FEBRUARI 2013, JAARGANG 19 NO.2, CULTUREEL MAANDBLAD SCHIEDAM/VLAARDINGEN
e 5,-
Het Vlietland Ziekenhuis is er voor alle mensen in de regio Nieuwe Waterweg Noord en het Westland. Wij bieden niet alleen de beste basiszorg dichtbij huis, maar staan u ook emotioneel bij, met persoonlijke toewijding. Er is aandacht voor de mens achter de patiënt, en daarmee staan wij ook open voor uw individuele zorgvragen. Kortom, voor persoonlijke medische zorg kunt u rekenen op het Vlietland Ziekenhuis.
Vlietland 2 | 3118 JH Schiedam | 010 893 93 93 | www.vlietlandziekenhuis.nl
MUSIS februari 2013 jaargang 19 no 2 ISSN 1568.9751 Musis verschijnt 11 maal per jaar en informeert en opinieert onafhankelijk op het brede terrein van cultuur en samenleving. Musis is toegelaten als Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI) 8049 60 057 Uitgever : Stichting Musis Bestuur : Jan Franken, Dick Jansen, Loe Koppejan – voorzitter, Jos Poolman, Karin Visser Redactie en administratie : Broersvest 75-77 3111 ED Schiedam Telefoon :010 473 55 18 E-mail :
[email protected] Hoofdredacteur : Hans van der Sloot Redactie : Jeroen ter Brugge, Theo van Giezen, Sjef Henderickx, Jack Tsang, Rikkert Wijk Maarten Bijl ( voorzitter ) Tekstredactie : Laurens Priester Eindredactie : Laurens Priester Abonnement : minimaal € 35,jaarabonnement 2012 (een hogere bijdrage wordt zeer op prijs gesteld) op rekeningnummer 81.33.79.555 MUSIS ONLINE OP http://archief.schiedam.nl/ Van januari 2009 tot de maand voorafgaand aan het laatste nummer (januari 2013) is Musis volledig leesbaar op de website van het Gemeentearchief Schiedam / publicaties. Het Musisarchief is volledig doorzoekbaar. Het onderwijs en educatieve instellingen kunnen op Musis een beroep doen bij het geschikt maken van onderwerpen voor lessen en projecten. Druk : BGS Grafisch, Schiedam Alle auteursrechten en datarecht berusten bij Stichting Musis en de auteurs. Omslag : Ulrike Rehm, Foto: Liesbeth Bouwens.
Koopmansbeurs, korenbeurs Op omslag van deze Musis kijkt kunstenares Ulrike Rehm naar buiten van de eerste verdieping van de Koopmanbeurs. Op het moment van de foto werd in de Koopmansbeurs, die – nog niet zolang geleden om onnaspeurbare redenen plots als ‘Korenbeurs’ verder moest - ‘De Nieuwe Rembrandt’ gepresenteerd. In dezelfde ruimte was in de negentiende eeuw de Stadstekenschool gevestigd, de stedelijke Academie van Beeldende kunsten. Ook het Schiedamse telegraafkantoor was jarenlang in de beurs gevestigd, evenals de Arbeidsbeurs, het kantoor van de gemeenteontvanger en tot ver na de Tweede Wereldoorlog de Woningdienst. Daarbuiten fungeerde de beurs tijdens de crisis in de jaren 1930 als stempellokaal en werden later op de beursvloer massavaccinaties op schoolkinderen uitgevoerd, we tentoonstellingen van volkstuinders, dahlia- en kanariekwekers georganiseerd, presenteerden de bedrijfsscholen van Wilton-Fijenoord en Gusto zich aan de Schiedamse bevolking, vonden hearings plaats, werden feesten gevierd en kunstmarkten gehouden. Tenslotte nog diende de beurs decennialang als vast onderkomen van de Schiedamse tafeltennissers totdat Schiedam de beurs voor één euro aan vormgever Jan des Bouvrie verkocht. Momenteel is de Korenbeurs een centrum voor culturele manifestaties en tentoonstellingen georganiseerd door het samenwerkingsverband ‘Korenbeurs-Schiedam in arts, creativity (creativiteit) and events’. Dit collegium zoog voor dit aloude monument een geheel nieuwe geschiedenis uit de duim. En even ver bezijden de waarheid als ‘Delft tijdens Kerstmis 1850’ van Anton Pieck.
en verder Cor Lamers gaat voor de stad, niet voor zichzelf 4 De Korenbeurs. Tsja….je lult maar wat 8 Harm Jan Luth, stadsarchivaris Vlaardingen 12 De Kroepoekfabriek een jaar 16 Geen gegraai op SchiedamStad 21 In memoriam Guus van der Feijst 23 Marjo J.C. van SoestVerzijden in Paulus 24 Fonds Schiedam Vlaardingen en omstreken en ‘Jouw Idee’ 28 Museumvondsten 30 Foto: Massavaccinatie in de Koopmansbeurs, jaren 1950. Foto: C. Breur, collectie Gemeentearchief Schiedam
3 Musis
VOOR V
V
lotjes carrière maken en telkens een stukje hoger klimmen om die ene glanzende toppositie te bereiken mag het streven zijn van veel ambtsdragers in het openbare bestuur, het is zeker niet de stijl van Cor Lamers. Hij besteedt zijn aandacht liever aan het bestuurlijke handwerk, houdt ervan de perikelen in zijn gemeente voortvarend te lijf te gaan. In Bleiswijk wist hij met vastberaden maar behoedzame hand te bereiken dat het HSL-tracé zodanig werd aangepast dat het dorp er betrekkelijk weinig schade van ondervond. In Houten, zijn vorige standplaats, elimineerde hij met succes een integriteitkwestie die de gemeenteraad hopeloos verdeeld hield en het functioneren van het stadsbestuur bemoeilijkte. In zijn nieuwe gemeente komt zijn probleemoplossend vermogen Lamers meer van pas dan ooit. Om Schiedam uit het door Wilma Verver nagelaten moeras te trekken, de politieke en bestuurlijke culturen beter te laten functioneren en niet in de laatste plaats de verziekte relatie tussen stadhuis en bevolking te herstellen, schat Lamers zeker vier tot zes jaar nodig te hebben. Hij gaat er vanuit dat een groot deel van zijn eerste ambtsperiode door het klaren van die megaklus in beslag zal worden genomen. En dan? ,,Mijn ambitie is om van Schiedam een geslaagde klus te maken. Over weggaan ga ik pas nadenken als die
Wat bezielt een burgemeester van middelbare leeftijd om te solliciteren naar een stad waar het openbaar bestuur zich door geldsmijterij en machtspolitiek volslagen onmogelijk heeft gemaakt? Waarom kiest hij niet voor een gezellige nietsaandehandgemeente waar hij zijn carrière veilig kan besluiten? Maar geroutineerd besturen lijkt voor Cor Lamers een schrikbeeld. ,,Ik hou niet van op de winkel passen,’’ zegt de in december beëdigde burgemeester van Schiedam. Hij houdt juist van lastige problemen . ,,Ik weet niet of ik wel zou hebben gesolliciteerd als deze uitdaging er niet had gelegen.’’
tekst: Peter de Lange foto’s: Jan van der Ploeg Musis 4
COR LAMERS GAAT OOR DE STAD, NIET VOOR ZICHZELF
klus is voltooid.’’ Maar die opdracht tot een goed einde brengen gaat tijd kosten, beseft hij. Hij verwacht dat hij na de eerste termijn van zes jaar nog niet klaar zal zijn met Schiedam. Want er staat nog een tweede tijdrovend karwei op de rol: de stad ook in economisch opzicht op de kaart zetten. De maritieme mogelijkheden kunnen veel beter worden benut, meent hij. Schiedam heeft, stelt Lamers, veel meer te bieden dan alleen jenever en een historische binnenstad. ,,We hebben met koplopers als Damen, Mammoet en Huisman wereldberoemde bedrijven in huis. Dat biedt mogelijkheden. Het zou zonde zijn als we die niet uitbuiten.’’ Weinig burgemeesters zijn met zoveel geestdrift door Schiedam verwelkomd als Cor Lamers. De vele enthousiaste reacties die volgden op zijn benoeming hebben alles te maken met de boodschap van hoop en vertrouwen die de nieuwkomer verkondigt. Lamers maakt de indruk dat hij voor de stad gaat en niet voor zichzelf, zoals zijn egocentrische voorganger. Het zwaar gehavende zelfbewustzijn van Schiedam kan zo’n oppepper goed gebruiken en Lamers houdt niet op te verklaren dat hij er alles aan zal doen om Schiedam er weer bovenop te helpen. Dat kondigde hij al aan in zijn eerste toespraak tot de gemeenteraad en herhaalt hij ook nu weer. ,,Ik vind het vervelend dat deze stad zoveel last heeft van een imagodiscussie. Ik wil dingen graag beter maken. Dat is voor mij een vanzelfsprekendheid. Ik ben niet iemand die alleen op de winkel past.’’ Tegelijkertijd verbindt hij een voorwaarde aan zijn inzet. De stad zal zelf ook stevige inspanningen moeten leveren. Zonder die steun is het onbegonnen werk, waarschuwt de nieuwe burgemeester. ,,Schiedam mag hulp van mij verwachten, maar ik ben niet de wijze uit het Oosten. Ik zie mijzelf vooral als procesbegeleider, als rangeerder. Als regisseur, niet als schrijver van het toneelstuk. Schiedam, de raad, moet zelf de beslissende keuzes maken.’’ De 56-jarige Cor Lamers lijkt zich zeer betrokken te voelen bij zijn nieuwe standplaats. Maar waar is die begaanheid eigenlijk op gestoeld? Heeft hij, van geboorte Rotterdammer en opgegroeid in Charlois, eerst als wethouder van Spijkenisse en later als burgemeester van Bleiswijk, wellicht een bijzondere sympathie opgevat voor deze regio? Of vormt zijn katholieke inborst misschien de emotionele link met het van oorsprong zeer roomse Schiedam? In zijn toespraak tot de raad zei Lamers daarover het 5 Musis
volgende: ,,Ik ben een gewone jongen uit Charlois, die er trots op is dat hij na omzwervingen door Zeeland, Spijkenisse, Bleiswijk en Houten, nu mag beginnen in Schiedam. Die het geweldig vindt aan het werk te mogen gaan op hemelsbreed minder dan vijf kilometer van Charlois, maar dan precies aan de andere kant van de Nieuwe Maas.’’ Maar er is meer. Zonder als actief katholiek (hij gaat nog regelmatig naar de kerk) de religieuze invloed op zijn bestuurlijke betrokkenheid te bagatelliseren, suggereert hij zelf dat de genen van de familie Lamers wel mede verantwoordelijk zullen zijn voor zijn behoefte om zich in te zetten voor zijn medemensen. ,,Wij zitten allemaal nog al dienstbaar in elkaar en ik ben daarvan misschien wel de grootste exponent,’’ zegt hij. ,,Waarom wij dat allemaal zo sterk in ons hebben, heb ik nooit geanalyseerd. Ik constateer wel dat veel van mijn familieleden een grote maatschappelijke betrokkenheid aan de dag leggen. Heel veel Lamersen zitten in besturen van verenigingen en instellingen. Wij zijn gewend verantwoordelijkheden te nemen.’’ Die houding heeft hij thuis met de paplepel ingegoten gekregen. Daarnaast blijkt de vaderlandse literatuur een belangrijke inspiratiebron voor de bestuurder Cor Lamers. De nieuwe burgemeester gaf bij zijn installatie op verschillende momenten blijk van zijn liefde voor de letteren door ondermeer Geert Mak en Godfried Bomans in zijn toespraak aan te halen. Die keuze was niet willekeurig. Het levensverhaal van Mak, zoon van een gereformeerd predikant, is sterk verbonden met Schiedam. En Bomans ligt hem na vanwege de overeenkomst in geloof en wereldbeschouwing. De vader van de schrijver was in Haarlem gemeenteraadslid voor de Roomsch Katholieke Staatspartij en dat feit drukte een onuitwisbare stempel op het gezinsleven. Van de boeken die een onvergetelijke indruk op Lamers maakten, staat Bomans’ jeugdwerk Pieter Bas met stip op de lijst. In dat boek is de vader van de hoofdpersoon gemeentesecretaris in Dordrecht, een zeer gewichtige functie in de ogen van Pieter, die, toen zijn vader een keer met griep in bed lag, verbaasd opmerkte dat het verkeer op straat gewoon doorreed. Het werk van Bomans neemt een prominente plaats in in de boekenkast van Cor Lamers. Maar voor zijn favoriete boek tekende een andere Nederlandse auteur: Multatuli. ,,Zijn Max Havelaar lees ik zeker twee keer per jaar.’’ Ook die voorkeur lijkt weer alles te maken te hebben met zijn maatschappelijke engagement en de wil om ‘’dingen beter te maken’’. Want behalve dat het boek zoals Lamers zegt ‘’realistisch geschreven is, zodat je het gevoel krijgt dat je er middenin zit’’ legt Multatuli’s roman het sociale onrecht bloot in het Nederlands Indië van de negentiende eeuw
Cor Lamers
Musis 6
en de bestuurlijke misstanden die dat onrecht mogelijk maakten. ,,De Max Havelaar was het eerste boek dat eerlijk berichtte over wat daar gebeurde. De manier waarop Multatuli dat onder de aandacht bracht, spreekt mij zeer aan. Ik lees sowieso graag over Indië, hoewel er in mijn familie geen Indiëgangers zijn en ik er ook nog nooit ben geweest. Het zal mijn belangstelling voor geschiedenis zijn. Of de mystiek die zo kenmerkend is voor dat land. ’’ Overigens, voegt hij er haastig aan toe, moet men zijn belezenheid vooral niet overschatten ‘’en ook niet denken dat hij enkel en alleen over ellende leest’’. ,,Voor lezen heb ik door mijn drukke baan maar weinig tijd. Eigenlijk kom ik er alleen in vakantie toe. Dan neem je niet de moeilijkste boeken mee. En de serieuze literatuur die ik lees, compenseer ik met stripboeken.’’ Ook dat genre neemt in zijn boekenkast veel ruimte in beslag. Schiedam had al eens een burgemeester die idolaat was van heer Bommel en Tom Poes (Reinier Scheeres), maar Lamers’ belangstelling reikt verder dan het werk van Marten Toonder alleen. Hij groeide op met het stripweekblad Pep en hield daar een levenslange voorliefde voor helden als Blake en Mortimer, Astérix en Agent 327 voor over. Zijn interesse werd verder gevoed doordat in Houten jarenlang de Nederlandse Stripdagen plaatsvonden. Lamers mocht er als burgemeester verschillende malen de Stripschapsprijs uitreiken. Hij sprak er met schrijvers en tekenaars over hun werk en struinde als liefhebber langs de kraampjes om zijn collectie uit te breiden, want hij is een gepassioneerd verzamelaar. ,,Twee albums van Roodbaard heb ik nog steeds niet. Het zal er vrees ik ook niet snel van komen. Ze kosten 1000 tot 2000 euro per stuk. Dat heb ik er niet voor over. Het moet wel leuk blijven.’’ Het kan nog wel even duren voordat zijn boekenkasten en overige interieurstukken naar Schiedam zijn overgebracht. De verhuizing wordt bemoeilijkt door de malaise op de huizenmarkt. In Schiedam kan pas serieus naar een onderkomen worden omgekeken als de woning in Houten is verkocht en duidelijk is hoeveel het budget bedraagt. Het echtpaar heeft geen uitgesproken voorkeur voor een bepaald woningtype. Sinds de drie dochters de deur uit zijn is de behoefte aan ruimte sterk afgenomen. ,,Mijn medewerkers willen graag dat ik in Oranjeburgh (de toekomstige wijk op het voormalig ziekenhuisterrein, red.) ga wonen. We moeten nog even kijken of dat past in ons budget. Misschien kopen of huren we iets voor twee jaar en maken we daarna onze definitieve keuze. Ik denk dat het iets zal worden in of rond het centrum.’’ De dagelijkse rit tussen Houten en Schiedam verschaft Cor Lamers de gelegenheid na te denken over de manier waarop hij het beste ter werk kan gaan om de uitdagingen in zijn nieuwe gemeente te lijf te gaan. Het stroomlijnen en moderniseren van de politieke en bestuurlijke cultuur vraagt om een tactische en weloverwogen aanpak. Het lijkt een kolfje naar de hand van de in troubleshooting gespecialiseerde Cor Lamers. Dit is zoals hij zijn gewone werkwijze omschrijft: ,,Net als Max Havelaar steek ik mijn vinger op als ik vind dat dingen niet kloppen. Maar ik wil geen roepende in de woestijn zijn. Uit de strijd die Havelaar leverde tegen de Hollandse onderdrukking in Indië heb ik geleerd dat dingen niet veranderen als je ze alleen maar benoemt. Als je iets wilt veranderen, moet je beginnen met je te verzekeren van steun. Je moet de juiste mensen om je heen verzamelen en zorgen dat je aan de goede tafel komt te zitten. Nee, daarvoor hoeft je geen dure adviseurs in te huren. Vaak heeft een gemeente zelf al voldoende kwaliteit in huis. En 7 Musis
anders doe je een beroep op een andere gemeente. In de strijd tegen de HSL in Bleiswijk haalden we mensen van de Dienst Stedenbouw uit Rotterdam erbij. Hun adviezen waren goud waard.’’ De Lamers-aanpak bestaat uit lobbyen, praten, organiseren en op zoek gaan naar de juiste argumenten om overtuigingskracht aan je betoog mee te geven. Geduld en doorzettingsvermogen zijn de eerste vereisten. ,,Het is een kwestie van slim opereren. Daar ben ik wel goed in, geloof ik. Het is soms nodig om je buiten de gebaande wegen te begeven en nonconformistisch te denken. Neem niet direct aan dat de dingen zijn zoals ze zijn. Stel de waaromvraag. Waarom is iets nodig? Kan het niet anders worden geregeld?’’ Cor Lamers is gewend lange werkdagen te maken. Zijn belangrijkste fysieke uitlaatklep voor die mentale inspanning zijn de maandelijkse wedstrijden met het voetbalelftal voor burgemeesters. Lamers staat in het doel. Voor andere sportieve activiteiten heeft hij nauwelijks tijd. Aan hardlopen doet hij niet. Fietsen was een tijdlang een favoriete bezigheid. ,,Gewoon de polder inrijden en m’n hoofd leegmaken.’’ Door nekklachten heeft hij die bezigheid moeten staken. Aan judoën, wat hij vroeger veel deed, komt hij ook niet meer toe. ,,Als je lid wilt zijn van een vereniging, moet je een vaste middag of avond in de week ter beschikking hebben. Dat is in mijn geval ondenkbaar. Ik kan nooit iets vastleggen, vaak komt er een vergadering of een bijeenkomst tussendoor. En werk gaat bij mij altijd voor. Ik maak het mezelf nu eenmaal niet altijd even gemakkelijk.’’
De 56-jarige Cor Lamers lijkt zich zeer betrokken te voelen bij zijn nieuwe standplaats. Maar waar is die begaanheid eigenlijk op gestoeld? Heeft hij, van geboorte Rotterdammer en opgegroeid in Charlois, eerst als wethouder van Spijkenisse en later als burgemeester van Bleiswijk, wellicht een bijzondere sympathie opgevat voor deze regio? In zijn toespraak tot de raad zei Lamers daarover het volgende: ,,Ik ben een gewone jongen uit Charlois, die er trots op is dat hij na omzwervingen door Zeeland, Spijkenisse, Bleiswijk en Houten, nu mag beginnen in Schiedam. Die het geweldig vindt aan het werk te mogen gaan op hemelsbreed minder dan vijf kilometer van Charlois, maar dan precies aan de andere kant van de Nieuwe Maas.’’
DE KORENBEURS. TSJA…., JE LULT MAAR WAT tekst: Hans van der Sloot foto’s: Gemeentearchief Schiedam / Jan van der Ploeg
Hoeveel slordigheden en fouten kun je je permitteren als je een website of verhaal schrijft dat moet passen binnen het kader van ‘Schiedam molens en jenever’?. ‘Alle’.., mag het antwoord zijn. Mits in de tekst – in willekeurige volgorde - de woorden ‘graan, molens, hout en jenever’ worden gebruikt. Wie daarboven kans ziet om ook het begrip ‘moutwijn’ te noemen krijgt extra punten. Met het woord ‘spoeling’ klinkt zelfs de bel van de Kop van Jut. Dat in het verhaaltje de grootst denkbare onzin wordt uitgekraamd doet verder niet terzake. Lees, ter lering en stichting, hoe op de website van ‘Korenbeurs Schiedam – arts, creativity and events’ klinkklare nonsens als serieuze stadsgeschiedenis wordt verkocht.
Branders voor de Koopmansbeurs ca. 1905. Collectie Gemeenarchief Schie
‘De Korenbeurs is de voormalige koopmansbeurs, één van de pronkstukken uit de Schiedamse jeneverindustrie’, staat op de webstek van Korenbeurs Schiedam te lezen onder het kopje: Geschiedenis. ‘. ‘Het gebouw is 225 jaar oud. De bouw startte in 1787 onder leiding van de Rotterdamse architect, in Nederland bekend als Jan Giudici, (1746 – 1819). In 1792 werd de beurs opgeleverd en vanaf dat moment trokken dagelijks honderden branders en distillateurs uit het hele land naar Schiedam. Op de binnenplaats, die toen nog niet overdekt was, werd luidruchtig gehandeld in moutwijn, granen en spoeling. Er heerste een lichte chaos die vergelijkbaar is met de beurs op Wall Street. Ruim 125 jaar bleef De Korenbeurs in gebruik als handelscentrum. Door de opkomst van de spiritusalcohol, die de moutwijn en granen overbodig maakte, moest De Korenbeurs in 1918 haar deuren sluiten.
In 1920 werd boven het atrium van de Korenbeurs een glazen dakconstructie geplaatst. Sindsdien heeft het gebouw zeer diverse bestemmingen gehad’. Dit verhaal heeft evenveel met de historische werkelijkheid te maken als de tekeningen van Anton Pieck. Wat klopt is de leeftijd. Dat is het dan ook het enige. De architect Jan Giudici was geen Rotterdammer. Integendeel. Hij was zelfs geen Nederlander, maar een Italiaanse in Den Haag woonachtige bouwmeester die in Rotterdam en Schiedam een groot aantal bouwwerken heeft gerealiseerd. Zijn Rotterdamse gebouwen zijn in het bombardement van Rotterdam op 14 mei 1940 vernietigd. Hierdoor is Schiedam de stad geworden die de herinnering aan hem levend houdt in onder andere het Sint-Jacobs Gasthuis, het voormalige kantongerecht en het woonhuis dat hij ontwierp voor Musis 8
Jacobus Johannes Nolet. Wat zijn betrokkenheid was (of geweest kan zijn) bij het ontwerp van de Koopmansbeurs (in de jaren 1960 om onduidelijke redenen plots ‘Korenbeurs’ geheten) is onduidelijk. De bronnen melden dat hem om advies is gevraagd omdat het plan van de eerst gevraagde architect , de Duitse Nederlander Friedrich Ludwig Gunckel, de Schiedamse vroedschap niet beviel en de stadsarchitect Rutger van Bol’Es volgens de regent Dominicus Doom slechts in staat was tot het ontwerpen van ‘monsters van gebouwen’. De plannen en aanbevelingen werden door de vroedschap met welgevallen aangehoord, maar uiteindelijk toch niet aanvaard. In de resolutie liet het stadsbestuur vastleggen
archief Schiedam
‘dat het plan en de tekening door den architect Judice geformeerd, hoe zeer op zig zelfs voldoende, uit hoofde van de desselfs uitgestrektheid en daaruijt voortvloeijende meerdere kostbaarheid meede niet wel konde worden aangepreezen’. Rutger van BolÉs werd daarom opgedragen met kennisneming van de tekeningen van Giudici het bouwplan op te stellen.
Periode van verval Vanaf dat moment van opening trokken niet dagelijks honderden branders en distillateurs uit het hele land naar Schiedam. De Schiedamse Koopmansbeurs was een instituut zoals elke stad van enige betekenis zich wenste of reeds had, een ‘echte’ beurs dus ter bevordering van de koophandel in het algemeen, gebouwd in ‘nette’ 9 Musis
classicistische stijl als een arcade rondom de verlaagde beursvloer. Dat de graanhandel deel uitmaakte van de beursactiviteiten, is vanzelfsprekend, maar was lang niet het enige. Daarbij was de graanhandel binnen en buiten de beurs aan strikte wettelijke en fiscale regels gebonden welke in 1822 – in de Wet op het Gemaal - nog extra werden verscherpt. In het begin van de negentiende eeuw moest de branderij in Schiedam en Delfshaven zelfs meerdere malen stilgelegd vanwege tekort aan graan en een verbod om uit het weinige alcohol te stoken. In grote lijnen luidde de inval van Pichegru in 1794 voor de branderij een periode van verval in dat pas tegen de tweede helft van de 19e eeuw gekeerd werd. In dat tijdvak stegen de voedselprijzen en daarmee hielden de graanprijzen gelijke tred. Herhaalde misoogsten en het stagneren van de aanvoer van graan uit de Oostzeelanden deden de rest. Een derde – voor de branderij zeer nadelige factor – was het continentaal stelsel dat Napoleon in 1806 invoerde en bedoeld was om de (zee)grenzen voor Engeland af te sluiten. Hierdoor viel de export gedurende enkele jaren geheel weg. Het herstel hiervan zou vele jaren duren. Wie zich de vraag stelt waar de grote Schiedamse (branders- en distillateurnamen uit de achttiende eeuw gebleven zijn en hoe een nieuwe generatie van Westfaalse branders uit onder andere de families Jansen, Beukers, Blankenheym, Lechner, Meijer, Cohn, Wittkampf Hoppe, Daalmeijer, Coebergh, Heiligers en Melchers zich op de resten van de achttiende-eeuwse Schiedamse jeneverstokerij van een nieuw jeneverimperium konden bouwen, komt zonder mankeren uit bij deze periode van verval. ‘Op de binnenplaats, die toen nog niet overdekt was, werd luidruchtig gehandeld in moutwijn, granen en spoeling’, schrijven de creatieve ondernemers achter de ‘Korenbeurs Schiedam’. ‘Er heerste een lichte chaos die vergelijkbaar is met de beurs op Wall Street’. Al direct na het gereedkomen van het beursgebouw bleek dat het stadsbestuur z’n hand had overspeeld. De graanhandel die tot dat moment plaats had op de kade van de Lange Haven tussen de Vismarkt en de hoek met de Korte Haven, stelde nog maar weinig voor. Wat gemeld werd vanaf de beurs waren hoofdzakelijk openbare verkopingen van uiteenlopende aard, soms onroerend goed, soms gingen er schepen onder de hamer en regelmatig werden partijen graan geveild die door zeewater min of meer waren beschadigd. Vanaf 1847, zeven jaar nadat de beurs was afgebrand en in vroegere staat herbouwd, vallen de activiteiten van de beurs goed te volgen in Schiedamsche Courant. Hierin beloofde de uitgever P.J. van Dijk (de latere burgemeester van Schiedam Piet van Dijk van Mathenesse) veel aandacht te schenken aan de zaken van de branderij, distilleerderij en koophandel. En in de berichten dienaangaande blijkt de beurs in dat jaar nog lang niet dat succes dat het gemeentebestuur ervan verwachtte.
Wel bloei, weinig handel Pas in 1864 werd de beurs van enige betekenis. De tweede helft van de negentiende eeuw was ook de grootste bloeitijd van de jeneverstokerij. Overigens waren de branders niet verplicht om over de beurs te handelen. Graan dat elders in het land was ingeklaard en binnenlandse oogsten behoefden niet over de beurs te worden verhandeld. Evenzo werd het grootste deel van de moutwijn niet op de beurs gebracht. De beurshandel beperkte zich tot de handel in graan dat
Maak een afspraak met uw Beddenspecialist voor uw SlaapID. Neem daarna de Slaap- Sensor 3 nachtjes mee naar huis.
Marit wil een stevig matras maar is dat voor haar ook het beste?
Met het Gemeenschapsfonds helpt u Schiedam vooruit! Uw schenking aan het Gemeenschapsfonds Schiedam komt direct en voor de volle honderd procent ten goede aan Schiedam. Bijvoorbeeld bij de inrichting van kinderspeelplaatsen of andere kleine projecten die anders weinig kans zouden maken. In haar korte bestaan heeft het Gemeenschapsfonds al vele tientallen projecten mogelijk helpen maken. Waarbij elke geschonken euro ook direct en volledig ten goede is gekomen aan de bevolking van Schiedam. Het Gemeenschapsfonds Schiedam is blij met elke schenking. Zowel van particulieren als bedrijven. Het gaat erom iets te willen doen voor Schiedam. Juist daar waar het het hardst nodig is. Bezoek onze website www.gemeenschapsfondsschiedam.nl.
Gemeenschapsfonds Schiedam. Helpt helpen
Stichting Gemeenschapsfonds Schiedam, Sonderdanckstraat 3, 3116 BS Schiedam. Telefoon 010 – 4262196, e-mail:
[email protected]
de SlaapID® scan wijst het uit. Ontdek wat uw slaap-identiteit is bij:
ALLES IN DE BOEKHANDEL Boekhandel J.S. van Leeuwen Broersvest 85 3111 ED Schiedam Boekhandel Post Scriptum Hof van Spaland 31 3121 CA Schiedam
MAAR OOK COMPLEET OP INTERNET www.boekhandelvanleeuwen.nl www.postscriptum.nl
Musis 10
door de (meest Rotterdamse) graanhandelaars voor eigen risico op de beurs werd gebracht. Voor moutwijn en spoeling melden de regelmatige beursberichten niet de handel in moutwijn, spiritus, ruwe spiritus en spoeling, maar het bereikte prijspeil ervan. Heinrich Schmitz stelt in zijn proefschrift ‘Schiedam in de tweede helft van de negentiende eeuw’ (1962) ook terecht dat de beursopgaven over graan en moutwijnhandel slechts een deel van de werkelijkheid laten zien.
Geen lichte wanorde
al teveel behoefde te kosten. Helemaal zonder problemen was de uiteindelijke constructie echter niet. De opdracht voor het maken en installeren van de kap werd gegund aan de Utrechtse IJzergieterij. Betaald werd echter pas vele maanden na de oplevering toen ook het laatste ‘lekkaadjen’ was verholpen en het gemeentebestuur grootmoedig besloot dat aan de aannemer geen boete zou worden opgelegd . Hoe fraai en grootstedelijk ook met de nieuwe glazen kap, met de beursactiviteiten wilde het maar steeds niet vlotten. Uit de regelmatige beursberichten in de Schiedamsche Courant valt op te maken hoe de handel aan het eind van de negentiende eeuw vrijwel geheel tot stilstand kwam. De prijzen voor moutwijn en spiritus bleven maandenlang onveranderd en van graannoteringen was in het geheel geen sprake meer.
Met Wallstreet of welke andere effectenbeurs ook, had de Schiedamse Koopmansbeurs niets te maken. Van een lichte wanorde was geen sprake. Enkele malen per week vervoegde de fine fleur van brandend Schiedam (voor kleine branders die met enkele bakken bescheiden inkomsten hadden uit de branderij was op de beurs geen plaats) zich rond het middaguur op de Nieuwe Sluis. Enkele foto’s uit het begin van de twintigste eeuw weerspiegelen het karakter van de beursgang. Behalve dat branders en distillateurs kwamen kijken of er nog wat te halen viel was het ook een sociaal treffen van branders en distillateurs die zowel door een gezamenlijk belang als door De ijzeren kapconstructie terug in het zicht, foto: Jan van der Ploeg familiebanden nauw verknoopt waren. Oorspronkelijk was de beursvloer een open Weg ratelende karren ruimte, omgeven door de galerij waarin de handel moest plaatsvinden. Volgens dit model werden in Nederland In 1918 was het moment aangebroken om de gehele beurs meerdere beursgebouwen opgetrokken, ook de Schiedamse te staken. Er was geen brander of distillateur die daartegen Koopmansbeurs werd op die manier ontworpen. Tot dan protesteerde. De Koopmansbeurs was uitgewerkt zonder had de handel in granen en andere partijgoederen immers ook maar één moment van echte bloei of grote betekenis vrijwel altijd plaats gevonden in de open lucht. In 1871 – te hebben gekend. Laat staan de ratelende karren voor en niet in 1920 zoals de webstek zegt - besloot Schiedam de deur, de door de webstek van ‘Korenbeurs Schiedam’ tot overkapping van de binnenplaats met een glazen dak. veronderstelde handklap waarmee partijen moutwijn van Hierin bewees het Schiedamse stadsbestuur helemaal bij eigenaar wisselden, de branders en distillateurs die zich uit de tijd te zijn en tuk op koopjes precies de juist maat te geheel Nederland dagelijks naar Schiedam spoedden en de kunnen vinden. De architectuur uit de tweede helft van de levendige handel in dampende spoeling; het afvalproduct negentiende eeuw heeft prachtige glasdaken voortgebracht. van de branderij maar de centen nog altijd dik waard. Zo Schiedam kon putten uit voorbeelden te over in mondaine wordt er geschiedenis bedreven binnen het kader van steden als Amsterdam en Den Haag en buiten Nederland ‘Schiedam, molens en jenever’: Je lult maar wat. natuurlijk in Berlijn, Brussel, Londen en Parijs. En gelukkig beschikte Schiedam met de Koopmansbeurs over een gebouw waarvan de overkapping van de binnenplaats niet 11 Musis
HARM JAN LUTH Toen hij in september 2012 dertig jaar bij het Vlaardingse Stadsarchief werkte, twitterde Harm Jan Luth dat zijn voorganger Theo Poelstra (1935-2004) een standbeeld verdiende. Een eigenschap van een tweet is dat die weinig ruimte biedt voor het onderbouwen van een mening. Een gesprek geeft die mogelijkheid des te meer. In de kamer, waar Poelstra in 1982 zijn sollicitatiegesprek voerde met de toen 21-jarige Harm Jan Luth, kreeg Henk Slechte die uitleg van Poelstra’s inhoudelijke erfgenaam als stadsarchivaris. Tekst: Henk Slechte
H
arm Jan Luth is in 1961 als zevende van negen kinderen geboren in HoogezandSappemeer in een gereformeerd vrijgemaakt gezin, waar over alles werd gediscussieerd en niets onbespreekbaar was. Zijn vader oefende het in zijn kerkelijke omgeving niet zo gebruikelijk beroep van wijnproever uit, en werd later hoofd reclame bij Wijn Etten BV, onderdeel van het Engelse Allied Breweries, in Breda. Harm Jan vertelde in 2005 aan het Reformatorisch Dagblad dat hij rond zijn elfde al wist dat hij archivaris wilde worden. Hij had een bureau met laden, en knipte alles uit kranten en tijdschriften wat hij wetenswaardig vond. Dat stopte hij thematisch in de laden van zijn bureau. Zijn klasgenoten wisten waar ze moesten zijn als ze voor een spreekbeurt over componisten of olifanten informatie nodig hadden. Het woord archivaris kende de jonge Harm Jan niet, maar moeder Luth had altijd de Elsevier Beroepengids onder handbereik om te kijken welk beroep paste bij de talenten van haar kinderen; zij ontdekte dat bij de passie van Harm Jan het beroep van archivaris hoorde. Hij deed op zijn zeventiende eindexamen Atheneum en
Harm Jan Luth, foto Jan van der Ploeg
had niet het geduld om eerst geschiedenis te studeren, voordat hij aan de archiefopleiding begon. Dat wilde hij direct, wat zijn ouders die meer kinderen hadden die een opleiding moesten volgen, financieel goed uitkwam. De Rijksarchiefschool was echter vol, maar Harm Jan kon als onopgeleid studiezaalambtenaar bij het Gemeentearchief Breda aan de slag. Een jaar later kon hij wel op de Archiefschool terecht. Hij ervoer de archiefstudie als een geluksmoment, en zijn beroep als een feest dat nog steeds duurt. Hij geniet tot de dag van vandaag van al dat papier waarin zoveel gegevens liggen opgeslagen, en van alle andere dragers van informatie. Na zijn opleiding solliciteerde hij op een vacature bij het Stadsarchief van Vlaardingen, waar Theo Poelstra - haast letterlijk - de scepter zwaaide. Die heeft de benamingen Stadsarchief en stadsarchivaris in plaats van Gemeentearchief en gemeentearchivaris ingevoerd, omdat hij vond dat die meer statuur hadden. En dan legt Harm Jan Luth uit waarom Theo Poelstra een standbeeld verdient. Hij was een van de eerste archivarissen, die het archief uit de gesloten en elitaire sfeer van de professionele historici haalden, en de mogelijkheden van het archief als bron voor het onderzoek naar de geschiedenis van ieders stad, huis Musis 12
of familie toegankelijk en aantrekkelijk maakten. Luth wijst op Poelstra’s boek Een Hollands Stadsarchief (1969) dat verscheen bij het Gemeentearchief Rotterdam, en op het Historisch Jaarboek Vlaardingen dat Poelstra in 1977 met de Historische Vereniging begon. Een mooi voorbeeld vindt hij ook Binnen deeser stede Vlaerdinghe - Schets van de geschiedenis van Vlaardingen in beeld gebracht in het Streekmuseum Jan Anderson. Daarmee bracht Poelstra, net als Anderson met zijn museum, de geschiedenis van Vlaardingen pas echt naar iedereen, die daarvoor toen open stond. De ’archivistische Bourgondiër’ Poelstra was overigens niet voor alle auteurs even gemakkelijk, zoals Schiedammer Hans van der Sloot ervoer, toen hij in 1973 in opdracht van de gemeente Vlaardingen de lokale geschiedenis voor een breed publiek opschreef in Vissen bij de vleet. Poelstra controleerde dat toen scherp op onjuistheden, en zei er 13 jaar later nog denigrerend over, dat Van der Sloot wat krenten uit de pap had geplukt en die ‘heel, werkelijk heel aardig [had] beschreven’. En ook Vlaardinger Jeroen ter Brugge kijkt iets genuanceerder terug op zijn ervaringen met Poelstra. Toen hij als vijftienjarige geschiedenisliefhebber het archief bezocht, liet archivaris Poelstra hem duidelijk merken dat een archief niet bedoeld was voor zulke jonge snaken. Poelstra’s beleid om mensen te prikkelen zelf met geschiedenis bezig te zijn, werkt nog steeds door. In Groot Vlaardingen van 3 december 2012 vertelt Arie van der Hoek hoe hij er toe kwam om, met Frans Assenberg, het Vlaardings Molenboek te schrijven. Hij kreeg 25 jaar geleden van zijn grootvader ansichtkaarten van molens en werd daardoor enthousiast voor dat onderwerp: “Het schrijven van een Vlaardings Molenboek kwam toen nog niet bij mij op, maar ik volgde toen wel op het archief een cursus oud schrift. Toenmalig archivaris Theo Poelstra gaf die cursus. Toen ik daarmee klaar was, vroeg ik mij af wat ik nu kon gaan doen. Poelstra stelde voor een onderzoek uit te voeren naar de specifieke Vlaardingse windmolens.” Van der Hoek schreef daarna artikelen over Vlaardingse windmolens en in 1990 een boekje over de korenmolen Aeolus op de Kortedijk. Hij bleef informatie verzamelen over windmolens in Vlaardingen en Vlaardinger-Ambacht, en dat heeft nu geresulteerd in de publicatie van dit werk. Harm Jan Luth heeft de lijn van Poelstra voortgezet, met succes. Iedere bezoeker van de studiezaal wordt persoonlijk geholpen, precies zoals dat onder Poelstra gebeurde, en wordt zo ondervraagd dat hij niet alleen het goede materiaal krijgt, maar ook alle gewenste begeleiding. Het tastbare resultaat van deze aanpak is dat het Stadsarchief Vlaardingen, dankzij de deskundige bezetting van de studiezaal, volgens de tweejaarlijkse monitor van de Branchevereniging Archief Instellingen Nederland (BRAIN), voor de dienstverlening in 2007 op de eerste, in 2009 op de tweede en in 2011 weer op de eerste plaats eindigde. En wie denkt dat zo’n monitor weinig meer is dan een tevredenheidsonderzoek op de studiezaal, doet er goed aan het 55 pagina’s tellende rapport op de website van de BRAIN te lezen. Toen Harm Jan kennis maakte met de praktijk van het archiefwerk, voelde hij het gemis van de wetenschappelijke opleiding en ontdekte hij dat hij te haastig was geweest met de Archiefschool. Hij wist veel en kon dat goed verwoorden, maar hij miste wel enerzijds het vermogen om alles in een groter verband te zetten en anderzijds de verdieping en de analyse die een wetenschappelijke 13 Musis
opleiding de actieve historicus biedt. Daarom studeert hij nu geschiedenis in Leiden. Zijn voorliefde, in de geschiedenis, maar ook als gepassioneerd muziekliefhebber, is alles wat te maken heeft met de middeleeuwen. Vlaardingen heeft echter sinds de grote brand van 1574 weinig middeleeuws archief, en dat dwingt de student Harm Jan Luth om de onderwerpen voor zijn scripties,
Theo Poelstra, foto Stadsarchief Vlaardingen
die natuurlijk over Vlaardingen moeten gaan, toch in de Nieuwe Tijd te zoeken. De relatief verse student liep in Leiden aan tegen een onderwerp dat hem na het hart ligt: de verhouding historicus - archivaris. Toen hij in het Universiteitsblad Mare een azijnzure column over ‘de’ archivaris las, gelardeerd met - overigens niet-Vlaardingse voorbeelden, schreef hij een reactie die zijn professionele geloofsbelijdenis omvat. De columnist, die ook historicus en promovendus is, noemt archivarissen ‘aangeboren tegenwerkers’. Dat was tegen het zere been van Harm Jan. In de Mare van januari 2013 kunnen de aankomende historici lezen dat in Vlaardingen ‘con amore [wordt] meegedacht en -gewerkt, dat studenten desgevraagd onderwerpen aan de hand worden gedaan, dat paleografische hulp geboden wordt, dat er geen witte of anderskleurige handschoentjes te vinden zijn, dat er nauwelijks restricties zijn als het om scannen gaat en fotokopiëren in zeer veel gevallen wel mogelijk is, dat er geen moeite teveel is om archieven en collecties te ontsluiten voor de gebruiker (jazeker, ook en vooral voor historisch gebruik), dat genealogie niet alleen een monomane geriatrische hobby is, maar evenzeer een
foto Jan van der Ploeg
De relatief verse student liep in Leiden aan tegen een onderwerp dat hem na het hart ligt: de verhouding historicus - archivaris. Toen hij in het Universiteitsblad Mare een azijnzure column over ‘de’ archivaris las, gelardeerd met - overigens niet-Vlaardingse - voorbeelden, schreef hij een reactie die zijn professionele geloofsbelijdenis omvat. De columnist, die ook historicus en promovendus is, noemt archivarissen ‘aangeboren tegenwerkers’. Dat was tegen het zere been van Harm Jan. waardevolle hulpwetenschap van de historiografie, dat aangevraagde stukken er binnen enkele minuten betast en gelezen kunnen worden, dat lunchpauzes raadpleging van de gewenste archivalia geen seconde in de weg staan, etcetera.’ De methode Poelstra geactualiseerd en kort samengevat! Sinds Harm Jan in 1997 stadsarchivaris werd, is hij betrokken bij projecten, waarvan sommige met ingrijpende wetenschappelijke gevolgen. In dat jaar werd het taakveld Archeologie weggehaald bij Stadswerk, wat Luth de ‘harde kant’ noemt, en ondergebracht bij de ‘zachte
kant’, uiteraard het archief. Hij vindt dat logisch, omdat ze hetzelfde doen: het vertellen van het verhaal van de Vlaardingse geschiedenis, de een met voorwerpen uit de grond en de ander met papier. Het samenbrengen daarvan beschouwt hij als een opdracht waarvoor hij zich met archivaris Tim de Ridder en anderen ten volle inzet. De resultaten maakten ze met zoveel tromgeroffel wereldkundig, dat ook hiervoor de wet van Poelstra opging: iedereen in en zelfs ver buiten Vlaardingen moet ervan weten! Jeroen Ter Brugge herinnert zich dat het de gemeentelijke voorlichter Remus Aussen was, die hem in 1995, toen hij gemeentelijk archeoloog was stimuleerde om met zijn vondsten van de oudste haring op het voormalige landgoed Hoogstad van de alternatieve kankergenezer dokter Moerman de publiciteit te zoeken. Hij is vol lof over de manier waarop Harm Jan Luth die lijn heeft voortgezet. Een prachtig voorbeeld is de opgraving in de Vergulde Hand-West in 2005, uitgevoerd door de gemeente met de grootste financiële steun die het Rijk tot nu toe aan een archeologisch onderzoek heeft gegeven. Dit weiland ten westen van Vlaardingen moest industriegebied worden. Luth en De Ridder hebben voor de steun van de gemeente moeten vechten, totdat de staatssecretaris met ruim € 860.000 over de brug kwam. Het resultaat was overweldigend. Zo is een kano uit 683 v. Chr. nu te bewonderen in het Archeon in Alphen aan de Rijn, en dragen bruidegommen hun bruiden over de oudste drempel van Nederland (300 v. Chr.) de trouwzaal in het stadhuis van Vlaardingen binnen. Van nationaal archeologisch belang was dat hier de bewoningsgeschiedenis van de middenbronstijd tot de late middeleeuwen zichtbaar werd aan de hand van huisplattegronden en herkenbare sporen van verhuizingen. Heel Nederland praatte over Musis 14
Vlaardingen, dat steeds bekender werd als een plaats waar de vroegste geschiedenis gaaf uit de grond kwam. Een ander project, dat een opvallende uitkomst had en nog op een wetenschappelijke afronding wacht, is dat van de Zoektocht naar de Oer-Vlaardinger. De archivaris vertelt bevlogen over dit multidisciplinaire project met een uitkomst die niemand had kunnen voorspellen. In 2002 bleek bij archeologisch onderzoek van een locatie aan de Markt, dat op vier meter diepte de resten lagen van 44 mensen die daar tussen 1000 en 1050 waren begraven. Het waren volledige skeletten, wat Tim de Ridder op het idee bracht te kijken of daarin nog DNA te vinden was, en zo vast te stellen of er wellicht nog nakomelingen van deze vroegmiddeleeuwse Vlaardingers rondliepen. In tientallen kiezen werd bij het Forensisch Laboratorium voor DNA Onderzoek in Leiden inderdaad DNA gevonden. Nu kwamen archief en archeologie schitterend samen. Het archief ging op zoek naar de oudste Vlaardingers. Een prachtig voorbeeld, vindt Harm Jan Luth, van het wetenschappelijk nut dat genealogisch onderzoek ook kan hebben. De oudste Vlaardingers die het archief kon traceren woonden daar eind 15de, begin 16de eeuw. Vervolgens werden mannen die van die personen afstamden, opgeroepen om in het archief wangslijm af te geven. Toen bleek welke rol het toeval kan spelen. Een bezoeker van de studiezaal mocht niet meedoen, omdat zijn oudste voorvader niet in Vlaardingen, maar in Maasland woonde. Toen de stadsarchivaris zijn hand over zijn hart haalde, bleek uitgerekend deze man de enige treffer. Hij had hetzelfde DNA als in een van de kiezen was gevonden. Harm Jan grijnst dat het een ‘foutje’ was de man te weigeren. De inwoners van Maasland uit de 11de eeuw werden immers in Vlaardingen begraven, omdat daar sinds de 8ste eeuw wel een kerk was en in Maasland nog niet… In 2012 studeerde een Amsterdamse sociologe af op deze zoektocht en haar context in het licht van de Vlaardingse identiteit. De archivaris en de archeoloog kregen in 2007 voor hun zoektocht de Bob Verbiest Cultuurprijs van € 25.000. Die bestemden zij voor verder onderzoek naar infectieziekten, dat prof. dr. P. de Knijff en drs. Eveline Altena in Leiden willen doen door het DNA van voor de pestepidemieën, zoals dat nu in Vlaardingen is gevonden, te vergelijken met later DNA. Archeologie is tot verdriet van Harm Jan Luth bij een reorganisatie in 2012 weer terug naar de ‘harde kant’ en ondergebracht bij de sectie Bouwen, Archeologie en Milieu (BAM). Wat Luth betreft blijft samenwerking uiteraard mogelijk. Een ander wapenfeit waarover de stadsarchivaris graag vertelt, is het Groot Vlaardings Prentenboek, naar voorbeeld van het Schiedamse, dat inmiddels gevolgd is door een eigen prentenboek van, jawel, het Streekmuseum Jan Anderson… De burgemeester van Vlaardingen kreeg het Groot Schiedams Prentenboek in 2007 van zijn Schiedamse collega, en wilde voor Vlaardingen ook zo’n boek. Maar ja, dat kost geld en tijd, en van beide is zelden genoeg beschikbaar. Het plan bleef dus liggen, totdat machinefabriek Fontijne in 2009 honderd jaar bestond, en oud-directeur André Fontijne besloot Vlaardingen een prentenboek naar Schiedams voorbeeld cadeau te geven. Harm Jan Luth citeert: ‘jij maakt het, wij betalen.’ Zo eenvoudig was het ook niet. Omdat Fontijne van de gelegenheid gebruik wilde maken om witte plekken in de verbeelding van de stad op te vullen, kregen kunstenaars 15 Musis
Een prachtig voorbeeld is de opgraving in de Vergulde HandWest in 2005, uitgevoerd door de gemeente met de grootste financiële steun die het Rijk tot nu toe aan een archeologisch onderzoek heeft gegeven. Dit weiland ten westen van Vlaardingen moest industriegebied worden. Luth en De Ridder hebben voor de steun van de gemeente moeten vechten, totdat de staatssecretaris met ruim € 860.000 over de brug kwam. Het resultaat was overweldigend. Zo is een kano uit 683 v. Chr. nu te bewonderen in het Archeon in Alphen aan de Rijn, en dragen bruidegommen hun bruiden over de oudste drempel van Nederland (300 v. Chr.) de trouwzaal in het stadhuis van Vlaardingen binnen.
opdracht die plekken af te beelden en kreeg het archief het resultaat. Harm Jan Luth en Peter Zuydgeest maakten het boek. Dankzij de generositeit van André Fontijne kostte het boek minder dan de helft van het Schiedamse! Praten met een stadsarchivaris die dienstverlening en het naar het volk brengen van de geschiedenis huizenhoog in zijn vaandel heeft staan, is natuurlijk vragen naar de actuele staat van ‘zijn’ archief. Zoals overal is ook daar de tijd van de klassieke inventaris grotendeels voorbij. De meeste archieven zijn al geïnventariseerd en voor nieuwe aanwinsten volstaat vaak een magazijnlijst. De inventarissen staan online op de website van het Stadsarchief. De onderzoeker vindt genealogische gegevens op de website www.vlaardingen.nl/isis en informatie over de geschiedenis van Vlaardingen en de collectie op www.geschiedenisvanvlaardingen.nl. Op de vraag of de studiezaal daarmee niet een essentiële functie verliest, is het bevrijdende antwoord: ‘dat geeft de archivaris meer ruimte om zelf actief met de geschiedenis bezig te zijn, en om de bezoeker die steeds veeleisender wordt extra aandacht te kunnen geven.’ Harm Jan Luth bemoeit zich niet alleen met het Stadsarchief Vlaardingen. Hij is sinds 2004 ook gemeentearchivaris van Maassluis, hij is lid van de straatnaamcommissies van Vlaardingen en van zijn woonplaats Dordrecht, en hij wordt samen met conservator Alex Poldervaart, archeoloog Tim de Ridder, raad van bestuurlid Martine van Lier en maritiem historicus Perry Moree, lid van een nieuwe adviescommissie die de staf van het Museum Vlaardingen inhoudelijk gaat adviseren over de inrichting en het tentoonstellingsprogramma. Het archief bemoeit zich in de naaste toekomst dus actief met de presentatie van de geschiedenis van Vlaardingen. Theo Poelstra zou tevreden zijn.
KROEPOEKFABRIEK EEN JAAR. DAT SMAAKT NAAR MEER!
Een jaar na de officiële opening van het nieuwe Vlaardingse jongerenpodium is het een goed gebruik om terug te kijken op wat er bereikt is en vooruit te zien naar wat er goed gaat, wat beter kan en waar het brandpunt komt te liggen. So far, so good! De diverse (jonge) doelgroepen blijken goed de weg naar de Kroepoekfabriek te vinden, artiesten zijn lovend over de locatie, het gebouw blijkt supergeschikt voor het beoogde doel, de vrijwillige Kroe raakt meer en meer ingespeeld en ook de sponsors zijn enthousiast. Nieuwe bezoekers blijven komen en de reacties zijn overweldigend! Zijn er dan geen zorgen? Natuurlijk! Stevige culturele bezuinigingen liggen op de loer. Maar er is vooral veel geleerd en het team zit bomvol plannen na hun ervaringen van het eerste jaar.
tekst: Renee de Hartog foto’s: Thijs Overdevest en Ron van Rutten Musis 16 Icekoud Hydroboys, foto’s Ron van Rutten
T
Talentontwikkeling en cultureel ondernemerschap vormen de grote lijn in het programma en de bedrijfsvoering van De Kroepoekfabriek. Achter de schermen worden de jonge vrijwilligers en medewerkers opgeleid tot enthousiaste professionals en op het podium krijgen de lokale helden de kans hun kunsten te tonen en hun netwerk op te bouwen, door in de voorprogramma’s te spelen van de profs. Ondertussen ontwikkelt het publiek zijn smaak door het diverse aanbod en ontdekt wat er leeft in de wereld op het gebied van popmuziek en podiumkunsten. Dit alles wordt mogelijk gemaakt door zeventig procent eigen inkomsten door kaartverkoop, baromzet, verhuur en sponsoring tegenover dertig procent gemeentelijke subsidie. “Anders gezegd, van iedere gesubsidieerde euro, maken wij er nu drie, waarmee we alle gewenste resultaten kunnen bereiken. Daar zijn we best trots op”, aldus Renske Verbeek, directeur van De Kroepoekfabriek. Het eerste jaar zijn er al stevige resultaten geboekt. Concreet organiseerde De Kroepoekfabriek 52 concerten, twaalf unieke evenementen en 96 educatieve (school)projecten en workshops. Op het podium hebben nu al 750 lokale artiesten gestaan, in de vorm van jonge bands, rappers, dansgroepen en singer-songwriters, waarvan een deel ook coaching heeft gekregen. Dit alles werd mogelijk gemaakt door de inzet van inmiddels 96 vrijwilligers (de Kroe), 49 maatschappelijke stagiaires (de masters), zes fulltime stagiaires, vijf parttime vaste medewerkers, het bestuur, 32 betrokken sponsors, vier fondsen en natuurlijk de gemeente Vlaardingen. “Voor al deze projecten en concerten kwamen er dit seizoen ruim 26.000 bezoekers over de vloer en naar de evenementen in de stad. Dat is beter dan verwacht!”. Een aantal concerten sprongen er uit het afgelopen jaar. Naast het openingsweekend met De Staat, Winne en Lucky Fonz III, zetten ook namen als De Zware Jongenz, Blaudzun, Lange Frans, Pien Feith, Anneke van Giersbergen, Hausmagger, Sef, Gers Pardoel en Splendid voet aan Kroepoek-grond. In de maandelijks terugkerende „talent-van-eigen-bodem” avondjes als Tokoloko, Onbeperkt, Sambal, Lekker Laag en de Jamfabriek zit ook een stijgende lijn qua bezoekersaantal. Tim van Dorp, de programmeur, legt uit: ”Naast dat we Vlaardingen ieder kwartaal willen trakteren op een wat grotere naam, waar Vlaardingers trots op kunnen zijn en met een lokaal talent in het voorprogramma, willen we ons als poppodium onderscheiden met een kwalitatief, stevig en divers programma, waar professionele acts worden aangevuld door regionale helden.” Ook voor komend seizoen staat er al veel moois op de planning. De Kroepoekfabriek is trots op het strikken van onder andere The Kik, The Deaf, Mr. Polska, Drive Like Maria en de populaire rapper Keizer. Verder maandelijks singer-songwriters, zoals Awkward I, en gratis (beginnende) bandjes uit de buurt op iedere tweede donderdag van de maand. De Kroepoekfabriek is ondertussen ook gestart met een aantrekkelijk workshopprogramma doordeweeks, onder de noemer De Kroepoek Academie. Variërend van DJ tot breakdance, van geluidstechniek tot vormgeving en popfotografie, is het gehele aanbod zoveel als mogelijk aanvullend op hetgeen al wordt aangeboden in de stad en regio. De komende tijd zijn er een aantal zaken waarop De Kroepoekfabriek de aandacht wil vestigen. 17 Musis
De Kroepoekfabriek is een professioneel podium voor live muziek, dans en theater, waar landelijke acts en regionale helden elkaar afwisselen. Dit podium is gevestigd in een authentiek pakhuis en voormalige kroepoekfabriek aan de Koningin Wilhelminahaven in Vlaardingen. Voorafgaand aan de opening in september 2011 is het gebouw volledig gestript, vervolgens verbouwd en heringericht, zodat het nu ruimte biedt aan een podiumzaal, op de begane grond en eerste verdieping, waar zo’n 250 bezoekers terecht kunnen. Op de tweede en deels derde verdieping zijn creatieve studio’s ingericht, waaronder een multifunctionele dansstudio, volledig geïsoleerde muziekstudio en een mediastudio. Hier is ruimte voor film, fotografie, montage, design, cursussen, workshops en exposities. Bij De Kroepoekfabriek draait alles om talentontwikkeling, voor én achter de schermen, voor én door ‘jongeren’. Een grote groep vrijwilligers, ofwel de Kroe, werkt hard mee om het geheel tot een groot succes te maken.
Renske Verbeek: “Onze grootste uitdaging is de aankomende bezuinigingsronde. Een grote klap kunnen we simpelweg nog niet hebben na één jaar. We zitten in de opbouwfase. Op dit moment halen we al zoveel uit de samenwerking met het bedrijfsleven. Een kwart van de organisatie wordt gefinancierd met behulp sponsoring, dat is veel! We willen door samenwerking en nieuwe initiatieven zoveel mogelijk kansen zoeken om de kosten te drukken en extra geld te genereren. Die initiatieven kosten tijd. Financieel willen en moeten we bouwen aan een stabiele organisatie, die hun maatschappelijke, educatieve en culturele doelstellingen behaalt, door zowel steun van de gemeente als goed cultureel ondernemerschap. De samenwerking met de stad, de gemeente en het bedrijfsleven is hierin essentieel.” Tot slot: “We gaan ons uiterste best doen om zowel het publiek, als de vrijwillige Kroe en zowel de financiers als artiesten te blijven boeien, prikkelen, vermaken en ontwikkelen. We willen dat Vlaardingers trots op De Kroepoekfabriek in hun stadje zijn en blijven!” alles op www.kroepoekfabriek.nl, Twitter en Facebook
Naschrift redactie Met de Kroepoekfabriek neemt Vlaardingen in de regio een unieke plaats in. Een deel van het succes dankt de Kroepoekfabriek zeker aan het feit dat zoveel jongeren bij de ‘fabriek’ betrokken zijn. Hetzij als vrijwilliger in ‘de Kroe’, hetzij als stagiar(e), hetzij als muzikant, artiest, deelnemer aan workshops, publiek of een combinatie hiervan. Het recept voor succes schrijft verder een overdosis aan enthousiasme voor. En dit versterkt en vernieuwt zichzelf omdat niets zo enthousiasmeert als publieke waardering.
De komende tijd zijn er een aantal zaken waarop De Kroepoekfabriek de aandacht wil vestigen. Renske Verbeek: “Onze grootste uitdaging is de aankomende bezuinigingsronde. Een grote klap kunnen we simpelweg nog niet hebben na één jaar. We zitten in de opbouwfase. Op dit moment halen we al zoveel uit de samenwerking met het bedrijfsleven. Een kwart van de organisatie wordt gefinancierd met behulp sponsoring, dat is veel! We willen door samenwerking en nieuwe initiatieven zoveel mogelijk kansen zoeken om de kosten te drukken en extra geld te genereren.
Met de Kroepoekfabriek neemt Vlaardingen in de regio een unieke plaats in. Een deel van het succes dankt de Kroepoekfabriek zeker aan het feit dat zoveel jongeren bij de ‘fabriek’ betrokken zijn. Hetzij als vrijwilliger in ‘de Kroe’, hetzij als stagiair(e), hetzij als muzikant, artiest, deelnemer aan workshops, publiek of een combinatie hiervan. Het recept voor succes schrijft verder een overdosis aan enthousiasme voor. En dit versterkt en vernieuwt zichzelf, omdat niets zo enthousiasmeert als publieke waardering. Schiedam heeft in het verleden een vergelijkbaar succes gekend. Daar bouwde in de late jaren 1970 een aantal leden van de christelijke jongerensociëteit Quousque Tandem? (Hoe lang nog?) uit idealisme een eigen theatertje op de zolder van het sociëteitsgebouw in het Diaconiegebouw aan de Nieuwstraat. Dit theater met een in eigen beheer ontworpen techniek en plastic kuipstoeltjes voor de bezoekers zou als Zoldertheater In den Teerstoof één van de toonaangevende kleine zalen in de regio zou worden. Landelijk verwierf het zelfs bekendheid kreeg als theater voor jong cabarettalent. Hier stonden voor een publiek van pakweg honderdvijftig mensen Freek de Jonge en Bram Vermeulen met het snerpende Philicorda-orgeltje en kanariegele DAF, trad Youp van ’t Hek op en maakte Lurelei met Eric Herfst en Jasperina de Jong enkele plaatopnamen vanwege de intieme sfeer. Vele jaren later bouwde Schiedam, aangespoord door de enthousiaste wethouder Menno Siljee op basis van de herinneringen aan dit theatertje en grote plannen voor de toekomst een nieuw cultuurcentrum in het Wennekerpand. Hiermee werd een oplossing gevonden voor de enkele jaren daarvoor aangekochte Distilleerderij Wenneker, waarin oorspronkelijk het Glasmuseum zou worden ondergebracht. In een nagelnieuw – gedeeltelijk door de ontwerper BertJan Pot ingericht – interieur zijn een theater, annex bioscoop, de Wenneker Cinema, ruimten voor workshops, dans- en muziekstudio’s en het Centrum Beeldende Kunst, het CBK gerealiseerd. Het
Musis 18
cultureel experiment staat hierbij centraal, waarbij een mengen van theater, beeldende kunst, muziek, wijkgebonden culturele experimenten, film en dans mede een uitgangspunt is. Een vliegende start was het Wennekerpand niet gegeven. Problemen met de voortzetting van ‘De Teerstoof’ als jeugdtheater deden het theater strandden nog voordat dit tot ontwikkeling kon worden gebracht. Ook de dans kwam niet goed uit de verf, terwijl het CBK te maken heeft met de typische problemen van elke professionele en non-profit Kunstuitleen, namelijk een achterblijvend aantal leners, tegenover een enthousiast publiek dat in grote getale openingen en presentaties bezoekt. Wennekerdirecteur Henk Kuipers waakt voor een teveel aan zichtbaar enthousiasme. ‘Maar’, zegt hij, ‘de samenwerking tussen de gebruikers van het pand, begint vorm te krijgen. ‘Daarbij trekken activiteiten zoals als het Cultureel café en het dagelijkse zzp-café waarbij het grote restaurant ‘ s morgens open staat voor wie er wil werken, vergaderen of mensen wil ontvangen inmiddels de aandacht van een groeiend publiek. We zullen het moeten hebben van een gestaag groeiende bekendheid bij een breed publiek. Wat mijzelf betreft is iedereen uitgenodigd om aan te kloppen met ideeën, op welk gebied van ook. Weet dat het Wennekerpand de faciliteiten in huis heeft voor elk evenement, performance, uitvoering of ontvangst. Waarbij over financiën altijd te praten valt’.
Maar de samenwerking tussen de gebruikers van het Wennekerpand, begint vorm te krijgen. Daarbij trekken activiteiten zoals als het Cultureel cefé en het dagelijkse ZZP-café waarbij het grote restaurant smorgens open staat voor wie er wil werken, vergaderen of mensen wil ontvangen inmiddels de aandacht van een groeiend publiek.
19 Musis
Naast dat we Vlaardingen ieder kwartaal willen trakteren op een wat grotere naam, waar Vlaardingers trots op kunnen zijn en met een lokaal talent in het voorprogramma, willen we ons als poppodium onderscheiden met een kwalitatief, stevig en divers programma, waar professionele acts worden aangevuld door regionale helden.
Links: De Kroepoekfabriek, foto Ron van Rutten Een jaar KF met The Kik en The Deaf, foto Thijs Overdevest Onbeperkt Oud en Nieuw, foto Thijs Overdevest
www.boekhandelvanleeuwen.nl www.postscriptum.nl
Schiedam Lange Haven 54-56 Tel. 010-4732751 Rotterdam-Centrum Delftsevaart 26 Tel. 010-2132993 Rotterdam-H'berg Bergse Dorpsstraat 25 Tel. 010-2180067
www.debontekoe.nl Musis 16
Handling HACCP Cleanroom Drukwerk Printen Mailing Postbezorging Houtindustrie Groen- en Milieuservices Detachering Enquêtes
Tel. (010) 204 10 00
Musis 20
GEEN GEGRAAI OP SCHIEDAMSTAD
G
raaien door bestuurders is een favoriet onderwerp van de anonieme helden op het Schiedamse forum, die almaar verder schrijven aan hun Verversoap, en een oud-wethouder origineel en consequent Menno Kroket noemen. Hun ‘postings’ (zo heet dat in forumtaal) gaan over diepzinnige onderwerpen als een illegale kachelpijp en ten onrechte gedeclareerd veiligheidsglas voor de ‘bouwval’ van de ‘freule’ aan de BK-Laan. Allemaal zaken die een jarenlange aandacht rechtvaardigen. Zij maken slechts af en toe en meestal onwennig een kort uitstapje naar een tramlijn, waarvan de RET het traject heeft verlegd of ingekort, of een ander gewichtig Schiedams onderwerp, toch eigenlijk het doel van een dergelijk forum. Soms duikt zomaar een nieuwe ‘topic’( zo heet dat in forumtaal) op, die het wat langer volhoudt, zoals alweer enkele weken geleden de schorsing van de directeur van de BGS. Dat was genieten. Bekende Schiedamse namen vlogen over het scherm, gelardeerd met roddels over het liefdesleven van de geschorste directeur. Recenter mochten de bezoekcijfers van het Stedelijk Museum zich verheugen in de aandacht van de deskundologen op het forum.
Misschien een idee voor Tegellichter om uit te zoeken wie het zijn, en aan al deze graaiers een mooie persoonlijke soap te wijden.
Die cijfers waren volgens hen gefaket, en ze struikelden in één moeite door over de gemeentelijke subsidie aan het museum. Zulke topics duren niet lang. In dit geval gaf een ‘newby’(zoals een nieuwkomer in goed Nederlands op het forum heet), zulk deskundig weerwerk, dat de lol er gauw af was. Soms roept ook Han van der Horst onder zijn eigen naam zijn medeforumleden vriendelijk doch overtuigend tot de orde. Tja, dan is het niet leuk meer, en richt alle aandacht zich weer op Wilma Verver en haar gezin, het enige onderwerp waarin de forumleden cum laude zijn afgestudeerd, en dat de bestaansgrond van het forum en hun aanwezigheid daarop lijkt te zijn. Gelukkig hebben Tegellichter en de zijnen een nieuwe held, ene Onderste 21 Musis
tekst: Henk Slechte Steen, die zowaar ook een gewone naam blijkt te hebben, en wiens vrouw zelfs als hobby een Toyota MR 2 heeft, een sportwagen uit de late jaren 1980 ... Jazeker, heer Tegellichter ook de Musiskliek kan tegels lichten. Onderste Steen verdient overigens het oprechte respect van een ieder, ook buiten Schiedam, want hij heeft onder zijn eigen naam en voor eigen rekening en risico bij het OM een aanklacht ingediend tegen oud-burgemeester Verver wegens een onterechte declaratie. Dat kan niet genoeg gebeuren, ongeacht wie onterecht declareert. Dat is moedig en consequent van Onderste Steen Overbeeke, iets wat van de schrijverij van Tegellichter en zijn kompanen niet gezegd kan worden. Terug naar de kranten van 8 januari 2013. Misschien kunnen de Tegellichters en Staafmixers van het forum daarin ook inspiratie vinden om hun langzamerhand wel erg benepen werkterrein wat uit te breiden. Het gaat in die kranten om zakkenvullers, bij wie de Wilma’s van deze wereld verbleken. Toegegeven hun declaratiegedrag en taxigebruik staan er niet bij, maar hun ontslag- en andere vergoedingen wel. De Musiskliek zou hieraan geen aandacht besteden, als niet 31 van de ruim 2.500 publieke graaiers hun inkomen in Schiedam genoten, nagenoeg allemaal in de zorg en betaald uit de publieke middelen die we volgens het principe van de solidariteit inleggen om de zorg voor alle mensen te kunnen betalen. Deze 31 dames en heren streken in 2011 samen ruim zes-en-een-half miljoen euro belastinggeld aan salaris op, alleen salaris dus. Dat is per persoon ver, soms heel ver boven de Balkenendenorm, en bijna in alle gevallen ook ruim boven de nieuwe Plasterknorm. Misschien een idee voor Tegellichter om uit te zoeken wie het zijn, en aan al deze graaiers een mooie persoonlijke soap te wijden. Misschien een idee voor Onderste Steen om via een WOB-procedure (Wet Openbaarheid van Bestuur) uit te vinden hoe zulke salarissen in de publieke sector mogelijk zijn, en dan meteen een blik te werpen op de bonnetjes van deze mensen en die breeduit op het forum te zetten. Misschien een idee voor Staafmixer om er dan mooie diagrammen van te maken. Kenau kan dan, zoals ze gewend is, zure bevestigingen achter hun bevindingen zetten. En als een van de andere helden dan ook nog uitzoekt waarom deze Schiedamse veelverdieners niet meteen aan de nieuwe Plasterknorm gehouden kunnen worden, doet die ook iets nuttigs. We geven vast een voorzet: dat zou wel eens met dichtgetimmerde contracten te maken kunnen hebben. Dat alles zal de leesbaarheid en de aantrekkingskracht van het forum vergroten. Het zal bovendien de terechte bezwaren tegen Wilma Verver in een bredere context plaatsen en voor het juiste evenwicht zorgen. En tenslotte is Wilma dan niet meer zo moederziel alleen op dit ijskoude forum.
DE UITGAVE VAN MUSIS WORDT MEDE MOGELIJK GEMAAKT DOOR: HERMAN JANSEN BEVERAGES B.V., GEMAAKT SCHIEDAM DE UITGAVE VAN MUSIS WORDT MEDE MOGELIJK DOOR: BASTIAANS & VAN RIET ACCOUNTANTS, SCHIEDAM BASTIAANS & VAN RIET ACCOUNTANTS, SCHIEDAM
BGS GRAFISCH, SCHIEDAM BOKX VASTGOED ONTWIKKELING B.V., ROTTERDAM BOKX VASTGOED ONTWIKKELING B.V., ROTTERDAM
FACILICOM BEDRIJFSDIENSTEN, SCHIEDAM
FACILICOM BEDRIJFSDIENSTEN, SCHIEDAM
FONTIJNE BEHEER B.V., VLAARDINGEN
FONTIJNE BEHEER B.V., VLAARDINGEN
HATENBOER WATER – DRINKWATERBEHANDELING, SCHIEDAM HATENBOER WATER – DRINKWATERBEHANDELING, SCHIEDAM
IRADO, AFVAL, REINIGING EN DIENSTVERLENING, SCHIEDAM IRADO, AFVAL, REINIGING EN DIENSTVERLENING, SCHIEDAM
NICOVERKEN HOLLAND B.V., SCHIEDAM
NICOVERKEN HOLLAND B.V., SCHIEDAM
SNELWEG TRANSPORT, SCHIEDAM
SNELWEG TRANSPORT, SCHIEDAM
Musis 22
IN MEMORIAM GUUS VAN DER FEIJST
tekst: Hans van der Sloot foto: Roel Dijkstra Het overlijden op 15 december 2012 van oudgemeentearchivaris Guus van der Feijst kwam voor zijn naasten en vrienden niet onverwacht. Zijn ziekte zou hem uiteindelijk op 86-jarige leeftijd slopen. Daarin had hij zich geschikt en hij sprak er ook openlijk over en niet zelden met de ironie en zelfspot die men van hem kende. Guus van der Feijst – gemeentearchivaris van 1964 tot 1987 - behoorde in alle opzichten tot de inmiddels tot een enkeling afgenomen categorie van erudiete archivarissen, voor wie hun dienst meer dan een betrekking een habitat is en een bron van kennis. Dat het gemeentearchief dient open te staan voor iedereen die weten wil en onderzoek doet, was voor hem geen uitvloeisel van een gekozen beleid maar de persoonlijke overtuiging van een erudiet ambtenaar met vreugde in het delen van kennis en wetenschap. Oorspronkelijk was hij theoloog, maar twijfel aan zijn capaciteiten als voorganger deden hem besluiten om zijn carrière in de geschiedbeoefening en dan met name in de archiefwereld te zoeken. Helemaal de punctuele archiefman zou hij echter nooit worden. In de aanloop naar zijn benoeming voorzag adviserend rijksarchivaris Van der Gouw dit als een manco en ried de gemeente Scihiedam aan om het bij een ander te zoeken. Wat de doorslag gaf waren echter zijn karakter en vermogen om met anderen samen te werken. Zijn voorganger Piet Kuyer was een historicus van meer dan brede belangstelling en zeer gezien in verschillende besturen waaronder de invloedrijke Schiedamse Gemeenschap. Samen met Pierre Janssen schreef hij zeer lezenswaardige artikelen in het maandblad van de SG, en zijn hand is zichtbaar in de historische tentoonstellingen die Janssen maakte. Al direct bij zijn aantreden werd echter duidelijk dat Van der Feijst een andere lijn zou volgen. Op dat moment genoot het Schiedams gemeentearchief de faam tot de gezelligste archieven van Nederland te behoren. Niet ongewoon was dat het hoofd van de studiezaal tussen de middag een tukje deed op de schragentafels in het depot. Ook het bakken van een eitje te midden van de stukken behoorde tot de mogelijkheden evenals roken in en buiten het depot. 23 Musis
Vanaf de eerste week na zijn benoeming, maakte de nieuwe archivaris hier een einde aan. Maar er waren meer veranderingen die hij in gang wist te zetten. Met voorzichtig opereren wist hij toch de politieke en ambtelijke belangstelling op het archief te vestigen en kon hij het stadskantoor ervan doordringen om het belang van het archief als geheugen van de stad en stadsbestuur serieus te nemen. Ook wekte hij op andere wijze dan zijn voorgangers de publieke belangstelling voor het archief. Waar P. Kuyer en diens voorganger A. van der Poest Clement onderbouwde, maar populaire artikelen schreven in het Schiedams Parool en de SG, koos Van der Feijst voor serieuze publicaties waartoe het archief zelf het initiatief nam, zoals met de bundel ‘Uit het verleden van Schiedam’, verschillende publicaties die door het Stedelijk Museum werden verspreid, de geschiedenis van de Stadstimmerwerf en van de Schiedamse ziekenhuizen. Tezelfdertijd wist hij het bestuur van de St. Liduinastichting uit het hoofd te praten dat het Liduinaarchief zou worden overgebracht naar de Frankelandkerk. Daar stond tegenover dat hij van de kerkvoogden van de Grote Kerk gedaan wist te krijgen dat de stoffelijke resten van Liduina – als bezit van de Grote Kerk- aan de katholieken werden teruggegeven. Zijn invloed oefende hij in alle stilte uit. Kennis hebbend van het plan om de Parkweg met sloop van de oostzijde van de Grote Markt en de noordkant van de Lange Kerkstraat, als brede verkeersweg door te trekken naar het station, wist hij burgemeester Roelfsema ervan te overtuigen dat deze schade onherstelbaar zou zijn. Met uiteindelijk succes. De voorgenomen sloop werd afgeblazen. Zijn belangrijkste publicatie zou hij enige jaren later tot stand brengen: de ‘Geschiedenis van Schiedam’. Hiervoor mobiliseerde hij zijn belangrijkste medewerkers die er dagwerk aan hadden om al die gegevens te verzamelen die nodig waren voor deze encyclopedie van de historie van Schiedam tot 1795. Een weinig sprankelend, maar gedegen werk, waarin hij vooral blijk gaf, van zijn in 1964 al genoemde vermogen om met iedereen te kunnen samenwerken.
Soldaten en Akebia
Musis 24
H
et getijdenboek in zijn oorspronkelijke betekenis is het voor leken bestemde brevier zoals dit in de middeleeuwen door geestelijken gelezen werd. Het begrip ‘getijden’ is een vernederlandsing van het Latijnse horarium, zoals het getijdenboek in het Duits Stundenbuch wordt genoemd. In het brevier zijn de vaste gebeden opgenomen waaraan priesters en monniken zowat een dagtaak hadden. Te beginnen bij de metten om vijf uur in de ochtend en te eindigen – via de lauden om zes uur, de priem om zeven, de sext om twaalf uur, de none om drie uur, de vespers rond een uur of vijf – bij de completen om acht uur ‘s avonds. In de loop van de veertiende eeuw ontstond onder de allerrijksten de mode om voor zichzelf een brevier te laten maken dat anders dan brevier een persoonlijker karakter kreeg en allengs mooier en mooier verluchtigd werd totdat de getijdenboeken ware kunstwerken werden. Behalve met religieuze allegorieën bevatten de getijdenboek de prachtigste schilderingen op miniatuurformaat bevatten. Mede door de getijdenboeken kunnen we ons een beter beeld vormen van het dagelijks leven in de middeleeuwen. In het rijkversierde Belles heures du duc de Berry, later gevolgd door Les tres riches heures du duc de Berry (1410) geven de miniaturen van de gebroeders Van Limburg tal van prachtige verbeeldingen van het stads- en landleven, de jacht en de hoofse minne, die we beschreven kennen uit de ruim anderhalve eeuw oudere Roman de la Rose van Guillaume de Lorris en Jehan Chopinel. Deze getijdenboeken waren niet alleen rijkversierde gebedenboeken en bestemd voor het gebruik door leken. Naast de kalender van heiligendagen, de acht getijden van het kleine officium van de heilige maagd, de boetpsalmen, werden ook de smeekbeden waarin steun van de heiligen wordt ingeroepen opgenomen. Met vanzelfsprekend de nadruk op de heiligen waarvan de gebruiker het meest te verwachten had. Door de aard van de verluchtigingen, de randversieringen en rijkgedecoreerde initialen – soms miniaturen op zichzelf, kreeg het boek tevens een seculiere, verhalende betekenis en diende mogelijk zelfs als bron van overdenking. Het is dit punt dat het Getijdenboek voor Leon van Marjo van Soest inhaakt op de middeleeuwse traditie. In haar getijdenboek verweeft zij impressies en herinneringen met een mythe die in haar persoonlijk leven van grote betekenis is.
KRANTENFOTO’S Marjo van Soest: ‘Ik verzamel al jaren foto’s die mij op de één of andere manier raken, meestal zijn dit krantenfoto’s van oorlogssituaties. Al die tijd heb ik deze in mappen gesorteerd in mijn ladekast liggen en behalve in een serie collages heb ik de foto’s slechts incidenteel in een schilderij verwerkt. Doordat in de miniaturen vaak heiligen werden afgebeeld die de meest verschrikkelijke martelingen ondergaan, kwam ik op het idee om mijn krantenfoto’s op vergelijkbare wijze te gaan gebruiken. De foto’s schilder ik frontaal in het midden op fotorealistische wijze. Daaromheen schilder ik een ‘sierrand’ waarin ik de schilderhuid, de kleuren en de eindeloze variatiemogelijkheden van motieven onderzoek’. 25 Musis
ROSEGARDEN EN HET GETIJDENBOEK VOOR LEON Met de tentoonstelling Rosegarden van 10 februari tot en met 10 maart in Pand Paulus in Schiedam, treedt Marjo J.C. van Soest-Verzijden voor het eerst naar buiten met een eerste deel van en serie van veertig werken die later met elkaar het ‘Getijdenboek voor Leon’ zullen vormen.
tekst: Marleen Brusse foto’s: Marjo J.C. van Soest-Verzijden
Deze rand vervult binnen de schilderijen die het Getijdenboek van Leon zullen vormen, een vergelijkbare functie als de randversieringen in de middeleeuwse getijdenboeken waarin de kunstenaar tal van symbolen en verwijzingen verwerkten op de tekst en hoofdillustraties. Toen mijn verzameling krantenfoto’s gelijktijdig op onverwachte wijze aangevuld werd met een verloren familieverhaal, was dat voor mij het beroemde ontbrekende stukje van de puzzel. Het gaf mij de legitimiteit om met de lijn over oorlog binnen mijn werk door te gaan. Dat ook oorlogshelden bij terugkeer maar ‘gewoon’ moesten doen en niet de erkenning kregen die zij verdienden weet ik uit deze persoonlijke familiegeschiedenis. Mijn oom Leen van der Heijden, de broer van mijn moeder, was de oorlogsheld uit het artikel. In Warschau ontmoette hij zijn grote liefde Olga. Leen had zich als scherpschutter aangesloten bij het verzet, het Armia Krajowa. Op 17 augustus 1944 trouwde hij met Olga terwijl de opstand in Warschau in volle gang was. “Tijdens de plechtigheid stond zijn geweer tegen het altaar” vertelde Olga later. Olga is inmiddels zwanger als beiden in Duitse handen vallen. Leen wordt afgevoerd naar Gross-Rosen en Olga naar Ravensbrück. Daar wordt haar baby na de geboorte direct naar de kinderbarak gebracht in de hoop dat het daar ‘veilig’ is. Leen ontsnapt uit het concentratiekamp en overleeft daarna onder andere het inferno na het bombardement op Dresden. Hij wordt door de Canadezen bevrijd. Olga weet in april 1945 haar vrijheid te herwinnen.
Redden
Twee jaar later vinden zij elkaar terug en vestigen zich in Rotterdam. Het zoontje dat Olga baarde en dat zij Leon noemde (naar haar man Leen waarvan ze op dat moment niet wist of hij nog in leven was) is mogelijk opgegroeid in een Duits gezin, mogelijk is hij direct als baby al gestorven, mogelijk heeft hij nog enige tijd geleefd. We zullen het nooit weten omdat zijn geboorte niet werd geregistreerd.
HERNIEUWDE BRON VAN INSPIRATIE Voor Marjo van Soest staat met ‘Rosegarden’ het onderzoek centraal naar haar persoonlijke bronnen en uitgangspunten. Ook in schildertechnisch en beeldend opzicht. Zij heeft de behoefte om in haar werk steeds opnieuw een nulpunt op te zoeken en zichzelf de vraag te stellen waar het allemaal over gaat en zal moeten gaan. Na zo’n moment komt het soms voor dat meerdere uitgangspunten in haar denken en werken samenvallen en een hernieuwde bron van inspiratie is. Zo vormen voor het Getijdenboek voor Leon en Rosegarden drie elementen de basis: Van fascinatie voor Middeleeuwse miniaturen en de schilders van de vroege Renaissance, de krantenfoto’s van oorlogssituaties die zij al heel lang verzamelt en een krantenartikel over een familieverhaal dat haast een mythe lijkt. Marjo van Soest: ‘Speciaal voor de schilders uit de vroege
Sarajevo
Renaissance heb ik een zwak. Onder andere Masaccio, Giotto en Piero della Francesca, bewonder ik zeer. Ik heb in Italië veel van hun werk in ademloze bewondering aanschouwd. De mooie kleuren van de fresco’s, de prachtige dunne verfopdracht en Italiaanse lijnvoering, de beeldopbouw van de schilderingen in veelal eenvoudige grote kleurvlakken en de ‘nieuwe’ toepassing van het perspectief. Mijn liefde voor Middeleeuwse miniaturen komt daar uit voort. ‘Door mijn schilderijen op dezelfde manier op te bouwen kan ik de schoonheid van de deze techniek in de volle breedte laten zien. Voor mij betekent dat het meest fascinerende dat ik kan bedenken; ‘met verf aan de paar haartjes van een penseel een nieuwe entiteit scheppen’. Het Getijdenboek voor Leon wordt uiteindelijk een veertigdelige serie schilderijen van ieder veertig bij zestig centimeter, staand formaat, acryl en olieverf op linnen. In de serie verbindt zij haar familieverhaal met de oorlogen van de twintigste eeuw. Ook ‘letterschilderijen’ waarin symboliek tot de uiterste grens is teruggebracht, vormen een onderdeel van deze nieuwe serie. Rosegarden van 10 februari tot en met 10 maart in Pand Paulus, Korte Haven, elke vrijdag, zaterdag en zondag van 12.00 tot 17.00 uur Musis 26
Westerbork
27 Musis
Met het programma ’Jouw idee’ spreekt het Fonds Schiedam Vlaardingen en omstreken jongeren in de leeftijd jongeren tussen 13 en 25 jaar aan om voor een plan, een project of een idee financiële ondersteuning bij het Fonds aan te vragen. Dit nieuwe initiatief verdient brede aandacht. Juist om jongeren de weg te wijzen naar de mogelijkheid om op eigen gelegenheid steun te zoeken bij het realiseren van plannen zonder verplichte tussenkomst van bestaande organisaties of ouderen. Ze mogen helpen. Dat wel. Maar in het programma ‘Jouw idee’is het woord aan de jeugd zelf.
Tekst: Theo van Giezen foto: Jan van der Ploeg John Massaar
VOOR JOUW IDEE STAAT DE DEUR VAN HET FONDS SCHIEDAM VLAARDINGEN EO WIJD OPEN Musis 28
“Jouw idee”, dat klinkt binnen de cultuur van ‘Het Fonds’ jeugdiger en directer dan bijvoorbeeld “De projectaanvraag van uw stichting of uw vereniging” en dat is dan ook precies de bedoeling! De directeur van het Fonds Schiedam Vlaardingen, John Massaar, vertelt over het experiment om jongeren, die niet een stichting of vereniging hoeven te vertegenwoordigen, een aanvraag voor een project te laten doen. Sterker nog, het Fonds nodigt jongeren tussen de 13 en 25 jaar van harte uit om met een goed idee een aanvraag voor een donatie in te dienen. De deur van Het Fonds mag dan voor deze jongeren open staan, maar heeft die imposante deur voor hen geen te hoge drempel? Het statige pand aan de Schiedamseweg in Vlaardingen dat het Fonds huisvest, is niet bepaald een makkelijke ‘binnenkomer’ voor jongeren. Dat realiseert John Massaar zich maar al te goed. Toch zouden enthousiaste jongeren die bereid zijn zich in te zetten voor een ’project met meerwaarde’ zich door deze ‘façade’ niet moeten laten weerhouden. Ook voor hen staat de deur van het Fonds open. Op de Schiedamseweg is het bovendien iedere dinsdag open spreekuur. Dit maakt het leggen van een contact en bespreken van de plannen in een vroeg stadium mogelijk. Daarnaast is – voor de doelgroep wellicht sneller – het Fonds heel goed te bereiken via de digitale snelweg . Een aantal jongeren heeft inmiddels de weg naar Het Fonds gevonden en de eerste aanvragen zijn binnen. Het gaat hierbij onder meer om het kunnen organiseren van sportactiviteiten voor kinderen in de buurt die gewoonlijk niet aan sport doen en het kunnen houden van ‘verwendagen’ voor bijvoorbeeld mantelzorgers. Deze voorbeelden illustreren wat Het Fonds bedoelt met ‘projecten met meerwaarde’ namelijk projecten -weliswaar georganiseerd door jongeren - maar niet alleen voor ‘de eigen kring’. Niet-sporters laten sporten, iets ‘nieuws’ organiseren in het buurthuis of voor de wijk. Of ouderen helpen in het leren omgaan met de sociale media. Kortom projecten waarbij jongeren zich actief en op ‘overzichtelijke schaal’ inzetten voor de samenleving.
29 Musis
Bij “Jouw idee” is het nadrukkelijk de bedoeling dat jongeren zelf en niet in opdracht van bijvoorbeeld school of vereniging projecten of plannen ontwikkelen en deze te realiseren. Wie kunnen een donatie aanvragen en waar moet de aanvraag aan voldoen?Op www.fondssv.nl staat alle informatie. Ook worden onder “Jouw idee” de criteria genoemd waaraan een aanvraag moet voldoen en is er een aanvraagformulier te downloaden.
Voor wie de vraag stelt of het Fonds met ‘Jouw idee’ Het Fonds een koerswijziging inzet mag het antwoord ontkennend zijn. John Massaar noemt het eerder een accentverschuiving en vernieuwing binnen de bestaande doelstellingen. Het Fonds wil ‘toegankelijker’ zijn voor alle mensen die iets willen betekenen voor de regio. Een vernieuwde website, het open spreekuur op dinsdag (aangekondigd in de lokale pers) en “Jouw idee” zijn daar voorbeelden van.
Museumvondsten tekst : Jeroen ter Brugge
©Los Angeles County Museum of Art
KONSTIG EN VERMAAKELYK ‘Het water ruist, en bruist, en stuift, gelyk een reegen. De zilv’re beek bevogt de dalen, stroomd een zeegen Van Vrugtbaarheid hun toe: het half verwelkte groen Schept leven, groeit, en bloeit, in ’t edelste saizoen’ Aan het woord is de 17e eeuwse dichter Pieter Verhoek die in een uitvoerig ererijm de verdiensten van schilder en tijdgenoot Adam Christiaenszn Pijnacker (Schiedam 1620-Amsterdam 1673) bezingt. De aangehaalde dichtregels typeren de kracht van Pijnackers schilderkunst: rustieke landschappen, liefst met bos en een kabbelend beekje zoals hier zo beeldend beschreven. Let wel: de beek wordt niet bejubeld maar de wijze waarop Pijnacker deze dikwijls vereeuwigde. Dergelijke landschappen waren in de 17e en 18e eeuw zeer populair en vonden gretig aftrek. Menig paneel en doek sierde de huiskamer van degenen die zich een Pijnacker konden veroorloven. Een respectabel aantal van zijn schilderijen is overgeleverd en bevindt zich nu in bijvoorbeeld het Rijsmuseum en Museum Boijmans Van Beuningen. Veel minder bekend zijn de wand-/ behangselschilderingen. Door Verhoek en Arnold Houbraken, de bekende biograaf van 17e en 18e eeuwse Nederlandse schilders, als specialiteit van Pijnacker geroemd. Verhoek over een, helaas thans niet meer bekende, beschilderde ruimte: ‘… nu alle wanden, Der zaale, staen bemaald met konstige waranden, en groene bosschen, van een morgenzon bestraalt…’. Binnen het landschapsgenre leverde zijn Italiaanse plattelandsgezichten hem echter de meeste waardering op. Zoals zovele generatiegenoten reisde Pijnacker rond 1646 een aantal jaren door het land van de Romeinse oudheid waar hij inspiratie voor het leven opdeed. Houbraken verhaalt: ‘Hy heeft drie jaren in Italien geweest … welke tyd hy yverig [besteedde] zoo met naar het leven te teekenen als te schilderen…’. Aanvankelijk was hij hier mogelijk als vertegenwoordiger van zijn vaders wijnhandel, maar deze carrière liet hij aan zich voorbijgaan ten gunste van de schilderkunst. Gelukkig voor ons, want één werk
leverde hem de eeuwigdurende waardering van historie minnend Schiedam op: een stadsgezicht met de Korte en Lange Haven dat hij rond 1650 geschilderd moet hebben. We zien centraal de Korte Havenbrug, toen nog een houten ophaalbrug, met op de achtergrond de gevelwand van de Lange Haven. Pijnacker moet ter plekke van de latere koopmansbeurs gestaan hebben en het tafereel zeker niet vanuit een zolderkamer van zijn ouderlijk huis hebben geschilderd (zoals vaak wordt beweerd). Opvallend zijn de staande masten met drogende zeilen van schepen die in de Lange Haven liggen. Een wat onwerkelijk beeld waar de verhoudingen met hem op de loop lijken te zijn gegaan. Het illustreert echter fraai hoe Schiedam in deze periode verbonden was met visserij en koopvaardij. Het schilderij heeft ook op een ander vlak een wat vervreemdend effect. De afgebeelde personen zijn vrij schetsmatig weergegeven en lijken nog op een final touch te wachten. Een Unvollendete? Zoals zo vele Hollandse meesters verdween het schilderij naar de nieuwe wereld. De Stuers ‘Holland op zijn smalst’ (1873) hekelde de overvloedige export van de doeken uit de Gouden Eeuw naar de Verenigde Staten. Misschien een verlies maar ook een ontwikkeling die in niet te onderschatten mate heeft bijgedragen aan de popularisering van de schilderkunst van de Lage Landen. Wie het schilderij wil bekijken, moet naar Los Angeles waar het als geschenk van het echtpaar Edward William Carter in het County Museum of Art hangt. Een museum zoals het Grierson Museum waar Mr. Bean ‘Whistler’s mother’ onderhanden nam. Maar dan zonder de toegedichte Amerikaanse oppervlakkigheid en met een vaste presentatie over de Dutch Golden Age. Schiedam ontbeert een werk van zijn artistieke zoon, maar besteedt wel degelijk aandacht aan hem. Nog onlangs vereeuwigde Mathijs Gootjes de meester postuum, naar een contemporain portret dat Wybrand de Geest van zijn schoonzoon maakte. Musis 30
Iedere Musis worden twee museale objecten uit niet-Schiedamse en niet-Vlaardingse collecties gepresenteerd, soms onbekende stukken, soms in de vergetelheid geraakte.
© Particuliere Collectie Italië
DE GOUDEN ROOS ‘In het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst.’ Een zo snel en vaak uitgesproken waarschuwing in commercials dat je je kunt afvragen of iemand zich nog realiseert wat er eigenlijk gezegd wordt. De plichtmatige waarschuwing is nog steeds te beluisteren ook al zullen de banken met hun optreden zelf wel het meeste effect in die zin bereikt hebben. Niets nieuws onder de zon echter. Ondernemen en beleggen in de voorbije eeuwen was vaak even risicovol en misschien nog wel meer omdat informatievoorziening en communicatie snel handelen vaak onmogelijk maakte. Zo ook in de handelsvaart. Inspelen op vraag en aanbod vergde net zoals heden ten dage inzicht en lef, maar veel variabelen lieten zich minder eenvoudig voorspellen. Oorlogen, embargo’s, misoogsten en ook de risico’s van de zee drukten een stevig stempel op de koopman en belegger in de vroegmoderne tijd. Een zeldzaam fraai voorbeeld van wat roet in het eten kon gooien, zijn de lotgevallen van het galjootschip Gouden Roos. De Vlaardingse reder Assendelft de Coningh (zijn eigenaardige voornaam ontleende hij aan de achternaam van zijn in het kraambed overleden moeder) was in het laatste kwart van de 18e eeuw met zijn vader eigenaar van dit koopvaardijschip dat vooral in de West-Europese kustwateren opereerde. De Coningh was een ondernemer die in het voetspoor van zijn voorouders het risico zoveel mogelijk probeerde te spreiden. Naast zijn activiteiten op gebied van de handelsvaart was hij als Vlaardinger welhaast vanzelfsprekend ook betrokken bij de visserij, mede-eigenaar van een touwslagerij en bezat hij het nodige onroerend goed en aandelen/obligaties. Hoewel in de bewaard gebleven correspondentie de zorgen over het bedrijf doorklinken, zijn hij en zijn vader over het geheel genomen succesvol geweest. De toch al niet onbemiddelde familie was vermogend geworden. Rijk genoeg om zich de Ambachtsheerlijkheid van Mijnheerenland aan te 31 Musis
schaffen met het bijbehorende en de nog steeds bestaande buitenplaats. Onder de Vlaardingse reders was hij de primus inter pares, met ook nog eens een groot, rijk gedecoreerd, huis aan de Brede Havenstraat. Op de gravures van Pronk (circa 1745) torent dit huis opvallend boven zijn omgeving uit. Maar het ging niet altijd voor de wind. In 1779 liet hij een partij masthout, touw, ankers en ander scheepsgerei vanuit Hamburg naar Tenerife verschepen. De Nederlandse koopvaardij speelde een dominante rol in de Europese kustvaart, soms op de rand van het geoorloofde. Aan de vooravond van de Vierde Engelse Oorlog (1780-1784) tussen de Republiek (‘Nederland’) en Engeland had de laatste het al aan de stok gekregen met de Fransen over de steun die deze aan de opstandelingen in het Engelse Noord-Amerika verleenden. Wie niet aan de Engelse kant stond, was hun vijand en omdat Nederlanders sympathie voor de Amerikanen hadden en grof geld verdienden aan de handel met hen en de Fransen moest het wel in oorlog resulteren. De Engelsen verboden levering van scheepstuig aan hun vijanden en vonden in 1779 daarin reden, voor uitbreken van de oorlog, de Gouden Roos op te brengen. Inmiddels getooid met Engelse vlag trof het schip op volle zee echter een Amerikaanse kaper, die zoveel mogelijk Engelse schepen trachtte buit te maken. In plaats van een Engelse haven wachtte nu Philadelphia. Een juridische strijd volgde. De Gouden Roos had weliswaar een Engelse gezagvoerder en ging onder Engelse vlag, maar Assendelft de Coningh en zijn schipper Willem van der Windt maakten uiteraard aanspraken op hun schip. Na veel procederen en natuurlijk in het besef dat Amerika en de Republiek bondgenoten waren, werd het schip in 1780 eindelijk vrij gegeven. Het zeer fraai gegraveerde en contemporaine glas herinnert aan het schip en de gebeurtenis.