Stuk
166
ARCHIEF VLAAMSE RAAD
(19824983) - Nr. 1
TERUGBEZORGEN
VLAAMSE RAAD ZITTING 1982-1983
20 JANUARI 1983
VOORSTEL VAN DECREET - van de heer A. Laridon C.S. houdende organisatie van de bescherming van het leefmilieu
TOELICHTING DAMES
EN
HEREN,
Het algemeen belang van het leefmilieu hoeft heden ten dage niet meer te worden aangetoond. De bescherming ervan doet echter problemen rijzen zowel inhoudelijk als op het vlak van de bevoegde beleidsinstanties. De bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen heeft de bevoegdheid over het leefmilieu grotendeels doch niet uitsluitend toegekend aan de Gewesten. Daarom werd dit voorstel dat oorspronkelijk een wetsvoorstel was (Kamer stuk 169 (1981-1982) - Nr. 1) omgevormd tot een voorstel van decreet. De regionalisering heeft echter de zaken niet vergemakkelij kt. Bestaande wetten en besluiten inzake milieuvervuiling die niet altijd even doeltreffend bleken te zijn, werden onlangs aangevuld met een paar decreten (oppervlaktewateren, afvalstoffen) en overheidsdiensten of -instellingen doorkruisen en overlappen elkaar. De lokale overheden echter, die zeer dicht bij de zaak betrokken zijn, worden al te vaak over het hoofd gezien. Wanneer men de vier aspecten van de milieuhinder, namelijk lucht-, water-, bodemverontreiniging en lawaaihinder even van naderbij bekijkt, dan stelt men vast dat de inefficiënte, fragmentarische regeling ervan en de versnippering wat de beslissingsmacht betreft, dikwijls aanleiding geven tot verwarde om niet te zeggen chaotische toestanden.
244
UI
166 (1982-1983) - Nr. 1
Dat de belangstelling voor het leefmilieu nog altijd groeit blij kt onder meer uit een aantal voorstellen van decreet die de laatste tijd werden ingediend, bijvoorbeeld in verband met streekcommissies voor advies inzake het leefmilieu, regeling van de milieueffectrapportering enzovoort. Een reden te meer om dringend werk te maken van een centralisatie en coördinatie van het beleid ter zake. Onderhavig voorstel is een poging om dat voor het Vlaamse Gewest te realiseren.
Commentaar bij de artikelen
Artikel 1 Het voorstel van decreet regelt een aangelegenheid zoals bedoeld in artikel 107quater van de Grondwet. Deze uitdrukkelijke vermelding beantwoordt aan de vereiste van artikel 19, 6 1,2e lid van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen. Artikel 2 Het is de bedoeling dat één Gemeenschapsminister van het leefmilieu alle bevoegdheden die inzake het leefmilieu stricto sensu (artikel 6,$1, II en V, 2’ van de voornoemde bijzondere wet) aan de Vlaamse Gemeenschap werden toegekend, centraliseert of alleszins coördineert. Artikel 3 De vier departementen zijn nieuw, wat niet uitsluit dat bij een verdere evolutie van de regionalisering gedeeltelijke personeelstransferten zouden kunnen plaatsvinden vanuit bepaalde, momenteel nog unitaire instellingen, als daar zijn het Studiecentrum voor Kernenergie (SCK - dat afdelingen omvat voor de studie van de luchtverontreiniging, de elektrochemie en de zonneënergie) en het Belgisch Centrum voor de Studie en Documentatie van het Water (BECEWA) en het Instituut voor Hygiëne en epidemiologie. Artikel 4 Dit artikel vergt geen commentaar, zie verder. Artikel 5 a) Naar voorbeeld aan het TNO-Delft (toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek). In het algemeen overigens hebben de ons omringende landen inspanningen geleverd om hun know-how inzake meet- en registratieapparaten te valoriseren in de sector ecologie, terwijl België en Vlaanderen genoegen namen met invoer, zonder enig initiatief voor eigen produktie gericht op de binnenlandse en buitenlandse markten. b) Hier wordt vooral de nadruk gelegd op de noodzaak tot centralisatie van versnipperde en kleinschalige studieprojecten in universitaire en andere instellingen. Twee typische voorbeelden zijn de ontwikkeling van de zonneënergie en de toegepaste elektrochemie.
166 (1982-1983) - Nr. 1
[31 c) Een voorbeeld :
Op enkele klassieke componenten na is de samenstelling van rookgassen van huisvuilverbrandingsinstallaties vrij slecht gekend. In Nederland ontstond onder meer animositeit omtrent de aanwezigheid van dioxines in de rookgassen van genoemde installaties. Het betreft hier een groep componenten die de publieke opinie deed denken aan de gebeurtenissen van Seveco. Het Hutzinger-rapport van december 1980, hoe verdienstelijk ook, is slechts een benaderend antwoord op de kwestie, want de studiemiddelen bleken ontoereikend te zijn om een zo complexe vraag te beantwoorden. Artikel 6 a) Hier worden voornamelijk industriële afvalstoffen bedoeld. In deze sector heeft het SCK - na de cyanide-opslagplaatsschandalen - een zekere ervaring verworven, die zou dienen ontwikkeld te worden. Artikel 7 b) De wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging, hoofdstuk II, artikel 14, bepaalt dat de waterzuiveringsmaatschappijen hun geldmiddelen onder meer zullen halen uit : ,,5. het exploiteren of de verkoop van gezuiverd water...“. Welnu, tal van ondernemingen hebben behoefte aan koelwater van behoorlijke kwaliteit, om slechts één toepassingsgebied te vermelden. Artikel 8 a) De ontwikkeling van het wegennet (inzonderheid snelwegen, snelle doorgangswegen en ringwegen) maakt een bescherming van de woonplaats tegen geluidshinder noodzakelijk. b) Het betreft hier het verzekeren van het toezicht op de naleving van de koninklijke besluiten van 27 april 1976 en 3 december 1976 (motorrijwielen en -voertuigen) en van het koninklijk besluit van 24 februari 1977 (muziekinstallaties met elektronische versterking). Deze uitvoeringsbesluiten zijn tot nu toe in ‘t algemeen dode letter gebleven. Artikel 9 Voor Vlaanderen zijn de gekende gemeentelijke milieudiensten : Aalst, Antwerpen, Beveren-Waas, Brugge, Genk, Gent, Hoboken, Kortrijk, Mechelen, Mol, Oostende, St.-Niklaas, Westerlo, Nieuwpoort. Hun technische bagage verschilt natuurlijk onderling. Hun activiteiten staan geregistreerd bij de Vereniging voor de Belgische Steden en Gemeenten. Artikel 10 a) Het betreft politiereglementen. c) Het gaat hier om een technisch toezicht van informatieve aard om de bevoegde ambtenaren bij te staan en aan te moedigen om op te treden. Artikel 10, littera c maakt derhalve geen inbreuk op titel 1, hoofdstuk 1, artikel 20 van het regentsbesluit van 11 februari 1946 houdende Algemeen Reglement
166 (1982-1983) - Nr. 1
[41
voor de Bescherming van de Arbeid (ARAB) tenminste zolang artikel 20 van genoemd besluit van kracht blijft. Het toezicht op de inrichtingen is in ‘t algemeen dode letter gebleven ; dit is een van de belangrijkste factoren die aanleiding hebben gegeven tot de oprichting van gemeentelijke milieudiensten. Het is overigens normaal dat de eerste milieurapportering dient te worden uitgevoerd door instanties die de plaatselijke toestand gemakkelijk kunnen benaderen en bestuderen. De hogere overheid kan dit niet, het bewijs hiervoor werd sinds 1946 met een overvloedig feitenmateriaal bewezen. De hogere overheid dient te verstaan dat er naast grensoverschrijdende milieuproblemen, naast nationale en regionale ecologische factoren, ook elementen van dominerend lokale aard zijn, die zij - de hogere overheid - nooit zal kunnen beheersen zonder de medewerking van de lokale overheden.
Artikel 11 De gemeenten zijn momenteel volstrekt ondervertegenwoordigd in de Vlaamse Raad voor het Leefmilieu. Dit wijst er op dat er weliswaar vanwege de gemeenten zelf, doch vooral vanwege de Vlaamse Executieve een mentaliteitsverandering geboden is, zonder welke het niet langer verantwoord is zoveel over gemeentelijke autonomie te spreken als men thans pleegt te doen.
A. LARIDON
166 (1982-1983) - Nr. 1
VOORSTEL VAN DECREET Artikel 1 Dit decreet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 107quater van de Grondwet.
Artikel 2 De Gemeenschapsminister van het leefmilieu centraliseert en coördineert alle bevoegdheden van de Vlaamse Executieve inzake de bescherming van het leefmilieu en het toegepast wetenschappelijk onderzoek desaangaande, in de specifieke domeinen lucht, oppervlakte- en grondwateren, de vaste afvalstoffen en het geluid.
Artikel 3 Het Vlaams Instituut voor het Leefmilieu wordt opgericht. Dit instituut bestaat uit vier departementen, die hun activiteiten toespitsen op de materies lucht, grond- en oppervlaktewateren, de vaste afvalstoffen en het geluid.
Artikel 4 Het instituut wordt belast met : a) de oriëntering en coördinatie van het toegepast wetenschappelijk onderzoek inzake leefmilieu ; b) de oriëntering van de activiteiten van de Vlaamse maatschappijen voor de behandeling van afvalwater en afvalstoffen, van de bestaande intercommunales voor huisvuilverwerking, en van de op te richten intercommunales voor leefmilieu.
Artikel 5 Het departement ,,lucht” wordt belast met : a) de evaluatie van de bestaande en de ontwikkeling van nieuwe meetapparatuur en de industriële promotie van deze laatste ; b) de ontwikkeling en de promotie van alternatieve energiebronnen ; c) de coördinatie van bijzondere studies aangaande de afvalgassen van grote installaties in de privé- en openbare sector ; d) het verstrekken van adviezen inzake meettechnieken die door de intercommunale besturen van huisvuilverbrandingsinstallaties kunnen worden aangewend voor courante analyses van rookgassen ; e) adviezen inzake meettechnieken voor de studie van luchtverontreiniging ten gerieve van de op te richten intercommunales voor leefmilieu. Artikel 6 Het departement ,,afvalstoffen” zal zich toeleggen op : a) de studie en promotie van vernietigingstechnieken, bij
Vl
166 (19824983) - Nr. 1 voorkeur en indien mogelijk, gepaard met energierecuperatie ; b) de studie en promotie van recyclagetechnieken ; c) het ontwerpen van industriële toestellen en hun industriële promotie, voor de sub a en b omschreven technieken ; d) de oriëntering van de activiteiten van de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest, en van de intercommunales voor huisvuilverwerking. Artikel 7 Het departement ,,water” wordt belast met : a) de verwerving van een grondige kennis van de grondwatertafel ; b) de studie van de economische aanwendingen van de effluenten van installaties voor de zuivering van huishoudelijk afvalwater ; c) het ontwerpen van nieuwe toestellen voor de zuivering van huishoudelijk en agrarisch afvalwater en de industriële promotie van deze toestellen ; d) de oriëntering en coördinatie van de activiteiten van de Vlaamse Waterzuiveringsmaatschappij en van de Waterzuiveringsmaatschappij van het Kustbekken. Artikel 8 Het departement ,,geluid” zal zich toeleggen op : a) de studie en promotie van geluidsisolerende materialen voor de bouw- en de wegensector ; b) in samenwerking met de op te richten intercommunales voor leefmilieu de opleiding en periodieke begeleiding verzekeren van de gemeentelijke politieambtenaren die aangeduid zijn voor de controle op de naleving van de uitvoeringsbesluiten aangaande geluidsnormen voor motorrijwielen en -voertuigen, alsook voor muziekinstallaties met elektronische versterking. Artikel 9 Er worden intercommunale instituten voor het leefmilieu opgericht. Daarvoor zal een bereep worden gedaan op de reeds bestaande, technisch uitgeruste gemeentelijke diensten voor leefmilieu. Artikel 10 De taken van de intercommunale instituten voor het leefmilieu omvatten : a) toezicht houden op de naleving van gemeentelijke reglementen met verslaggeving aan de politiecommissariaten in geval van overtreding ; dit toezicht blijft evenwel beperkt tot specifiek technische domeinen ; b) de gemeentebesturen adviezen verstrekken naar aanleiding van vragen tot vestiging van de gevaarlijke, ongezonde of hinderlijke inrichtingen ; c) toezicht uitoefenen op de naleving van de uitbatingsvoor-
Vl
166 (19824983) 7 Nr. 1
waarden van de sub b bedoelde inrichtingen en de resultaten van het onderzoek ter kennis brengen van de overheden die in geval van overtreding bevoegd zijn om op te treden ; d) hun medewerking verlenen aan de intercommunale besturen van huisvuilverbrandingsinstallaties, indien deze hierom verzoeken.
Artikel 11 De intercommunale instituten voor het leefmilieu zullen behoorlijk vertegenwoordigd zijn in de Vlaamse Raad voor het Leefmilieu.
A. LARIDON A. DIEGENANT L. BRIL J. VALKENIERS