collectie, ook als die werken in een vreemde taal bevat. Anderzijds is de kennis van andere talen noodzakelijk om internationaal te kunnen participeren in gespecialiseerde bibliotheek2.0-initiatieven.
5.4. Veranderende toegang tot informatie De bibliotheek moet gebruikers transparante toegang verlenen tot zowel fysieke als digitale bronnen, zowel binnen als buiten de grenzen van de fysieke bibliotheek. Volgens de kern-opdracht van de openbare bibliotheek moet dit zo laagdrempelig en goedkoop mogelijk zijn. Ongeacht of het actiedomein intra-muros (binnen de collectie en controle van de bibliotheek) of extra-muros (deel van het vrije informatie-universum) is, zal de toegang tot informatie zich zowel binnen als buiten de muren van de fysieke bibliotheek afspelen. De digitale bibliotheek is veel meer dan het toegankelijk maken van de catalogus via het internet. In principe zouden alle werken, diensten, bronnen, processen, enz. zowel binnen als buiten de fysieke bibliotheek op dezelfde manier transparant toegankelijk moeten worden. Binnen de muren van de bibliotheek: • toegang tot traditionele fysieke collectie, rechtstreeks of via de catalogus • toegang tot de eigen digitale collectie (databanken, luisterpalen voor digitale muziek, op aanvraag afdrukken van boeken, e.a.) • toegang tot duiding, ondersteuning bij vraagstelling, ontsluiting, informatiebemiddeling, e.a. door de bibliotheekmedewerker • toegang tot ondersteunende (digitale) diensten en processen, waarbij (web 2.0) toepassingen die oorspronkelijk ontwikkeld zijn voor extern gebruik, ook toegankelijk zijn via de computers in de bibliotheek • toegang tot externe digitale bronnen (met ondersteuning voor gebruikers), waarbij de bibliotheek de toegangspoort is voor het extra-muros informatie-universum Buiten de muren van de bibliotheek (via het internet 24/7): • toegang tot de fysieke collectie (raadplegen van de catalogus, previews van commerciële werken, downloads van muziek of video, streaming van muziek, video, games, print-on-demand, IBL, thuislevering van fysieke werken, enz.) • toegang tot de digitale collectie van de bibliotheek (muziek, databanken, enz.) • toegang tot duiding, ondersteuning bij vraagstelling, ontsluiting, e.a. Dit omvat o.a. de mogelijkheid tot vlotte communicatie met bibliotheekmedewerkers via het Internet. De bibliotheken dienen een model te ontwikkelen waarbij zowel centrale als lokale ondersteuning op afstand mogelijk is. Het centrale model kan functioneren als callcenter of help-desk, los van een specifieke bibliotheek. De lokale ondersteuning is erop gericht om gebruikers transparant in contact te laten treden met individuele medewerkers binnen een specifieke bibliotheek, via een virtuele informatiebalie. Om dit vlot te laten verlopen dient er een platform ontwikkeld te worden dat de verschillende vormen van contact (telefoon, chat, IM, Skype, enz.) organiseert en opvolgt, waardoor zowel centraal als lokaal een minimum aan kwaliteit kan worden gegarandeerd. • toegang tot ondersteunende (digitale) diensten en processen die zich in de typische web2.0-sfeer bevinden
33
5.5. Verruiming van het domein Het actieterrein van de bibliotheek verruimt op het vlak van cultuur, informatie, ontspanning, educatie, ontmoeting, enz. Onderstaand schema illustreert hoe die procesmatige verruiming plaatsvindt in het nieuwe digitale landschap.
Raadpleging
Kritische intake van bronnen, dialoog, opinies, …
Verspreiding
Verwerking
Relevante verspreiding en opvolging van de dialoog
Kritische en kwalitatieve verwerking
a.
Raadpleging
In het traditionele model van de bibliotheek ligt de klemtoon op de raadpleging van informatie in de ruimste betekenis van het woord. In de digitale bibliotheek van de toekomst zal de raadplegende component het belangrijkste blijven, hoewel de aard van de te raadplegen bronnen sterk zal verruimen. Naarmate het aanbod extra-muros zal toenemen (buiten de traditionele controle en sturing van de bibliotheek om), wordt de ondersteunende kwalitatieve analyse van te raadplegen bronnen steeds belangrijker binnen de kerntaak van de bibliotheek. Bij het raadplegen van klassieke werken (vb. boek van gekende auteur, krant, magazine) zijn er op verschillende niveaus kwaliteitsgaranties ingebouwd: de schrijver staat voor een zekere oriëntatie, de journalist hanteert gestandaardiseerde methodologieën, enz. De bibliotheek voegt daar haar eigen kwaliteitsgarantie aan toe door het werk voor haar collectie te selecteren, en eventueel door bijkomende duiding. Bij het raadplegen van extra-muros informatie is men als gebruiker niet zeker van de kwaliteit van het werk. Het is niet omdat een link als eerste in Google terug te vinden is, dat de bron in kwestie als kwalitatief kan worden beschouwd. Slechts een minderheid van de gebruikers en bibliotheek-klanten, heeft een achtergrond die hen toelaat om bronnen kritisch te kwalificeren. De bibliotheek krijgt in dit landschap de taak om gebruikers te leren bronnen kwalitatief te ontsluiten, ongeacht of ze intro- dan wel extra-muros zijn. Dit betekent niet noodzakelijk dat de bibliotheek zelf die kwalitatieve selectie moet maken, maar wel dat ze de gebruiker moet ondersteunen in het aanleren van de juiste methodiek om correct te zoeken, te vinden en te interpreteren. Vermoedelijk zal de bibliotheek hier de brug moeten slaan naar de klassieke educatieve instanties, voor het gezamenlijk aanbieden van de juiste ondersteuning. b.
Verwerking
Nieuw binnen het domein van de bibliotheek is de ondersteuning bij de verwerking van de geraadpleegde informatie. In dit media2.0-tijdperk staat het model van de mash-up (samenvoegen van informatie, bronnen, media, enz. tot een nieuw en uniek geheel) centraal in de verschuiving van pure informatie-consument naar informatie-(co)producent. Deze verwerking kan ruim ingevuld worden: van het uitvoeren van educatieve opdrachten tot het verwerken van eigen foto’s of film.
34
De Digitale Openbare Bibliotheek in Vlaanderen
Ook hier is het niet de taak van de bibliotheken om de verwerking zelf te verzorgen, maar wel om de gebruikers te verwijzen naar de juiste methodes (of instanties die deze kunnen aanleren) om kwalitatief te verwerken. c.
Verspreiding
Een ander aspect van media 2.0 is de mogelijkheid om eigen werk opnieuw te verspreiden. Blogs, podcasts, YouTube, e.a. zijn erop gericht om nieuwe producenten nieuwe distributiekanalen te geven. Media 2.0 creëert een nieuwe informatie-economie waarbij heel veel (particuliere) aanbieders telkens kleine groepen van gebruikers proberen te bereiken met inhoud die, heel niche-gericht, een hoge waarde kan hebben voor een kleine doelgroep. Het aspect van de verspreiding van eigen inhoud is, naast raadpleging en verwerking, de derde poot in het actieterrein waarin de bibliotheek functioneert. d.
De Cirkel Sluit Zich
Eén van de opdrachten van de bibliotheek wordt het naar voor brengen van het te verspreiden informatieproduct, in het te raadplegen aanbod. Als de bibliotheek erin slaagt om lokale inhoudsproducenten op een kwalitatieve manier te ondersteunen in het ontginnen van informatie, het verwerken in nieuw uniek materiaal en het verspreiden naar selecte doelgroepen, dan ontstaat er een nieuw lokaal informatie-aanbod dat toch een zeker kwaliteitskeurmerk heeft.
Raadpleging
Verspreiding
Kritische intake van bronnen, dialoog, opinies, …
Verwerking
Relevante verspreiding en opvolging van de dialoog
Kritische en kwalitatieve verwerking
5.6. Verschuiving van autoriteit Eén van de gevolgen van de media-evolutie is het verschuiven van autoriteit. Gebruikers maken steeds vaker deel uit van het creatieproces en overstijgen op die manier hun traditionele rol als (informatie)consument. De bibliotheek moet een evenwicht vinden tussen het behouden van haar centrale, sturende rol en de steeds toenemende participatiedrang van de gebruikers. In dit kader voorzien we een model met 4 lagen, elk met een verschillende balans in het nieuwe evenwicht tussen centrale en decentrale autoriteit, waarbij het intra-muros of extra-muros karakter een belangrijke rol speelt. De rollen zijn: • • • •
de bibliotheek als gatekeeper de bibliotheek als curator de bibliotheek als gids de bibliotheek als participant
35
We gebruiken een model van concentrische cirkels waarbij de traditionele kern-opdracht en de bijhorende functies (intra-muros) in de binnenste cirkel zitten, terwijl de buitenste laag staat voor het nieuwe informatielandschap (extra-muros). a.
De bibliotheek als gatekeeper: de eerste cirkel
Een deel van de traditionele rol van de bibliotheek is gatekeeping: de collectie wordt centraal geselecteerd, aangekocht en bewaard, metadata wordt via een centraal model toegepast, enz. Hier spreken we echt van een centralistisch autoritair model waarbij een kleine groep van mensen instaat voor de keuze in het belang van een grote groep van gebruikers. Deze rol is volledig intra-muros.
1.
2.
3.
4.
Ook in de digitale wereld blijft deze centralistische visie behouden en blijft een centrale autoriteit noodzakelijk, hoewel er ruimte komt voor een (beperkte) dialoog bij die centrale rol. De bibliotheek moet de mogelijkheid bieden om het centrale model aan te vullen met decentrale input (vb. taxonomie linken met folksonomie (tags, ratings, commentaren, enz.). De kracht bestaat uit het samenkomen van “The quality of some” met “the power of many”. De kern-opdracht van de bibliotheek wordt hiermee stilaan opengesteld voor een zekere dialoog met de buitenwereld, hoewel de klemtoon op de centrale autoriteit ligt vanuit de traditionele rol van de openbare bibliotheek. Een mogelijk probleem bij deze evolutie van “gematigde” openheid is dat de medewerkers van de bibliotheek nog niet klaar zijn om op zoek te gaan naar een nieuw evenwicht tussen wat centraal wordt beslist, en wat decentraal kan worden verrijkt.
b.
De bibliotheek als curator: de tweede cirkel
1.
2.
3.
4.
Naarmate het informatie aanbod verruimt, wordt het de taak van de bibliotheek en haar medewerkers om proactief gebruikers nieuwe producten en diensten te laten ontdekken. De openbare bibliotheek wordt hiermee een etalage van geselecteerde producten, diensten, enz. met als doel de gebruiker een ervaring van ontdekking te bezorgen en producten uit de “long tail” naar voor te brengen. De bibliotheek vervult zo de rol van curator, die een eigen selectie maakt van producten en diensten, zowel intra-muros als extra-muros. De etalage wordt opgebouwd om beschikbaar te zijn via elk beschikbaar kanaal, zowel in de fysiek als online. De bibliotheek treedt hier op als neutrale en kwalitatieve “storefront” van andere media, informatiebronnen en zelfs van de commerciële markt.
Hoewel de etalage-functie centraal wordt geïnitieerd en beheerd, is deze laag een veel minder formeel en gestructureerd proces in vergelijking met de binnenste cirkel. Het is veeleer een subjectieve selectie en presentatie van het totale aanbod van de bibliotheek, waarbij de persoonlijke voorkeuren van individuele medewerkers duidelijk naar voor zullen komen.
36
De Digitale Openbare Bibliotheek in Vlaanderen
In deze laag is er al meer mogelijkheid tot interactie met, en participatie van gebruikers. Toch spreken we nog steeds van “intra-muros”, m.a.w. binnen de beheerde context van de bibliotheek. Binnen de controle van de bibliotheek wordt een dialoog aangegaan met verschillende participanten, zoals (gekende) bezoekers, vrijwilligers, culturele en educatieve organisaties, e.a. maar ook met niet-geïdentificeerde gebruikers die daartoe initiatief zouden nemen. c.
De bibliotheek als gids: de derde cirkel
1.
2.
3.
4.
Naarmate de bibliotheek en haar gebruikers te maken krijgen met meer content, bronnen, diensten, ... zowel binnen maar voornamelijk ook buiten de grenzen van de klassieke bibliotheek, zal het belang van de gidsende rol van de bibliotheek en haar medewerkers verder toenemen. Zoals eerder vermeld, hebben de bibliotheekmedewerkers deze taak vandaag al, hoewel ze er doorgaans te weinig aandacht aan besteden. De gidsende taak beperkt zich niet tot het klassieke intramuros bibliotheek-aanbod, en wordt zelfs belangrijker naarmate meer gebruikers hun informatiebehoefte extramuros proberen te bevredigen. Gezien de beperkte ervaring bij de huidige medewerkers is dit een belangrijk aandachtspunt voor de komende jaren. Medewerkers zullen moeten geschoold worden om, al dan niet in partnership met externe experts, deze rol op zich te kunnen nemen.
De bibliotheek als gids heeft als voornaamste taken om kwalitatief en kritisch de juiste probleemstelling te leren definiëren, de juiste vragen te stellen, te zoeken, te vinden en te interpreteren, het gevondene te bewerken en eigen te maken en ten slotte het resultaat opnieuw te verspreiden. Gezien het traditionele belang van de centrale catalogus, de gekende kwaliteit en de ervaring van de medewerkers met dit instrument, zal de gidsende functie vaak vanuit de eigen catalogus vertrekken (verrijkt met gebruikers-gegenereerde toevoegingen) om dan stilaan uit te breiden naar referenties die zich extra-muros bevinden. Bibliotheekmedewerkers moeten als gids permanent streven naar een evenwicht tussen het gekende, maar beperkte intra-muros aanbod (met de catalogus als centrum), en de quasi onbeperkte maar risicovolle extra-muros ervaring (met een zoekmachine zoals Google als centrum). Deze taak als gids moet vrijblijvend, maar vanuit expertise en ervaring uitgevoerd worden, met erkenning van een lokale kijk op de wereld. Zeker naarmate de bibliotheek gidst in het extra-muros informatielandschap, groeit de toegevoegde waarde van het eigen lokale kader van de bibliotheken (zie ook “het unieke van de openbare bibliotheken”), als onderscheidend kenmerk in vergelijking met andere gids-instrumenten zoals zoekmachines. De bibliotheek heeft niet als taak om elke vraag van haar gebruikers zelf te beantwoorden, of de link te leggen die nodig is om tot een antwoord te komen. Haar gidsende taak bestaat erin om gebruikers te leren zelf de antwoorden te vinden en de juiste link te leggen. Naar analogie met ontwikkelingshulp kunnen we stellen dat het gaat om “de gebruikers zelf te leren vissen in de oceaan van informatie”. (Zie ook paragraaf “5.5 verruiming van het domein” voor meer uitleg over de invulling van de kwalitatief gidsende taak op verschillende niveaus en in verschillende richtingen van informatiegebruik).
37
d.
De bibliotheek als participant: de vierde cirkel
De bibliotheek moet leren een actief participant te worden in de dynamiek van het ruimere, voornamelijk extra-muros informatielandschap. Enerzijds leert ze op die manier het externe landschap kennen, waardoor het deel wordt van het dagelijks actiedomein. Anderzijds worden de bibliotheek en haar medewerkers op die manier zichtbaar voor potentiële extramuros informatiegebruikers, die zich nog niet tot de bibliotheek richten voor inhoud en/of ondersteuning.
1.
2.
3.
4.
De bibliotheek en haar medewerkers moeten volwaardige participanten worden vanuit hun eigen taakstelling in de globale online 2.0-dialoog, zonder dat de klassieke autoriteit (“Ik ben van de bibliotheek, dus ik ken iets over informatie”) automatisch als voordeel wordt gezien door andere participanten. Deze participatie gebeurt op gelijke voet met alle andere (vaak niet relevant geschoolde) gebruikers. De bibliotheek stelt zich hiermee open voor reacties en dialoog. Hoewel de bibliotheek in deze laag vooral informatie zal binnenkrijgen (de dagelijkse reacties van de 2.0-gemeenschap zijn immers veel talrijker dan wat alle bibliotheken samen ooit zouden kunnen produceren), zal ze ook actief naar buiten moeten treden via het voeden van content, diensten, duiding, e.a. aan de bestaande 2.0-platformen zoals Google, Flickr, Twitter, YouTube, Del.icio.us, Digg, enz. Op deze manier leert de bibliotheek de eigenheden kennen waarmee dit gebeurt én wordt ze zichtbaar voor andere participanten.
Een belangrijke uitdaging is dat dit soort activiteiten in veel bibliotheken niet als volwaardige kerntaak wordt aanzien. Er rust vaak nog een taboe op het bezig zijn met nieuwe media omdat traditionele medewerkers, maar vooral ook lokale beleidvoerders, dit niet als ernstige taken beschouwen. Dit is een rem op het initiatief van bibliotheekmedewerkers die vandaag al willen participeren in de 2.0-omgeving. Het is noodzakelijk om een programma van interne communicatie op te zetten met als doel iedereen bewust te gemaken van het belang van deze externe (en vaak ongekende) 2.0omgeving, én op te roepen om actief te participeren in deze wereld. e.
Het belang van de traditionele catalogus en metadata
We kunnen het concentrische model ook toepassen op de centrale catalogus: in de kern van de digitale bibliotheek blijft de (vernieuwde) centrale catalogus één van de belangrijkste instrumenten, m.a.w. het fundament van de digitale bibliotheek. Naarmate het informatielandschap verruimt en meer spelers opduiken, die moeilijker binnen de traditionele autoriteit van de bibliotheek vallen, worden rond de centrale catalogus lagen en extensies gebouwd die tot een verruimde catalogus leiden. Een catalogus die aangepast is aan de nieuwe behoeften van de gebruikers. Dit wordt dan een instrument met zowel een intra- als extra-muros karakter, afhankelijk van de cirkel waarin de informatiezoeker zich bevindt. Idealiter wordt de bibliotheek een platform van diensten, producten en processen, dat gebruikers de mogelijkheid biedt om kwalitatief aan elke informatiebehoefte te voldoen, ongeacht of deze zich intra- of extra-muros situeert. De catalogus (verrijkt én verbonden met andere bronnen) staat hierin centraal.
38
De Digitale Openbare Bibliotheek in Vlaanderen
5.7. De fysieke bibliotheek in het digitale tijdperk In tegenstelling tot wat zou kunnen worden gedacht bij het begrip “digitale openbare bibliotheek”, neemt het belang van de fysieke inplanting van de bibliotheek toe. De digitalisering en virtualisering van de bibliotheek, vergroot de behoefte aan (sporadisch) fysiek contact. De taken van dit fysiek contactpunt zullen echter evolueren. a.
De thuis van de fysieke collectie
De fysieke bibliotheek blijft sowieso de “thuis” van de fysieke collectie, ook al verandert en verkleint deze in relatief belang ten opzichte van het ruimere intra- en extra-muros aanbod. Tijdens de panelgeprekken drukte iemand het als volgt uit: “Zolang er één fysiek werk is, zal de bibliotheek het blijven aanbieden”. Anderzijds zal de manier waarop het uitlenen vandaag centraal staat binnen de fysieke bibliotheek, drastisch veranderen. Zowel onder invloed van technologie (vb. gebruik van RFID en automatisering van de uitleenbalie), als onder invloed van de nieuwe taken van de fysieke bibliotheek. In de toekomst kunnen de fysieke collectie en de fysieke locatie van elkaar worden losgekoppeld. Zo zullen er fysieke inplantingen zijn die niet langer een (uitgebreide) eigen collectie hebben, maar die gebruikers wel digitaal toegang geven tot de volledige Vlaamse uitgebreide collectie, drukken op aanvraag, thuislevering, IBL, enz. b.
Ondersteuningspunt en ontmoetingsplaats
De fysieke bibliotheek moet lokaal toegang bieden tot de ondersteunende diensten. Dit kan o.a. door het gebruik van de aanwezige terminals (waarop de diensten dezelfde zijn als voor externe internetgebruikers), maar ook via persoonlijke ondersteuning van de aanwezige bibliotheekmedewerkers. De bibliotheek wordt steeds meer een fysieke ontmoetingsplaats, als verlengstuk van de sociale netwerken die online ontstaan. Online gemeenschappen (al dan niet opgericht door de bibliotheken zelf) brengen mensen samen om via het internet te praten en werken rond bepaalde thema’s. De bibliotheek wordt zo de fysieke uitwerking van bepaalde online processen (netwerking, collaboration, e.a.). Waar mensen elkaar op het internet virtueel ontmoeten en samenwerken, maakt de bibliotheek dit mogelijk in de reële wereld. De bibliotheek kan voor sommigen ook een “derde plaats” worden, een plaats die naast thuis, het werk of de school, fundamenteel deel uitmaakt van iemands leven, en een zekere stabiliteit en vertrouwen geeft. (zie ook http://en.wikipedia.org/wiki/Third_Place). De fysieke ontmoeting met anderen kan hierbij belangrijk zijn, maar is niet noodzakelijk. De mogelijkheid hebben tot een conversatie is vaak belangrijker dan het effectief converseren. Zoals eerder gezegd, krijgt de bibliotheek een belangrijke rol als etalage van het beschikbaar aanbod. De fysieke bibliotheek zal zich moeten organiseren om deze etalage-functie mogelijk te maken. In al deze nieuwe taken van de fysieke bibliotheek, ligt de klemtoon vooral op persoonlijk contact (of minstens op de mogelijkheid daartoe), niet noodzakelijk op de beschikbare informatica-uitrusting.
39
c.
De bibliotheek in de strijd tegen de digitale kloven
Toch blijft de fysieke bibliotheek nog voor lange tijd een belangrijk instrument in de strijd tegen digitale kloven. Dit zal gebeuren via het leveren van openbare computerruimten, digitale toegang, ondersteunende processen, opleidingen, e.a. in eigen beheer of via derden. Volgens ons is de taak die meer dan tien jaar geleden is ingezet met bibNET, nog lang niet afgelopen. Een groot deel van de bevolking, iets minder dan de helft, is nog steeds geen actief internetgebruiker. Bovendien komen er steeds nieuwe digitale mogelijkheden bij, waardoor gebruikers telkens nieuwe vaardigheden moeten leren om bij te blijven. We zijn van mening dat deze taak nog lang niet volbracht is, maar dat in tegendeel een extra inspanning zal moeten geleverd worden om een grotere groep gebruikers mee te krijgen op de digitale trein én om te maken dat de onderlinge verschillen tussen de gebruikers zo klein mogelijk worden. d. Alleen of met anderen? Hoewel de Vlaamse openbare bibliotheken beschikken over een uniek fijnmazig fysiek netwerk, is het mogelijk dat de beschreven taken in samenwerking met andere partijen worden uitgevoerd. Partners (op het vlak van vb. educatie) kunnen hun diensten aanbieden binnen de bibliotheken, maar de bibliotheek-taken kunnen ook ingepland worden in andere al dan niet openbare “vertrouwde plaatsen”.
5.8. De bibliotheek t.o.v. de buitenwereld a.
Online informatie-concurrenten
Op vlak van informatie-ontsluiting krijgt de openbare bibliotheek steeds meer concurrentie van online spelers zoals Google, YouTube, Wikipedia, enz. Vaak bestaan ze nog maar enkele jaren, maar bij bepaalde doelgroepen zijn ze nu al synoniem geworden van “informatie”. Uit Amerikaans onderzoek blijkt dat 84% van de ondervraagden een zoektocht naar informatie begint via een zoekmachine, terwijl slechts 1% denkt aan de site van een bibliotheek (zie Perceptions of Libraries and Information Resources, OCLC, 2005). De bibliotheek moet absoluut vermijden om deze nieuwe initiatieven te imiteren. De oplossing voor een mogelijk conflict zit in het identificeren van ieders sterke eigenheid en bestaansreden, en in het zoeken naar de complementariteit wanneer de verschillende initiatieven intelligent aan elkaar worden gekoppeld. Een eerste voor de hand liggende stap is zorgen voor de ontsluiting van de centrale bibliotheekcatalogus via Google en andere zoekmachines. Gebruikers die via vb. Google zoeken, krijgen dan niet enkel de typische online resultaten, maar zien bovenaan een directe link naar de centrale catalogus. Er moet een direct contact met de zoekmachines geïnitieerd worden om zo’n structurele koppeling tot stand te brengen. Zo is o.a. de databank van de NMBS al toegankelijk via Google. In plaats van eigen initiatieven te ontwikkelen, kan de bibliotheek gebruik maken van open en externe web 2.0-platformen (o.a. YouTube, MySpace, Wikipedia) om deze te voeden met haar eigen informatie. Een concreet voorbeeld zou kunnen zijn om biografische fiches van auteurs te plaatsen op Wikipedia in plaats van in een eigen systeem. Gebruikers die de auteur zoeken in vb. Google, komen automatisch in Wikipedia terecht op de pagina die mee door de bibliotheek(medewerker) wordt beheerd. Zo wordt niet enkel de toegankelijkheid van de informatie vergroot, maar krijgt de bibliotheek bovendien een 2.0-imago. Op dezelfde manier kunnen alle covers in de catalogus automatisch op een foto-site vb. Flickr worden geplaatst, uiteraard met een link naar de site van de bibliotheek.
40
De Digitale Openbare Bibliotheek in Vlaanderen
De bibliotheek kan zelf ook toegang geven tot verschillende van die externe 2.0 informatiesites via een zogenaamde “mash-up”. Dit is een eigen site, samengesteld uit inhoud en toepassingen van andere sites. Zo kan men met automatische links een auteurssysteem bouwen, gekoppeld aan de fysieke bibliotheekcollectie en -catalogus. Dan zou de tekstfiche in Wikipedia zitten, de foto’s in Flickr, de video’s in YouTube, en ook de persoonlijke blog van de auteur zou samen in één pagina gepresenteerd worden als een onderdeel van de bibliotheek. (Cfr. Mashup rond Google earth) Uiteraard vergt deze aanpak een 2.0-mentaliteit: als men beslist om auteursfiches in Wikipedia aan te maken, dan kunnen ook mensen buiten de bibliotheekcontext participeren in het onderhouden van deze informatie. Hoe sterk de nieuwe internationale online spelers ook mogen opkomen, toch hebben lokale Vlaamse bibliotheken hun eigenheid die hen bestaansreden blijft geven: • expertise van de medewerkers • kritisch vermogen tot analyse en selectie • lokale relevantie van de werken • kwaliteitscontrole en kwaliteitsgarantie • neutraliteit en vrijheid t.o.v. commerciële, religieuze, politieke of andere belangen b.
De Cultuureconomie
Hoewel de openbare bibliotheek een makkelijkere relatie heeft met de cultuureconomie, is ook hier de nodige mentaliteitswijziging nodig. Enerzijds biedt de bibliotheek heel wat mogelijkheden om de gebruikers cultuurproducten te leren kennen via haar etalage-functie. Anderzijds moeten er nieuwe modellen komen voor de omgang met vb. auteursrechten. In het streven naar een digitaal aanbod van inhoud, zullen extra spanningen ontstaan: Hoe kan men een evenwicht vinden tussen het laagdrempelige (gratis) aanbieden van muziek via de online bibliotheek ,en de commerciële belangen van de muziekindustrie? De bibliotheek zal moeten leren functioneren in een (semi-)commerciële omgeving (link naar downloads, aankopen, boekingen, enz.). c.
De Educatieve Wereld
De rol van de openbare bibliotheek als gatekeeper, curator en gids groeit, net als de behoefte om gebruikers de juiste ondersteuning te bieden. De bibliotheek moet in relatie met de educatieve wereld modellen ontwikkelen waarin beiden samenwerken om gebruikers te leren kwalitatief om te gaan met de veranderende informatiebehoeften. Binnen de grenzen van haar eigen kern-opdracht en rekening houdend met de eigen klemtonen (gratis, goedkoop, open, kwalitatief, enz.), zal de samenwerking met de educatieve wereld garant staan voor verdieping en “quality of service”.
41
5.9. Eigenheden van de openbare bibliotheken t.o.v. de (nieuwe) concurrenten In dit rapport werden al verschillende eigenschappen aangehaald die ervoor zorgen dat de Vlaamse openbare bibliotheken zich kunnen differentiëren en handhaven in de veranderende informatiewereld. Hieronder nog eens beknopt de belangrijkste unieke kenmerken van bibliotheken: • unieke inplanting in Vlaanderen (800+ punten) • kwaliteit en diepgang catalogus, expertise op vlak van taxonomie • expertise medewerkers op vlak van core-business • kennis van Vlaamse situatie en media • lokale karakter van organisatie, producten en diensten • lokale timing, kunnen volgen van actualiteit • bereik: - 36,7% van de Vlaamse bevolking bezoekt 1x per jaar een openbare bibliotheek - 16% van de Vlaamse bevolking ontleent iets 1x per maand - groot bereik bij jongeren • De bibliotheken zijn de enige plaats waar echt sprake is van een fysieke “long tail” (2 jaar t. o.v. enkele maanden in de klassieke boekenwinkel), m.a.w. waar de beschikbaarheid van een werk niet gedreven wordt vanuit een commercieel belang. • Het “van iedereen zijn” van de bibliotheek creëert een democratiserend en drempelverlagend effect.
5.10. De bibliotheek als merk De bibliotheek is een sterk merk in de fysieke wereld, maar heeft vandaag een oubollig en ietwat stoffig imago. Ze loopt het risico niet langer “on top of mind” te zijn bij de toekomstige informatiezoekers. Eén van de grootste uitdagingen voor de bibliotheek is haar plaats te heroveren als belangrijke speler in het informatielandschap. Aangezien enerzijds talloze alternatieven ontstaan en anderzijds veel klassieke producten (o.a. CD’s, boeken) aan belang verliezen, moet de bibliotheek zich herpositioneren en haar plaats opnieuw opeisen. Als de bibliotheek erin slaagt om zich structureel aan te passen aan de nieuwe situatie, dan is er nog het probleem dat ze niet noodzakelijk zo zal worden beschouwd door de mogelijke gebruikers. In dat geval, zullen die spontaan naar andere kanalen grijpen en de bibliotheek links laten liggen bij hun informatie-zoektocht. Voor de meeste gebruikers staat “de bibliotheek” vandaag gelijk aan “het boek” (zie o.a. Perceptions of Libraries and Information Resources, OCLC, 2005). Tot het Internet nieuwe informatiebronnen toegankelijk maakte, was er ook een evidente associatie tussen “kennis” en “het boek”, waardoor er een intuïtieve link was tussen kennisvergaring en informatie enerzijds, en de bibliotheek anderzijds. Vandaag wordt deze link verbroken. Kennis en informatie worden nu geassocieerd met Google en andere zoekmachines.
42
De Digitale Openbare Bibliotheek in Vlaanderen
Eén van de belangrijke taken in de nabije toekomst wordt dus het verruimen van de invulling van het concept bibliotheek, en dit te communiceren met de doelgroep. De bibliotheek van de toekomst zal moeten werken aan een rebranding of aan het herdefiniëren en extern communiceren van de activiteiten waar ze voor staat. Anderzijds moet ook de hele interne organisatie op de hoogte gebracht worden van de nieuwe invulling van de bibliotheek. Nieuwe producten, diensten, processen, instrumenten, enz. moeten ontwikkeld, verspreid en kenbaar gemaakt worden. Maar de medewerkers moeten ook hun manier van denken rond de bibliotheek wijzigen. De bibliotheek kan alleen evolueren van centralistisch orgaan naar een open informatielandschap, als elke medewerker zich bewust is van die nieuwe realiteit en er kan en wil in participeren. Interne communicatie wordt dus een andere peiler in de herpositionering en “rebranding” van de openbare bibliotheek van de toekomst. Interessant in dit kader zijn de bevindingen in het rapport “Vernieuwen doe je samen met je klant”. Dit is een Nederlandse strategische nota rond “marketing in het bibliotheeknetwerk” van oktober 2006, gepubliceerd door de Brabantse en Groningse bibliotheek-organisaties, samen met de VOB. Onderstaand enkele belangrijke passages over hun bevindingen: “Je kunt veel energie en tijd steken in innovaties, maar als je intussen je klanten veronachtzaamt waardoor ze je de rug toekeren, voor wie zijn die al die vernieuwingen dan? Wij hanteren het uitgangspunt dat de huidige klanten de basis vormen voor vernieuwingen. Des te beter je erin slaagt je klanten vast te houden, des te steviger is het fundament waarop je als bibliotheek bouwt aan je toekomst. Maar let wel: kiezen voor klantenbehoud betekent geenszins het afwijzen van vernieuwingen.” “Ook betekent het het toepassen van marketingtechnieken die relatief nieuw zijn in de bibliotheekwereld. Je kunt als bibliotheek niet langer meer als vanzelfsprekend uitgaan van groeiende of gelijk blijvende uitleencijfers en ledenaantallen. Het is steeds duidelijker dat hier van een dalende trend sprake is en bibliotheken zullen meer dan voorheen inspanningen moeten doen om hun leden vast te houden. Marketingtechnieken die voor de bibliotheken relatief nieuw zijn, kunnen daarbij helpen.”
43
6. Concrete voorstellen voor implementatie van de strategie Dit hoofdstuk bespreekt de acties die nodig zijn om de strategie, besproken in hoofdstuk 5, uit te voeren in de realiteit. Naast concrete beleidslijnen, presenteren we ook een roadmap met acties en ontwikkelingen die op korte termijn (binnen 3 jaar tijd), middellange termijn (3 à 6 jaar) en lange termijn (binnen 9 jaar tijd) realiseerbaar zijn. We vestigen er de aandacht op dat actiepunten op korte termijn concreter kunnen worden ingevuld, dan actiepunten op lange termijn.
6.1. Beleidslijnen De openbare bibliotheek staat voor één van de grootste uitdagingen van haar bestaan. Als de bibliotheek er niet in slaagt om zich aan te passen aan de nieuwe digitale informatiewereld, zal de impact minstens vergelijkbaar zijn met die in de entertainment-industrie. Tien jaar geleden had deze de invloed van digitalisering op muziek niet voldoende onderkend, met dramatische gevolgen in de muziekindustrie als gevolg. Het centrale en lokale beleid moet de nodige acties ondernemen, om de openbare bibliotheek in het komend decennium om te vormen tot een nieuw en modern instituut. Een instituut dat slagvaardig is, en haar plaats kan opeisen in het nieuwe informatie-landschap. a.
Beleidslijn 1: één centraal project
De acties die nodig zijn om de bibliotheek weerbaar te maken, moeten worden bekeken als één centraal project dat met de nodige middelen en ownership beschikbaar wordt gesteld aan de lokale betrokkenen. De aard en schaal van de acties is zo omvangrijk dat de slaagkans exponentieel toeneemt naargelang er op beleidsniveau één project van wordt gemaakt. Daardoor wordt de strategie consequent uitgevoerd en opgevolgd, waardoor middelen gericht worden ingezet in het belang van alle betrokken beleidsniveaus en lokale bibliotheken. Kenmerkend voor het centrale platform is dat dit geënt wordt op de huidige (centrale) infrastructuur en dat de nieuwe toepassingen als concentrische cirkels of als satellieten rond de huidige kern worden ontwikkeld. Fundamenteel is de centrale catalogus en de mate waarin de nieuwe toepassingen hiermee interageren. Wegens het huidige decentrale karakter op beleidsniveau moet een evenwicht worden gezocht tussen de lokale bevoegdheden enerzijds, en het centrale beheerde “toekomstproject” anderzijds. Om dit soort project (bestaande uit tientallen subprojecten) op te zetten en te beheren, is er een sterk centraal leiderschap nodig dat ten dienste staat van de lokale afnemers. De dynamiek van het centrale project t.o.v. het lokale beleid moet de centrale diensten aantrekkelijk maken voor de lokale afnemers, door hun intrinsieke kwaliteit en waarde, zodat ze deze gebruiken i.p.v. lokaal ontwikkelde losstaande initiatieven. Het is aan de centrale overheid om het lokale beleid erop te wijzen dat een lokale implementatie van een centraal platform de enige manier is om te kunnen concurreren met internationale spelers (vb. Google) die hun centrale ontwikkelingskracht toepassen op een lokale uitrol.
44
De Digitale Openbare Bibliotheek in Vlaanderen
Om de samenwerking tussen de centrale organisatie en de lokale overheden succesvol te laten verlopen, adviseren we om een model op te zetten dat sterk vergelijkbaar is met hoe sommige multinationale ondernemingen een evenwicht vinden tussen corporate beslissingen en regionale autonomie. Kortom, centraal (corporate) middelen worden ter beschikking gesteld om centraal instrumenten (technologie, marketing, R&D, e.a.) te ontwikkelen voor de hele groep. De lokale organisaties gebruiken deze instrumenten binnen hun eigen business-objectieven en behoeften, ondanks vaak veel vrijheid om alternatieven te zoeken die beter geschikt zouden zijn voor hun lokale situatie. Zo vinden ze een evenwicht tussen de centrale kracht bij de ontwikkeling van de tools, en de klantenbinding die een lokale materie blijft. Toegepast op de bibliotheken implementeert de centrale organisatie de door de politiek ondersteunde strategie via een reeks van projecten, en worden de provincies uitgenodigd om als “interne klant” bepaalde ontwikkelingen te gebruiken. De centrale overheid moet het centrale platform promoten en losstaande lokale initiatieven ontmoedigen. Anderzijds ontstaat innovatie vaak als losstaand initiatief, en moet het centraal platform zodanig opgebouwd zijn dat lokale projecten er makkelijk deel van kunnen worden zodat ze weer ter beschikking kunnen worden gesteld aan alle bibliotheken. Gezien de versnippering en eventuele spanningen tussen de verschillende beleidsniveaus, zal veel aandacht moeten worden besteed aan de communicatie rond dit centrale initiatief. Het spreekt voor zich dat een positieve attitude rond dit project fundamenteel is voor het welslagen. Om lokale beslissingnemers te overtuigen van de kracht van het centrale platform, moet dit laatste flexibel en open opgebouwd worden. Hoewel we spreken van een centraal project, mag dit absoluut geen technologische of infrastructurele monoliet worden die jarenlang ontwikkeling vraagt. Volledig in lijn met de 2.0-filosofie, moeten de projecten op korte termijn ontwikkeld worden en snel ter beschikking worden gesteld van het publiek. Daarna blijven het “levende” toepassingen die verder evolueren onder impuls van de gebruikers en hun reacties. Het platform zal dus nooit “af” zijn. Het centrale project zal verschillende deelprojecten bevatten op tal van niveaus: • ontwikkeling, uitrol en beheer van applicaties en toepassingen • uitrol en beheer van digitale infrastructuur in de fysieke bibliotheek (internet, computers, Wifi, e.a.) • herinrichting van de fysieke bibliotheek • sensibilisering en opleiding van bibliotheekmedewerkers om actief participant te worden in het nieuwe informatielandschap • sensibilisering van lokale politieke niveaus zodat de invulling van de bibliotheek evolueert, net als de bijhorende taken van medewerkers • ontwikkeling centraal model voor interne communicatie en ondersteuning van de eigen medewerkers • ontwikkeling lange termijn marketingplan om de buitenwereld de nieuwe taken van de bibliotheek te leren kennen Deze beleidslijn is niet uniek voor Vlaanderen. Ze komt ook voor in het Advies van de Raad voor Cultuur Nederland inzake de ‘Agenda voor cultuurbeleid en culturele basisinfra structuur’: “De inspanningen op het terrein van bibliotheekvernieuwing zullen na 2007 meer centraal moeten worden aangestuurd en gefinancieerd, om versnippering tegen te gaan.’ (p.95)”
45
b.
Beleidslijn 2: een krachtige organisatievorm
Om dit vernieuwingsproject te laten slagen zijn tal van ontwikkelingen nodig op verschillende niveaus. Op het niveau van technologie, maar ook van opleiding, marketing, ondersteuning, e.a. Zoals eerder gezegd, is de operatie zo complex dat er een sterke centrale organisatie nodig is om ze succesvol uit te rollen. Deze centrale organisatie is een ondersteunend apparaat om de verschillende lokale overheden en betrokkenen te helpen in het omgaan met het transformatieproces. Hoewel deze organisatie geen dwingende autoriteit heeft over de lokale betrokkenen, is het besef dat het centraal project enkel kan slagen als de hele sector er op alle niveaus aan meewerkt, fundamenteel. Het is niet voldoende dat de centrale organisatie bestaat, projecten opzet en via successen de lokale actoren overtuigt om in het project te stappen. Daarnaast moeten de verschillende door de overheid onderkende, kritische succesfactoren van de transformatie als kerntaak van de bibliotheken ingeschreven worden in de wet. De centrale organisatie moet een sterke mix van competenties omvatten op zowel inhoudelijk als technologisch niveau. Zoals bij elke speler in de informatie-markt is ook voor bibliotheken, inhoud en business niet langer strikt te scheiden van technologie. Per definitie wordt technologie een stuk core-business van de bibliotheek. De business-behoeften sturen de technologie en de technologische ontwikkelingen hebben een impact op de strategie. We bevelen dan ook expliciet aan om de verschillende competenties samen binnen de centrale organisatie te voorzien: ze moet in staat zijn om vanuit de business (strategisch, conceptueel, architecturaal, enz.) de uitwerking (infrastructureel, HR-gewijs, technologisch, enz.) op te zetten en/of aan te sturen. Dit hoeft niet te betekenen dat deze organisatie alle expertises voor ontwikkeling in huis moet hebben, maar wel dat er voldoende begrip is van alle aspecten om vanuit een perfecte integratie van business en technologie de projecten te kunnen (laten) realiseren. De centrale organisatie zal ook moeten instaan voor de aansturing van de partnerships met o.a. onderwijs, andere culturele actoren (Erfgoed, VRT, enz.). c.
Beleidslijn 3: Bibliotheekmedewerkers
De Vlaamse overheid dient te erkennen dat de huidige bibliotheekmedewerkers niet geschoold zijn in het omgaan met deze nieuwe wereld van informatie en participatie. Het klassieke bibliotheekprofiel is uiteraard fundamenteel, maar moet toch aangevuld worden met kennis en ervaring die veel ruimer gaat. Er is een grondige assessment nodig van de medewerkers, om in kaart te brengen hoe zij kunnen omgevormd worden tot medewerkers die zowel intra- als extra-muros kunnen functioneren. Verder is er eveneens een grondige assessment nodig van de bestaande opleidingen en vormingsvoorzieningen (bibliotheekscholen, VVBAD, enz.). Op beleidsvlak moet de centrale lijn wat het profiel van de toekomstige medewerkers betreft, ook uitvoering vinden op het lokale niveau. Desnoods via verruimde inschrijving van de basisvereisten in de wet, op het vlak van medewerkers en middelen die ze ter beschikking moeten hebben om hun werk te kunnen vervullen.
46
De Digitale Openbare Bibliotheek in Vlaanderen
d.
Beleidslijn 4: ondersteuning bij ontwikkeling van een relevant wettelijk kader
Een groot potentieel probleem bij de ontwikkeling van de nieuwe digitale bibliotheek is het rigide juridische kader betreffende rechten en het gebruik van informatie. Zoals gezegd in vorige hoofdstukken, moet de bibliotheek zich proberen te integreren en te participeren in het extra-muros informatielandschap. Veel van de succesvolle 2.0-projecten die vandaag bestaan (MySpace, YouTube, Wikipedia, e.a.) bevinden zich op de grens van de legaliteit: zij faciliteren immers diensten die gebruikers toelaten om beschermd materiaal te bewerken en te publiceren, zonder dat de rechthebbenden hiervoor vergoed worden. De overheid zal bijzondere aandacht moeten besteden aan het laten ontwikkelen van een juridisch kader dat de bibliotheek toelaat om participatieve processen te voorzien, zonder dat er juridische aansprakelijkheid ontstaat als haar gebruikers de grenzen van de legaliteit zouden overschrijden. Verder moeten bestaande rechten verruimd worden om digitaal materiaal ook in een ruimer kader ter beschikking te stellen aan gebruikers, zowel in de bibliotheek als via het Internet.
6.2. Een roadmap voor implementatie Een roadmap werd voorgelegd aan en besproken met de opdrachtgevers. Hoe de digitale openbare bibliotheek met acties, ontwikkelingen en projecten concreet wordt ingevuld is voorwerp van beleidsbeslissingen door de Vlaamse Overheid.
47
7. De impact op organisatie en medewerkers Dit laatste hoofdstuk hebben we bewust beperkt, omdat deze complexe thematiek het onderwerp uitmaakt van verdere studie. Het is duidelijk dat de nieuwe situatie zoals beschreven in dit dossier, de openbare bibliotheken structureel zal veranderen op tal van niveaus. Er zullen verschillende projecten moeten worden opgezet om o.a. technologisch, procesmatig en imago-gewijs de bibliotheken voor te bereiden op de toekomst. Om dit complex veranderingsproces te doen lukken, moet het volledig gedragen worden door de interne organisatie. Een succesvolle transformatie is onmogelijk zonder de bibliotheekmedewerkers. Zij zullen geleidelijkaan moeten evolueren naar een totaal nieuwe manier van werken met informatie en klanten. Dit is een belangrijk aandachtspunt in het geheel van te nemen maatregelen. Vandaag voldoet het profiel van de medewerkers namelijk niet om naadloos en zonder drempels te kunnen functioneren in het nieuwe informatie-landschap. De gemiddelde leeftijd is relatief hoog, wat de mentale acceptatie van de verschillende 2.0-fenomenen niet vergemakkelijkt. Daarnaast is er ook een mentaliteitswijziging nodig. De bibliotheek-medewerkers moeten aanvaarden dat ze niet langer de enige autoriteit zijn en dat ze in een open en permanente dialoog moeten gaan met de gebruikers. Ze moeten begrijpen dat de bibliotheek slechts één van de vele informatie-mogelijkheden wordt, en dat de keuze finaal aan de gebruiker is. De bibliotheek en haar medewerkers zullen zichzelf aantrekkelijk moeten verkopen aan een kritisch publiek. Een grondige doorlichting van de medewerkers dringt zich dan ook op. Er dient een concreet plan gemaakt te worden, dat rekening houdt met het huidige personeelsbestand en haar intrinsieke mogelijkheden. De uitvoering van dit plan moet de medewerkers voorbereiden op hun nieuwe taak, en dit door educatie, coaching en sensibilisatie. Er moet geëvalueerd worden of er nieuwe (jongere) profielen nodig zijn, die spontaan en intuïtief omgaan met de nieuwe 2.0-informatiewereld. De groep van medewerkers moet zo snel mogelijk een grote afvaardiging hebben van zogenaamde “digital natives”: personen voor wie de digitale wereld onlosmakelijk deel uitmaakt van hun dagelijks bestaan. Dit in tegenstelling tot de “digital immigrants”: personen die de digitale vaardigheden hebben moeten aanleren. Hoe groter de groep “natives” in het personeelsbestand, hoe makkelijker de transformatie zal verlopen. Een ander moeilijk punt is de versnippering van bevoegdheden. Zoals eerder gesteld, is dit soort grootschalige operaties enkel mogelijk met een sterke centrale autoriteit. Die kan opgezet worden voor de realisatie van de reeks projecten die de transformatie in gang zullen zetten en bestendigen, maar er is meer nodig. Op alle niveaus is de politieke wil noodzakelijk om dit project te realiseren. Als centraal de strategie wordt omlijnd en de middelen worden vrijgemaakt om de projecten te realiseren, dan moeten ook op lokaal niveau de bevoegde personen bereid zijn om de transformatie te ondersteunen. Ook de lokale schepenen moeten mee evolueren wat betreft de invulling van de bibliotheek, waardoor hun aanwervingspolitiek, de uitrusting van de bibliotheek, de informatisering, e.d. gelijke tred houden met het centrale project. Zoals in “Beleidslijn 2: een krachtige organisatievorm” (punt 6.2) diepgaand besproken, is een sterke centrale organisatiestructuur met een sterk leiderschap nodig om de Vlaamse openbare bibliotheek doorheen deze transformatie te leiden. Deze centrale organisatie moet intern de competenties bundelen die nodig zijn om zowel de inhoudelijke als technologische kwesties aan te pakken. Hoewel ze geen centraal gezag heeft over de andere lokale actoren, is het toch belangrijk dat ze als de-facto autoriteit wordt erkend in het uitvoeren van haar taken.
48
De Digitale Openbare Bibliotheek in Vlaanderen
49