Een verkenning van de relatie tussen taal en identiteit in Brussel en de Vlaamse Rand Rudi Janssens
Inhoud
Identiteit: een actueel debat Taal en identiteit: een referentiekader De groei van een meertalige regio: hoe meten? Operationalisering van identiteitsvraagstuk Taal en identiteit in Brussel Taal en identiteit in de Rand Vaststellingen
1.1. ‘Nationale’ identiteit: een actueel debat Frankrijk: Sarkozy en ‘les valeurs de l’identité nationale’ Nederland: Maxima, partij ‘Trots op Nederland’, ‘Het multiculturele drama’ UK: ‘Britishness-test’, termen als ‘British’ en ‘English’ verbergen raciale codes (Commission on the Future of Multi-Ethnic Britain) Zwitserse minaretten, Italiaanse ‘Witte Kerst’ …
1.2. Een ‘Belgische’ nationale identiteit? Constante in debat: welk samenlevingsmodel voor het samenleven van mensen met een verschillende culturele achtergrond? Debat als resultante van politieke structuur versus bevolking (ontzuiling en migratie, tweetalig versus multicultureel) Nationale staat of gemeenschappen/gewesten als basis?
2.1. Identiteit: een referentiekader Proces van zingeving bij sociale actoren op basis van culturele attributen cfr ‘core value’ => wat maakt groep ‘apart’ (taal, religie, etnische achtergrond, …) Identiteit ≠ rol (gedefinieerd door specifieke instituties of organisaties) Dynamisch proces binnen bepaald tijd-ruimtekader en gelinkt aan bepaalde sociale structuur
2.2. Identiteit en (politieke) machtsstructuren Bron: The power of Identity- Castel 2000
Ligitimizing identity: rationalisering van dominante structuren => integratie in ‘civil society’ (Vlaanderen) Resistance identity: benadrukken van de verschillen met dominante groep of cultuur => leven in ‘communities’ (migranten) Project identity: herdefiniëring van positie op basis van culturele attributen => bedreiging ‘civil society’ (Rand)
3.1. Meten van (taal)diversiteit - identiteit Bron Extra &Yagmur (2004)
Criterium
Voordeel
Nadeel
Nationaliteit
- Objectief - Makkelijk te verzamelen
- Naturalisatie - Geen ‘etnische’ maat
Geboorteland
- Objectief - Makkelijk te verzamelen
- Intergenerationele erosie - Geen ‘etnische’ maat
Thuistalen
- Criterium meer bepalend voor ‘etniciteit’ - Belangrijk als parameter voor het beleid
- Complexiteit van taalgebruik (met wie, waar, wanneer) - Taal staat niet voor iedereen centraal als marker voor identiteit - Wat met eengezinshuishoudens
Zelfidentificatie - Basis van identiteit - Emancipatorisch (persoonlijke conceptie van etniciteit en identiteit)
- Subjectief - Meervoudige categorisering
3.2. Operationalisering identiteit Tot welk van onderstaande groepen, categorieën of gemeenschappen rekent u zichzelf in de eerste plaats, in de tweede plaats … voelt u zich het minst betrokken … 1. inwoner van uw gemeente 2. Brusselaar 3. Vlaming 4. Franstalige 5. Lid van andere taal- of cultuurgemeenschap (specifieer …) 6. Belg 7. Andere nationaliteit (specifieer …) 8. Europeaan 9. Andere (specifieer …)
4.1. Taal en identiteit in Brussel Bron: Taalbarometer 2
Identiteit
1° Keuze
Ooit
Identiteit
1° Keuze
Ooit
Belg
39,8%
61,6%
Vlaming
1,6%
3,7%
Brusselaar
19,6%
39,3%
Vreemdeling
1,1%
2,2%
Europeaan
15,0%
32,8%
Andere
10,2%
21,3%
Franstalige
6,6%
20,1%
Gn antw
1,8%
1,8%
Gemeente
4,3%
9,6%
4.2. Wie noemt zich Vlaming in Brussel? Identiteit 1
Identiteit 2
Combinatie
+ Brusselaar
45,0%
Belg +
42,3%
Belg
41,3%
+ Belg
40,0%
Brusselaar +
32,7%
Brusselaar
38,0%
+ Franstalige
5,0%
Europeaan +
13,5%
Europeaan
8,7%
+ Gemeente
5,0%
Franstalige +
9,6%
Franstalige
7,6%
+ Europeaan
2,5%
Andere +
0,2%
Gemeente
2,2%
+ Andere
2,5%
Andere
2,2%
4.3. Bepalende variabelen ‘Vlaming’ (ANOVA) Thuistaal oorspronkelijke familie (Homogeen Nederlandstalig, beperkt tweetaligen) Thuistaal huidige familie (Homogeen Nederlandstalig, beperkt tweetaligen) Geboorteplaats: Vlaanderen 36,4% Nl-taligen ook Vlaming, 17,9% in eerste plaats
4.4. Bepalende variabelen ‘Minst Vlaming’ (ANOVA) Leeftijd (hoe jonger de Brusselaar hoe minder hij/zij zich Vlaming voelt) Thuistaal oorspronkelijke familie (vooral nieuwe tweetaligen en anderstaligen) => Het zijn niet de Franstaligen die zich het minst met het begrip ‘Vlaming’ kunnen identificeren
Illustratie: Picqué wil veiligheidsdebat opstarten na rellen Molenbeek
De Standaard vrijdag 23 oktober 2009 (bdp)
In mei 2008 waren er de rellen tussen allochtonen en Anderlecht-supporters in Anderlecht. Rond het SintGuidoplein werd toen een ware veldslag geleverd, de politie pakte meer dan tweehonderd relschoppers op. ‘Beide partijen gebruikten toen voor het eerst een uitgesproken racistisch discours. De Anderlechtsupporters werden uitgejouwd voor sales Flamands. Volgens mij was dit een nieuw element in de spanningen tussen de bevolkingsgroepen in Brussel.'
4.5. Wie noemt zich Franstalige in Brussel? Identiteit 1
Identiteit 2
Combinatie
+ Belg
34,7%
Belg +
54,7%
Belg
48,1%
+ Brusselaar
21,6%
Brusselaar +
22,4%
Brusselaar
22,1%
+ Europeaan
16,2%
Europeaan +
14,4%
Europeaan
15,0%
+ Gemeente
7,2%
Gemeente +
3,5%
Gemeente
4,7%
+ Vlaming
3,0%
Vreemde +
0,9%
Vlaming
1,4%
+ Vreemde
1,8%
Vlaming +
0,6%
Vreemde
1,2%
+ Andere
17,3%
Andere +
3,5%
Andere
7,5
4.6. Bepalende variabelen ‘Franstalige’ (ANOVA) Thuistaal oorspronkelijke familie (Homogeen Franstalige gezinnen) => Diegenen die thuis Frans met een andere taal combineren zien zichzelf niet onmiddelijk als Franstaligen 35,8% uit homogeen Fr families ook ‘Franstalige’, 11,8% in eerste plaats
4.7. Bepalende variabelen ‘Minst Franstalige’ (ANOVA) Thuistaal oorspronkelijke familie (in de eerste plaats Nederlandstaligen, in de tweede plaats personen die van thuis uit het Frans met een andere taal combineren)
5.1. Relatie identiteit-onderwijs Brussel(1) Identiteit
Onderw.taal + vak
2 Onderw.taal
1 Onderwtaal
Vlaming ID
39,6%
60,4%
0%
Nederlandstalige GT
37,6%
62,4%
0%
Andere
29,8%
69,5%
0,7%
Franstalige ID
34,2%
65,0%
0,8%
Franstalige GT
26,0%
73,7%
0,3%
Andere
32,8%
66,3%
0,9%
5.2. Relatie identiteit-onderwijs Brussel(2) Identiteit
Bicultureel
Direct gewoon
taallessen
Vlaming ID
11,0%
48,4%
40,7%
Nederlandstalige GT
4,7%
44,3%
50,9%
Andere
9,2%
38,4%
52,4%
Franstalige ID
8,6%
45,4%
46,0%
Franstalige GT
8,7%
35,1%
56,2%
Andere
9,5%
39,6%
50,9%
5.3. Relatie identiteit–politiek Brussel(taal lijst) Identiteit
Nl-taligen
Fr-taligen
2-talige
andere
Vlaming ID
38,5%
2,2%
18,7%
40,7%
Nederlandstalige GT
14,2%
17,0%
33,0%
35,8%
Andere
1,6%
29,3%
17,7%
51,4%
Franstalige ID
1,2%
38,7%
17,8%
42,2%
Franstalige GT
1,7%
31,4%
18,8%
48,2%
Andere
6,3%
19,1%
18,3%
56,3%
5.4. Relatie identiteit–politiek Brussel(statuut) Identiteit
Br bij Vl
Br bij Wall
Europees
Status quo
Vlaming ID
7,3%
0%
47,6%
45,1%
Nederlandstalige GT
4,3%
0%
43,0%
52,2%
Andere
2,7%
1,8%
43,7%
51,8%
Franstalige ID
2,0%
1,7%
45,9%
50,4%
Franstalige GT
2,9%
1,5%
44,9%
50,7%
Andere
3,5%
1,8%
41,7%
53,0%
6.1. Wie noemt zich Vlaming in de Rand? Identiteit 1
Identiteit 2
Combinatie
+ Belg
56,6%
Belg +
56,5%
Belg
56,6%
+ Gemeente
17,7%
Gemeente+
27,5%
Gemeente
21,4%
+ Europa
7,1%
Europeaan +
10,1%
Europeaan
8,2%
+ Brusselaar
0,9%
Franstalige +
1,4%
Brusselaar
1,6%
+ Andere
17,7%
Andere +
1,4%
Franstalige
0,5%
Andere
11,5%
6.2. Bepalende variabelen ‘Vlaming in de Rand’ (ANOVA) Thuistaal oorspronkelijke familie (Homogeen NL) Thuistaal huidige familie (Homogeen NL) Middenklasse (Diploma SO+Hogeschool) Geslacht (vooral mannen) 53,8% Nl-taligen ook Vlaming, 33,4% in eerste plaats
6.3. Wie noemt zich Franstalige in de Rand? Identiteit 1
Identiteit 2
Combinatie
+ Belg
28,6%
Belg +
59,4%
Belg
48,9%
+ Gemeente
21,4%
Europeaan +
25,0%
Europeaan
19,1%
+ Franstalige
7,1%
Brusselaar +
6,3%
Gemeente
6,4%
+ Europeaan
7,1%
Franstalige +
3,1%
Brusselaar
4,3%
+ Vlaming
7,1%
Andere +
6,3%
Franstalige
4,3%
+ Andere
28,6%
Vlaming
2,1%
Andere
12,8%
6.4. Bepalende variabelen ‘Franstalige in de Rand’ (ANOVA)
Geboorteplaats (Wallonië + buitenland) Thuistaal oorspronkelijke familie (Homogeen Franstalig + nieuwe tweetaligen) 10,4% van mensen uit homogeen Franstalige gezinnen zien zichzelf als Franstalige, waarvan 3,0% in de eerste plaats
6.5. Relatie identiteit – politiek Rand (taal lijst) Identiteit
Nl-taligen
Fr-taligen
2-talige
andere
Vlaming ID
76,7%
3,4%
12,5%
7,4%
Nederlandstalige GT
47,0%
6,7%
27,5%
18,8%
Andere
4,1%
35,0%
28,0%
33,0%
Franstalige ID
2,4%
42,9%
31,0%
23,8%
Franstalige GT
2,8%
36,2%
29,0%
32,1%
Andere
41,2%
15,2%
21,8%
30,9%
7. Vaststellingen Identiteit meervoudig => ≠ theoretische benadering Nederlandstalige ≠ Vlaming Franstalige GT ≠ Franstalige ID beide groepen in Brussel ≈ 35% (meer/min) Verschil toegeschreven identiteit en identificatie Vlamingen en Franstalige geen uitsluitende categorieën Identificatie heeft politieke vertaling voor beide, onderwijsvisies verschillen Rand grotere identificatie Vlaming (50%), niet Franstalige