Position paper Vlaams Materialenprogramma Uitbouwen van de Circulaire Economie als slimme specialisatie in Vlaanderen De transitie naar een duurzaam materialenbeheer is een conditio sine qua non om duurzame groei en jobs in Vlaanderen te verzekeren. Een veerkrachtige en sociaal inclusieve circulaire economie biedt een antwoord op de groeiende druk die onze huidige manier van produceren ren en consumeren legt op het milieu en de beschikbare beschikbar grondstofreserves. Grondstoffen vormen de ruggengraat van va de Vlaamse economie. Voorzieningszekerheid van grondstoffen wordt steeds meer een strategische bekommernis voor bedrijven. Grondstoffen vertegenwoordigen momenteel 30 tot 45% van de kostenstructuur kos ur van Vlaamse KMO’s. Een circulaire economie gaat uit van hergebruik, herstel, verlengd verlen d gebruik en recyclage van bestaande materialen en producten. Afval wordt zo opnieuw als grondstof ingezet. ingezet Vlaanderen startte in 1981, met de oprichting van de OVAM, OVAM met de selectieve inzameling en het sorteren van afval. De opgebouwde kennis en ondernemerschap ond rnemerschap inzake afvalbeheer en recyclage bij bedrijven, kennisinstellingen en de overheid leverde Vlaanderen binnen Europese en internationale context een voorloperspositie tie op, die toelaat de omslag te maken naar een circulaire economie als slimme specialisatie voor Vlaanderen. Slimme specialisatie gaat uit van de stelling dat een versnipperd investeringsbeleid verspreid over verschillende domeinen en sectoren het risico risico creëert dat de impact in elk van deze verschillende domeinen beperkt zal zijn. Het is daarom aangewezen dat elke Europese regio prioritair inzet op zijn sterkte(s) en aanwezige toekomstpotentieel, toekomstpotentieel en hierrond ook strategische partnerschappen ontwikkelt vanuit nuit een nauwe samenwerking tussen overheid, industrie, industrie kennisinstellingen en het maatschappelijk middenveld. Vlaanderen is in Europese context uniek geplaatst om van de circulaire economie een slimme specialisatie te maken. Het heeft belangrijke macro-economische macro nomische troeven op basis van de geografische ligging, de havens en de sterke logistieke sector, het bestaand ondernemersveld en de kennis- en onderzoeksinstellingen, instellingen, het vigerend beleidskader, en de troef als Europees beleidscentrum. Als dichtbevolkte en sterk sterk verstedelijkte regio kan Vlaanderen ook volop het potentieel benutten van de ‘urban mine’. De omslag naar een circulaire economie maakt Vlaamse bedrijven minder afhankelijk van de levering van grondstoffen uit het buitenland en dus minder kwetsbaar voor voor handelsrestricties of schommelingen in grondstofprijzen, grondstofprijzen en biedt kansen voor nieuwe jobs. Daarnaast aarnaast biedt ze opportuniteiten voor ‘herindustrialisatie’ in de breedste zin van het woord. Onderzoek van het steunpunt voor duurzaam materialenbeheer SuMMa toont aan dat de Vlaamse afvalafval en recyclagesector de voorbije decennia met gemiddeld meer dan 5 % per jaar is gegroeid en dat de sector verder groeipotentieel heeft. heeft Daarnaast biedt de circulaire economie, waarin materiaalkringlopen maximaal worden gesloten, geslo ook reële kansen voor de maakindustrie, de 1
chemische en kunststoffensector, de bouwcluster, de agro-foodsector en de metaalproducerende en -verwerkende bedrijven. Om de transitie naar het duurzaam beheer van materialen binnen een circulaire economie te realiseren werd in 2012 op initiatief van de OVAM het Vlaams Materialenprogramma opgestart. Het Vlaams Materialenprogramma brengt alle maatschappelijke actoren in Vlaanderen samen in een publiek-privaat gedeeld programma. De OVAM doet dit samen met een stuurgroep waarin het bedrijfsleven (Agoria, essenscia, FEBEM, VCB), de kennisinstellingen (KU Leuven, steunpunt SuMMa en TRADO, VITO), het middenveld (BBL), de betrokken collega-overheden (AO, DAR, EWI, VEA, kabinet minister voor leefmilieu), en de 3 pijlers van het Vlaams Materialenprogramma (Plan C, Agenda 2020, SuMMa) vertegenwoordigd zijn. Het Vlaams Materialenprogramma tekent, vanuit een langetermijnperspectief, via roadmaps en concrete acties de lijnen mee uit op Vlaams, nationaal en Europees vlak. Het is de ambitie van het Vlaams Materialenprogramma om tegen 2020 tot de top van Europese regio’s te behoren op het vlak van duurzaam materialenbeheer en van de circulaire economie een onderscheidend marktelement voor Vlaanderen te maken. Zo dragen we ook bij tot andere Grote Maatschappelijke Uitdagingen zoals de noodzakelijke transitie in de zorgsector, hernieuwbare energie, een duurzaam ruimtelijk beleid, slimme mobiliteit, en duurzame steden. Sinds 2012 zette het Vlaams Materialenprogramma met verschillende partners heel wat initiatieven en nieuwe business cases op. Zo droeg het Vlaams Materialenprogramma bij tot het uitrollen van de industriële symbiose in Vlaanderen, waarbij bedrijven reststromen met elkaar uitwisselen. Het zette de fosforuitdaging op de Vlaamse en Europese agenda (de EC voegde in mei 2014 fosfor toe aan de lijst van critical raw materials) en rolde samen met kennisinstellingen en ondernemers enkele business cases uit om fosfor te recupereren uit afval. In samenwerking met de havens, douane en milieu-inspectie werd een Europees initiatief opgezet om illegale uitvoer van (kritieke) metalen tegen te gaan. Plan C richt zich in eerste instantie op bedrijven, gaande van start ups tot langer bestaande kleine, middelgrote en grote KMO’s, om daar te werken aan zo disruptief mogelijke verandering richting circulaire economie. SuMMa werkt rond 5 onderzoeksclusters (systeemanalyse, juridisch kader, economische aspecten, multi-actorgovernance, monitoring en evaluatie) die geconcretiseerd worden aan de hand van praktijkcases (onder andere kleigebaseerdebouwproducten, vlakglas, kritieke metalen in batterijen, e-waste, zonnepanelen, en toegevoegde waarde en jobcreatie dankzij de circulaire economie).
2
De stuurgroep Vlaams Materialenprogramma vraagt om onderstaande punten op te nemen in het Vlaams regeerakkoord 2014-2019 en de relevante beleidsbrieven: Om Vlaanderen tegen 2020 naar de top 5 van Europese regio’s te loodsen, zet Vlaanderen in de periode 2014-2019 verder in op de transitie naar een circulaire economie. Dit betekent het op systemisch niveau wijzigen van ons huidig systeem van produceren en consumeren, om de veerkracht van economie, leefmilieu, en maatschappij te verhogen binnen de planetaire grenzen. De Vlaamse regering neemt hiervoor volgende maatregelen: 1. De Vlaamse regering maakt van Duurzaam Materialenbeheer een topprioriteit om haar economische competitiviteit, welvaart, en welzijn te behouden en om nieuwe economische activiteit te ontplooien en aan te trekken. 2. De Vlaamse overheid organiseert zich op de complexe uitdaging van Duurzaam Materialenbeheer door betere samenwerking tussen de betrokken beleidsdomeinen (voornamelijk leefmilieu, economie, innovatie, energie, ruimte, handel, landbouw, onderwijs, tewerkstelling, en openbare werken) en richt een interministerieel comité op om voldoende politieke ondersteuning te bieden. De Vlaamse overheid geeft verder invulling aan Duurzaam Materialenbeheer als Grote Maatschappelijke Uitdaging door de transitiemanagement-aanpak verder uit te bouwen en een indicatorenset te ontwikkelen die toelaat de voortgang van transities te meten. Binnen de Vlaamse beleidsdepartementen, neemt OVAM verder de rol van motor op. 3. Gezien het transversale karakter van Duurzaam Materialenbeheer wordt tijdens de volgende legislatuur in overleg met elke betrokken vakminister een strategisch pilootproject opgezet op het raakvlak tussen materialenbeheer en de betreffende bevoegdheid. Hiervoor worden middelen gepoold over de grenzen van bevoegdheden heen. 4. Onderwijs, innovatie, en publiek-private samenwerkingen zijn essentieel om de omslag naar een circulaire economie te realiseren. De Vlaamse regering zet in op circulaire economie en Duurzaam Materialenbeheer via de opstart van Vlaamse en Europese publiek-private investeringsprojecten, het opzetten van experimenten en proeftuinen, en het voeren van beleidsrelevant en basisonderzoek. Hiervoor zijn geen bijkomende middelen nodig, maar is vooral een heroriëntatie, oormerking, en slimme bundeling van bestaande middelen nodig. Het poolen van publiek-private middelen moet daarnaast innovatie, valorisatie en opschaling kunnen versnellen. Door in te zetten op het binnenhalen van Europese projecten, kunnen wel bijkomende middelen worden gegenereerd. 5. De Vlaamse regering biedt steun aan lokale, bottom-up initiatieven van lokale besturen en middenveldorganisaties die bijdragen tot een gedragsverandering en zo via rechtstreeks contact met de burger de circulaire economie een stabiel draagvlak geven. Via onder meer de Sociale Innovatiefabriek, MIP, en de relevante Europese financieringskanalen bouwt ze hiervoor ook het kader en de middelen verder gericht uit. 6. Het Vlaams Materialenprogramma met zijn 3 pijlers wordt verder uitgebouwd tot een erkend, publiek-privaat coördinatieplatform voor de circulaire economie in Vlaanderen. De kerntaken omvatten onder meer de overkoepelende platformwerking voor een ruime doelgroep van bedrijven, kennisinstellingen, middenveldorganisaties en overheden; het aanreiken van expertise met betrekking tot Duurzaam Materialenbeheer aan beleid en administratie; continue opvolging van de opgemaakte roadmaps en op basis daarvan het 3
actualiseren van de Vlaams Materialenprogramma-Agenda 2020 met aandacht voor o.a. innovatie, regelgeving, onderwijs etc.; facilitatie bij de opzet van projecten die Duurzaam Materialenbeheer bevorderen met de bedoeling deze te laten doorstromen naar de daarvoor opgerichte initiatieven (relevante lichte structuren SIM, ICTV (incl. MIP) en FISCH, de uitrol van de Key Enabling Technologies roadmaps, en de kandidatuur voor de EIT KIC Raw Materials); het opschalen van best practices; het promoten van nieuwe businessmodellen; resultaatopvolging van projecten met het oog op het toetsen van resultaten aan het vigerend wettelijk en beleidskader; en het koppelen van het Vlaams beleid aan de Europese agenda’s en financieringskaders, alsook de overkoepelende planning en monitoring met oog op de rapportering in het kader van het Europees Semester. 7. De Vlaamse regering erkent de circulaire economie als een belangrijk onderdeel van het Nieuw Industrieel Beleid. Via het gericht clusterbeleid wordt Duurzaam Materialenbeheer uitgebouwd als slimme specialisatie met oog op het verstevigen van de Vlaamse koploperspositie binnen een Europese en mondiale markt. Daarbij wordt prioritair ingezet op de verdere uitbouw van een circulaire economie in en tussen de clusters (kritieke) metalen, bouw, chemie/kunststoffen, en de bio-economie. Publieke-private partnerschappen worden opgezet om met steun van de Vlaamse regering de roadmaps die binnen het Vlaams Materialenprogramma en het Nieuw Industrieel Beleid werden opgemaakt voor deze vier clusters te implementeren. Een integrale benadering van de volledige waardeketen is belangrijk. Voor de verschillende clusters, worden producenten met recyclagebedrijven verbonden. 8. Binnen een multi-stakeholder context waarin zowel private als publieke actoren verantwoordelijk zijn, werkt de overheid (lokale, Vlaamse, federale en Europese) actief (mee) aan het vervullen van een aantal belangrijke randvoorwaarden voor de realisatie van een circulaire economie : - Samenhangende onderwijs- en onderzoeksagenda voor de circulaire economie - Werkvloerleren in functie van de competenties en skills nodig voor de circulaire economie - Onderzoek van compatibiliteit van huidige wetgeving met circulaire economie - Waar relevant worden gerichte fiscale maatregelen genomen om de circulaire economie te bevorderen - Overheid als ‘early adopter’ voor bestaande duurzame producten en diensten, of ‘launching customer’ voor nieuwe producten of diensten - Snellere en slimme vergunningverlening bij technologie die de transitie naar een circulaire economie faciliteert 9. Het aanwenden van het Europese niveau zal naar de toekomst toe van cruciaal belang zijn om ook in Vlaanderen een circulaire economie uit te bouwen. We verhogen de aantrekkelijkheid en participatie van Vlaamse onderzoeksinstellingen, bedrijven, en middenveld als partner voor Europese en interregionale projectenen en versterken de gezamenlijke lobby richting Europa.
4
Stuurgroep Vlaams Materialenprogramma Henny De Baets, administrateur-generaal OVAM en ViA integrator transitie duurzaam materialenbeheer Werner Annaert, algemeen directeur Febem Lieze Cloots, beleidscoördinator Bond Beter Leefmilieu Bernard De Potter, administrateur-generaal Agentschap Ondernemen Frans Dieryck, voormalig gedelegeerd bestuurder essenscia Vlaanderen en voorzitter FISCH Marc Dillen, directeur-generaal Vlaamse Confederatie Bouw Dirk Fransaer, gedelegeerd bestuurder VITO Hugo Geerts, adjunct-kabinetschef minister leefmilieu Erik Mathijs, gewoon hoogleraar KU Leuven Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen en promotor-coördinator TRADO Dirk Van Melkebeke, secretaris-generaal departement Economie, Wetenschap en Innovatie Brigitte Mouligneau, afdelingshoofd stafdienst Vlaamse Regering en procesmanager Vlaanderen in Actie Luc Peeters, administrateur-generaal Vlaams Energie Agentschap Karel Van Acker, coördinator KU Leuven Materials Research Centre, voorzitter Plan C en promotor-coördinatorSuMMa Patrick Van den Bossche, director Environment / Materials Technology, Agoria Maarten Dubois, steunpuntmanager SuMMa Jiska Verhulst, netwerkdirecteur Plan C Jorn Verbeeck, OVAM programma-manager Vlaams Materialenprogramma en voorzitter stuurgroep Vlaams Materialenprogramma Helen Versluys, OVAM programma-manager Vlaams Materialenprogramma en voorzitter stuurgroep Vlaams Materialenprogramma Veerle Labeeuw, OVAM programma-manager Vlaams Materialenprogramma
5