VISIE OP ZORG EN HULPVERLENING IN DAGCENTRUM DE TEUTEN INHOUDSOPGAVE 1. 2. 3. 4. 5.
Voorstelling van het dagcentrum....................................................2 Opdrachtsverklaring.....................................................................2 Doelstellingen..............................................................................2 Doelgroep...................................................................................3 Visie van het dagcentrum..............................................................4 5.1 Missie..................................................................................4 5.2 Visie...................................................................................4 5.2.1 Organisatorisch.......................................................................5 5.2.2 Maatschappelijk.......................................................................5 5.2.3.Pedagogisch............................................................................6 6. Verloop van de begeleiding............................................................7 Kennismakingsgesprek....................................................................7 Aanmeldingsgesprek.......................................................................7 Start van de begeleiding.................................................................7 Begeleidingsproces.........................................................................8 Eindfase van de begeleiding.............................................................8 Nazorg.........................................................................................9 Begeleidingsduur............................................................................9 Uitzonderingen en aandachtspunten..................................................9 7. Pijlers.........................................................................................9 Groepsopvang...............................................................................9 Schoolbegeleiding.........................................................................10 Gezinsbegeleiding.........................................................................10 Individuele begeleiding..................................................................11 8. Methodieken..............................................................................11 Houding van de begeleider:...........................................................11 Communicatie:.............................................................................12 Contextuele benadering:...............................................................14 Systeem benadering:....................................................................15 Gedragsbenadering:.....................................................................15 Cognitieve benadering:.................................................................16 Creatieve benadering:...................................................................16 Andere vormen of methodieken:.....................................................17 Lege stoel:...............................................................................17 Machtsmechanisme:...................................................................17 Kernkwaliteiten:........................................................................17 Kwaliteitenspel:.........................................................................18 Ik-boek:...................................................................................18 Gebruik van duplo:....................................................................18 Doos van gevoelens:..................................................................19 Doos van verlies en echtscheiding:...............................................19 Stop-denk-doe methode:............................................................19 Puzzel je spiegel:.......................................................................19 Echtscheidingswerkboek:............................................................19 Streefkaarten:...........................................................................19
“Het toelaten van eenvoudig contact is het toelaten, en noodzakelijkerwijs het ervaren, van de natuurlijke krachtbron waarover allen die leven beschikken (Charles Brooks) 1. Voorstelling van het dagcentrum Dagcentrum “De Teuten” is een dagcentrum binnen de Bijzondere Jeugdbijstand. Het is een dagcentrum voor multi-modale gezins-en jongerenbegeleiding. Er is een capaciteit van 10 plaatsen voor jongens of meisjes van 6 tot 18 jaar. Dagcentrum De Teuten is een deelwerking van VZW Pieter Simenon te Lommel. Het is gelegen in het centrum van Lommel (Koning Leopoldlaan 26). Hierdoor is het dagcentrum goed bereikbaar.
2. Opdrachtsverklaring Samen met het aangemelde kind en zijn gezin wordt er op weg gegaan in een open, authentieke en respectvolle sfeer, zonder te oordelen. De begeleidingsrelatie en verbondenheid worden gezien als hefboom om gedrag te veranderen en breuken te herstellen in de context en maatschappij. De systeemtheorie en de contextuele benadering worden gebruikt als verklaringsmodellen. Daarnaast is communicatie en de houding van de begeleider belangrijk, alsook het gebruik van de juiste methodiek.
3. Doelstellingen In eerste instantie vermijden we als dagcentrum dat kinderen geplaatst worden. Men gaat in het gezin proberen terug recht te zetten wat misgelopen is. Het is vooral de bedoeling dat het gezin zo ver komt dat zij zonder gespecialiseerde hulp verder kunnen. Er wordt samen met het gezin een weg afgelegd om terug alleen verder te kunnen. De ouders krijgen kapstokken aangereikt, er worden inzichten bijgebracht zodat ze een zicht krijgen op wat er gebeurt en hoe ze verder kunnen. Problemen moeten daarom niet altijd opgelost zijn. Het is heel belangrijk om te communiceren en samen afspraken te maken. Samen met het gezin en het kind wordt er gekeken wat er aan de hand is. Hoe reageert het kind en hoe kan men hier best mee omgaan? Algemeen wordt er naar aanleiding van een problematische opvoedingssituatie hulp en ondersteuning geboden aan het gezin. Dit betekent ondersteunend werken vanuit een respectvolle houding. Er wordt geprobeerd om de communicatie en het samenleven in het gezin opnieuw constructief te laten verlopen, op gang te brengen en dit proces te begeleiden. Hierdoor wordt het negatief ervaren gedrag en functioneren van de jongere verminderd of verdwijnt het. Indien nodig zal de stap naar een intensere begeleidingsvorm duidelijk, verantwoord en op het juiste moment genomen worden in samenspraak met de hulpvragers en de verwijzer. Ook de oorzaken die het negatieve gedrag bevorderen worden zichtbaar, herkenbaar en door de jongere, het gezin en de relevante omgeving vermeden of tot het minimum beperkt. Via de integrale begeleiding wordt getracht te voorkomen dat de moeilijkheden groeien, dat het samenleven met de jongere leefbaarder wordt en niet leidt tot een uithuisplaatsing. Als blijkt dat plaatsing toch noodzakelijk wordt, de gevoelens die op dat gebied leven te duiden en de overgang te ondersteunen. De jongere wordt bijgestaan in een positieve ontwikkeling als persoon in het gezin, school en het leefmilieu. De jongere wordt in zijn/haar rechten ondersteund. Er wordt hulp aangeboden aan het gezin om tot een verbetering van het gezinsleven te komen en dit op elk gebied dat er invloed op heeft. De essentie van de dagcentrumformule is de dualiteit draaglast – draagkracht. Het feit dat het kind naar het dagcentrum komt maakt dat de draaglast van het gezin vermindert. Hierdoor kunnen er terug positieve dingen zichtbaar worden waardoor de veerkracht hersteld kan worden. Door de begeleiding komt er zicht op het evenwicht tussen de draaglast en de draagkracht van het gezin als systeem en van elk gezinslid apart. De draagkracht kan indien nodig verhoogd worden. Het is belangrijk oog te hebben voor deze dualiteit omdat de draaglast niet groter mag zijn dan de draagkracht.
4. Doelgroep De doelgroep is de jongere en het gezin in een problematische opvoedingssituatie (POS) of de jongere en het gezin in de situatie van een als misdaad omschreven feit (MOF). Ook het netwerk en de leefcontext van de jongere en het gezin zijn hierin belangrijk. De jongere en het gezin worden aangemeld in het dagcentrum door het Comité Bijzondere Jeugdzorg of de Jeugdrechtbank. Het zijn deze verwijzers die bepalen wie gebaat is bij een dagcentrumformule, dit in samenspraak met de hulpvrager en de voorziening (dc). De problematieken die meestal gemeld worden en waarrond gewerkt wordt zijn onder te brengen in twee categorieën: ·Waar het samenleven moeilijkheden geeft omwille van opvoedingsproblemen met één of meerdere kinderen o.a. schoolverzuim, ongehoorzaamheid, niet aanvaarden van begrenzing, agressief gedrag, vluchtgedrag, specifieke gedragsstoornissen… ·Waar problemen binnen het gezin leiden tot opvoedingsmoeilijkheden, o.a. echtscheidingsperikelen, relatieproblemen bij de ouders, drank en drugsproblemen, financiële problemen, werkloosheid, familievetes, huisvestingsproblemen, chronische pathologische ziektebeelden van steunfiguren in het gezin…. Veelal gaat het over multi-problem gezinnen. In deze gezinnen wordt de jongere dan ook vaak gezien als de symptoomdrager (systeemtheorie). De laatste tijd worden er ook geregeld kinderen uit nieuw-samengestelde gezinnen aangemeld. Deze gezinnen hebben vaak door het samengaan van twee bestaande gezinnen moeilijkheden met de orde in hun systeem. Het is voor iedereen in het systeem ook een enorme aanpassing. In de samenleving wordt de laatste tijd veel gesproken over meervoudig gekwetsten. Definitie van meervoudig gekwetst: “Gekwetst is iemand bij wie de betrouwbaarheid van existentiële en betekenisvolle relaties fundamenteel is geschaad. Hiermee wordt het basale vertrouwen in zichzelf en de omgevende wereld aangetast. Meervoudig duidt op de aanhoudende en wederkerige effecten op de verbindingen met zichzelf, de ander, de samenleving en de tijd”. De term “meervoudig gekwetst” slaat zowel op het persoonlijke als op het maatschappelijke: gekwetst in het basale geloof en vertrouwen in zichzelf, gekwetst in de relaties en verhoudingen tot betekenisvolle anderen, maar ook gekwetst in de omgang met en het zich verhouden tot de bredere samenleving. Als wij naar de definitie kijken constateren wij dat deze mensen ook hulp zoeken via het Comité en zo in het dagcentrum terecht komen.
5. Visie van het dagcentrum 5.1
Missie
NOG OVERNEMEN UIT 2008
De visie van het dagcentrum is geënt op de missie van de totale organisatie (JPS) nl. Wij engageren ons samen verbindend te werken om breuken tussen jongeren, hun leefomgeving en de samenleving te herstellen, in antwoord op maatschappelijke verwijzing. Wij willen dit realiseren vanuit een evenwichtig verdeelde zorg voor doelgroepen, de medewerkers en de organisatie. Deze missie onderschrijft twee belangrijke waarden: ·geloof in de kracht en de groeimogelijkheden in verbondenheid ·respect voor ieders eigenheid en ernaar handelen
Deze waarden worden verbonden en verduidelijkt met een aantal trefwoorden, belangrijk voor de organisatie: Innoverend, positivisme, empowerment, zichzelf in vraag stellen, rechtvaardigheid, echtheid, gelijkwaardigheid, emancipatorisch, eerlijkheid, openheid, solidariteit, evenwichtig, realistisch, subsidiair, discretie, duidelijkheid en zorgzaamheid.
5.2
Visie
Het dagcentrum vertrekt in zijn benadering van opvoedingsproblematieken vanuit het systemische, en het contextuele denken als verklaringsmodellen. Er wordt veel belang gehecht aan de ontwikkeling van de zelfverantwoordelijkheid bij de jongere, maar ook in het gezin van de hulpvragers. Deze groei kan maar plaats hebben als mensen zelf keuzes kunnen maken, voor zichzelf verantwoorden, en ook die verantwoordelijkheid kunnen dragen, ook voor het eigen falen. Op deze manier krijgen mensen vertrouwen van anderen en het geloof dat ze in staat zijn om op een goede manier voor zichzelf te zorgen. Het aanbieden van opdrachten die de hulpvrager wellicht aan kan, geven kansen om een positief zelfbeeld op gang te brengen. Hulpverlenen in het dagcentrum is niet de opvoedingsstappen zetten in plaats van de hulpvragers, maar hen ondersteunen in het keuzes maken, en het zelf zetten van stappen in de opvoedingsrelatie, of de factoren die daarop invloed hebben. Het dagcentrum bevindt zich dus in het spanningsveld ondersteunen versus autonomie. Vaak zal dit in het begin een “samen doen” zijn, om dan geleidelijk aan zelf die stappen te zetten. Er moet zeker ook respect getoond worden en rekening gehouden worden met de waarden, normen en principes van het gezin, dus de eigen waarden en normen van de begeleiders mogen niet opgedrongen worden. Het dagcentrum betrekt een breed spectrum aan elementen in de begeleiding. We geloven dat problematisch gedrag niet kan aangepakt worden zonder een intense samenwerking met en ingreep in het leefmilieu. Het is de bedoeling om met de hulpvragers een stuk weg af te leggen die moet leiden tot een beter inzicht van de invloeden van allerhande factoren op de opvoedingsrelaties, het vertalen van wat in de thuissituatie gebeurt, het aanbieden van mogelijkheden, alternatieven die tot een betere opvoedingsrelatie kunnen leiden. Verder wil de begeleiding van het dagcentrum ook integratiebevorderend zijn. Dit vanuit de overtuiging dat een herstel, of een opbouw van een voldoende dragend eigen netwerk van de hulpvrager, heel preventief, maar ook oplossend kan werken. Er wordt binnen de begeleiding veel belang gehecht aan het zoeken van steunfiguren, steungroepen, steunplaatsen. De visie op hulpverlening in het dagcentrum werd verdeeld in drie blokken nl. organisatorisch, maatschappelijk, pedagogisch. 5.2.1 Organisatorisch Eigen inzet en betrokkenheid De overtuiging dat iedere persoon betrokken in een begeleiding, (personeel, de mensen uit de leefcontext van de hulpvrager(s), kinderen en jongeren), ideeën maar ook de eigen inzet en betrokkenheid aan te bieden heeft. Het openhouden van de communicatiekanalen is dus belangrijk. Emancipatorische houding Er is het geloof dat positivisme, engagement, bij iedere mens kan aangeboord worden en dat iedereen op kwaliteiten kan aangesproken worden, de grondslag tot een emancipatorische houding. Dit vertaalt zich in een eerder informele manier van omgaan bij het personeel onderling, als met de hulpvragers, en weinig klemtonen op hiërarchie in de structuren. Integrale benadering Wij geloven dat de integrale benadering van de gezinsproblematiek de meeste kans biedt tot verandering en verbetering in het gezinsleven. Immers elke verbetering op welk vlak ook, beïnvloedt op een gunstige manier het welzijn van het gezin en is een bijdrage tot verbetering van de levensvoorwaarden van elk gezinslid, en dus ook de voorwaarden om tot een betere kind-ouderrelatie te komen. Dit betekent dat elke begeleiding een breed spectrum aan elementen betrekt, maar ook dat het dagcentrum organisatorisch duidelijk niet opteert voor functiesplitsing (individuele- en gezinsbegeleiding)p het niveau van de begeleidingen.
5.2.2 Maatschappelijk Samenwerking met context We geloven dat problematisch gedrag niet kan aangepakt worden zonder een intense samenwerking met en ingreep in het leefmilieu. Het is onzinnig uitsluitend te werken aan de gedragsveranderingen bij de jongere zonder aan de oorzaken van het ontstaan van dit gedrag, in het leefmilieu te raken. Evolutie naar adequaat gedrag kan alleen maar resultaat hebben als de ontstaansgronden in het eigen milieu weggewerkt kunnen worden of minstens de invloed ervan verminderd. Inzicht We opteren voor een begeleiding die leidt tot zicht van de hulpvragers op hun eigen functioneren, hun relaties onder elkaar, hun huisregels, hun verwachtingen, hun perspectieven, maar ook hun wederzijdse negatieve beïnvloeding, de invloed van de eigen opvoeding, familie, en andere invloeden buiten het gezin. We proberen dan ook een stuk weg af te leggen met de hulpvragers die moet leiden tot een beter inzicht van de invloeden van allerhande factoren op de opvoedingsrelaties, het vertalen van wat in de thuissituatie gebeurt, het aanbieden van mogelijkheden, alternatieven die tot een betere opvoedingsrelatie kunnen leiden, en het ondersteunen van de pogingen die vanuit de hulpvragers ondernomen worden tijdens de begeleiding. Dit moet resulteren in een opnieuw zelfstandig kunnen hanteren van probleemsituaties die zich nog steeds kunnen voordoen in het gezin. Soms kan deze stap enkel resulteren in een beter zicht krijgen op de problematiek zodat gezamenlijk op basis van doorleefde motivatie besloten kan worden om meer gepaste hulp op te zoeken. Integratiebevorderend Vanuit de overtuiging dat een herstel of een opbouw van een voldoende dragend eigen netwerk van de hulpvrager, heel preventief, maar ook oplossend kan werken, wordt binnen de begeleiding veel belang gehecht aan het zoeken naar steunfiguren, steungroepen, steunplaatsen. Deze integratie breekt ook het gevaar van isolement, verstarring, marginaliteit. Door het verbreden of opbouwen van deze netwerken in het eigen milieu zijn er kansen om op langere termijn gunstige invloeden te creëren die mee kunnen spelen in de evolutie van het gezinssamenleven. Ook de communicatie naar de samenleving toe wordt bevorderd door deze netwerken. Opkomen Het begeleiden moet ook een opkomen zijn samen met hen, voor hun rechten in de samenleving, voor zover ze zelf onvoldoende vaardigheid of kennis hebben om de juiste wegen te bewandelen in het aanbod, de organisatie en de kansen in de samenleving. Het is een samen op weg gaan in de samenleving, de juiste wegen vinden om dan vervolgens vanuit die opbouw aan ervaring en kennis verder zelfstandig te leren opkomen voor zichzelf of deel te hebben aan de mogelijkheden die de samenleving biedt. 5.2.3.Pedagogisch Verklaringsmodellen Het dagcentrum vertrekt in zijn benadering van opvoedingsproblematieken vanuit het systemische en het contextuele denken. Zelfverantwoordelijkheid Er wordt veel belang gehecht aan de ontwikkeling van de zelfverantwoordelijkheid bij de jongere alsook in het gezin. Dit kan pas als mensen zelf keuzes kunnen maken en de verantwoordelijkheid kunnen dragen. Op deze manier krijgen mensen vertrouwen van anderen en in zichzelf. Ze leren op een goede manier voor zichzelf zorg dragen. Ze krijgen vat op de richting, de snelheid en de evolutie van hun ontwikkeling en groeien op deze manier naar een doordachte en doorleefde levenskeuze, die ze niet meer laten afhangen van anderen of geijkte verwachtingen van de maatschappij, die soms worden
opgedrongen. In dit leerproces is falen ook een stap waaruit de hulpvrager voor zichzelf kan leren indien hem, haar nieuwe kansen geboden worden. Zelfbeeld Door opdrachten aan te bieden die de hulpvrager aan kan, geven wij kansen om een positief zelfbeeld op te bouwen. Hierdoor groeit het geloof in de eigen positieve ontwikkeling, in tegenstelling tot de groei benedenwaarts die daarvoor steeds meer de zelfwaarde aantastte en zorgde voor immobiliteit of een verder afglijden in het negatieve. Ondersteunen Hulpverlenen is niet de opvoedingsstappen zetten in plaats van de hulpvrager, maar hen ondersteunen in het keuzes maken en het zelf zetten van stappen in de opvoedingsrelatie, of de factoren die er invloed op uitoefenen. In het begin een samen doen om daarna geleidelijk aan zelf stappen te zetten. Dit kan vallend en struikelend gebeuren binnen de veiligheid van de begeleiding. Respect De hulpvragers moeten met respect benaderd worden, rekening houdend met de waarden, normen en principes die in het gezin en de brede familiale kringen gehanteerd worden. Dit indien deze maatschappelijk geen ernstige gevolgen hebben voor het functioneren van het gezin of de veiligheid van personen binnen of buiten het gezin in het gedrang brengen. De eigen waarden en normen zijn mee vertrekbasis om te werken aan herstel in het gezin waarbij de jongere de ingangspoort is en een belangrijke plaats inneemt. Eigen waarden en normen van de begeleiders mogen niet worden opgedrongen.
6. Verloop van de begeleiding De hulpverleners of diensten uit het algemene welzijnswerk, de gezondheidszorg, onderwijs of bijzondere jeugdbijstand zelf, die het doel en de werking van het dagcentrum kennen, leggen dikwijls de link tussen hulpvrager en dagcentrum. De aanmelding van het kind en gezin gebeurt altijd door de verwijzer alvorens er een kennismakings- of aanmeldingsgesprek gepland wordt. Kennismakingsgesprek. Dit gesprek is louter bedoeld als eerste toetsing en informatie rond de werking van het dagcentrum. Hierbij krijgen de hulpvragers een zicht op de werking en locatie van het dagcentrum. Aanmeldingsgesprek. De probleemsituatie wordt door het Comité Bijzondere Jeugdzorg onderzocht. Dit om te zien of het gezin in aanmerking komt voor een dagcentrumbegeleiding of eerder een andere begeleidingsformule moet worden gekozen. Hoe dan ook zal er altijd een officiële aanmelding vanuit de verwijzer (CBJ of JRB) moeten gebeuren alvorens een dagcentrumbegeleiding kan overwogen worden. Vaak betekent dit in eerste instantie dat de aangemelde jongere en het gezin op een wachtlijst geplaatst worden. In chronologische volgorde van aanmelding. De consulent van de verwijzende instantie wordt op de hoogte gebracht wanneer de aangemelde in zoverre doorgeschoven is op de wachtlijst dat er kans is op een opstart. In het dagcentrum wordt de gezinsbegeleid(st)er en individuele begeleid(st)er aangeduid. Hierop volgt dan een aanmeldingsgesprek (intake) met de hulpvragers (ouders of degenen die instaan voor de opvoeding, betrokken kind/jongere), de aangemelde instantie, dienst of hulpverlener, een consulent van het CBJ, de aanmeldingsverantwoordelijke van het dagcentrum en de gezinsbegeleid(st)er (teamlid van het dagcentrum). Ook voor verwijzingen vanuit de JRB is dit eerste aanmeldingsgesprek noodzakelijk. In het aanmeldingsgesprek wordt de probleemsituatie verkend en belicht, zodat een inschatting kan gemaakt worden in hoeverre de situatie kan opgevangen en begeleid worden vanuit de specifieke dagcentrumformule en –werking. De manier van werken wordt nog eens verduidelijkt of kort samengevat. De vervoersmogelijkheden worden besproken. De ouders en de jongere krijgen een brochure mee naar huis, waar ze nog eens rustig het
aanbod kunnen nalezen, voor de definitieve keuze. Ook de positie van de verwijzende instantie wordt nogmaals verduidelijkt en de afstemming tussen verwijzer en dagcentrum. Hier wordt ook vermeld hoe, hulpvrager, verwijzer, dagcentrum beroep kunnen doen of in aanraking komen met de Bemiddelingscommissie (BC) in geval van betwisting. Het bestaan en de functie van de JO-lijn wordt verduidelijkt. Hier kan iedereen terecht met vragen en bemerkingen rond de bijzondere jeugdbijstand. Ook de eigen klachtenprocedure wordt uitgelegd. De afspraken die in het dagcentrum bestaan rond het vragen en doorgeven van informatie over betrokkene of het gezin worden duidelijk verwoord. De eventuele startdatum wordt vastgelegd in overleg met de verschillende partijen. Na het aanmeldingsgesprek krijgen alle betrokken partijen nog enkele dagen (2 dagen) de tijd om na te denken alvorens met elkaar in zee te gaan. Zowel de hulpvragers, de verwijzers, als het dagcentrum kunnen op basis van gefundeerde reserves verkiezen om geen begeleiding op te starten. Bij de JRB gaat het om een afdwingbare maatregel en zal dus de stem van de hulpvrager minder beslissend zijn. Voor wat betreft het dagcentrum zelf, zullen de redenen van niet opstarten schriftelijk en binnen de week aan de verwijzer meegedeeld worden. Start van de begeleiding. Wanneer alle partijen akkoord zijn met het opstarten van de begeleiding, zal de jongere op de afgesproken dag naar het dagcentrum komen. Vanuit de verwijzers wordt het hulpverleningsprogramma toegezonden met een situatieschets en de vooropgestelde doelen. Gezinsbegeleiding: De aangeduide begeleid(st)er maakt een eerste afspraak voor het gezinsgesprek met de ouders. Bij voorkeur gaan deze gesprekken door in de woning van het hulpvragende gezin. Indien dit niet mogelijk zou zijn zal het dagcentrum als alternatief dienen. In het begin gaan de gesprekken wekelijks door maar kunnen later in de evolutie van de begeleiding omgezet worden in twee- of driewekelijkse gesprekken. Bij het eerste gesprek wordt door de gezinsbegeleid(st)er een samenwerkingsovereenkomst opgesteld worden. Dit wordt ondertekend door de ouders, de jongere en de gezinsbegeleid(st)er. Dit document vermeldt de engagementen die opgenomen worden, de doelen en praktische afspraken. Na zes weken zal de gezinsbegeleid(st)er op basis van het hulpverleningsprogramma van de verwijzende instantie, de observaties in het dagcentrum, de eerste samenkomsten met het gezin en de eerste individuele gesprekken met de jongere, een handelingsplan opmaken en voorleggen aan de betrokken gezinsleden. Hierin worden de doelstellingen, de aanpak, klemtonen en ondersteunende activiteiten vermeld alsook indien nodig de samenwerkingswijze met andere op het gezin en de opvoeding betrokken personen en hulpverleners. Individuele begeleiding: Deze gaat door in het dagcentrum tijdens de groepsbegeleiding. De individuele begeleid(st)er zit dan samen met de jongere rond de doelstellingen, problemen of luistert naar het verhaal van de jongere. Dit gebeurt wekelijks. Groepsbegeleiding: De groepsmomenten zijn leerkansen voor de jongeren. Hier naast zien wij als begeleidingsinstantie ook hoe de jongere omgaat met anderen, frustraties… (zie verder bij pijlers). Begeleidingsproces In de loop van de begeleiding wordt regelmatig, minimaal zesmaandelijks, met het gezin, de consulent van de verwijzende instantie en de gezinsbegeleid(st)er gekeken naar de evolutie. Tijdens dit gesprek kunnen de nodige correcties en bijsturingen aangebracht worden in onderling overleg. Hierdoor is het mogelijk doelgericht en kwalitatief verder te werken aan de problematiek. Dit gesprek wordt telkens voorbereid door de gezinsbegeleid(st)er in overleg met de individuele begeleid(st)er en besproken binnen het team van het dagcentrum. Het verslag wordt ondertekend door de ouders, jongere en gezinsbegeleid(st)er en overgemaakt aan de consulent van de verwijzende instantie. Na zes maanden begeleiding wordt ook een vragenlijst tevredenheidsmeting voorgelegd aan zowel de jongere als het gezin. Hierin kunnen zij zich uitspreken over de manier waarop zij de begeleiding ervaren alsook over de begeleidingsomstandigheden. Het dagcentrum kan dan hiermee rekening houden in de verdere begeleiding. Indien uit het zesmaandelijkse overleg mocht blijken dat een verdere voortzetting van de begeleiding niet wenselijk is, of door één der partijen een beargumenteerde vraag is
daartoe, zal daar een einddatum vooropgesteld worden. Op dat moment geeft het dagcentrum ook zijn begeleidingsmandaat terug aan de verwijzende instantie.
Eindfase van de begeleiding In overleg met de jongere en het gezin, waarbij de draagkracht van het gezin opnieuw versterkt is en de jongere een duidelijke vooruitgang boekte richting doelstellingen, worden de verworvenheden langzamerhand getoetst door een stelselmatig afbouwsysteem, waarbij de jongere meer en meer opnieuw in het gezin verblijft. Dit start met één afbouwdag, een dag dat de jongere niet naar het dagcentrum komt, waarbij nagegaan wordt in hoeverre jongere en gezin opnieuw zelf in staat zijn om met elkaar tot een minder conflictueus samenleven te komen en of de in het dagcentrum opgebouwde verworvenheden in het gezin kunnen getransfereerd worden. Bij gunstige evaluatie komen er steeds meer afbouwdagen bij, waardoor de jongere minder in het dagcentrum aanwezig is, maar alle begeleidingen doorlopen. Vaak is dit de ultieme stimulans voor de jongere om zich te blijven inzetten. In overleg met de consulent, dagcentrum, jongere en gezin komt het uiteindelijk tot afspraken ter beëindiging van de begeleiding. Thuisblijfdagen verschillen in die zin met afbouwdagen, dat dit afgesproken tijdelijke momenten zijn waar de jongere vanuit pedagogische overwegingen, of omwille van gezinsactiviteiten of vrijetijdsbesteding even op bepaalde dagen niet naar de groepsmomenten komt. Bij het beëindigen van de begeleiding wordt de jongere en het gezin terug een tevredenheidsmeting voorgelegd, die het dagcentrum een beeld moeten geven hoe de begeleiding en de werking is ervaren, als element in de groei naar kwaliteit en zorg op maat. Mogelijks is de conclusie dat de dagcentrumbegeleiding argumenten aanreikt die advies in de richting van een intensere hulpverlening noodzaakt. Deze conclusie wordt dan ook met het gezin en verwijzer doorgenomen. Nazorg Samen met het gezin wordt een regeling vastgelegd waarbij in de periode onmiddellijk na uitschrijving, nog kansen ingebouwd worden voor contacten en om te verifiëren of gezin en jongere verder kunnen zonder gespecialiseerde hulp en ondersteuning. De frequentie en tijdspanne van deze minder intense opvolgperiode worden overlegd bij de afronding en vastgelegd in het afrondingsverslag. De neerslag van deze nazorgcontacten wordt toegevoegd aan het dossier. Indien nodig heeft de nazorg een signaalfunctie naar de verwijzende instantie. De nazorggesprekken worden meestal vastgesteld op 1, 3, en 6 maanden. Tijdens deze periode kan het gezin nog terecht in het dagcentrum bij moeilijkheden. De nazorg wordt op het team op voorhand besproken. Begeleidingsduur De meeste begeleidingen zullen beëindigd worden na 2 jaar. We gaan er van uit dat dit de maximumtermijn is. De minimumtermijn is 6 maanden. Uitzonderingen en aandachtspunten.1 Een intensere nazorg kan in overleg afgesproken worden maar moet duidelijk vermeld staan in het afrondingsverslag. • In overleg tussen betrokken partijen kan met gegronde redenen worden afgeweken van de minimum of maximum duur van de begeleiding. Indien er nog een uitdrukkelijke vraag is van de jongere of het gezin rond de opvoedingssituatie. Er kan ook een vraag zijn van de verwijzende instantie zelf ter overbrugging naar een meer gepaste begeleidingsvorm. Het moet wel duidelijk zijn dat de begeleiding van het dagcentrum op dat moment een meerwaarde heeft voor het gezin. • Wij werken systemisch en contextueel (integrale begeleiding). Wij werken met heel het gezin. Indien nodig kan een ander kind meer in de begeleiding betrokken worden. Dit betekent wel dat de tijd dan verdeeld dient te worden tussen de ouders en dit kind. Wel is het zo dat dit geen constante of verplichte regel is. De gezinsbegeleid(st)er zal dit in •
het team ter sprake brengen. Indien wij van een verwijzer een mandaat hiervoor zouden krijgen betekent dit dat het desbetreffende kind op de wachtlijst wordt gezet.
7. Pijlers Groepsbegeleiding Er is dagelijks groepsopvang behalve in het weekend. Na de school komen de jongeren naar het dagcentrum tot 19.00 u behalve op woensdag tot 17.00 u. De groepsopvang wordt gezien als een gelegenheid tot leren, een oefenterrein dus. Er wordt ook samen gegeten (warme maaltijd, vieruurtje). Er is mogelijkheid tot een gesprek. Er zijn ook activiteiten gepland op woensdag. Er wordt ook vorming gegeven. De onderwerpen sluiten aan bij de noodzaak van de groep van dat moment. Het kan gaan over sociale vaardigheden, pesten, druggebruik…….. De inspraak van de jongeren is vooral duidelijk in de maandelijkse jongerenvergadering. Tijdens deze vergadering worden taakjes verdeeld, lijstjes voor het gebruik van de play-station of computer enz. gemaakt. De jongere leert hierdoor luisteren naar anderen en zijn eigen mening uiten. Ook worden thema’s behandeld rond verschillende aspecten van het samenleven. Tijdens de groepsopvang worden de jongeren geobserveerd en bij gestuurd. Er zal rekening gehouden worden met de eigenheid van elk kind. Verjaardagen worden niet vergeten. De jongere kan met anderen spelen, kleuren …… in de leefruimte of zich rustig bezighouden in de kinderof tienerkamer. Er zullen altijd twee vaste begeleiders in de groep aanwezig zijn. Dagelijks wordt voor het naar huis gaan de streefkaart ingevuld. (zie methodieken) Tijdens de vakanties is er een ruim aanbod van activiteiten. Ook de jongeren krijgen inspraak hieromtrent in de vorm van keuzeactiviteiten. Schoolbegeleiding Elke dag wordt de agenda nagekeken. De jongeren maken hun huiswerk in het dagcentrum. Er is hulp bij het plannen van en het studeren of bij het maken van het huiswerk. Tafels kunnen ingeoefend worden en er kan gelezen worden elke dag als dit met de school en ouders is overeengekomen. De gezinsbegeleid(st)er zal contact opnemen met de school, CLB. Dit gebeurt regelmatig in een gesprek of telefonisch mits overleg met de ouders. Ouders kunnen beslissen dit schoolcontact niet uit handen te geven. Er wordt afgestemd met de school wat betreft moeilijkheden op school of i.v.m. gedrag van de jongere. Gezinsbegeleiding De gezinsbegeleid(st)er is aanwezig bij de aanmelding en wordt toegewezen. Er is een mogelijkheid om de uit huis wonende partner (scheiding) mee in de begeleiding te betrekken. Bij de start zijn er wekelijks gesprekken thuis, na een tijd kan dit om de 14 dagen als de begeleiding dit toelaat.(dag en uur wordt in overleg vastgesteld) Belangrijk: vertrouwensrelatie opbouwen, houding van de begeleid(st)er, niet oordelende aanwezigheid, in en toevoegen. Dit kan door bijvoorbeeld erkenning te geven voor de overlevingstrategie en er alternatieven naast te zetten, de waarden van de maatschappij naast de waarden van het gezin te zetten, door gewoon aanwezig te zijn, te herkaderen. Hierdoor wordt ook het draagvlak van het gezin breder. Er moet ook oog zijn voor het systeem, communicatie en de bredere context. Verschillende methodieken kunnen gebruikt worden. Ook zaken buiten de opvoedingsproblemen kunnen ter spraken gebracht worden bijvoorbeeld relatieproblemen, verleden van de partners……..Positieve krachten in het systeem worden aangesproken en er is oog voor het evenwicht tussen draagkracht en draaglast. De afspraken rond het doorgeven van informatie buiten het dagcentrum worden in het gezin besproken en er wordt hiertoe een formulier ondertekend. Er is voor het gezin ook een mogelijkheid om een eventuele klacht te formuleren. Overlegmomenten tussen gezin en verwijzer worden in samenspraak met het gezin gemaakt (evaluatiebesprekingen). De gezinsbegeleid(st)er stapt als het ware ook letterlijk in het systeem.De gezinsbegeleid(st)er moet dan ook werken met gegevens uit het concrete leven, werken op
realiteitsniveau. Toch is het raadzaam om ook in de gezinsbegeleiding de onderliggende problematiek proberen te bereiken, zij het dan via zeer concrete tastbare dingen. Voorbeeld: met een genogram krijgt de cliënt visueel zijn rechtmatige plek als een feitelijk gegeven. Levenslijn tekenen geeft een visueel beeld van de belangrijkste gebeurtenissen, duplo popjes geven visuele dynamieken, verbindingen, loyaliteiten enz. weer. Constellaties kunnen de verborgen loyaliteiten zichtbaar maken en de persoon zijn rechtmatige plek, gevoel en of denkschema teruggeven. De focus van de gezinsbegeleiding is het concrete leven en het huidige functioneren van het gezin. Men zoekt tastbare hulp binnen de actuele probleemsituatie door bv. het structureren van de gezinssituatie, door pedagogische ondersteuning te bieden, door conflictsituaties bespreekbaar te maken, door aan roluitklaring te doen enz. Daarnaast heeft men ook aandacht voor het algemene gezinsfunctioneren, voor de beleving van het gezin. Maar dit in de eerste plaats als ondersteuning van het concrete handelen. Individuele begeleiding De individuele begeleid(st)er wordt aangesteld bij het opstarten van de begeleiding. Er is wekelijks een gesprek. De individuele begeleiding geeft de jongere de kans om zijn verhaal kwijt te raken. Het is een moment om stil te staan bij de problematiek van de jongere. Het zijn ook oefenmomenten voor de jongere. Er kan stilgestaan worden bij gedrag en onderliggende problemen, denkwijzen of noden op basis van de gestelde doelen uit het handelingsplan of evaluatieverslag. Tijdens de individuele begeleiding kunnen sociale vaardigheden worden aangeleerd of gekeken naar passende alternatieven voor het probleemgedrag. Er is een nauwe samenwerking met de gezinsbegeleid(st)er. Er kunnen verschillende methodieken gebruikt worden.
8. Methodieken • •
Houding van de begeleider Communicatie • Contextuele benadering • Systemische benadering • Gedragsbenadering • Cognitieve benadering • Creatieve benadering • Andere vormen of methodieken
Houding van de begeleider: Belangrijke woorden: Respect, open luisterhouding, niet oordelende aanwezigheid, innerlijke dialoog, empathie, afstand nabijheid, authenticiteit, laten zijn wat is. Afstemmen op de cliënt: Begrip en erkenning zodat er in samenwerking met de cliënt een nieuwe ordening toegevoegd kan worden die de oude laat bestaan. Dit houdt ook in dat de taal van de cliënt dient gesproken te worden. Respect: Respect voor de overlevingsmechanismen van de persoon, voor het symptoom. Rekening houden met de context van de cliënt. Het doel van begeleiding is het doel van de cliënt. Respect in de manier van interageren met de cliënt. Waarnemingsbereidheid: Attentievolle aandacht zowel voor het verbale als het niet-verbale met het besef dat de werkelijkheid altijd gedeeltelijk onzichtbaar blijft. Daarnaast ook het besef van de eigen beeldvorming, er zijn meerdere betekenissen mogelijk. Mijn waarheid is niet dé waarheid. Afstand en nabijheid: Het niet-invullend en niet-oordelend aanwezig zijn. Openstaan voor meerdere betekenissen. Empathie. Overzicht houden, niet alleen participerend maar ook reflecterend aanwezig zijn (metapositie).
Congruentie: De begeleider staat ook stil bij eigen gewaarzijn, heeft een goed contact met de eigen binnenwereld. Congruentie: het beeld dat de begeleider van zichzelf heeft, valt samen met zijn innerlijke ervaring. Authenticiteit: echte gevoelens kenbaar maken als deze dienstbaar zijn. Directief of non-directief: Invoegen in de wereld van de cliënt, begrenzen en structureren. Er is altijd beïnvloeding. Ook actief beweging brengen. Empathisch directief (geloof tot veranderen, stimulans tot beweging verwoorden naast erkenning geven voor de inspanningen die worden geleverd) en onrechtstreekse directiviteit (herkader, zet iets naast het gedrag, verbreed). Eclectisch en flexibel: Er wordt niets opgedrongen. De aandacht kan meer komen te liggen op lijfelijk voelen, op laten gebeuren, op denken, herkaderen, betekenis geven of op het gericht en communicatief handelen. Macht: Zodanig met macht omgaan dat er een samenwerkingssituatie ontstaat tussen begeleider en cliënt. Onmacht en almacht kunnen herkennen en hanteren, zowel die van zichzelf als die van de cliënt. Acceptatie van wat is. Met zekere mildheid eigen en andermans beperkingen en fouten erkennen. De begeleiding dient de vrijheid, zelfstandigheid en verantwoordelijkheid van de cliënt te bevorderen. Naar een grotere context zien: Grotere gehelen zien en de interactie van de persoon met de omgeving. Kenmerken, gedrag, problematiek, thema van een persoon worden door meerdere aspecten beïnvloed. Meerdere invalshoeken toelaten. Meervoudige partijdigheid. Modeling: De begeleid(st)er moet er zich bewust van zijn dat hij/zij met het eigen gedrag en communicatie model staat voor de ander. (gezin) Communicatie: Belangrijke woorden: Gespreksmethodieken, actief luisteren, ik-boodschappen Watzlawick poneerde de stelling dat communicatie herleid kan worden tot zeven basispremissen nl.(Ontwikkeling in de contextuele therapie blz. 61) 1. Het is onmogelijk om niet te communiceren. Zelfs wie zich terugtrekt en niets zegt, zal door anderen opgemerkt worden en als verlegen of onbeleefd bestempeld worden 2. Als communicatie twee invalshoeken heeft, een rationele en een emotionele, zal de emotionele communicatie de sterkste invloed uitoefenen op de relatie. 3. De aard van de relatie tussen twee personen wordt bepaald door de manier waarop ze reeksen van communicatie interpreteren. 4. Menselijke communicatie maakt gebruik van digitale, verbale en analoge kanalen, zoals gebaren, gelaatsuitdrukkingen en signalen. De niet-verbale communicatie is doorgaans belangrijker, maar minder duidelijk. Mensen gebruiken andere informatie zoals achtergrondinformatie of de context van de communicatie, om een duidelijker beeld te krijgen van wat bedoeld wordt. 5. Repetitieve interactiewijzen kunnen een regel of een patroon worden genoemd. Patronen zijn meestal vastgelegd door communicatiecycli. Repetitieve patronen bouwen een structuur op die meestal onbewust, maar wel observeerbaar is; In het systemisch denken zijn de fundamentele vragen: wat zijn de regels? Hoe werkt het systeem? Welke communicatiecycli houden de structuur in stand? 6. Een gezin of paar ziet geen communicatiecycli, maar denkt doorgaans in zeer subjectieve patronen van oorzaak en gevolg. Een vrouw kan bijvoorbeeld klagen dat
haar man steeds drinkt, terwijl de man in zijn ongenoegen hierover meent dat hij drinkt omdat zijn vrouw steeds loopt te zeuren. 7. Communicatiepatronen kunnen symmetrisch zijn, waarbij beide partners dezelfde dingen proberen te doen op een competitieve manier, of complementair, waarbij de partners asymmetrische of verschillende dingen doen De ene partner is bijvoorbeeld sterk, de andere zwak. Symmetrische systemen neigen naar escalatie, terwijl complementaire systemen doorgaans zeer stabiel zijn, maar moeilijk te veranderen. Valkuil is het vraag - antwoordpatroon. Remedie is afwisselend open vragen stellen en reflecteren. Doel: contact leggen en vertrouwen laten groeien. Verantwoordelijkheid en keuze bij hen laten. Iets krijgt betekenis vanuit de invalshoek of het kader waaruit men kijkt. Als men maar één kader heeft, kan men de betekenis ook niet veranderen. Slechts uit meerdere kaders kan de betekenis veranderen. Vb. Iemand die veel spreekt kan assertief zijn of arrogant. Iemand die weinig spreekt kan bescheiden zijn of weinig zelfvertrouwen hebben. Herkaderen kan men vanuit twee invalshoeken nl. inhoud en context. ·Inhoud: Een andere betekenis toekennen vb vader geeft aan dat de zoon heel aanklampend is, hij staat steeds bij hem wat die ook doet. Vader heeft het hier heel moeilijk mee. Dit herkaderen als. De zoon heeft veiligheid nodig en een voorbeeld. Jij geeft duidelijk grenzen aan waardoor hij zich veilig kan voelen bij jou. Jij bent als man een voorbeeld voor hem. ·Context: vb. De zoon die aanklampend is. Hem duidelijk maken wanneer je zijn nabijheid storend vindt vb tijdens een gesprek met je vrouw. Hij mag eigenlijk wel dichtbij jou zijn maar tijdens een gesprek met moeder is het goed dat hij op de kamer zou gaan spelen. Een ander voorbeeld is je pyjama doe je aan in de badkamer, niet op straat. Positief herkaderen: negatieve gedachten en gevoelens, gedrag in een positieve context weergeven. Doel: andere betekenis geven, zelfwaardegevoel optrekken, relatie met het gezin versterken. Ik-boodschappen: Helder communiceren wat je zelf ervaart zonder de ander schuldig te verklaren of anderzijds persoonlijk aan te vallen maakt een discussie 100 x gemakkelijker. De kans dat de ander open blijft luisteren wordt groter als je vertelt:
1. Wat er feitelijk gebeurde, objectieve beschrijving – geen oordeel. 2. Hoe jij je daardoor voelde (en eventueel wat er gebeurde), subjectieve (gevoels)reactie – geen verwijt of interpretatie
3. Welke behoefte je hebt, behoefte – eigen verantwoordelijkheid 4. Wat je zou willen. Wens – geen eis maar een wens Schep ruimte voor de anderen en voor jezelf. Streef naar meer inzicht geven en meer inzicht krijgen. Tips 1. De ik-uitspraak lijkt gemakkelijk, maar blijkt in praktijk uiterst lastig te zijn.Over het algemeen is het makkelijker de ander verwijten te geven dan stil te staan en uit te vinden wat we zelf nu eigenlijk willen. We verwachten zelfs vaak dat de ander gewoon maar weet wat we zouden willen. Dit verwachten we zelfs als we onze wensen zelf niet kennen of niet onder woorden kunnen brengen. Het gaat hier vooral om zelfkennis. 2. Zinnen die beginnen met ik voel dat… Ik heb het gevoel dat… worden meestal niet gevolgd door een gevoel, maar door een gedachte: Ik voel dat je niet van me houd of Ik heb het gevoel dat ze steeds wilt weten wat ik denk…. 3. Maak een verschil tussen wat je voelt en dat wat je denkt dat anderen van je vinden bijvoorbeeld/ “Ik heb het gevoel dat niemand rekening met me houdt”. Dit is je eigen interpretatie: het is wat je denkt, geen gevoel. Helderder zou zijn te zeggen
“Ik voel me teleurgesteld omdat ik denk dat mijn collega’s geen rekening met me houden”. Nog beter “Toen geen van mijn collega’s me gisteren middag tijdens de vergadering vroeg naar mijn mening, voelde ik me erg teleurgesteld. Ik wil graag dat er rekening met mijn mening wordt gehouden bij beslissingen waarbij ik te maken krijg met de gevolgen”. 4. Leg de schuld niet bij de ander. Neem verantwoordelijkheid voor je eigen reactie en geef je eigen wens, verwachting, behoefte, waarde aan. “Je maakte me boos toen je zei dat je me niet zou brengen”. Beter “Toen je zei dat je me toch niet naar de stad kon brengen met de auto voelde ik me ontzettend gefrustreerd en boos. Ik had zo graag naar de film gegaan”. Als iemand iets doet dat je ergert, boos maakt enz. probeer zo helder mogelijk te krijgen wat je voelt, waarom en wat je wilt dat de ander doet. Probeer ook de behoefte, de wens, de gevoelens te horen achter wat de ander zegt. Vooral als het klinkt als een aanval op jou. Antwoord met een vraag die checkt wat zijn/haar behoefte is. Bijvoorbeeld: “Jij maakt er gewoon een potje van en geeft om niemand” Reactie: “heb je het idee dat ik of anderen geen rekening met je hebben gehouden? Of “ Voel je je teleurgesteld dat er tegen je voorstel is beslist?”. De kans wordt groter dat je meer informatie krijgt over de achterliggende gevoelens en de kans wordt kleiner dat het meteen ruzie wordt. Ondersteun de ander bij het helder krijgen wat het is wat ze willen. Contextuele benadering: Belangrijke woorden: Tijdslijn, genogram, loyaliteiten zichtbaar maken, duiden, ontschuldigen, meerzijdige partijdigheid, destructief recht en verdiensten, balans, erkenning, gepast geven, verantwoordelijkheid……….. Contextuele benadering beschouwt de werkelijkheid van de mens in essentie als relationeel, als intergenerationeel. Er wordt gekeken naar het individu en relaties binnen de context van verschillende generaties. Loyaliteit, rechtvaardigheid in de balans van geven en ontvangen, parentificatie, erkenning en betrouwbaarheid zijn belangrijke begrippen. Ook het zoeken en versterken van hulpbronnen. Er wordt naar menselijke relaties gekeken vanuit vier dimensies. De feiten, de intrapsychische beleving, de interactie, de relationele ethiek. Elke dimensie is even belangrijk. Het genogram is een instrument. Uit de contextuele benadering komt ook de term meerzijdige partijdigheid. Dit betekent dat ook al zie je maar één lid van de familie je rekening moet houden met al de anderen van het gezin. Verstrengelingen zichtbaar maken kan ook door familieopstellingen (Hellinger). Hierdoor worden de verborgen krachten in relaties zichtbaar. Bijgevoegd kader is een handvat om in het achterhoofd te houden. Het contextuele denken is gebaseerd op de rechtvaardigheid, billijkheid en de loyaliteiten. Daarnaast zijn er de technieken. Rechtvaardigheid – Billijkheid -
billijkheid boven rechtvaardigheid balans geven – ontvangen vertrouwen en betrouwbaarheid constructief gerechtigd / destructief gerechtigd zijn zelfafbakening /
Loyaliteiten -
asymmetrisch / symmetrische horizontaal / verticaal zijnsloyaliteit gespleten loyaliteit onzichtbare loyaliteit grootboek / legaat / delegaat
Technieken -
technieken uit andere strekkingen erkenning meerzijdige partijdigheid ontschuldigen / vergeven zoeken naar hulpbronnen genogram
zelfvalidatie
-
tijdslijn
Systeem benadering: Belangrijke woorden: Plaats in gezin, coalitievorming, beïnvloeding, probleem in bredere context zien, socialisatie en netwerk De systeemtheorie denkt circulair, d.w.z. men ziet het gedrag van de mens als het resultaat van wederzijdse beïnvloeding. Dit houdt in dat gedrag te maken heeft met invloeden die de mens in de loop van zijn geschiedenis heeft ondergaan en hoe er met die geschiedenis wordt omgegaan. Gedrag wordt dus gezien als een reactie op iets of iemand. Zelfs als die omgeving er niet echt is, speelt deze toch een rol. In de systeem- en contextuele benadering staan het uiterlijk-collectieve (objectief, sociale instituties, werkorganisatie, gezondheidszorg, eco-sfeer, natuurlijke omgeving) en het innerlijk-collectieve centraal (subjectief, culturele gegevenheid, subcultuur, het omgaan met elkaar,inter-relationeel). Systeemtheorie benadrukt de verbondenheid tussen persoon en omgeving. Systeem duidt op sociale systemen en netwerken waar iedereen deel van uitmaakt (gezin, familie, partnerrelatie, werkkring, vriendenkring….) Een persoon kan veranderen en is mede afhankelijk van de omgeving. Bij problemen in een gezin wordt er vooral gekeken naar de invloed van de cultuur (waarden, normen) naast andere aspecten zoals persoonlijkheid, erfelijkheid enz. die ook een belangrijke rol spelen. De problemen staan centraal en er wordt gekeken naar de wisselwerking tussen partners of gezinsleden. Het kijken naar de beïnvloedingen en wisselwerkingen geeft een totaalbeeld over het functioneren van het systeem waarin de cliënt zich bevindt (gezin), op de onderlinge effecten en op de verhouding tussen het systeem en de buitenwereld. (school, werk, familie, parochie….) Om dit functioneren beter te begrijpen kunnen wij ook gebruikmaken van de communicatietheorie, vooral Watzlawick. Gedragsbenadering: Belangrijke woorden Sociale vaardigheidstraining, spiegelen, werken met streefkaarten, duiden en alternatieve zoeken In gedragstherapie staat het gedrag van de cliënt centraal. In de loop van ons leven hebben wij gedrag aangeleerd. De gedragstherapie gaat er van uit dat dit gedrag ook afgeleerd kan worden. Stapsgewijs wordt er naar een van tevoren geformuleerd doel gewerkt. De cliënt leert dingen anders aan te pakken, waardoor hij minder last heeft van het probleem dat centraal staat in de therapie. Er wordt zo ook gestreefd naar het toenemen van probleemoplossend gedrag. Voorbeeld: Een cliënt durft geen neen zeggen. Door stil te staan bij wat belangrijk is om een neen uit te spreken zonder de ander te kwetsen, leert de cliënt dit. Leren spreken in ik-vorm. Hij kan dit oefenen in rollenspelen. Cognitieve benadering: Belangrijke woorden: Straffen en belonen, waardering, ABC schema’s, beïnvloeding, bewustwording van denkwijzen, handelswijzen, literatuur geven…… Cognitieve therapie gaat ervan uit dat mensen een bepaald gedrag vertonen in samenhang met hun gehele denken. Het gaat dus in eerste instantie om het denken, men spreekt van cognitieve denkfouten en irrationele beliefs Voorbeeld: Een cliënt denkt dat hij geen mening heeft omdat hij deze ook nooit uit. Er wordt besproken dat iedereen ook hij/zij een mening heeft en dat hij/zij deze ook mag
uiten.Wat betekent het een eigen mening te hebben? Hoe vorm je deze mening? Dit is meer dan aanpassen aan de ander. De persoonlijkheid van de cliënt mee betrekken en ruimte creëren voor een belevingsgerichte exploratie waarbij de expressie van de gevoelens van de cliënt een belangrijke plaats innemen. De persoon staat centraal niet het probleem. Toch is de concrete klacht van de cliënt het uitgangspunt. Via deze weg kan er ruimte komen voor eventuele onderliggende (onbewuste) motieven. Ook gewoon iets bijleren is belangrijk, alsook inzicht verschaffen. Voorbeeld: Een kind heeft ADHD. De ouders weten niet goed wat dit is. De begeleidster legt dit uit en kan eventueel een boek aanbevelen. Ook in het dagcentrum zijn er verschillende boeken rond opvoeding voor handen. Creatieve benadering: Belangrijke woorden: Schrijfopdrachten, vragenlijsten, tekenen, kleien, werken met kleuren, verhalen en teksten, rollenspel, vingerpoppetjes, dieren, poppenkastspel,………. Sommige mensen hebben het moeilijk om over hun problemen te spreken of zij kunnen bepaalde zaken niet duiden. We kunnen dan op andere technieken terugvallen waardoor er onbewust verandering of inzicht kan ontstaan. Dingen kunnen zo op een andere manier naar buiten gebracht worden waardoor ze in de wereld gezet worden. Hierdoor ontstaat contact met wat niet echt bewust of uitgesproken kon worden. Voorbeeld: door het opschrijven van gevoelens of het bijhouden van een dagboek kan na een tijdje meer inzicht in zichzelf ontstaan. Daarnaast deel je gevoelens door ze aan het papier toe te vertrouwen. Gedeelde gevoelens wegen minder zwaar. Andere vormen of methodieken: Belangrijke woorden: Lege stoel, machtsmechanisme, kernkwaliteiten, kwaliteitenspel, ik-boek, gebruik van duplo, doos van gevoelens, doos van verlies,stop-denk-doe methode, puzzel je spiegel, echtscheidingswerkboek,……….. Lege stoel: Deze term komt uit de gestaltbenadering. Op de lege stoel kan men een gevoel, persoon laten plaats nemen. Er mee in dialoog gaan = contact komen. Relaties kunnen veranderen op de contactgrens. Met deze methodiek kan je ook werken met overleden personen. Er kunnen inzichten duidelijk worden. Machtsmechanisme: De machtsdriehoek kan gebruikt worden in de gezinnen. Hierdoor kan er inzicht ontstaan in de relaties. Het is als begeleider ook nodig dat je zelf weet hoe je reageert in de verschillende hoeken van deze driehoek. Macht, Almacht, Onmacht en Kracht. Almacht: Ik moet….. Moeten, druk, ongenaakbaarheid (raakt mij niet), grootheidswaan (alleen moeten doen lukt).Je onaantastbaar voelen, perfectionisme, de waarheid in pacht hebben, eindeloos begrip, trots en koppig. Geen contact met de omgeving. Ik moet/ik kan alles Vervorming: je kunt beperkingen niet (h)erkennen omdat je perfect moet zijn. Kwaliteit: doorzettingsvermogen, volharding, zelfstandigheid, streven naar het maximale... Onmacht: Ik kan niet…. Er onder door gaan, slachtoffer van de situatie, macht van de onmacht = onmacht om gedaan te krijgen wat je wilt. De ander is verantwoordelijk, strijd vermijden, verantwoordelijkheid vermijden. Ik kan niet (feitelijke overmacht of angst, vermijding), hulpeloos, lijden. Vervorming: blijven steken in lijden, in negatief denken en wat je niet kan en bent. Kwaliteit: erkennen van beperkingen, incasseren van tegenslagen. Machtsstrijd: Ik wil, Ik wil niet….. strijd, winnen of verliezen. Ik wil niet/verzet. willen winnen/eisen/beheersen. Gelijk willen halen. In gevecht met de ander (ook als er niets meer te vechten valt). Vervorming: de strijd belemmert dat je stilstaat bij jezelf en je situatie. Kwaliteit: vechtlust. Kracht: gaan staan in eigen waarden, normen, nood en verdriet. Er staan en er voor uitkomen. De realiteit onder ogen zien en illusies loslaten, acceptatie van het leven zoals het is, vertrouwen. Contact, trouw aan jezelf en in relatie met anderen. Nederigheid en moed. Pijn, beperkingen, kwaliteiten erkennen en dragen. Draagkracht. Ja ik wil. Innerlijke
kracht wordt verworven door strijd én het loslaten ervan. Erkenning is de basis om terug tot contact te komen. Kernkwaliteiten: Methode van Öfman. Deze kan gebruikt worden om te zien hoe bepaalde personen in een gezin op elkaar ageren. Daniël Ofman heeft een eenvoudig maar inspirerend model uitgewerkt rond kernkwaliteiten dat snel inzicht geeft in jezelf en je interactie met anderen en ook aangeeft wat nodig is om in balans te komen. Een kernkwaliteit is een eigenschap die tot de kern van je persoon hoort. Met een kernkwaliteit kan je goed overweg, ze geeft inspiratie, ze bezielt je. Een kernkwaliteit is niet zozeer een eigenschap of een vaardigheid maar eerder een specifieke sterkte die iemand kenmerkt, bv. zelfstandig, empathisch, actiegericht, Een kwaliteit die te sterk op de voorgrond treedt, wordt al snel een valkuil, bv. als goed analyseren doorschiet dan ontaardt het in besluiteloosheid. Het positief tegenovergestelde van je valkuil noemt Ofman je uitdaging. Dat is een kwaliteit die een goede aanvulling is op je kernkwaliteit. Bv. het positief tegenovergestelde van besluiteloosheid is daadkracht. Waar het om gaat is dan de balans te vinden tussen analyseren en daadkracht. Het kernkwadrant leert ons echter ook dat we kunnen leren van mensen waar we allergisch aan zijn, zij representeren net heel dikwijls je uitdaging. Kwaliteitenspel: Kan gebruikt worden om negatieve eigenschappen om te buigen naar positieve eigenschappen. Kan ook in het gezin gebruikt worden om de kwaliteiten van het gezin op de voorgrond te plaatsen en bespreekbaar te stellen. Het spel bestaat uit 140 kaarten met daarop persoonlijke eigenschappen. Op de ene helft staan woorden die kwaliteiten (prettige eigenschappen) aanduiden. Op de andere helft staan woorden die vervormingen (onprettige eigenschappen) aanduiden. Door middel van het spel kan je ook nagaan hoe goed je de ander en jezelf kent. Hoe ziet de ander jou en hoe zie jij de ander? Wellicht ziet de ander kwaliteiten bij jou waar je jezelf niet van bewust bent. Ik-boek: Is een voorgedrukt boekje voor kinderen om zichzelf en de belangrijkste beïnvloedingscontexten ter sprake te kunnen brengen. Hierdoor laat het kind zich ook kennen in verschillende facetten. Gebruik van duplo: Kan gebruikt worden om bepaalde relaties duidelijk te krijgen. Het is ook een manier om dingen zichtbaar te maken en deze blijven hierdoor ook langer bij. Het werken met duplopoppetjes is een methodiek die kadert in het contextueel werken in gezinnen. Het is een visualisering van het lief en leed bij de cliënten. Het is met andere woorden een middel om de relatie en de posities binnen een gezin duidelijk voor te stellen, met de nodige krachten en lasten. En dit kan een aanzet zijn tot verder gesprek. Elk individu wordt voorgesteld door 2 poppetjes: het volwassen deel en het innerlijke kind. Het innerlijke kind is onafscheidelijk met ons verbonden en wordt gevormd door onze emotionele en relationele geschiedenis. Er kunnen attributen worden bij geplaatst. Je moet wel blijven zorgen dat het overzichtelijk blijft, dus niet teveel attributen gebruiken. Het uitzetten van de poppetjes gebeurt steeds samen met de cliënt(en). Er wordt van buitenaf naar de poppetjes gekeken, ze worden aangesproken in de derde persoon. Op deze wijze wordt de innerlijke dialoog gevormd door de volwassene en het kind. De hulpverlener zal steeds bevragen wat hij op tafel zet of verschuift. Voorbeeld attributen: Blokken: als verhoog voor dominante persoon of parentificatie. Toverstokje: kan gebruikt worden om verlangens uit te drukken door popjes of om grenzen aan te geven. Doosje: kan een probleem voorstellen. Schatkist: kan kwaliteiten voorstellen die in de opvoeding verkregen werden, de verdiensten. Schijfjes: kunnen symbool staan voor hinderpalen, processen, trauma’s, symptomen, problemen, destructief recht enz. Voorbeeld neerzetten van de popjes: Neerleggen: overlijden van die persoon. Op een blokje: dominant, geparentificeerd.
Laten zitten: zich klein voelen, gevoel van gedomineerd of misbruikt te worden. Het werken met duplopoppen kan de vier dimensies van het contextuele denken visualiseren: I. De feitelijke gegevens: Je kiest de poppetjes naar de feitelijke samenstelling van het gezin. II. Dimensie van de psychologie: Je kiest de popjes die symbool staan voor de gezins- en familieleden naar huidskleur, grootte, kleren enz. Hierbij kunnen ook de emoties uitgedrukt worden door afstand en nabijheid van de popjes. Door de popjes recht te zetten of te doen zitten, door niveauverschillen te creëren met blokken of door attributen bij te voegen. III. Dimensie van de interacties: Door niveauverschillen of toevoegen van attributen is het ook merkbaar hoe de interacties binnen het gezin verlopen. Bv: kind plaatst zijn vader op een verhoog (blokje). Dit kan betekenen dat vader aanzien wordt als iemand die veel macht heeft. De communicatie die thuis gevoerd wordt krijgt vorm in de 'dialoog' die de popjes voeren. IV. Dimensie van de relationele ethiek: Door het plaatsen van de popjes komen de loyaliteiten en andere zaken van de relatie naar boven. Doos van gevoelens: Om te werken rond de belangrijkste gevoelens: blij, bang, bedroefd, boos. Het betreft een doos met voorbeelden en werkstukjes om met het kind of het gezin bij de gevoelens stil te staan. Er te leren over praten en de gevoelens te leren erkennen bij zichzelf en de ander. Doos van verlies en echtscheiding: Om te werken rond verlieservaringen. Hierin zijn ook gevoelens verwerkt. Er zijn voorbeelden en uitleg over overlijdensberichten, crematie enz. Het opzet is vooral leren spreken over de verlieservaring, wat heeft dit met de persoon gedaan en hoe kan deze het verlies verwerken. Samen op weg gaan in de verwerking aan de hand van wat voor de persoon in kwestie goed voelt en haalbaar is. Stop-denk-doe methode: Meichenbaum. Methode om kinderen met ADHD te leren functioneren in het dagelijkse leven. Leren om na te denken voor er gereageerd wordt. Leren stoppen, luisteren, een plan maken, uitvoeren, checken. Puzzel je spiegel: Boekje om rond verschillende domeinen te werken met kinderen en jongeren. Vb vriendschap, gezin, zelfbeeld……… Versterken van het zelfbeeld. Dit zijn vraagjes om het gesprek hieromtrent aan te gaan en te verdiepen. Echtscheidingswerkboek: Om te werken rond echtscheiding met kinderen. Dit kan aangevuld worden door gebruik te maken van de doos van verlies. Streefkaarten: Dit is een uitgewerkt beloningssysteem. Het is een blad met een tekening waarin 10 nummers staan. Per dag mag er één gekleurd worden. Dit kan wanneer het werkpunt dat bij de betreffende jongere hoort (aangegeven onder de tekening) behaald werd. Er wordt gestart met 1 punt, later (na de 10 keer invullen) wordt er een tweede, nog later een derde werkpunt bijgezet. Bij het behalen van de 10 nummers wordt er bij 1 en 2 werkpunten iets gekozen uit de kleine doos, bij 3 uit de grote doos.
Tekst van Walter Kempler – Center for Family
Ons gezin (met of zonder kinderen) is gezond ·
·
·
·
·
·
·
·
·
Als we beseffen dat verschillen onvermijdelijk zijn, strijd nuttig en hartzeer noodzakelijk. Als we elkaar niet willen veranderen, zelfs niet uit nobele overwegingen. Als we alleen accepteren wat spontaan gegeven wordt Als we vragen wat we nodig hebben en voor lief nemen wat we krijgen. Als onze liefde niet op afspraak berust, maar alleen het gevolg is van wat wij voor elkaar betekenen. Als duidelijkheid de basis voor de omgang met elkaar is. (ik wil…., ik wil niet…, ik vind het prettig…,ik vind het niet prettig…) Goed voorbeeld doet goed volgen. Als we onszelf kunnen zijn en onze eigen aard niet verloochenen door ons aan te passen aan de verwachtingen die anderen van ons hebben. Als we beseffen dat ons kind intuïtief en onbewust, het liefst met ons wil samenwerken, ons wil behagen en aan onze verwachtingen wil voldoen. Als we beseffen dat het ontkennen en blokkeren van deze diepste verlangens leidt tot onaangepast gedrag. Dat geldt voor ons allemaal!