BASISONDERWIJS
VISIETEKST ONDERWIJSTIJD VAN LESTIJD NAAR LEERTIJD
Het doel van deze tekst is scholen een achtergrond en leidraad te bieden bij het maken van keuzes i.v.m. de concrete organisatie en invulling van de onderwijstijd.
1. De regelgeving 1
De regelgeving bepaalt i.v.m. onderwijstijd het volgende : ‐ Het kleuteronderwijs is basisonderwijs voor kinderen vanaf twee jaar en zes maanden en loopt tot de aanvang van het lager onderwijs. ‐ Het gewoon lager onderwijs duurt zes jaar. ‐ Het schoolbestuur bepaalt vrij de organisatie van zijn kleuteronderwijs en lager onderwijs. Het legt die organisatie vast in het schoolwerkplan met dien verstande dat het gewoon lager onderwijs steeds volledig moet worden georganiseerd. Dit betekent dat leerlingen tussen zes en twaalf jaar er ononderbroken hun lager onderwijs moeten kunnen volgen. ‐ Het gewoon onderwijs wordt zodanig georganiseerd dat, op grond van een pedagogisch project, in de school een opvoedings- en leeromgeving gecreëerd wordt waarin de leerlingen een ononderbroken proces kunnen doormaken. Die omgeving wordt aangepast aan de voortgang in de ontwikkeling van de leerlingen. ‐ Het gewoon basisonderwijs is in principe verantwoordelijk voor het onderwijs aan alle leerlingen van bedoelde leeftijdscategorie. Het moet door blijvende aandacht en verbreding van de zorg zoveel mogelijk leerlingen blijvend begeleiden. ‐ Ieder schoolbestuur bepaalt de inhoud van het basisonderwijs in zijn scholen en bepaalt vrij zijn eigen pedagogische en onderwijskundige methodes. ‐ Het onderwijsaanbod in het gewoon kleuteronderwijs omvat ten minste, en waar mogelijk in samenhang de volgende leergebieden: lichamelijke opvoeding, muzische vorming, Nederlands, wereldoriëntatie, wiskundige initiatie. ‐ Het onderwijsaanbod in het gewoon lager onderwijs omvat ten minste, en waar mogelijk in samenhang, de volgende leergebieden: lichamelijke opvoeding, muzische vorming, Nederlands, wiskunde, wereldoriëntatie, Frans en de leergebiedoverschrijdende thema’s leren leren, sociale vaardigheden en ICT. ‐ In de officiële lagere scholen omvat het onderwijsaanbod bovendien wekelijks ten minste twee lestijden onderwijs in de erkende godsdiensten en in de op die godsdiensten berustende zedenleer en ten minste twee lestijden onderwijs in de niet-confessionele zedenleer. ‐ Het leergebied Frans is verplicht in het vijfde en zesde jaar gewoon lager onderwijs. ‐ De leerlingen krijgen achtentwintig lestijden onderwijs- en opvoedingsactiviteiten per week (inclusief 2 lestijden levensbeschouwelijke vakken). In afwijking hiervan kan een negenentwintigste lestijd worden georganiseerd na overleg of na onderhandeling in het lokaal comité. ‐ De regering bepaalt de vakantieperioden, regelt de organisatie van de schooltijd en bepaalt in welke gevallen de lessen kunnen geschorst worden.
2. Ontwikkelingsdoelen, eindtermen, leerplannen, studielast Elke school moet de ontwikkelingsdoelen, minimumdoelen op het vlak van kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes voor het kleuteronderwijs, bij haar leerlingen nastreven. Elke school heeft de maatschappelijke opdracht de leergebiedgebonden eindtermen met betrekking tot kennis, inzicht en vaardigheden bij de leerlingen te bereiken. Elke school heeft de maatschappelijke opdracht de leergebiedoverschrijdende en attitudinale eindtermen bij de leerlingen na te streven. Elk schoolbestuur heeft de verplichting een leerplan te maken/kiezen voor haar gewoon onderwijs waarin het de doelen formuleert voor haar leerlingen. De keuze van een schoolbestuur van een goedgekeurd leerplan impliceert dat het schoolbestuur rekening houdt met de studielast die volgens de leerplanmakers moet gaan naar de verschillende leergebieden. Het begrip studielast drukt de Tijd nodig voor realiseren van leerplandoelen van bepaald leergebied verhouding uit tussen: Totale onderwijstijd (9 jaar basisonderwijs)
1
Decreet basisonderwijs 25 februari 1997
1
Het OVSG bepaalt deze studielast als volgt:
Lichamelijke opvoeding (10%) Muzische vorming (14%) Wereldoriëntatie (19%) Nederlands (22%) Frans (3%) Wiskunde (19%) Vrije ruimte (13%) Leergebiedoverschrijdende eindtermen streven we na in alle leergebieden
Met ‘vrije ruimte’ geven de leerplanmakers de mogelijkheid om de onderwijstijd van een bepaald leergebied op eigen initiatief uit te breiden. Ook als men expliciet aandacht wil schenken aan leergebiedoverschrijdende eindtermen (door deze bijvoorbeeld in te passen in de vrije ruimte) dienen deze steeds gekoppeld te zijn aan inhouden en doelen die verwijzen naar andere leergebieden. Deze keuze wordt gemaakt door het 2 schoolbestuur en wordt (gemotiveerd en) vastgelegd in het schoolwerkplan . Aanleidingen daartoe kunnen zijn: ‐ de specificiteit van het pedagogisch project (bv. scholen die zich profileren als Sportschool, Muzische school, Groene school…kunnen de betreffende leergebieden meer ruimte geven); ‐ de ligging van de school, de instroomkenmerken van de leerlingen (bv. de instroom van veel anderstalige leerlingen kan aanleiding zijn om het leergebied Nederlands meer ruimte te geven); ‐ de wijze waarop de school het curriculum wil aanbieden (bv. een methodeschool biedt het curriculum geïntegreerd aan d.m.v. projectwerking en geeft extra ruimte aan het gericht nastreven van de leergebiedoverschrijdende eindtermen leren leren en sociale vaardigheden).
3. Welke school willen we zijn? De invulling van de onderwijstijd valt onder de pedagogische vrijheid van het schoolbestuur. De indeling in leergebieden en domeinen van de leerplannen hebben dus niet de bedoeling om een bepaalde structuur aan te geven voor het onderwijsaanbod. Het concreet gebruik van de onderwijstijd sluit nauw aan bij het pedagogisch project dat de school voor ogen heeft en bij de instroom van de leerlingen. Dit vertaalt zich in het maken van keuzes bij: ‐ het indelen van de leerlingen in groepen (basisstructuur- Hoe stellen we onze leergroepen samen?); ‐ het programmeren van het curriculum (plannen – Wie bepaalt wat er wanneer aan bod komt?); ‐ het aanbieden van het curriculum (didactische aanpak – Hoe worden de inhouden aangeboden?). Voor elk van deze elementen moeten keuzes gemaakt worden. In het schoolwerkplan worden deze keuzes en de afspraken rond de concretisering ervan vastgelegd.
3.1. Het indelen van de leerlingen in groepen – Hoe stellen we onze leergroepen samen? Scholen kiezen bij het indelen van leerlingen in groepen voor een basisstructuur. Deze kan variëren van strikte toepassing van het leerstofjaarklassensysteem (groepen met leerlingen van dezelfde leeftijd die
2
De invulling van de vrije ruimte dient vooraf te worden bepaald in het schoolwerkplan en is dus geen keuze-uur dat de leerkracht naar believen kan invullen.
2
eenzelfde aanbod krijgen) tot het indelen in leefgroepen (groepen met leerlingen met een grotere leeftijdspreiding bv. 2 of 3 jaar).
Mogelijke basisstructuur van een school die opteert voor toepassing van het leerstofjaarklassensysteem. De groepen bestaan uit leerlingen van (in principe) dezelfde leeftijd.
Mogelijke basisstructuur van een school die kiest voor het werken met leefgroepen. Per leefgroep zijn er leerlingen van verschillende leeftijden. Leerlingen blijven drie jaar in dezelfde leefgroep die elk jaar van samenstelling wijzigt.
Vele scholen doorbreken (tijdelijk) de basisstructuur door structureel onderwijstijd te voorzien voor klas- of groepsdoorbrekend werken. De criteria daarvoor worden in het schoolwerkplan vastgelegd. Voorbeelden daarvan zijn: ‐ activiteiten waarbij men de leerlingen over de bestaande groepen heen indeelt volgens vorderingen, behoeften of interesses (gedifferentieerde activiteiten); ‐ klas-, groepsdoorbrekende activiteiten of projecten; ‐ gezamenlijke activiteiten van leerlingen uit K3/Groep 2 en L1/Groep 3; ‐ …
3.2. Het programmeren van het curriculum – Wie bepaalt doelen, inhoud en tijd? Hier maakt de school keuzes omtrent de mogelijkheden om het curriculum te programmeren in de jaarplanning (inhoud en tijd). Bij een leraargestuurd aanbod is het de leraar die aan de hand van een planning bepaalt welke doelen en inhouden wanneer en in welke volgorde aan bod komen. Een leerlinggestuurd aanbod geeft leerlingen de mogelijkheid om in grote mate inbreng te hebben in de inhouden. De doelen worden bewaakt door de leraar. Een zuiver leerling- of leraargestuurd aanbod komt zelden voor.
3.3. Het aanbieden van het curriculum – Hoe worden de inhouden aangeboden? Het onderwijsaanbod kan georganiseerd worden in afzonderlijke leergebieden die naast en na elkaar worden aangeboden. Concreet betekent dit leergebiedgericht werken dat men een aantal lestijden toekent aan een bepaald leergebied. Om de horizontale samenhang tussen de leergebieden op een functionele wijze te realiseren kan men leergebieddoorbrekend werken. Hierbij worden in meer of mindere mate allerlei relaties gelegd binnen en tussen leergebieden. Bij geïntegreerd werken is de context de werkelijkheid zoals deze zich voordoet. Dit roept een aantal vragen op die het startpunt zijn voor leren. Dit maakt het mogelijk verschillende leergebieden bij een context te betrekken en er nieuwe, functionele kennis mee te laten verwerven. Het is een uitdaging dat de leraar het gewicht van de leergebieden bewaakt door de leergebiedgebonden doelen voorop te stellen.
3
4. Verschillen in de concrete tijdsbesteding tussen de verschillende leeftijdsgroepen.
Kleuters
6-, 7-jarigen
8-, 9-jarigen
10-, 11-jarigen
5. Concreet aanwenden van de onderwijstijd Het is mogelijk om, ongeacht de basisstructuur van de school, de concrete invulling van de onderwijstijd aan de visie en de behoefte van de school of leergroep aan te passen. Scholen kunnen stapsgewijs onderzoeken wat ze op dit vlak kunnen realiseren. Het hanteren van een rooster met vaste activiteiten dat ook de mogelijkheid geeft om flexibel om te gaan met specifieke behoeften (interesse van de leerlingen, actualiteit, projecten, zorgverbreding, klasdoorbrekende activiteiten…) behoort voor elke school meestal tot de mogelijkheden. Het gebruik van de voorbeelden kan helpen bij het vastleggen van concreet onderwijstijdgebruik. Het kan en mag geenszins de bedoeling zijn deze te hanteren als strakke weekroosters. In de gegeven voorbeelden neemt het aandeel vrije ruimte toe. Scholen kunnen eerst nadenken welke accenten ze willen leggen in hun werking vooraleer een concrete planning te roosteren.
3
Uit Algemene uitgangspunten ‘ontwikkelingsdoelen kleuteronderwijs’: Er werden geen afzonderlijke ontwikkelingsdoelen voor de leergebiedoverschrijdende thema’s ‘Leren leren’ en ‘Sociale vaardigheden’ geformuleerd wegens de globale en geïntegreerde aanpak op dit onderwijsniveau. Het is eigen aan het kleuteronderwijs om belangrijke accenten te leggen op het verwerven van sociale vaardigheden. In verscheidene ontwikkelingsdoelen voor het kleuteronderwijs zijn deze aspecten van leren leren, expliciet meegenomen; in andere worden ze voorgesteld.
4
ste
Voorbeeld 1 Nederlandse taal Wiskunde Wereldoriëntatie Muzische vorming Lichamelijke opvoeding Frans Vrije ruimte
1
Voorbeeld 2 Nederlandse taal Wiskunde Wereldoriëntatie Muzische vorming Lichamelijke opvoeding Frans Vrije ruimte
1
Voorbeeld 3 Gespreksronde • Onthaal o Nederlandse taal spreken en luisteren; o Wereldoriëntatie dagelijkse tijd, actualiteit, ruimte … o … • Evaluatie en reflectie o Wiskunde, Nederlandse taal, wereldoriëntatie, muzische vorming o … Instructietijd Nederlandse taal • Deelvaardigheden • … Instructietijd wiskunde Geïntegreerde werktijd • verwerking en toepassing Nederlandse taal en wiskunde binnen takenbord of contracten hoekenwerk • expliciete aandacht voor sociale vaardigheden, leren leren en ict binnen geïntegreerde contexten • … Frans Muzische vorming Lichamelijke opvoeding Atelierwerk • techniek en cultuur • … Projectwerk • geïntegreerde thema’s en projecten o wo als motor o wiskunde en taal waar het kan o muvo als verwerking o …
1
graad 7 6 6 4 2
de
2 graad 7 6 6 4 2
1 ste
1
graad 6,5 5,5 5 4 2
2de graad
3de graad
2
1
1
2
3
4
3
2
4
4
3
4
5
5
2 2
2 2
3 2 2
1
2
2
5
4
3
3
2 graad 6 5,5 5,5 4 2
de
3
graad
5
de
3 graad 5,5 5 5 3 2 3 2,5
3 ste
de
3 graad 7 6 5 3 2 3
Voorbeeld 4 Groepsmomenten • praatronde, planning… • voorstelling, evaluatie… project Werktijd • vrije werktijd • afgebakende werktijd Instructietijd Nederlandse taal Instructietijd wiskunde Instructietijd Frans Lichamelijke opvoeding
groep 3
groep 4
5 4
6 4
3 3 5 4
5 3 3 2 1 2
2
6. Slot Het is de maatschappelijke opdracht van elke school om, rekening houdend met de door de leerplannen aangegeven studielast, de eindtermen (via de leerplannen) met zijn leerlingen te realiseren binnen de daarvoor beschikbare onderwijstijd. Afhankelijk van onze visie op goed basisonderwijs hanteren we structuren, organisatievormen, groeperingsvormen, roosters, werkvormen… om de concrete invulling van deze onderwijstijd optimaal te realiseren. Om daar in te slagen moet elke school, ongeacht de schoolstructuur en organisatie van de onderwijstijd, een duidelijk beeld hebben van: ‐ de inhouden die als zeer belangrijk voor alle leerlingen worden beschouwd (ODET) en de inhouden die als aanvulling worden beschouwd; ‐ de verticale samenhang, de continue ontwikkelingslijn in de essentiële inhouden doorheen de (basis)school en de onderwijstijd die nodig is om deze te realiseren (leerlijnen); ‐ de beschikbare onderwijstijd die noodzakelijk is om deze essentiële inhouden met de eigen leerlingengroep te behandelen (leerlijnen en afspraken in schoolwerkplan); ‐ hoe men gaat bewaken dat alle leraren deze essentiële inhouden behandelen (inventariseren, overleg, planningsdocumenten); ‐ hoe men de beschikbare tijd voor onderwijs als effectieve leertijd gaat aanwenden; ‐ de discrepantie tussen het voorgenomen programma (ODET/leerplannen), het werkelijk uitgevoerde programma en het door de leerlingen verworven programma (inventariseren, evalueren, outputgegevens…), m.a.w. in hoeverre is onze onderwijstijd steeds leertijd. Een belangrijk aspect van onderwijstijd is het erover waken dat de onderwijstijd effectieve leertijd is. Zowel op school- als leerlingenniveau (en ook met ouders en externen) dienen daarom concrete afspraken gemaakt te worden en dient er op toegezien dat deze afspraken nageleefd worden. Zonder deze regels en afspraken (of het naleven ervan) kan heel wat tijd verloren gaan aan leerlingen die te laat komen, leswisselingen, storend gedrag, onderbrekingen, beslag leggen op onderwijstijd door externen, praktische en verzorgende activiteiten, laattijdig starten, te vroeg stoppen, verplaatsingen… De titel ‘onderwijstijd: van lestijd naar leertijd’ is doelbewust gekozen. Het thema onderwijstijd biedt teams een uitdagende hefboom om hun onderwijsleerpraktijk kwaliteitsvol gestalte te geven. Met het kwaliteitszorgkader als leidraad kunnen teams hun visie vertalen vanuit de vraag: Wat vinden wij als team essentieel voor het leren van onze leerlingen?’ Met ‘onderwijstijd’ als invalshoek kun je die visie doelgericht maken, optimaal gebruik makend van de autonomie die je als school hebt, op voorwaarde dat je het ‘gewicht’ van de verschillende leergebieden consequent bewaakt. Vragen die je hierbij kunt stellen zijn: Welke keuzes maken we als team opdat die onderwijsleeromgeving optimaal tegemoet komt aan onze visie op leren en onderwijzen? Hoe belangrijk vinden we geïntegreerde werktijd? Hoe willen we die realiseren? Hoe belangrijk vinden we zelfstandige werkvormen?Welke leergebieden, domeinen, doelstellingen, activiteiten krijgen daarin hun plek? Hoe geven we kinderen de kans hun talenten te ontdekken en te exploiteren? Welke werk- en groeperingsvormen stellen ons in staat in te spelen op verschillen tussen kinderen? Gezamenlijke besluitvorming over deze schoolorganisatorische vragen leidt tot gedeelde verantwoordelijkheid. Vanuit dit concept geef je als team je beleid stapsgewijs verder gestalte, bepaal je samen prioriteiten, stel je heldere doelen en acties voorop en voer je deze planmatig uit. Op middellange termijn biedt deze aanpak kans op aantoonbare effecten op elk niveau en duurzame kwaliteitsverbetering . 6
Precies omwille van de impact op de school- en klaspraktijk loont het de moeite om bij de effectieve aanwending van je onderwijstijd stil te staan. Last but nog least biedt het je de kans je als school te profileren en op die manier pro-actief en professioneel op de verwachtingen van ‘de buitenwereld’ in te spelen, hetgeen het vertrouwen en de autoriteit van elk van de teamleden enkel ten goede kan komen.
7