De Gouden Eeuw van Vlaardingen e
Vlaardingen in de 11 eeuw
Profielwerkstuk Geschiedenis T. Schrieks en M.R.W. de Heer Lentiz Groen van Prinsterer Lyceum Klas V6B Docent: Mevrouw C.A. Laan Datum: 22 februari 2013
1
2
Inhoud Inleiding
4
1. Dirk III en het begin van Vlaardingen
6
2. Boze bisschoppen en kwade kooplieden
9
3. De Slag bij Vlaardingen
11
3.1 Thietmar van Merseburg
12
3.2 Alpertus van Metz
15
3.3 Bisschopskroniek van Kamerijk
19
3.4 Betrouwbaarheid van de verslagen
21
3.5 Dijken of sloten, Babberspolder of Vettenoordse polder?
24
4. Opbloei, wc-moord, ondergang
26
Conclusie
29
Samenvatting
30
Literatuurlijst
31
3
Inleiding De elfde eeuw wordt ook wel de Gouden Eeuw van Vlaardingen genoemd. In deze periode woonde de graaf van het huidige Holland in Vlaardingen en deze stad was één van de belangrijkste steden van het land. Maar hoe kwam dit alles tot stand? Dat gaan wij in dit profielwerkstuk behandelen. Een belangrijke gebeurtenis in deze periode was de Slag bij Vlaardingen. Deze slag heeft veel invloed gehad op de stad. Wij wilden hier meer over te weten komen en daarom hebben we de volgende hoofdvraag bedacht: Waarom vond er in de elfde eeuw een Slag bij Vlaardingen plaats en wat waren de gevolgen hiervan? Deze hoofdvraag kan beantwoord worden met de volgende deelvragen: -
Waarom werd er een hof gesticht in Vlaardingen?
-
Wie was Dirk III?
-
Wat waren de oorzaken van de Slag bij Vlaardingen?
-
Hoe verliep de Slag bij Vlaardingen volgens verschillende bronnen?
-
Wat waren de gevolgen van de Slag bij Vlaardingen?
-
Waarom wordt Dirk III grondlegger van Holland genoemd?
-
Wat was de rol van Vlaardingen bij het ontstaan van Holland?
-
Hoe kon het dat Vlaardingen haar grote invloed in Holland verloor?
Onze verwachting is dat de Slag bij Vlaardingen plaatsvond, omdat de in Vlaardingen woonachtige Dirk III een conflict had met de Duitse keizer. Als gevolg van de slag, die door Vlaardingen werd gewonnen, verwachten wij dat Vlaardingen zich ontwikkelde tot de belangrijkste stad in het graafschap Holland. Dit kon Dirk III bereiken doordat hij meer macht kreeg. In het eerste hoofdstuk, geschreven door Matthias, zullen de eerste twee deelvragen beantwoord worden. De derde deelvraag over de oorzaken van de slag, komt aan bod in hoofdstuk twee. Dit hoofdstuk is geschreven door Teun. In het grootste hoofdstuk uit dit profielwerkstuk wordt de Slag bij Vlaardingen beschreven aan de hand van verschillende bronnen. Hiervoor hebben wij drie middeleeuwse verslagen gebruikt die te vinden zijn in het boek Ad Flaridingun van Kees Nieuwenhuijsen en Tim de Ridder. Dit hoofdstuk hebben wij
4
samen geschreven. De laatste vier deelvragen worden in het laatste hoofdstuk, geschreven door Teun, behandeld. Wij hopen dat u na het lezen van ons profielwerkstuk meer te weten bent gekomen over Vlaardingen in de elfde eeuw.
5
Hoofdstuk 1
Dirk III en het begin van Vlaardingen
Dirk III werd geboren rond het jaar 981, als zoon van graaf Arnulf. Om de geschiedenis van Dirk III beter te begrijpen, gaan we eerst dieper in op de geschiedenis van zijn vader. Graaf Arnulf werd geboren in Gent in 951.Vandaar zijn bijnaam, Arnulf van Gent. Arnulf was de graaf van het West-Friese graafschap, dat later het graafschap Holland werd. Hij regeerde dus ook over het gebied waar nu Vlaardingen ligt. Zijn graafschap hoorde in de elfde eeuw bij het Duitse Rijk, dat officieel het Heilige Roomse Rijk heette. Het Duitse Rijk omvatte Nederland, het grootste deel van België, Luxemburg, Duitsland, Zwitserland, Oostenrijk en het noorden van Italië. Hiernaast bezat hij ook goederen en belangen in Vlaanderen. Graaf Arnulf moet dus een man met veel aanzien zijn geweest. Maar zijn aanzien werd niet door iedereen geaccepteerd, zo blijkt uit de gebeurtenis die tot Arnulfs dood leidde. In 993 trok Arnulf ten strijde om de opstand te kop in te drukken. Deze opstandelingen waren volgens verslagen uit die tijd vooral ‘woeste Friezen’, waar West-Friezen mee bedoeld werden. Er is nog meer informatie bekend over deze gebeurtenis. De 13e-eeuwse dichter Melis Stoke heeft in zijn werken vermeld dat de strijd in het West-Friese Winkel heeft plaatsgevonden. Er wordt echter getwijfeld over de juistheid van deze informatie. Het lijkt waarschijnlijker
Afb. 1: Graaf Dirk III
dat de opstand van 993 rond Katwijk heeft plaatsgevonden, maar ook dat is onzeker. Wat wel zeker is, is dat Arnulf bij zijn poging de opstandelingen te laten gehoorzamen, om het leven kwam. Arnulf werd dus ongeveer 42 jaar. Hij liet drie kinderen achter. Nu komt Dirk III dus in beeld. Dirk III was de oudste zoon van de in 993 gesneuvelde Arnulf. Het leek dus logisch dat hij het recht had om zijn vader op te volgen als graaf. Maar toen Arnulf in 993 stierf, was Dirk nog te jong om zelf de zware taak op zich te nemen, hij was namelijk nog geen 12 jaar. Vanaf die leeftijd was men in die tijd meerderjarig. Omdat Dirk dat dus nog niet was, nam zijn moeder,
6
Liutgarde genaamd, voor een tijd de taak van regeren op zich. Ook toen Dirk wel oud genoeg was, schoot zijn moeder hem soms te hulp. Eén van haar ingrepen vinden we terug in het jaar 1005. Het was een jaar waarin grote delen van WestEuropa werden geteisterd door hongersnood en andere ellende. Het was dan ook niet verwonderlijk dat de onvrede bij het volk weer toenam, ook in het graafschap van Dirk III. Er zou weer een opstand uitbreken, net als in 993 gebeurde. Liutgarde moet angstig geweest zijn, want zij schakelde de hulp in van haar zwager, Hendrik II, de keizer van Duitsland. Rond de lente trok de keizer met een oorlogsvloot vanuit Utrecht naar Frisia, het toenmalig Hollands kustgebied. Hendrik II had hetzelfde doel als Arnulf twaalf jaar daarvoor had: de opstandelingen terugdringen. Over de opstand van 1005 is verder weinig bekend. Zo is het bijvoorbeeld onduidelijk waar hij heeft plaatsgevonden. Het kan zowel in het huidige Noord-Holland zijn gebeurd, als in het huidige Zuid-Holland. Nadat Dirk III oud genoeg was om zelf de touwtjes in handen te nemen in het graafschap, trok hij zich, volgens een buitenlandse bron uit die tijd, al snel terug in het Merwedegebied. Hij deed dit omdat hij zijn onderdanen in de rest van het graafschap voor geen cent meer vertrouwde. Waarschijnlijk heeft dit te maken met de opstand van 993. Nu komen we dus bij de vraag waarom er een hof werd gesticht in Vlaardingen, dat in het Merwedegebied lag. Het was namelijk Dirk III die een burcht liet bouwen in deze stad. Er zijn twee verschillende theorieën over de bouw van
Afb. 2: Detailkaart Vlaardingen en omstreken 1018
1
deze burcht bekend . Volgens de eerste theorie vond de bouw kort voor 1005 plaats. 1005 was het jaar, waar zoals 1
Graven van Holland, D.E.H. de Boer en E.H.P. Cordfunke (pagina 29-31).
7
gezegd, een opstand in het graafschap Holland uitbrak. Volgens deze theorie was de bouw van de burcht in het Merwedegebied dan ook de aanleiding voor het uitbreken van de opstand. De bevolking (de Friezen) werd uit het gebied gezet en dit was, naast de hongersnood en verdere onvrede, een reden om in opstand te komen. De andere theorie stelt dat de bouw kort na 1005 plaatsvond. Dirk III liet de burcht bouwen om zich te verdedigen tegen de opstandige Friezen. Uiteindelijk wist Dirk III orde op zaken te stellen. Volgens Alpertus van Metz lukte het de rovers (daar wordt Dirk III mee bedoeld) om de Friezen te onderwerpen. Het land werd zo onderverdeeld, dat iedereen een kavel ter ontginning kreeg, die verbouwd kon worden. Later bleek dat de ontginningen plaatsvonden in gebieden die helemaal niet in het bezit waren van Dirk III, maar toebehoorden aan de bisschop van Utrecht. Kortom, Dirk III werd na de dood van zijn vader Arnulf in 993 graaf van West-Frisia. Omdat hij nog jong was werd hij in de eerste jaren geholpen door zijn moeder. Rond 1005 heeft hij een burcht laten bouwen in Vlaardingen. Wij denken dat hij dit heeft gedaan om zichzelf te beschermen tegen de opstandige Friezen. Later zou hij ook nog in conflict komen met de Duitse keizer en de grondlegger van het graafschap Holland genoemd worden. Daar zullen we later in dit verslag dieper op in gaan.
8
Hoofdstuk 2
Boze bisschoppen en kwade kooplieden
In 1018 regeerde keizer Hendrik III over het Duitse Rijk. Hij leende zijn rijk aan leenmannen, die voor het dagelijks bestuur zorgden. Het noordwestelijke deel van het keizerrijk heette Neder-Lotharingen (gele deel op kaart) en werd bestuurd door hertog Godfried van Verdun. Dit hertogdom was weer onderverdeeld in bisdommen. Het noordwestelijke deel van het hertogdom, waar Vlaardingen in lag heette Frisia. Frisia bestond uit het kustgebied van Vlaanderen tot aan de Deense grens. Dit gebied hoorde bij het bisdom Utrecht, van bisschop Adalbold. Bisschop Adalbold had graaf Dirk III als taak gegeven om de westkust te verdedigen. Het graafschap van Dirk bestond uit de huidige provincies Zuid- en Noord-Holland, dit gebied
Afb. 3: Neder-Lotharingen en het verdere Duitse Rijk
heette toen West-Frisia. De machtsbasis van Graaf Dirk III lag in Vlaardingen. Vlaardingen lag op een strategische plaats langs de rivier de Merwede. Dit was de handelsroute van Tiel naar Engeland. Door de strategische ligging kon Graaf Dirk III de schepen dwingen om veel geld te betalen als ze er langs wilden. Hierdoor liepen de Tielse kooplieden inkomsten mis. De Tielse kooplieden waren hier niet blij mee en klaagden erover bij de keizer. Ze zeiden dat ze door de plundering van hun schepen de belasting aan de keizer niet konden betalen. Het geld dat schepen aan Dirk III moesten betalen, mag geen tol genoemd worden. In de Afb. 4: Graaf Dirk III houdt voorbijgaande handelsschepen van Tielse kooplieden aan. (Tekening van John Rabou, in opdracht van de gemeente Vlaardingen)
oorspronkelijke bronnen wordt alleen gesproken over hoge schattingen. Het verschil is, dat het recht 9
om tol te heffen alleen door de keizer kon worden verleend. De keizer stelde dan een tolpercentage vast. Dirk III had geen toestemming van de keizer en er was ook geen vast percentage. Dit was vervelend voor de schippers, want zo wisten ze niet waar ze aan toe waren. In sommige bronnen wordt ook gesproken over rovers. De mannen zouden de schepen gewoon kapen en leegroven. Daarnaast had graaf Dirk III het Merwederwoud onrechtmatig ingenomen. Vrije boeren hadden zich in dit gebied gevestigd en Dirk inde belasting bij deze boeren. Deze boeren hadden zich daar niet mogen vestigen en Dirk mocht daar al helemaal geen belasting innen, want het was niet zijn gebied. De bisschoppen van Utrecht, Luik, Trier en Keulen hadden alle vier belangen in dit gebied. Deze bisschoppen klaagden dus ook bij de keizer. Het lastigvallen van schepen, het onrechtmatig innemen van land en daar ook belasting heffen en de klachten van de Tielse kooplui en de bisschoppen, waren voor de keizer genoeg redenen om een strafexpeditie tegen graaf Dirk III te beginnen. Deze strafexpeditie zou later bekend staan als de Slag bij Vlaardingen.
10
Hoofdstuk 3
De Slag bij Vlaardingen
Hier volgen drie verschillende verslagen van de Slag bij Vlaardingen. Deze verslagen zijn afkomstig uit de werken van Thietmar van Merseburg, Alpertus van Metz en de bisschopskroniek van Kamerijk. Ze zijn vertaald, uit het Latijn, in het boek Ad Flaridingun2 en deze vertaling hebben wij gebruikt. We hebben de teksten zo aangepast, dat het in voor ons begrijpelijke taal is geschreven, maar zodat de essentie wel hetzelfde is gebleven. We hebben voor deze drie bronnen gekozen, omdat het de oudst bekende verslagen van de Slag bij Vlaardingen zijn. Ze zijn onafhankelijk van elkaar geschreven en niet gebaseerd op een andere bron, maar op verslagen van ooggetuigen. Na de samenvattingen volgt er een beoordeling van de betrouwbaarheid en een paragraaf waarin we onze eigen visie op de slag uiteengezet hebben.
2
Tim de Ridder en Kees Nieuwenhuijsen (pagina 21-49).
11
3.1 Thietmar van Merseburg Thietmar van Merseburg werd geboren op 25 juli 975 als derde zoon van graaf Siegfried en gravin Kunigunde van Walbeck. In 1009 werd hij bisschop van Merseburg in Duitsland. Omdat Thietmar van adel was, had hij veel contact met andere mensen uit de hogere kringen. Hij was persoonlijk bevriend met keizer Hendrik II. Zijn bekendste werk is het Chronicon, dit is een Afb. 6: Bisschop Thietmar van Merseburg
kerkelijke zaken in het Duitse
indrukwekkend verslag over de politieke en rijk vanaf het eind van de negende eeuw tot 1018. Op
het eind van zijn kroniek beschrijft hij de Slag bij Vlaardingen. Waarschijnlijk is hij er niet persoonlijk bij geweest, want er zijn hier geen aanwijzingen voor. Het is aannemelijk dat hij de informatie voor zijn verslag heeft gekregen van strijders die wel persoonlijk bij de slag aanwezig waren. Omdat hij eind 1018 stierf, moet hij de informatie kort na de strijd hebben opgeschreven. Hier volgt een samenvatting van deze bron over de Slag bij Vlaardingen: In 1005 was er een opstand in het graafschap van Dirk III. Dirks moeder, Liutgarde, schakelde de hulp in van Hendrik II, die toen nog geen keizer maar koning was, om de opstand te stoppen en de rust in het graafschap terug te brengen. Op dinsdag 29 juli 1018 viel bisschop Adelbold van Utrecht Dirk III aan. Hij werd ondersteund door hertog Godfried van Lotharingen en kreeg hulp van andere bondgenoten en vrienden. Dirk is de neef van onze keizerin en hij heeft bisschop Adelbold door het doden van zijn krijgers nogal eens schade toegebracht. Op een eiland kwam het bijeengeroepen leger tezamen. Dit leger, dat snel voor de strijd uitgerust was, onderging zelf de dood waarmee het de
Afb.7: Kroniek van Thietmar van Merseburg
12
vijand bedreigde. Want van alle kanten kwamen de Friezen en de mannen van Dirk III uit een hinderlaag tevoorschijn en zij omsingelden het Duitse leger. Het is verschrikkelijk om te zeggen: door het zwaard en het water werd het leven van de soldaten van het Duitse leger beëindigd, zonder dat de tegenstanders verliezen leden. Bisschop Adelbold ontkwam ternauwernood in een boot, hertog Godfried werd echter pas na de omsingeling van de vijand gered. Volgens betrouwbare getuigen zijn er in de slag meer dan drie legioenen gedood. Graaf Dirk III had geen sterk leger. Dit blijkt uit het feit dat hij de vijandige zeerovers niet uit zijn gebied kon houden. Toch heeft dit leger het keizerlijke leger verslagen. Graaf Godfried (niet hertog Godfried) en de voortreffelijke ridder Johannes behoren ook tot de omgekomenen. Het vaderland zal deze wapenbroeders nooit vergeten. Ze waren edel en beroemd en hebben gestreden voor het vaderland en zijn nu door een ongelukkig lot getroffen. Hun lichaam boet nu voor onze zonden. Maar ik hoop dat hun ziel vreugde zal hebben, door zo’n ernstig lijden gezuiverd. Om deze zaak goed te begrijpen moet u ook de oorzaken weten. De ongelukszalige graaf Dirk III was de vazal van bisschop Adelbold van Utrecht. De graaf had een groot gebied in het Merwedewoud. De bewoners van deze streek klaagden bij de keizer in Nijmegen dat hun gebied onrechtmatig van hen was afgenomen door Dirk III. Daarom gaf de keizer aan bisschop Adelbold het bevel om de gebouwen in het gebied in brand te steken en het daarna aan de klagers terug te geven. De afschuwelijke jongeling Dirk III, die zelf ook in Nijmegen aanwezig was, slaagde er niet in om de keizer op andere gedachten te brengen. Daarom vroeg hij verlof om weg te gaan en hij beloofde dat hij het plan van de keizer zou verhinderen. Niet lang daarna begon de slag. Dirk III heeft deze niet gewonnen omdat hij en zijn leger het verdienden, maar door onze misdaden en zonden. Het verlies is een toorn des hemels. Dit onoverkomelijke en vreselijke leed was al van te voren aangekondigd. Een zwerm vogels had zich hier verzameld en ze verscheurden elkaar met hun klauwen. Ze namen dezelfde plaats in als die waar de mannen later sneuvelden. De verwensing die de heilige David over de berg Gilboa had uitgesproken3, spreek ik ook uit over dit eiland.
3
Deze tekst komt uit 2 Samuel 1:21.”Bergen van Gilboa, draag geen dauw meer, duld geen regen op je hooggelegen velden: daar ligt het heldenschild, vertrapt, het schild van Saul, vergeten en verwaarloosd.”
13
De vreselijke gebeurtenissen van de slag werden snel vergeten omdat, met hulp van hertog Godfried, bisschop Adelbold zich met zijn vijand Dirk III verzoende. Dit gebeurde niet uit vrije wil, maar het was noodzakelijk dat er voor het gebied weer een machtige verdediger kwam.
14
3.2 Alpertus van Metz Alpertus, een monnik uit Metz (een plaats in het noordoosten van Frankrijk, vlakbij de grens van België en Duitsland) schreef het grootste verslag over de Slag bij Vlaardingen. Er is echter weinig bekend over de monnik zelf. Vermoedelijk werd hij geboren in Midden-Nederland als kind uit een belangrijke familie. Hij zou na 995 naar Metz zijn vertrokken en na 1015 weer zijn teruggekeerd richting zijn geboorteplaats. Zijn boek, genaamd De diversitate temporum, is een gedetailleerd verslag over gebeurtenissen die zich afspeelden in het Nederlandse riviergebied aan het begin van de elfde eeuw. Aan het eind van zijn boek wordt de Slag bij Vlaardingen beschreven. Alpertus schrijft in detail
Afb.8: De diversitate temporum, Alpertus van Metz
over de aanleiding tot de strafexpeditie en het verloop van de strijd bij Vlaardingen in 1018. In zijn verslag kiest hij partij voor de keizer en bisschop Adelbold en is hij dus tegen graaf Dirk III. Laatstgenoemde wordt niet eens bij naam genoemd, Alpertus noemt hem namelijk ‘rover’. Ondanks zijn partijdigheid verdoezelt Alpertus niet dat het keizerlijke leger werd verslagen. Hier volgt een samenvatting van deze bron over de Slag bij Vlaardingen: Op 6 april, in de paasweek, vond er een zonsverduistering plaats. Het jaar daarna is er aan de hemel een komeet verschenen met een bijzonder lange staart en een bleke kleur. Op dit teken volgden vele oorlogen en is er bij veel veldslagen veel bloed vergoten. Maar voor de verschijning van deze komeet brak er al een oorlog uit in de buurt van de zeekust. De oorzaak van deze oorlog was als volgt: een groep Friezen verliet hun woongebied
15
en vestigde zich in het Merwedewoud. Ze sloten zich aan bij rovers4 en gezamenlijk brachten zij grote schade toe aan de kooplieden. Later hebben de rovers hen onderworpen en het land zo onder de Friezen verdeeld zodat iedereen een kavel ter ontginning kreeg. De rovers hebben hun opgedragen de kavels te bebouwen en belasting te betalen. Zo kwam het dat de Tielse kooplieden, die toch al altijd veel klagen, meerdere malen bij de keizer kwamen met het verzoek om hen tegen het onrecht te beschermen. Als de keizer dit niet zou doen, konden zij niet naar Engeland gaan om handel te drijven en konden de Engelsen evenmin op Tiel handelen. Het gevolg daarvan zou zijn dat ze niet meer de volledige belasting aan de keizer konden betalen. Over de Tielenaren gesproken: ze zijn oneerlijk en liegen altijd. Overspel beschouwen ze niet als een misdaad en feestdagen zien zij als een ritueel van dronkenschap. De keizer wilde de handelswegen weer toegankelijk maken en liet daarom bisschop Adelbold en hertog Godfried bij zich komen. Hij droeg hen op om tegen de Friezen op te trekken, om hen te verdrijven uit de woonplaatsen die ze onrechtmatig hadden ingenomen, en om de rovers te verjagen. Nadat de hertog en de bisschop de bevelen hadden gehoord, brachten zij een geweldig leger op de been. Ze haalden de meest sterke en ervaren krijgers erbij. Deze krijgers hadden hun hele leven te paard gestreden, maar waren niet gewend aan het reizen op een schip. Toen ze zich verzameld hadden, scheepten ze het hele leger in en voeren naar de plaats waar de troepenmachten van de Friezen zich bevonden. Zodra de Friezen van verkenners hoorden over de aankomst van het keizerlijke leger, vluchtten ze naar de burchten van de rovers in Vlaardingen. De onzen (het keizerlijke leger) waren bij hoogwater met de gehele vloot aangekomen bij Vlaardingen. Toen de ridders daar aan land gingen, heeft de hertog het hele leger bevolen om aan land te gaan. Een paar moesten achterblijven om de schepen naar diep water terug te brengen, zodat ze niet aan de grond zouden raken bij eb. Zodra de Friezen zagen dat het keizerlijke leger hun richting opkwam, en ze geen hulp meer verwachtten van de mensen in de burcht, omdat ook zij omsingeld waren door zo’n grote massa, kozen ze ervoor om zich te verzamelen op hoger gelegen plaatsen en daar af te wachten welk krijgsplan de vijanden zouden uitvoeren. De Friezen hadden één groot voordeel: op de vlaktes hadden zij dijken aangelegd die ze normaal gesproken gebruikten om het water tegen te houden. Maar ze konden hiermee nu ook de vijand de weg versperren. De hertog zag hoe moeilijk het was om de dijken met zijn leger over te steken. Daarom beval hij de vaandeldragers terug te keren en met een omtrekkende beweging om de dijken heen te lopen en zich op een vlak terrein op te 4
Hiermee worden Dirk III en zijn mannen bedoeld
16
stellen, zodat ze de aanval van de Friezen makkelijker zouden kunnen opvangen. Toen het leger van de hertog de terugtocht was begonnen, schreeuwde in de achterhoede een ellendige schurk, een verwant van de rovers, plotseling dat de hertog in de voorhoede de strijd ontvlucht was nadat hij door de Friezen in het nauw gedreven was. De schurk schreeuwde dat ieder voor zich maar moest zien zijn leven te redden. Dit valse gerucht verspreidde zich door het leger waardoor iedereen op de vlucht sloeg. Ze waren zo in paniek geraakt dat ze zich, zonder dat iemand hen op de hielen zat, hals over kop in de rivier stortten. Vertrouwend op hun krachten wilden velen naar de schepen zwemmen. Toen ze die met z’n allen vastgepakt hadden en met inspanning van al hun kracht er probeerden in te klimmen, konden de schepen het gewicht niet meer aan en zonken. Velen zijn ook om een andere reden nog omgekomen: als iemand zijn vriend zag verdrinken en hem probeerde te helpen, klampten velen zich aan hem vast en trokken ze de schepen omlaag. Zo zijn allen tegelijkertijd verdronken. Enkelen die dat zagen en het verdrinkingsgevaar vreesden, roeiden snel weg met de overgebleven schepen. Het gebeurt vaak dat mensen bang zijn en anderen laten verdrinken zonder te hulp te schieten. De rovers in de burcht begonnen, toen ze zagen dat ons leger wegvluchtte, met gebaren en geroep de Friezen duidelijk te maken dat het leger op de vlucht was geslagen. De hertog bleef echter, op het zien van de massale vlucht, met zijn troepen verbijsterd stilstaan. Zelfs de dappersten, die een leeuwenhart hadden, waren van angst zo verlamd dat ze zich niet meer konden bewegen. En het gebeurde, misschien was het een straf van God: de Friezen snelden toe en maakten de soldaten van de hertog, die daar als versteend stonden, af. Niet één van de soldaten vocht terug. Na hen gedood te hebben, haastten de Friezen zich naar de oever, en met werpspiesen
Afb. 9: Dirk III neemt Godfried gevangen. (Tekening van John Rabou, in opdracht van de gemeente Vlaardingen)
doorboorden ze velen die door het water kropen. Anderen omsingelden hertog Godfried, toen ze zagen dat hij alleen stond. Maar deze was moedig en verzette zich dapper. Hij weerde de op hem afgeslingerde speren af. Eén man doodde hij, en door hem te doden durfden de anderen hem nauwelijks meer aan te vallen. Intussen stormden de rovers, die zich al 17
verheugden over de overwinning, plotseling de vesting uit. Ze reden naar de plaats waar de hertog door de menigte werd omsingeld. Ze herkenden hem en op het moment dat zijn toestand vrijwel hulpeloos was, redden ze hem en voerden hem met enkele gevangenen naar de burcht. Daar vielen de rovers aan de voeten van de hertog. Ze smeekten hem om genade en om bij de keizer en bisschop Adelbold voor wat ze gedaan hadden te bemiddelen. De hertog zei dat hij alleen zou doen wat ze van hem vroegen, als ze hem en de overige overlevenden ongedeerd zouden laten vertrekken. Graaf Dirk III wilde dit alleen doen als de hertog zou zweren dat hij hun niet zou straffen voor hun daden. De hertog stemde hiermee in en werd vrijgelaten. De krijgsgevangenen werden echter tot de afgesproken dag vastgehouden.
18
3.3 Bisschopskroniek van Kamerijk De bisschopskronieken van Kamerijk beschrijven de handelingen van de bisschoppen van Kamerijk (Cambrai) uit Noord-Frankrijk vanaf circa 500 (de oorsprong van het bisdom) tot het jaar 1167. Het is eigenlijk een serie van biografieën van achtereenvolgende bisschoppen. Het eerste deel van de bisschopskroniek loopt tot het jaar 1024 en werd opgesteld in 1024 en 1025. Dit werd waarschijnlijk gedaan door een Kamerijkse kanunnik. Het bevat onder meer de Slag bij Vlaardingen in 1018. De slag was voor Kamerijk van belang omdat het bisdom manschappen leverde om tegen Dirk III te vechten. Het is opmerkelijk dat deze bijdrage wel is af te leiden uit het verslag van Thietmar van Merseburg, maar niet in de eigen bisschopskroniek wordt vermeld. De bisschopskroniek geeft echter wel andere bijzonderheden over de aanleiding en het verloop van de slag, die niet in de iets oudere verslagen van Thietmar en Alpertus van Metz zijn te lezen. Hier volgt een samenvatting van deze bron over de Slag bij Vlaardingen: Er was een plaats, die door bossen en moerassen haast onbewoonbaar was en van de bewoners de naam Merwede kreeg. Op deze plaats komen de Maas en de rivier de Waal samen. Vroeger woonde daar niemand, behalve jagers en vissers. Het was gemeenschappelijk bezit van de bisschoppen van Trier en van Keulen, maar ook van verschillende abten, bedoeld voor visserij en jacht. Dirk, zoon van Arnulf van Gent – die een deel van het koninkrijk van de Friezen in bezit had – had zich ongetwijfeld hierheen teruggetrokken omdat hij de Friezen wantrouwde vanwege de dood van zijn vader die zij hadden vermoord. In dit gebied bouwde Dirk III een stad en hij zei dat het hele gebied zijn bezit was en dat hij de daarlangs varende
Afb. 10: De Onze Lieve Vrouwe kerk in Maastricht. Hier was de crypte die volgens de bisschopskroniek instortte.
handelaren tot zeer zware schatting kon dwingen. Toen kondigde keizer Hendrik af dat hij een leger bijeen zou brengen, aangespoord door de opwinding en op dringend advies van vooral bisschop Adelbold van Utrecht, die het grootste deel van het betreffende gebied bezat. Het leger bestond uit manschappen van hertog Godfried, maar ook van de bisschoppen van 19
Keulen, Luik en Utrecht. Toen zij vervolgens in opdracht van de keizer vertrokken, deed zich tijdens het vertrek een voorteken voor dat erg belangrijk is om te vertellen. Bisschop Balderik had in de stad Maastricht in het klooster van de heilige Maria een crypte aan laten leggen, waarboven al een altaar was gebouwd. Toen hij op de dag van vertrek na een gebed weggegaan was, werd heel de crypte vernield omdat het altaar instortte. Velen zagen hier een slecht voorteken in. De slechte voortekenen kwamen al snel uit, want bisschop Balderik, die zelf ook aan de strafexpeditie deelnam, werd door ziekte getroffen en bleef achter in het dorpje dat Herenwaarde heette. Hij zou later hier sterven. De anderen gingen verder en deden een aanval op Dirk III en de weinige Friezen die hij bij zich had, waarbij ze zonder enige twijfel dachten dat ze zouden winnen. Want wie zou eraan twijfelen dat zo’n groot en dapper leger het sterkste was? Vooral omdat het superieur was in krijgskunde en militaire discipline en werd gesteund door de sympathie van de keizer. Maar toen ze in de strijd verwikkeld raakten, barstte plotseling iemand, door duivelse inblazing bezield, uit in het volgende geschreeuw: ‘Vlucht! Vlucht!’ Hierdoor in paniek gebracht, sloegen de Lotharingers, we weten niet door welk geheim besluit van God, op de vlucht. Hoe groot en ellendig het bloedbad was dat onder hen werd aangericht, hoeft nu niet verteld te worden. En niet zozeer door het vijandelijk zwaard, maar door angst en paniek, kwamen ze in groten getale om terwijl ze naar de schepen vluchtten. Een duizendtal heeft zelfs tweemaal tienduizend verjaagd. Hertog Godfried was door het slechte verloop van de oorlog juist feller geworden. Hoewel hij van alle kanten omsingeld werd, ging hij, terwijl zijn makkers vluchtten, alleen de strijd aan omdat hij vluchten als een schande beschouwde. Toen hij degene op wie hij afstormde had gedood, werd hij vanuit een hinderlaag ingesloten en toch, gewond, gevangen genomen. Omdat Dirk echter bang was een zo’n groot man gevangen te houden, stond hij hem toe te vertrekken om voor Dirk bij de keizer vergiffenis af te kopen.
20
3.4 Betrouwbaarheid van de verslagen In hoeverre zijn de verslagen van Thietmar, Alpertus en de kroniek van Kamerijk betrouwbaar te noemen? Wat met zekerheid gezegd kan worden is dat deze drie bronnen de drie oudste zijn die de Slag bij Vlaardingen beschrijven. De drie bronnen komen respectievelijk uit 1018, 1021-1024 en 1024-1025. Doordat ze vlak na de Slag bij Vlaardingen zijn geschreven, is het aannemelijk dat de schrijvers er betrouwbare informatie over geven. Op dit punt is het verslag van Thietmar dus het betrouwbaarst te noemen. Geen van de drie schrijvers is zelf bij de slag aanwezig geweest. De informatie over de gebeurtenis hebben ze dus niet uit de eerste hand. Thietmar van Merseburg stierf eind 1018, dus hij heeft de informatie kort na de strijd opgeschreven. Het is aannemelijk dat hij de informatie heeft ontvangen van de strijders die zelf aanwezig waren. We weten dat Thietmar van adellijke afkomst was en hij was persoonlijk bevriend met keizer Hendrik. Het is dus niet verrassend dat Thietmar in zijn verslag sterk de kant van de keizer kiest en zijn haat tegen Dirk III uit. Dit blijkt onder andere uit de volgende citaten: “De afschuwelijke jongeling Dirk III…” ; “Het is verschrikkelijk om te zeggen: door het zwaard en het water werd het leven van de soldaten van het Duitse leger beëindigd, zonder dat de tegenstanders verliezen leden.” ; “Graaf Dirk III had geen ordentelijk leger omdat hij de zeerovers niet uit zijn gebied kon houden.” Het verslag van Alpertus van Metz is verreweg het meest gedetailleerd van de drie. Hij kiest onbeschaamd partij voor de keizer en de bisschop. Hij noemt Dirk III niet eens bij naam, maar noemt hem ‘rover’. Dit zegt al genoeg over hoe hij dacht over de graaf. Het verslag lijkt betrouwbaar te zijn, omdat Alpertus dichtbij het vuur zat. Hij heeft zijn verslag kort na de slag opgetekend toen hij zelf in het bisdom van Utrecht verbleef. Het is daarom aannemelijk dat hij overlevenden en ooggetuigen van de slag persoonlijk heeft gesproken. Ook het feit dat Alpertus de zaken niet mooier maakt dan ze daadwerkelijk waren, pleit voor zijn betrouwbaarheid. Zoals gezegd werd het verslag van de strijd bij Vlaardingen uit de bisschopskroniek van Kamerijk opgesteld in 1024 en 1025. Van de drie bronnen is deze dus de jongste. De schrijver van de kroniek lijkt minder partijdig te zijn dan Thietmar en Alpertus. Maar ook hij stond aan de kant van de Duitse keizer, want het bisdom van Kamerijk had manschappen gestuurd voor
21
zijn leger. De bisschopskroniek bevat enkele bijzonderheden die niet in het verslag van Thietmar en Alpertus zijn te lezen. “Een duizendtal heeft zelfs tweemaal tienduizend verjaagd.” Dit citaat is een deel uit het Bijbelboek Deuteronomium, maar geeft geen waarheidsgetrouw beeld van het aantal strijders in Vlaardingen. Het is vaak zo dat in middeleeuwse bronnen liever moralistische beschouwingen worden gegeven in plaats van feitelijk materiaal. Het citaat uit de bisschopskroniek is daar dus een goed voorbeeld van. Bruikbare kwantitatieve informatie uit de Middeleeuwse bronnen is zelden te vinden. Het was de gewoonte om de grootte van legers, afstanden en tijdsperiodes te omschrijven zonder exacte cijfers te noemen. “Nadat de hertog en de bisschop de bevelen hadden gehoord, brachten zij een geweldig leger op de been.” ; “Niet lang daarna begon de slag.” Bijbelse en godsdienstige zaken spelen vaak een rol in de verslagen. Thietmar haalt een tekst uit 2 Samuel aan door te zeggen: “De verwensing die de heilige David over de berg Gilboa had uitgesproken, spreek ik ook uit over dit eiland.” Ook is er vaak sprake van voortekenen van God die gebeurtenissen verklaren, zoals het verlies van het keizerlijke leger.
Afb. 11: De relaties tussen de bronnen
Ondanks de partijdigheid van de drie schrijvers, kun je aan de hand van de bronnen een goed beeld van het verloop van de strijd krijgen. Ze zijn alle drie onafhankelijk van elkaar geschreven, zoals in bovenstaande afbeelding te zien is. Omdat de schrijvers niks van elkaar over hebben genomen, zijn de gebeurtenissen, die in de verschillende verslagen bijna hetzelfde worden beschreven, vrijwel zeker zo gebeurt. 22
We komen dus tot de conclusie dat, ondanks de partijdigheid en de moralistische beschouwingen van de schrijvers, de bronnen redelijk betrouwbaar zijn. Vooral de gebeurtenissen die hetzelfde worden beschreven in alle drie de bronnen, kunnen voor waar aangenomen worden.
23
3.5 Dijken of sloten, Babberspolder of Vettenoordse polder? Aan hand van de betrouwbaarheidsanalyse uit paragraaf 3.4 zullen we nu onze eigen visie op de slag uiteenzetten. We gaan ervan uit dat de slag plaatsvond op 29 juli 1018. Uit alle drie de bronnen blijkt dat Graaf Dirk III onrechtmatig schattingen inde bij schepen en dat hierover werd geklaagd bij de keizer door Tielse kooplieden. Ook waren er verschillende bisschoppen die vonden dat de graaf hun gebied onrechtmatig had ingenomen. Om deze redenen organiseerde de keizer een strafexpeditie onder leiding van hertog Godfried van Lotharingen en bisschop Adelbold van Utrecht. De precieze plaats van de strijd is niet uit de bronnen op te maken. Er zijn verschillende theorieën hierover. De oudste gedachten gaan uit naar Dordrecht. Er is ook een beschrijving van C. Hoek5 dat de slag niet in Vlaardingen maar daar in de buurt heeft plaatsgevonden. De plaatsen die hij noemt zijn Maassluis en Maasland. Wij zijn het eens met T. de Ridder, die wel denkt dat de slag bij Vlaardingen was. In ons interview met hem vertelde hij dat (volgens hem) de burcht van Dirk III zich op een kruising van de rivieren de Vlaarding, de Oude Maas en de Merwede bevond, omdat dit de meest strategische locatie zou zijn. We spreken dan over de plek waar we nu de Grote Kerk en de (oude) Markt vinden. Volgens onder andere Alpertus van Metz heeft de slag plaatsgevonden in de buurt van deze burcht. De Ridder denkt dat de strijd zich heeft afgespeeld rond de Vettenoordse polder. Daar stroomde de Oude Maas en dat moet dan ook de plaats zijn waar het keizerlijke leger aan wal is gekomen. R. de Graaf stelt in zijn boek Oorlog om Holland6 dat niet de Vettenoordse polder, maar de Babberspolder de locatie van de strijd was. In dit geval zou het leger van de Duitse keizer niet via de Oude Maas maar via de Merwede aan land gekomen moeten zijn. Alpertus van Metz schrijft over een lager gelegen stuk land ten opzicht van de burcht. Als je dit stuk tekst bekijkt is er voor beide theorieën iets te zeggen. Alpertus van Metz schrijft in zijn Diversitate Temporum: “Una res erat illis magno usui, quod campum omnem fossis praefoderant…” Dit betekent: Eén ding was hun (de Friezen) tot groot voordeel, rond de gehele vlakte hadden zij dijken of sloten aangelegd. 5 6
Oorlog om Holland, R. de Graaf (pagina 101). (pagina 98-103).
24
Het probleem is dat het woord fossis in het Latijn twee betekenissen heeft. Het kan vertaald worden met dijken of met sloten. Hierdoor zijn er verschillend theorieën7 ontstaan. In 1973 schreef C. Hoek dat de betekenis ‘sloten’ moest zijn. Onder andere R. de Graaf kwam in de jaren ’90 met de bewering dat het vertaald moest worden met dijken. Later hebben T. de Ridder en Heinsbroek echter overtuigend aangetoond dat het ‘sloten’ moet zijn. Onder andere omdat het woord praefoderant ‘voorgraven’ betekent. De sloten waren niet rondom de vlakte gegraven, maar voor de vlakte, dus aan één kant. Ook schrijft Alpertus dat het leger deze ‘fossa’ niet kon oversteken. Dit is nog een reden om te denken dat dit een sloot moet zijn geweest, want een sloot is moeilijker over te steken dan een dijk. Er zijn aanwijzingen gevonden dat deze waterpartij zich bevond ter hoogte van de huidige Zomerstraat en deze straat ligt aan de kant van de Vettenoordse polder. Dus kunnen we concluderen dat de slag zich heeft afgespeeld rond de Vettenoordse polder en niet in de Babberspolder. Om deze waterpartij te passeren moest het keizerlijk leger een omtrekkende beweging maken. Hierbij ontstond echter veel onrust omdat een handlanger van graaf Dirk III in de achterhoede riep dat hertog Godfried was gesneuveld. Op dat moment sloeg het leger op de vlucht en konden de Friezen toeslaan en hun vijand in de pan hakken. Hertog Godfried, die in werkelijkheid dus niet gesneuveld was, werd van alle kant omsingeld door de Friezen. Het lukte Graaf Dirk III om de hertog van de Friezen te redden en hem gevangen te nemen. Dit was voor Dirk maar goed ook, want als hij de hertog gedood zou hebben zou hij pas echt een groot probleem hebben. Dirk III liet de hertog al weer snel vrijuit gaan omdat hij bang was zo’n belangrijk man vast te houden. Maar hiervoor moest hertog Godfried wel beloven om hen niet te straffen en om voor hen vergiffenis te vragen bij de keizer.
7
Gevonden in Ad Flaridingun, Tim de Ridder, Kees Nieuwenhuijsen (pagina 38) en Oorlog om Holland, Ronald de Graaf (pagina 100).
25
Hoofdstuk 4
Opbloei, wc-moord, ondergang
De Slag bij Vlaardingen wordt vaak beschouwd als het begin van het graafschap Holland. Dirk III toonde hiermee aan dat hij zich niet de wet hoefde te laten voorschrijven door de keizer van Duitsland, maar dat hij zelf de macht had in zijn gebied. Ook doordat hij hertog Godfried gevangen had genomen kon hij eisen stellen, waardoor hij meer zelfstandigheid kreeg. Daarom staat onder het standbeeld van Dirk III bij het stadhuis van Vlaardingen: ‘Grondlegger van Hollands zelfstandigheid’. In ieder geval kon Graaf Dirk III na de slag een tijd lang zijn gang gaan. De rust keerde terug in het West-Friese graafschap en Vlaardingen kon zich ontwikkelen tot de belangrijkste stad van het graafschap. Tot in 1046: toen stuurde de Duitse keizer opnieuw een strafexpeditie naar Vlaardingen. Deze keer, omdat Dirk IV, de zoon van Dirk III, zich schuldig zou hebben gemaakt aan zeeroof, net als zijn vader had gedaan. Dirk IV werd verslagen en de keizerlijke Afb. 12: Standbeeld Dirk III, bij het
oorlogsvloot nam Vlaardingen in. Dirk IV moest zich onderwerpen aan de keizer stadshuis en zichvan Vlaardingen houden aan de afspraken die zij hadden gemaakt.
(op de zijkant staat: ‘Grondlegger van Hollands zelfstandigheid’)
Dirk IV hield zich niet aan die afspraken, want in 1047 plunderde hij de bisdommen Luik en Utrecht, die aan zijn land grensden. Dit leidde, in datzelfde jaar, tot een nieuwe keizerlijke strafexpeditie die net als in 1018 uitliep op een mislukking. In de Kroniek van Reichenau staat het volgende daarover geschreven: ‘De keizer voer met zijn leger naar Vlaardingen, maar kon daar weinig uitrichten, omdat het waterrijke gebied een belemmering vormde, en toen hij zich terugtrok, omdat zijn tegenstanders hem op lichte bootjes, zoals zeerovers dat doen, achtervolgden en steeds de laatste aanvielen en doodden, heeft hij in zijn leger behoorlijke verliezen geleden.’ In 1049 vond er opnieuw een strafexpeditie plaats, dit keer werd Dirk IV wel verslagen en hij werd vermoord. Na de dood van Dirk IV gaat het minder met Vlaardingen en het graafschap Holland. Dirk IV werd opgevolgd door zijn broer Floris I, maar de keizer en de bisschop van Utrecht hadden 26
het voor het zeggen in dit gebied. Vermoedelijk had Floris I zich gevestigd in Leiden. Het Hollandse gravenhuis raakte in ernstige moeilijkheden toen Floris I in 1063 overleed. Zijn zoon Dirk V was nog te jong om Floris I op te volgen. De vrouw van Floris I, Gertrude, hertrouwde met Robrecht de Fries, de zoon van graaf Boudewijn V van Vlaanderen. Keizer Hendrik IV greep de dood van graaf Floris I aan om het West-Friese graafschap nog
Afb. 13: Stamboom graven West-Frisia
verder aan te pakken. Hij gaf de Echternachse kerken, die door graaf Dirk III in bezit waren genomen, terug aan Echternach. En hij gaf het gebied Westflinge (het huidige NoordHolland) en het gebied langs de Oude Rijn aan de Utrechtse bisschop. In eerste instantie mochten Dirk V en Robert de Fries wel het gebied Maasland bij Vlaardingen houden. Maar in 1071 heeft hertog Godfried met de Bult, met hulp van bisschop Willem van Utrecht, Robrecht de Fries, Gertrude en haar zoon Dirk V uit Vlaardingen verdreven. Vermoedelijk vestigden de hertog en de bisschop zich in een burcht bij IJsselmonde. Dirk V wilde, toen hij wat ouder geworden was, zijn graafschap terug. Hij kreeg hulp van Robrecht de Fries die inmiddels graaf van Vlaanderen was geworden. Het eerste wat moest gebeuren was afrekenen met de machtige hertog Godfried met de Bult. De moord op Godfried in 1076 wordt ook wel de wc-moord genoemd. Toen Godfried op de wc zat, werd, door een handlanger van Robrecht, een speer in zijn achterste Afb. 14: Cartoon van de wc-moord
gestoken. Een week later overleed Godfried in Utrecht aan zijn verwondingen. Met behulp van Robrecht de Fries verzamelde Dirk V een leger om zich heen en samen namen ze het 27
kasteel bij IJsselmonde in. Daarna sloopten ze dit kasteel en werden ze met een zegetocht in hun land ontvangen. Vervolgens leefden ze 15 jaar in vrede. Deze periode is de grote bloeiperiode van Vlaardingen. Waarschijnlijk had het graafschap toen zelfs de naam graafschap Vlaardingen.
Afb. 15: De WC-moord. (Tekening van John Rabou, in opdracht van de gemeente Vlaardingen)
Vanuit Vlaardingen herstelden de graven hun macht in noordelijke richting en daarmee verlegden ze hun machtsbasis naar andere streken. Dit vertaalde zich ook in een andere naam van het graafschap. Vanaf 1101 gaat het Holland heten, door graaf Floris II zo genoemd. Vlaardingen bleef wel tot in de dertiende eeuw een van de belangrijkste plaatsen voor de graven. In 1273 kreeg Vlaardingen stadsrechten, maar daarna stagneerde de groei. Door verschillende overstromingen en doordat andere Hollandse steden zich sneller ontwikkelden, behoorde Vlaardingen aan het einde van de veertiende eeuw tot de kleinste Hollandse steden.
28
Conclusie Aan het begin van ons verslag hebben wij de hoofdvraag als volgt geformuleerd: Waarom vond er in de elfde eeuw een Slag bij Vlaardingen plaats en wat waren de gevolgen hiervan? Onze verwachting was dat de Slag bij Vlaardingen plaatsvond, omdat de in Vlaardingen woonachtige Dirk III een conflict had met de Duitse keizer. Als gevolg van de slag, die door Vlaardingen werd gewonnen, verwachtten wij dat Vlaardingen zich zou ontwikkelen tot de belangrijkste stad in het graafschap Holland. En dat graaf Dirk III dit kon bereiken doordat hij meer macht kreeg. Uit ons onderzoek is gebleken dat de slag inderdaad bij Vlaardingen plaatsvond, namelijk in de Vettenoordse polder. Ook zijn wij er achtergekomen dat er meerdere oorzaken van de slag te noemen zijn. Ten eerste hief Dirk III onrechtmatig schattingen bij schepen die langs zijn burcht vaarden. Ten tweede had hij illegaal land van verschillende bisschoppen ingenomen. Ook hier hief hij belastingen. Om deze redenen werd geklaagd bij de keizer. Deze organiseerde een expeditie om Dirk III te straffen. Uit deze strafexpeditie volgde de Slag bij Vlaardingen. Graaf Dirk III en zijn mannen wonnen deze strijd. Hierdoor keerde de rust terug in zijn WestFriese graafschap. Door deze roemruchte overwinning wordt Dirk III ook wel de grondlegger van het graafschap Holland genoemd.
29
Samenvatting Graaf Dirk III heeft een hof gesticht in Vlaardingen, waar hij zich terugtrok om zich te beschermen tegen de opstandige Friezen. Dirk III was de zoon van graaf Arnulf en na de dood van zijn vader werd hij graaf over het West-Friese graafschap. In Vlaardingen inde hij onrechtmatig schattingen bij schepen die van Tiel naar Engeland voeren. Ook had hij onrechtmatig gebieden van bisschoppen ingenomen. De Tielse kooplieden en de bisschoppen klaagden om deze redenen bij de Duitse keizer. Hieruit volgde de Slag bij Vlaardingen. De Slag bij Vlaardingen vond plaats in 1018 en werd gewonnen door Dirk III. We hebben dit uitvoerig beschreven aan de hand van drie bronnen uit die tijd. Doordat Dirk III de slag won keerde de rust terug in zijn graafschap. Vlaardingen kon uitgroeien tot de belangrijkste stad van dit graafschap en Dirk III kreeg meer macht. Het graafschap, dat later Holland zou gaan heten, kreeg meer zelfstandigheid en daarom wordt Dirk III ook wel de grondlegger van Holland genoemd. Ondanks mindere periodes bleef Vlaardingen een belangrijke stad. De absolute bloeiperiode van Vlaardingen kwam na 1079. In deze periode werd het graafschap vernoemd naar Vlaardingen. Rond 1100 werd Vlaardingen minder belangrijk, omdat de graven hun gebied gingen uitbreiden naar het noorden. Pas in de dertiende eeuw ging het echt slecht met Vlaardingen onder andere door overstromingen en de sterke groei van andere steden.
30
Literatuurlijst ·
D.E.H. de Boer en E.H.P. Cordfunke, Graven van Holland, Zutphen, 2010
·
Ronald de Graaf, Oorlog om Holland, Hilversum, 1996
·
Kees Nieuwenhuijsen en Tim de Ridder, AD Flaridingun, Hilversum, 2012
·
Groot Nieuws Bijbel, Heerenveen, 2004
·
Terra Nigra 169, 2007, p. 48-59
·
Terra Nigra 176, 2010, p. 32 – 50
·
http://www.geschiedenisvanvlaardingen.nl/verhalen/gebeurtenissen/de-slag-bij-vlaardingen
Overzicht afkomst afbeeldingen Afb. 1: Graven van Holland blz. 30, een historisch portret gemaakt door C. Visscher rond 1650 Afb. 2: Ad Flaridingun blz. 238, ontwerp: T. de Ridder, uitwerking: E. van der Linden, VLAK. Afb. 3: Ad Flaridingun blz. 237 Afb. 4: Tijdschrift voor de Nederlandse archeologie, jaargang 57, juni 2008, tekening John Rabou Afb. 5: Terra Nigra, nummer 176, 2010 Afb. 6: http://commons.wikimedia.org/wiki/File:Tafel_1009_Bischof_Thietmar_v._Merseburg.jpg Afb. 7: Ad Flaridingun blz. 22 Afb. 8: Ad Flaridingun blz. 32 Afb. 9: Tijdschrift voor de Nederlandse archeologie, jaargang 57, juni 2008, tekening John Rabou Afb. 10: http://resources21.kb.nl/gvn/SFA02/SFA02_6002005_X.jpg Afb. 11: Ad Flaridingun blz. 17 Afb. 12: Eigen foto Afb. 13: Ad Flaridingun blz. 224 Afb. 14: http://www.keesn.nl/murder/pics_nl.htm , Henk ‘t Jong and Robert Low Afb. 15: http://www.ad.nl/ad/nl/1038/Rotterdam/article/detail/2026286/2009/01/22/lsquoVlaardingse-toiletmoord-rsquo-schittert-in-NY.dhtml
31