Voorontwerp van decreet houdende de organisatie van preventieve gezinsondersteuning Memorie van toelichting
Pagina 1 van 22
Algemene toelichting (Aanstaande) gezinnen met kinderen worden in Vlaanderen door verschillende en soms zeer verscheiden actoren en sectoren ondersteund. Samen dragen ze bij aan het zo sterk mogelijk ontwikkelen van het menselijk kapitaal. De preventieve gezinsondersteuning, welke zich richt op het bevorderen van welzijns- en gezondheidswinsten voor (aanstaande) gezinnen met kinderen speelt hierin een cruciale rol. Enerzijds omdat welzijn en gezondheid in dit domein verbonden worden, net zoals ze in het dagdagelijks leven van de gezinnen verbonden zijn. Anderzijds door haar unieke positionering in de levensloop, van de prenatale periode over de kindertijd tot de adolescentie. Het verbinden van welzijn en gezondheid, alsook de grote verschillen in leeftijd betekenen dat ook de preventieve gezinsondersteuning zich kenmerkt door activiteiten en maatregelen van verschillende overheden, middenveldorganisaties en vrije beroepen. Dat er een veelheid aan actoren zich inzet in het domein van de preventieve gezinsondersteuning is een grote kracht. Maar het potentieel van deze preventieve gezinsondersteuning wordt op dit moment niet voldoende benut. Ten gevolge van versnippering, de huidige definiëring van rollen en taken van de betrokken actoren, de wijze waarop deze rollen en taken opgenomen worden, de financieringsmechanismen, de hiaten in het aanbod en de mate waarin er op individuele en maatschappelijke noden ingegaan wordt, missen we een veelheid aan kansen. Met dit decreet wenst de Vlaamse Regering, rekening houdende met de hierboven beschreven kenmerken, op inhoudelijk en organisatorisch vlak het maximale uit de preventieve gezinsondersteuning halen. We opteren hiervoor om deze samenwerking in te schuiven binnen de netwerken, die we in dit decreet benoemen als “de Huizen van het Kind”. Het decreet ambieert het bevorderen van ontmoeting, het samenbrengen van actoren, het stimuleren van samenwerking door incentives, het biedt een kader voor kwaliteitsborging voor deze netwerken en dit op dit een laagdrempelige, eenvoudige en herkenbare manier (logo) met voldoende aandacht voor de eigenheid en de zuurstof voor de actoren op het terrein. De Huizen van het Kind in internationaal perspectief, Family Centres De implementatie van Huizen van het Kind in Vlaanderen past in de internationale evoluties waarbij er gestreefd wordt naar samenwerking tussen actoren actief voor (aanstaande) gezinnen met kinderen. Deze voorzieningen, initiatieven groeperen zich (alle lokale variaties indachtig) onder de noemer ‘Family Centres’. Er zijn uitgebouwde Family Centres in onder meer Australië, Frankrijk, Griekenland, Nieuw-Zeeland, Engeland, Ierland en de USA
Pagina 2 van 22
(Warren-Adamson, 20011). Toonaangevend in Europa zijn ook de Noordse landen (Zweden, Noorwegen, Denemarken, Finland) die reeds in de jaren ‘90 de beweging naar een geïntegreerde samenwerking onder de vlag van de Family Centres opstartten (Kekkonen, Montonen, & Viitala, 20122). Meer recent en meer dichtbij is de beweging naar Family Centres ook zichtbaar in Nederland, gekend onder de naam Centra voor Jeugd en Gezin. De variaties in vormgeving van Family Centres tussen de verschillende landen is mede ingegeven door bredere gezinsondersteunende maatregelen (zoals onder meer de duurtijd van het ouderschapsverlof) en de bredere sociale-economische context, met bijzondere aandacht voor kwetsbare gezinnen. Niettegenstaande dit gegeven, hebben de Family Centres internationaal heel wat overeenkomsten. Het zijn minstens die overeenkomsten die de meerwaarde ervan over de grenzen heen mee bepalen. Het zijn ook die overeenkomsten die ten grondslag liggen aan de opbouw en het concept van de Huizen van het Kind, ingebed in ons maatschappelijk bestel. Kenmerkend voor de Family Centres is dat deze een variatie aan gezinsondersteunend aanbod in nauwe samenwerking aanbieden. Dit gebeurt doordat verschillende actoren, die op zich reeds een gedeelde verantwoordelijkheid opnemen inzake het ondersteunen van (aanstaande) gezinnen, ook effectief gaan samenwerken en de dienstverlening efficiënter gaan inrichten (Blewett, Tunstill, Hussein, Manthorpe, & Cowley, 2011 3). Die verschillende actoren zorgen voor een multidisciplinair, divers en gelaagd aanbod, terwijl het vanuit het oogpunt van de gezinnen een duidelijk en herkenbaar (onder één naam, één logo en gezamenlijke communicatie) aanbod wordt (Adolfsen, Martinussen, Thyrhaug, & Vedeler, 20124). De doelstellingen van dit aanbod zijn ondermeer het ondersteunen van de ouders op het vlak van opvoeding, het opvolgen en stimuleren van de algemene ontwikkeling en de fysieke gezondheid van het kind en het faciliteren van netwerken tussen gezinnen (Lindskov, 20105). De keuze om het gezin vanuit een integrale manier te benaderen, gebeurt expliciet vanuit de veronderstelling dat enkel op deze manier de noden van kinderen kunnen worden behartigd en gebeurt dus in het belang van het kind (Blewett, Tunstill, Hussein, Manthorpe, & Cowley, 2011; Lindskov, 2010). In het Verenigd Koninkrijk wordt dan ook geopteerd voor de benaming “Children’s Centre”. Het bereiken van de hoger benoemde doelstellingen wordt in de verschillende landen in de eerste plaats ingevuld voor gezinnen met jonge kinderen, maar internationaal wordt ook een verschuiving merkbaar met aandacht voor gezinnen van oudere kinderen en tieners, 1
Warren-Adamson, C (2001). Family Centres and their International Role in Social Action: Social Work as informal education, Aldershot: Ashgate. 2 Kekkonen, M., Montonen, M., & Viitala, R. (2012). Family Centre in the Nordic countries – a meeting point for children and families. Nordic Council of Ministers. 3 Blewett, J., Tunstill, J., Hussein, S., Manthorpe, J., & Cowley, S. (2011). 'Children's Centres in 2011. Improving outcomes for the children who use Action for Children Children’s Centres', Watford: Action for Children. 4 Adolfsen, F., Martinussen, M., Thyrhaug, A. M., & Vedeler, G. W. (2012). The Family’s House. Organization and Professional Perspectives, RKBU Nord. 5 Lindskov, C. (2010). Family Centre Practice and Modernity. A qualitative study from Sweden, doctoral thesis, Kristianstad Academic Press. Pagina 3 van 22
wat onder meer te verklaren kan zijn vanuit de verschuiving (zie o.a. Lindskov, 2010) die merkbaar is van een probleem-georiënteerde benadering (risico’s vermijden best zo vroeg mogelijk in het leven) naar een meer ondersteunende en verrijkende benadering (empoweren van gezinnen, ongeacht de leeftijd). Via het samenbrengen van diverse actoren krijgt het principe van het ‘progressief universalisme’ vorm. Er wordt binnen de Family Centres universele dienstverlening aangeboden voor alle gezinnen, vanuit het idee dat ieder kind telt en dat de mogelijkheid tot ontmoeting, ondersteuning en verrijking er moet zijn voor iedere ouder. Tegelijkertijd wordt ook een complementair aanbod opgebouwd dat gericht is op specifieke noden en/ of op specifieke gezinnen, waaronder kansarme gezinnen. Studies tonen de positieve effecten aan van dit – noem het – ‘gelaagd’ systeem, waarbij we vooral de percepties van de meer kwetsbare gezinnen willen onderlijnen. Ouders ervaren de gelaagde dienstverlening als minder of niet stigmatiserend, vinden het meer acceptabel en meer helpend aangezien een gelaagd systeem beter afgestemd is op hun (meer of mindere) noden (Tunstill, Blewett & Meadows, 20096). Dit laatste sluit ook aan bij het belang van het concept van ‘gebruikersparticipatie’ dat internationaal naar voor wordt geschoven. De doelstelling van de Family Centres is om meer vraaggestuurd te gaan werken, om gezinnen meer inspraak te geven in het vorm geven van het aanbod, zodat er werkelijk kan worden tegemoet gekomen aan de noden die gezinnen hebben (Lindskov, 2010). De meerwaarde van de Family Centres wordt op internationaal vlak erkend door studies die aangeven dat de ouders een positieve perceptie ontwikkelen over de dienstverlening zoals die (gelaagd) wordt aangeboden binnen een Family Centre (Tunstill, Blewett & Meadows, 2009) en dat de variëteit van aanbod ervoor zorgt dat een Family Centre voor verschillende gezinnen verschillende betekenissen kan hebben, afgestemd op wat een specifiek gezin op dat moment nodig heeft (Lindskov, 2010). Daarnaast bevestigt onderzoek ook de meerwaarde van de Family Centres op vlak van kosten-effectiviteit , waarbij onderzoek in het Verenigd Koninkrijk aantoont dat bij een goed functionerend Children’s Centre er een goede return on investment kan worden verwacht (Action for Children, 20097).. Family Centres in Vlaanderen en Brussel, Huizen van het Kind Net zoals in de ons omringende landen bestaan er in Vlaanderen en Brussel al heel wat initiatieven die de idee van een Family Centre dicht benaderen. Uit internationale vergelijking blijkt ook dat de Family Centres maar tot hun volledige ontwikkeling komen (zowel op het vlak van inhoudelijke invulling, organisatorische invulling en territoriale spreiding) wanneer er een stimulerende regelgevende basis is. 6
Tunstill, J., Blewett, J., & Meadows, P. (2009). Evaluating the Delivery by Action for Children of Targeted Family Support. Synergy Research & Consulting Ltd 7 Action for Children (2009). Backing the future: why investing in children is good for us all, the new economics foundation.
Pagina 4 van 22
Met dit decreet wenst de Vlaamse Regering in deze basis te voorzien zodat ook hier alle (aanstaande) gezinnen de noodzakelijke, aan hun noden en vragen aangepaste en geïntegreerde dienstverlening op het vlak van preventieve gezinsondersteuning kunnen krijgen binnen een toegankelijk en herkenbaar samenwerkingsverband. Eigen aan de situatie in Vlaanderen is het bestaan van een goed uitgebouwd fijnmazig netwerk van consultatiebureaus. Deze consultatiebureaus zijn met hun heel hoog bereik een goede basis om het universeel aanbod vorm te geven in de Huizen van het Kind. Op basis van ondermeer deze sterkte kan ook het progressief universalisme vorm krijgen. De sterkte van een Huis van het Kind zal echter net zoals bij de andere Family Centres grotendeels afhangen van de mate waarin er een gedifferentieerd aanbod, vormgegeven door verschillende partners, kan samengebracht worden. Met dit decreet wenst de Vlaamse Regering de actoren in de preventieve gezinsondersteuning actief samen brengen om zo een krachtige en samenhangende dienstverlening vorm te geven. Opvoedingsondersteuning is een belangrijk onderdeel van het gediversifieerd aanbod in de Huizen van het Kind. Vandaar dat in dit decreet de ambities van het decreet opvoedingsondersteuning ingeschoven worden, waarmee dit laatstgenoemde decreet opgeheven wordt. De verdienste van het decreet opvoedingsondersteuning is dat opvoedingsondersteuning op de maatschappelijke agenda geplaatst is. Op basis van de evaluatie blijkt anderzijds ook dat het haar volledig potentieel pas zal bereiken indien:
Het aangeboden wordt op plaatsen waar ouders met kinderen reeds komen Het lokaal en flexibel vorm gegeven wordt Het ingebed is in een breder geheel.
Met dit decreet wenst de Vlaamse Regering de realisatie van opvoedingsondersteuning, conform de elementen uit de evaluatie van het decreet Opvoedingsondersteuning, een duidelijke plaats te geven in de preventieve gezinsondersteuning en de Huizen van het Kind in het bijzonder. Dit betekent onder meer dat de opvoedingswinkels, de inloopteams en ander aanbod inzake opvoedingsondersteuning in dit decreet hun decretale basis vinden. Zoals hierboven beschreven wordt aan de preventieve gezinsondersteuning vorm gegeven door tal van actoren die lokaal kunnen verschillen. Om tot een goede co-productie te komen in de Huizen van het Kind is er vooral nood aan een faciliterende en stimulerende regelgeving die lokale variatie in de vormgeving mogelijk maakt. We opteren voor een flexibele netwerkvorming; binnen een te strikte regulering kan het lokale potentieel onvoldoende tot ontwikkeling komen. Met dit decreet wenst de Vlaamse Regering enerzijds een kader te creëren waarbinnen de Huizen van het Kind zich, aangepast aan de lokale realiteit, kunnen ontwikkelen en Pagina 5 van 22
anderzijds deze ontwikkeling op de in de decreet bepaalde doelstellingen te richten zodat de eenvormigheid en kwaliteit gewaarborgd worden. Hiertoe wordt in incentives voorzien. Om de herkenbaarheid voor de (aanstaande) gezinnen te vergroten en de samenwerking tussen de verschillende actoren duidelijk te maken wil de decreethouder deze verbinden via een gemeenschappelijk logo en een verbindende naam.
Toelichting bij de artikelen HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen. Artikel 1 Dit decreet regelt een aangelegenheid die behoort tot het domein van de bijstand aan personen8. De bijstand aan personen valt onder de persoonsgebonden aangelegenheden die artikel 128 van de Grondwet aan de gemeenschappen heeft toevertrouwd. Volgens artikel 128, §2, van de Grondwet hebben de Vlaamse decreten op het stuk van de persoonsgebonden aangelegenheden alleen ‘kracht van wet’ in het Nederlandse taalgebied, alsmede ten aanzien van de instellingen gevestigd in het tweetalige gebied BrusselHoofdstad die, wegens hun organisatie, moeten worden beschouwd uitsluitend te behoren tot de Vlaamse Gemeenschap. Artikel 2 Dit artikel bevat de definities van een aantal begrippen die in het decreet worden gehanteerd en waarvan de invulling en afbakening belangrijk is of afwijkt van de standaarddefiniëring: Met de invoering van een afzonderlijke definitie van het woord gebruiker (2°) wensen we te onderstrepen dat organisatoren van een aanbod in de preventieve gezinsondersteuning ook gebruiker kunnen zijn. Het gaat dus niet enkel over de burger als eindgebruiker. Een organisatie die expertise heeft opgebouwd in een welbepaald aspect van de preventieve gezinsondersteuning kan die expertise ter beschikking stellen van andere organisatoren op het gebied van de preventieve gezinsondersteuning (vb. toelichting over pedagogisch handelen aan het personeel van een kinderdagverblijf). De definitie van gezinnen (3°) is een overname van de definitie zoals ze werd geformuleerd in het decreet van 13 juli 2007 houdende de organisatie van de opvoedingsondersteuning en behoeft geen nadere toelichting.
8
Artikel 5, §1, II, van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen, B.S. 15 augustus 1980 Pagina 6 van 22
Het begrip kind (4°) behoeft hier geen nadere toelichting, wel verwijzen we naar de toelichting bij artikel 4 waarin de doelgroep van het decreet toegelicht wordt. Het lokaal bestuur (6°) betreft het gemeentebestuur en het bestuur van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn. Het zijn twee afzonderlijke juridische entiteiten. In het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad duidt het decreet de Vlaamse Gemeenschapscommissie aan als lokaal bestuur. De Vlaamse Gemeenschapscommissie is in Brussel grondwettelijk bevoegd om de gemeenschapsmateries cultuur, onderwijs, welzijn en gezondheid te behartigen van alle Nederlandstalige instellingen in Brussel. Daarom is de Vlaamse Gemeenschapscommissie het best geplaatst om voor het gehele tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad de opdrachten van het lokaal bestuur op te nemen. Het lokaal bestuur wordt in dit decreet begrepen in zijn hoedanigheid als lokale overheid bevoegd en verantwoordelijk voor het lokaal beleid. Het is de lokale verantwoordelijkheid om te bepalen of het gemeentebestuur, of het bestuur van het OCMW, dan wel beide samen een rol opnemen en invullen. De definitie van opvoedingsondersteuning (7°) is een overname van de definitie zoals ze werd geformuleerd in het decreet van 13 juli 2007 houdende de organisatie van de opvoedingsondersteuning en behoeft geen nadere toelichting. De term preventieve gezinsondersteuning (8°) krijgt een erg ruime invulling en verschilt hierdoor ook van de term preventieve gezinsondersteuning zoals ze gedefinieerd werd in het oprichtingsdecreet van Kind en Gezin9. Met de keuze voor een ruime begripsdefinitie wil de decreetgever zich niet beperken tot het bestaande aanbod dat erkend en/of gesubsidieerd wordt door Kind en Gezin, maar integendeel het domein openstellen voor alle initiatieven die gericht zijn op het bevorderen van het welbevinden van alle (aanstaande) gezinnen met kinderen. De decreetgever kiest er bewust voor om het woord preventie te behouden, zowel ten aanzien van de opvoedingsondersteuning als ten aanzien van de gezondheidszorg. De preventieve gezinsondersteuning onderscheidt zich in die zin van hulpverlening en van curatie. Het preventiedenken gaat uit van pro-activiteit en heeft een tweezijdige betekenis: enerzijds het promoten van het positieve en het versterken van de draagkracht en anderzijds het vermijden van risico’s en voorkomen van problemen.
9
Decreet van 30 april 2004 (BS 7 juni 2004) tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin. Pagina 7 van 22
HOOFDSTUK 2. Toepassingsgebied en doelstellingen. Afdeling 1. Toepassingsgebied van het decreet. Artikel 3 Dit artikel bepaalt het territoriaal toepassingsgebied van het decreet alsook welke actoren gevat zijn. Het is de vrije keuze van elk van de actoren op het domein van de preventieve gezinsondersteuning om zich te engageren in het samenwerkingsverband, met uitzondering van die actoren die reeds erkend en gesubsidieerd worden door Kind en Gezin, die verplicht worden zich aan te sluiten (zie artikel 12, §2). Het samenbrengen van aanbod in een Huis van het Kind expliciteert het engagement van de actor in de preventieve gezinsondersteuning om de doelstellingen en de principes, opgenomen in het decreet, samen mee na te streven of te realiseren. De keuze voor het actor- en aanbodsgericht toepassingsgebied gekoppeld aan een lokaal samenwerkingsverband vloeit voort uit de huidige realiteit: de preventieve gezinsondersteuning kenmerkt zich door het bestaan van een veelheid aan actoren over verschillende sectoren heen en zowel bij middenveldorganisaties, vrije beroepen als lokale besturen. De Vlaamse decreetgever wil overzicht en samenwerking creëren op basis van een regelluw klimaat, gezien ook het feit dat er niet ten aanzien van al deze actoren regelgevend kan of wil opgetreden worden. Van belang daarbij is dat de decreetgever op decretaal niveau de individuele dienstverlening van actoren naar gebruikers toe uitdrukkelijk niet wil reguleren. De decreetgever heeft in eerste instantie enkel verwachtingen ten aanzien van de wijze van samenwerking tussen de actoren die aanbod organiseren in een Huis van het Kind, zonder zich rechtstreeks uit te spreken over de individuele aanbodsvormen; met uitzondering van die aanbodsvormen die erkend en/of gesubsidieerd worden door de Vlaamse Regering in uitvoering van dit decreet. Artikel 4 De preventieve gezinsondersteuning richt zich in principe tot alle gezinnen met kinderen, alsook tot aanstaande ouders, zonder daarmee expliciet subjectieve rechten toe te kennen. Aanstaande ouders, ouders van hele jonge kinderen, maar ook ouders van jongadolescenten ervaren uiteenlopende ondersteuningsbehoeften op het gebied van opvoeding en gezondheid en moeten hiermee terecht kunnen in een Huis van het Kind, in de mate deze behoeften zich situeren binnen de preventie. Met de tweede zin van het artikel doet de decreetgever geen afbreuk aan de initiële vooropstelling dat de Huizen van het Kind een breed leeftijdsbereik ambiëren, maar erkent daarentegen de bestaande realiteit in Vlaanderen en Brussel. Het bestaande aanbod preventieve gezinsondersteuning typeert zich vandaag nl. als een heel gedifferentieerd aanbod Pagina 8 van 22
met een verschillend doelgroepbereik. De Huizen van het Kind willen dit aanbod beter, toegankelijker en overzichtelijker in kaart brengen en ordenen met het oog op het creëren van niet alleen een efficiënter en doelmatiger aanbod gericht op ontmoeting, maar ook een meer kwalitatief en toegankelijker aanbod in hoofde van de gezinnen met kinderen. Dit zal zich echter nog niet meteen vertalen in een bereik van de prenatale periode tot 18 jaar in elk Huis van het Kind. Afdeling 2: Doelstellingen en principes van de preventieve gezinsondersteuning. Artikel 5 Dit artikel gaat over de doelstellingen en principes van de preventieve gezinsondersteuning. Paragraaf 1 maakt de link met het Internationaal Verdrag van de Rechten van het Kind en behoeft geen nadere uitleg. Paragraaf 2 dient als volgt opgesplitst en begrepen te worden: De eerste zin vormt een herhaling en bevestiging van de zeer brede definitie van de preventieve gezinsondersteuning (artikel 2, 8°), terwijl de tweede zin een concretisering is van de minimale maatregelen en het aanbod dat bijdraagt tot het bereiken van het doel. De daarbij gegeven opsomming is niet hiërarchisch, noch exhaustief. Artikel 6 Na de doelstellingen van de preventieve gezinsondersteuning zoals verwoord in artikel 5 van dit decreet, behandelt artikel 6 de voornaamste principes die kenmerkend zijn aan het domein van de preventieve gezinsondersteuning, met name toegankelijkheid, kwaliteit, laagdrempeligheid en universaliteit. Het eerste lid van artikel 6 beschrijft hoe de preventieve gezinsondersteuning opgebouwd wordt als een getrapt systeem, vertrekkend vanuit de idee van het progressief universalisme. Een beleid dat zich hierop richt, creëert een kwaliteitsvol aanbod dat voor iedereen beschikbaar is maar waarbij meer ondersteuning geboden wordt aan kinderen en gezinnen met de meeste noden. Er wordt hier ook gewezen op de bijzondere aandacht voor de meest kwetsbare gezinnen. Het stimuleren van talentontwikkeling en ontmoeting dient binnen de samenwerkingsverbanden voor deze gezinnen, we denken hierbij o.a. aan gezinnen in armoede, maximaal geborgd worden. Het tweede lid van artikel 6 stelt de principes van differentiatie en toegankelijkheid voorop. De decreetgever stelt de gebruiker centraal (= people centred care). Dit betekent onder meer het erkennen dat er uiteenlopende ondersteuningsbehoeften zijn welke kunnen evolueren doorheen de tijd, het bieden van gepaste en gedifferentieerde antwoorden die voor iedereen toegankelijk zijn en het inzetten op participatie. De decreetgever schuift daarbij de samenwerking binnen de Huizen van het Kind naar voor als aanknopingspunt om die principes toe te passen en te handhaven (zie artikel 10 e.v.)
Pagina 9 van 22
Het derde lid van artikel 6 verwijst ten slotte naar de principes van kwaliteit, laagdrempeligheid en participatie. Dit behoeft geen nadere toelichting. De doelstellingen en principes in artikel 5 en 6 vormen de basislijnen voor elke actor die en voor elk aanbod preventieve gezinsondersteuning dat wil toetreden tot een Huis van het Kind.
HOOFDSTUK 3. Huizen van het Kind Afdeling 1: Algemene bepalingen Artikel 7 Met dit artikel maken we duidelijk dat een Huis van het Kind moet begrepen worden als de benaming van de samenwerking, het is dus in eerste instantie een organisatorisch begrip (en duidt niet noodzakelijk op één fysieke plek), maar streeft toch herkenbaarheid na. Het gaat om het concrete lokale samenwerkingsverband dat tot stand komt met de bedoeling bij te dragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen en principes omschreven in het decreet. Het kan gaan om één of meerdere fysieke locaties in functie van het lokale aanbod. Het grondplan van een Huis van het Kind wordt m.a.w. beschreven in dit decreet, maar de stijl, het interieur wordt vormgegeven door de aanwezige partners in het Huis van het Kind. De schaalgrootte van een Huis van het Kind (= hoe lokaal is lokaal) zal dus mede bepaald worden door de aanwezige partners (artikel 9). Artikel 8 Met het eerste lid van artikel 8 wil de decreetgever aantonen dat het unieke karakter van een Huis van het Kind erin bestaat dat divers aanbod op het vlak van de preventieve gezinsondersteuning samengebracht wordt op een voor het doelpubliek (= aanstaande ouders en gezinnen met kinderen) herkenbare manier. Daarmee sluit de decreetgever zich aan bij de evoluties in andere Europese landen waar dit concept internationaal benoemd wordt als Family Centers. Dat divers aanbod wordt vervolgens in de tweede zin opgedeeld in 3 grote pijlers: 1) preventieve gezondheidszorg 2) opvoedingsondersteuning en 3) activiteiten die tot doel hebben om ontmoeting de sociale cohesie, met aandacht voor maatschappelijk kwetsbare gezinnen te bevorderen. Preventieve gezondheidszorg wordt in artikel 2 van dit decreet gedefinieerd en behoeft hier geen nadere toelichting. Opvoedingsondersteuning wordt eveneens in artikel 2 van dit decreet gedefinieerd. De decreetgever wenst hierbij op te merken dat de visie achter deze definitie ook in het huidige decreet betreffende de preventieve gezinsondersteuning behouden blijft. De indieners van Pagina 10 van 22
het decreet opvoedingsondersteuning stelden een aantal uitgangspunten voorop, die gemeenschappelijk zijn aan het grotere kader van de preventieve gezinsondersteuning. Zo moet opvoedingsondersteuning laagdrempelig zijn, vraaggericht werken, participatief zijn en ondersteuning bieden op maat. Daarnaast ambieert opvoedingsondersteuning ook empowerment. Dit betekent dat het concrete aanbod opvoedingsverantwoordelijken erkent en versterkt in hun rol als opvoeder en dat het dus aansluit bij de deskundigheid van de opvoedingsverantwoordelijken zelf en deze activeert om zelf oplossingen te zoeken. Tot slot beoogt de opvoedingsondersteuning nog steeds een versterkt aanbod van opvoedingsondersteuning dat meer afgestemd is op de lokale noden en behoeften. Met de inbedding van de opvoedingsondersteuning in het grotere geheel van de preventieve gezinsondersteuning is de decreetgever ervan overtuigd dat de gemeenschappelijk gedragen uitgangspunten nog beter nagestreefd en samen met en door alle partners van de preventieve gezinsondersteuning gerealiseerd kunnen worden. Het bevorderen van ontmoeting en de sociale cohesie wordt ten slotte als derde pijler binnen de Huizen van het Kind benoemd. Dit dient begrepen te worden als de doelstelling om cohesie of samenhang te creëren tussen de gezinnen boven socio-economische en etnisch-culturele grenzen heen. Dit impliceert op zijn beurt dat ieder Huis van het Kind zich op die manier dient te profileren opdat het voor alle gezinnen, ongeacht socio-economische en etnisch-culturele achtergrond, duidelijk is dat het aanbod er is voor ieder van hen. Via de Huizen van het Kind kunnen gezinnen op die manier steun en herkenning vinden bij elkaar. De winst op lokaal niveau bestaat erin dat er op deze manier een gevoel van mogelijkheden tot ontmoeting, samenhang en gemeenschappelijkheid kan ontstaan tussen gezinnen. De winst op Vlaams niveau is dat er op deze manier actief wordt bijgedragen aan het tegengaan van sociale exclusiemechanismen. Het tweede lid van artikel 8 benadrukt de link tussen de verschillende pijlers van de preventieve gezinsondersteuning en stelt dat het aanbod uit elke pijler onder verschillende vormen kan aangeboden worden. De decreetgever legt vast dat minimaal de preventieve medische consulten, erkend en gesubsidieerd door Kind en Gezin en de consulten uitgevoerd door de regioteamleden van Kind en Gezin aanwezig dienen te zijn. Dit is ingegeven vanuit het hoge doelgroepbereik van de consultatiebureauwerking dat een maximale toeleiding naar een breder aanbod mogelijk maakt. Bovendien vormt het een opportuniteit om alle ouders de weg naar het Huis van het Kind en de overige aanbodsvormen te laten vinden. Naast die specifieke aanbodsvorm laat de decreetgever de mogelijkheid open van ander aanbod, ook op het gebied van de preventieve gezondheidszorg, verstrekt door onder meer middenveldorganisaties, lokale besturen en vrije beroepen.
Pagina 11 van 22
Het laatste lid van artikel 8 last een uitvoeringsbepaling in die de Vlaamse Regering toelaat om de nadere regels te bepalen met betrekking tot de inhoud en de organisatie, de voorwaarden en de procedure voor erkenning en subsidiëring van aanbod in het domein van de preventieve gezinsondersteuning. Dit betekent concreet dat het huidig door Kind en Gezin erkend en gesubsidieerd aanbod wordt ondergebracht in dit decreet. Het gaat hier met name over de consultatiebureauwerking, de prenatale steunpunten, de opvoedingswinkels, de inloopteams, de expertisecentra kraamzorg en de verschillende projecten in het kader van opvoedingsondersteuning. Andere sectoren blijven natuurlijk hun eigenheid behouden, dit decreet betekent een vooruitgang bijv. inzake rechtszekerheid voor alle partners. Artikel 9 Het centrale uitgangspunt van de Huizen van het Kind is dat het zo maximaal mogelijk aansluit bij de noden en behoeften van de gebruikers. Die gedachte klinkt ook door in de bepaling van het werkingsgebied. De decreetgever wil niet te strikt regulerend optreden, maar integendeel de actoren die reeds werkzaam zijn in een welbepaald gebied de kans bieden om gezamenlijk een Huis van het Kind te vormen, aansluitend op de territoriale realiteit. De decreetgever is slechts richtinggevend met betrekking tot het werkingsgebied in die zin dat bij de vormgeving van het Huis van het Kind er vertrokken wordt van een minimaal en een maximaal territoriaal werkingsgebied; met name het werkingsgebied van een consultatiebureau enerzijds en het niveau van de zorgregio kleine stad anderzijds. Daarnaast dient het werkingsgebied binnen die grenzen te variëren in functie van de populatie en het aanbod in de betrokken zorgregio. Dit houdt in dat een Huis van het Kind zowel gemeentelijk, intragemeentelijk als intergemeentelijk georiënteerd kan zijn. Dit artikel spreekt zich niet uit over het aantal fysieke inplantingsplaatsen die nodig zijn om voldoende toegankelijke dienstverlening te organiseren. De bepaling van een werkingsgebied doet op geen enkele wijze afbreuk aan de individuele keuzevrijheid van de cliënt.
Afdeling 2. Doelstellingen van de Huizen van het Kind Artikel 10 Met de oprichting van de Huizen van het Kind wil de decreetgever de doelstellingen en principes van de preventieve gezinsondersteuning operationaliseren en concretiseren, in eerste instantie door de actoren die een rol opnemen op het domein van de preventieve gezinsondersteuning samen onder 1 regelgevend kader te brengen, waarbij we ook alle actoren de ruimte en flexibiliteit geven om hierin een plaats te vinden, in tweede instantie
Pagina 12 van 22
om te komen tot een geïntegreerd en beter afgestemd aanbod dat zo veel mogelijk behoeftedekkend is. Die versnippering wil de decreetgever met de Huizen van het Kind ombuigen tot een krachtig verhaal waarbij het samenbrengen van actoren gericht is op een samenwerking die efficiëntie- en doelmatigheidswinsten creëert. Artikel 11 De doelstelling van artikel 10 worden in artikel 11 verder geoperationaliseerd op 3 niveaus: ten aanzien van de individuele gebruikers, ten aanzien van de organisatie van het aanbod en ten aanzien van het geheel van de actoren werkzaam in een Huis van het Kind. De eerste paragraaf richt zich tot de individuele gebruikers en stelt daarbij 4 doelstellingen voorop. De nummering van de doelstellingen dient niet hiërarchisch geïnterpreteerd te worden. Het moet de uitdrukkelijke bedoeling zijn om het afstemmen op de noden van de individuele gebruikers door een geïntegreerd en gedifferentieerd aanbod te realiseren. Als eerste doelstelling (1°) herhaalt de decreetgever een algemene doelstelling van de preventieve gezinsonderstelling, met name toegankelijkheid. Ten aanzien van de Huizen van het Kind wensen we dit te versterken tot een maximale toegankelijkheid, waarbij toegankelijkheid in diens dubbele betekenis gezien dient te worden: zowel fysieke (we verwijzen hier ook naar toegankelijkheid in de zin van handicapspecifiek) als psychologische toegankelijkheid. Hierbij moet tevens voorzien worden in verstaanbare en heldere communicatie. Maximale toegankelijkheid dient daarnaast ook begrepen te worden als toegankelijkheid van elke aanwezige pijler in een Huis van het Kind en hiermee ook vraaggericht om te gaan met de individuele gebruiker(s): preventieve gezondheidszorg, opvoedingsondersteuning en het bevorderen van ontmoeting en de sociale cohesie. Daar waar preventieve gezondheidszorg voor bepaalde bevolkingsgroepen evident en aldus erg toegankelijk is, kan dit voor andere bevolkingsgroepen niet of in mindere mate het geval zijn. Ook ten aanzien van de andere twee pijlers is dezelfde redenering denkbaar: daar waar de weg naar opvoedingsondersteuning voor bepaalde gebruikers gemakkelijk en snel gevonden wordt, blijkt de weg naar preventieve gezondheidszorg moeizamer te gaan. Het is dan ook de doelstelling van de decreetgever om door de oprichting van de Huizen van het Kind die drie pijlers samen te brengen en zo ook de toegankelijkheid ervan te bevorderen voor iedereen. Huizen van het Kind zijn m.a.w. de plaats bij uitstek waar aanstaande ouders en gezinnen met kinderen terecht kunnen met al hun vragen en behoeften op het domein van de preventieve gezinsondersteuning. Het begrip maatregelen wordt hier ook expliciet vermeld, daar niet enkel het concrete aanbod dat gebracht wordt door een actor ten aanzien van een gebruiker toegankelijk moet zijn, maar ook de meer algemene maatregelen die zich richten tot het geheel van de gebruikers van een Huis van het Kind. Dit kan gaan van algemene informatiecampagnes, het Pagina 13 van 22
toegankelijk maken van bijvoorbeeld de rechtenverkenner, het toeleiden van een bepaald doelpubliek naar een welbepaald aanbod. Als tweede doelstelling (2°) wijst de decreetgever op het belang om bijzondere aandacht te besteden aan maatschappelijk kwetsbare gezinnen. Onderzoek wijst uit dat maatschappelijk kwetsbare gezinnen minder snel hun weg vinden in het zorg- en hulpverleningslandschap. Uitgaande van het principe van het universalisme, zijnde dat iedereen evenveel recht heeft op een basisaanbod preventieve gezinsondersteuning, dient dat aanbod dan ook zo goed mogelijk ontsloten te worden naar iedereen, wat voor maatschappelijk kwetsbare gezinnen een extra inspanning kan betekenen. Daarnaast en daarboven hebben maatschappelijk kwetsbare gezinnen ook bijzondere noden en behoeften die te onderscheiden vallen van de rest van de bevolking. De decreetgever erkent dat niet alle noden en behoeften met dit decreet ingevuld en verholpen kunnen worden en wil daarover dan ook geen harde uitspraken doen. De decreetgever vraagt daarentegen wel aandacht voor het bestaan van sociale uitsluitingsmechanismen. De derde doelstelling (3°) sluit aan bij de definitie van gebruiker die stelt dat niet alleen ouders of gezinnen kunnen genieten van het aanbod, maar ook professionele dienstverleners. De vierde doelstelling (4°) benadrukt het belang van zorgafstemming tussen de verschillende zorgverstrekkers verbonden door het samenwerkingsverband/netwerk binnen het Huis van het Kind. Dit sluit aan bij het concept van people-centred care waarbij de client mag verwachten dat de aan hem aangeboden zorg onderling afgestemd is. Daarnaast draagt zorgafstemming bij tot verhoogde effectiviteits- en efficiëntiewinsten. In de tweede paragraaf legt de decreetgever ten aanzien van het geheel van het aanbod een bijkomende inspanningsverbintenis op, met name het streven naar een geïntegreerd aanbod. Een divers aanbod, zoals geformuleerd in artikel 6, volstaat niet langer. Er dienen bij de Huizen van het Kind inspanningen te worden geleverd om de verschillende aanbodsvormen beter op elkaar af te stemmen om zo te komen tot een geïntegreerd geheel. Ook het principe van participatie van gebruikers ten aanzien van het aanbod wordt herhaald, in de zin dat hier een activerend beleid naar participatie gevoerd wordt. Gebruikers kunnen hier zowel begrepen worden als individuele gebruikers als vertegenwoordigingsgroepen. De laatste doelstelling (§3) voegt een bijkomende inspanningsverbintenis toe, met name het streefdoel van competentieverhoging en efficiëntieverhoging. Pagina 14 van 22
Afdeling 3: Organisatie preventieve gezinsondersteuning in Huizen van het Kind Artikel 12 Artikel 12 omschrijft de voorwaarden waaraan elk Huis van het Kind dient te voldoen, zowel op niveau van het aanbod, als ten aanzien van de samenwerking. Wat betreft de aanbodsvormen, die door Kind en Gezin gefinancierd en gesubsidieerd worden in het kader van de preventieve gezinsondersteuning verwijzen we naar de toelichting bij artikel 8, met die toevoeging dat § 2 van artikel 12 de verplichte aansluiting van de Kind en Gezin sectoren binnen de preventieve gezinsondersteuning expliciteert. Het gaat hier met name over de consultatiebureauwerking, de prenatale steunpunten, de opvoedingswinkels, de inloopteams, de expertisecentra kraamzorg en de verschillende projecten in het kader van opvoedingsondersteuning. Bijkomend wordt in § 1, 4° gevraagd dat de actoren die zich verenigen in een Huis van het Kind actief gebruik maken van de sociale kaart en cliënten waar nodig actief toeleiden naar aanbod dat niet voorhanden is in het betreffende Huis van het Kind. Hierbij wordt actief gestreefd naar maximaal voorzien in een ontmoetingsfunctie. Paragraaf 3 van artikel 12 stelt dat de actoren die aanbod samen brengen in een Huis van het Kind zich openstellen ten aanzien van andere actoren die wensen aan te sluiten. Deze bepaling moet samen gelezen worden met artikel 9, eerste lid, waarin bepaald wordt dat er slechts één Huis van het Kind kan bestaan in eenzelfde werkingsgebied. De decreetgever voert daarna een uitvoeringsbepaling in die moet toelaten om hierover nadere regels te bepalen teneinde de algemene doelstellingen en werkingsprincipes vooropgesteld in het decreet te vrijwaren. De vierde paragraaf bepaalt dat de actoren concrete acties dienen te ondernemen om de doelstellingen van artikel 10 en 11 te realiseren. Deze acties worden hier bewust gekoppeld aan de individuele betrokken actoren en (nog) niet aan het samenwerkingsverband in diens geheel. Indien het samenwerkingsverband in aanmerking wenst te komen voor financiering (artikel 14) geldt dit wel ten opzichte van het samenwerkingsverband in diens geheel. Artikel 13 In artikel 13 benadrukt de decreetgever dat een Huis van het Kind dat in aanmerking wil komen voor het bekomen van een logo niet dient te voldoen aan de formele vormvereisten wat betreft de organisatie en structuur van de samenwerking; er wordt met andere woorden geen verplichte rechtspersoon opgelegd. De tweede paragraaf last een uitvoeringsbepaling in die de Vlaamse Regering moet toelaten om enerzijds de regels met betrekking tot de toekenning van het logo vast te stellen en om anderzijds de mogelijkheid open te laten om bijkomende voorwaarden te formuleren. Aan de toekenning van het logo zijn geen subsidies verbonden. Pagina 15 van 22
Het laatste lid van artikel 13 maakt de brug naar het lokaal sociaal beleid. Daarmee benadrukt de decreetgever dat het samenwerkingsverband waar mogelijk ingebed wordt in of aansluit op de reeds bestaande structuren in het kader van het lokaal sociaal beleid. We schrijven hierdoor ook het principe in van flexibele netwerkvorming, waardoor bewegingen tot het smeden van een samenwerkingsverband in verschillende richtingen kan verlopen, waarbij vanuit een lokale situatie, specificiteit het mogelijk moet zijn om een “Huis van het Kind” tussen de diverse partners uit te bouwen. Artikel 14 Artikel 14 bepaalt de voorwaarden waaraan een samenwerkingsverband dat als Huis van het Kind een subsidie van de Vlaamse Regering wenst te ontvangen moet voldoen. De eerste voorwaarde (§1, 1°) verwijst terug naar de bepalingen uit artikel 12 waaraan minimaal voldaan moet zijn om zich een Huis van het Kind te kunnen noemen. Met de tweede voorwaarde (§1, 2°) stelt de decreetgever dat om uitvoering te geven aan de bepaling in artikel 12 §3 het samenwerkingsverband zich in dit geval niet beperkt tot het zich openstellen voor actoren, maar ze ook actief gaat betrekken (stimuleren/vragen mee te stappen in het samenwerkingsverband) teneinde te komen tot een samenwerkingsverband dat in overeenstemming is met de lokale noden en behoeften. Hierbij hanteren we duidelijk ook een flexibele visie op deze netwerkvorming, het staat open in welke richting deze netwerkvorming zich lokaal ontplooit. Voor de aanvraag van een logo zoals bepaald in artikel 13 (waarbij geen subsidie wordt gevraagd) van dit decreet, moet een samenwerkingsverband aan geen enkele vormvereiste voldoen. Deze bepaling vervalt indien een Huis van het Kind ook een subsidie wil aanvragen: de derde voorwaarde (§1, 3°) bepaalt dat enkel een rechtspersoon de subsidie kan ontvangen, hetzij een individuele rechtspersoon namens feitelijke vereniging of, als samenwerkingsverband voor zover deze de vorm aanneemt van een vereniging zonder winstoogmerk. De vierde voorwaarde (§1, 4°) preciseert dat de toekenning van de subsidie gericht is op een aantal concrete resultaten die door het samenwerkingsverband moeten gerealiseerd worden, met name: -
Acties ondernemen om nog niet bereikte gebruikers te bereiken; Overlap tussen aanbod wegwerken; Lacunes in het aanbod wegwerken door het bundelen van middelen; Gebruikersparticipatie vorm te geven; Zorgafstemming te organiseren; Het voorzien in middelen om gecoördineerd en kwaliteitsvol te werken.
Deze resultaten zijn een operationalisering van de doelstellingen van de Huizen van het Kind zoals bepaald in artikel 11. Pagina 16 van 22
De laatste paragraaf (§5) bepaalt aanvullend dat een Huis van het Kind dat aan de voorwaarden van dit artikel voldoet ook kan optreden als actor in uitvoering van artikel 8 van dit decreet. In de mate het Huis van het Kind zelf instaat voor de organisatie van aanbod in het domein van de preventieve gezinsondersteuning, ontvangt het hiervoor een subsidie die door de Vlaamse Regering bepaald wordt.
Hoofdstuk 4. Expertise, ondersteuning en vernieuwend aanbod op het vlak van preventieve gezinsondersteuning Afdeling 1. Het Vlaams Expertisecentrum voor Opvoedingsondersteuning Artikel 15 Het Vlaams Expertisecentrum voor Opvoedingsondersteuning, kortweg EXPOO genoemd, werd opgericht in de schoot van het decreet van 13 juli 2007 houdende de organisatie van opvoedingsondersteuning. Hoewel dit decreet als afzonderlijk regelgevend kader opgeheven wordt, is het geenszins de bedoeling om de organisatie van opvoedingsondersteuning af te schaffen, maar in tegendeel beter te laten aansluiten bij de organisatie van preventieve gezinsondersteuning in Huizen van het Kind. Aansluitend bij deze betrachting wil de Vlaamse decreetgever voor de toekomst de werking van EXPOO behouden. Ook aan de organisatorische context van het Expertisecentrum worden geen ingrijpende wijzigingen voorop gesteld; zowel de verankering binnen het agentschap Kind en Gezin, alsook de samenwerking met het Agentschap Jongerenwelzijn blijven belangrijke uitgangspunten. In die zin blijft de samenwerkingsovereenkomst, die gevalideerd werd door de Vlaamse Regering, behouden tot op het ogenblik dat beide partijen een nieuwe overeenkomst sluiten (cf. Art. 26). Artikel 16 In het voorgestelde artikel 16 worden de opdrachten van het Expertisecentrum voor Opvoedingsondersteuning beschreven; elk van deze opdrachten of activiteiten is terug te brengen tot twee grote opdrachten; met name het verzamelen, verrijken en verspreiden van kennis en know how inzake opvoeden en opvoedingsondersteuning enerzijds, en het praktisch ondersteunen van het werkveld opvoedingsondersteuning met een diverse waaier aan methoden, technieken en instrumenten anderzijds. Artikel 17 Centraal in de visie en werkwijze van het Vlaams Expertisecentrum voor Opvoedingsondersteuning staat de netwerkgedachte: EXPOO wil de kennis en expertise inzake opvoedingsondersteuning die in Vlaanderen overal aanwezig is, bundelen en verder laten groeien. Daartoe ondersteunt het expertisecentrum lokale samenwerkingsverbanden, acties of initiatieven.
Pagina 17 van 22
Afdeling 2. Financiering van vernieuwend aanbod inzake preventieve gezinsondersteuning Artikel 18 Behalve inhoudelijke ondersteuning op het vlak van opvoedingsondersteuning, voorziet de decreetgever met dit artikel in de mogelijkheid om naast de erkenning en subsidiëring van het reguliere aanbod preventieve gezinsondersteuning, financiële ondersteuning toe te kennen aan eenmalige of experimentele projecten die vernieuwend aanbod inzake preventieve gezinsondersteuning wensen te ontwikkelen of uit te testen in de praktijk. Aan de Vlaamse regering wordt de bevoegdheid gedelegeerd om nadere regels te bepalen over het bedrag en de duurtijd van de financiële ondersteuning, alsook over de voorwaarden waaraan het initiatief dient te voldoen om in aanmerking te komen voor de subsidie.
Hoofdstuk 5. Verwerking en –uitwisseling van persoonsgegevens Het vijfde hoofdstuk van het decreet handelt over de gegevensverwerking en –uitwisseling en is opgedeeld in 2 afdelingen: de gegevensverwerking en –uitwisseling tussen de actoren van een Huis van het Kind en de gegevensverwerking door Kind en Gezin.
Afdeling 1 Omgang met persoonsgegevens in de Huizen van het Kind De eerste afdeling regelt zoals gezegd de gegevensverwerking en –uitwisseling tussen de actoren van een Huis van het Kind en vertrekt vanuit de principes van noodzakelijkheid en kwaliteit en houdt rekening met het breder regelgevend kader inzake privacy en beroepsgeheim. Artikel 19 Om de actoren die een aanbod preventieve gezinsondersteuning organiseren en/of aanbieden in een Huis van het Kind hun taken en bevoegdheden te kunnen laten uitoefenen die hen door dit decreet of de uitvoeringsbesluiten ervan worden opgelegd, moet hen de toestemming worden gegeven om persoonsgegevens te verwerken. Het gaat hier over gegevens met betrekking tot de personen tot wie de dienstverlening zich richt (cfr. Artikel 4). Artikel 5 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens (hierna de Privacywet genoemd) staat de verwerking van persoonsgegevens slechts toe in een aantal limitatief opgesomde gevallen. Zo is het verzamelen, het opslaan en iedere andere bewerking met betrekking tot persoonsgegevens toegestaan als dat noodzakelijk is om een wettelijk, decretale of reglementaire verplichting na te komen. Pagina 18 van 22
Inspelend op die toelaatbaarheidsgrond bepaalt artikel 19 dat de genoemde actoren persoonsgegevens, inclusief de bijzondere categorieën (gevoelige gegevens en gezondheidsgegevens) van persoonsgegevens, kunnen verwerken voor zover dat noodzakelijk is voor de kwaliteitsvolle uitvoering van de doelstellingen en opdrachten die hen door of krachtens dit decreet worden opgelegd. Uiteraard heeft een deel van de deelnemende actoren op basis van hun sectorspecifieke regelgeving ook al de machtiging om persoonsgegevens te verwerken. Toch opteert de decreetgever ervoor om via dit decreet een overkoepelende decretale toelaatbaarheidsgrond te voorzien. Vervolgens wordt in een delegatie aan de Vlaamse Regering voorzien die nadere regels kan vastleggen met betrekking tot de precieze soort persoonsgegevens die worden verwerkt, net als de vorm waarin en de wijze waarop die persoonsgegevens worden verwerkt. Ter verduidelijking en bevestiging, wordt erop gewezen dat met het begrip “verwerking” de definitie zoals bepaald in artikel … van de privacywet wordt bedoeld, met name “elke bewerking of elk geheel van bewerkingen met betrekking tot persoonsgegevens, al dan niet uitgevoerd met behulp van geautomatiseerde procedures, zoals het verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren, bijwerken, wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiden of op enigerlei andere wijze ter beschikking stellen, samenbrengen, met elkaar in verband brengen, alsmede het afschermen, uitwissen of vernietigen van persoonsgegevens”. Artikel 20 In de preventieve gezinsondersteuning trachten alle actoren tegemoet te komen aan de noden en behoeften van individuele gebruikers. De informatie die de basis vormt voor het in kaart brengen en de opvolging van de zorg blijft momenteel echter vaak geïsoleerd in individuele dossiers. Als een zorggebruiker door verschillende diensten begeleid wordt, kan dit leiden tot een versnipperd dossier. Met het oog op een betere doorstroming van informatie tussen de verschillende betrokken actoren, is het echter belangrijk dat deze met elkaar kunnen en mogen communiceren. De uitwisseling van informatie wordt m.a.w. niet naar voor geschoven als een doel op zich, maar als een middel om tot een betere dienstverlening te komen. Er bestaat hierbij echter een belangrijk spanningsveld tussen enerzijds de terechte bekommernis van de burger omtrent de vertrouwelijkheid van de gegevens over zijn persoon en anderzijds de noodzaak om voor een optimale zorg- en hulpverlening te kunnen beschikken over alle relevante en noodzakelijke informatie, waarbij in bepaalde omstandigheden gegevens op het individuele niveau aan elkaar gekoppeld moeten kunnen worden om een adequaat inzicht te krijgen in de zorg- of hulpnood. Om dat spanningsveld te ontladen wordt in grote mate aandacht besteed worden aan Pagina 19 van 22
transparantie en aan beveiliging. Op verschillende niveaus moeten daarom maatregelen getroffen worden die de vertrouwelijkheid van de gegevens en de beveiliging van de gegevensstromen beogen. De decreetgever tracht aan de hierboven beschreven bekommernissen te voldoen door een regelgevend kader te scheppen inzake de uitwisseling van gegevens tussen de actoren in een Huis van het Kind en bepaalt 3 cumulatieve voorwaarden. De eerste voorwaarde stelt dat gegevens slechts uitgewisseld kunnen worden in het exclusieve belang van de personen tot wie de zorg of hulp zich richt. Dit belang dient steeds in concreto te worden beoordeeld, rekening houdend met de respectieve belangen van de personen tot wie de dienstverlening zich richt. Daarbij wordt er maximaal naar gestreefd om de personen op wie de gegevens betrekking hebben vooraf over de informatieoverdracht te informeren en hen te vragen of zij met de overdracht instemmen; wat aldus verwoord is in de tweede voorwaarde. De vervulling van die tweede voorwaarde (geïnformeerde instemming) is echter geen absolute noodzaak voor de gegevensuitwisseling. Als het om bepaalde redenen onmogelijk is de betrokkenen te informeren, dan kan de gegevensuitwisseling ook zonder voorafgaande informatieverstrekking of toestemming plaatsvinden. Tot slot wordt de voorwaarde van noodzakelijkheid zoals reeds verwoord in artikel 19 hernomen, waarbij het principe van noodzakelijkheid begrepen dient te worden als het onderscheid tussen need to know en nice to know. Naast de voorwaarden uit artikel 19 en 20 wordt de gegevensuitwisseling ook beheerst door de bepalingen uit de privacywet en de sectorspecifieke reglementering die onverminderd van toepassing blijven. Artikel 21 Artikel 21 legt de categorie van personen vast die onderworpen zijn aan de geheimhoudingsplicht van artikel 458 van het Strafwetboek. Artikel 458 van het Strafwetboek heeft een algemene draagwijdte en bestraft eenieder die uit hoofde van diens staat of beroep kennis draagt van geheimen die hem zijn toevertrouwd en deze onrechtmatig bekendmaakt. Artikel 21 moet gezien worden als een herhaling en bevestiging van die algemene regel die echter geconcretiseerd wordt in het licht van de setting van een Huis van het Kind. De decreetgever kiest ervoor om de voorwaarde van noodzakelijke vertrouwensfiguur opnieuw naar voor te schuiven en koppelt het drager zijn van een beroepsgeheim aan het feit dat het hebben van een vertrouwensrelatie een essentiële voorwaarde is voor de zorgof hulpverlener om diens functie of opdracht naar behoren te kunnen uitoefenen. Anders gezegd, enkel wanneer een persoon zich richt tot een welbepaalde actor in het Huis van het Pagina 20 van 22
Kind omwille van een specifieke zorg of hulpvraag en daarvoor in ruil een deel van zijn/haar privacy moet prijsgeven, dient die zorg- of hulpverlener daartegenover een garantie van geheimhouding te plaatsen.
Artikel 22 Artikel 22 voorziet in een bijkomende bescherming voor de gebruikers van een Huis van het Kind door ook in de gevallen die niet gevat worden door artikel 21 een zekere mate van discretie te garanderen via de invoering van een decretale discretieplicht ten aanzien van de actoren in een Huis van het Kind die niet gebonden zijn aan de strafrechtelijk sanctioneerbare geheimhoudingsplicht.
Afdeling 2. Verwerking van gegevens door Kind en Gezin Artikel 23 Artikel 23 regelt de verwerking van gegevens door Kind en Gezin en veronderstelt een uitwisseling van gegevens van de actoren in een Huis van het Kind ten aanzien van Kind en Gezin. De gegevensverwerking door Kind en Gezin vertrekt vanuit de nood aan en het belang van juiste en geactualiseerde gegevens om onder meer de doeltreffendheid van het gekozen beleid te evalueren en eventueel bij te sturen. Dergelijke gegevens zijn momenteel wel al beschikbaar, maar slechts in fragmentarische vorm.
Hoofdstuk 6. Toezicht Artikel 24 Artikel 24 delegeert de organisatie van het toezicht aan de Vlaamse Regering, maar legt meteen wel twee kernzaken vast, met name het verlenen van een recht op toegang en de medewerking aan toezicht.
Hoofdstuk 7. Wijzigingsbepalingen Artikel 25 De definitie van preventieve gezinsondersteuning zoals bepaald werd in het oprichtingsdecreet van Kind en Gezin wordt vervangen door de definitie zoals ze voorligt in dit decreet.
Pagina 21 van 22
Artikel 26
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Hoofdstuk 8. Slotbepalingen Artikel 27 en 28 Het decreet van 13 juli 2007 houdende de organisatie van de opvoedingsondersteuning wordt opgeheven, net als de daarbij horende uitvoeringsbesluiten. De decreetgever voorziet wel in een overgangsperiode waarin het kwaliteitslabel of de subsidies voor de opvoedingswinkels behouden blijven. De Vlaamse Regering zal de datum van stopzetting bepalen. Artikel 29 De samenwerkingsovereenkomst over de werking van het Vlaams Expertisecentrum voor Opvoedingsondersteuning, gesloten tussen Kind en Gezin en Jongerenwelzijn en goedgekeurd door de Vlaamse Regering, blijft bestaan tot het ogenblik dat een nieuwe overeenkomst gesloten wordt zoals bepaald in artikel 15 van dit decreet. Artikel 30 Dit artikel behoeft geen nadere toelichting. Artikel 31 Dit artikel behoeft geen nadere toelichting. De minister-president van de Vlaamse Regering,
Kris PEETERS
De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin,
Jo VANDEURZEN
Pagina 22 van 22