VISIE Door Jelle Jansen Studentnummer 1530171
Stelling: 'De Nederlandse reisjournalistiek is teveel afhankelijk van partijen met commerciële belangen.' Docent: Gerard Jacobs 1
INHOUD blz. 1:
Voorblad
blz. 2:
Inhoud
blz. 3:
Stelling en operationalisering
blz. 4:
Doelgroep en medium
blz. 5:
Inleiding
blz. 5 t/m 9:
Betoog
blz. 9 t/m 10:
Conclusie
blz. 11 t/m 12:
Bronnenlijst
blz. 13:
Planning en urenverantwoording
2
STELLING EN OPERATIONALISERING Stelling: De Nederlandse reisjournalistiek is teveel afhankelijk van partijen met commerciële belangen. Operationalisering: Met de 'Nederlandse reisjournalistiek' doel ik met name op 'special interest'-tijdschriften die zich hoofdzakelijk met reizen bezighouden. Dus geen kranten, geen publieksbladen maar tijdschriften als Columbus en Reizen Magazine. Met 'partijen met commerciële belangen' bedoel ik alle externe partijen die betrokken zijn bij het tot stand komen van de content van een reisblad. Denk daarbij aan PR-bureaus, verkeersbureaus, touroperators, reisorganisaties, vliegmaatschappijen, hotels etc.
3
DOELGROEP EN MEDIUM In mijn visie richt ik me op de reisjournalistiek. Het is daarom vanzelfsprekend dat mijn visie voor die tak van de journalistiek ook interessant kan zijn. Het kan redacties of journalisten aan het denken zetten over hun eigen werkwijze en de vraag in hoeverre ze streven naar onafhankelijkheid en objectiviteit. Aan de andere kant denk ik dat het lezerspubliek van reistijdschriften ook iets zou kunnen hebben aan mijn visie. Ik vermoed namelijk dat veel van deze lezers zich vaak niet realiseren in hoeverre de verhalen 'gekleurd' kunnen zijn door invloeden van buitenaf. Voordat ik journalistiek ging studeren dacht ik daar immers ook weinig over na. Toch richt ik me in deze visie specifiek op reisjournalisten en de redacties van reisbladen omdat zij degenen zijn die een verandering teweeg kunnen brengen, en omdat ze vanwege hun vak begrippen als onafhankelijkheid en objectiviteit hoog in het vaandel zouden moeten hebben staan. Het beste zou het zijn wanneer mijn visie gepubliceerd werd via een platform als TourPRess Holland. Dit is een organisatie bestaande uit toeristisch journalisten en persvoorlichters. Deze mensen hebben allemaal regelmatig te maken met de wisselwerking tussen de reisjournalistiek en de commercie. Daarnaast hebben zij onafhankelijkheid hoog in het vaandel staan, getuige de Aad Struijs Persprijs die zij sinds 2006 uitdelen. Deze prijs is bedoeld voor kwalitatief hoogwaardige producties in de sector reizen en toerisme.
4
BETOOG Inleiding Goede journalistiek is onafhankelijk. Dat is niet alleen mijn persoonlijke mening maar tevens één van de grondbeginselen van de journalistiek en een van de eerste regels die studenten op de School voor Journalistiek opgelegd krijgen. Wanneer externe partijen zich gaan mengen in het journalistieke proces en de totstandkoming van het journalistieke product, liggen verdraaiing van feiten, het weglaten van belangrijke informatie en (de schijn van) belangenverstrengeling immers op de loer. Toch lijkt vooral de reisjournalistiek zich hier in zekere mate wel degelijk schuldig aan te maken. Reizen kost veel geld, en dat hebben de meeste redacties niet. Het is dan ook doodnormaal geworden om je als blad of journalist te laten sponsoren door een bedrijf of organisatie. Zo wordt er al snel aangeklopt bij PR- en verkeersbureaus, touroperators en andere bedrijven die werkzaam zijn in de reisindustrie. In principe is hier nog niet zoveel mis mee. Dergelijke partijen hebben vaak echter ook commerciële belangen. Zij investeren in het financieren van een reis en verwachten daar dus iets voor terug. Zo zien ze graag dat er veel en positief over hun producten geschreven wordt met de verwachting dat de verkoop hierdoor omhoog gaat. Maar in hoeverre bepalen zij wat en hoe er over hun producten geschreven wordt? Hoe ver reikt hun invloed precies? Daarnaast zit de journalistiek in zwaar weer. Redacties moeten inkrimpen en de oplagen lopen terug, maar het blad moet wel verkocht worden. Wordt de verleiding dan niet erg groot om te zwichten voor het geld waardoor de content van een tijdschrift meer en meer bepaald wordt door sponsoren en andere belanghebbenden? Dit zijn allemaal vragen waar ik zelf al langer mee rondloop, sinds ik op de School voor Journalistiek in 2009 de cursus 'Reisverhalen' heb gevolgd. Gastspreker Matthijs de Winter van Reizen Magazine kwam destijds over zijn werkzaamheden als reisreporter vertellen.1 Hij vertelde onder andere dat veel van de reizen gesponsord worden omdat je anders geen blad kan maken. Dit betekende volgens hem wel dat Reizen Magazine geen negatieve verhalen kan schrijven. Dat maakt ook niet uit omdat de doelgroep dat toch niet wil lezen, aldus De Winter. 'Reizen magazine wil de lezer inspireren', zo vertelde hij. En in het enkele geval dat een bepaalde bestemming écht tegenvalt wordt het artikel niet geplaatst. Dit staat haaks op mijn eigen opvattingen over goede en eerlijke journalistiek. Ik ben van mening dat een journalist zoveel mogelijk onafhankelijk te werk moet gaan en een objectieve weergave van de werkelijkheid moet geven. Wanneer hij zich teveel inlaat met belanghebbende partijen ontstaat het gevaar dat de artikelen hier teveel door beïnvloedt worden. De reisjournalistiek is in dat geval niet meer dan een reclameblaadje als verlengstuk voor PR-bureaus en reisorganisaties. Terwijl de lezer verwacht dat wat hij leest de waarheid is. Ik heb daarom besloten mijn visie op dit onderwerp te richten, met als stelling: De Nederlandse reisjournalistiek is teveel afhankelijk van partijen met commerciële belangen. Tijdens mijn onderzoek heb ik gesproken met Mark Mackintosh (adjunct-hoofdredacteur Columbus Magazine), Sander Groen (freelance reisjournalist), Frank Paumen (Oud-voorzitter TourPRess Holland), Bert Sitters (Freelance reisjournalist en tevens lid van TourPRess Holland) en Tessa aan de Stegge (persvoorlichtster Innovation Norway). Via de mail heb ik ook nog vragen voorgelegd aan Simone van Putten van PR-bureau USP. Financiële afhankelijkheid uit noodzaak Reizen is duur en daarom voor de meeste redacties niet te betalen. De vliegtickets, de accommodatie en het vervoer ter plaatse kunnen flink in de papieren lopen. Het gebruik van 1
Gastcollege Matthijs de Winter 5
sponsoren om een reis te bekostigen lijkt in de Nederlandse reisjournalistiek dan ook eerder regel dan uitzondering. Ook Columbus Magazine, dat er prat op gaat volkomen onafhankelijk te zijn, ziet zich genoodzaakt op deze manier te werken. Adjunct-hoofdredacteur Mark Mackintosh2: “De accommodaties worden vanaf de redactie geresearcht en er wordt van tevoren contact mee opgenomen. We proberen gratis overnachtingen voor elkaar te krijgen door af te spreken dat ze genoemd worden in het blad. Dat lukt vaak wel. Het struikelblok zijn de vluchten. Soms regelen we die via verkeersbureaus, de andere keer weer via een touroperator of direct bij een luchtvaartmaatschappij. In ruil daarvoor worden ze ook in de aanvullende informatie bij het stuk genoemd.” De meeste reisjournalisten geven aan wel onafhankelijk te willen werken, maar dat dit vrijwel onmogelijk is. Freelancer Sander Groen3: “Je wil onafhankelijk zijn anders ben je een verlengstuk van de reisorganisaties. Aan de andere kant ben je in zekere mate natuurlijk wel afhankelijk van commerciële partijen voor de financiering van je reizen. Het ideaalbeeld zou zijn wanneer de media de reizen zelf betalen maar dat geld is er niet. Daar zijn Nederland en de winstmarges te klein voor.” Ook freelancer Bert Sitters beaamt de noodzaak om samen te werken met PR-bureaus, touroperators en andere organisaties die actief zijn in de reisbranche4: “De reisjournalistiek is daar erg afhankelijk van. Het is financieel simpelweg niet haalbaar voor de media om alle reizen zelf te moeten betalen.” Ook al zou menig journalist het dus liever anders zien, er valt niet voorbij te gaan aan het feit dat praktisch elk verhaal in de Nederlandse reismagazines tot stand komt door middel van samenwerking met een of meerdere externe partijen. Er kan dus wel degelijk van een bepaalde mate van afhankelijkheid gesproken worden. Dit hoeft natuurlijk nog niet te betekenen dat deze afhankelijkheid ook daadwerkelijk invloed heeft op de inhoud van artikelen. Het is echter niet helemaal te rijmen met punt 13 van de, door het Nederlands Genootschap voor Hoofdredacteuren opgestelde, Code voor de Journalistiek5. Deze stelt onder andere dat een journalist geen materiële of immateriële vergoedingen aan mag nemen die bedoeld zijn berichtgeving te bevorderen. En dat is in essentie natuurlijk wel wat hier gebeurt. Het belang van persoonlijk contact De geïnterviewde journalisten geven dus allemaal aan dat ze wel samen móeten werken met partijen met economische belangen, of ze dat zelf nou leuk vinden of niet. Dit heeft volgens hen echter weinig tot geen invloed op de onderwerpkeuze van hun verhalen. “Die worden bepaald door de redactie, vanuit onze eigen interesses en passies of aan de hand van verhalen die we ergens anders zijn tegengekomen,” aldus Mark Mackintosh. Ook freelancer Sander Groen is vrij om zelf zijn bestemmingen te kiezen: “In mijn geval wordt de helft door de redacties aan mij voorgelegd en in de overige gevallen benader ik ze zelf met ideeën.” Toch staan redacties hierbij bloot aan invloeden van buitenaf. Zo concluderen Mirjam Prenger en Frank van Vree in hun onderzoek Schuivende grenzen6, over de vrijheid van de journalist in een veranderend medialandschap, dat er tot op zekere hoogte wel degelijk sprake is van agendasetting door de adverteerder. Volgens hen doen deze veel moeite om onderwerpen aan te dragen. Of deze vervolgens door de hoofdredactie worden meegenomen, hangt af van de geschiktheid van de aanbieding. Het kan redacties echter wel op ideeën brengen. Maar op wat voor manier worden de media dan door deze commerciële partijen benaderd? Simone van Putten van PR-bureau USP7: “Wij versturen persberichten, organiseren persbijeenkomsten en persreizen voor onze klanten in de reisbranche.” Ook het Noorse persbureau Innovation Norway stuurt persberichten rond en is daarnaast aanwezig op evenementen als de vakantiebeurs om 2
Interview Mark Mackintosh Interview Sander Groen 4 Interview Bert Sitters 5 Code voor de Journalistiek 6 Onderzoek door Mirjam Prenger en Frank van Vree (2004) 7 Interview (per email) Simone van Putten 3
6
contacten te leggen, aldus Tessa aan de Stegge8. Op dergelijke evenementen lopen immers vaak journalisten rond die zich willen oriënteren op nieuwe bestemmingen. En dat persoonlijke contact met de journalist kan erg helpen om een bepaalde bestemming onder de aandacht te brengen, blijkt uit het onderzoek van Prenger en Van Vree. Hierin zegt Karin Rus van PR-bureau USP dat het belang van relaties groot is in de sponsorwereld. Volgens Rus hebben PR-bureaus een vast bestand van media en individuele journalisten die zij persoonlijk opbellen. Niet alleen voor persreizen, maar ook na verzending van een persbericht of voor speciale evenementen waar bedrijven en journalisten bij elkaar worden gebracht. Op die manier zijn journalisten sneller geneigd een stuk te plaatsen, aldus Rus. Kat-en-muisspel tussen journalist en sponsor Maar waarom willen adverteerders en sponsoren invloed uitoefenen op de onderwerpkeuze en inhoud van reismagazines? Bij een gesponsorde reis worden de sponsoren in het artikel over het algemeen genoemd in de aanvullende informatie en ze hebben natuurlijk de mogelijkheid om een advertentie te plaatsen. Is dit niet genoeg? Niet helemaal, zo blijkt. De meeste adverteerders en sponsoren zeggen de redactionele vrijheid te respecteren. Aan de andere kant weten ze heel goed dat redactionele stukken van veel grotere waarde zijn dan advertenties. In het onderzoek van Prenger en Van Vree wordt een stuk geciteerd uit Ogilvy on advertising van reclamemaker David Ogilvy: 'Redactionele artikelen worden globaal door zes keer zoveel mensen gelezen als de gemiddelde advertentie. Ik moet dus concluderen dat journalisten beter communiceren dan reclamemensen.’ Het is dus erg lonend voor bedrijven om hun producten onder de aandacht te brengen in de redactionele artikelen, in plaats van advertenties. Het is moeilijk te zeggen hoe vaak dit ook daadwerkelijk gebeurt. De geïnterviewde journalisten geven allemaal aan enkel de sponsoren te noemen in de extra informatie bij het artikel en dat de inhoud van het stuk zelf op geen enkele manier door externe partijen gestuurd wordt. Ze geven echter aan dat dit bij sommige andere media wel gebeurt. Frank Paumen, oud-voorzitter van TourPRess Holland, de vereniging van toeristisch journalisten en persvoorlichters9: “Broodschrijvers als Italië Magazine hebben vaak een advertentie staan en schrijven daar een verhaal bij. Dat soort bladen zijn veel meer gericht op verkopen dan informeren.” Toch bieden bladen als Reizen Magazine en Columbus wel zogenoemde lezersreizen aan naar bestemmingen die in een bepaald artikel besproken zijn. Dit zijn voordelige reizen die aangeboden worden door een sponsor of adverteerder en waarvan de redactie een bepaald percentage van het aantal geboekte reizen ontvangt. Dit roept ook een zweem van belangenverstrengeling op. Het is immers goed denkbaar dat er op die manier verhalen geschreven worden, enkel met het doel zoveel mogelijk reizen te verkopen. Volgens Mark Mackintosh is dit bij Columbus Magazine in ieder geval niet aan de orde. “Het artikel is altijd het beginpunt en er is verder ook geen inmenging in de inhoud van het stuk.” Volgens Bert Sitters gaat echter lang niet ieder reismagazine op dezelfde manier te werk. “Meestal wordt eerst het artikel geschreven en daarna de lezersreis er bij geplaatst. Maar andersom komt dus ook voor. Advertenties worden over het algemeen ook achteraf bij een verhaal gezocht maar ook dit gebeurt andersom. Het gebeurt helaas ook steeds meer dat de journalist helemaal niet op reis gaat maar de informatie aangeleverd krijgt en het artikel achter zijn bureau schrijft.” En dan zijn er ook nog de advertorials. Deze advertenties in de vorm van redactionele artikelen worden de laatste jaren steeds vaker toegepast. “Het leest fijner voor de klant omdat het op een artikel lijkt, maar het is eigenlijk reclame”, aldus Frank Paumen. Maar is dit niet verwarrend voor de lezer? Hoe kan hij nog onderscheiden wat redactioneel is en wat niet? Volgens Paumen is het verplicht te vermelden wanneer een artikel een advertorial is. Dat wordt ook wel gedaan, vaak ergens in de bovenhoek. Ik vraag me echter af of veel lezers hier niet overheen lezen en of ze wel 8 9
Interview Tessa aan de Stegge Interview Frank Paumen 7
doorhebben dat ze een gecamoufleerde reclameboodschap voor hun neus hebben. Nog meer duidelijkheid zou hier op zijn plaats zijn omdat het belangrijk is alle schijn van lezersbedrog weg te nemen. Het moet voor de lezer overduidelijk zijn wat objectieve berichtgeving is en wat niet. Het zelfde geldt voor de redactionele artikelen in reismagazines. Deze komen dus over het algemeen tot stand door middel van sponsoring door externe partijen. Aangezien zij dit doen met het doel hun bestemmingen te promoten, zien zij niet graag negatieve berichtgeving. Redacties en journalisten willen echter graag blijven samenwerken met dergelijke bedrijven en daarom bestaat de kans dat bepaalde gevoelige informatie weggelaten wordt om de sponsor te plezieren. En het publiek heeft de recht op de waarheid, zo staat in regel 1 van de Code van Bordeaux10 te lezen. Het zou immers kunnen dat een lezer naar aanleiding van een artikel een reis boekt, waarna hij er bij aankomst achterkomt dat de werkelijkheid er anders uit ziet. En het komt inderdaad voor dat sponsoren de kritiek in een artikel in proberen te dammen. Tessa aan de Stegge van het Noorse verkeersbureau: “Mocht het voorkomen dan gaan we met de journalist in gesprek. Als er feitelijke onjuistheden in staan wijzen we daarop. Wanneer een journalist opmerkt dat het ergens vaak regende of vrij duur was, kunnen we hier niet zoveel over zeggen. Dat is nou eenmaal zo. Bij andere negatieve zaken kunnen we de journalist ook niet verplichten het te veranderen. Aan de andere kant onderhoud ik goede contacten met de journalisten en valt er in zo’n geval altijd wel te praten.” Toch geven de geïnterviewde journalisten aan dat ze niet op dergelijke eisen van sponsoren ingaan, en altijd opschrijven wat ze zelf willen. Dat betekent niet dat er nooit negatieve aspecten weggelaten worden om het verhaal aantrekkelijker te maken. Hoe vaak lees je immers iets negatiefs in een reisverhaal? Hierbij oriënteren de redacties en journalisten zich alleen niet op de sponsor, maar op de lezer. Bert Sitters: “Sombere artikelen hebben simpelweg geen zin omdat de lezer dat niet wil. De reisjournalistiek hoort positieve verhalen te schrijven.” Ook Mark Mackintosch beaamt dat kritische berichtgeving zoveel mogelijk uit de weg gegaan wordt. Hier wordt in het voortraject van de reis al rekening mee gehouden tijdens het researchen en plannen van de reis. “Zowel de accomodaties als de bestemmingen zelf worden van tevoren goed geresearched of ze wel interessant zijn voor ons en de doelgroep. En heel soms komen we wel eens op een plek die gewoon niet zo leuk of mooi blijkt maar dan trekken we vaak door. Er is meestal wel een plan B. Als blad willen we lezers inspireren en die hebben geen behoefte aan een puur negatief verhaal.” Maar is dit dan geen lezersbedrog? Geeft dit geen vertekening van de waarheid wanneer reisverhalen over het algemeen positief van insteek zijn? “Jawel, we claimen de waarheid ook niet in pacht te hebben. We kunnen echter niet alles kwijt en eigenlijk kies je dan voor je eigen waarheid, net zoals andere media dat ook doen. Maar we proberen dus wel altijd de balans te vinden tussen een mooi verhaal en die kritische noot”, aldus Mackintosh. Persreis als marketingtool? Nog een andere manier waarop commerciële partijen invloed uit kunnen oefenen op de content van artikelen, is door middel van persreizen. Deze worden speciaal voor journalisten georganiseerd, door bijvoorbeeld PR- of verkeersbureaus, om een bepaald land of regio meer bekendheid te geven. Dit soort reizen zijn onder te verdelen in twee categorieën: de individuele persreis en de groepspersreis. Bij een individuele reis wordt voorafgaand aan de reis vaak met de aanbieder een route afgesproken. Dit soort reizen kan de journalist voor het grootste gedeelte zelf invullen en zodoende dus zelfstandig verslag doen van de dingen die hij zelf interessant vindt. Bij de collectieve reizen is de reporter echter onderdeel van een groep journalisten en zijn er veel minder mogelijkheden om van het programma af te wijken. In principe ben je dan overgeleverd aan de aanbieder van de reis en de bezienswaardigheden waarvan hij vindt dat je ze moet zien. Dit is een reden voor Columbus Magazine om nooit op dergelijke aanbiedingen in te gaan. Mark Mackintosh: “Wij doen daar niet aan mee omdat we streven naar onafhankelijkheid. Op zo'n reis word je vaak met meerdere journalisten in een busje gestopt en rondgereden en maak je allemaal 10
Code van Bordeaux 8
dezelfde kiekjes zonder enige vrijheid. Dat vinden wij een kwalijke zaak. Dit hebben wij ook in ons redactiestatuut opgenomen en is dus een absolute no-no.” Freelancer Sander Groen gaat naar eigen zeggen een á twee keer per jaar mee op een groepspersreis. Hij weegt deze wel af aan de afspraken die er gemaakt worden en in hoeverre hij zijn eigen verhaal kan schrijven. “Je krijgt een gids mee en wordt met een groep journalisten rondgereden in een minibusje. Als freelancer is dat gewoon heel handig want je hebt er geen omkijken naar. Voor andere reizen moet je soms alles zelf regelen. Dat is niet erg want daar ben ik journalist voor, maar er gaat wel heel veel tijd in zitten. En tijd is geld.” Gemak en tijdgebrek kunnen dus redenen zijn om in te gaan op uitnodigingen voor groepspersreizen. Ook hier weer wordt door de ondervraagde journalisten aangegeven dat dit niet betekent dat de aanbieder van de reis inspraak heeft op wat er geschreven wordt. Tessa aan de Stegge van het Noorse verkeersbureau: “Onze policy is dat het artikel wel gepubliceerd moet worden en dat we het van tevoren in mogen zien. De site Visitnorway.nl moet genoemd worden en we willen een richtlijn van hoe groot het stuk gaat worden.” Van echte invloed op de content is hier dus geen sprake. Het is wel denkbaar dat groepspersreizen van negatieve invloed kunnen zijn op de diversiteit van de artikelen in reisbladen. Wanneer bijvoorbeeld tien journalisten, van verschillende media, allemaal op dezelfde reis meegaan en hetzelfde te zien krijgen, loop je de kans op een heleboel gelijksoortige verhalen. Volgens Sander Groen hoeft dat geen probleem te zijn. “Goede PR- of verkeersbureaus nodigen geen directe concurrenten uit. Daarnaast heeft iedere journalist zijn eigen beleving, let op andere dingen en schrijft het op een andere manier op.” Frank Paumen deelt die mening: “De ene journalist schrijft bijvoorbeeld over een onderwerp ter plaatse wat op dat moment actueel is en de andere schrijft een verhaal dat op een later tijdstip gepubliceerd wordt. Verder heb je op zo’n groepsreis ook contact met andere journalisten waardoor je van gedachten kan wisselen en op ideeën kunt komen die je normaal gesproken over het hoofd zou hebben gezien.” Bert Sitters onderschrijft echter de mogelijkheid dat groepsreizen de diversiteit van verhalen niet ten goede komen. “Je loopt dan inderdaad het risico dat er op een gegeven moment in verschillende media artikelen over hetzelfde gebied staan. Je weet dan meteen dat er weer een groepspersreis is geweest.” Volgens Sitters kiezen de meeste journalisten echter allemaal een eigen invalshoek dus in principe hoeft dit volgens hem nog niet direct een probleem te zijn.
Conclusie Reismagazines zijn bijna volledig afhankelijk geworden van commerciële partijen wat betreft de sponsoring van hun reizen. Ze hebben zelf simpelweg het geld niet om dat allemaal zelf te moeten betalen. Ik vond en vind dit zelf geen ideale situatie. Sponsoren zouden immers invloed op het journalistieke proces en het eindproduct uit kunnen oefenen en dat is een gevaar voor de objectiviteit. Aan de andere kant, zonder de samenwerking met sponsoren zouden er helemaal geen reisbladen zijn en zou deze vorm van journalistiek weinig toekomst meer hebben. En dat zou zonde zijn. Daarnaast laten alle ondervraagde journalisten weten dat, ondanks het feit dat ze weliswaar financieel afhankelijk zijn, ze er wel alles aan doen om zoveel mogelijk journalistiek onafhankelijk te zijn. Er zijn wel bladen en journalisten die zich laten beïnvloeden maar mijn indruk is dat dit een minderheid is. De afhankelijkheid van commerciële partijen hoeft dus geen invloed te hebben op de inhoud van de reismagazines. Wat mij wel enigszins zorgen baart zijn de advertorials. Deze reclameboodschappen worden opzettelijk in de vorm van redactionele artikelen gegoten, juist omdat deze beter gelezen worden door de consument. De scheiding tussen reclame en artikel lijkt hier te vervagen. De ondervraagden geven wel aan dat er duidelijk aangegeven wordt wanneer de lezer met een advertorial van doen heeft, maar ik vraag me af of alle lezers dit onderscheid wel maken. Veel mensen lezen 9
reismagazines om inspiratie en ideeën op te doen en beschouwen deze tijdschriften als een autoriteit op dit gebied. Ze zouden dus beïnvloed kunnen worden door dergelijke stukken terwijl de inhoud, of in sommige gevallen zelfs het hele artikel, afkomstig is van een bepaald bedrijf of PR-bureau. In mijn ogen zou het beter zijn wanneer dit soort informatie alleen in de vorm van advertenties geplaatst wordt zodat de lezer weet waar het vandaan komt. Op die manier neem je alle schijn van manipulatie en belangenverstrengeling weg, wat de geloofwaardigheid van de inhoud alleen maar ten goede komt. Hetzelfde geldt voor de lezersreizen. Naar aanleiding van mijn onderzoek kan ik concluderen dat het artikel hierbij over het algemeen het uitgangspunt is en dat de reis er pas later bijgeplaatst wordt, in plaats van andersom. Dit lijkt een detail, maar het is wel belangrijk om te weten. Er zouden anders verhalen geschreven kunnen worden, puur met het doel zoveel mogelijk reizen te verkopen. En daar mag de journalistiek zich niet voor lenen. Voor zover ik nu kan oordelen gebeurt dit gelukkig heel weinig. Een van de belangrijkste conclusies uit mijn onderzoek is dat de reisjournalistiek zich hoofdzakelijk op de lezer baseert wat betreft onderwerpkeuze en de inhoud van artikelen. Er wordt wel invloed uitgeoefend door de commerciële partijen waar mee samengewerkt wordt, maar daar wordt weinig aan toegegeven. Doordat de lezer het ijkpunt vormt waar de artikelen aan worden afgemeten, wordt bepaalde informatie soms echter nog wel eens weggelaten en sommige bestemmingen overgeslagen omdat dit een te negatief beeld zou schetsen. In wezen geeft dit ook een vertekening van de waarheid. De journalisten en redacties beroepen zich hierbij op het gegeven dat de lezer positieve verhalen wil. Reisbladen worden volgens hen niet gelezen omdat de consument puur objectieve verslaggeving wil. De lezer wil geïnspireerd worden en weg kunnen dromen bij de mooie foto's en verhalen. De lezersonderzoeken die door veel tijdschriften gehouden worden wijzen dit uit volgens hen. Daarnaast zal er nooit positief geschreven worden over landen of regio's die gevaarlijk kunnen zijn voor de lezer. Dit soort informatie wordt altijd vermeld of de bestemming wordt bij voorbaat al gemeden. Afsluitend moet ik concluderen dat ik mijn originele stelling ('De Nederlandse reisjournalistiek is teveel afhankelijk van partijen met commerciële belangen.') nu een stuk genuanceerder zie. De reisbladen zijn weliswaar financieel afhankelijk van sponsoren, maar dit heeft geen al te grote invloed op de content van de reismagazines. Wel moeten reistijdschriften er voor blijven hoeden dat ze redactionele artikelen en reclame duidelijk scheiden om alle (schijn van) belangenverstrengeling en beïnvloeding weg te nemen.
10
BRONNENLIJST (zoals genoemd in betoog) 1. de Winter, Matthijs (mondeling) Journalist voor Reizen Magazine Gesproken op: begin 2009 (gastcollege voor het keuzevak 'Reisverhalen') 2. Mackintosh, Mark (mondeling) Adjunct-Hoofdredacteur van Columbus Magazine. Tel: 0235346830 Email:
[email protected] Gesproken op: 19-11-2010 3. Groen, Sander (mondeling) Freelance-journalist voor onder andere Reizen Magazine, Viva España, National Geographic Traveler en Zin. Tel: 0207714151 Email:
[email protected] Gesproken op: 26-11-2010 4. Sitters, Bert (mondeling) Freelance-journalist voor onder andere Trouw, het tijdschrift Azië en titels van de ANWB. Tevens lid van TourPRess Holland. Tel: 0206186389 Email:
[email protected] Gesproken op: 17-12-2010 5. Code voor de Journalistiek (website) In 2008 opgesteld door het Nederlands Genootschap van Hoofdredacteuren URL: http://www.nvj.nl/ethiek/code-voor-de-journalistiek Geraadpleegd op: meerdere data 6. Prenger, Mirjam/Van Vree, Frank (2004), Schuivende grenzen. De vrijheid van de journalist in een veranderend medialandschap. Amsterdam: Prometheus/NVJ (onderzoek) 7. van Putten, Simone (email) Medewerker van PR-bureau USP Marketing Tel: 0204232882 Email:
[email protected] Gesproken: antwoorden via mail ontvangen op 20-12-2010 8. aan de Stegge, Tessa (mondeling) Persvoorlichtster van Innovation Norway (verzorgt persreizen naar Noorwegen). Tel: 0703620836 Email:
[email protected] Gesproken op: 25-11-2010 9. Paumen, Frank (mondeling) Oud-voorzitter van TourPRess Holland, de vereniging van toeristisch journalisten en persvoorlichters. Tel: 0402047333 Email:
[email protected] 11
Gesproken op: 24-11-2010 10. Code van Bordeaux (website) Gedragsregels voor journalisten die in 1954 zijn opgesteld tijdens het congres van The International Federation of Journalists. URL: http://www.nvj.nl/ethiek/code-van-bordeaux Geraadpleegd op: meerdere data OVERIGE BRONNEN (niet opgenomen in betoog) 11. Van Dijk, Marc, (2004). Een zweem van afhankelijkheid. Reisjournalistiek in enkele Nederlandse dagbladen in relatie tot economische factoren. (scriptie) URL: http://www.denieuwereporter.nl/wp-content/uploads/2007/09/reisjournalistiek%20in %20Nederlandse%20dagbladen.pdf 12. Herregodts, Dieter (3 november 2010). 'We leggen reisjournalisten in de watten.' Gent scoort in alle reisgidsen. De Standaard online. (krantenartikel) URL: http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=IT31M5HE 13. Eliot, Alexander (11 december 1994). A cure for skepticism about travel journalism. Editor & Publisher, p. 56 (gevonden via ebscohost.com). (opiniestuk)
12
PLANNING EN URENVERANTWOORDING Woensdag 10 november: Donderdag 11 november: Vrijdag 12 november: Maandag 15 november: Woensdag 16 november: Donderdag 18 november: Vrijdag 19 november: Maandag 22 november: Woensdag 24 november: Donderdag 25 november: Vrijdag 26 november: Zondag 28 november: Woensdag 1 december: Donderdag 2 december: Vrijdag 3 december: Maandag 6 december: Donderdag 9 december: Woensdag 15 december: Vrijdag 17 december: Dinsdag 28 december: Woensdag 29 december: Donderdag 30 december: Dinsdag 4 januari: Donderdag 6 januari: Zondag 16 januari: Maandag 17 januari:
Hoorcollege Visie (2 uur) Werkgroep Visie (2 uur) Onderwerp researchen (3 uur) Researchen en contact opnemen met bronnen (3 uur) Hoorcollege Visie (2 uur) Researchen en vragen voorbereiden eerste interview (3 uur) Interview met Mark Mackintosh en uitwerken (4 uur) Plan van aanpak afmaken (3 uur) Interview Frank Paumen en hoorcollege Visie (4 uur) Interview met Tessa aan de Stegge en werkgroep Visie (3 uur) Interview met Sander Groen en overige bronnen bellen (3 uur) Plan van aanpak aanpassen (3 uur) Hoorcollege Visie (2 uur) Werken aan argumentatieschema (3 uur) Werken aan argumentatieschema(2 uur) Werken aan betoog (3 uur) Bijeenkomst werkgroep (2 uur) Werken aan betoog (4 uur) Interview Bert Sitters en uitwerken (3 uur) Werken aan betoog (7 uur) Werken aan betoog (8 uur) Werken aan betoog (6 uur) Werken aan betoog (5 uur) Inleveren eerste versie Afronden tweede versie (4 uur) Inleveren definitieve versie
13