Sociale Geografie G0P03C 08 oktober 2008
2
de
Ruben Maes bach geografie
Excursie Brussel en rand Deel 1: Brussel Algemeen: Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bestaat uit 19 gemeenten. De gevolgde weg van de voormiddag staat aangeduid in het oranje op de kaart Doel van de excursie: Proberen de verschillende lagen in de stad te herkennen Proberen de verschillende maatschappijen die zich de laatste 150 jaar gevestigd hebben, terug te vinden in de ruimtelijke ontwikkeling van de stad, door voornamelijk de ruimte te analyseren en proberen in de tijd te situeren. Een idee hebben van de verschillende bevolkingsgroepen die neergestreken zijn Ruimtelijke verscheidenheid tussen Brussel, Sint-Jans Molenbeek en SintGenesius Rode Inzicht in het proces van suburbanisatie Suburbanisatie is een belangrijke trend geweest sinds half 19de eeuw, waarbij vele Brusselaars gaan verhuizen van het centrum van de stad naar de Groene rand. Deze beweging is het sterkst merkbaar bij de kapitaalkrachtigen. Gedurende een periode van 150 jaar zien we al duidelijk de trend waarbij de rijkeren gaan migreren van het centrum van de stad naar de groene zone, en vooral de armeren (laaggeschoolden, gepensioneerden, werklozen, migranten, …) in het centrum van de stad achterblijven. Deze laatste groepen beschikken niet over de nodige financiële middelen om uit de stad te verhuizen. De verschillende suburbanisatiegolven zijn duidelijk zichtbaar in Sint-Genesius Rode (namiddag, deel 2 verslag) Stop 1+2: Uitgang Brussel-Noord Wanneer we het Noordstation in Brussel verlaten, bevinden we ons tussen hoge kantoorgebouwen. Men noemt deze plaats ook wel het Manhattan van Brussel.
De bestaande buurt (industrie en arbeiderswoningen )is hier afgebroken om plaats te maken voor de tertiaire sector. Men wil hier een post-industriële, post-moderne maatschappij ontwikkelen. Tot de jaren ’60 stond hier een Noordwijk, die sterk geleek op de nog resterrende 19de eeuwse Brusselse wijken. Na de wereldtentoonstelling ‘Expo 58’ kwam het enthousiasme om hier een gloednieuwe wijk op te bouwen met het oog om Brussel sterker op de kaart te zetten, net zoals Parijs, Londen en andere grootsteden. Vanaf de 19de eeuw stond op deze plaats enkel een klein stationnetje met arbeiderswoningen en industrie in een zeer complex stratenpatroon. De industriezone strekte zich uit over een gebied Sint-Jans Molenbeek – Brussel – Schaarbeek, deze zone volgt de Zenne. Er waren talrijke handelaars, brouwerijen, … gevestigd rond de Antwerpse Steenweg. De levensstandaard in deze buurt was erg laag. Het was een echte volksbuurt: arbeiders rond de industrie gevestigd, vaak in slechte omstandigheden (slechte hygiëne, te weinig confort, …) Sinds de jaren ’30 al zijn er meermaals dreigingen geweest om deze buurt te laten verdwijnen. Na de Tweede Wereldoorlog en voornamelijk onder impuls van de democratisering van de auto (de auto wordt betaalbaar voor de rijkeren), merkt men een sterke tendens van suburbanisatie. De rijken migreren naar het Pajottenland, Groene Gordel, … De woonplaatsen worden nu voornamelijk door gastarbeiders ingenomen. Tot de jaren ’70 bevatte 50% van de woningen geen toilet, 13% had zelfs geen stromend water. In plaats van te renoveren, komt een zekere Paul Van den Boeynants (Schepen ruimtelijke ordening in Brussel) op de proppen met een nieuw voorstel om de bestaande wijk af te breken en een immens kantorencomplex, inclusief World Trade Centers, op te richten. De appartementsgebouwen staan op een 13 meter hoge sokkel waarin 15000 parkeerplaatsen worden gecreëerd voor bedienden. Het gebied is ook gekenmerkt door een functionele scheiding, wonen en werken op 2 verschillende plaatsen met een duidelijke nadruk op werken in dit gebied. Bovendien speelt het leven zich 13 meter hoger af met in de ondergrond het drukke verkeer, net zoals La Defénse in Parijs en de situatie in Louvain la Neuve. Van het plan van Paul VD Boeynanst is weinig gerealiseerd. Paul VDB pleitte voor een snelle onteigening van de gronden en verhuur van deze gronden aan Charly de Pauw. Charly de Pauw zou hier een aantal WTC-torens
bouwen, met de grond in erfpacht van Brussel (spotgoedkoop de eerste 20 jaar). Na 99 jaar erfpacht te betalen, wordt de grond dan privé-eigendom. In de jaren ’70 komen we terecht in een economische crisis, waardoor de vraag naar nieuwe kantoorgebouwen zeer laag was. Om de kantoren op te vullen, werden grote delen van de overheid verhuisd naar deze gebouwen. De staat helpt Charly de Pauw dus verder. Gevolg: Een stuk van de originele stad is verdwenen In dit gebied valt na de kantooruren niets meer te beleven, het is een zuiver financieel gebied Aan de andere kant van het noordstation bevindt zich een prostitutiebuurt, wat geassocieerd wordt met marginaliteit van deze streek Een waar drama (onteigening, …) heeft zich voorgedaan voor de Brusselaars. Zulke grote projecten behoren niet tot het verleden, maar vinden nu ook nog plaats, o.a. de Leopoldswijk, de Wetstraat, Biljartstraat. Deze gebieden zijn nu volledig ingenomen als werkomgevingen. Naar het zuidstation toe vindt men tussen de werkgelegenheden ook woongelegenheden, wat de buurt meer opfleurt. Tussen de kantoorgebouwen zijn heel brede lanen. Het doel was om de autosnelwegen Londen-Istanbul en Amsterdam-Parijs te laten kruisen in Brussel Noord. Later inzicht heeft een autosnelweg doorheen de stad vermeden. Het oprichten van een Manhattanbuurt in Brussel diende samen te gaan met de afbraak van de Noordwijk. T.o.v. andere hoofdsteden, werd Brussel tijdens WOII slechts weinig gebombardeerd, waardoor de ruimte er nog niet gecreërd was. Dit in tegenstelling tot de nieuwe wijken in vele hoofdsteden. Brussel Noord en de geologische metafoor: Een stuk van de geschiedenis is hier weggevaagd en ontbreekt dus. We spreken van een hiaat in de tijd (in geologie vaktermen) !
Stop 3: Vlaamse Schouwburg De Vlaamse Schouwburg is een voorbeeld van een pachthuis verbonden aan de Brusselse haven. Vroeger gebeurde hier de overslag tussen de 2 niet aan elkaar grenzende kanalen. Er waren een aantal kaaien met de daarbijhorende markten. Op het einde van de 19 de eeuw werden de 2 kanalen aan elkaar gemaakt en waren de dokken en overlaadplaatsen overbodig geworden. Brussel heeft een groot gebied van Molenbeek afgekocht om er nieuwe haven te bouwen. Op de van der Malenkaart kan je de vroegere havens terugvinden. De grootte ruimtes van de voormalige pakhuizen worden vaak nog gebruikt voor handelsactiviteiten en andere activiteiten. In het gebied tussen de oude haven en het kleine kasteel vind men vele van deze huizen terug. Aan de overkant van het vlaams theater vinden we een doorgang achter een ijzere hek. Achter dit hek vind je vaak nog een aantal zeer kleine huisjes langs 2 kanten van de doorgang. De huisjes zijn niet veel groter als een studentenkot. Ook in Leuven vond je veel van dit type woningen. Ondertussen zijn er al veel van verdwenen. Vele van deze woongelegenheden worden ingenomen door studenten. Stop 4: Handelshuis mediterrane producten In Brussel vindt men veel etnische winkels, waar verschillende etnische groepen en restauranten hun producten komen kopen. Vroeger werden hier vroegmarkten gehouden, wat veel overlast bezorgde voor de buren. Deze markt werd in zijn geheel buiten de stad verplaatst, een keuze die de stad gemaakt heeft. Nu is er enkel nog een Niche van Mediterrane producten, die minder overlast bezorgen, voornamelijk omdat ze beter gespreid in de loop van de dag geleverd en opgehaald worden. Aan de overkant van het depot vind je het Leger des Heils. Er bestaan 3 grote economische systemen: vrije markt, groot depot en systeem van wederkerigheid (dienst voor een dienst). Het Leger des Heils is een centraal depot voor tweedehandsproducten. Je vindt hier een groot assortiment aan laag kwalitatieve tweede handsgoederen. Het gebouw is eveneens vroeger een pakhuis geweest. Er treed hier een associatieve herverdeling op: mensen komen gratis dingen in de pot steken, deze producten worden dan verkocht aan een zeer lage prijs.
In de 19 de eeuw wordt het inkomen van vele arbeiders lager, er ontstaan veel van deze associaties. Straathandel komt eveneens meer voor. Stop 5: Overkant van het kanaal De kanaalzone is een ontwikkelingszone voor de Brusselaars, Brusselaars begonnen anders gaan te denken over water. Vroeger werd alle afval nabij het klein kasteeltje in de kanalen gegooid. De nieuwe denkwijze is totaal omgekeerd. Gezonde lucht en gezond water zijn de ideale aantrekkingsfactoren voor de kapitaalkrachtige mens. Opdracht: 5 minuten rondlopen en opschrijven wat je ziet: Er werden de laatste jaren veel sociale woningen opgetrokken, waarin men nog gradaties kan nemen. Achteraan de sociale woning, vooraan de gesubsidieerde woning. Deze woningen werden begin ’90 gebouwd voor de autochtone middelklasse en zijn meer gelegen naar de kant van Molenbeek toe. Ook een ondergrondse metrolijn en daarboven een rustige ‘weg’ werden aangelegd in deze zone. Er is een groot verschil tussen linker en rechteroever:
Linkeroever: Stuk van Molenbeek afgebroken en uitgegraven (25 meter), aanleg van metrolijn, proberen zo aantrekkelijk mogelijk te maken voor de middenklasse om de fiscale inkomsten in Molenbeek op te kunnen krikken door de middenklasse aan te sporen zich hier te huisvestigen. De middenklasse moest hier minstens 10 jaar wonen, van Vlaamse (of bleke) afkomst zijn. Men wilde hier witte eilanden creëren. Rechteroever: aanleggen van tunnels onder de bestaande oude wijken waar zich car-washen, carrosserieën bevinden
Hoe heeft men de middenklasse kunnen aantrekken? Door het aantrekkelijk maken van dit gebied (een veilige sfeer creëren (politiekantoor vlakbij) , gericht op Brussel (foto’s oude markt Brussel, Stadhuis), makkelijk bereikbaar (metrostation met 2 trappen langs 2 kanten)). Men heeft grote kappen in de vroegere huisvestiging gemaakt. Wanneer de grote kaarten vergeleken worden, wordt duidelijk dat verstedelijking een proces is dat zich vooral voor de 19 de eeuw heeft voorgedaan in Brussel-stad en vanaf de 19 de eeuw vooral in de gebieden aan de rand van Brussel. Langsheen de kanaalzone is een industriële ontwikkeling gestart. Gemeenten als Anderlecht, Sint-Gilis en Koekelberg zijn na 1850 volledig dichtgebouwd.
In de 19de E ontwikkelde zich in België een spoorwegennet. In Brussel centrum was een belangrijke fabriek waar men lokomotieven bouwde. In de Van der Maelenstraat was lange tijd het Institut Geographique gevestigd, waar prachtige topgrafische kaarten ontworpen werden… . Op 100 jaar tijd is de situatie totaal verandert: Het Brusselse Stadsgewest is nu het gebied met de laagste inkomens en de slechtste huisvesting Stop 6: Gemeentehuis Molenbeek De grond waar het gemeentehuis op gebouwd werd, werd gegeven door de Industriëlle. Het gemeentehuis zelf illustreert een groteskische sfeer, centrum van le petit Manchester. Voor de bouw van dit bouwwerk werd het Smeedijzer van Molenbeek zelf gebruikt. Langsheen de Gentse Steenweg vinden we een gebied waar heel veel handelsactiviteiten plaatsvinden. Ook zijn er vrij goedkope markten van luxe producten, meubelwinkels aan een zeer lage prijs. De eigenaars van de winkels wonen niet bij hun winkels meer Naarmate men verder wandelt krijgt men steeds kleiner en kleiner wordende huizen. Het publiek weerspiegelt de sociale verdringing. Er werd gehakt tussen de laag kwalitatieve woningen, de betere woningen stijgen in prijs. De markt van de laag kwalitatieve woningen tracht men zo klein mogelijk te maken. De prijzen van de woningen gaan steeds verder omhoog, zonder rekening te houden met de inwoners. De gemeenten wil namelijk de lage sociale bevolkingsklassen elimineren. In totaal treden er 2 belangrijke emigratiestromingen op vanuit Molenbeek 1) De armeren moeten emigreren naar andere gebieden (zie kaartje i.d.cursus) met hierin een belangrijke West-Oostscheiding: Arbeiders gaan richting Charleroi, Mons, Willebroek Excursie pajottenland: migratie naar Liedekerke Deze bevolkingsgroepen komen vaak nog terug om hun inkopen te doen in Molenbeek, omdat het leven en de markt hier nog goedkoop is. Wonen in Molenbeek is voor hen onbetaalbaar 2) 25 tot 35 jarigen migreren uit de stad om een gezin te beginnen in een rustigere streek en verkiezen om dagelijks een afstand van +/- 25 kilometer te pendelen. Deze bevolkingsgroep migreert voornamelijk naar Waterloo, Louvain la Neuve, …
Stop 7: La fonderie La fonderie was een klein bedrijfje in Molenbeek gespecialiseerd in gietijzeren versiering. Het was gelegen in het centrum van het industriële verleden. Een congreszaal was eveneens aan het bedrijf aan, iets wat het een uniek project in Brussel maakt. Vele ornamenten zijn van hier afkomstig. De Rondvarststraat is een van de straten waar men het imago verbetert heeft. De situatie in de zijstraten is er op straat veel slechter aan toe. Ondanks het feit dat de straat opgeknapt is, schuilen hier achter deze huizen embargelijke woonomstandigheden. De huizen zijn 19de eeuwse arbeiderswoningen met een slechte woonvesting. Vaak is er geen badkamer, geen centrale verwarming, geen confort. Het wonen zelf is er heel compact, geen speeltuinen voor kinderen, geen banken om te zitten, geen parkjes in de buurt. Al deze nadelen hebben samen aanleiding gegeven tot spanningen tussen de verschillende nationaliteiten, vooral in de jaren ’90 (bijzonder 1994). In buurten als Molenbeek, Sint-Gilis braken talrijke opstanden op. Politici konden niet langer deze problemen onberoerd laten en dienden in te grijpen. Dit deden ze door de bevolking mede stemrecht te geven, te investeren in de wijken (aantrekkelijker te maken (zie vorige alinea)), achtergestelde buurten te herwaarderen en het stedelijk beleid aan te passen. Het grootste probleem om deze zaken te realiseren was geldgebrek. De fiscale inkomsten van de gemeente waren zeer laag en financiële steun van overkoepelende organisaties was er, maar dat was onvoldoende. De bevoegdheden waren bovendien te sterk versnipperd om efficiënt te werken. Wat heeft men dan gedaan in deze buurten? Men is begonnen met wijkcontracten op te stellen, dit zijn een aantal partners die samen geld in een bepaalde buurt steken zodat er toch geïnvesteerd kan worden. De ruimtelijke uitgestrektheid van een contract ging meestal slechts over 1 straat. Het geld van de partners werd gebruikt voor de heraanleg van de riolering, asfaltering, aanleg speeltuin, renovatie van een aantal woningen voor sociale projecten. De woningen werden slechts gepromoot voor een beperkt sociaal luik. Ook gemeentelijke eigendommen als het badhuis, waar inwoners zich voor amper 1€ kunnen wassen (indien ze niet over een badkamer beschikken in huis), werden ook vernieuwd om het confort te verbeteren.
De fysieke inspanningen zijn geslaagd, het beleid is echter weinig verandert. Het beter worden van het imago van de straat heeft geleidt tot stijgende huurprijzen. Een woning huren is hier eveneens niet meer haalbaar voor iedereen. Belangrijk en te onthouden is dat de investeringen voornamelijk beperkt bleven tot fysieke inspanningen. Huisjesmelkerij speelt zich af in een groot percentage van de woningen, let maar eens op het aantal deurbellen dat er per huisje hangen, en het aantal kleine huisjes verborgen achter steegjes. Stop 8: De handelsmarkt in Kurigem In deze buurt vindt handel plaats van grote consumptiegoederen (auto’s, zetels, TV’s, ….). Deze buurt is de draaischijf van de autohandel. Deze economische pool is ontstaan uit het 2e handscircuit (verhandelen van huishoudelijke toestellen). De autohandel van hieruit werd geglobaliseerd met export en import van BMW, Mercedes (door de Noord-Afrikanen) en andere automerken (door vnl ZwartAfrikanen). De verhandelingen gebeuren hier in tegenstelling tot de meeste markten informeel op basis van vertrouwen. Contracten worden zelden afgesloten. De handelaars staan op straat om potentiële klanten te vinden om auto’s te kopen en te verkopen. De aangekochte oude wagens worden vervoerd naar Antwerpen en van daaruit verscheept naar Zwart-Afrika. Een handelaar vertelt ons dat de export vanuit Anderlecht naar Senegal gaat. De economische ontwikkeling die zich in dit gebied heeft voorgedaan, staat loodrecht tegenover de economische ontwikkeling die het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor deze streek voor ogen had. De huidige handel zorgt voor veel overlast in deze wijk, wat vaak als louche wordt aanschouwd. Om de overlast te vermijden wil men hier deze handelsvorm wegwerken, ditmaal door een zachte aanpak (tov de overlast van de vroegmarkten). De stad drijft simpelweg de belastingen op handel op zodat het voor vele handelaars onmogelijk wordt om verder te gaan met hun praktijken. Op termijn zullen deze verhuizen naar andere afgelege gebieden. De belastingsprijs per vierkante meter is verdrievoudigd tot 25€/m². Via een streng fiscaal beleid probeert men hier dus deze economie weg te drijven. De meeste zaken worden niet langer lucratief en zullen verdwijnen.
De stad wil liever deze wijken gebruiken als woonplaats voor inwoners in plaats van handelsstraat, het huidige straatbeeld is niet wat de blanke man wilt. Het leven is over het algemeen nog vrij goedkoop in deze wijk, waardoor de huidige bevolking hier graag wilt blijven wonen. Stop 9: Speelplein in Kurigem Een gebrekkig politiek beleid heeft in bepaalde delen van de stad geleid tot verhoogde criminaliteit, opstanden en rellen. Omdat er geen deftig beleid was, koos de stad ervoor om de uitvalswegen af te sluiten door grote hekken van roestend staal zoals er nog een stuk aanwezig is op dit speelplein. Op deze manier worden de vluchtwegen van de criminelen verkleind en de beesten gevangen moeten worden. Deze situatie doet zich vaak voor in wijken die achtergesteld zijn, zoals in Kurigem. De tewerkstelling in deze streek is zeer laag (geen industrie, kantoren, ….) Recent, in 2004, werd de “Kuregemse muur” afgebroken. Zijn functionaliteit had al langer afgedaan. Sinds de jaren ’90 investeert de overheid met Europees geld in de heropbouw van deze buurten. Men bouwt er speeltuinen, recreatievelden, wooncomplexen (voor blanke mensen uit de middenklasse), … om het beeld te verbeteren en de oude verhalen over deze buurt weg te werken. Kuregem en de geologische metafoor: Kuregem evolueerde van een gebied van onrust, naar een gebied met een wanbeleid, een muur naar een gebied waar men toch iets beter mee kan doen en toch een stedelijk beleid kan uitwerken. Wandeling door de Marollen leidt tot de laatste excursiestop van de voormiddag Stop 10: Kapellenkerk (nabij Station Zuid) We zijn opnieuw in de Brusselse oude stad, een aantal lanen doorgestoken. Tot einde van de 19 de eeuw was er geen centraal station in Brussel. Mede onder invloed van het modernisme wilde Brussel ook een station centraal tussen Brussel Noord (begin excursie) en Brussel zuid, ter vervanging van de paardenkoets die voorheen over de grote lanen naar het centrum ging. In de 20ste eeuw heeft men dan beslist om een verbinding aan te leggen tussen Brussel Noord en Brussel Zuid, een stuk ondergronds en een stuk bovengrond.
Deze aanleg was een ware catastrofe voor de inwoners van de tussenliggende buurt (Marollen). De nieuwe spoorweg zou dwars door de Marollen lopen, tunnels zouden het reliëf volgen. De helft van de 20ste eeuw heeft een groot gebied opengelegen en een enorm gat in de ruimte gecreëerd. De ontwikkeling van een nieuw stadsgedeelte heeft jarenlang op zich laten wachten. Mede onder impuls van Charly de Pauw werden talrijke nieuwe projecten voorgesteld, maar telkens opnieuw afgeketst. Tussen Station Noord en centraal station werden voornamelijk overheidsgebouwen opgetrokken, waar weinig woongelegenheid was. House elamisatie is een proces waarbij men de onhygiënische woningen gelegen naast oude lanen opkuist, om er later opnieuw een ander project te beginnen. In Parijs heeft zich dit proces massaal voorgedaan. Tussen centraal station en station Zuid is naast werkgelegenheid, meer aandacht en plaats gemaaakt voor woongelegenheid.
Deel 2: De rand rond Brussel (Sint-Genesius Rode) We verlaten Brussel stad met de bus. Onderweg naar Sint-Genesius Rode verlaagt de dichtheid. De wooneenheden worden groter. Villa’s duiken stilaan meer en meer op in het landschap. We rijden met de bus door een restante van het Zoniënwoud. Het Station in Sint-Genesius Rode en het bruggetje onder de spoorweg verdeelt de gemeente in 2 delen. Men merkt duidelijk een verschil in inkomen en communautaire ideologie langs de 2 delen. Stop 1: In deel 1 zagen we de intern centripetale groei van de stad en het proces van Urbanisatie. In de 19de eeuw dijt de stad Brussel sterk uit. Verschillende nationaliteiten (vooral de rijkeren) migreren van de stad naar de buitenkant en komen vaak aan in buurgemeentes van Brussel zoals Sint-Genesius Rode. Dit proces noemt men ook wel suburbanisatie. In de excursiebundel op pg 17 een overzicht van de communautaire situatie. Men heeft er aan gedacht om door Sint-Genesius Rode een “Franse Corridor” te trekken, zodat Wallonië met Brussel verbonden wordt. Deze corridor is reeds deels gerealisteerd. De huidige situatie van vandaag is gegroeid vanuit suburbanisatie. In stop 1 bevinden we ons in een Vlaams oud stuk. In SGR zijn voornamelijk Franstaligen (met een hoger inkomen) neergestreken. In de excursiegids staan een heel aantal kaartjes, statistische gegevens, confortindices, … Als we de woningen observeren, merken we zeer kleine woningen in dit gebied met een laag comfort. De bewoners in deze huisjes noemde men Boskanters en Bezembinders. Deze inwoners leefden van een heel laag inkomen en hadden zelfs nauwelijks een stuk grond, maar kenden een aantal overlevingsstrategieën om te kunnen overleven, zo brachten ze ondermeer sprokkelhout naar Brussel met de kruiwagen (vandaar de naam Spaanderboeren). Hier dus lange tijd (voor de 19de E tot begin 20ste E) een weinig kapitaalkrachtig volk geleefd aan de rand van het bos. Het huisvestingsbeleid van de jaren ‘50: een constante wisselwerking tussen steun aan de armen (verkavelen van kleine percelen) en steun aan de nieuwe kapitaalkrachtigen (grote stukken en faciliteiten klaarmaken)
Stop 2+3: Villawijk: Stop 2: Lihiennelaan Stop 3: Bevrijdingslaan We beginnen deze stop met een observatie van de woningen. Hier staan grote woningen, hoog omheind met hoge draden. Bijna alle woningen hebben 2 garagepoorten en zijn groot in omvang. De inwoners hier zijn Europeanen van verschillende nationaliteiten (Zweden, Hollanders, andere EU kaderleden, …) Het gebied waar dit deel van de wijk gelegen is, is het oudste stuk. Op deze plaats was vroeger het Zoniënwoud. De geschiedenis begint in de tijd toen België nog behoorde tot het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden met vorst Willem Van Oranje. Koning Willem is de grondlegger geweest van de Generale Bank, tot voor kort Fortis en nu BNP Paritas. De oprichting van deze maatschappij diende om de beginnende industrie te subsidiëren. Het kapitaal voor deze subsidie werd gehaald uit de verkoop van grond. Een deel van het Zoniënwoud werd verkocht, de bossen werden gerooid en in de plaats kwamen reusachtige verkavelingen die verkocht werden aan rijke Bruselaars. Percelen met een oppervlakte van 1 ha waren geen uitzondering. De woningen die deze Brusselaars hier bouwden, waren aanvankelijk slechts buitenverblijven. Door de betere transportmiddelen (spoorwegen, …) werden vanaf de 20 ste eeuw deze buitenverblijven toch als hoofdverblijf ingenomen. Op dit moment wonen er in deze wijk bijna geen Brusselaars meer. De wijk is ingenomen door EU-topmensen, commissarissen, NAVO-toppers en CEO’s van bedrijven. Mouboutou, president van Congo voor Cabilla, heeft hier zelfs een buitenverblijf gehad. Begin 20 ste eeuw werd het gebied tweetalig bestuurd. In 1932 kwam de eerste taalwet die stelde dat als een gebied voor + 70% door een taalgroep bezet wordt, dit gebied dan 1-talig wordt. Rond die tijd wordt de eerste talentelling uitgevoerd waarover de Fransen hopen dat zij met meer dan 30 % vertegenwoordigd zijn. Dit was hun streefdoel, toch waren zij slecht met 15 %. Het aantal franstaligen nam wel toe verder na ’32 tot de wereldoorlog.
Na de tweede wereldoorlog met de babyboom komt er een wooncrisis. Delen van SGR worden opnieuw verkaveld. De rijke Brusselaars zakken naar SGR af, een echte rush vanuit Brussel. De democratisering van de auto is een belangrijke bijdrage geweest tot de toename van de bevolking. Ook het aandeel franstaligen stijgt opnieuw en er komt een hoop om de kaap van de 30 % te bereiken. In 1954 is er opnieuw een talentelling met enorm hoge cijfers franstaligen in de buurgemeenten van SGR, maar in SGR zelf slechts 25,4 %. De eerste speculaties omtrent vervalsing duiken op, de franstaligen dreigen vanuit een onaangename sfeer. De franstaligen gaan de nederlandstaligen verdringen, de oorspronkelijke bewoners worden weggedrongen. Stop 4: Bezembinderstraat en Spaanderboerlaan De straatnamen komen voort uit het communautair conflict dat heerst. Deze straten maken deel uit van een sociale verkaveling (project bosstraat) en is tot stand gekomen in een na-oorlogse periode. De nederlandstaligen willen weerstand bieden tegen de toenemene franstalige macht, met ondermeer Céline Aelvoet (pleit voor 1-talig nederlands bestuur). De wijk zelf werd gebouwd in de periode ’76-’88 en bestemd voor de sociale middenklasse. Céline (schepen ruimtelijke ordening destijds) heeft speciaal straatnamen gekozen die in het frans onvertaalbaar zijn, zo zijn er ook nog de Kwadeplasstraat en de Kwadelinnekesstraat in die sterke politiek-nederlandstalige periode opgericht. Stop 5: Le Golf Na de nederlandstalige periode krijgen de franstaligen meer macht, en zo gaat de volgende franstalige schepen van ruimtelijke ordening een nieuw project beginnen (Le Golf) aan de andere kant van de Waterlosesteenweg voor de eerste keer(in het gebied waar het Zoniënwoud voorheen vrij intact gebleven was). Na de verkiezingen van ’88 kwamen de franstaligen aan de macht en begonnen meteen met grootse projecten op te zetten. De laatste nieuwe wijken (‘90) zijn minder grote kavels. Le Golf is een mooie streek om te komen fietsen in de groene rand rond Brussel. Op dit moment is het verhaal van Sint-Genesius Rode en de communautaire kwestie nog niet afgelopen. De talentelling is nu wel afgeschaft. Er zijn nu taalfaciliteiten voor de franstaligen voorzien (franstalig onderwijs, franstalige bibliotheek en franstalig gemeente-ambten, …)