Vlasparlee Educatief Pakket
Dit educatief pakket maakt deel uit van het mondeling erfgoedproject Vlasparlee Voor de laatste graad van het lager onderwijs Meer info op www.vlasparlee.be
1
Inhoud
Woord vooraf Didactische uitgangspunten en opbouw Doelen Eindtermen lager onderwijs Leerplan WO VVKBaO Basisprincipes Vlasparlee: Inhoudelijke richtlijnen voor de leerkracht Vlas: een nuttige plant Zuid-West-Vlaanderen, een vlasstreek De bewerking van vlas in een notendop De commerciële vlasketen en haar tussenstations Reconversie van vlas vandaad 150 Jaar vlasnijverheid in vogelvlucht Nawerking en opdrachten Opdracht 1: Allemaal vlassers? Opdracht 2: Van vlas tot vezel Opdracht 3: Waar woont een goede vlasser? Opdracht 4: In het spoor van het vlas Opdracht 5: De wereld van het vlas Opdracht 6: De vlasberoepen Opdracht 7: Tijdslijn van het vlas Opdracht 8: Een woordje vlas? Opdracht 9: Vlasbedrijven van binnen en van buiten Opdracht 10: Rekenen en tellen als een vlasser Opdracht 11: Vlaswoordraadsel Opdracht 12: Het woord is aan de vlasser … Opdracht 13: Op zoek naar vlasverhalen Oplossingen
3. 4. 4 4. 6. 9. 9. 10. 11. 13. 16. 17. 18. 18. 21. 22. 25. 29. 30. 33. 35. 36. 38. 39. 40. 40. 42.
2
Woord Vooraf Het Texas van Vlaanderen langsheen de Golden River. Deze fraaie benamingen houden verband met de erg aparte en typerende vlasnijverheid die zich vanaf de 19de eeuw aan de boorden van de Leie en de Mandel ontwikkelde. Deze industrie zette de streek rond Kortrijk op de wereldkaart, hertekende het landschap en bracht een ongeziene welvaart naar de regio. Meteen wordt duidelijk hoezeer het vlas heeft bijgedragen tot de historische identiteit van de streek. Zuid-West-Vlaanderen ademt dus vlas en koestert zijn vlasverleden. In het kader van het streekproject Vlasparlee vertrouwden 35 gewezen vlassers hun persoonlijk verhaal aan de camera toe. Ongedwongen en honderduit vertelden deze veteranen over hun wedervaren in de sector. Hun commentaren, anekdotes en bedenkingen leverden de grondstof voor Exposee Vlasparlee, een rondreizende tentoonstelling die treffend de sociale geschiedenis achter de typerende vlasnijverheid schetst. Dit initiatief sluit naadloos aan bij de erfgoeddocumentaire Een verleden in het vlas, een tweede projectproduct en het meest directe resultaat van de interviewsessies. Met de ontwikkeling van een uitgebreid en gevarieerd educatief pakket willen we het ontsloten collectieve vlasgeheugen – zó belangrijk voor de streekidentiteit – nu begrijpelijk maken voor de kinderen van de regio, een doelgroep die mentaal en historisch de grootste afstand tot dit vlasverleden te overbruggen heeft. Op die manier willen we de jongere generaties wijzen op de industriële tradities van de eigen streek en de voortlevende sociale geschiedenis die hiermee verweven zijn. Op deze manier leren ze bewuster en achtzamer een evoluerend historisch landschap benaderen, en herkennen ze een identiteit die eigen is aan hun regio. We wensen u en uw klas alvast een fijne en meeslepende ontdekkingstocht in het spoor van een vlasser.
Brecht Dewaele Projectcoördinator Vlasparlee Centrum Agrarische Geschiedenis
3
Didactische uitgangspunten en opbouw -
-
-
Doelgroep: 3de graad lager onderwijs Voorziene tijd: 1. Voorbereidende les (50’) 2. Bezoek tentoonstelling (50’) 3. Film: “Een verleden in het vlas (90’) 4. Naverwerking (100’) Motivering: Het project Vlasparlee en dit bijhorende educatieve pakket biedt kinderen de uitgelezen gelegenheid om eens stil te staan bij de recente economische geschiedenis van de eigen regio, en haar impact op de mentaliteit, het landschap, het sociale weefsel en de ontwikkeling van de streek. Door de voor het Kortrijkse zo bepalende vlasnijverheid eens van naderbij te bekijken, leren ze processen herkennen en begrijpen die ook in andere streken en sectoren hebben plaatsgegrepen: industrialisering, verstedelijking, internationale handel en ondernemerschap, het belang van sociale netwerken en het sturende karakter van crisissen. Anderzijds komen ze in contact met de herkomst van gebruiken, rituelen, de woordenschat en de ingesteldheid die de lokale gemeenschap tot op heden typeert. Op die manier draagt dit pakket bij tot het identiteitsbesef en het historisch bewustzijn van de kinderen uit Zuid-WestVlaanderen. Tot slot brengen de verhalen van gewezen vlassers – het uitgangspunt van dit project – de geschiedenis heel herkenbaar terug tot leven. Op die manier wil dit pakket ook de appetijt voor geschiedenis en erfgoed in het algemeen verder stimuleren. Opbouw Dit pakket laat de leerkracht de vrije keuze tussen een maximale of een minimale tijdbesteding aan het thema. Een bezoek aan de tentoonstelling en het bekijken van de film bieden zeker een meerwaarde voor de klas, maar zijn niet noodzakelijk voor een goed begrip van de nawerking en de eigenlijke oefeningen. Een voorbereidende les waarin de belangrijkste basisprincipes van de vlashandel en de vlasbewerking worden uitgelegd volstaan om de nawerking tot een goed einde te brengen. 1. Voorbereidende les: Het eerste deel van dit educatieve pakket biedt een uitgebreid overzicht van de geschiedenis, bewerking en handel van de vlassector. Wat hier aangeboden wordt volstaat zeker en vast als inhoud van een voorbereidende les en stelt de leerlingen in staat de nawerking tot een goed einde te brengen. Tevens vormt deze informatie een gedegen inleiding op de tentoonstelling en de film. 2. Bezoek tentoonstelling: De rondreizende tentoonstelling Exposee Vlasparlee doet in 2009 en 2010 veertien gemeenten in de Leie- en de Mandelvallei aan. Aarzel dus niet om met de klas een kijkje te gaan nemen als ze in de buurt komt. Let wel, een tentoonstellingsbezoek op zich zal niet volstaan om de nawerking te voltooien. Exposee Vlasparlee roept – met zijn enorme foto’s en audiocommentaren – wél de sfeer op waarin de thema’s van dit project geplaatst dienen te worden. 3. Film: “Een verleden in het vlas”: Aan de hand van ruime interviewfragmenten en uniek historisch beeldmateriaal belicht deze film de volledige vlasketen – van vlasboer tot spinner – en reconstrueert hij de sociale geschiedenis van de vlassector vanaf 1920. Het is echter niet noodzakelijk om de
4
ganse film (99’) met de klas te bekijken. Een handig navigatiemenu maakt het mogelijk om thematisch in de film te grasduinen. Ook bevat deze DVD een uitgebreide smaakmaker (15’) die een beklijvende impressie geeft van de vlasverhalen en de historische beelden. 4. Nawerking: Op een speelse en een doordachte manier maken de leerlingen nu kennis met de commerciële keten, de technische evoluties, de werkomstandigheden, de woordenschat, de economische factoren en de sociale hiërarchie binnen de vlassector. Hier merken ze hoezeer de vlasnijverheid het aanzicht van hun dorp en streek bepaald heeft!
5
Doelen Eindtermen lager onderwijs Taal: Luisteren 1.1De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau=beschijven) de informatie achterhalen in een voor hen bestemde mededeling met betrekking tot het school- en klasgebeuren. 1.6. De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau=structureren) de informatie op een persoonlijke en overzichtelijke wijze ordenen bij een voor hen bestemde instructie voor een buitenschoolse situatie. 1.9. De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau= beoordelen) op basis van, hetzij de eigen mening, hetzij informatie uit andere bronnen, de informatie beoordelen die voorkomt in een gesprek met bekende leeftijdsgenoten. Taal: Spreken 2.3. De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau=beschrijven) het gepaste taalregister hanteren als ze over een op school behandeld onderwerp aan de leerkracht verslag uitbrengen. 2.5. De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau=structureren) het gepaste taalregister hanteren als ze vragen aan de leerkracht in verband met een bepaald onderwerp beantwoorden 2.9. De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau=beoordelen) het gepaste taalregister hanteren als ze op basis van vergelijking, hetzij met hun eigen mening, hetzij met andere bronnen in een gesprek kritisch reageren op de vragen en opmerkingen van bekende volwassenen. Taal: Lezen 3.1. De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau=beschrijven) de informatie achterhalen in voor hen bestemde instructies voor handelingen van gevarieerde aard. Taal: Schrijven 4.4. De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau=structureren) voor een gekend persoon een verslag schrijven van een verhaal, een gebeurtenis, een informatieve tekst. 4.6. De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau=structureren) schriftelijke antwoorden op vragen over verwerkte inhouden. 4.8. De leerlingen ontwikkelen bij het realiseren van de eindtermen voor spreken, luisteren, lezen en schrijven de volgende attitudes: spreek-, luister-, lees- en schrijfbereidheid: plezier in luisteren, spreken, lezen en schrijven, bereidheid tot nadenken over het eigen luister-, spreek-, lees- en schrijfgedrag, bereidheid tot het naleven van luister-, spreek-, lees- en schrijfconventies, weerbaarheid. Taal: vaardigheden 5. De leerlingen kunnen vaardigheden/strategieën in verband met luisteren, spreken, lezen en schrijven aanwenden die nodig zijn om de respectievelijke eindtermen te realiseren. Ze houden daarbij onder meer rekening met de totale luister-, spreek-, lees- en schrijfsituatie, de tekstsoort en het verwerkingsniveau. Taal: taalbeschouwing:
6
6.1. De leerlingen zijn bereid binnen een concrete taalcontext te reflecteren over: het gebruik van standaardtaal, regionale en sociale taalvariëteiten, taalgedragregels, bepaalde taalhandelingen. Wereldoriëntatie: Natuur 1.9. De leerlingen kunnen het verband illustreren tussen de leefgewoonten van de mensen en het klimaat waarin ze leven. 1.11. De leerlingen kunnen van courante voorwerpen uit hun omgeving zeggen uit welke materialen en grondstoffen ze gemaakt zijn. Wereldoriëntatie: Technologie 2.4. De leerlingen kunnen van een bestaande constructie en van een constructie die ze zelf willen maken, zeggen aan welke eisen ze moeten voldoen. 2.9. De leerlingen brengen waardering op voor eenvoudige, inventieve technieken en voor esthetische aspecten van technische constructies en voorwerpen. Wereldoriëntatie: Mens 3.7. De leerlingen hebben aandacht voor de onuitgesproken regels die de interacties binnen een groep typeren en zijn bereid er rekening mee te houden. Wereldoriëntatie: Maatschappij 4.2. De leerlingen kunnen illustreren hoe de prijs van een product tot stand komt 4.4. De leerlingen kunnen illustreren dat welvaart zowel over de verschillende landen in de wereld als in België ongelijk verdeeld is. 4.8. De leerlingen kunnen illustreren dat verschillende sociale en culturele groepen verschillende waarden en normen bezitten. Wereldoriëntatie:Tijd 5.7. De leerlingen kennen de grote periodes uit de geschiedenis en ze kunnen duidelijke historische elementen in hun omgeving en belangrijke historische figuren waarmee ze kennis maken, situeren in de juiste tijdsperiode aan de hand van een tijdsband. 5.8. De leerlingen kunnen aan de hand van een voorbeeld illustreren dat een actuele toestand, die voor kinderen herkenbaar is , en die door de geschiedenis beïnvloed werd, vroeger anders was en in de loop der tijden evolueert. 5.9. De leerlingen tonen belangstelling voor het verleden, heden en de toekomst, hier en elders. Wereldoriëntatie: Ruimte 6.1. De leerlingen kunnen een te volgen weg tussen twee plaatsen in de eigen gemeente of stad beschrijven. Ze kunnen deze reisweg ook aanduiden op een plattegrond. 6.6. De leerlingen kunnen suggesties geven voor het inrichten van hun eigen omgeving 6.7. De leerlingen kunnen in de realiteit op een gepaste kaart een landelijke, stedelijke, toeristische en industriële omgeving herkennen en van elkaar onderscheiden. 6.8. De leerlingen kunnen hun eigen streek en twee andere streken in België situeren op een kaart en de relatie beschrijven tussen de omgeving en aspecten van het dagelijks leven van de mensen. 6.10. De leerlingen kunnen een landschap gericht waarnemen en ze kunnen op een eenvoudige wijze onderzoeken waarom het er zo uitziet.
7
Muzische vorming: beeld 1.1. De leerlingen kunnen door middel van kunst- en beeldbeschouwing een persoonlijk waardeoordeel ontwikkelen over beelden en beeldende kunsten van vroeger, van nu en van verschillende culturen. 1.2. De leerlingen kunnen door betasten en voelen (tactiel), door kijken en zien (visueel) impressies opdoen, verwerken en erover praten. 1.3. De leerlingen kunnen beeldinformatie herkennen, begrijpen, interpreteren en er kritisch tegenover staan. Leerplan WO VVKBaO Deelleerplan beeldopvoeding Beschouwen 2.4. Informatie halen uit beelden 2.5. Bewust zijn van het feit dat beelden zeggingskracht hebben – zich inleven in de zeggingskracht van beelden. 3.2. Inhouden, beeldaspecten, technieken en materialen achterhalen in beelden – aangewende technieken en materialen kennen en herkennen. Streefdoelen 1. De informatie die beelden bevatten, herkennen, begrijpen, interpreteren en er kritisch tegenover staan. 33. De omgeving intensiever en met alle zintuigen beschouwen. Wereldoriëntatie Overkoepelende doelstellingen 0.1. Kinderen willen meer te weten komen over de wereld in al zijn dimensies, hier en elders, vroeger en nu 0.6. Kinderen drukken zich zo verstaanbaar mogelijk uit en benoemen waar mogelijk de dingen correct. 0.9. Kinderen kunnen nauwkeurig waarnemen met al hun zintuigen. 0.10. Kinderen kunnen vragen stellen waarvan de antwoorden onderzoekbaar of opzoekbaar zijn. 0.11. Kinderen kunnen kwalitatief en kwantitatief vergelijken 0.12. Kinderen kunnen uit een aantal vaststellingen zelf conclusies trekken 0.13. Kinderen kunnen informatiebronnen op een doeltreffende manier hanteren 0.14. Kinderen kunnen informatie ordenen, rubriceren, classificeren. 0.15. Kinderen kunnen verslag uitbrengen van hun bevindingen. Mens en levensonderhoud 1.1. Kinderen zien in dat mensen moeten zorgen voor hun dagelijks bestaan 1.2. Kinderen zien in dat mensen arbeid verrichten om in hun levensonderhoud te voorzien. 1.5. Kinderen zien in dat mensen allerlei beroepen uitoefenen en tonen respect voor elk beroep. 1.11. Kinderen zien in dat de productie van goederen en diensten leidt tot ruilverkeer Mens en techniek
8
6.1. Kinderen zien in dat courante producten gemaakt zijn uit welbepaalde materialen en/of grondstoffen. 6.3. Kinderen zien in dat energie noodzakelijk is om producten te vervaardigen en technische handelingen te verrichten. 6..4. Kinderen zien in dat veel voorwerpen een aanvulling of een verbetering zijn van menselijke functies en maken er functioneel gebruik van. 6.5. Kinderen zien in dat instrumenten evolueren en dat ze bij het eigen lichaam ontstaan zijn. 6.6. Kinderen zien in dat producten worden gemaakt volgens bepaalde technische principes. 6.7. Kinderen weten dat mensen steeds nieuwe systemen, instrumenten en producten hebben uitgevonden en zullen uitvinden om hun werk aangenamer, beter, vaardiger, sneller, mooier en preciezer te maken. Mens en natuur 7.11. Kinderen ontdekken en zien in dat de mens afhankelijk is van planten en dieren voor voeding, kleding, gezondheid en constructiematerialen. 7.17. Kinderen beseffen dat de aarde een bron is van energie en grondstoffen. 7.20. Kinderen kunnen een verband leggen tussen de eigenschappen van een aantal materialen en het gebruik dat ervan gemaakt wordt. Mens en tijd 8.12. Kinderen zien dat mensen, dieren, planten, objecten, opvattingen, structuren evolueren in de tijd. 8.13. Kinderen zijn nieuwsgierig naar de historische ontwikkeling van planten, dieren, mensen, voorwerpen, systemen, actuele toestanden. 8.14. Kinderen beseffen dat er naast een heden, ook een verleden en een toekomst zijn. 8.15. Kinderen zien in dat er verbanden zijn tussen een historisch verschijnsel en de tijdsomstandigheden. Mens en ruimte 9.1. Kinderen ervaren en uiten dat elke (open) ruimte een indruk oproept en dat er verschillenden factoren daarbij een rol spelen. 9.4. Kinderen dragen mee zorg voor de ruimte waarin ze verblijven. 9.9. Kinderen kunnen gebruik maken van verschillende voorstellingen van de ruimte 9.10. Kinderen kunnen plaatsen waar ze kennis mee maken vlot op een passende kaart of plattegrond terugvinden. Deelleerplan luisteren en spreken L.2.2.1.4: Elementen van de taalsystematiek decoderen en begrijpen op betekenisniveau L.2.2.3: Boodschappen interpreteren, onder meer informatie afleiden, interpreteren en op een persoonlijke en overzichtelijke wijze ordenen. L.2.3.5: De communicatieve elementen begrijpen en interpreteren: de bedoeling van begrijpen en interpreteren. L.2.3.6. Het hoe, de manier van communiceren begrijpen en interpreteren. L.3.1.2. Talige boodschappen beoordelen L.3.2.2. Talige boodschappen integreren S.1.3. Het gepaste taalregister hanteren volgens de situatie
9
S.1.11: Verslag uitbrengen aan leeftijdsgenoten en aan de leerkracht. S.1.13: Een interpretatie brengen van ene behandelend onderwerp of een beleefd voorval, die begrepen wordt door leeftijdsgenoten. S.1.25: Uitleggen hoe in een activiteit gewerkt werd. S.1.36: Samenvattingen van gesprekken verwoorden S.1. 44 Zich inleven in rollen en situaties en vanuit de eigen verbeelding en beleving daarop inspelen.
10
Basisprincipes Vlasparlee Inhoudelijke richtlijnen voor de leerkracht
Vlas: een nuttige plant Vlas is een zogenaamde bastvezelplant. De vezels liggen in de bast om een houten kern (ze liggen als het ware op de stengel) en zijn naar buiten toe beschermd door een stroachtig vlies. De stengel van een volgroeide vlasplant (voor textiel) is ongeveer 80 tot 100 cm. Vlas heeft volgende eigenschappen wat de productie van bepaalde eindproducten verklaart! 1. Brandbaarheid 2. Vochtopnemend 3. Warmte-isolerend: vlas(linnen) voelt altijd fris en koel aan 4. Hittebestendig 5. Mot en keverbestendig: wordt niet door die diertjes aangetast De vlasplant is een veeleisende vezelplant die enkel in milde, vochtige klimaten en op erg vruchtbare bodems gedijt. Maar de vlasplant geeft ook erg veel terug: haar ranke, soepele vezels dienen als grondstof voor linnen. En van het lijnzaad kan olie, verf en zeep gemaakt worden. Zelfs het ‘vlasafval’, de klodden en de lemen, gaan niet verloren. Eerst gingen de korte vezels (klodden) naar een touwslagerij en werden de gebroken stukjes stengel (lemen) aangewend als brandstof voor stookketels. Later ontdekte men dat de klodden ook gebruikt kunnen worden om papier te vervaardigen. Zo worden Amerikaanse dollarbiljetten tot op vandaag van vlas gemaakt. Enkele vlasproducten op een rijtje: 1. linnen. Dit textiel werd en wordt op haar beurt aangewend om volgende eindproducten te vervaardigen a. kledij b. tafellinnen en beddengoed c. (tent)zeilen d. postzakken e. spuitdarmen (brandweer) f. de Britse Mosquito-jachtvliegtuigen (Havilland Mosquito) in WOII! Het houten geraamte van het vliegtuig werd met dik linnen omhord! 2. andere vlasvezeltoepassingen a. de hybride vlas-carbonfiets van Johan Museeuw (2006) b. windmolenwieken (onderzoek is nog bezig) c. visnetten d. Hechtdraad voor ziekhuizen 3. klodden (korte, minderwaardige vlasvezels) a. touwen en kabels b. papier > o.a. de dollarbiljetten tot op vandaag. Vandaar dat je een dollarbiljet zeker in de wasmachine kan steken! c. Behang en muurbekleding
11
4. lemen (houten stengeldeeltjes) a. brandstof (om vuur te stoken) b. leemplaten (de voorloper van de spaanderplaat) c. vloerbedekking voor stallen 5. lijnzaad a. Om nieuw vlas te zaaien b. Olie c. Zeep d. Verf e. Dieetproducten f. Veevoeder Zuid-West-Vlaanderen, een vlasstreek Aan de Golden River De Vlaamse vlas– en linnentradities gaan terug tot in de Oudheid. Toch was het wachten tot het midden van de 19de eeuw vooraleer Zuid-West-Vlaanderen zich als het absolute mekka van de vlasvezelbereiding openbaarde. De crisis van de jaren 1840 had eerder een bruusk einde gemaakt aan de huisnijverheid op het platteland en veel Vlaamse boeren tot bittere armoede veroordeeld. Gedwongen door geldnood en schaarste, en geholpen door de rootkwaliteiten van de Leie, legden veel Zuid-West-Vlaamse boerenzonen zich toen toe op de bewerking van vlas. In de streek nam de gespecialiseerde vlasser zo de prominente plaats in van de landbouwer-wever van weleer. Vlaskapellen, roterijen en zwingelkoten zouden het landschap tussen Komen en Deinze de volgende eeuw domineren. Vooral na 1860 nam de vlasnijverheid een hoge vlucht. Door de Amerikaanse burgeroorlog decimeerde de katoenproductie, waardoor de Britse textielfabrikanten aangewezen waren op het Vlaamse vlas. In Kortrijk verrezen steeds meer buitenlandse exporthuizen en de vlashandel floreerde er als nooit tevoren. De Leie genoot toen zo’n faam als rootrivier dat de Britse kooplui haar vol ontzag The Golden River doopten. Onder impuls van deze bedrijvigheid ontwikkelden onooglijke dorpjes zich snel tot dichtbevolkte en internationaal gereputeerde productiecentra. Binnen de vlassersgemeenschap groeide een uniek economisch netwerk van fabrikanten, arbeiders, botenkopers en verzenders, én werden individueel ondernemerschap en noeste arbeid fel geprezen. Op die manier legde de vlasnijverheid de basis voor het geïndustrialiseerde en welvarende Texas van Vlaanderen van vandaag. Vlasser, een lotsbestemming De vlasnijverheid was aan de Leie en de Mandel veruit de belangrijkste economische bedrijvigheid en bood verschillende generaties de kans op een zelfstandig bestaan. De vorming van een aanstaande vlasser stond dan ook helemaal in het teken van zijn toekomstige functie. Vooral de eigenwerkers, kleine zelfstandigen zonder personeel, rekenden op de inzet van hun kinderen. En dus leerden de jongens al vroeg de knepen van het vak. Op vrije schoolnamiddagen en in de vakantie trokken ze met hun vader naar de Leiemeersen om er bundeltjes open te maken of bedienden ze de rolbraak en de zwingelmolen. Op die manier leerden deze knapen de vezels
12
voelen, kennen en keuren. Sommigen werden meteen bevangen door een dolle liefde voor het vlas. Anderen zagen hun toekomst in de veeleisende vlassector met enige tegenzin tegemoet. De lagere school, wat praktisch onderricht thuis en een jaar op een Franstalig internaat: dat was vaste kost voor een vlasser in wording. Populaire instellingen waren onder meer het Collège Notre-Dame de la Tombe in Kain, de Ecole Sécondaire des Frères in Doornik, Saint-Ferdinand in Jemappes en zelfs het Collège Saint-Vincent in het verre Zinnik. Voor de aankoop van vlas in Wallonië of Normandië was een grondige kennis van het Frans immers onontbeerlijk. Vooral de kinderen van de vlasbazen en de botenkopers, mensen met een zekere welstand, kregen het voorrecht school te lopen in de colleges. Dit privilege ontrok hen echter niet aan hun arbeidsplicht. Bij hun thuiskomst werden ook zij meteen ingezet in de fabriekjes en de botenkamers. En wanneer vader de tijd rijp achtte, trad zoonlief voltijds in dienst van de firma. Avondlessen in de Vlasschool zorgden later voor een technische vervolmaking. Zo werd een leven in het vlas de onafwendbare lotsbestemming voor vele jonge mensen aan de Leie. Wat viel er anders te doen?
De bewerking van het vlas in een notendop Synthese
Vlasbewerking
1. Zaaien (maart)
2. Slijten (zomer)
3. Ontzaden (winter)
4. Roten (april-okt)
5. Zwingelen
1. vlas zaaien en kopen Het zaaien was het werk van de boer. Vooral Haspengouw, Henegouwen, de Nederlandse polders en Normandië (Frankijk) waren gereputeerde teeltregio’s en toeleveringsgebieden voor de vlasbewerkers van Zuid-West-Vlaanderen. In het voorjaar, tussen het einde van februari en mei werd het vlas gezaaid. “Maarts vlas” stond garant voor vezels van zeer hoge kwaliteit. Maar, hoe vroeger men zaaide, hoe groter het risico. Enkele maartse of aprilse grillen konden immers roet in het eten gooien. Vandaar dat het zaaien gepaard ging met tal van rituelen, wijdingen en bijgeloof. Veel vlassers togen bij voorkeur aan het werk op 25 maart, Onze-Lieve-Vrouw-Boodschap. In Frankrijk geloofde men dan weer: “Pour garder de gelée le lin, semez le Vendredi-Saint!”. Een akker waar vlas werd gezaaid, noemde men een vlaschaard. Geleid door een geroutineerde courtier of vlasfacteur, die de streek als zijn broekzak kende, maakten de vlassers een keuze uit de schier eindeloze vlaschaarden. Daarna diende de koper zelf tot een overeenkomst te komen met de boer. In veel gevallen had de boerin het laatste woord!
13
2. vlas in bloei Vlas bloeit normaal in de eerste helft van juni, en slechts gedurende enkele luttele uren. Niettemin is het een spectaculair en niet te missen schouwspel. Soms stonden de bloeiende vlasschaards onbewegelijk onder een stralende hemel. Soms toverde de wind ze om tot uitgestrekte zeeën met golvende blauwe of witte baren. Befaamde streekdichters als Guido Gezelle en René De Clercq wijdden dan ook menig vers aan dit wonderlijke tafereel. 3. slijten Eens het vlas slijtrijp, dan zond de vlasser een equipe naar de vlaschaard om het vlas met de hand te trekken. Zo vertrokken er ’s zomers honderden seizoensarbeiders, per fiets of met de trein, op een wekenlange slijtcampagne. Ter plekke vonden ze een erg eenvoudig onderkomen in het stro van een stal die ze soms deelden met de paarden. Eten voorzagen de slijters zelf. Elke trimard zeulde een baleçon met zich mee, gevuld met spek en reuzel. Voor dag en dauw werd het werkvolk door roepers uit hun nest gehaald, om in de koelte van de morgen aan de slag te kunnen gaan. Gebogen, met een stramme rug en blaren op de handen, terwijl de zon ongenadig in hun nek brandde, werkten de trimards de ganse dag door. Het was hard labeur, maar het bracht goed op. 4. ontzaden Na het slijtseizoen werd het vlas met de trein of de boot naar de vezelfabrikanten in de Leiestreek gebracht.Tijdens de koude winteravonden trok de vlasser zich terug in zijn schuur of werkplaats om het vlas te ontzaden. Ook het lijnzaad is immers een kostbaar goed en wordt gebruikt voor de productie van olie, verf en zeep. Bij het ontzaden bediende de vlasser zich aanvankelijk van eenvoudige handwerktuigen als de repe of de boothamer. Eens de zaaddoosjes van de vlasstengels verwijderd zijn, wordt de wanmolen ingeschakeld. Het kaf wordt nu van het zaad gescheiden door een vernuftig samenspel tussen wind en zeef. 5. roten Om de vezels van de bast te scheiden, moet vlas worden geroot. Tijdens het rootproces weken bacteriën de pectine los, de natuurlijke lijm die de vezel op de stengel houdt. Tot de Tweede Wereldoorlog gebeurde dit in houten hekkens in stromend water, wat witte vezels van uitzonderlijke kwaliteit opleverde. In die tijd zakten er, tussen april en oktober, dagelijks honderden vlassers te voet naar de Leie af. Van alle kanten werd er toen vlas aangevoerd om in de befaamde Golden River te roten, een bedrijvigheid die voor veel leken de ganse vlascultuur in de streek verbeeldde. Het was de taak van de hekkenier om dit proces nauwlettend in de gaten te houden. Voor dag en dauw was hij al in de weer met het versjouwen van zware stenen, zodat het vlas altijd net onder het wateroppervlak bleef. Een hele kunst, maar goed betaald! Vanzelfsprekend zorgden de hekkens in de rivier ook al eens voor gescheld en gevloek tussen vlassers en binnenschippers. Een enkele keer moest de arm der wet erger voorkomen. Na het roten bleekten en droogden de vlassers het vlas op de meersen. Het laden, lossen en vervoeren van natte bezjongs was ongemeen hard labeur. Het getorste gewicht op een kortwagen
14
kon oplopen tot 140 kg! Niettemin was het zetten van drooghutjes een geestig karwei: in rijen ging men de weide af, terwijl een lolbroek moppen tapte of liedjes inzette. Zo kwam het dat een zee van vlaskapellen de rivieroevers tijdens de zomermaanden domineerde. Niet verwonderlijk dus dat de vlassers bevreesd waren voor de Vaerende Vrouwe, een plotse windhoos die de kapelletjes metershoog de lucht inblies. Tijdens het interbellum maakte de Leie geleidelijk plaats voor moderne, betonnen roterijen. Een stoommachine verwarmde het rootwater, wat het hele proces versnelde. De hekkenier ruilde zijn boot in voor een schop en werd vuurstoker. Zelfs ’s nachts waakte hij nauwgezet over de stookketel. Een roterij was een hele investering, zodat de meeste vlassers een put dienden te pachten. Steeds was er veel volk in de weer en heerste er heel wat animositeit. Het gebeurde al eens dat vlassers in tijden van schaarste slaags geraakten om een put. De weeë geur van het rootsop namen ze in ieder geval ‘s avonds mee naar huis. 6. zwingelen Nu worden de stukjes houten pijp (lemen) van de bundel vezels verwijderd zonder de vlasvezels te schaden. Ze werden er aanvankelijk als het ware uitgeslagen met behulp van een eenvoudige zwingelspaan en een zwingelberd. Vanaf 1860 deed de stermolen haar intrede, met de spanen als wieken. Achteraan de boerderijtjes verschenen nu primitieve zwingelkoten, waar de boer zijn vlas bewerkte. Voor de introductie van de “gaz-pauvre” (ca. 1910), een kleine motor op brandgas, was mankracht de voornaamste aandrijving van de stermolen. Het zwingelen was trouwens een erg lastig en stoffig karwei. De “stofbuk”, chronische bronchitis, was dan ook een typische vlasserskwaal. Door de verdere mechanisering en specialisatie ontstonden na de Eerste Wereldoorlog de eerste zwingelfabriekjes, de zogenaamde zwingelarijen. De uitvinding van de zwingelturbine in 1925 zou voor een verdere rationalisatie zorgen. Vlasbedrijven had je in alle groottes. Er waren zwingelkotjes en heuse fabrieken, enorme loodsen en onooglijke schuurtjes. Grote vlasbazen hadden tot honderd man personeel in dienst, eigenwerkers deden enkel een beroep op de eigen kinderen. Hoe dan ook, de sfeer in de bedrijven was meestal informeel en kameraadschappelijk. De solidariteit onder de vlaswerkers was groot en ook de bazen wrochten mee met hun volk. Niettemin betekende werken in het vlas slopende arbeid: van ’s morgens vroeg tot zonsondergang, zes dagen op zeven en soms op zondag toe, steeds voorovergebogen op de meersen of zwetend in het stof rond de zwingelmolens en de turbines, alles om die felbegeerde vezel te voorschijn te halen. Bovendien konden de opbrengsten van deze noeste arbeid, door de onvoorspelbare prijsschommelingen op de vlasmarkt, erg tegenvallen. Maar de vlassers klaagden niet snel: uit liefde voor hun vak namen ze de bluts met de buil.
De commerciële vlasketen en haar tussenstations Vlas: een internationale business Zaad uit Riga, Normandisch of Nederlands vlas, Ierse en Schotse kopers: de vlasnijverheid is nooit een louter lokale aangelegenheid geweest, maar ging steeds gepaard met heel wat
15
grensoverschrijdend handelsverkeer. Deze keten impliceerde een uitgebreid netwerk van boeren, producenten, tussenhandelaren en transporteurs. Commerciële relaties die bovendien van doorslaggevend belang waren voor het welslagen van de reconversie in de jaren ’60. Stationsleven Het Franse vlas werd per spoor naar de Leiestreek gebracht. Dat was de verantwoordelijkheid van de cargodienst van de SNCF. La Petite Vitesse besliste over de samenstelling en het vertrek van een transport. Het gebeurde trouwens geregeld dat een lading vlas op het spoornet “verdwaalde”. Dan was het aan de vlasser om uit te zoeken in welk Frans station zijn goederen waren gestrand. Eens het bericht ontvangen dat er een wagon was gearriveerd, dan staakte de vlasser meteen zijn werkzaamheden, scharrelde wat werkvolk bijeen en repte zich naar het station. Indien hij er immers niet in slaagde bijtijds te lossen, dan werd hij met staangeld beboet. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zou de Duitse bezetter die lostijd trouwens halveren, wat de vlassers nog meer tot spoed aanzette. Aan de kaaien van de kleine dorpstationnetjes heerste er dan ook steevast een drukte van jewelste: voermannen reden af en aan, arbeiders worstelden met ladingen vlas en in de cafeetjes aan de weegbruggen was het steeds gezellig druk. Dient het gezegd dat vlaswagons de gedroomde vehikels waren voor smokkelaars? Op de grensovergang tussen Halluin en Menen hadden de kommiezen hun handen meer dan vol met het opsporen van geblauwde cognac, textiel, koffie en zelfs jukeboxen! In de jaren ’30 kende het station van Wevelgem een gemiddelde goederentrafiek van maar liefst 160 wagons per dag! Nederlands vlas werd tot en met de Tweede Wereldoorlog per binnenschip aangevoerd. Paarden of mensen trokken dan de zwaarbeladen vlasschepen van op den trakelweg. Veel Leiedorpen beschikten in die tijd over kades om de aangevoerde waar snel te kunnen lossen. Sommige vlasbedrijven voorzagen zelfs in een eigen primitieve aanlegsteiger. Eens te meer bewees de Leie haar nut voor de vlasnijverheid op haar oevers. Vlasmarkt Eenmaal het vlas bewerkt, dan mocht de vlasser zich verwachten aan een bezoek van een botenkoper. Als gereputeerde vlaskenner was het zijn taak het meest gegeerde vlas uit de streek in zijn botenkamer te verzamelen. Vanzelfsprekend probeerde hij met een laatste zwingelbeurt het geleverde vlas nog wat op te waarderen. Ook een ligbeurt in de vochtige pedeir deden de ranke vezels zichtbaar deugd. Een enkeling durfde ook de gieter te hanteren: door de grote absorptiekwaliteit verzwaarden de vezels en verhoogde de prijs! De botenkamers bevonden zich vooral langs de invalswegen van grote centrale vlasdorpen als Wevelgem, Desselgem en Kuurne. Zij vormden het decor van de vlasmarkten. Nog steeds zijn de hoge bakstenen magazijntjes er duidelijk in het straatbeeld aanwezig, al hebben de meeste een nieuwe bestemming gekregen als garage of winkelruimte. Op marktdagen heerste er vroeger veel bedrijvigheid: emballeurs torsten de balen vlas, keurige verzenders monsterden de partijen en botenkopers in witte kiel prezen hun waar. De typische halve deur zorgde toen voor een neutrale lichtinval die de kooplustigen in staat stelde om het aangeboden vlas uitvoerig te keuren. Gewiekste botenkopers bevorderden de welwillendheid van de kopers al eens met een kop koffie,
16
een glaasje jenever of een sigaar. Een overeenkomst gebeurde mondeling en in wederzijds vertrouwen. Het akkoord was echter steeds voorwaardelijk: bij de aftel behield de verzender het laatste woord! Naar het verzendhuis! Voermans brachten de bestelde balen vlas van de botenkamers naar de verzendhuizen in Kortrijk. Een voer vlas woog toch al snel een tiental ton. Om zo ’n zware wagen in beweging te krijgen was er dan ook een koppel ferme Brabanders nodig. Het bleef steevast een merkwaardig zicht om de vele vlaswagens met gespan over de kasseien te zien sjokken, terwijl de voerman, veelal een eenvoudige volksmens, luid op zijn paarden sakkerde. Op donderdag vond in de verzendhuizen de aftel plaats, waarbij het geleverde vlas een laatste keer gemonsterd werd: afgekeurd vlas kon immers kosteloos aan de vlasser of botenkoper worden terugbezorgd. Tot grote wanhoop van die laatste maakten sommige verzenders al eens misbruik van deze almacht. Vooral als de prijzen op de markt daalden, keurden ze soms ganse leveringen af, om daarop tegen een gunstiger tarief nieuwe partijen te kopen! Het aanvaarde vlas brachten de voermans - na de Tweede Wereldoorlog ook uitgerust met vrachtwagens - naar de spinnerijen of naar de haven. Britse gentlemen in Kortrijk Vooral Britse firma’s domineerden vanaf de tweede helft van de 19de eeuw de Vlaamse vlasexport. De grote spinnerijen in Belfast en Dundee vaardigden kooplui af om de Kortrijkse verzendhuizen te bemannen. De meeste exporteurs hadden een kantoor en een magazijn rond de Menenpoort, van waaruit ze hun kopers naar de vlasmarkten van de streek stuurden. De Belfaststraat, aan de Kortrijkse Handelskaai, herinnert nog steeds aan de bevoorrechte handelsrelaties die er indertijd tussen Noord-Ierland en de Leiestreek bestonden. De Britse verzenders waren zeker niet onbemiddeld. Integendeel, als directeurs van de belangrijkste exporthuizen van de stad maakten ze ontegensprekelijk deel uit van la bonne société. Omwille van hun sociale aspiraties en de hindernissen die ze daarbij ondervonden, was de façadecultuur voor de Britten van het grootste belang. Ze betrokken chique burgerhuizen in het Kortrijkse Nouveau Quartier, gingen piekfijn gekleed in prachtige pakken én werden rondgetoerd in grote glimmende auto’s. In hun vrije tijd frequenteerden de Britten het exclusieve Parc StGeorges, waar ze het tennis en het badminton zouden hebben geïntroduceerd. Verder financierden de verzenders ook de bouw van een eigen neogotische protestantse kerk in de Bloemistenstraat. Hun omgang met de Vlaamse vlassers was vaak koel en afstandelijk. Enig superioriteitsgevoel was hen zeker niet vreemd! De spinnerijen Het Leievlas genoot wereldfaam en werd dan ook wereldwijd verhandeld. Vooral Belfast en Dundee waren erg gekend omwille van hun flax spinning mills. Naast de Ierse en de Schotse spinnerijen, vormde ook de Noord-Franse textielindustrie lange tijd een erg belangrijke afzetmarkt. Later verschenen er ook Italianen, Tsjechen, Amerikanen en zelfs Chinezen op de
17
Kortrijkse vlasmarkten. Tot op heden voedt het Vlaamse vlas volop de spinnerijen van het Verre Oosten! Niettemin werden er ook dichter bij huis vezels geleverd. In 1884 nam de industrieel Léonard De Kien, de mechanische spinnerij van de Rijselnaar Boutry te Kortrijk over. Samen met La linière de Courtrai van Albéric Goethals groeide De Kien & Cie uit tot de vaandeldrager van de Kortrijkse textielindustrie. Het bedrijf was trouwens ook de bakermat van het Kortrijkse socialisme. In 1909 vloog vakbondsman Jozef Coole zes maanden de gevangenis in, omdat hij een scherp artikel had geschreven over de ontluisterende werkomstandigheden bij De Kien Reconversie en vlas vandaag Moeilijke jaren Tijdens de Korea-oorlog (1950-1953) en de Suez-crisis (1956) beleefde het vlas een laatste gouden tijd, maar daarna kwam de sector in zwaar weer terecht. Door de opkomst van de kunstvezels, de stijgende brandstofprijzen en de import van goedkoop Russisch vlas, kregen heel wat vlassers het hard te verduren, te meer daar ze de neiging hadden om met hun zuurverdiende centen de schuren opnieuw vol vlas te stouwen. Door de ontwaarding van deze voorraden slonk hun vermogen zienderogen. Een onzekere financiële toekomst noopte veel vlassers dan ook om de handdoek in de ring te gooien. Met pijn in het hart namen ze afscheid van een stiel vol traditie. Het vlasserskorps verschrompelde en typische vlasberoepen verdwenen: de functie van botenkoper raakte nagenoeg overbodig en ook het aantal verzenders nam sterk af. Bij de resterende bedrijven drongen nieuwe investeringen zich op om de concurrentiepositie te vrijwaren. De doorgedreven mechanisering van het vlasbedrijf raakte vooral de duizenden vlaswerkers hard. Gelukkig waren er alternatieven. Het vlas was immers niet meer de enige economische sector van belang in de regio. Duizenden vlasarbeiders konden terecht in de NoordFranse spinindustrie. Ook staaldraadproducent Bekaert in Zwevegem, een bedrijf in volle expansie, bood vele ex-vlassers bestaanszekerheid. Niettemin voelden de gewezen zelfstandigen het werk in loondienst vaak aan als een pijnlijke vernedering. Reconversie De vlassers bleven echter niet bij de pakken zitten. Sommigen toonden zich vooruitziend en gaven er eind jaren ’50 al de brui aan. Zo wisten ze hun kapitaal te vrijwaren en nieuwe succesvolle bedrijven op te richten. Geheel onbekend waren die nieuwe industrieën niet: velen pikten het weven terug op en anderen zochten hun heil in allerhande vlastoepassingen. De roterijen en vlasschuren maakten plaats voor moderne tapijtweverijen en leemplaatfabrieken. In geen tijd groeiden deze geconverteerde vlasbedrijfjes uit tot multinationale ondernemingen van wereldfaam. Vandaag is de streek van Leie en Mandel hét uithangbord van de Belgische textielsector. Een andere steeds terugkerende reconversienijverheid is de parket– en spaanplatenindustrie. Na de Tweede Wereldoorlog begon men al met de productie van leemplaten, gemaakt van de houtdeeltjes van de vlasstengel. Ook in deze sector spant de regio tot op vandaag de kroon.
18
Het welslagen van deze doorstart was deels te wijten aan het specifieke karakter van de vlassector zelf. Honderd jaar vlasbewerking creëerde een natuurlijke overgangsperiode die de streek rond Kortrijk van een agrarische naar een industriële economie leidde. De vlassers waren immers niet alleen behept met een gezonde portie boerenverstand maar beschikten ook over een echte ondernemersmentaliteit. Bovendien maakte de internationale dimensie van de vlasnijverheid de uitbouw van erg nuttige zakennetwerken mogelijk. Dankzij deze ervaring en heel wat volharding zette Zuid-West-Vlaanderen de laatste stap van een landbouwstreek naar het Texas van Vlaanderen.
19
150 jaar vlasnijverheid in vogelvlucht 18de eeuw: Huisnijverheid van vlas en linnen als bijverdienste voor Vlaamse landbouwgezinnen. 1840: Plattelandscrisis doet veel Zuid-West-Vlaamse boeren omschakelen naar de vlasbewerking. Door haar rootkwaliteiten vestigt de Leie naam als The Golden River. 1865: Katoencrisis zorgt voor toenemende vraag naar vlasvezels. Vlasser wordt een zelfstandig beroep. 1900: Interne migratie als gevolg van de vlasbedrijvigheid. De kleine Leiedorpjes barsten uit hun voegen. WOI (1914-1918): Binnen het Duits Etappegebied rond Menen en Wevelgem valt de vlasnijverheid bijna stil. De Leiedorpen stroomafwaarts vullen die leemte in. 1930: Tijdens de internationale crisis kiezen veel vlassers voor een zekerder bestaan als arbeider in de Noord-Franse fabrieken. De Duitse herbewapening na 1933 doet de vlashandel terug opleven. 1935: Het procedé van het warmwaterroten in rootkamers wordt nu algemeen toegepast. Ook de Mandelvallei ontwikkelt zich volop als industriële vlaszone. WOII (1940-1945): Ondanks de vernietigende Slag aan de Leie komen de vlassers de oorlog vrij goed door. De vezel is een gegeerd oorlogsproduct (tentzeilen, kabels, wasbekkens, uniformen) en het lijnzaad vindt een ruime afzet op de zwarte markt (zeep, verf en olie). 1950: De oorlog in Korea en de vraag naar vlasproducten stuwen de prijzen fors omhoog. Korea gaat de geschiedenis in als de topperiode van de vlashandel. 1955: Hoge grondstofprijzen, de toenemende concurrentie van de kunstvezels en de import van Russisch vlas, storten de Vlaamse vlassector in een crisis. Veel vlassers geven er de brui aan. 1960: Veel vlassers investeren hun kapitaal in afgeleide, hoogtechnologische sectoren. Deze reconversie leidt tot de doorgedreven industrialisering van Zuid-West-Vlaanderen. 2009: In Zuid-West-Vlaanderen verwerken 57 ultramoderne bedrijven 18 000 ha vlas, goed voor een handelsoverschot van 55,5 miljoen euro.
20
Nawerking en opdrachten Opdracht 1 Allemaal vlassers? A. Bij elke tekst hoort één foto. Vind jij de juiste foto? B. De bewerking van het vlas gebeurt in verschillende stappen. Plaats de foto’s nu in de juiste volgorde. Wat gebeurt er eerst en wat kwam daarna aan de beurt? 1. Hallo, mijn naam is Paul. Je vindt me elke dag na schooltijd, aan de boorden van Leie. Daar help ik mijn vader die hekkenier is. Ik help er stenen versjouwen en bundels vlas in de hekkens schikken om te roten. Het is een lastig karwei, maar ik vind het leuk. Mijn vader zegt dat ik later een goede vlasser zal zijn! 2. Joris Vandamme is mijn naam en ik ben geboren in 1920. Op de foto zie je mij samen met de andere arbeiders aan het werk in de zwingelarij. Het is een echte fabriek! De kleine zwingelkotjes aan de boerderijen zijn nu bijna allemaal verdwenen. Alles wordt groter en er zijn steeds meer machines. Dat is de vooruitgang, zeker? 3. Ik heet Albéric Goethals en ben telg van een rijke Kortrijkse burgerfamilie. Ik ben eigenaar van de Linière de Courtrai, de grootste spinnerij van de stad, waar ik het fijnste garen van de streek maak. De bobijnen met witte draden, die de arbeidsters in mijn fabriek spinnen, verkoop ik aan de weverijen. Zij maken met mijn vlasdraden tentzeilen, kabels, schorten en zelfs visnetten. 4. Ik ben Walter Decaluwé, een gekende vlasser uit Wielsbeke. Vandaag bevind ik me echter op een vlasveld in Frankrijk. Hier wil ik vlas kopen om dan in België te bewerken. Ik bekijk en betast het vlas uitvoerig om zeker te zijn dat het van goede kwaliteit is. Hopelijk valt de prijs ook een beetje mee. Ik zou best eens met de boer een praatje slaan. 5. Hallo, ik ben Raf en werk bij verzender Hubbrecht. Je herkent mij misschien achteraan op de foto? Zie je meneer Hubbrecht? Hij draagt een witte kiel en zit op een grote pak vlas. Die werd zonet door de botenkoper afgeleverd. Nu kan verzender Hubbrecht het vlas aan de spinnerij verkopen. Dan moeten ik en mijn makkers de zware balen op de vrachtwagen laden die ze zal brengen. 6. Ik ben Marcel Windels, geboren in 1873! In mijn tijd hadden we nog geen machines om het vlas te bewerken. In een kot op het hof had ik enkel een eenvoudige trapmolen. De wieken van de molen sloegen de laatste stukjes stengel uit het vlas. Zo bleven alleen de fijne vezels over. Iedere vlasser had toen wel zijn eigen zwingelkot. 7. Marc Defrancq is mijn naam en botenkoper mijn beroep! Iedere maandagmiddag trek ik in mijn mooiste pak en met mijn hoed naar de Vlasbeurs op de Grote Markt in Kortrijk. Hier verzamelen alle vlassers uit de streek om te praten over het werk. Men kan er ook verschillende soorten vlas bekijken! Dat ligt uitgestald op de auto’s van de Franse handelsreizigers. Op de vlasbeurs is het altijd gezellig druk!
21
8. Ik heet André Debunne, maar de mensen kennen me beter als Dré de Voerman. Hier sjok ik met mijn paardenkar over de kasseien van de Wevelgemse vlasmarkt. Mijn taak is het vlas van de botenkamer naar de verzendhuizen te voeren. Achter de halve deuren schuilen de botenkamers. Dat zijn kleine magazijntjes boordenvol vlas. Kijk, mijn helper draagt een zware baal naar de kar. Een lastig karwei! 9. Dit is Paul opnieuw, twintig jaar later. Er wordt nu al lang niet meer in de Leie geroot, maar in grote betonnen bunkers, gevuld met warm water. Achter de roterij staat een hoge schoorsteen. Na het roten wordt het vlas naar de weiden voor de gebouwen gebracht. Daar wordt het vlas rechtgezet om te drogen. Vind je niet dat het drogende vlastorentjes op kapelletjes lijken? 10. Wij zijn Joris, Milo, Jan, Piet, Korneel en Marcel.’s Zomers oogsten wij het vlas. Vlassers die het vlas gekocht hebben, kunnen ons inhuren om te slijten. Dat wil zeggen dat wij het vlas met de hand uittrekken. Dat is een lastig karwei: gebogen, met een stramme rug en blaren op de handen werken wij de ganse dag door. En dat terwijl de zon in onze nek brandt! Om één vlaschaard te slijten zijn we minstens een hele week bezig. Gelukkig kunnen we op de boerderij blijven slapen. A
B
C
D
E
F
22
G
H
I
J
23
Opdracht 2 van vlas tot vezel. De vlasser haalt vezels uit de vlasplant. Dat is echter niet eenvoudig. Ken jij de verschillende stappen van het werk van een vlasser? Opgave 1 Plaats de juiste omschrijvingen en foto’s bij de onderstaande taken: Zaaien – roten – slijten – zwingelen – kapellen
a) Het verwijderen van de stukjes stengel uit de vezels door op het vlas te slaan.
A.
b) Het oogsten van het vlas. Het vlas wordt met de hand uit de grond getrokken. B.
c) Het drogen van het vlas na het roten.
C.
24
d) Het lijnzaad over de akker verspreiden.
D.
e) Het losmaken van de vezels van de stengel in water.
E. Opgave 2 Kan je de taken nu ook in de juiste volgorde plaatsen? Wat gebeurde er eerst en welke bewerkingen volgden daarna?
25
Opdracht 3 Waar woont een goede vlasser? Je wordt vlasser! Maar eerst moet je een goede plek vinden voor jouw vlasbedrijf. Waar zou jij je vlasbedrijf bouwen? Lees de tekst en duid jouw ideale plaats aan op de kaart. Belangrijke aanwijzingen staan onderstreept. Het vlas dat de vlasser bij de boer heeft gekocht, wordt met de trein naar het station van Zwingelgem gebracht. Daar haalt de vlasser het op en voert het naar zijn bedrijf, dat dicht bij de rivier is gelegen. Dat is nodig, want hij heeft het water nodig om te kunnen roten. Toch moet de vlasser op zijn hoede zijn! Rond de rivier zijn er ook overstromingsgebieden, en die zijn absoluut niet geschikt voor het bouwen van een vlasbedrijf. Bij watersnood worden de drogende vlaskapellen immers zo weer nat! Blijf ook uit de buurt van de dorpskern. Rotend vlas verspreidt een vieze geur en je wilt de buurtbewoners toch niet tot last zijn? Bovendien heb je rond je vlasbedrijf heel wat plaats nodig om het vlas te laten drogen in de zon. Na de bewerking van het vlas komt er een botenkoper op bezoek om de vezels te kopen. Zorg er dus voor dat het bedrijf vlot bereikbaar is via de weg. Denk er ook aan dat alle botenkopers op de vlasmarkt in het dorp Vlassegem wonen. Veel succes! Opgave 1
26
Opgave 2 Dit is een oude kaart van Wevelgem. Dit dorp was vroeger een belangrijke vlasgemeente. Waar zou je hier jouw vlasbedrijf vestigen en waar niet? Duidt met een bol jouw beste plek aan en met een kruis de plek die volgens jou de slechtste is. Kan je ook uitleggen waarom je voor die plaatsten gekozen hebt? Hou rekening met de aanwijzingen van opgave 1.
Jouw beste plek! ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________
Jouw slechtste plek! _________________________________ _________________________________ _________________________________ _________________________________ _________________________________ _________________________________ _________________________________
27
28
Opdracht 4 In het spoor van het vlas
Plaats deze woorden op de juiste plaats in het verhaal: Leie – spinnerijen – station – verzendhuizen – vlasbeurs - vlasboeren - vlasdorpen - vlasmarkten
De Vlaamse vlasbewerkers kopen het vlas bij de _______________ in Normandië (Frankrijk). Na het oogsten (slijten) komt het vlas naar onze streek. Het vervoer gebeurt per trein. Zo komt er veel vlas aan in het ________________van Wevelgem, wel 160 wagons per dag! Van hier gaat het vlas naar de verschillende _____________________, zoals Wevelgem, Lauwe, Gullegem, Bissegem en Marke, waar de vlassers wonen. Zij rootten het vlas vroeger in de _______________, de “Gouden Rivier! Na het bewerken van het vlas, krijgen de vlassers een botenkoper over de vloer. Zij verzamelen het beste vlas van de streek en bieden het in hun botenkamers te koop aan. Die botenkamers bevinden zich op de __________________ van Wevelgem en Kuurne. De belangrijkste klanten van de botenkoper zijn de verzenders. Het is hun taak om het vlas aan de buitenlandse spinnerijen te bezorgen. De verzenders beschikken over grote ____________________ aan de Menenpoort in Kortrijk, het centrum van de vlashandel. Van hieruit vertrekken de vlasvezels naar de grote buitenlandse ________________in NoordFrankrijk, Schotland en Noord-Ierland om er tot draden worden gesponnen te worden. De botenkopers en de vlassers worden op maandag door verzenders betaald, tijdens de wekelijks ________________ op de Kortrijkse Grote Markt.
Kan je deze plaatsen ook op een kaart aanduiden? Vul het juiste woord in de vakken naast de kaart in. Zoek tips in de tekst van de vorige oefening!
29
1.
2.
30
3.
4.
5.
6.
31
7.
8.
32
Opdracht 5 De wereld van het vlas Wat hoort er bijeen? 1. een vlaschaard in Normandië 2. station
3. de Leie
4. de roterij
5. de zwingelarij
6. de vlasmarkten
7. het verzendhuis
8. de vlasbeurs
9. de haven van Gent
10. de spinnerijen
A. De Engelsen noemen mij de “Gouden Rivier”. Ook in mijn zijrivier de Mandel wordt vlas geroot. B. Op maandag komen alle vlassers hier bijeen. Er wordt gepraat over de verschillende soorten vlas, de prijzen en de nieuwe machines. Er wordt natuurlijk ook tijd voor een pint en een spelletje kaart. C. Hier groeit het vlas. In juni, wanneer het vlas bloeit, is mijn hele akker bezaaid met blauwe bloempjes: een schitterend schouwspel! Men zegt dat ons Franse vlas het beste van de wereld is! D. Hier spint men van vlasvezels draad! Vooral de fabrieken in Noord-Ierland en Schotland zijn wereldberoemd omwille van hun vlasgaren! Maar daar hebben ze wel het vlas uit de Leiestreek voor nodig! E. De vezels moeten van de stengel van de vlasplant verwijderd worden. Dit gebeurt door de kleine stukjes stengel uit het vlas te slaan. Dit heet zwingelen. In onze fabriek zwingelen er wel honderd arbeiders! F. Hier versjouwen de dokwerkers de vlasbalen. Ze laden ze op grote schepen die ze naar Belfast of Dundee zullen brengen. Daar staan immers de grote vlasspinnerijen. G. Het Frans vlas arriveert met de trein op mijn perron. De vlassers moeten snel de wagons lossen, anders moeten ze staangeld betalen. H. In mijn bunkers wordt er warm Leiewater gepompt. Hierdoor komen de vezels snel los van de vlasstengel. Het roten gebeurt in ieder geval sneller dan vroeger in de Leie. I. Omdat de vreemde verzenders hun weg niet goed kennen in de vlaswereld, worden de mooiste vlassoorten in verzameld in magazijnen in Kuurne, Ingelmunster, Desselgem en Wevelgem. Je kan in deze botenkamers altijd terecht om vlas te kopen. J. In ons opslaghuis voeren chique Ieren en Engelsen. de plak. In opdracht van de spinnerijen verzamelen zij het beste vlas van de markt, en verzenden het naar het buitenland.
33
Opdracht 6 De vlasberoepen Opgave 1 De volgende mensenwerken allemaal in de vlassector, maar ze hebben niet hetzelfde beroep. Weet jij wat hun dagdagelijkse bezigheden zijn en in welk huis ze wonen? Iedereen woont in een huis in de nabijheid van zijn werkplek. Let ook op de prijzen! De één is immers rijker dan de ander. 1. André Demets Beroep: vlasarbeider 4. John Hogg Beroep: vlasverzender
2. Médard Vervaeke Beroep: zelfstandig vlasser 5. Andrew Wilkinson Beroep: spinner
3. Paul Debrabandere Beroep: botenkoper
A. Statig herenhuis in Kortrijk. 600 000 euro. B. Rijwoning met vlaszolder en magazijn, in het centrum van Desselgem 250 000 euro
34
C. Rijhuis in Bissegem, 100 000 euro.
D. Grote villa in Belfast (Noord-Ierland), 900 000 euro
E. Ruime woning met loods in Bavikhove, 280 000 euro
35
Opgave 2 Ken je ook de taken van de verschillende vlasberoepen. Wat moest een spinner, botenkoper of een vlasser zoal doen? Verbind de namen en beroepen van de oefening hierboven met de juiste beschrijving van hun werkdag. I. In de voormiddag bezoek ik de vlasbedrijven in de streek. Pas als het daglicht volop schijnt, vertrek ik. In het donker kan ik de goede vezels immers niet zien! Nauwgezet bekijk en betast ik het vlas. Als het me geschikt lijkt dan onderhandel ik over een prijs met de vlasser. Nadat ik het vlas gekocht heb, laat ik het naar mijn magazijntje in het dorp brengen. In de streek noemt men deze opslagplaats voor vlas ook wel eens “botenkamer”. Hier maak ik het vlas mooi door het te kammen en een laatste keer te zwingelen. Op de marktdag komen er dan verzenders langs om het vlas te kopen. Met een kop koffie of een glaasje jenever probeer ik hen van mijn koopwaar te overtuigen. Toch blijft het altijd bang wachten tot de laatste controle van het vlas in het verzendhuis zelf. Pas dan ben ik zeker dat de verkoop doorgaat. II. Ik ben geboren en getogen in Noord-Ierland, maar ik werk in Kortrijk. De York Street Mill Company heeft mij naar België gestuurd om er het fijnste vlas uit te zoeken. Omdat ik de streek niet zo goed ken, doe ik hiervoor een beroep op botenkopers. Zij verzamelen in hun magazijnen het beste vlas van de streek. Ik koop mijn vlas dus vooral op de vlasmarkten van Desselgem en Wevelgem. Eens in onze loods in Kortrijk, controleren we een laatste keer het geleverde vlas. Deze controle heet de aftel Als we fouten ontdekken dan kunnen we het vlas immers naar de botenkoper terugsturen. III. Zes dagen op zeven vind je mij in zwingelarij. Samen met mijn makkers ga ik ’s morgen al om 6.30 uur aan de slag. Zwingelen is een hele kunst, maar ook een erg lastig werk: de hele dag zijn we druk bezig, wroetend in het stof! Vroeger werkten we op stuk, maar nu worden we per uur betaald. Op een dag verdien ik zo 64 frank! Het is ook steeds opletten geblazen. Het doet geen deugd wanneer je met je hand tussen de zwingelmolen geraakt! IV. Zoals zoveel andere inwoners van Bavikhove ben ik ook actief in het vlas. Na het roten bewerk ik het vlas samen met mijn twee zonen in de schuur achter het huis. Als eigenwerker heb ik geen personeel zoals de grote vlasbazen in Kuurne, maar doen we alles zelf. Ons hele kapitaal zit in de voorraad vlas waaruit we de vezels zullen winnen. Het duurt een heel jaar vooraleer we het bewerkte vlas opnieuw kunnen verkopen. Hopelijk zakken de prijzen ondertussen niet ineen, anders zijn we alles kwijt! Ook een brand in de vlasschuur zou een ramp betekenen! V. Ik ben de eigenaar van York Street Mill, de grootste fabriek van Belfast. Er werken maar liefst 6000 spinsters! Hoeft het gezegd dat ik veel geld verdien met de productie van vlasdraad? Ik bezit dan ook een prachtige villa aan Balmoral Avenue, in de rijkste wijk van de stad, en wordt rondgevoerd in een blinkende auto met chauffeur. Iedere maand krijg ik een vlasverzender uit Kortrijk over de vloer. Hij brengt verslag uit over zijn aankopen op de vlasmarkten aan de Leie.
36
Opgave 7 Tijdslijn van het vlas De vlasnijverheid heeft een hele evolutie gekend. Verschillende gebeurtenissen en technische vernieuwingen hadden een invloed op de geschiedenis van de vlasindustrie. Maar iemand heeft met de tijdslijn geknoeid! Er zijn stukken tekst verdwenen. Kan jij de informatie op de juiste plek terugzetten? Elke kolom heeft een eigen kleur. Kies uit de volgende reeks: -
De boeren verdienen veel te weinig en gaan op zoek naar nieuw werk. Velen worden vlasser.
-
De vlasnijverheid brengt veel geld op, dat trekt heel wat volk aan.
-
Zwingelmolen
-
Zwingelarij
-
Betonnen bunkers om te roten
-
De Britse spinnerijen kunnen krijgen geen katoen meer. Ze spinnen nu draden van het vlas uit Vlaanderen.
-
Tweede Wereldoorlog (1940-1945)
-
Vlascrisis
-
Nieuwe fabrieken
-
Om een goede vlasser te zijn, moet men het vlas in een rivier kunnen roten. Heel veel nieuwe vlassers komen dan ook in de dorpen aan de Leie wonen.
-
Korea-oorlog (1950-1953)
-
Door de oorlog kunnen de vlassers in veel Leiedorpen niet verder werken. Vooral Wevelgem en Menen zijn zwaar getroffen.
-
Het vlas brengt niet veel meer op. De vlassers kunnen de lonen van de arbeiders niet langer betalen. Zij moeten ergens anders werk zoeken. Er werkt nu minder volk in het vlas.
-
Na de oorlog in Korea gaat men linnen veel vaker gebruiken om kleren te maken. Ook in de Italiaanse mode wordt er steeds meer linnen gebruikt..
-
Vrachtwagen vervangt paard en kar.
-
Deze automatische machine maakte het mogelijk om zonder veel arbeiders veel te kunnen zwingelen.
37
Datum 1840
Gebeurtenis Gevolg Armoede en honger op het platteland.
1860
Er is oorlog in Amerika. Hierdoor komt er geen Amerikaans katoen meer naar Europa.
1900
Techniek Leieroten
De vlassers kunnen nu sneller werken en meer vlas bewerken. De molen wordt aangedreven met een voetpedaal. Dat maakt het werk wel erg lastig! De eerste “zwingelfabriekjes” produceren nu nog meer vezels. Er is toch volk genoeg om in de fabriekjes te werken. Door de opkomst van deze rootmethode is het niet langer nodig om in de Leie te roten. Ook dorpen verder weg van de rivier ontwikkelen zich nu als vlasdorp.
Steeds meer mensen gaan langs de Leie wonen. De kleine dorpjes groeien uit tot grote dorpen en steden.
1914
Eerste Wereldoorlog (1914-1918)
1930
Grote crisis
economische
Zwingelturbine
1940
De legers hebben veel vlas nodig om tentzeilen, kabels en uniformen te maken. Het gaat dus goed met het vlas.
1950
In deze oorlog zijn miljoenen Mode soldaten uit China, de Verenigde Staten, Europa en Korea betrokken. Zij hebben allemaal een uitrusting uit vlas nodig. Dit conflict luidt een topperiode in voor de vlashandel; Hoge brandstofprijzen en de
1955
Gevolg
Na de oorlog blijven heel wat vrachtwagens van het Amerikaanse leger achter in de streek. Voortaan laten de vlassers paard en kar op stal en voeren ze het vlas rond met vrachtwagens
Veel vlassers investeren hun
38
opkomst van kunstvezels maken het voor de vlassers steeds moeilijker. Heel wat vlassers stoppen..
geld in nieuwe fabrieken. Vooral de tapijtweverijen, de veevoederbedrijven en de houtindustrie doen het zeer goed! Men noemt de streek nu het Texas van Vlaanderen
39
Opgave 8 Een woordje vlas? De vlassers spraken een eigen taaltje. Heel wat van die woorden klinken ons vandaag heel vreemd in de oren. Misschien weten jullie welk woord er bij welke verklaring hoort? A. Russisch vlaszaad. Het zaad werd in de 19de eeuw in houten tonnen vanuit de havenstad Riga in Letland met schepen naar Vlaanderen gebracht.
1. Aftel
B. Benaming voor de kegelvormige bundels waarin het natte vlas opgesteld staat op de weiden om te kunnen drogen na het drogen.
2. Tonnezaad
C. De eerste maandag na Driekoningen (6 januari). Een feestdag voor de vlassers. Dan staat er een mis, een toespraak , een maaltijd en bal op het programma.
3. Boot
D. De man die verantwoordelijk was voor de hekkens en de controle van het rotend vlas in de Leie.
4. Pedeir
E. Een hoeveelheid vlas van ongeveer 1,43 kg. In één baal(103kg) gingen er 72.
5. Verkoren Maandag
F. Aarden, natte vloer in een botenkamer. Diende om het stijve vlas soepel en glanzend te maken. Vlas kon immers heel wat water opnemen, wat ook het gewicht van het vlas verhoogde. Zwaarder vlas kon ook duurder verkocht worden.
6. Kapel
G. Transporteur die met paard en kar het vlas vervoerde tussen stations, bedrijven, botenkamers en verzendhuizen. Om de kar in beweging te krijgen gebruikte hij sterke Brabantse trekpaarden.
7. Hekkenier
H. Te duchten plaatselijke windhoos. Een kleine tornado die plots kwam opsteken en de drogende kapellen tientallen meters de lucht inblies. Al het gedane werk was dan voor niets geweest.
8. Stofbuk
I. Het keuren van de geleverde balen vlas in het verzendhuis van de exporteur. Na deze controle werd beslist om het vlas te kopen of terug te sturen.
9. Vaerende Vrouwe
J. Longziekte die zware hoestbuien veroorzaakte. Veel vlassers hadden er last van. Bij het zwingelen kwam er immers heel wat fijn stof vrij.
10. Voerman
40
Opgave 9 Vlasbedrijven van binnen en van buiten Bij de verschillende stadia van de vlashandel hoorde ook steeds een ander gebouw. Die verschillende gebouwen hadden ook eigen kenmerken. Weet jij welke onderdelen en kenmerken er bij welk vlasgebouw passen? De omschrijving van de onderdelen licht misschien een tip van de sluier. En welke foto past bij welk gebouw? De rootkamer
De halve deur
Verzender
Blauwe muren
De rootbaas
De “emballeurs”
De stookketel
De Leiekar of “slekke”
“Pedeir”
Dit is een betonnen kamer afgesloten met zware ijzeren deuren. Er is plaats voor 3600 kg vlas. In deze kamer kan via buizen warm water (32°C) gepompt worden. Na ongeveer. 3 dagen was het vlas geroot. Hiervoor was er ongeveer 40 000 liter water nodig. Een deur bestaande uit twee afzonderlijke luiken. Men kon het bovenste deel dus openzetten terwijl men de deur onderaan gesloten hield. Deze “halve deur” was ideaal om het vlasstof naar buiten te laten waaien en zorgde ook voor een geschikte lichtinval. Zo waren de bezoekers van de vlasmarkt in staat om het vlas uitvoerig te keuren. Het onderste deurdeel hield ondertussen te opdringerige kopers op een afstand. Een verzender is een koopman in dienst van een spinnerij. Hij was verantwoordelijk voor de aankoop van vlas op de vlasmarkten rond Kortrijk en voor de verzending naar de spinnerijen in het buitenland. Blauwe muren weerkaatsen het zonlicht, maar niet te fel. Zo kan men tijdens de opmaak van het vlas, nauwgezet speuren naar foutjes die men nog kan wegwerken. Ook de kopers kunnen zo beter oordelen. De rootbaas is de rijke eigenaar van de rootkamers. De bouw van zo een gebouw kostte immers handenvol geld. De meeste vlassers hadden niet zoveel centen en huurden dan ook een rootkamer bij een rootbaas. De rootbaas zelf was meestal geen vlasser. In veel gevallen stamde hij af van een boer die vroeger aan de Leie al zijn gronden verhuurde aan de vlassers. Het woord “emballeurs” komt van het Franse woord “emballer”, wat verpakken betekent. Een “emballeur” werkte voor een verzender en moest de balen vlas lossen, openen en herverpakken. Daarna laadde hij de balen vlas opnieuw op wagens die ze naar de spinnerij brachten. Om het water te verwarmen maakte men vuur in een stookketel. Dit vuur verhitte het water in de buizen. Bij het stoken maakte men vaak gebruik van vlasafval, de zogenaamde lemen. Lange platte kar om het vlas naar de weiden rond het gebouw te brengen. Daar zette men de natte bundels vlas in de vorm van kapelletjes. Zo kon het gemakkelijk kunnen drogen in de zon. Een vochtige vloer van gestampte aarde. Door het vlas in de pedeir te leggen, werd het vlas een beetje nat. Dat maakte de vezels soepel en glanzend, en dus aantrekkelijker voor de kopers.
41
Kortrijk
Vlasmarkt
Britten
Roterij 1.___________________ 2.___________________ 3.___________________ 4.___________________
Het centrum van de vlashandel: hier woonden de exportagenten en vond ook de wekelijkse vlasbeurs plaats. Het vlas dat bij de botenkopers was gekocht, werd geleverd in de grote magazijnen aan de Menenpoort Er waren vlasmarkten in Desselgem, Wevelgem en Kuurne. Het waren straten met heel wat kleine magazijntjes. Elke week konden de verzenders hier terecht om vlas te kopen. Tot in de jaren 1950 bevoorraden vooral Britse firma’s de spinnerijen in Noord-Ierland (Belfast) en Schotland (Dundee) met Belgisch vlas. In Kortrijk woonden er dus heel wat Britten. Botenkamer 1.___________________ 2.___________________ 3.___________________ 4.___________________
Verzendhuis 1.___________________ 2.___________________ 3.___________________ 4.___________________
Plaats nu nog de juiste foto bij het juiste gebouw! A.
B.
C.
42
Opgave 10 Rekenen en tellen als een vlasser Werken in het vlas vergde heel wat kapitaal. Een vlasser moest van alle markten thuis zijn en dus ook zelf zijn boekhouding bijhouden. Nauwkeurig moest hij alle kosten berekenen en op een rijtje zetten. Kan jij een antwoord bieden op volgende vraagstukjes? Waar nodig, moet je cijferen! a. Een vlasser koopt op een vlaschaard 4800 kg vlas. Maar, na het afnemen van de zaden, roten en zwingelen blijft nog slechts 45% van het oorspronkelijke gewicht over. Hoeveel kilo’s vezels heeft de vlasser na die bewerking? b. Kan jij nu de kosten van de vlasser berekenen? Ter info: de lonen van de arbeiders bedragen 8 Fr./ uur. Vul het juiste antwoord in op de stippellijntjes Werk Aankoop strovlas Werk Slijten van de vlaschaard Transport van station naar vlasbedrijf Lossen en stapelen Ontzaden Opnieuw in de schuur stapelen 1ste keer roten Kapelletjes zetten om te drogen + de kapelletjes keren 2de keer roten, kapellen en drogen stapelen in de schuur Huurgeld roterij Zwingelen
Kg 4800 Aantal werkuren 60 /
Prijs/kg 10 fr Aantal arbeiders 10 /
Kostprijs .......... Kostprijs ........... 200 fr.
4 24 1,5 3,5 6
5 4 3 4 5
........... ........... ........... ........... ...........
/ / / 120
/ / / 8
272 fr. 36 fr. 250 fr. ............ Totale kostprijs = ..........
c. Welke prijs per kilo moet de vlasser nu voor zijn vlasvezels vragen om alle kosten te kunnen betalen. Denk eraan dat de vlasser na de bewerking van het vlas heel wat minder kilo’s vezels overhoudt! (zie a.).
d. Kan je die prijs per kilo ook omzetten in euro’s? (1 euro = 40 frank)
43
44
Opgave 11 Vlaswoordraadsel In het kruiswoordraadsel zijn we op zoek naar producten die uit vlas vervaardigd worden.
Horizontaal 4. Knoop- of strikwerk met mazen, om vissen te vangen. 5. Mengsel van kleurstoffen waarmee men voorwerpen kleurt, beschildert of bedekt ter bescherming. Wordt gebruikt door schilders. 6. Papier om wanden te bekleden 7. Textiel van vlasvezels. Onder andere tafellakens en beddengoed 8. Amerikaanse munt 9. Schuimverwekkend reinigingsmiddel. Wordt gebruikt om te wassen. 11. Dik touw 13. Waterslang gebruikt door de brandweer. 14. Tijdelijk onderkomen van over stokken gespannen doek. Wordt gebruikt om te kamperen Verticaal 1. Olie dat uit het vlaszaad (lijnzaad) geperst wordt. 2. Dunne draad waarmee de dokter wonden hecht of naait 3. Kleding van soldaten 9. Dekdoek om goederen te bedekken of te beschermen. Hangt ook aan de mast van een schip. 10. Zak waarin de postbode brieven vervoert 12. Rijwiel dat door Tom Boonen wordt voortbewogen door op de pedalen te trappen.
45
Opgave 12 Het woord is aan de vlasser … Kijk –en luisteroefening. Bekijk met de klas het hoofdstukje “Hoe het begon …” van de film Een leven in het vlas. Hierin vertellen gewezen vlassers hoe het komt dat zoveel mensen in Zuid-WestVlaanderen in het vlas terech zijn gekomen. Geef na het bekijken een atwoord op de volgende vragen: a. waarom begonnen veel boeren, in de tijd voor de Eerste Wereldoorlog, met de bewerking van vlas? ______________________________________________________________ b. Hoelang duurde het in die tijd om een kleine hoeveelheid vlas te bewerken? ______________________________________________________________ c. De vlassers werkten niet alleen. Wie hielp er zoal mee op het bedrijf van een zelfstandige vlasser? ______________________________________________________________ d. Wat is het verschil tussen eigenwerkers en vlasbazen? ______________________________________________________________ e. Konden de kinderen in die tijd verder studeren? ______________________________________________________________ f. Van wie leerden de kinderen de beroep van vlasser? ______________________________________________________________ g. Moesten de kinderen toen vaker meewerken met hun vader dan nu? ______________________________________________________________ h. Waarom moesten de vlasserkinderen ook Frans en Engels kennen? ______________________________________________________________ i. De Vlasschool, wat was dat? ______________________________________________________________ j. Zou jij graag de zoon van een vlasser zijn geweest? Waarom wel/ waarom niet? ______________________________________________________________
46
Opgave 13 Op zoek naar vlasverhalen Je wordt zelf interviewer. Trek naar je opa, oma of een ouder familielid en vraag honderduit over de vlasgeschiedenis van het dorp. Als het mogelijk is klop je aan bij een gewezen vlasser. Je kan onder meer vragen: -
Waaraan moeten jullie denken bij het horen van het woord “vlas”? Woonden er vroeger veel vlassers in het dorp? Hoe kwam dat? Wanneer is de vlasnijverheid uit het dorp verdwenen? Wat was de oorzaak? Hoe kon je vroeger een vlasbedrijf herkennen? Hoe zag dat eruit, hoe was zo een bedrijf uitgerust? Hoe kon je zien dat iemand in het vlas werkte? Wat moest een vlasser zoal kunnen? Was dat lastig, in het vlas werken? Verdienden de mensen veel geld met de vlasnijverheid? Waar ging al dat vlas naartoe? Wie kocht er dat vlas? Hoe vervoerde men dat vlas? Waarvoor werd al dat vlas gebruikt? Denken jullie dat de vlasnijverheid belangrijk geweest is voor de streek?
Stel zelf nog minstens 2 extra vragen! Gebruik de antwoorden in een opstel van 20 regels over de vlasgeschiedenis van je dorp. Veel succes!
47
Oplossingen Opdracht 1 Allemaal vlassers? Opdracht A: 1-A; 2-I; 3-B; 4-D; 5-J; 6-H; 7-C; 8-E; 9-F; 10-G Opdracht B: D >G >A >F >H >I >E >J >B >C Opdracht 2 van vlas tot vezel. Opgave 1 Zaaien = d) + C Slijten = b) + D Roten = e) +B Kapellen = c) + E Zwingelen = a) + A Opgave 2 Zie volgorde hierboven Opdracht 3 Waar woont een goede vlasser? Opgave 1
X= ideale plek: 1. Aan de Leie, maar buiten overstromingsgebied
48
2. Goed bereikbaar, langs de centrale as tussen station en vlasmarkt 3. Genoeg afstand tot de bebouwde kom 4. Genoeg achterliggende open ruimte. Weiden om kapelletjes te zetten Y= goed, maar minder ideaal:niet langs de as tussen het station en de vlasmarkt Opgave 2
Jouw beste plek!
X: buiten overstromingsgebied, maar toch toegang tot Leiewater (desnoods via grachten van abdij Goudenburg.). Er is tevens genoeg open ruimte om het vlas te laten drogen. Bovendien langs de grote weg naar Lauwe, dit zorgt voor een directe verbinding met de vlasmarkt en het station in het centrum van Wevelgem. Bovendien buiten de dorpskern. X2: Iets verder van het centrum van Wevelgem gelegen, maar toch nog vlot toegankelijk. Gelegen op hoger deel van de Leieoever. Dus directe toegang tot Leiewater, maar buiten overstromingsgebied.
Jouw slechtste plek!
Y: Pal in het overstromingsgebied van de Leie. Bovendien bijna onbereikbaar via de weg. Een stuk uit de buurt van een Leiebrug die noodzakelijk is voor het contact met Wevelgem (vlasmarkt en station). Y2: Te midden van de woongebieden. Hier is nauwelijks open ruimte om het vlas te laten drogen. Bovendien zullen de buurtbewoners niet opgezet zijn met de vieze geur van rotend vlas. Dit is bovendien het deel van de gemeente waar de botenkopers, en dus de vlasmarkt, gevestigd zijn. Hier is geen plaats voor vezelproducenten.
Opdracht 4 In het spoor van het vlas Opgave 1 De Vlaamse vlasbewerkers kopen het vlas bij de vlasboeren in Normandië (Frankrijk). Na het oogsten (slijten) komt het vlas naar onze streek. Het vervoer gebeurt per trein. Zo komt er veel vlas aan in het station van Wevelgem, wel 160 wagons per dag! Van hier gaat het vlas naar de verschillende vlasdorpen, zoals Wevelgem, Lauwe, Gullegem, Bissegem en Marke, waar de
49
vlassers wonen. Zij rootten het vlas vroeger in de Leie de “Gouden Rivier! Na het bewerken van het vlas, krijgen de vlassers een botenkoper over de vloer. Zij verzamelen het beste vlas van de streek en bieden het in hun botenkamers te koop aan. Die botenkamers bevinden zich op de vlasmarkten van Wevelgem en Kuurne. De belangrijkste klanten van de botenkoper zijn de verzenders. Het is hun taak om het vlas aan de buitenlandse spinnerijen te bezorgen. De verzenders beschikken over grote verzendhuizen aan de Menenpoort in Kortrijk, het centrum van de vlashandel. Van hieruit vertrekken de vlasvezels naar de grote buitenlandse spinnerijen in Noord-Frankrijk, Schotland en Noord-Ierland om er tot draden worden gesponnen te worden. De botenkopers en de vlassers worden op maandag door verzenders betaald, tijdens de wekelijks vlasbeurs op de Kortrijkse Grote Markt. Opgave 2 1. Station 2. Vlasmarkten 3. Verzendhuizen 4. Vlasbeurs 5. Spinnerijen 6. Vlasboeren 7. Vlasdorpen 8. Leie Opdracht 5 De wereld van het vlas Oplossing: 1-C; 2-G; 3-A; 4-H; 5-E; 6-I; 7-J; 8-B; 9-F; 10-D Opdracht 6 De vlasberoepen Oplossing: 1-C-III; 2-E-IV; 3-B-I; 4-A-II; 5-D-V Opgave 7 Tijdslijn van het vlas Datum 1840
Gebeurtenis Armoede en honger op het platteland.
Gevolg De boeren verdienen veel te weinig en gaan op zoek naar nieuw werk. Velen worden vlasser.
Techniek Leieroten
1860
Er is oorlog in Amerika. Hierdoor komt er geen Amerikaans katoen meer naar Europa.
De Britse spinnerijen kunnen krijgen geen katoen meer. Ze spinnen nu draden van het vlas uit Vlaanderen.
Zwingelmolen
1900
De vlasnijverheid brengt veel geld op, dat trekt heel wat volk aan.
Zwingelarij
1914
Eerste
Steeds meer mensen gaan langs de Leie wonen. De kleine dorpjes groeien uit tot grote dorpen en steden. Door de oorlog kunnen de vlassers
Wereldoorlog
Betonnen bunkers
Gevolg Om een goede vlasser te zijn, moet men het vlas in een rivier kunnen roten. Heel veel nieuwe vlassers komen dan ook in de dorpen aan de Leie wonen. De vlassers kunnen nu sneller werken en meer vlas bewerken. De molen wordt aangedreven met een voetpedaal. Dat maakt het werk wel erg lastig! De eerste “zwingelfabriekjes” produceren nu nog meer vezels. Er is toch volk genoeg om in de fabriekjes te werken. Door de opkomst van deze
50
(1914-1918)
in veel Leiedorpen niet verder werken. Vooral Wevelgem en Menen zijn zwaar getroffen.
om te roten
1930
Grote economische crisis
Zwingelturbine
1940
Tweede Wereldoorlog (1940-1945)
De vlasprijs zakt in elkaar. De vlassers kunnen de lonen van de arbeiders niet langer betalen. Zij moeten ergens anders werk zoeken. Er werkt nu minder volk in het vlas. De legers hebben veel vlas nodig om tentzeilen, kabels en uniformen te maken. Het gaat dus goed met het vlas.
1950
Korea-oorlog 1953)
Mode
1955
Vlascrisis
In deze oorlog zijn miljoenen soldaten uit China, de Verenigde Staten, Europa en Korea betrokken. Zij hebben allemaal een uitrusting uit vlas nodig. Dit conflict luidt een topperiode in voor de vlashandel; Hoge brandstofprijzen en de opkomst van kunstvezels maken het voor de vlassers steeds moeilijker. Heel wat vlassers stoppen..
(1950-
Vernieuwing transport
rootmethode is het niet langer nodig om in de Leie te roten. Ook dorpen verder weg van de rivier ontwikkelen zich nu als vlasdorp. Deze automatische machine maakte het mogelijk om zonder veel arbeiders veel te kunnen zwingelen. van
Nieuwe industrie
Na de oorlog blijven heel wat vrachtwagens van het Amerikaanse leger achter in de streek. Voortaan laten de vlassers paard en kar op stal en voeren ze het vlas rond met vrachtwagens Na de oorlog in Korea gaat men linnen veel vaker gebruiken als kledingstextiel. Een grote promotie zet het linnen op de modekaart in Italië.
Veel vlassers investeren hun geld in nieuwe fabrieken. Vooral de tapijtweverijen, de veevoederbedrijven en de houtindustrie doen het zeer goed! Men noemt de streek nu het Texas van Vlaanderen
Opgave 8 Een woordje vlas? A. – 2. tonnezaad B. – 6. kapel C. – 5. Verkoren Maandag D. – 7 hekkenier E. – 3. boot F. – 4. pedeir G. –10. voerman H. –9. vaerende vrouwe I. – 1. aftel J. – 8. stofbuk
Opgave 9 Vlasbedrijven van binnen en van buiten
51
Roterij - B 1. Rootkamer 2.Rootbaas 3.Stookketel 4.Leiekar of “slekke”
Botenkamer - A 1.Halve deur 2.Blauwe muren 3.Pedeir 4.Vlasmarkt
Verzendhuis - C 1.Verzender 2.Emballeurs 3.Kortrijk 4.Britten
Opgave 10 Rekenen en tellen als een vlasser Antwoorden: a. 2160 kg vezels = 48000:100 × 45 b. prijs per kilo × aantal kilo ; aantal uren × aantal arbeider × 8 fr. / uur Werk Kg Prijs/kg Kostprijs Aankoop strovlas 4800 10 fr 48000 Werk Aantal Aantal Kostprijs werkuren arbeiders Slijten van de vlaschaard 60 10 4800 fr. Transport van station naar / / 200 fr. vlasbedrijf Lossen en stapelen 4 5 200 fr. Ontzaden 24 4 160 fr. Opnieuw in de schuur stapelen 1,5 3 768 fr. ste 1 keer roten 3,5 4 36 fr. Kapelletjes zetten om te drogen + 6 5 56 fr. de kapelletjes keren 2de keer roten, kapellen en drogen / / 272 fr. stapelen in de schuur / / 36 fr. Huurgeld roterij / / 250 fr. Zwingelen 120 8 7680 fr. Totale kostprijs = 62 498 fr.. c. 28 fr/ kilo = 62 498 (totaal aantal kosten) : 2160 kg (totaal gewicht vezels) d. 0,7 euro/ kilo = 28 : 40
52
Opgave 11 Vlaswoordraadsel
53