vergadering zittingsjaar
C132 – BRU4 2012-2013
Handelingen
Commissievergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand van 27 februari 2013
2
Commissievergadering nr. C132 – BRU4 (2012-2013) – 27 februari 2013 INHOUD
Vraag om uitleg van de heer Eric Van Rompuy tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over de Brusselse Hoofdstedelijke Gemeenschap en de zeggingsmacht van de gemeenten in Vlaams-Brabant - 784 (2012-2013)
3
■
Vlaams Parlement – 1011 Brussel – 02/552.11.11 – www.vlaamsparlement.be
Commissievergadering nr. C132 – BRU4 (2012-2013) – 27 februari 2013
3
Voorzitter: de heer Piet De Bruyn Vraag om uitleg van de heer Eric Van Rompuy tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over de Brusselse Hoofdstedelijke Gemeenschap en de zeggingsmacht van de gemeenten in VlaamsBrabant - 784 (2012-2013) De voorzitter: De heer Van Rompuy heeft het woord. De heer Eric Van Rompuy: Voorzitter, mijn vraag gaat over de discussie die op dit ogenblik wordt gevoerd in gemeenten in Vlaams-Brabant. Op de gemeenteraden dienen de N-VAfracties overal moties in die zijn gebaseerd op een beroep dat de gemeente Overijse doet bij het Grondwettelijk Hof tegen de Brusselse Hoofdstedelijke Gemeenschap. Als CD&V’er en mandataris van de Rand moet ik elke dag lezen dat ‘Groot-Brussel’ voor de deur staat. Het wordt zelfs zo genoemd: ‘Groot-Brussel’. In al die moties in al die gemeenteraden wordt gezegd dat de Brusselse Hoofdstedelijke Gemeenschap een slinkse manier is om Brussel uit te breiden en de Vlaamse Rand te verfransen. Die metropolitane gemeenschap zou een groot gevaar zijn voor de verfransing van de Vlaamse gemeenten in de Rand van Brussel. Dit is een echte intoxicatiecampagne, gevoerd om de akkoorden over Brussel-Halle-Vilvoorde (BHV) verdacht te maken en om te zeggen dat de Vlaamse Rand nu definitief verkocht is aan Brussel, enzovoort. Wat is nu het standpunt van de Vlaamse Regering daarover? Men zwijgt. In de beleidsbrief heeft men zelfs geen woord over BHV gezegd. We hebben dertig jaar gevochten voor de splitsing van BHV en in de beleidsbrief 2013 die in het Vlaams Parlement komt, staat er geen woord over BHV! Hetzelfde met die Brusselse Hoofdstedelijke Gemeenschap. Ik heb de teksten erover nog eens aandachtig gelezen. De Brusselse Hoofdstedelijke Gemeenschap komt er met het oog op overleg over aangelegenheden die meerdere gewesten aanbelangen, onder meer mobiliteit, verkeersveiligheid en wegenwerken. “De gewesten moeten een samenwerkingsakkoord afsluiten om de nadere regels en het voorwerp van dit overleg vast te leggen.” De Brusselse Hoofdstedelijke Gemeenschap gaat dus over gewestmateries en over zaken waar ook lokale besturen mee te maken krijgen. Ik kan het weten, want ik ben van Zaventem. Wij hebben er alle belang bij om overleg te hebben over de ring rond Brussel, mijnheer Sanctorum, maar ook over de geluidsnormen voor de luchthaven van Zaventem. Er is Actiris, een akkoord tussen de VDAB en Brussel over arbeidsaanbod, enzovoort. De Brusselse Hoofdstedelijke Gemeenschap is een samenwerkingsakkoord waaraan ook de gemeenten kunnen deelnemen. Van rechtswege maken ze deel uit van het metropolitane platform. Maar zij kunnen niet worden verplicht om aanwezig te zijn op dat overleg, laat staan dat ze daarvoor kunnen worden gesanctioneerd. Allerhande instellingen, bijvoorbeeld Voka en de Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO), zijn er een grote voorstander van omdat het economische hinterland van BHV belangrijk is. Als het dan louter gaat om samenwerkingsakkoorden op het vlak van mobiliteit, verkeer, enzovoort, dan is dat een goede zaak. Wat is de bedoeling van de acties van de N-VA en waarom zwijgt de Vlaamse Regering? Is de Vlaamse Regering van plan om samenwerkingsakkoorden te sluiten? Ik zeg niet dat dit vandaag of morgen moet gebeuren, maar dit is toch door de grondwetgever vastgelegd en doet op geen enkele manier afbreuk aan het Vlaams karakter van de gemeenten rond Brussel. We staan in een discussie machteloos ten aanzien van titels zoals ik die elke dag in de regionale pers en op Ring TV moet zien: ‘Groot-Brussel staat voor de deur’; ‘De Brusselse Hoofdstedelijke Gemeenschap palmt de Vlaamse gemeenten in’. Dat staat ook haaks op de politiek van de Vlaamse Regering. Hoe wilt u dat wij mensen in de Vlaamse Rand aansporen om de inburgeringscursus en de taalcursus te volgen, en hun allerhande dingen opleggen, ook
4
Commissievergadering nr. C132 – BRU4 (2012-2013) – 27 februari 2013
met het oog op een sociaal-culturele band enzovoort, terwijl we in de pers moeten lezen dat Vlaanderen die randgemeenten aan het verkopen is in Brussel? Wat voor een indruk maakt dat? Een Franstalige journalist vroeg mij of Zaventem bij Brussel gaat komen. Hij had dat gelezen in de krant. Hij had natuurlijk alleen maar de titel gelezen. Iemand van de N-VA, om zijn naam niet te noemen, maakt daar nu zijn levenswerk van om aan te tonen dat de BHVakkoorden en de Brusselse Hoofdstedelijke Gemeenschap het bewijs zijn dat de Vlaamse Rand is verkocht aan Brussel. Ik stel de vraag dus ook aan de minister van Binnenlands Bestuur, verantwoordelijk voor de Vlaamse Rand. Laat u de desinformatie voortduren? Is de Vlaamse Regering van oordeel dat er bevoegdheden worden afgenomen van Vlaamse gemeenten in de Rand van Brussel, en dat we in de toekomst naar een verfransing van de Rand gaan vanwege de Brusselse Hoofdstedelijke Gemeenschap? Minister, u kunt er zich gemakkelijk vanaf maken door te zeggen dat het om uw partijgenoot gaat, dat de regering er niets mee te maken heeft, maar wij vragen dat de Vlaamse Regering zich expliciet achter de Brusselse Hoofdstedelijke Gemeenschap schaart en ook juridisch zegt dat die Vlaamse gemeenten op geen enkele manier in hun autonomie en hun zeggingsmacht worden getroffen, en dat die nieuwe structuur geen enkele beslissing kan opleggen aan overige overheden, noch aan het Vlaamse Gewest, noch aan de gemeenten. Ik doe dit met een zekere passie, omdat ik vaststel dat door de desinformatie van de laatste maanden het werk, waar we generaties lang voor hebben gevochten – het Vlaamse karakter van de Rand, het feit dat er door de BHV-akkoorden in de Vlaamse gemeenten zoals Zaventem, Dilbeek, Sint-Pieters-Leeuw enzovoort op geen enkele manier afbreuk is gedaan aan het Vlaamse karakter – wordt tenietgedaan. Nu moeten we in al die gemeenteraden moties bediscussiëren waarin staat dat Brussel voor de deur staat, dat Groot-Brussel wordt gerealiseerd. Politiek gezien is dat totaal oneerlijk. De Vlaamse Regering moet ingaan tegen deze desinformatie in de gemeenten van Vlaams-Brabant. Het Vlaams Parlement moet heel duidelijk zeggen wat de Brusselse Hoofdstedelijke Gemeenschap eigenlijk betekent en de impact die ze al dan niet heeft op de autonomie van de gemeenten. De voorzitter: Mevrouw De Knop heeft het woord. Mevrouw Irina De Knop: Straks komt er een voorstel van resolutie aan bod die hetzelfde onderwerp behelst. Ik weet niet of het praktisch mogelijk is om die zaken samen te behandelen, want ik denk dat het debat hetzelfde zal zijn. De voorzitter: Wat dat betreft, is er een procedureel onderscheid tussen een ingediende vraag om uitleg, die ontvankelijk werd verklaard en aan bod komt, en een voorstel van resolutie, dat nadien wordt behandeld en waarvoor de aanwezigheid van de minister niet vereist is – voor de vraag om uitleg is dat uiteraard wel het geval. Ik begrijp dat een deel van uw argumentarium later terugkomt. Als u wilt aansluiten bij de vraag om uitleg, kan dat, maar deze zaken moeten we apart behandelen. De heer Hermes Sanctorum: Officieel zijn het natuurlijk afzonderlijke procedures, maar het is één debat. Geregeld worden zulke zaken gebundeld in een commissie. Gisteren is dat in de commissie Leefmilieu ook gebeurd met de kustpoldergraslanden. Ik pleit er ook voor om het in één debat te gieten. De voorzitter: Ik kan er alleen maar op wijzen dat de minister altijd welkom is om een discussie over een voorstel van resolutie bij te wonen. De minister heeft op voorhand te kennen gegeven dat hij om halfelf moet vertrekken. (Opmerkingen van mevrouw Irina De Knop) Mevrouw De Knop, mag ik even? Ik was nog aan het woord. Ik geef graag het woord aan alle collega’s als ze er netjes om vragen en hun beurt kunnen afwachten. Ik stel voor dat we de vraag om uitleg van de heer Van Rompuy nu behandelen en ook afwerken. Alle collega’s van
Commissievergadering nr. C132 – BRU4 (2012-2013) – 27 februari 2013
5
de fracties die daar willen bij aansluiten, hebben het volste recht dat te doen. Nadien kunnen we de minister het woord geven en is er ook een wederwoord van de collega’s, en kunnen we het incident sluiten. Daarna kunnen we de bespreking van het voorstel van resolutie aanvatten. Mevrouw De Knop heeft het woord. Mevrouw Irina De Knop: Ik kan me grotendeels voegen bij het pleidooi van de heer Van Rompuy. Daarom hebben we vorige week in de plenaire vergadering bij hoogdringendheid een voorstel van resolutie ingediend. Vandaag is dit geagendeerd in de commissie. Heel wat gemeenteraden worden inderdaad gevat door moties van de N-VA, dezelfde partij als die van de minister die in deze commissie verantwoordelijk is. Uiteraard is het moeilijk voor lokale overheden om een standpunt in te nemen ten aanzien van de Brusselse Hoofdstedelijke Gemeenschap, minister, omdat de bijzondere wet van 19 juli 2012 erin voorziet dat gemeenten van rechtswege deel uitmaken van dat op te richten overlegorgaan, maar ook dat het de gewesten zijn die tot een samenwerkingsovereenkomst moeten komen. Tot vandaag is die samenwerkingsovereenkomst geen feit en het is dan ook erg logisch dat we daarover van de Vlaamse Regering duidelijkheid willen, zodat gemeenten op basis van die input hun standpunt kunnen vervolledigen. Ik herhaal dat die bijzondere wet erin voorziet dat de gewesten een samenwerkingsovereenkomst sluiten om precies de regels en het voorwerp van dit overleg vast te leggen. Minister, het lijkt me heel logisch dat uw partij vanuit de Vlaamse Regering zelf op een heel autonome wijze de grenzen kan bepalen waarbinnen dit vehikel moet functioneren en er dus voor kan zorgen dat die samenwerkingsovereenkomst alle rechten en bezorgdheden van de lokale overheden, maar ook van de gewesten zelf kan vrijwaren. Daarvoor is het natuurlijk wel noodzakelijk dat alle meerderheidspartijen in de Vlaamse Regering zelf die verantwoordelijkheid opnemen en daarmee bewijzen dat ze aan de slag willen of kunnen gaan. Als de Vlaamse Regering vindt dat ze de concretisering of uitwerking van de bijzondere wet op basis van wat voorligt niet door middel van een samenwerkingsakkoord kan voortzetten, kan ze daar best zo snel mogelijk duidelijkheid over verschaffen. Nu bevinden we ons in een grijze zone. De hete aardappel wordt doorgeschoven naar de gemeentebesturen, die ter zake in feite geen beslissingsmacht hebben. Ik heb de bijzondere wet nog eens grondig doorgenomen. Ik wil benadrukken dat er zonder samenwerkingsovereenkomst geen sprake is van een Brusselse Hoofdstedelijke Gemeenschap. Er staat letterlijk het volgende: “Bij wijze van overgangsmaatregel heeft het in derde lid bedoelde overleg plaats buiten de hoofdstedelijke gemeenschap, in afwachting van het sluiten van de bedoelde samenwerkingsovereenkomst.” Voorlopig lijkt me er dan ook weinig aan de hand te zijn. Het is duidelijk dat de gewesten de sleutel zelf in handen hebben. Ik kan enkel stellen dat een formeel samenwerkingsverband nodig is om aan de mobiliteit, de verkeersveiligheid of de openbare werken te werken. Uit het dossier van de ring blijkt dat de talrijke overlegstructuren en administratieve discussies tot weinig leiden. Er is weinig finaliteit. Ik hoop dat een samenwerkingsovereenkomst een toegevoegde waarde zou kunnen hebben. Alle mogelijke bevoegdheden moeten uiteraard worden gevrijwaard. De Vlaamse overheid moet echter voor de nodige duidelijkheid zorgen. Dit punt vormt ook het voorwerp van mijn voorstel van resolutie. Ik zal de argumentatie straks nog eens herhalen. Ik hoop dat de minister ons een duidelijk antwoord kan geven. De voorzitter: Mevrouw De Vits heeft het woord.
6
Commissievergadering nr. C132 – BRU4 (2012-2013) – 27 februari 2013
Mevrouw Mia De Vits: Voorzitter, ik wil me bij de vraag om uitleg van de heer Van Rompuy aansluiten. Volgens mij tracht men in de Vlaamse Rand opnieuw een communautaire splijtzwam te creëren. Er wordt aan desinformatie gedaan. Minister, ik verwijs even naar uw eigen beleidsnota Vlaamse Rand 2009-2014. Blijft u achter die beleidsnota staan? In die beleidsnota staat duidelijk dat de samenwerking tussen Vlaanderen en Brussel op het vlak van de ruimtelijke ordening moet worden versterkt. Dit overstijgt immers de gewestgrenzen. Er staat dat de sociaal-economische belangengemeenschap Brussel-Vlaanderen structureel moet worden versterkt en uitgebouwd. Dat kan gebeuren binnen het kader van een breed samenwerkingsplatform tussen Vlaanderen en Brussel. Verder staat er dat de samenwerking tussen Vlaanderen en Brussel op het vlak van de mobiliteit moet worden versterkt. Dit is immers een beleidsthema dat over de gewestgrenzen heen een impact heeft. Volgens mij gaat de campagne van uw partij in de Vlaamse Rand in tegen uw beleidsnota. Ik vraag u dan ook of u achter de aangehaalde passages uit de beleidsnota blijft staan. Is de Vlaamse Regering voorstander van een samenwerkingsakkoord? Uiteraard gaat het niet om eender welke samenwerkingsovereenkomst. Er is geen sprake van het blind ondertekenen van een samenwerkingsovereenkomst. We moeten dit eerst inhoudelijk bespreken. Is de Vlaamse Regering hier echter principieel toe bereid? Zult u contact opnemen met de gemeentebesturen die niet aan deze gemeenschap wensen deel te nemen? Welke boodschap zult u die gemeentebesturen geven? De voorzitter: De heer Sanctorum heeft het woord. De heer Hermes Sanctorum: Voorzitter, gisteren hebben we in de commissie Leefmilieu een debat over de kustpoldergraslanden gevoerd. De heer Vandaele, een partijgenoot van de minister, was toen ongemeen hard voor minister Schauvliege, lid van CD&V. Volgens minister Schauvliege was het allemaal de schuld van de N-VA. De heer Vandaele had echter gelijk: de kustpoldergraslanden worden definitief beschadigd. De CD&V-minister doet hier absoluut niets aan. (Opmerkingen van de heer Eric Van Rompuy) Deze discussie vormt eigenlijk een omgekeerde situatie. De heer Van Rompuy, lid van CD&V, is ongemeen scherp voor de N-VA. Ditmaal heeft hij echter gelijk. Ik ben dan ook ongelooflijk benieuwd naar het antwoord van de minister. Ik vraag me af hoe hij hier op een geloofwaardige manier wil uitkomen. Een hele tijd terug, net na de goedkeuring van het Vlinderakkoord, heeft zijn partijvoorzitter, de heer De Wever, tijdens een plenaire vergadering van het Vlaams Parlement plechtig beloofd dat zijn partij de staatshervorming loyaal zou uitvoeren. De Brusselse Hoofdstedelijke Gemeenschap vormt het eerste gedeelte van de staatshervorming dat moet worden uitgevoerd. Aangezien een samenwerkingsovereenkomst met het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en met het Waalse Gewest moet worden afgesloten, hebben de Vlaamse Regering en de minister de sleutel in handen. Lokaal dient de N-VA echter overal moties tegen die Brusselse Hoofdstedelijke Gemeenschap in. De N-VA doet aan desinformatie. Nu Brussel-Halle-Vilvoorde is gesplitst, wil de N-VA de strijdbijl niet begraven. Ik heb de indruk dat de N-VA de strijdbijl zelfs wil opgraven en het communautair conflict wil bestendigen. Ik vind dit onbegrijpelijk. In elk geval lijken deze stellingen me onverzoenbaar. Aan de ene kant voert de N-VA actie tegen de staatshervorming. Aan de andere kant belooft de N-VA de staatshervorming loyaal te zullen uitvoeren. Minister, ik ben ongelooflijk benieuwd naar uw antwoord. Ik ben ervan overtuigd dat uw kabinet naarstig een manier heeft gezocht om hier geloofwaardig uit te komen. Ik ben zeer benieuwd.
Commissievergadering nr. C132 – BRU4 (2012-2013) – 27 februari 2013
7
De voorzitter: De heer Van Hauthem heeft het woord. De heer Joris Van Hauthem: Voorzitter, de Brusselse Hoofdstedelijke Gemeenschap heeft, wat anderen er ook over mogen zeggen, wel degelijk een politieke betekenis. Er is een verschil met overleg over de gewestgrenzen heen. Daar is op zich geen enkel probleem mee. De vraag is echter waarom dit in de structuur moet worden gegoten die in de bijzondere wet is opgenomen. Laten we wel wezen: de Brusselse Hoofdstedelijke Gemeenschap is een surrogaat voor het uitblijven van een institutionele uitbreiding van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Daar komt het op neer. De Franstaligen hadden het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest graag uitgebreid gezien. Dat is niet gelukt. Deze constructie is een surrogaat. Deze beslissing heeft dan ook een politieke betekenis. De heer Van Der Taelen heeft daarstraks al verklaard dat politieke symbolen hun belang hebben. Dat is juist. We zien dat dit punt aan beide kanten van de taalgrens op een heel andere manier wordt uitgelegd. Dat is ook een realiteit. Aan Vlaamse kant luidt het dat dit een overlegorgaan en geen beslissingsorgaan is, maar aan Franstalige kant luidt het dat dit een vorm van een uitbreiding van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest is. De Franstaligen zeggen dit zelf. Dit is geen gazettenpraat. De overlegstructuur die we op poten zouden moeten zetten, is eigenlijk nergens voor nodig. Het huidige overleg op verschillende domeinen, zoals mobiliteit of tewerkstelling, verloopt stroef. Deze structuur zal hier echter niets aan veranderen. Bovendien zie ik niet in waarom gemeenten van de provincie Vlaams-Brabant van rechtswege lid van de Brusselse Hoofdstedelijke Gemeenschap moeten worden. Dat is onzin. Wat heeft de gemeente Landen met eventueel noodzakelijk overleg over de Brusselse ring te maken? Ik vind dat onzinnig. We moeten dit reduceren tot wat het is. De bijzondere wet en de Brusselse Hoofdstedelijke Gemeenschap hebben een politieke betekenis. Bovendien staat in de bijzondere wet vermeld dat het overleg, indien er geen Brusselse Hoofdstedelijke Gemeenschap zou komen, daarbuiten zal plaatsvinden. Dat is nogal wiedes. We kunnen ook zeggen dat de zon ’s morgens opkomt. Het betreft hier een bijkomende politieke structuur waarvan de Franstaligen hopen dat ze in een beslissingsorgaan zal uitmonden. Op die manier kunnen ze verklaren dat dit een vorm van uitbreiding van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest is. Wij zijn daartegen gekant. Ik sluit me wel aan bij de vraag om duidelijkheid aan de Vlaamse Regering. Die vraag is terecht. Minister, de sleutel ligt inderdaad bij u. Als u niet wilt dat er een Brusselse Hoofdstedelijke Gemeenschap komt, dan staan we wat dat betreft op dezelfde lijn, maar dan is de oplossing zeer eenvoudig: dan sluit de Vlaamse Regering daarover geen samenwerkingsakkoord met het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en het Waalse Gewest. En dan is de kous af. Want als er geen samenwerkingsakkoord is, dan is er geen Brusselse Hoofdstedelijke Gemeenschap. Maar daar hebben we te maken met een bepaalde vorm van hypocrisie en onduidelijkheid. Men legt nu in alle gemeenteraden die moties voor. Wij gaan die steunen. Wij zijn trouwens zelf naar het Grondwettelijk Hof gestapt, niet alleen met de andere aspecten van het BHVakkoord, maar ook om de bijzondere wet in verband met die Brusselse Hoofdstedelijke Gemeenschap aan te vechten. Als men die gemeenten oproept om zich daartegen te verzetten, heb ik daar op zich geen probleem mee, integendeel, maar men moet wel een beetje consequent zijn. Vorig jaar hebben wij in de gemeenteraad van Beersel zowaar die motie ingediend en, minister, uw partij – en u weet wie in Beersel woont – heeft dat toen weggestemd. Een jaar later kan het blijkbaar wel. En uw partij heeft vorig jaar ook een
8
Commissievergadering nr. C132 – BRU4 (2012-2013) – 27 februari 2013
belangenconflict in dit parlement ten aanzien van de Brusselse Hoofdstedelijke Gemeenschap weggestemd. De vraag om duidelijkheid is er wel degelijk. Men kan niet in gemeenteraden terechte moties indienen om dan in de Vlaamse Regering te doen alsof er geen vuiltje aan de lucht is. De Vlaamse Regering moet nu maar eens kleur bekennen. Gaat de Vlaamse Regering dat samenwerkingsakkoord tekenen, ja of neen? Dat is vandaag de cruciale vraag. Ik hoop dat u antwoordt: “Neen, wij gaan dat niet tekenen.” Dan is heel dat gedoe over die Brusselse Hoofdstedelijke Gemeenschap meteen van de baan. Het staat ook in ons amendement op de resolutie, voorzitter, dat er duidelijkheid moet komen. In onze resolutie roepen wij de Vlaamse Regering op om dat samenwerkingsakkoord niet te ondertekenen. Minister, daarom kijk ik uit naar uw antwoord. De voorzitter: De heer Diependaele heeft het woord. De heer Matthias Diependaele: Voorzitter, ik wil met betrekking tot de vraag om uitleg van de heer Van Rompuy het standpunt van mijn fractie en partij duidelijk maken. Wij zijn absoluut voor samenwerking, geen enkel probleem. De heer Van Rompuy noemde al een aantal zaken. Vorige week hebben wij nog het decreet goedgekeurd voor de samenwerking met VDAB-Actiris. Daar zijn wij volledig voor. Minister Muyters heeft daarover onderhandeld. Maar door die opsomming te geven, mijnheer Van Rompuy, hebt u meteen de meerwaarde van de Brusselse Hoofdstedelijke Gemeenschap in twijfel getrokken. Er is op dit moment op geen enkele manier een gebrek aan instrumenten om samen te werken. Die instrumenten zijn er. Er zijn samenwerkingsakkoorden mogelijk. Wij kunnen voor elk thema samenzitten met het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en met de andere gemeenschappen en deelstaten in dit land. Er is geen enkel probleem. Dat ondermijnt de meerwaarde van die Brusselse Hoofdstedelijke Gemeenschap. Mijnheer Van Rompuy, u hebt het over de indruk die wordt gewekt en over de foute informatie die door deze motie wordt verspreid. Maar ik zou u aanraden om eerst eens op zoek te gaan naar de foute informatie in de Franstalige pers. Zij leggen wel de vinger op de wonde. (Opmerkingen van de heer Eric Van Rompuy) U bent ook niet verantwoordelijk voor wat ik zeg of voor wat mijn partij zegt. Picqué heeft het over een instrument voor de uitbreiding van Brussel, Milquet heeft het over de ‘désenclavement’. Op de website van de Mouvement Réformateur (MR) staat, naar aanleiding van het goedkeuren van die akkoorden: “Bruxelles est élargie”. (Opmerkingen van de heren Eric Van Rompuy, Hermes Sanctorum en Joris Van Hauthem en van mevrouw Irina De Knop) Als u het hebt over het wekken van een indruk en het verspreiden van foute informatie, dan stel ik voor dat u eerst daar commentaar op geeft. (Opmerkingen van de heren Eric Van Rompuy, Hermes Sanctorum en Joris Van Hauthem en van mevrouw Irina De Knop) Collega’s, kunnen we op zijn minst een elementaire beleefdheid aan de dag leggen? De voorzitter: Collega’s, laat ons luisteren naar elkaar. Mijnheer Diependaele, ga verder. De heer Matthias Diependaele: Dit toont het ironische van dit hele debat. Enerzijds kunnen we duidelijk aantonen dat er geen meerwaarde is, maar er is wel een duidelijk risico op foute interpretatie bij de Franstaligen. Zij willen aanspraak maken op die Brusselse gemeenten. Nu wat betreft onze actie in die gemeenten. Wij doen inderdaad een beroep op de autonomie van die gemeenten om zelf te beslissen of ze er al dan niet aan meedoen. Want het gaat om een gedwongen samenwerking. Hoe denkt u nu in godsnaam dat er een goede samenwerking kan worden uitgebouwd tussen de verschillende entiteiten in dit land door hen op die manier te dwingen? Dat lukt niet, dat werkt averechts. (Opmerkingen van de heer Eric Van Rompuy)
Commissievergadering nr. C132 – BRU4 (2012-2013) – 27 februari 2013
9
Inderdaad, en net daarom worden die moties ingediend. (Opmerkingen van de heer Eric Van Rompuy) Die zijn er om daarop in te werken. De heer Eric Van Rompuy: Dat is verkeerd. Ze kunnen niet verplicht worden. De voorzitter: Mijnheer Van Rompuy, laat de heer Diependaele zijn redenering afmaken. De heer Eric Van Rompuy: Ik ben het beu voortdurend leugens te moeten aanhoren. De voorzitter: U krijgt nadien het woord. Nu heeft de heer Diependaele het woord. De heer Matthias Diependaele: CD&V en Open Vld gaan ook naar het Grondwettelijk Hof. Dat is nog een stuk erger dan de motie die wij vragen. Ik vind het dus hypocriet dat CD&V en Open Vld hier zwaar uithalen naar de N-VA, terwijl ze zelf meestappen naar het Grondwettelijk Hof. De heer Eric Van Rompuy: Wie stapt mee? De heer Matthias Diependaele: Overijse, onder andere. De heer Eric Van Rompuy: Overijse 2000 levert toch een N-VA-burgemeester? De heer Brankaer, die zich voor de verkiezingen heeft uitgesproken tegen BHV? (Rumoer) De voorzitter: Collega’s, alstublieft. Mijnheer Diependaele, ga verder en laat u niet afleiden. De heer Matthias Diependaele: Voka zegt inderdaad de Brusselse Hoofdstedelijke Gemeenschap een kans te willen geven als interregionaal samenwerkingsplatform tussen de gewesten, maar niet als een intercommunaal verband. Zo staat het in het persbericht, dat ik er nog eens op heb nagelezen. (Opmerkingen van de heer Eric Van Rompuy) Mijnheer Van Rompuy, ik wil nuanceren wat u daarnet over Voka zei. De voorzitter: De heer Delva heeft het woord. De heer Paul Delva: Ik sluit mij aan bij de vraagsteller. Het is heel gemakkelijk om desinformatie te verspreiden wanneer het gaat over de Hoofdstedelijke Gemeenschap. Het gaat over een gewestelijk overlegorgaan. De twee woorden zijn belangrijk. Het is gewestelijk en heeft dus expliciet niets te maken met gemeenschapsbevoegdheden. Ik kan dat niet genoeg benadrukken. En het is een overlegorgaan en dus helemaal niet een beslissingsorgaan. Mijnheer Diependaele, iedereen is voor samenwerking. De vraag is hoe we die samenwerking kunnen organiseren. De heer Van Rompuy gaf enkele voorbeelden van samenwerking op het vlak van de gewestmateries. Het spreekt voor zich dat geen kat daar tegen kan zijn. De economische wereld heeft dat ook begrepen. Organisaties als Voka, UNIZO, enzovoort, steunen heel duidelijk de Brusselse Hoofdstedelijke Gemeenschap. Van een aantal partijen hoor ik dat ze denken dat men daar aan de twee kanten van de taalgrens heel anders tegenover staat. Dat is zeer merkwaardig. Aan Franstalige kant zeggen een aantal partijen dat de Brusselse Hoofdstedelijke Gemeenschap gelijkstaat met ‘GrootBrussel’. En aan Vlaamse kant zijn er ook enkele partijen die dat zeggen. Ze zeggen juist hetzelfde en ze zeggen dat omdat het hun perfect uitkomt. Zowel aan Franstalige als aan Vlaamse kant zijn er ook partijen die zeggen dat de Brusselse Hoofdstedelijke Gemeenschap niet gelijkstaat met ‘Groot-Brussel’ en dat het een gewestelijk overlegorgaan is. Laten we dat alsjeblieft alle kansen geven. Een standpunt innemen op basis van wat een aantal Franstaligen in de pers zeggen over een op zich interessant initiatief, dat gaat mij echt een brug te ver. Ik hoop dat wij nog altijd zelfstandig een mening kunnen formuleren. De teksten zijn er en ze spreken voor zich. Die teksten gaan helemaal niet in de richting van een ‘Groot-Brussel’, wat dat dan ook zou mogen betekenen. Ik wil heel graag een Brusselse Hoofdstedelijke Gemeenschap als gewestelijk overlegorgaan.
10
Commissievergadering nr. C132 – BRU4 (2012-2013) – 27 februari 2013
De voorzitter: Minister Bourgeois heeft het woord. Minister Geert Bourgeois: Voorzitter, ik zal gelukkig veel korter kunnen zijn dan alle collega’s samen. De heer Van Rompuy heeft zijn vraag ingediend op 31 januari 2013 nadat de heer Sanctorum, met tussenkomst van diverse collega’s, daarover een vraag had gesteld in de plenaire vergadering van 30 januari 2013. Ik kan dus verwijzen – en ik doe dat ook – naar het antwoord van minister-president Peeters omdat sindsdien de toestand niet is veranderd. Ik citeer minister-president Peeters letterlijk: “Daar is in de schoot van de Vlaamse Regering nog met geen woord over gesproken.” De regering wordt aangesproken over de standpunten, de beslissingen die zij genomen heeft, niet over mogelijke toekomstige besprekingen. Daarover is op dit ogenblik niet gesproken. Ik ben ook niet van plan om op te treden tegen opinies die geuit worden door eender wie. Mijnheer Van Rompuy, geen enkele minister doet dat. (Rumoer) De heer Eric Van Rompuy: Minister, dit is de hypocrisie waarin we op dit ogenblik zitten. Die zesde staatshervorming wordt door De Wever ook peanuts genoemd. Ze zal Vlaanderen verarmen. Maar publiekelijk zegt u dat u ze loyaal zult uitvoeren. Met betrekking tot de Brusselse Hoofdstedelijke Gemeenschap hebt u zelfs de moed niet om de intellectuele en politieke discussie aan te gaan over argumenten die stellen dat dit de uitbreiding van Brussel is. Als minister van de Vlaamse Rand bent u verantwoordelijk voor de politieke setting in de Rand van Brussel. Op dit ogenblik wordt de sfeer gecreëerd alsof Vlaamse gemeenten in hun autonomie worden aangetast en bij Brussel zullen worden gevoegd, en de verfransingsmachine volgens de ondervoorzitter van uw partij daardoor zal worden versterkt. Als minister van Binnenlands Bestuur, verantwoordelijk voor de Vlaamse Rand, hebt u hier niet de moed om dat te ontkennen en te zeggen dat u loyaal bent aan de bestaande wet, die duidelijk is: er is geen aantasting van de autonomie van de lokale besturen, het is een samenwerkingsakkoord tussen gewesten, het heeft niets te maken met gemeenschapsthema’s, het gaat alleen over gewestmateries, waarvoor de gewesten bevoegd zijn. Men laat die leugens bestaan. Dat is de tactiek van de N-VA: ‘Mentez, mentez, il en restera toujours quelque chose.’ Uiteindelijk verstaan de mensen dat niet, natuurlijk. Als we het hebben over de Brusselse Hoofdstedelijke Gemeenschap, dan zal dat wel groot-Brussel zijn. In al die lokale kranten, in al de blaadjes van de N-VA staat dat CD&V en de traditionele partijen de Rand verkocht hebben aan Brussel. Dat kunt u niet ontkennen, daar kunt u niet tegenop. Als onze minister van de Vlaamse Rand, van Binnenlands Bestuur zich er op een schandalige manier van afmaakt door daar zelfs geen debat over te willen voeren, dan vind ik dat arrogant. De morele Vlaamse superioriteit van de N-VA komt hier weer naar boven. CD&V zal daar de consequenties uit trekken. Straks zullen we naar aanleiding van het voorstel van resolutie duidelijk zeggen hoe we dat zullen aanpakken. We zijn dat beu, die dubbelzinnigheid van de N-VA in de Vlaamse Rand, ook ten aanzien van BHV, ook ten aanzien van de Brusselse Hoofdstedelijke Gemeenschap. U lacht, minister Bourgeois. Omdat u 40 procent hebt in de peilingen, denkt u dat u in de Vlaamse Rand aan mensen en gemeentebesturen, die jarenlang hebben gevochten voor het Vlaams karakter, met moties moet komen zeggen dat groot-Brussel voor de deur staat. Ik voel me daar persoonlijk bij betrokken en door geraakt, in die zin dat dit onaanvaardbaar is. Die dubbelzinnigheid moet ophouden en we zullen daar ook een eind aan maken. Minister Geert Bourgeois: Hou die debatten in uw gemeenteraden. De heer Eric Van Rompuy: U staat erboven, niet? Minister Geert Bourgeois: U bent lid van een gemeenteraad, als ik me niet vergis. Hou daar uw debatten.
Commissievergadering nr. C132 – BRU4 (2012-2013) – 27 februari 2013
11
De heer Eric Van Rompuy: Neen, ik ben lid van het Vlaams Parlement. Ik vind dat de minister van Binnenlands Bestuur er ten aanzien van zo’n problematiek moet op toezien dat de wet wordt gerespecteerd. Minister Geert Bourgeois: De minister van Binnenlands Bestuur is nog nooit opgetreden ten aanzien van moties in gemeenteraden, ook niet van de francofonie, ook niet van de faciliteiten. Dat zou u moeten weten. Die hebben geen rechtskracht en de minister van Binnenlands Bestuur is daar niet door geadieerd. De voorzitter: Mevrouw De Knop heeft het woord. Mevrouw Irina De Knop: Dit is ongezien, minister. U verschuilt zich achter de ministerpresident door zijn antwoorden te citeren. Ik ga ervan uit dat u een politieke mening hebt die verder gaat dan de woorden van de minister-president. Het is natuurlijk erg veilig wat u doet. Enerzijds verschuilt u zich achter zijn woorden, anderzijds gijzelt u de minister-president in de Vlaamse Regering, want door uw veelzeggend niets-zeggen zorgt u ervoor dat de Vlaamse Regering geen stappen vooruit kan zetten om die samenwerkingsovereenkomst verder vorm te geven. Wees dan ook zo moedig om dat gewoon toe te geven, om te zeggen dat u dat blokkeert in de Vlaamse Regering en dat u weigert om die samenwerkingsovereenkomst uit te voeren. Ik kan er de juiste woorden niet voor vinden. Ik vind het enorm schrijnend dat u de gemeentebesturen in het ongewisse laat over het standpunt van de N-VA in de Vlaamse Regering, maar dat u anderzijds die N-VA-afdelingen opstookt om vuurtjestook te spelen in de gemeenten. Minister, u kunt niet ontkennen dat u als minister verantwoordelijk bent voor de Vlaamse Rand rond Brussel. Ik moet zeggen, ik heb er nog niet veel van gezien. U laat ons in de steek op heel veel vlakken. Het is misschien een detail in deze kwestie, maar het feit dat u enerzijds politiek proclameert dat de verfransingsdruk en de ontnederlandsing nog nooit zo groot zijn geweest als vandaag, en dat u anderzijds weigert om eventjes buiten die negentien gemeenten te gaan kijken, is ook een voorbeeld van de schizofrenie waarmee de N-VA vandaag aan het werk is. Minister, ik vind dat het vandaag heel duidelijk is. De felle reacties van de mensen van de meerderheid sterken mij daarin. Als u als N-VA zo overtuigd bent van uw standpunt in deze zaak, dan gaat u daarmee de boer op, dan zegt u dat luidop en dan neemt u de consequenties op alle vlakken. Maar die schizofrenie, die schijnheiligheid om federaal, in heel wat gemeenten in de publieke opinie oppositie te voeren, en hier te doen alsof er geen vuiltje aan de lucht is en ervoor te zorgen dat u lekker uw mandaatje hebt, maar oppositie te voeren, dat is een partij onwaardig. Een gewone partij, een partij zoals de onze, een bestuurspartij neemt haar verantwoordelijkheid en doet dat op alle vlakken. Als je het niet eens bent, zeg je dat luidop. Dan laat je dat niet door de buldog in Antwerpen zeggen, om er hier snel van tussen te muizen als een dief in de nacht wanneer de discussie wordt gevoerd in een commissie waar ze moet worden gevoerd. Ik vind dat echt schan-da-lig. De voorzitter: De heer Sanctorum heeft het woord. De heer Hermes Sanctorum: Minister, ik keek uit naar een poging van u om hier geloofwaardig uit te komen, maar ik heb begrepen dat uw kabinet geen antwoord heeft gevonden. U zegt gewoon dat u het in de Vlaamse Regering nog niet hebt besproken en that’s it. Daarmee moet het parlement het stellen. Zo’n antwoord is een parlement onwaardig. Uw partij zaait onrust in de Vlaamse Rand. Dat moet u aanbelangen, want u bent bevoegd voor de Vlaamse Rand. Als daar onterecht onrust wordt gezaaid, dan belangt dat u aan. Dan verwacht ik daarover een mening van u.
12
Commissievergadering nr. C132 – BRU4 (2012-2013) – 27 februari 2013
Nog veel belangrijker, en daar kunt u niet onderuit, is dat u de sleutel in handen hebt. De gemeenten in Vlaams-Brabant kijken naar de Vlaamse Regering voor duidelijkheid. Die moties worden daar ingediend en men vraagt zich af of die Brusselse Hoofdstedelijke Gemeenschap er nu zal komen of niet. U hebt de sleutel in handen, want u moet de samenwerkingsovereenkomst opmaken met de andere gewesten. En wat zegt u? “We hebben het nog niet besproken.” Daarmee zegt u niets. Minister, de gemeenten in Vlaams-Brabant hebben recht op duidelijkheid en transparantie. Ze mogen dat verwachten van u en blijkbaar biedt u dat niet. Ik heb steeds meer de indruk dat de N-VA in een spreidstand zit, maar dan zover dat de ligamenten aan het scheuren zijn. Als ik dit antwoord hoor, dan is de geloofwaardigheid nihil aan het worden. Minister, ik wil u even confronteren met het standpunt van Voka Halle-Vilvoorde, u toch niet onbekend. Ik citeer Voka over de Brusselse Hoofdstedelijke Gemeenschap: “De houding van sommigen om dit platform af te schieten nog voor het geboren is, is onbegrijpelijk en getuigt van struisvogelpolitiek. Inspelen op de angst voor verfransing is hier totaal misplaatst, gezien de recente splitsing van BHV op alle vlakken en de inhoudelijke opdracht van deze Brusselse Hoofdstedelijke Gemeenschap.” Minister, als standpunt kan dit tellen. Ik verwacht van u een duidelijke visie en een duidelijk antwoord. Blijkbaar hebt u die niet, of wilt u die alleszins niet delen met ons. De voorzitter: De heer Van Hauthem heeft het woord. De heer Joris Van Hauthem: Minister, het antwoord is onthutsend. Ik zou het willen bestempelen als politiek laf. Dit is politiek laf. Wij, het Vlaams Belang en de N-VA, zijn het inhoudelijk eens over de Brusselse Hoofdstedelijke Gemeenschap en dus delen we de mening van de andere partijen niet. Dat is duidelijk. Als men heel goede redenen heeft om daartegen te zijn en men wil de gemeenten die daarbij zullen worden betrokken, mobiliseren, dan is dat een goede zaak. Maar dan moet u hier uw verantwoordelijkheid ook nemen. En dat doet u niet. Als we aan een N-VA-minister vragen hoe het nu zit – het standpunt van uw fractie hebben we daarstraks gehoord –, dan zou de consequentie zijn dat de N-VA in de Vlaamse Regering zegt dat zo’n samenwerkingsakkoord er niet komt. Als we u daarover ondervragen, steekt u uw handen in de lucht en zegt u: “I know nothing.” De minister weet van niets. Hij is Pontius Pilatus. De Vlaamse Regering heeft het nog niet besproken. De minister verwijst naar het antwoord dat de minister-president op 30 januari 2013 heeft gegeven. De minister-president, voor alle duidelijkheid, heeft in dat antwoord wel degelijk gesproken over een samenwerkingsakkoord dat er moet komen. Dat staat in zijn antwoord. (Opmerkingen) Volgens de minister-president moet er een samenwerkingsakkoord komen. De minister van de N-VA die voor de Vlaamse Rand bevoegd is, verklaart van niets te weten. Dat is nog niet besproken. In de gemeenteraden steekt de N-VA zijn nek uit. Hier steekt de minister zijn nek niet uit. Dat is de januskop van de N-VA. Dat is de hypocrisie. Dat is de Pontius Pilatus-houding. Ik zou de minister nochtans graag horen verklaren dat hij er, ook binnen de Vlaamse Regering, alles aan zal doen om niet tot een samenwerkingsakkoord te komen. Dat zou tenminste duidelijk en politiek eerlijk zijn. De N-VA voert, net als wijzelf, campagne op het terrein en zwijgt hier als vermoord. Dat is politiek bijzonder laf. We zullen straks over het voorstel van resolutie stemmen. Ik weet niet wat er nadien nog van de geloofwaardigheid van deze parlementaire fractie zal overblijven. De voorzitter: De heer Diependaele heeft het woord.
Commissievergadering nr. C132 – BRU4 (2012-2013) – 27 februari 2013
13
De heer Matthias Diependaele: Ik heb daarnet duidelijk het standpunt van mijn fractie en van mijn partij toegelicht. De minister heeft de plicht hier in zijn rol van minister te antwoorden. Mijnheer Van Rompuy, u hebt net zwaar uitgehaald. Tijdens de plenaire vergadering van 30 januari 2013 heb ik u echter niet gehoord. Er is nu nochtans niet veel of niets anders gezegd. Nu moet plots echter zwaar worden uitgehaald. Volgens u heerst er een zekere angst. De mensen begrijpen het niet meer. Ik kan me heel goed voorstellen dat de mensen in de Vlaamse Rand het niet meer begrijpen. Zij wonen in die gemeenschap samen met Franstaligen. Zij lezen ook de Franstalige pers. Zij horen dit voortdurend. Zij hebben angst. Wij proberen daar een antwoord op te bieden. U doet dat duidelijk niet. (Opmerkingen) De voorzitter: De heer Delva heeft het woord. De heer Paul Delva: Een aantal mensen in de Vlaamse Rand lezen natuurlijk De Standaard. Ze lezen dat de Brusselse Hoofdstedelijke Gemeenschap in feite Groot-Brussel is. Eerlijk gezegd, krijgen mensen al van minder schrik. Minister, ik heb een concrete vraag. Ik hoop op een concreet antwoord en niet op een antwoord waarmee u zich achter de rug van de minister-president verschuilt. Een aantal toppers van uw partij hebben in de pers verklaard en herhaald dat de Brusselse Hoofdstedelijke Gemeenschap een synoniem van Groot-Brussel is. Deelt u die mening? Het is uw recht die mening, die absoluut niet de mijne is, te delen. Hoe kunt u dit echter rijmen met de eerste stelling van uw partij dat de zesde staatshervorming niet in strijd met het Vlaams regeerakkoord is? Ik hoop voor een keer een concreet antwoord te krijgen. De voorzitter: De heer Segers heeft het woord. De heer Willy Segers: Ik heb hier toch een paar spetterende uitspraken gehoord. Wie bedenkingen uit bij een op stapel staande wetgeving, wil blijkbaar onmiddellijk de klok terugdraaien. Volgens de heer Van Rompuy is het Vlaams karakter van de Vlaamse Rand blijkbaar opnieuw in het gedrang. Volgens mevrouw De Vits gaat het om een splijtzwam. Ik vind dat de wereld hier op zijn kop wordt gezet. Mogen we nog reageren tegen op stapel staande wetgeving om eventueel nog voor aanpassingen te zorgen? Ik verwijs in dit verband naar het lokaal verzet dat momenteel aan de gang is. Ook juristen van beide partijen, CD&V en Open Vld, discussiëren over de vraag of ze met betrekking tot een bepaalde passage over de lokale autonomie naar het Grondwettelijk Hof zouden stappen. Hier zijn uitspraken gedaan waarmee lokale partijgenoten met de billen bloot zijn gezet. Ik citeer slechts een enkele passage van een partijgenoot van de heer Van Rompuy. Aangezien dit ook in de pers is verschenen, hebben de mensen dit standpunt ook kunnen lezen. Blijkbaar mogen ze de ene boodschap wel en de andere boodschap niet lezen. “Een nieuwe metropolitane bestuursformule zullen wij niet aanvaarden. Want het kersverse Brussel-akkoord bevat aanzetten tot een betere samenwerking binnen Brussel, maar vraagt naar de toekomst versterking. (…) Het weze duidelijk: wij stappen niet in een metropolitane gemeenschap die vanuit de Franstaligen als expansie- en niet als integratiemethode wordt bekeken. Voor ons geen metropolitrojaans vehikel.” Dit is geschreven door de heer Doomst, de heer Van Rompuy waarschijnlijk onbekend. (Opmerkingen) Hetzelfde geldt voor mevrouw De Knop. (Opmerkingen) Blijkbaar is dit dan geen spreidstand. (Opmerkingen) De heer Eric Van Rompuy: Wanneer heeft de heer Doomst dat precies gezegd?
14
Commissievergadering nr. C132 – BRU4 (2012-2013) – 27 februari 2013
De heer Willy Segers: Dit is eind 2011, vlak na de goedkeuring van de bewuste akkoorden, op zijn blog verschenen. De inwoners van de Vlaamse Rand kunnen dat lezen. Blijkbaar mogen we daar geen politieke reactie op geven. De heer Eric Van Rompuy: De heer Weyts heeft toen een bepaalde interpretatie naar voren geschoven. Het leek wel alsof de Brusselse Hoofdstedelijke Gemeenschap een paard van Troje was voor de gemeenten in de Vlaamse Rand. Daarop heeft de heer Doomst verklaard dat dit absoluut niet het geval is. Dat stukje op zijn blog is allicht de dag na het Vlinderakkoord geschreven. De heer Willy Segers: Dat stukje is eind oktober 2012 verschenen. De heer Eric Van Rompuy: Toen was het Vlinderakkoord nog niet goedgekeurd. Wanneer heeft die stemming plaatsgevonden? De heer Willy Segers: Er is nog niet gestemd. We stellen trouwens vast dat lokale politici van andere partijen er ook zo over denken. De N-VA wordt hier blijkbaar als de enige partij in de Vlaamse Rand beschouwd. Dat doet ons natuurlijk plezier. Hier worden echter mensen van verschillende politieke kleuren met de billen bloot gezet. Ik zou willen vragen daarmee op te letten. (Opmerkingen) De heer Joris Van Hauthem: Mijnheer Segers, mag ik er dan van uitgaan dat u straks onze tekst zult goedkeuren? De heer Willy Segers: Ik heb gemerkt dat bepaalde politici al dan niet toevallig afwezig zijn net als de gemeenteraad over die motie moet stemmen. Dat kan vanwege ziekte zijn, ik wil me daar niet over uitspreken. Het gaat in elk geval om stemmingmakers in de Vlaamse Rand. De heer Joris Van Hauthem: De politieke vraag is wat de Vlaamse Regering hiervan vindt. De heer Willy Segers: Dat is gisteren in Lennik ook gebeurd. Ik zou ermee opletten dit allemaal door middel van ronkende verklaringen in de schoenen van de N-VA te schuiven. De voorzitter: De heer Van Rompuy heeft het woord. De heer Eric Van Rompuy: Aangezien we straks nog over het voorstel van resolutie zullen discussiëren, zullen we nog een aantal punten ten gronde kunnen maken. Ik heb hier de verslagen van de besprekingen van het ontwerp van bijzondere wet van 9 juli 2012. Ik kan helemaal voorlezen wat de heer Doomst naar aanleiding van de bespreking van die bijzondere wet heeft gezegd, mijnheer Segers. De heer Doomst vindt de interpretatie die sommigen hieraan willen geven, compleet van de pot gerukt en absoluut onjuist. Volgens de minister heb ik mijn vraag om uitleg op een specifiek gekozen datum ingediend. Ik heb die vraag om uitleg gewoon ingediend de dag nadat ik het antwoord van de ministerpresident op de actuele vraag van de heer Sanctorum heb gehoord. Ik ken de data niet meer uit het hoofd. Ik heb die vraag om uitleg een dag nadien ingediend omdat ik toen een woordenwisseling met de heer Demesmaeker heb gehad. Hij heeft in zijn eigen repliek zijn interpretatie gegeven. Ik weet niet of iedereen zich dit nog herinnert. Dat is de laatste discussie die de heer Demesmaeker en ik hebben gevoerd. Volgens de interpretatie van de heer Demesmaeker gaat het eenvoudigweg om Groot-Brussel. In De Standaard is in dit verband een kop verschenen: ‘N-VA boycot Groot-Brussel’. Ik vind dat niet uit. Ik heb dat hier bij me. We hebben geen antwoord van de minister op deze vraag gekregen. We begrijpen de minister zeer goed. Hij zal zich nooit achter deze stelling plaatsen. Hij deelt de mening van zijn partij en van zijn ondervoorzitter. Er zijn heel wat moties ingediend en verklaringen afgelegd. We zullen als CD&V-fractie nagaan op welke manier we tijdens een plenaire vergadering een uitspraak van het Vlaams Parlement kunnen verkrijgen. Die uitspraak moet dan de juiste interpretatie bevatten en moet
Commissievergadering nr. C132 – BRU4 (2012-2013) – 27 februari 2013
15
duidelijk maken hoe de Brusselse Hoofdstedelijke Gemeenschap ten uitvoer moet worden gebracht. Op dat ogenblik zal iedereen kleur moeten bekennen. Wij zijn ook legalisten. Deze wet is goedgekeurd. We weten heel goed om welke redenen dat is gebeurd en in welke context die wet moet worden geïnterpreteerd. In het Vlaams regeerakkoord staat te lezen dat de zesde staatshervorming niet in tegenspraak met het Vlaams regeerakkoord is. Dit is ook gebleken uit uitspraken die tijdens de plenaire vergadering zijn gedaan. In de tekst staat duidelijk te lezen dat het statuut van de Vlaamse gemeenten op geen enkele manier zal veranderen. De autonomie van de Vlaamse gemeenten blijft. Die gemeenten zullen niet binnen de grenzen van het Brussels grondgebied vallen. Dat wordt allemaal zo maar geaffirmeerd. We vinden dat onaanvaardbaar. Die hypocrisie heeft natuurlijk een politiek gewicht. Het gaat dan niet meer om de lokale politiek. In heel Vlaanderen wordt dezelfde sfeer gecreëerd. Het lijkt erop dat de Vlaamse Rand na de splitsing van BHV aan Brussel is verkocht. We hebben dat gemerkt tijdens De Gordel. De Wever en Weyts zijn toen op een tandem op het plein in Sint-Genesius-Rode aangekomen. Ze hebben dit het resultaat van de splitsing van BHV genoemd. Volgens hen is alles aan Brussel verkocht. Dit past helemaal in de hele discussie die we over De Gordel hebben gevoerd. De minister heeft die discussie bijgewoond. Minister Muyters was daar toen ook bij. Ze hebben toegejuicht dat gezegd werd dat De Gordel na dertig jaar Brussels wordt. Ik vind dat allemaal belangrijk omdat de minister die in de huidige omstandigheden de verantwoordelijkheid voor de Vlaamse Rand draagt en wiens partij verklaart dat de Vlaamse Rand aan Brussel wordt verkocht, uitspraken doet over het Vlaams karakter in de beleidsbrieven die wij moeten behandelen. Wij doen inspanningen om de taal te leren aan de Franstaligen en om buitenlanders duidelijk te maken dat dit het Vlaamse Gewest is, maar ondertussen wordt er gezegd dat Brussel verkocht is. U kunt er minachtend over doen, minister, en zeggen dat het iets is van de lokale gemeenteraad. Nee! Ik houd me al dertig jaar met de Vlaamse Regering bezig. Dit is de toetssteen. Het is belangrijk voor de perceptie die in de Rand wordt gecreëerd over wat het Vlaamse karakter in de volgende maanden en jaren zal betekenen. Door dat op die manier te interpreteren, gooit u in één keer weg al wat wij hebben verworven en alle inspanningen die wij nog elke dag doen op de gemeenteraden en in de colleges om de verfransing en internationalisering tegen te gaan en om te benadrukken dat dit Vlaanderen is. Dat gebeurt om puur partijpolitieke redenen! Aan dat spelletje doe ik als Vlaams parlementslid en doet onze CD&V-fractie niet langer mee. De heer Paul Delva: Ik heb een heel concrete vraag gesteld en ik wil een heel concreet antwoord. De voorzitter: De vraag om uitleg is afgehandeld. ■