Stuk 147 (1999-2000) – Nr. 1
VLAAMS PARLEMENT
Zitting 1999-2000 12 januari 2000
BELEIDSNOTA De Vlaamse Rand 1999-2004
ingediend door de heer Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Stedelijk Beleid, Huisvesting en Brusselse Aangelegenheden
192
Stuk 147 (1999-2000) – Nr. 1
2
Met deze beleidsnota wordt voor de periode 1999-2004 een meer concrete uitwerking gegeven van de basisopties in het regeerakkoord. Een beleidsnota geeft de grote strategische keuzen en opties van het beleid voor de duur van de regeerperiode weer. De nota is de weergave van de visie van de functioneel bevoegde minister, Bert Anciaux, en vormt de basis van een debat in het Vlaams Parlement. In voorkomend geval zullen de uitvoeringsmaatregelen, daar waar nodig, ter goedkeuring aan de Vlaamse regering of het Vlaams Parlement worden voorgelegd.
3
Stuk 147 (1999-2000) – Nr. 1
INHOUDSTAFEL Blz.
EISM I
G N U A T E P G T S U I–N D E E IE L
I.
Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
4
II.
Kwantitatieve gegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
5
III. Per sector . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
6
A. Cultuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
6
a. de culturele centra . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . b. jeugd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . c. sport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . d. het verenigingsleven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . e. de culturele band met het Vlaams-Brussels cultuurleven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
6 6 7 7 7
B. Onderwijs . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
7
C. Media en Communicatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
8
1. de geschreven pers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2. radio en televisie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
8 9
D. De Rand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
10
E. Huisvesting en ruimtelijke ordening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
10
F. Mobiliteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
12
G. Integratie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
12
IV. Vlaams karakter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
12
V.
13
Besluit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Stuk 147 (1999-2000) – Nr. 1
4
DE VLAAMSE RAND
I. INLEIDING
De Vlaamse Rand wordt vaak louter aangezien als een verlengstuk van Brussel, en dus ook enkel in functie van de hoofdstad bekeken. Het is natuurlijk juist dat dit gebied een specifieke band met Brussel heeft en ongetwijfeld mede in dat licht moet worden bekeken. Toch wensen wij te benadrukken dat het om een deel van Vlaams Brabant gaat, integraal deel uitmaakt van deze provincie. Deze benadering verdient onze voorkeur, omdat ze de ontwikkeling van beleidsideeën in een juistere context plaatst en in elk geval bevrijdt van het complex dat als een Brusselse schaduw over dit landelijk maar dichtslibbend gebied hangt. Waarom de Vlaamse Rand dan speciaal uitlichten? Vlaanderen is aan het verstedelijken, of anders gezegd: de steden breiden sociologisch uit, omdat de doorsnee Vlaming liever niet in het centrum van een stad woont, maar wat buitenlucht en een lapje grond verkiest. Zelfs provinciesteden zoals Aalst, Mechelen e.a. ontsnappen daar niet aan: er ontstaat leegstand in het centrum. Het landelijke Vlaams Brabant ontsnapt niet aan dat proces, en meer nog: omdat het in de buurt ligt van de hoofdstad ondergaat het zonder twijfel een nog grotere druk. Het gaat eveneens over een kwetsbaar stuk van Vlaanderen, omdat precies omwille van het feit dat Brussel er als een enclave middenin ligt, zijn landelijk en Vlaams karakter bedreigd wordt. Dat verhoogt de noodzaak voor de Vlaamse gemeenschap om hieraan aandacht en middelen te besteden. De leefbaarheid is niet zo vanzelfsprekend meer. Zo wordt wonen in de rand steeds moeilijker omdat het duurder is. De lokale bevolking kan vaak de gestegen vastgoedprijzen niet meer aan, en wordt sociaal-economisch letterlijk verdrongen. Het volbouwen van deze gemeenten verdringt eveneens het groen, het landelijk karakter. Deze gemeenten hebben hun bevolkingsaantal zien groeien, maar de welzijnsvoorzieningen hebben deze snelheid niet kunnen volgen, en tot slot stelt zich het reuzengroot probleem van de mobiliteit. De files rond de steden – en vooral rond de hoofdstad – zijn niet meer te tellen en worden steeds langer. Op een dag staan we met zijn allen stil, zo lijkt het wel. Het Vlaams karakter van Vlaams Brabant wordt, samen met de leefbaarheid aangetast. Wanneer we praten over de Vlaamse Rand, hebben we het niet enkel over de zes gemeenten Kraainem, Wezembeek-Oppem, Sint-Genesius-Rode, Linkebeek, Drogenbos en Wemmel die een speciaal statuut hebben, maar ook over 13 omliggende gemeenten: Asse, Beersel, Dilbeek, Grimbergen, Hoeilaart, Machelen, Meise, Merchtem, Overijse, Sint-Pieters-Leeuw, Vilvoorde, en Zaventem,uit het arrondissement Halle-Vilvoorde, en Tervuren uit het arrondissement Leuven. Het fenomeen is gekend: anderstalige vreemdelingen enerzijds en franstalige Belgen anderzijds komen zich in Vlaams Brabant vestigen, en hun inburgering verloopt niet zoals we dat gewenst zouden hebben. Dit vergt een specifiek handelen dat gericht moet zijn op zowel gastvrijheid en ontmoeting als op goedbegrepen vastberadenheid om het Vlaams karakter van dit deel van Vlaams-Brabant te vrijwaren.
5
Stuk 147 (1999-2000) – Nr. 1
De band met de stad mag niet ontkend worden, het zou onrealistisch zijn. Vooral jongeren zijn erg beweeglijk en zeker voor hen ligt de stad in het verlengde van hun dagelijks leven, is de stad zelfs integraal deel van het dagelijks leven. Dat geeft enorme mogelijkheden, zeker wanneer deze stad Brussel is, met zijn grenzenloze culturele mogelijkheden.
II. KWANTITATIEVE GEGEVENS
Tot de Vlaamse rand behoren 19 gemeenten. Dit zijn de zes faciliteitengemeenten en de gemeenten die grenzen aan een van de zes of rechtstreeks aan het Brussels Hoofdstedelijk gewest. Deze gemeenten hebben met elkaar gemeen dat ze een relevant aantal anderstalige inwoners hebben. Er wonen in de Vlaamse Rand ongeveer 400.000 mensen van wie ongeveer 40.000 (9.9 %) een buitenlandse nationaliteit hebben. Driekwart van alle buitenlanders komt uit de Europese Unie, 10.000 zijn niet-Europeanen. Naast inwoners met een buitenlandse nationaliteit, wonen er in de Vlaamse Rand ook heel wat franssprekende Vlamingen, vooral in de faciliteitengemeenten. Dit grote aantal buitenlanders, de ene al welgestelder dan de andere, jaagt de prijzen voor woningen en gronden omhoog. De gemiddelde prijs genomen voor een woning in het arrondissement Halle-Vilvoorde is 4.300.000,- BEF , de gemiddelde prijs voor een woning in Vlaanderen is 3.007.000 BEF. Dit is een beduidend verschil. De Vlaamse Rand heeft een uitgebreide culturele infrasctructuur : de zes gemeenschapscentra beheerd door vzw De Rand zijn : CC De Lijsterbes (Kraainem), CC De Moelie (Linkebeek), CC De Boesdaalhoeve (Sint-Genesius-Rode), CC De Bosuil (Overijse), CC De Kam (Wezembeek-Oppem), CC De Zandloper (Wemmel). De overige culturele centra zijn : CC Den Horinck (Asse), CC De Meent (Beersel), CC Westrand (Dilbeek), CC Strombek-Bever, CC Felix Sohie (Hoeilaart), CC Den Blank (Overijse), CC Coloma (Sint-Pieters-Leeuw), CC Het Bolwerk (Vilvoorde), CC Papeblok (Tervuren), CC in Koningslo en CC in Vilvoorde.
Stuk 147 (1999-2000) – Nr. 1
6
III. PER SECTOR
A. CULTUUR Cultuur als bindmiddel voor de mensen, stellen wij. In een gebied waarvan de bewoners door de snelle evolutie van veel verschillende factoren onder druk zijn komen te staan, is dergelijk bindmiddel een noodzaak. Gemeenschapsopbouw is in dergelijke gemeenten moeilijker en vergt dus ook een grotere inspanning. Wat wij hier van bij het begin duidelijk moeten maken is dat de rand (die 19 gemeenten dus) als één geheel moet beschouwd worden, omdat ze allen – de enen weliswaar wat meer dan de anderen – dezelfde symptomen vertonen. Het gaat m.a.w. niet op om “de Zes” die reeds een speciaal taalstatuut hebben op te zadelen met nog maar eens een speciale behandeling. Neen, de 19 gemeenten maken allen integraal deel uit van Vlaams Brabant, een gebied dat zijn eigenheid wil behouden en daarbij hulp nodig heeft. a. De culturele centra De zes gemeenten met speciaal statuut (en Jezus Eik) kregen een extra steun langs de v.z.w. De Rand (zie later aparte behandeling), die de culturele centra animeert en beheert. De coördinatie met de andere culturele centra werd blijkbaar te velde aangevoeld, want het leidde tot de oprichting op initiatief van de provincie Vlaams-Brabant, van de v.z.w. Vlabra’ccent die zich precies tot doel stelt de culturele programmatie van culturele centra in VlaamsBrabant beter op mekaar af te stemmen. Het verband tussen alle gemeenten in de rand wordt op deze wijze geaccentueerd, hetgeen alleen aanmoediging verdient. V.z.w. De Rand, die de culturele centra in ‘”de zes” en de Bosuil in Jezus Eik beheert, maakt deel uit van Vlabra’ccent. Deze coördinatie zal door de participanten geëvalueerd worden, vooral met het oog op het gebied dat het bestrijkt. Moet er namelijk geen onderscheid gemaakt worden tussen enerzijds het gebied Halle-Vilvoorde en (Leuven) en anderzijds (Leuven) - DiestAarschot-Tienen? b. Jeugd De jeugdbeleidsplannen voorzien in overeenkomsten met de gemeenten en een gezamenlijke subsidiëring, en beogen op deze wijze het ontwikkelen van een specifieke lokale werking. Sommige gemeenten weigeren echter hieraan mee te doen, en zodoende moet de jeugdsector het stellen met slechts 80% van het eigenlijk subsidiebedrag. De wijze waarop en de mate waarin de Vlaamse Gemeenschap de financiële kloof moet dichten, zal onderzocht worden in samenspraak met de provinciale jeugddienst en de v.z.w. De Rand, die nu al instaat voor de professionele steun aan het Vlaamse jeugdwerk en de situatie op het terrein bijgevolg op een gecoördineerde wijze kan inschatten.
7
Stuk 147 (1999-2000) – Nr. 1
c. Sport De sportparticipatie moet verhoogd worden. Daarom zal beter bekendgemaakt worden wat er zoal bestaat op het vlak van infrastructuur en overheidssteun. De promotie en de sensibilisering zal ook beter gericht moeten worden. Er komt een centraal aanspreekpunt. De bestaande actoren zullen hiervoor beter ingeschakeld worden: BLOSO met de provinciale Inspectiedienst Vlaams Brabant, de erkende en betoelaagde sportdienst Vlaams-Brabant. d. Het verenigingsleven Dit wordt uiteraard benaderd langs de Vlaamse dekreten en in die zin stelt zich geen bijzonder probleem. Alleen wanneer de Vlaamse Gemeenschap voor de volwassenenwerking op dezelfde wijze beleidsplannen en dus overeenkomsten wenst af te sluiten met de gemeenten, zoals dat nu voor de sector Jeugd gebeurt, kan zich in een paar gemeenten een probleem stellen. Zoals bij de sector Jeugd, zal de v.z.w. De Rand hier ingeschakeld worden om de Vlaamse Gemeenschap te adviseren over de wijze waarop hier best wordt geholpen. e. De culturele band met het Vlaams-Brussels cultuurleven. Dat de verwevenheid van Vlaanderen en Brussel een cultureel en historisch gegeven is, stelden we reeds. De Vlamingen voeren in Brussel een zeer actieve cultuurpolitiek die ver over de grenzen van de hoofdstad uitstraalt, net zoals in de andere twee grote Vlaamse steden, Antwerpen en Gent. Brussel heeft hierbij een bijzonder actieve internationale uitwisseling, waar heel Vlaanderen gebruik van kan maken. De verwevenheid is uiteraard het grootst met Vlaams-Brabant. We moeten deze interactie aanmoedigen en verstevigen, door een betere bekendmaking en actieve promotie van de Vlaams-Brusselse activiteiten. Speciale aandacht moet gericht worden om jongeren via de jeugclubs en –bewegingen in contact te brengen met het drukke Vlaams-Brusselse cultuurleven. B. ONDERWIJS Onderwijs speelt een sleutelrol in de integratie van vreemdelingen en anderstaligen in de gemeenschap. Ons onderwijsaanbod is bijzonder goed. Het aanleren van de tweede en derde taal is sterk ontwikkeld en blijft een belangrijke troef. Het kwaliteitsvolle aanbod van dit onderwijs moet dus uitgebreid worden, en beter kenbaar gemaakt worden bij de anderstalige inwijkelingen. En de scholen die te maken hebben met een belangrijke aanwezigheid anderstaligen moeten hiervoor de nodige structurele ondersteuning krijgen. Het departement onderwijs brengt dit ruimschoots aan bod, zowel wat de aandacht betreft voor bepaalde doelgroepen (migranten), als wat de versterking zelf (financiëel en inhoudelijk) van het nederlandstalig onderwijs betreft. In de zes gemeenten met speciaal statuut wordt ook onderwijs voor franstaligen ingericht. De pedagogische inspectie, de Centra voor Leerlingenbegeleiding en de taalinspectie vereisen een specifieke aanpak.
Stuk 147 (1999-2000) – Nr. 1
8
Daarnaast zal de Vlaamse Gemeenschap erover waken dat de naleving van de taalwetgeving en de taalinspectie in de franstalige basisscholen in de zes faciliteitengemeenten correct verloopt. Dit gaat zowel over het aantal uren lessen Nederlands, als de woonplaats en het taalregime van de ingeschreven leerlingen. Deze scholen worden door de Vlaamse gemeenschap gefinancierd (kostprijs: 302 miljoen) met het oog op een betere integratie van de anderstaligen in de lokale Vlaamse gemeenschap. De financiering van het franstalig basisonderwijs in de faciliteitengemeenten is enkel te verdedigen indien de taalinspectie in dit franstalig basisonderwijs correct verloopt. Er zal ook nagegaan worden hoe het aanbod van taallessen Nederlands voor anderstaligen beter in overeenstemming kan gebracht worden met de vraag. De vraag naar lessen Nederlands is in Vlaams-Brabant, mede dank zij een gepaste mediakampanje, gevoelig gestegen. Bijgevolg zal de Vlaamse regering een gevoelige uitbreiding van het aanbod NT2 organiseren.
C. MEDIA en COMMUNICATIE 1. Geschreven pers Huidige toestand: a.
De Randkrant verschijnt maandelijks op 145.000 exemplaren en wordt verspreid in 18 gemeenten. Het richt zich in een paar katernen ook tot anderstaligen, geeft algemene, niet politiek geladen informatie, en er wordt in een speciale katern (Rand-uit) aandacht besteed aan de culturele programmatie.
b.
Daarnaast verzorgt v.z.w. De Rand in een paar gemeenten ook een tweemaandelijkse cultuurkrant, die de culturele activiteiten en kalender weergeeft.
c.
Er werd eveneens vastgesteld dat er in sommige gemeenten (voornamelijk de ‘zes’) een totaal gebrek is aan algemene en politieke informatie (gemeenteraad, schepencollege, andere stellingnamen) in het Nederlands, terwijl in het Frans Carrefour en/of Vlan aan alle bussen wordt besteld. Vandaar dat luidop wordt nagedacht over de aanmaak van een nederlandstalig blad. (men gaf het voorlopig de te vergeten naam ‘dorpskrant’)
We zijn van oordeel dat het verschijnen van drie verschillende edities (de Randkrant, de Cultuurkranten, de dorpskranten) niet wenselijk is, omdat het ook tegengesteld is aan wat we willen vooropstellen: een bindmiddel creëren voor een coherente politiek in Vlaams-Brabant eerder dan het isoleren van een aantal ‘moeilijke’ gemeenten. Deze uitgaven worden nu door twee verschillende v.z.w.’s verzorgd: de cultuurkranten door de v.z.w. De Rand, en de Randkrant en de aan te maken dorpskrant door de v.z.w. Informatie Vlaamse Rand. (InfoVlar) Momenteel zijn er dus binnen het bevoegdheidsdomein “Vlaamse Rand” twee v.z.w.’s actief. De v.z.w. De Rand werd opgericht bij decreet van 17 december 1996 en heeft ruime doelstellingen gaande van een documentatie- en informatiecentrum met beperkte
9
Stuk 147 (1999-2000) – Nr. 1
ombudsfunctie tot het beheer van de culturele infrastructuur in de Vlaamse Rand. Deze v.z.w. wordt jaarlijks gesubsidieerd door de afdeling Volksontwikkeling en valt dus binnen de bevoegdheidssfeer van de Vlaamse minister bevoegd voor Cultuur. Daarnaast bestaat de v.z.w. “Informatie Vlaamse Rand” (InfoVlar) die volgens haar statuten tot doel heeft in de meest ruime zin informatie te verzamelen en te verspreiden over alle gebeurtenissen en evoluties die in sociaal, economisch en cultureel opzicht rechtstreeks of onrechtstreeks relevant zijn voor de Vlaams-Brabantse samenleving. Deze v.z.w. is zuiver privaatrechterlijk en wordt door de Vlaamse Gemeenschap gesubsidieerd via de Vlaamse Minister bevoegd voor de Vlaamse Rand. Wij zijn van oordeel dat er heel snel met alle partners gesprekken moeten op gang komen met het doel deze beide v.z.w.’s te fusioneren. Hiertoe moeten in het decreet van 17 december 1996 de doelstellingen verruimd worden en eveneens het informatiebeleid ondergebracht worden bij de v.z.w. “De Rand”. Er moet hiervoor dringend overleg gepleegd worden met de provincie Vlaams-Brabant die eveneens beide v.z.w.’s een belangrijke subsidie toekent en hierin een geprivilegieerde partner is. In afwachting van een definitief akkoord hierover, stellen we voor enerzijds de Randkrant te laten verschijnen zoals tot op heden. De v.z.w. De Rand van haar kant zal in elk van de zes faciliteitengemeenten de “gemeenschapskranten 2000” verzorgen. Deze zullen 10 keer per jaar verschijnen (niet in juli en augustus). De inhoud zal ook breder zijn dan de huidige gemeenschapskranten, en buiten de informatie over de activiteiten van het gemeenschapscentrum ook specifieke informatie en duiding bevatten over het maatschappelijk, sociaal-cultureel en politiek leven in de gemeenten, informatie over acties en beleid van de provincie Vlaams Brabant, de v.z.w. De Rand, de Vlaamse Gemeenschap. Ook het aantal publicaties van de Randkrant zal worden opgedreven, en de inhoud zal eveneens, zoals de “gemeenschapskranten 2000” ruimere informatie en duiding bevatten dat op dit moment het geval is. 2.
Radio en Televisie
ROB, Ring TV, TV Brussel zullen aangespoord worden om meer programma’s uit te wisselen over de lokale aangelegenheden zodat er een grotere informatiedoorstroming is. Een samenspel met TV Brussel is inderdaad zeer wenselijk: zoals gesteld is de interactie Brussel en Vlaams-Brabant bijzonder groot, en is een totale scheiding zuiver artificiëel. Voornamelijk op cultureel vlak en voor de jongeren, is de onderlinge band vanzelfsprekend.
Stuk 147 (1999-2000) – Nr. 1
10
D. V.Z.W. DE RAND Het actieterrein van de v.z.w. is op dit moment beperkt tot de Zes en het cultureel centrum de Bosuil te Jezus Eik (Overijse). De gemeenschapscentra die onder haar beheer staan worden uitgebouwd tot sociaal-culturele ontmoetingsplaatsen en volwaardige informatieloketten. In een aantal gemeenten helpt ze ook met de uitgave van een cultuurkrant, een activiteitenkalender van de respectieve centra en het plaatselijke verenigingsleven. Welke doelen heeft de v.z.w. de Rand zich gesteld? -
het voortzetten van de goede culturele programmering in de centra en de aanmoediging van het verenigingsleven.
-
De uitbouw van informatieloketten voor de lokale bevolking inzake taalwetgeving, taalsensibilisering, jeugd, huisvesting, welzijnsmateries.
-
Het stimuleren, begeleiden en opzetten van gecoördineerde initiatieven inzake onthaal en integratie van anderstaligen.
-
Het aanbod taallessen Nederlands opdrijven
-
Stimuleren van jeugdinitiatieven, met inbegrip van initiatieven die een stap zetten in de richting van anderstaligen
-
Een communicatienetwerk in stand houden dat er op gericht is ervaringen inzake onthaal en integratie van anderstaligen uit te wisselen en het taalloket (d.i. juridisch advies inzake taalwetgeving) goed te doen functioneren.
-
Een permanente band onderhouden met de provincie Vlaams Brabant en de Vlaamse Gemeenschap en het verenigingsleven, om de werking en de acties in dat grote verband beter op mekaar te kunnen afstemmen.
Door haar doelen op deze expansieve wijze te stellen – en dat doet ze o.i. terecht – bevestigt de v.z.w. De Rand haar positie van permanente gesprekstafel tussen het lokale leven en de overheid, van coördinator van initiatieven en van mediadraaischijf voor het culturele én ruimer gebeuren. Deze rol moet zo snel mogelijk geofficialiseerd worden.
E. HUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING
De Vlaamse Rand wordt gekenmerkt door een grote verstedelijkingsdruk vanuit het hoofdstedelijk gebied. De open ruimte staat in de Vlaamse Rand onder zware druk. Meer residentieel in het zuiden en zuidoosten (Sint-Genesius-Rode, Linkebeek, Hoeilaart, Overijse, Kraainem, Wezembeek, Tervuren) multifunctioneel (Zaventem) en vooral industrieel in het noorden. (Vilvoorde, Machelen, Diegem).
11
Stuk 147 (1999-2000) – Nr. 1
Het structuurplan Vlaanderen voorziet in de beheersing van de stedelijke groei. Begin 2000 gaat het Breughelproject van start: een ecologisch-cultureel totaalproject dat gericht is op de bewaring en de ontsluiting van de groene rand rond Brussel. De komende vijf jaar zal de Vlaamse regering de groene rand rond Brussel vrijwaren van bebouwing en stedelijke uitbreiding: -
enerzijds door het sluiten van de groene gordel via een gerichte verwerving van 900 ha overwegend natuur-en bosgebied. Anderzijds door het opbouwen van een doorgedreven culturele aanwezigheid in de domeinen en kastelen van de Vlaamse Gemeenschap, in samenwerking met de betrokken gemeenten, met de provincie Vlaams-Brabant, met de culturele centra in de rand en de v.z.w. de Rand.
Het Breughelproject voorziet eveneens in een synergie met opleidings-en vormingsprogramma’s van de VDAB. In dit ganse project wordt trouwens samenwerking en coördinatie tussen verschillende administraties, Vlaamse Openbare Instellingen en diverse culturele actoren tot stand gebracht. Op het vlak van huisvesting stellen we vast dat de woningmarkt in de Vlaamse rand wordt gekenmerkt door : . . . .
grotere stijging van vastgoed-en huurprijzen dan in de rest van Vlaanderen sterke immigratie, hetgeen ook het ruimtebeslag omhoog jaagt. de eigendomsverwerving bij jongeren gaat erop achteruit een bijzonder laag aantal sociale woningen.
De totnogtoe gevoerde huisvestingspolitiek zal niet volstaan om aan de vraag te voldoen. Het investeringsprogramma VLABINVEST wordt verder uitgevoerd. Bestaande instrumenten en kanalen moeten geheroriënteerd en aangevuld worden (huursubsidie en sociale huurreglementering). Sociale huisvestingsmaatschappijen zullen aangezet worden om meer activiteiten te ontwikkelen. Daartoe worden nieuwe instrumenten ingezet, zoals het recht van voorkoop voor de sociale huisvestingsmaatschappijen en de gemeenten. Hiervoor werd 250 miljoen voorzien, hoofdzakelijk aan te wenden voor sociale huisvesting in de Vlaamse Rand. De voorrang voor personen met sociale, culturele of economische streekbinding moet georganiseerd worden. Rekening houdend met de algemene doestelling van de sociale huisvesting zal, volgens objectieve normen, een dergelijk voorkeurbeleid gevoerd worden. Het woonbeleid in de Vlaamse rand kan niet losgezien worden van Brussel. Alleen door de stadsvlucht daar tegen te houden en ‘wonen in Brussel’ aantrekkelijk te maken zal de druk afnemen.
Stuk 147 (1999-2000) – Nr. 1
12
F. MOBILITEIT In Vlaams-Brabant staan elke dag eindeloze files. De uitbouw van het wegennet van en naar Brussel heeft vroeger de stadsvlucht in de hand gewerkt. Het GEN-concept, dat enkel voorziet in de uitbouw van een radiaal openbaar vervoersnet, gaat dezelfde weg op. Alles komt van en gaat naar het centrum van Brussel. Er zijn geen kruisverbindingen die even nuttig zijn. Hier zal door ons blijvend aandacht aan besteed worden.
G. INTEGRATIE Anderstaligen die zich in de rand vestigen moeten duidelijk weten dat ze tot de Vlaamse Gemeenschap behoren waarvan het Nederlands de enige officiële taal is. De Vlaamse regering benadert de anderstaligen vanuit een positieve houding, maar voert daarentegen een actief beleid dat erop gericht is anderstaligen zo vlot mogelijk te integreren in de Vlaamse Gemeenschap. Daarom reikt de Vlaamse regering deze mensen de nodige instrumenten aan om de integratie te maximaliseren. In het kader van een correcte voorlichting en een open onthaal van anderstaligen werden, om hun integratie te vergemakkelijken, de “Welkom-in-Vlaanderen” gids, de brochure “Als goede buren, Vlaanderen en de taalwetgeving” alsook het educatieve stripverhaal "De Vermetele Verzamelaar" uitgegeven in meerdere Europese talen. Deze brochures zullen actief verder verspreid en geactualiseerd worden. De Vlaamse overheid zal ook doorgaan met de organisatie van onthaal- en ontmoetingsmomenten en integratiebevorderende momenten van culturele of sociaaleconomische aard. Ze kan waar nodig ook ondersteuning bieden aan gemeenten bij hun onthaalbeleid. Het aanbod taallessen Nederlands voor anderstaligen moet beter in overeenstemming gebracht worden met de vraag. Alle Vlaamse overheden moeten een open en offensieve strategie voeren naar de EU-burgers. Deze strategie zal onderbouwd worden met onderzoek naar de attitudes van deze burgers en naar hun appreciatie van het tot hiertoe gevoerde beleid in de Rand. Voor de gemeente- en provincieraadsverkiezingen zal de Vlaamse Gemeenschap een informatie- en sensibilizeringscampagne voeren naar deze EU-burgers.
IV. VLAAMS KARAKTER.
De Vlaamse overheden en hun administraties zullen in hun contacten met de bevolking de faciliteitenregeling strikt beperkend interpreteren. Instrumenten daartoe zijn de verschillende omzendbrieven van de Vlaamse regering met betrekking tot het taalgebruik in de diensten van de Vlaamse regering, de gemeenten en OCMW’s. Daarbij moet de reeds gevolgde juridische weg verder bewandeld worden. Dit moet gepaard gaan met het voeren van een eigen integratiebeleid met oog voor en respect voor de rechten van anderstaligen.
13
Stuk 147 (1999-2000) – Nr. 1
Het administratief toezicht in de Vlaamse rand zal kordaat en nauwgezet worden uitgeoefend. Dit gebeurt in stelselmatig overleg tussen de Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en de gouverneurs. We streven naar de horizontale splitsing van het gerechtelijk - en van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde. Bij het opstellen van nieuwe regelgeving en/of bij wijziging van reeds bestaande regelgeving moet nagegaan worden of bijkomende voorwaarden noodzakelijk zijn voor het afdwingbaar maken van het Nederlandstalig karakter van erkende en/of gesubsidieerde initiatieven. De Vlaamse regering zal ook de onwettige subsidiëring van franstalige initiatieven in de Vlaamse Rand verder blijven bestrijden.
V. BESLUIT.
Het beleid van de Vlaamse Gemeenschap inzake de Vlaamse Rand is een coördinerend en inclusief beleid. Het is een gedeelde verantwoordelijkheid voor alle functioneel bevoegde Ministers. De Vlaamse Rand zal dus speciale aandacht krijgen van deze ministers bij het uittekenen van hun beleid. Cultuur, Jeugd, Brusselse aangelegenheden, Huisvesting vallen nu onder mijn bevoegdheid. Onderwijs, Ruimtelijke Ordening, Mobiliteit en Binnenlandse Aangelegenheden zijn dat niet. Dat betekent dat ik regelmatig met de betrokken ministers overleg zal plegen over deze aspecten van de besluitvorming van de Vlaamse regering in de Vlaamse Rand. Totnogtoe is het beleid over de Vlaamse Rand in grote mate toegespitst op de gemeenten met speciaal statuut. Dit moet opengetrokken worden naar de andere gemeenten in de Vlaamse Rand, uiteraard zonder de bijzondere aandacht en inspanningen die “de zes” vergen te willen verminderen. Geen enkele andere gemeente wordt bestuurd door een franstalige en soms ronduit vlaamsvijandige meerderheid zoals de faciliteitengemeenten nu. Dat is een essentiëel verschil. Het opentrekken van de culturele politiek, de activiteiten van de verenigingen en de culturele centra, van de berichtgeving over zelfs lokale toestanden, kortom het activeren van het nabuurschap van de bewoners van de faciliteitengemeenten zal sterk bevorderd worden. Het moet een politiek worden voor de hele Vlaams-Brabantse Rand. De financiële middelen die hiervoor bestemd zijn, zullen ook objectiever en doelmatiger aangewend worden. Tot slot nog een woord over het Actieplan ’96. Het is een goed actieplan, dat voor een heel groot deel nog actueel is. Op zichzelf is dat natuurlijk jammer, want dit houdt in dat er nog niet veel van is uitgevoerd. Het is dan ook deze zijde – de uitvoering – die wij zullen moeten activeren.
Stuk 147 (1999-2000) – Nr. 2
VLAAMS PARLEMENT
Zitting 1999-2000 24 februari 2000
BELEIDSNOTA De Vlaamse Rand 1999-2004
MET REDENEN OMKLEDE MOTIE van mevrouw Brigitte Grouwels c.s.
Zie : 147 (1999-2000) – Nr. 1 : Beleidsnota
323
Stuk 147 (1999-2000) – Nr. 2
2
Het Vlaams Parlement, – gehoord de bespreking van de beleidsnota De Vlaamse Rand 1999-2004 ; – gehoord het antwoord van minister Bert Anciaux ; – rekening houdend met het feit dat het Actieplan uit 1996 tot doel had de problemen in gemeenten met een bijzonder taalstatuut, de faciliteitengemeenten, en de problemen in Vlaams-Brabantse gemeenten met een relevante anderstalige minderheid gecoördineerd en gestructureerd aan te pakken en dat daarbij rekening werd gehouden met de diversiteit van de Vlaamse Rand ; – stelt vast dat in de beleidsnota De Vlaamse Rand, 1999-2004 geen gedifferentieerd beleid vooropgesteld wordt ; – wijst erop dat in de Vlaamse Rand de situatie van gemeente tot gemeente verschillend is, naargelang het specifieke statuut, de demografische gegevens, of de sociaal-economische context ; – vraagt de Vlaamse regering : 1° bij haar regelgeving op alle Vlaamse beleidsdomeinen, rekening te houden met de effecten ervan in de Vlaamse Rand ; 2° alle gemeenten uit de Vlaamse Rand te ondersteunen, rekening houdend met de eigen, specifieke situatie van elke gemeente ; 3° bij de concrete uitwerking van het beleid ten aanzien van de Vlaamse Rand, in het bijzonder de volgende prioriteiten te hanteren : – een adequate huisvestingspolitiek, niet alleen gericht op sociale huisvesting maar ook op middeninkomens ; – een positief integratiebeleid ten aanzien van de anderstaligen met aanzienlijke extra inspanningen en middelen voor taallessen ; – een "Sportbeleidsplan" voor de Vlaamse Rand ; 4° de omzendbrieven met betrekking tot het taalgebruik in de diensten van de Vlaamse
regering en de gemeenten en OCMW's onverkort van kracht te blijven houden ; 5° de faciliteitengemeenten te stimuleren om zich in te schrijven in het beleid van de Vlaamse Gemeenschap en om alle Vlaamse decreten volwaardig toe te passen.
Brigitte GROUWELS Sonja BECQ
Stuk 147 (1999-2000) – Nr. 3
VLAAMS PARLEMENT
Zitting 1999-2000 24 februari 2000
BELEIDSNOTA De Vlaamse Rand 1999-2004
MET REDENEN OMKLEDE MOTIE van de heren Stefaan Platteau, Leo Peeters, Eloi Glorieux en Etienne Van Vaerenbergh
Zie : 147 (1999-2000) – Nr. 1 : Beleidsnota – Nr. 2 : Met redenen omklede motie
330
Stuk 147 (1999-2000) – Nr. 3
2
Het Vlaams Parlement, – gehoord de bespreking van de beleidsnota De Vlaamse Rand 1999-2004 ;
e) de rol en de inbreng van de provincie Vlaams-Brabant verder te versterken ; f) de grondspeculatie absoluut en krachtdadig te bestrijden.
– gehoord het antwoord van minister Bert Anciaux ; – gelet op de intenties van de Vlaamse regering zoals geformuleerd in het Vlaamse regeerakkoord ; – vraagt de Vlaamse regering bij de uitvoering van het beleid inzake 'de Vlaamse Rand', zoals geformuleerd in het Vlaamse regeerakkoord, de regeringsverklaring van de Vlaamse regering en de beleidsnota De Vlaamse Rand 1999-2004 : a) de Vlaamse Rand te bekijken als onderdeel van Vlaams-Brabant en helemaal niet als een verlengstuk van Brussel, maar wel rekening te houden met de onderlinge beïnvloeding en de effecten op elkaar ; b) ten aanzien van de Vlaamse Rand een gecoördineerd en inclusief beleid te voeren om een eenduidige toepassing van de regelgeving en besluitvorming te garanderen en daarvoor de nodige middelen uit te trekken op financieel, materieel en personeelsvlak, teneinde een inclusief en gecoördineerd beleid te kunnen voeren, prioritair inzake mobiliteit ; c) het actieplan van de Vlaamse regering voor de Vlaamse Rand rond Brussel van 26 juni 1996 te evalueren en in samenspraak met het Vlaams Parlement te komen tot een geactualiseerde versie ; d) in de Costa-onderhandelingen het volgende te verdedigen : 1° de splitsing van het gerechtelijk arrondissement Brussel ; 2° de splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde ; 3° de overdracht van de gemeente- en provinciewet ;
Stefaan PLATTEAU Leo PEETERS Eloi GLORIEUX Etienne VAN VAERENBERGH
Nr. 36
VLAAMS PARLEMENT
Zitting 1999-2000 22 februari 2000
HANDELINGEN PLENAIRE VERGADERING
BELEIDSNOTA VLAAMS WOONBELEID 1999-2004 BELEIDSNOTA JEUGD 1999-2004 BELEIDSNOTA BRUSSELSE AANGELEGENHEDEN 1999-2004 BELEIDSNOTA STEDENBELEID 1999-2004 BELEIDSNOTA DE VLAAMSE RAND 1999-2004 BELEIDSNOTA CULTUUR 1999-2004
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 36 – 22 februari 2000
Voorzitter Wij zullen op woensdag 15 maart 2000 om 16 uur de hoofdelijke stemmingen over de moties en de beleidsnota houden.
MOTIE VAN ORDE Voorafgaande vraag over de toepassing van de procedure De voorzitter : Dames en heren, met toepassing van artikel 46 van ons Reglement heeft de heer Van Hauthem bij motie van orde het woord gevraagd.
-60-
op tafel legt om dit in de toekomst eventueel anders aan te pakken. We hebben de agenda zo vastgelegd. Ook morgen hebben we een heel drukke dag voor de boeg. Om tien uur beginnen we met een actualiteitsdebat over de luchthaven van Zaventem, we zullen het MAP en een aantal andere onderwerpen bespreken en er liggen een pak stemmingen klaar. Volgens het Reglement moeten alle beleidsnota’s binnen een bepaalde periode worden besproken in de plenaire vergadering. Ik stel voor dat we daarmee verder gaan. In de toekomst moet misschien voor een andere werkwijze worden gekozen. Het is de taak van het Uitgebreid Bureau om zich daarover te buigen. Het incident is gesloten.
De heer Van Hauthem heeft het woord. De heer Joris Van Hauthem : Mijnheer de voorzitter, ik vraag me af of deze werkwijze nog zin heeft. Hoe kan men nu zes beleidsnota’s op één namiddag plaatsen ? Heeft dit alles wel nog zin ? De bevolking heeft hier niets aan. Zowel de regering als het parlement dienen zich eens goed te beraden over de wijze waarop ze hun werkzaamheden organiseren. Dit is werkelijk kafkaiaans. We zitten hier allemaal te wachten tot we ons zegje mogen doen en ondertussen moet het personeel aan het werk blijven. Aan een dergelijk debat heeft niemand iets : noch de parlementsleden, noch de minister, noch de bevolking. De voorzitter : Mijnheer Van Hauthem, de werkzaamheden worden geregeld volgens het Reglement. Aangezien de beleidsnota’s een uitstraling hebben over heel de legislatuur, voorziet het reglement in hun behandeling in plenaire zitting. De heer Joris Van Hauthem : Mijnheer de voorzitter, daar heb ik geen enkel probleem mee. Ik klaag enkel de manier waarop dit gebeurt aan. We voeren reeds jaren discussie over de wijze waarop we de begrotingsbespreking gaan voeren. Ik geef toe dat dit een complexe materie is. Maar we doen hier nu met de beleidsnota’s opnieuw hetzelfde. Men kan er toch geen zes op één namiddag doorjagen ? De voorzitter : Uw bedenkingen zijn uiteraard geldig. Ik stel dan ook voor dat u via uw vertegenwoordigers in het Uitgebreid Bureau voorstellen
BELEIDSNOTA De Vlaamse Rand 1999-2004, ingediend door de heer Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Stedelijk Beleid, Huisvesting en Brusselse Aangelegenheden – 147 (1999-2000) – Nr. 1 Bespreking De voorzitter : Dames en heren, aan de orde is de beleidsnota De Vlaamse Rand 1999-2004, ingediend door de heer Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Stedelijk Beleid, Huisvesting en Brusselse Aangelegenheden. De bespreking is geopend. Mevrouw Grouwels heeft het woord. Mevrouw Brigitte Grouwels (Op de tribune) : Mijnheer de voorzitter, collega’s, mijnheer de minister, het spijt ook mij dat we deze lange en slopende debatten na elkaar moeten houden. Ik besef dat het ook voor de minister geen pretje is. Ik heb vastgesteld dat de vorige Vlaamse regering een vernieuwend en assertief beleid heeft gevoerd inzake de Vlaamse Rand. Dat was nodig en het vormde een antwoord op de uitdagingen in de Rand en op de nieuwe situatie en mogelijkheden die zijn ontstaan door de vorming van de provincie Vlaams-Brabant. De nieuwe regering erkent de verdienste van het Actieplan van de vorige rege-
-61-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 36 – 22 februari 2000
Grouwels ring. Het is uiteraard positief dat ze het plan overneemt. Er is nog heel wat werk aan de winkel, in de eerste plaats omdat het Actieplan uit 1996 voldoende ambitieus was en een beleid op lange termijn heeft uitgestippeld en in de tweede plaats omdat de Vlaamse Gemeenschap niet alle hefbomen in handen heeft. Ik neem aan dat dit laatste niet langer een groot probleem zal vormen. Het nieuwe communautaire klimaat zal er wellicht voor zorgen dat er geen nieuwe problemen ontstaan en dat er een goede dialoog wordt ontwikkeld tussen de verschillende geledingen in dit land. Veel van wat er in de beleidsnota staat, is gewoon een voortzetting van het beleid van de vorige regering. Toch is er ook een belangrijke accentverschuiving merkbaar. Tot nu toe werd een gedifferentieerd beleid gevoerd dat rekening hield met de diversiteit van de Vlaamse Rand. De situatie verschilt van gemeente tot gemeente naargelang het specifieke statuut. Er zijn faciliteitengemeenten en gemeenten die grenzen aan faciliteitengemeenten of aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Ook op demografisch en sociaal-economisch vlak zijn er verschillen. Het is dan ook logisch dat de uitdagingen verschillen van gemeente tot gemeente. In de beleidsnota wordt van dit alles echter één geheel, één amalgaam gemaakt. De Rand wordt gereduceerd tot een zuiver geografisch begrip. Onze fractie vindt dit geen goede basis voor een doeltreffend beleid. Wat hebben we aan ongedifferentieerd gemiddeld cijfermateriaal ? Die cijfers tonen niet de realiteit op termijn en laten ons niet toe om een gepast beleid te voeren. Ik houd geen pleidooi om voorrang te geven aan een bepaalde categorie gemeenten binnen de Rand. Uiteraard dient een coherent beleid te worden gevoerd voor de hele Vlaamse Rand. Het gaat echter niet op om bijvoorbeeld een faciliteitengemeente met een overwegend anti-Vlaams schepencollege gelijk te stellen met een gemeente zonder speciaal taalstatuut en een goed geïntegreerd Vlaams bestuur. Alle gemeenten van de Rand verdienen onze ondersteuning. Het moet echter steun zijn die beantwoordt aan de verschillende situaties, niet aan een abstract gemiddelde dat nergens echt bestaat. We vragen ons af hoe u de lokale gemeentebesturen van faciliteitengemeenten ertoe zal aanzetten om ook een beleid te voeren voor hun Vlaamse inwoners. Het is onaanvaardbaar dat deze gemeen-
ten geen jeugdbeleid voor de Vlaamse jeugd ondersteunen omdat de Vlaamse overheid dit beleid uit miserie heeft overgenomen. Hoe denkt u tegen zo een houding op te treden ? Een ander voorbeeld om aan te tonen dat het niet goed is om een amalgaam te maken van die gemeenten, vormen uw voorstellen inzake huisvesting. Vlabinvest wordt opgeslorpt door de VHM. In uw nota wordt de huisvestingspolitiek in de Rand volledig in het teken van de sociale huisvesting geplaatst. Bepaalde gemeenten van de Rand hebben daar wellicht behoefte aan, maar in andere gemeenten – en ik denk specifiek aan faciliteitengemeenten – liggen de noden niet zozeer op dat vlak. Daar moet de huisvestingspolitiek zich vooral richten op het behoud van de mogelijkheden voor de middeninkomens, die niet onder de criteria van de sociale huisvesting vallen. Zal uw beleid hiervoor wel de nodige ruimte bieden ? Er staan ook wat fraaie woorden in uw tekst over het Franstalig onderwijs in de Rand. Wat baat uw pleidooi voor een specifieke aanpak en een betere integratie in de lokale Vlaamse gemeenschap, als uw collega-minister van Onderwijs op dit vlak niet de minste assertiviteit aan de dag legt ? Haar aanpak bestaat erin de Franstalige scholen in de Rand door te verwijzen naar de PMS-centra in Wallonië in plaats van samenwerking met de Vlaamse CLB’s na te streven. Ik neem aan dat dit ook thuishoort in het nieuwe communautaire klimaat. De voorzitter : Minister Anciaux heeft het woord. Minister Bert Anciaux : Mevrouw Grouwels, dat cynisme staat u niet. Mevrouw Brigitte Grouwels : Ik ben niet cynisch. Ik vind dit gewoon zeer eigenaardig. Minister Bert Anciaux : U bevond zich toch al enkele keren op het randje van het cynisme. Mevrouw Brigitte Grouwels : Er wordt zo gepocht met dat nieuwe communautaire klimaat en ik heb daar nog niet zoveel van gezien. Minister Bert Anciaux : Ik ook niet, maar als men blijft hameren op het feit dat het er allemaal beter aan toe gaat, komt dat op den duur ook. Dat is een self-fulfilling prophecy. Mevrouw Brigitte Grouwels : Daar gelooft u sterk in; dat heb ik al vastgesteld.
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 36 – 22 februari 2000
-62-
Minister Bert Anciaux : Ik betwist dat minister Vanderpoorten er een minimalistische visie op nahoudt. Zij heeft natuurlijk het nadeel dat ze ideeën en regels in praktijk moet brengen. Dat is niet altijd zo evident.
de vorige legislatuur zei toenmalig minister Van den Bossche principieel dat dit niet kon. Minister Vanderpoorten relativeert die houding enigszins. Ze heeft haar twijfels of de wetgeving terzake wel waterdicht is.
We hebben in het regeerakkoord uitdrukkelijk gesproken over het opnieuw starten en het naleven van de taalinspectie. We voorzien zelfs in een bestraffing. Dat is een begin. Daar werkt men aan. De mogelijke straf, en dat is het laatste middel, is de opschorting of inkrimping van de subsidies voor het Franstalige onderwijs. Ik heb dit al met minister Vanderpoorten besproken. Wij hanteren dezelfde filosofie : elk decreet dat wordt goedgekeurd in Vlaanderen, geldt voor heel Vlaanderen. Enkel Brussel vormt daarop soms een uitzondering. In de decreten op de eindtermen of op de CLB’s hebben we nooit in een clausule voorzien voor Franstalig of anderstalig onderwijs. Dat is een vrij moeilijke situatie. De vorige Vlaamse regering is daar evenmin uitgeraakt.
Inzake de onderwijsinspectie heeft ze er blijkbaar het volste vertrouwen in dat er onderhandelingen tot stand kunnen komen met de Franse Gemeenschap, dit op basis van het ontwerpprotocol dat tijdens de vorige legislatuur wel werd afgesloten maar net niet geratificeerd. Ik heb dat protocol in handen gekregen. Ik zal het daarover trouwens nog hebben met de minister. Indien dit het uitgangspunt vormt van een nieuw protocol tussen de twee gemeenschappen, dan gaat het om een lege doos.
De instrumenten liggen op dit vlak niet voor het oprapen. Ik heb het iets gemakkelijker omdat ik van een principiële houding vertrek : de decreten moeten worden toegepast, en dit zowel voor het Nederlandstalig onderwijs als voor het Franstalig onderwijs dat door de Vlaamse Gemeenschap wordt georganiseerd. De houding van de minister van Onderwijs is niet enkel principieel. Zij wenst ook bepaalde zaken uit te voeren. Tussen mijn theoretische en principiële houding – die zij begrijpt – en haar houding op het terrein, zijn soms verschillen. We kunnen het met zijn allen eens zijn met wat in de nota staat. In het verleden ontbrak het ons echter of aan durf of aan afdoende juridische instrumenten. We moeten dit debat in alle sereniteit ten gronde voeren met de minister van Onderwijs. Er is geen negatieve vooringenomenheid om dat niet te doen. In de praktijk hebben we nog niet de stap gezet om dit af te dwingen. De gouverneur heeft wel de beslissing vernietigd over de aanduiding van een aantal Franstalige PMS-centra van de gemeente Wezembeek. De voorzitter : De heer Van Nieuwenhuysen heeft het woord. De heer Luk Van Nieuwenhuysen : Mijnheer de minister, u zegt dat de huidige minister van Onderwijs zeker zo assertief en principieel is als de vorige. Ik heb daar mijn bedenkingen bij. Ik verwijs daarvoor naar een interpellatie die ik een tijd geleden hebben gehouden over de ronselpraktijken. In
De voorzitter : Mevrouw Grouwels heeft het woord. Mevrouw Brigitte Grouwels : Mijnheer de minister, het is zeer belangrijk dat de hele regering zeer waakzaam is in dit dossier. Ook ik heb een aantal vragen voor minister Vanderpoorten. Ik geloof u graag. Ik twijfel echter of ze hier wel zo principieel in is. We moeten kunnen komen tot een positief integratiebeleid. Het was de bedoeling van de wetgever dat enkel het Franstalig basisonderwijs werd opgericht, met als doel dat de leerlingen zouden kunnen overstappen naar Nederlandstalige circuits. In Brussel hebben de Nederlandstalige PMS-centra een zeer grote ervaring met kinderen uit een Franstalig milieu die in het Nederlandstalig onderwijs zitten. Het is zeker niet zo dat een Nederlandstalig PMS de Franstalige kinderen niet op een degelijke manier kan begeleiden. Er is geen enkele reden om daaraan te twijfelen. Ik denk dat dit de geëigende weg kan zijn, ook vanuit het perspectief van een positief integratiebeleid. Dit moet nauwgezet worden opgevolgd. Wat het positief integratiebeleid betreft, stellen we vast dat u belangrijke initiatieven blijft ondersteunen die door de vorige regering reeds werden aangevat. Dit is positief. U belooft nieuwe inspanningen, onder meer op het vlak van taallessen. Wij staan daar eveneens zeer positief tegenover. Belangrijk is wel dat snel wordt ingevuld hoe groot het pakket van die taallessen zal zijn. Die zullen op grote schaal moeten plaatsvinden en vooral moeten we erop toezien dat er voldoende middelen op de begroting worden ingeschreven. Wat wel ontbreekt in deze beleidsnota, is een visie op de verdere ontwikkeling van het integratiebe-
-63-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 36 – 22 februari 2000
Grouwels leid. U steunt op het beleid van uw voorgangers. Het sportbeleid is bijvoorbeeld een uitstekend integratiemiddel. U besteedt er vijf lijnen aan in de beleidsnota, maar waarom zou men niet een ‘Sportbeleidsplan voor de Rand’ kunnen opstellen ? Via het promoten van de sport kan het contact tussen de autochtone Vlamingen en de buitenlandse nieuwkomers worden bevorderd. Sport is eveneens een buitengewoon goed middel om taal- en cultuurbarrières te doorbreken. Een facet van dit sportbeleid zou de integratie van zoveel mogelijk sportverenigingen in de Vlaamse sportfederatie kunnen zijn. Nu zijn er nog veel verenigingen, vooral in de faciliteitengemeenten, aangesloten bij Waalse federaties. Men zou een incentivebeleid kunnen voeren door deze verenigingen te integreren in een Vlaams sportbeleid. Dit beleid kan u met uw collega, minister Sauwens, gezamenlijk uitwerken. Om te besluiten wens ik nog mee te geven dat dit soort van concreet beleid meer tastbaar aanwezig moet zijn in een beleidsnota die toch voor vijf jaar werd opgesteld. Op dit punt blijven we op onze honger zitten. (Applaus bij de CVP) De voorzitter : Mevrouw Guns heeft het woord. Mevrouw Dominique Guns (Op de tribune) : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega’s, eigenlijk had de heer Platteau hier op het spreekgestoelte moeten staan. Hij moest de gemeenteraadszitting voorzitten en heeft me gevraagd hier in zijn plaats het woord te nemen. De heer Platteau heeft het tijdens de begrotingsbesprekingen al gehad over de bekommernissen in verband met de Vlaamse Rand in het algemeen en de faciliteitengemeenten in het bijzonder. De beleidsnota wordt door de VLD-fractie welgemeend goedgekeurd. De algemene lijnen van de nota bevestigen de ambitie van de coalitie om met een rechtlijnige Vlaamse politiek de rechten van de Vlaamse burgers in de Rand te beschermen, en de anderstaligen die er wonen en werken uit te nodigen zich onze taal en cultuur eigen te maken. Vlaanderen mag de Vlaamse Rand niet meer als een underdog benaderen. De Vlaamse ontvoogding is een feit; de economische kracht van Vlaanderen en van de Vlaamse Rand lijken verworven. Toch moeten we uitkijken voor mijnen – zelfs als het over federale aangelegenheden gaat. Zo is de verfransing doorgevoerd dankzij de tweetaligheid
van het gerechtelijk arrondissement Sint-PietersLeeuw-Herne. Daar is Vlaams gebied Franstalig gemaakt. Op federaal niveau moeten we erover waken dat die verfransing stopt. Men moet een onderscheid maken tussen rabiate, politiek geëngageerde Franstaligen en de andere anderstalige burgers. Deze laatsten hebben geen boodschap aan politiek getouwtrek, maar worden eerder bekoord door een doordacht en efficiënt beleid. De Vlaamse overheid moet daar een prioriteit van maken. Aan de huidige taalregeling kan niet meer worden getornd. Iedere inbreuk moet worden beantwoord met een doortastend optreden. Er moeten dan wel weer belangrijke inspanningen worden gedaan om de integratie van de Franstaligen te bevorderen met een openhartige burgervriendelijke politiek. Politiek bedrijven veronderstelt het maken van keuzen en prioriteiten. De verfransing zet zich door in de faciliteitengemeenten. Het lijkt een evidentie dat de Vlaamse regering haar aandacht prioritair richt op die zes gemeenten. Wat de controle en de toepassing van de taalwetten betreft, moet de Vlaamse regering, in samenwerking met het provinciebestuur en de federale overheid, erop toezien dat die op rigide wijze worden toegepast. Er moeten richtlijnen worden gegeven om het politieke spel van Vlaamsonvriendelijke politici te doorkruisen. Ook de Franstalige burger is niet gediend met ondermijnende spelletjes. Hij weet dat de wet er is om te worden nageleefd. Hij zal enkel en alleen respect opbrengen voor de overheid die dit basisprincipe consequent toepast. Grote steun voor culturele en sportieve initiatieven in de randgemeenten kan een aanzet vormen om de niet-gepolitiseerde burger van het historisch en sociaal gelijk van de Vlamingen te overtuigen. Cultuur en sport zijn twee activiteiten waarbij mensen veelal zonder discussie elkaar en hun ideeën ontdekken, en taal- en culturele barrières overwinnen. Ook de media kunnen daarin een rol vervullen. Die media verdienen dan ook onze steun. Eigen initiatieven, zoals de Randkrant en de Gemeenschapskranten 2000, kunnen de Vlaamse aanwezigheid bevestigen. Andere mediakanalen moeten op de Vlaamse overheid kunnen rekenen als hun initiatieven kunnen leiden tot een versterking van de Vlaamse aanwezigheid in de faciliteitengemeenten. De Vlaamse Rand is destijds overspoeld door Franstaligen. Ze werden aangetrokken door het landelijke karakter van de Brabantse gemeenten.
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 36 – 22 februari 2000
Guns De stijgende grondprijzen joegen de jonge Vlaamse bevolking weg. Wat geldt voor de faciliteitengemeenten is ook van toepassing op de andere randgemeenten. De les uit het verleden is duidelijk : zonder inspanningen van de Vlaamse overheid zal de verfransing verder uitdeinen als een olievlek. In de steden en gemeenten van de Rand mag de Vlaamse overheid de lokale autoriteiten niet aan hun lot overlaten. Ze moet projecten van lokale besturen steunen en zo nodig zelf initiatieven nemen. Wat ik heb vooropgesteld in verband met cultuur, sport, media en huisvesting is integraal van toepassing op die gemeenten. Het feit dat de relaties met de plaatselijke besturen politiek eenvoudiger zijn, mag geen uitvlucht zijn om hen aan hun lot over te laten en hen alleen de kastanjes uit het vuur te laten halen. De Vlaamse regering mag geen inspanning onverlet laten om het eigen karakter van de Rand te herstellen of te handhaven. Dat moet gebeuren met inspanningen die direct voelbaar zijn door de bevolking, en niet via prestigeprojecten. Pas dan zullen zowel de Vlaamse burger als de Franstalige inwoner van de Rand overtuigd kunnen worden van het nut van deze initiatieven, en zullen ze ook resultaat hebben. (Applaus bij de VLD, de SP en VU&ID) Samengevat vind ik dat de Vlaamse regering zich geen inspanning te weinig mag getroosten om het eigen karakter van de Rand te herstellen of te bevestigen. Ze moet dat echter doen door inspanningen die een rechtstreekse impact kunnen hebben op de bevolking, en niet door het opstarten van prestigeprojecten. Pas dan zal zowel de Vlaamse burger als de Franstalige inwoner van de Rand overtuigd kunnen worden van het nut van die initiatieven en zullen ze ook resultaat kunnen hebben. (Applaus) De voorzitter : De heer Van Hauthem heeft het woord. De heer Joris Van Hauthem (Op de tribune) : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega’s, aangezien ik al gezegd heb dat een bespreking van een beleidsnota op dit uur weinig zin heeft, zal ik maar met de deur in huis vallen. Ik moet zeggen, mijnheer de minister : zelden ben ik zo ontgoocheld geweest ben over een beleidsnota als over de beleidsnota Vlaamse Rand.
-64-
Minister Bert Anciaux : Het zal u verwonderen, maar ik begrijp u. Ik zal u zeggen waarom. Ik mag dat eigenlijk niet zeggen, maar ik vind dit ook de minst goede van mijn beleidsnota’s. Ik vind dat men soms gewoon eerlijk moet zeggen wat men denkt, al heeft de heer De Smet mij al verschillende keren gewaarschuwd dat ik moet opletten wat ik zeg, aangezien dat tegen mij kan gebruikt worden. Al weken en maanden, tot drie dagen voor het indienen van de beleidsnota’s, is een werkgroep bezig geweest om een beleidsnota voor te bereiden. Ik was daar vanzelfsprekend zeer nauw bij betrokken, maar toen ik het eindresultaat zag, was ik daar grondig over ontgoocheld. En zelfs meer dan dat, ik was kwaad. Ik wil u dat gewoon meedelen, enige animo op dit uur mag nog wel. We hebben deze nota dus inderdaad op relatief korte termijn geschreven. Eigenlijk had ik de nota in grote mate kunnen beperken tot het actieplan. In 1996 is er een actieplan opgemaakt. Het is een goed actieplan, zij het dat er nog vanalles moet gebeuren. Eigenlijk had ik gewoon kunnen zeggen : dat actieplan moet worden uitgevoerd, maar dat zou u niet geaccepteerd hebben. De heer Joris Van Hauthem : Dat zou ons bijzonder veel tijd bespaard hebben, mijnheer de voorzitter. Minister Bert Anciaux : Een tweede bedenking : de Vlaamse Rand werd tot op heden hoofdzakelijk beschouwd binnen de problematiek van de zes faciliteitengemeenten. Het is een bewuste keuze. Ik hoor daar enige commotie over, maar het is een heel bewuste keuze om dat open te trekken naar de hele Vlaamse Rand of ‘Vlaams Brabant’, mij om het even. Het is een bewuste keuze. We zouden onszelf iets wijsmaken indien we zouden zeggen dat de problematiek zich louter en alleen in die zes faciliteitengemeenten situeert, want die problematiek is veel ruimer. Preventief werken is nodig en ik besteed daar veel aandacht aan. Het is meer dan nodig, ook in die andere gemeenten. Mijn derde bedenking is – en ik hoop dat niemand het mij kwalijk neemt, want dit is geen partijpolitiek spel – dat we daar dus op ‘nul’ staan : er is in het verleden, inzake de Vlaamse Rand, nooit echt een beleid gevoerd. De middelen die ik gekregen heb, na de opmaak van de begroting, zijn zeer beperkt. Ik heb deze bevoegdheid immers eigenlijk gekregen nadat de fiches, bij het opmaken van de begroting, reeds binnen waren.
-65-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 36 – 22 februari 2000
Anciaux De hoofdmoot bestaat uit het totstandbrengen van een geïntegreerd beleid. Dit komt in mindere mate ook aan bod in de beleidsnota Brusselse Aangelegenheden. De hoofdopdracht is het opstellen van een actieplan dat uit de coördinatie van het beleid van de negen ministers voortvloeit. Ik heb me dan ook als doel gesteld om het actieplan 1996 prioritair uit te voeren. De heer Joris Van Hauthem : Uw uitspraken sieren u. Ze hebben in feite reeds de helft van mijn toespraak vertolkt. (Opmerkingen van minister Bert Anciaux) We moeten de voorliggende beleidsnota evalueren. Ik vraag me echter af hoe men kan debatteren over een nota die bijzonder weinig nieuws bevat. De nota, alles in totaal een tiental bladzijden lang, hanteert steevast omschrijvingen als ‘dit vereist een specifieke aanpak’, ‘er zal worden nagegaan’ en ‘er zal worden geëvalueerd of’. Buiten een aantal vaststellingen staat er met andere woorden niet veel in. Een ander voorbeeld hiervan betreft de taken van de VZW De Rand. De opsomming van de taken van die VZW vult een van de tien bladzijden van de beleidsnota, en wordt gevolgd door de stelling dat de rol van die VZW dient te worden geofficialiseerd. Inzake de mobiliteit stelt u terecht dat het verkeer te radiaal op Brussel is gericht en dat er geen kruisverbindingen zijn. Dit laatste wordt overigens al lang aangeklaagd. U eindigt deze beschouwing met de uitspraak ‘hier zal door ons blijvend aandacht aan geschonken worden’. Ik wil geen beleidsnota tot in de kleinste details, maar het mag toch specifieker dan dit. (Opmerkingen van minister Bert Anciaux)
Me afvragend wat er nu eigenlijk instond, heb ik de beleidsnota vijfmaal gelezen. Ik heb moeten wachten op het laatste zinnetje om te weten waar ze eigenlijk over gaat. U verwijst naar het actieplan 1996 dat u nog steeds zeer goed vindt en dat volgens u moet worden geactiveerd. Mijns inziens had u zich de moeite kunnen besparen en had u gewoon kunnen stellen dat de beleidsnota overeenkomt met het actieplan 1996. Dit had ook ons veel moeite bespaard. We hadden dit actieplan zelf dan in de commissie kunnen evalueren. Het Vlaams Blok had indertijd ook veel kritiek op dit bewuste actieplan, maar we moeten wel toegeven dat er tenminste iets in stond. Dit kan van de voorliggende nota niet worden gezegd. De nota gaat een aantal oorzaken niet na. In verband met de leefbaarheid en het Vlaams karakter van de Rand stelt de nota terecht dat de mensen onder druk staan. Ik lees daarbij echter niets over de Europese en de internationale rol van Brussel. Dit geldt overigens ook voor het actieplan 1996. Naarmate Europa uitbreidt naar Centraal- en Oost-Europa – wat op zich overigens geen slechte zaak is – ,zal die internationalisering enkel toenemen en zal deze op zijn beurt opnieuw een stroom van anderstalige, kapitaalkrachtige immigratie op gang brengen. Noch de beleidsnota, noch het actieplan bevatten hierover ook maar één kritisch woord. Indien men de huidige internationale rol van Brussel niet kritisch onder de loep neemt, blijft men dweilen met de kraan open.
Ik wou het net over het GEN hebben. Het GEN is een lichtpunt in deze nota. Het blijft echter zeer onduidelijk wat u met dat GEN vanuit uw eigen bevoegdheid, namelijk de Vlaamse Rand, van plan bent. Als ik deze tekst met de beleidsnota van minister Stevaert vergelijk, moet ik toch opmerken dat daarover binnen de Vlaamse regering blijkbaar nog geen eensgezindheid bestaat.
U klaagt aan dat de gordel wordt volgebouwd en dat daardoor het landelijk karakter in het gedrang komt, en terecht. Waarom echter rept u met geen woord over het RSV, dat heel de gordel heeft ingekleurd als grootstedelijk gebied en daarvan, op het vlak van ruimtelijke ordening, een urbanistisch aanhangsel van Brussel heeft gemaakt ? Bij de goedkeuring van het RSV heeft men het concept van de groene gordel rond Brussel opgegeven. Ik ben me ervan bewust dat dit niet uw verantwoordelijkheid is, noch die van uw fractie. Een visie op de gordel veronderstelt echter op zijn minst niet alleen een kritische reflectie over de internationale rol van Brussel, maar ook over het RSV. Bij deze vaststelling wordt geen enkele aanzet tot oplossing gegeven.
De beleidsnota gaat op dezelfde onduidelijke manier door, tien bladzijden lang. Buiten het feit dat u het Breugelproject kort toelicht, dat de VZW’s De Rand en Informatie De Vlaamse Rand moeten fusioneren en dat er voor sociale huisvesting in de Vlaamse Rand 250 miljoen frank is uitgetrokken, bevat de nota niets nieuws.
Ook inzake het institutioneel kader van de faciliteitengemeenten is de nota een bijzonder mager beestje. U gewaagt zelfs niet meer van een eventuele afschaffing van die faciliteiten. U oppert zelfs niet dat de organisatie van het administratief toezicht en de taalwetgeving zou moeten worden overgeheveld naar het Vlaams Gewest. U houdt
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 36 – 22 februari 2000
Van Hauthem het bij dat obligate gezegde dat het gerechtelijk en kiesarrondissement zouden moeten worden gesplitst, en zowaar houdt u vast aan de omzendbrieven inzake de toepassing van de faciliteiten. Inzake de inmenging van de Franse Gemeenschap en de Cocof in de gordel blijft u bij het voornemen om alleen juridische stappen te ondernemen. Welnu, het verleden heeft uitgewezen dat men zich daar niet aan stoort. Men zit daar men een groep Franstaligen die zich niet willen integreren en daarbij nog de steun krijgen van de Franse Gemeenschap. Er wordt ook met geen woord gerept over onwillige gemeentebesturen die met de regelmaat van de klok de taalwetgeving op verschillende domeinen overtreden en Vlaamse decreten saboteren. Een aantal van die burgemeesters zijn de best beschermde van dit land. Als de burgemeester van Meise kritiek uitoefent op het afbraakbeleid van de vorige Vlaamse regering, dan wordt er gedreigd met een schorsing. Deze heren permitteren zich om decreten te saboteren en zeggen voor televisiecamera’s dat ze pas kunnen worden afgezet als ze strontzat in de goot liggen. Deze woorden zijn afkomstig van de burgemeester van WezembeekOppem. Ik vraag me af waarom de Vlaamse regering haar verantwoordelijkheid niet neemt om een aantal dossiers aanhangig te maken bij hetzij de federale minister van Binnenlandse Zaken voor de burgemeesters, hetzij de gouverneur van VlaamsBrabant voor de schepenen. Wat het Franstalig onderwijs betreft, is het helemaal huilen met de pet op. Er wordt zelfs nauwelijks gesuggereerd dat het gedaan moet zijn met de zelffinanciering van de verfransing van onze streek. Ik verwijs daarbij naar de problematiek van de Centra voor Leerlingenbegeleiding, waarvoor men nog steeds geen oplossing heeft gevonden. Er wordt ook met geen woord gerept over het straatbeeld. Men dringt er al jaren op aan om initiatieven te nemen. Als men in Frankrijk of Engeland komt, dan ziet men dat aan het straatbeeld. Alleen in onze regio ziet men dat absoluut niet. Dit is misschien niet decretaal afdwingbaar, maar sensibiliseringscampagnes zijn hoe dan ook mogelijk. Ook inzake huisvesting bewandelt u een oud, platgetreden pad. U denkt toch niet met 250 miljoen frank ‘de socialehuisvestingsmaatschappijen aan te zetten om meer activiteiten te ontwikkelen’. U zegt dat Vlabinvest verder wordt uitgevoerd. We weten
-66-
echter welke lijdensweg Vlabinvest tot nu toe heeft afgelegd. Er zal dus meer nodig zijn dan die 250 miljoen frank om een echt huisvestingsbeleid op poten te zetten dat de homogenisering van de regio in de hand werkt. Natuurlijk moet men dan wel de politieke moed hebben een bepaald doel voor ogen te hebben en daar de nodige middelen tegenover te plaatsen. Dit geldt ook voor de faciliteitengemeenten, waar het verloop van de bevolking bijzonder groot is. Een echt woningbeleid ontbreekt dus volledig in de nota. Waarom zou men bijvoorbeeld geen grondregie oprichten, die vrijgekomen gronden en panden stelselmatig in kaart brengt, opkoopt en opnieuw ter beschikking stelt volgens de Vlabinvest-criteria ? Dat zal uiteraard wel een paar miljarden kosten. Het is ook verwonderlijk dat er in de beleidsnota geen woord wordt geschreven over de samenwerking met de geprivilegieerde partner, namelijk de provincie Vlaams-Brabant. – De heer Luk Van Nieuwenhuysen, ondervoorzitter, treedt als voorzitter op. Deze nota bevat zelfs niet eens de aanzet om tot een geïntegreerd en voluntaristisch beleid te komen. U hebt de redenen uitgelegd waarom dat het geval is, maar daar hoeven wij natuurlijk geen vrede mee te nemen. Uw doelstelling was het vrijwaren en het versterken van het Vlaams karakter van de gordel. Deze nota geeft de indruk bijzonder vlug bijeengeschreven te zijn. U hebt dat trouwens ook al min of meer toegegeven. Blijkbaar kwam men op een blauwe maandag tot de conclusie dat de Vlaamse Rand ook tot uw bevoegdheden behoorde, en dat dit dus vlug nog bijeen diende te worden geschreven. Even terzijde wil ik opmerken dat ik liever de term ‘Vlaamse gordel’ hoor in plaats van ‘Vlaamse Rand’, maar dat is weer een andere discussie. Mijnheer de minister, als we met deze beleidsnota de gemeenteraadsverkiezingen moeten redden in de faciliteitengemeenten en in de gemeenten in een bredere gordel daarrond, dan houd ik echt mijn hart vast. (Applaus bij het VB) De voorzitter : De heer Van Vaerenbergh heeft het woord. De heer Etienne Van Vaerenbergh (Op de tribune) : Mijnheer de minister, ik wil heel kort zes punten behandelen. Als eerste punt wil ik het hebben over de gemeenteraadsverkiezingen van 8 oktober van dit jaar. Deze vinden uiteraard ook
-67-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 36 – 22 februari 2000
Van Vaerenbergh plaats in Vlaams-Brabant. Ik heb in dit verband een aantal berekeningen gemaakt. In Halle-Vilvoorde zijn er 35 gemeenten. Daarvan zijn er zes faciliteitengemeenten rond Brussel. In de overblijvende 29 gemeenten waren er in 1976 23 Franstalige gemeenteraadsleden. In 1994 waren dat er 44. Op achttien jaar tijd waren er dus 21 bijgekomen. In de faciliteitengemeenten rond Brussel zijn er 156 mandatarissen. Daarvan zijn er 128 verkozen op Franstalige of tweetalige lijsten. Er zijn dus nog slechts 28 Nederlandstalige gemeenteraadsleden. Een actieplan voor Vlaams-Brabant is dus absoluut noodzakelijk. Sinds 1990, toen ik lid werd van het parlement, heb ik geprobeerd om daarvoor te ijveren. Het resultaat is dat we nu een volwaardige commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand hebben. Vroeger was dit slechts een adviescomité. We moeten echter toegeven dat dit eigenlijk het enige echte resultaat is. Het actieplan Vlaams-Brabant ‘96 was goed. Als ik me niet vergis, heeft de Volksunie het als oppositiepartij zelfs goedgekeurd, maar dat zou ik nog eens moeten nakijken. In ieder geval hebben we daar een positieve bijdrage geleverd. Het was immers de eerste keer dat er een echt actieplan was voor Vlaams-Brabant. We moeten echter vaststellen dat de evolutie sinds 1996 is stilgevallen. Toen ik van u vernam dat de door de vorige meerderheid met veel poeha aangekondigde studie over Sint-Genesius-Rode zelfs niet bestond, was ik erg ontgoocheld. Dan zeg ik : waar zijn we eigenlijk mee bezig ? Ik kom tot een derde punt. Erg positief in uw beleidsnota is dat u niet uitgaat van de stelling dat de Vlaams-Brabantse Rand geen overvloedgebied is van Brussel : het wordt duidelijk beschouwd als een integraal deel van Vlaams-Brabant en Vlaanderen. Dat gebeurt voor de eerste keer. Dit gebied behoort, net als Maaseik of Oostende, volledig tot Vlaanderen : punt uit. Op een aantal vlakken zoals cultuur en welzijn is er sprake van een overvloeien met Brussel, maar op andere vlakken is het gewoon Vlaanderen, met dezelfde rechten en plichten, maar ook met dezelfde verwachtingen inzake infrastructuur en voorzieningen als in de rest van Vlaanderen. Dat stemt ons hoopvol voor de toekomst. Een vierde punt gaat over de Costa. Daarin zijn twee elementen belangrijk voor Vlaams-Brabant en de Vlaams-Brabantse Rand. Het eerste is de splitsing van het gerechtelijk arrondissement, het
tweede de splitsing van het kiesarrondissement. Als dit kan worden verwezenlijkt, dan zou dat een grote stap voorwaarts betekenen. Even belangrijk, en zelfs belangrijker, is dat Vlaanderen volledig bevoegd moet kunnen worden voor de taalwetgeving. Al te gauw wordt immers vergeten dat de faciliteitenregeling in Vlaanderen doorstroomt tot in Turnhout, Maaseik en Oostende. De federale ministeries zijn immers niet gebonden aan de taalwetgeving van Vlaanderen, maar wel aan deze van de federale diensten. Dat betekent dat ze per definitie tweetalig zijn. Een Franstalige in Vlaams-Brabant, maar ook in Oostende en Turnhout, kan zich in het Frans richten tot de federale diensten en moet in het Frans worden behandeld. Daaraan moet een einde komen, want er wordt sterk van geprofiteerd. Een vijfde element dat ik wil onderstrepen is het gebrek aan middelen, personeel of materiaal die naar Vlaams-Brabant zijn gegaan. Mijnheer de minister, toen onze commissie een bezoek bracht aan uw kabinet was ik wat geschokt. U zei toen immers dat u maar over één persoon beschikte om het beleid inzake Vlaams-Brabant en de Vlaamse Rand waar te maken. Het is onmogelijk om zo een beleid te voeren. Een persoon alleen kan niet over alles beslissen, overal inzicht in hebben, informatie inwinnen, initiatieven nemen, voorstellen formuleren, enzovoort. Ik vraag dat men hetzelfde doet als wat ooit voor Limburg gebeurde. Men heeft toen een Limburgplan opgesteld en daar miljarden frank ingepompt. Ik heb u daarnet de cijfers gegeven : als men iets wil redden in Vlaams-Brabant, dan moet dit ook daar gebeuren. Als dit allemaal kan, dan kan men inderdaad komen tot een gecoördineerd en inclusief beleid. Het werd reeds door vorige sprekers aangeraakt : over de angst van de vorige Vlaamse regeringen om decreten die we hebben goedgekeurd toe te passen, sta ik echt versteld. Vooral twee recente decreten zijn van belang : het decreet over de eindtermen in het onderwijs en het decreet over de centra voor leerlingenbegeleiding. Men moet me eens aantonen waar precies in die decreten in uitzonderingen is voorzien voor de scholen in de faciliteitengemeenten. Die uitzonderingen bestaan gewoon niet. Een decreet geldt voor het hele grondgebied en voor alle onderwijsinstellingen op dat grondgebied. Het gaat hier om een exclusief Vlaamse bevoegdheid. Die acht scholen in de faciliteitengemeenten moeten dus beantwoorden aan die eindtermen die Vlaanderen heeft vastgelegd voor heel zijn onderwijs, dus ook voor het Franstalig onderwijs in Vlaanderen. Hetzelfde geldt voor de centra voor leerlingenbegeleiding : het decreet ter zake is ook op die scholen van toepassing. Daar bestaat
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 36 – 22 februari 2000
Van Vaerenbergh geen uitzondering op. Wie ertegen zondigt, handelt onwettig en zelfs ongrondwettelijk. Als jurist heb ik dit nagegaan. Er wordt altijd verwezen naar akkoorden, maar de Vlaamse regering is niet eens bevoegd om zulke akkoorden af te sluiten. Zij kan niet handelen buiten het decreet om. Artikel 127 van de Grondwet zegt dat Vlaanderen alleen bevoegd is voor het onderwijs en voor de taalwetgeving daarover. Daar kan met geen enkel akkoord van worden afgeweken. Als men er mee naar het Arbitragehof of naar de Raad van State gaat, wordt het allemaal van tafel geveegd. We zijn veel te bescheiden. We moeten dit effectief uitvoeren. Hetzelfde geldt voor Vlabinvest. We zijn tien jaar bezig. In 1990 werd een decreet ingeschoven in de financieringswet om Vlabinvest in te voeren. In die tien jaar is er beschamend weinig gebeurd. Dit is geen goed dossier om iets te doen tegen de verfransing in de Vlaamse rand. De minister heeft inderdaad een akkoord tussen een faciliteitengemeente en een Franstalig PMS-centrum verbroken, omdat het in strijd was met de taalwetgeving.
-68-
centen moet kunnen leggen of initiatieven moet kunnen nemen. In het communicatiebeleid gaan we veel verder dan het actieplan 1996. We geven een vernieuwde impuls. We zullen in de zes faciliteitengemeenten een gemeenschapskrant in het leven roepen. Dat kan een tegenwicht vormen voor de desinformatie door onder meer Carrefour. Het is van absoluut belang dat we dat samen met de betrokken verenigingen en Vlaamse mandatarissen invullen. We willen ook zo snel mogelijk een verdubbeling van de frequentie van de Randkrant bereiken en een uitbreiding van de inhoud, zodat er ook een politiek – maar daarom niet partijpolitiek – antwoord kan worden geformuleerd door het beleid en door de Vlaamse Gemeenschap. Ik ben me ook ten volle bewust van de situatie voor de gemeenteraadsverkiezingen. U mag geen mirakels verwachten. Ik stel me er garant voor dat we eindelijk van start zullen kunnen gaan met een doorgedreven beleid ten aanzien van Vlaams-Brabant. Dit zal echter pas na enkele jaren zijn vruchten afwerpen – denken we maar aan wat in de Voerstreek is gebeurd.
De voorzitter : Minister Anciaux heeft het woord.
Mijnheer Van Hauthem, ik zie aan uw reactie dat die vergelijking met de Voerstreek niet helemaal opgaat en dat geef ik ook toe.
Minister Bert Anciaux : Collega’s, ik geef nog enkele toelichtingen. Vanzelfsprekend dient de 250 miljoen frank niet om heel het socialehuisvestingsbeleid te regelen. In de beleidsnota staat dit als instrument om het recht op voorkoop te realiseren. Dan wordt het wel degelijk een krachtig instrument.
De heer Joris Van Hauthem : Misschien wel qua beleid, maar staar u daar ook niet blind op. Voeren ligt niet naast een grootstedelijk anderstalig centrum met een blijvende inwijking van anderstaligen. Wat in Voeren werd gedaan wegens die situatie, heeft effecten gesorteerd. In Vlaams-Brabant dringt zich echter een ander beleid op.
Over de vereenvoudiging van de procedure en de ondersteuning door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij heb ik al gesproken. Met de maatregelen die we al hebben genomen, reanimeren we Vlabinvest. We brengen Vlabinvest administratief onder in de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij, en stellen zo ook de knowhow en de ambtenaren ter beschikking. Het blijft een afzonderlijk instrument, maar zal nu helemaal worden getrokken door de VHM. Dat is een goede zaak.
Minister Bert Anciaux : De uitwijking vanuit Maastricht is in die zin misschien wel positief, hoewel er ook een uitwijking is vanuit het Luikse. Maar ik geef toe dat de vergelijking een beetje ongelukkig is.
De samenwerking met Vlaams-Brabant is een rode draad doorheen de beleidsnota. De provincie Vlaams-Brabant is erg gevoelig voor de problematiek van de Vlaamse Rand. Ik wil daar versterkend op inspelen, en zeker geen afzonderlijk beleid voeren. We moeten dat samen met Vlaams-Brabant doen. Dat neemt echter niet weg dat ik nieuwe ac-
De heer Etienne Van Vaerenbergh : Het was niet zozeer mijn bedoeling dit in zes maanden recht te laten trekken, maar wel te onderstrepen dat de vorige regeringen op dat vlak hebben gefaald en niet het nodige beleid hebben gevoerd om tegen een voortschrijdende verfransing in te gaan. Nochtans werd in de vorige regeringsverklaringen telkens
Ik wil u echter ook geen valse illusies geven. Enkele maanden nieuw beleid zullen de gemeenteraadsverkiezingen niet kunnen omdraaien. Wat dat betreft, ligt de afspraak in 2006.
-69-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 36 – 22 februari 2000
Van Vaerenbergh het tegenovergestelde beweerd en werden actieplannen uitgedokterd die echter nooit in de praktijk werden gerealiseerd. Minister Bert Anciaux : Laat ons over de partijgrenzen heen eens eerlijk zijn. De gevoeligheid voor dit dossier is geen prioriteit voor iedereen, maar voor enkelen. Ik wil daar voor mezelf wel een prioriteit van maken. In het verleden was dit niet alleen de partijpolitieke verantwoordelijkheid van de twee partijen die in meerderheid zaten en die het zouden hebben laten afweten. Er is ook nog de sensibiliteit vanuit het Vlaams Parlement die niet bepaald reusachtig groot is geweest. Er valt op dat vlak nog heel wat te doen. Ik neem in ieder geval de gedachte van Limburg mee. Niet omdat de situatie vergelijkbaar is, maar wel omdat het een specifieke situatie is die een krachtdadige inbreng nodig heeft. Zelfs al is dit nu niet de beste beleidsnota, toch is de inhoud ervan meer dan wat de heer Van Hauthem liet uitschijnen. Ik maak daar in ieder geval een punt van, en in die zin is het een boeiend gegeven dat ik verantwoordelijk ben voor die coördinatie en dat ik de sleutelelementen om in de Vlaamse Rand tot verandering te komen – waaronder cultuur en huisvesting – in handen heb. Ik kan daar dan ook een aantal instrumenten voor gebruiken. In die zin kan ik u hier reeds aankondigen dat ik de renteloze renovatielening die aan de goedkope sociale lening gekoppeld wordt, ook in de Vlaamse Rand zal laten toepassen. De voorzitter : De heer Van Eyken heeft het woord. De heer Christian Van Eyken (Op de tribune) : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega’s, u kunt van mij moeilijk verwachten dat ik het beleid dat u in de Vlaamse Rand wilt voeren, hier ga toejuichen. Ik zal me beperken tot twee punten. Ten eerste heb ik een tegenstelling ontdekt in uw beleidsnota. U stelt dat de Vlaamse Rand moet worden bekeken vanuit Vlaams-Brabant, niet vanuit Brussel. In de beleidsnota wordt bij heel wat punten gevraagd om de link met Brussel niet te vergeten. Ofwel is dit een tegenstelling, ofwel moet de Rand worden beschouwd als een deel van het Vlaams Gewest, maar
met een specifiek karakter waarbij de samenhorigheid met Brussel niet mag worden ontkend. Zo hebt u het onder meer over het GEN. U vindt het expresnet nodig en nuttig voor de mobiliteit in de Rand, en stelt dat het de mensen zal aanzetten om in Brussel te wonen. U vraagt ook meer verbindingen rond Brussel. Als inwoner van een randgemeente kan ik die circulaire verbindingen enkel toejuichen. Ik vraag me echter af hoe die zullen worden aangelegd. Een klein probleempje op de Brusselse ring heeft al snel een file van 20 à 30 kilometer tot gevolg. Zo kan een incident in Zaventem voelbaar zijn tot in Groot-Bijgaarden of Dilbeek. De ring moet ofwel worden verbreed, ofwel moet naar andere oplossingen worden gezocht. Ik zou het heel bevredigend vinden als het openbaar vervoer de oplossing bood. Het voorbeeld van alle andere grootsteden kan worden gevolgd. Daar heeft men een aantal cirkels rond het centrum waartussen verbindingen worden aangelegd, zoals bij een spinnenweb. Mevrouw Brigitte Grouwels : Mijnheer Van Eyken, bent u voorstander van het sluiten van de ring rond Brussel ? Het is interessant om uw mening hierover te kennen. De heer Christian Van Eyken : Ja ik ben voorstander van de sluiting. Ik heb hierover reeds een aantal vragen gesteld aan minister Stevaert. Ik wou graag horen welke afspraken hij al heeft gemaakt met zijn Brusselse collega’s en waar hij de afsluiting plant. De ring ten zuiden van Brussel en de aansluiting ten zuiden van Waterloo dienen volgens mij nergens voor. Ukkel, Linkebeek, en Sint-Genesius-Rode worden er wel door doorkruist en kampen dus met veel verkeer. Ik kom tot mijn tweede punt. U hebt het over een aantal onwillige gemeenten die niet willen meewerken aan het jeugdwerkbeleid. De jeugdverenigingen in die gemeenten moeten zich tevreden stellen met 80 percent van de normale subsidie. Als bestuurder van een van deze faciliteitengemeenten die niet deelnemen aan het jeugdwerkbeleidsplan, wil ik hierover iets kwijt. We doen niet mee omdat in het decreet wordt bepaald dat enkel zuiver Nederlandstalige verenigingen kunnen worden gesubsidieerd. (Opmerkingen van de heer Joris Van Hauthem) Net als in de andere faciliteitengemeenten bestaan in mijn gemeenten niet alleen louter eentalige verenigingen. Het enige jeugdhuis dat we rijk zijn, wordt beheerd door een tweetalige groep. We heb-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 36 – 22 februari 2000
Van Eyken ben het probleem reeds laten onderzoeken door de administratie. Het jeugdhuis valt uit de boot. Ik vind dat jammer. Men heeft dan eens de mogelijkheid om de twee gemeenschappen samen te brengen ! (Opmerkingen van de heer Joris Van Hauthem) Ik zeg u gewoon waarom er niet wordt meegewerkt aan dergelijk jeugdbeleid. Ik zal het hierbij laten wegens het late uur. De voorzitter : Minister Anciaux heeft het woord. Minister Bert Anciaux : De situatie van VlaamsBrabant en die van de Vlaamse Rand komen niet altijd overeen, alhoewel de Rand voor 100 percent deel uitmaakt van Vlaams-Brabant en zo zou moeten worden bekeken. Er moeten meer samenwerkingsverbanden tot stand komen tussen de Vlaamse culturele infrastructuur en initiatieven en de Brusselse, tussen de Vlaamse infrastructuur en die van de Rand. De eigenheid van Vlaams-Brabant moet worden behouden en beschermd. We moeten de noden aanklagen, want op het gebied van welzijn bijvoorbeeld zijn er echt witte vlekken. De link met het Vlaamse Brusselse veld kan boeiend zijn voor het Vlaamse culturele leven in de Rand. De voorzitter : Mevrouw Grouwels heeft het woord. Mevrouw Brigitte Grouwels : Ik ondersteun volledig die laatste optie. Dat geldt zeker voor cultuur. Een andere zaak is welzijn op dit vlak. Ook inzake welzijn kampen zowel Brussel als de Rand met blinde vlekken. Die moeten op lokaal niveau worden ingevuld. De voorzitter : Vraagt nog iemand het woord ? (Neen)
-70-
beleidsnota houden.
BELEIDSNOTA Cultuur 1999-2004, ingediend door de heer Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Stedelijk Beleid, Huisvesting en Brusselse Aangelegenheden – 149 (1999-2000) – Nr. 1 Bespreking De voorzitter : Dames en heren, aan de orde is de beleidsnota Cultuur 1999-2004, ingediend door de heer Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Stedelijk Beleid, Huisvesting en Brusselse Aangelegenheden. De bespreking is geopend. Mevrouw Van Hecke heeft het woord. Mevrouw Mieke Van Hecke (Op de tribune) : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dames en heren, een 75 pagina’s tellende nota behandelen in minder dan een kwartier tijd is onmogelijk. Ik had nochtans graag een aantal voorstellen op hun techniciteit bekeken, maar we geven elkaar rendezvous bij de concrete uitwerking. De nota oogt leuk, fris en ambitieus. Alles en iedereen die in de culturele sector actief is, verdient aandacht en moet aanspraak kunnen maken op ondersteuning. Ik bespaar u de wegens de tijdsbeperking. Iedereen kan de toekomst met grote verwachtingen tegemoet zien, niet de sky is the limit, maar the universe. De minister heeft ook in deze materie een droom. Hij heeft er al vele gehad vandaag en politici moeten dromen hebben.
Met redenen omklede moties De voorzitter : Door de heer Vermeiren en door mevrouw Grouwels werden tot besluit van de behandeling van deze beleidsnota met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten uiterlijk donderdag 24 februari 2000 om 17 uur zijn ingediend. De bespreking is gesloten. Wij zullen op woensdag 15 maart 2000 om 16 uur de hoofdelijke stemmingen over de moties en de
Mijnheer de minister, de omzetting in beleidsdaden houdt in dat men keuzes moet maken. Dat zal zelfs het geval zijn wanneer u – en ik hoop voor de sector dat dit gebeurt – de aangekondigde stijging van de middelen met 1 miljard frank per jaar kunt waarmaken. Minister Bert Anciaux : We moeten mekaar goed begrijpen. De aangroei met 1 miljard frank per jaar betekent op een periode van 5 jaar 15 miljard frank. Ik had het over 5 miljard frank. Men mag die getallen niet cumulatief bij mekaar optellen.
Nr. 44
VLAAMS PARLEMENT
Zitting 1999-2000 15 maart 2000
HANDELINGEN PLENAIRE VERGADERING
MIDDAGVERGADERING
ACTUELE VRAGEN BELEIDSNOTA WELZIJN, GEZONDHEID EN GELIJKE KANSEN 1999-2004 – STEMMING BELEIDSNOTA VLAAMS WOONBELEID 1999-2004 – STEMMING BELEIDSNOTA JEUGD 1999-2004 – STEMMING BELEIDSNOTA BRUSSELSE AANGELEGENHEDEN 1999-2004 – STEMMING BELEIDSNOTA STEDENBELEID 1999-2004 – STEMMING BELEIDSNOTA DE VLAAMSE RAND 1999-2004 – STEMMING BELEIDSNOTA CULTUUR 1999-2004 – STEMMING BELEIDSNOTA ONDERWIJS EN VORMING 1999-2004 – STEMMING
-49-
Voorzitter Peeters Leo Platteau Stefaan Ramon Frans Ramoudt Didier Sannen Ludo Schepens Cis Stassen Jos Suykens Lucien Swennen Guy Timmermans Jacques Tobback Bruno Van Baelen Gilbert van den Abeelen Marc Van Den Heuvel Ria Van Dijck Kris Van Duppen Jan Van Grembergen Paul Van Nieuwkerke André Van Vaerenbergh Etienne Van Wallendael Tuur Vandenbossche Dany Vandenbroeke Chris Vermeiren Francis Vermeulen Jo Vertriest Isabel Voorhamme Robert Wille Paul
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 44 – 15 maart 2000
Matthijs Erik Merckx-Van Goey Trees Penris Jan Sarens Freddy Schuermans Eddy Strackx Felix Taylor John Tyberghien-Vandenbussche Maria Van Cleuvenbergen Riet Van den Brande Luc Van Den Eynde Marleen Van der Poorten Mark Van Eyken Christian Van Goethem Roland Van Hauthem Joris Van Hecke Mieke van Kessel Ingrid Van Looy Jef Van Nieuwenhuysen Luk Van Overmeire Karim Van Rompuy Eric Vandenbossche Walter Vanleenhove Gilbert Verougstraete Christian Verrijken Emiel Wymeersch Frans Dientengevolge neemt het parlement de beleidsnota aan.
NEEN hebben geantwoord : Aers Wilfried Becq Sonja Boutsen Mathieu Caluwé Ludwig Coens Joachim De Lobel Hilde De Meyer Jos De Reuse Herman De Roo Johan De Smet Bart Decaluwe Carl Demeester-De Meyer Wivina Demol Johan Dewinter Filip Dillen Marijke Gardeyn-Debever Gisèle Geraerts Jean Grouwels Brigitte Heeren Veerle Huybrechts Pieter Kindermans Gerald Laurys Jan Librecht Julien Lootens-Stael Dominiek Martens Luc
MET REDENEN OMKLEDE MOTIE van mevrouw Brigitte Grouwels c.s. tot besluit van de op 22 februari 2000 behandelde beleidsnota De Vlaamse Rand 1999-2004 – 147 (1999-2000) – Nr. 2
Hoofdelijke stemming De voorzitter : Dames en heren, aan de orde is de hoofdelijke stemming over de met redenen omklede motie van mevrouw Grouwels c.s. tot besluit van de op 22 februari 2000 behandelde beleidsnota De Vlaamse Rand 1999-2004. Begin van de stemming. Heeft iedereen gestemd ? (Ja) Einde van de stemverrichtingen. Ziehier het resultaat voor wat betreft de aangelegenheden bedoeld in artikel 39 van de Grondwet :
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 44 – 15 maart 2000
Voorzitter 112 leden hebben aan de stemming deelgenomen ; 26 leden hebben ja geantwoord ; 19 leden hebben zich onthouden ; 67 leden hebben neen geantwoord. Ziehier het resultaat voor wat betreft de aangelegenheden bedoeld in de artikelen 127 tot 129 van de Grondwet : 117 leden hebben aan de stemming deelgenomen ; 28 leden hebben ja geantwoord ; 21 leden hebben zich onthouden ; 68 leden hebben neen geantwoord. JA hebben geantwoord : Becq Sonja Caluwé Ludwig De Meyer Jos De Roo Johan De Smet Bart Decaluwe Carl Demeester-De Meyer Wivina Gardeyn-Debever Gisèle Grouwels Brigitte Heeren Veerle Kindermans Gerald Laurys Jan Martens Luc Matthijs Erik Merckx-Van Goey Trees Sarens Freddy Schuermans Eddy Taylor John Tyberghien-Vandenbussche Maria Van Cleuvenbergen Riet Van den Brande Luc Van der Poorten Mark Van Hecke Mieke van Kessel Ingrid Van Looy Jef Van Rompuy Eric Vandenbossche Walter Vanleenhove Gilbert NEEN hebben geantwoord : Bex Jos Bogaert André-Emiel Bossuyt Gilbert Bril Louis Browaeys Jozef Ceysens Patricia Cordeel Marc Croes Lisette
De Batselier Norbert De Cock Dirk De Cock Frans De Gucht Karel De Loor Herman De Maght-Aelbrecht Anny De Martelaer Ann De Schepper Claudine Declercq Veerle Demeulenaere Julien Denys André Devolder Jacques Feytons Freddy Gatz Sven Geysels Jos Glorieux Eloi Guns Dominique Gysbrechts Peter Helsen Koen Hermans Margriet Holemans Dirk Hostekint Patrick Janssens-Vanoppen Simonne Kenzeler André Keulen Marino Lachaert Patrick Lauwers Herman Laverge Jacques Logist Marcel Maes Jacky Malcorps Johan Moreau André Peeters Leo Platteau Stefaan Ramon Frans Ramoudt Didier Sannen Ludo Schepens Cis Stassen Jos Suykens Lucien Swennen Guy Timmermans Jacques Tobback Bruno Van Baelen Gilbert van den Abeelen Marc Van Den Heuvel Ria Van Dijck Kris Van Duppen Jan Van Eyken Christian Van Grembergen Paul Van Nieuwkerke André Van Vaerenbergh Etienne Van Wallendael Tuur Vandenbossche Dany Vandenbroeke Chris Vermeiren Francis Vermeulen Jo
-50-
-51-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 44 – 15 maart 2000
Voorzitter
Einde van de stemverrichtingen.
Vertriest Isabel Voorhamme Robert Wille Paul
Ziehier het resultaat voor wat betreft de aangelegenheden bedoeld in artikel 39 van de Grondwet :
Zich ONTHOUDEN hebben : Aers Wilfried Boutsen Mathieu De Lobel Hilde De Reuse Herman Demol Johan Dewinter Filip Dillen Marijke Geraerts Jean Huybrechts Pieter Librecht Julien Lootens-Stael Dominiek Penris Jan Strackx Felix Van Den Eynde Marleen Van Goethem Roland Van Hauthem Joris Van Nieuwenhuysen Luk Van Overmeire Karim Verougstraete Christian Verrijken Emiel Wymeersch Frans Dientengevolge neemt het parlement de motie niet aan.
MET REDENEN OMKLEDE MOTIE van de heren Stefaan Platteau, Leo Peeters, Eloi Glorieux en Etienne Van Vaerenbergh tot besluit van de op 22 februari 2000 behandelde beleidsnota De Vlaamse Rand 1999-2004 – 147 (1999-2000) – Nr. 3
Hoofdelijke stemming De voorzitter : Dames en heren, aan de orde is de hoofdelijke stemming over de met redenen omklede motie van de heren Platteau, Peeters, Glorieux en Van Vaerenbergh tot besluit van de op 22 februari 2000 behandelde beleidsnota De Vlaamse Rand 1999-2004. Begin van de stemming. Heeft iedereen gestemd ? (Ja)
113 leden hebben aan de stemming deelgenomen ; 66 leden hebben ja geantwoord ; 47 leden hebben neen geantwoord. Ziehier het resultaat voor wat betreft de aangelegenheden bedoeld in de artikelen 127 tot 129 van de Grondwet : 118 leden hebben aan de stemming deelgenomen ; 67 leden hebben ja geantwoord ; 51 leden hebben neen geantwoord. JA hebben geantwoord : Bex Jos Bogaert André-Emiel Bossuyt Gilbert Bril Louis Browaeys Jozef Ceysens Patricia Cordeel Marc Croes Lisette De Batselier Norbert De Cock Dirk De Cock Frans De Gucht Karel De Loor Herman De Maght-Aelbrecht Anny De Martelaer Ann De Schepper Claudine Declercq Veerle Demeulenaere Julien Denys André Devolder Jacques Feytons Freddy Gatz Sven Geysels Jos Glorieux Eloi Guns Dominique Gysbrechts Peter Helsen Koen Hermans Margriet Holemans Dirk Hostekint Patrick Janssens-Vanoppen Simonne Kenzeler André Keulen Marino Lachaert Patrick Lauwers Herman Laverge Jacques Logist Marcel Maes Jacky
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 44 – 15 maart 2000
Voorzitter Malcorps Johan Moreau André Peeters Leo Platteau Stefaan Ramon Frans Ramoudt Didier Sannen Ludo Schepens Cis Stassen Jos Suykens Lucien Swennen Guy Timmermans Jacques Tobback Bruno Van Baelen Gilbert van den Abeelen Marc Van Den Heuvel Ria Van Dijck Kris Van Duppen Jan Van Grembergen Paul Van Nieuwkerke André Van Vaerenbergh Etienne Van Wallendael Tuur Vandenbossche Dany Vandenbroeke Chris Vermeiren Francis Vermeulen Jo Vertriest Isabel Voorhamme Robert Wille Paul NEEN hebben geantwoord : Aers Wilfried Becq Sonja Boutsen Mathieu Caluwé Ludwig Coens Joachim De Lobel Hilde De Meyer Jos De Reuse Herman De Roo Johan De Smet Bart Decaluwe Carl Demeester-De Meyer Wivina Demol Johan Dewinter Filip Dillen Marijke Gardeyn-Debever Gisèle Geraerts Jean Grouwels Brigitte Heeren Veerle Huybrechts Pieter Kindermans Gerald Laurys Jan Librecht Julien
-52-
Lootens-Stael Dominiek Martens Luc Matthijs Erik Merckx-Van Goey Trees Penris Jan Sarens Freddy Schuermans Eddy Strackx Felix Taylor John Tyberghien-Vandenbussche Maria Van Cleuvenbergen Riet Van den Brande Luc Van Den Eynde Marleen Van der Poorten Mark Van Eyken Christian Van Goethem Roland Van Hauthem Joris Van Hecke Mieke van Kessel Ingrid Van Looy Jef Van Nieuwenhuysen Luk Van Overmeire Karim Van Rompuy Eric Vandenbossche Walter Vanleenhove Gilbert Verougstraete Christian Verrijken Emiel Wymeersch Frans Dientengevolge neemt het parlement de motie aan. Ze zal aan de Vlaamse regering worden overgezonden.
BELEIDSNOTA De Vlaamse Rand 1999-2004, ingediend door de heer Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Stedelijk Beleid, Huisvesting en Brusselse Aangelegenheden – 147 (1999-2000) – Nr. 1 Hoofdelijke stemming De voorzitter : Dames en heren, aan de orde is de hoofdelijke stemming over de beleidsnota De Vlaamse Rand 1999-2004, ingediend door de heer Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Stedelijk Beleid, Huisvesting en Brusselse Aangelegenheden. Begin van de stemming. Heeft iedereen gestemd ? (Ja)
-53-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 44 – 15 maart 2000
Voorzitter Einde van de stemverrichtingen. Ziehier het resultaat voor wat betreft de aangelegenheden bedoeld in artikel 39 van de Grondwet : 113 leden hebben aan de stemming deelgenomen ; 66 leden hebben ja geantwoord ; 47 leden hebben neen geantwoord. Ziehier het resultaat voor wat betreft de aangelegenheden bedoeld in de artikelen 127 tot 129 van de Grondwet : 118 leden hebben aan de stemming deelgenomen ; 67 leden hebben ja geantwoord ; 51 leden hebben neen geantwoord. JA hebben geantwoord : Bex Jos Bogaert André-Emiel Bossuyt Gilbert Bril Louis Browaeys Jozef Ceysens Patricia Cordeel Marc Croes Lisette De Batselier Norbert De Cock Dirk De Cock Frans De Gucht Karel De Loor Herman De Maght-Aelbrecht Anny De Martelaer Ann De Schepper Claudine Declercq Veerle Demeulenaere Julien Denys André Devolder Jacques Feytons Freddy Gatz Sven Geysels Jos Glorieux Eloi Guns Dominique Gysbrechts Peter Helsen Koen Hermans Margriet Holemans Dirk Hostekint Patrick Janssens-Vanoppen Simonne Kenzeler André Keulen Marino Lachaert Patrick Lauwers Herman Laverge Jacques
Logist Marcel Maes Jacky Malcorps Johan Moreau André Peeters Leo Platteau Stefaan Ramon Frans Ramoudt Didier Sannen Ludo Schepens Cis Stassen Jos Suykens Lucien Swennen Guy Timmermans Jacques Tobback Bruno Van Baelen Gilbert van den Abeelen Marc Van Den Heuvel Ria Van Dijck Kris Van Duppen Jan Van Grembergen Paul Van Nieuwkerke André Van Vaerenbergh Etienne Van Wallendael Tuur Vandenbossche Dany Vandenbroeke Chris Vermeiren Francis Vermeulen Jo Vertriest Isabel Voorhamme Robert Wille Paul NEEN hebben geantwoord : Aers Wilfried Becq Sonja Boutsen Mathieu Caluwé Ludwig Coens Joachim De Lobel Hilde De Meyer Jos De Reuse Herman De Roo Johan De Smet Bart Decaluwe Carl Demeester-De Meyer Wivina Demol Johan Dewinter Filip Dillen Marijke Gardeyn-Debever Gisèle Geraerts Jean Grouwels Brigitte Heeren Veerle Huybrechts Pieter Kindermans Gerald Laurys Jan Librecht Julien
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 44 – 15 maart 2000
Voorzitter
Heeft iedereen gestemd ? (Ja)
Lootens-Stael Dominiek Martens Luc Matthijs Erik Merckx-Van Goey Trees Penris Jan Sarens Freddy Schuermans Eddy Strackx Felix Taylor John Tyberghien-Vandenbussche Maria Van Cleuvenbergen Riet Van den Brande Luc Van Den Eynde Marleen Van der Poorten Mark Van Eyken Christian Van Goethem Roland Van Hauthem Joris Van Hecke Mieke van Kessel Ingrid Van Looy Jef Van Nieuwenhuysen Luk Van Overmeire Karim Van Rompuy Eric Vandenbossche Walter Vanleenhove Gilbert Verougstraete Christian Verrijken Emiel Wymeersch Frans
Einde van de stemverrichtingen.
Dientengevolge neemt het parlement de beleidsnota aan.
MET REDENEN OMKLEDE MOTIE van mevrouw Mieke Van Hecke, de heer Joachim Coens, mevrouw Riet Van Cleuvenbergen en de heer Luc Martens tot besluit van de op 22 februari 2000 behandelde beleidsnota Cultuur 1999-2004 – 149 (1999-2000) – Nr. 2
Hoofdelijke stemming De voorzitter : Dames en heren, aan de orde is de hoofdelijke stemming over de met redenen omklede motie van mevrouw Van Hecke, de heer Coens, mevrouw Van Cleuvenbergen en de heer Martens tot besluit van de op 22 februari 2000 behandelde beleidsnota Cultuur 1999-2004. Begin van de stemming.
-54-
Ziehier het resultaat : 117 leden hebben aan de stemming deelgenomen ; 29 leden hebben ja geantwoord ; 21 leden hebben zich onthouden ; 67 leden hebben neen geantwoord. JA hebben geantwoord : Becq Sonja Caluwé Ludwig Coens Joachim De Meyer Jos De Roo Johan De Smet Bart Decaluwe Carl Demeester-De Meyer Wivina Gardeyn-Debever Gisèle Grouwels Brigitte Heeren Veerle Kindermans Gerald Laurys Jan Martens Luc Matthijs Erik Merckx-Van Goey Trees Sarens Freddy Schuermans Eddy Taylor John Tyberghien-Vandenbussche Maria Van Cleuvenbergen Riet Van den Brande Luc Van der Poorten Mark Van Hecke Mieke van Kessel Ingrid Van Looy Jef Van Rompuy Eric Vandenbossche Walter Vanleenhove Gilbert NEEN hebben geantwoord : Bex Jos Bogaert André-Emiel Bossuyt Gilbert Bril Louis Browaeys Jozef Ceysens Patricia Cordeel Marc Croes Lisette De Batselier Norbert De Cock Dirk De Cock Frans De Gucht Karel
Stuk 147 (1999-2000) – Nr. 4
VLAAMS PARLEMENT
Zitting 1999-2000 15 maart 2000
BELEIDSNOTA De Vlaamse Rand 1999-2004
MET REDENEN OMKLEDE MOTIE van de heren Stefaan Platteau, Leo Peeters, Eloi Glorieux en Etienne Van Vaerenbergh
TEKST AANGENOMEN DOOR DE PLENAIRE VERGADERING
Zie : 147 (1999-2000) – Nr. 1 : Beleidsnota – Nrs. 2 en 3 : Met redenen omklede moties
362
Stuk 147 (1999-2000) – Nr. 4
2
Het Vlaams Parlement, – gehoord de bespreking van de beleidsnota De Vlaamse Rand 1999-2004 ; – gehoord het antwoord van minister Bert Anciaux ; – gelet op de intenties van de Vlaamse regering zoals geformuleerd in het Vlaamse regeerakkoord ; – vraagt de Vlaamse regering bij de uitvoering van het beleid inzake 'de Vlaamse Rand', zoals geformuleerd in het Vlaamse regeerakkoord, de regeringsverklaring van de Vlaamse regering en de beleidsnota De Vlaamse Rand 1999-2004 : a) de Vlaamse Rand te bekijken als onderdeel van Vlaams-Brabant en helemaal niet als een verlengstuk van Brussel, maar wel rekening te houden met de onderlinge beïnvloeding en de effecten op elkaar ; b) ten aanzien van de Vlaamse Rand een gecoördineerd en inclusief beleid te voeren om een eenduidige toepassing van de regelgeving en besluitvorming te garanderen en daarvoor de nodige middelen uit te trekken op financieel, materieel en personeelsvlak, teneinde een inclusief en gecoördineerd beleid te kunnen voeren, prioritair inzake mobiliteit ; c) het actieplan van de Vlaamse regering voor de Vlaamse Rand rond Brussel van 26 juni 1996 te evalueren en in samenspraak met het Vlaams Parlement te komen tot een geactualiseerde versie ; d) in de Costa-onderhandelingen het volgende te verdedigen : 1° de splitsing van het gerechtelijk arrondissement Brussel ; 2° de splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde ; 3° de overdracht van de gemeente- en provinciewet ;
e) de rol en de inbreng van de provincie Vlaams-Brabant verder te versterken ; f) de grondspeculatie absoluut en krachtdadig te bestrijden.