Visie op leraarschap Bram Bekkers - Mei – 2013 DitIsBram.nl
In dit document beschrijf ik mijn visie op het leraarschap. Als aankomend docent is het om verschillende redenen belangrijk om een visie op onderwijs te hebben. Als je weet hoe je in het onderwijs staat, dan draagt dat bij aan beter leraarschap. Het is belangrijk om als professional te weten waarom jij voor de klas staat. Je hebt namelijk een voorbeeldfunctie en noemt jezelf een expert op het gebied van onderwijs; dat is althans wat het diploma suggereert. Je moet dan op de hoogte zijn van recente ontwikkelingen en van wat er speelt in de actualiteit. Als docent moet je meegaan met je tijd om bij je leerlingen aan te kunnen blijven sluiten. Hoewel onderwijs steeds meer een massaproduct is, blijft het natuurlijk maatwerk pur sang. Immers, de persoonlijke stempel die een docent op een leerling drukt, is vaak van groter belang dan het lesmateriaal zelf. Iedereen herinnert zich de lessen van een bevlogen leraar nog: het was de manier van lesgeven die je waarschijnlijk aansprak. Het is dus van belang om erover na te denken hoe je als docent voor de klas wilt staan. Concreet betekent dit dat je jezelf enkele vragen stelt als je voor een klas met leerlingen staat. Wie zijn de leerlingen en wat wil je ze bijgebracht hebben op het moment dat ze de school verlaten? Voortijdig nadenken over deze visie helpt je bij je persoonlijke ontwikkeling.
Mijn beroepsidentiteit De doelgroep MBO en hoger heeft mij altijd aangesproken. Vanaf het moment dat ik in de praktijk aan de slag ging, heb ik besloten om mij te richten op de leerlingen van een wat oudere leeftijd (vanaf 16 jaar). Ik merk ik affiniteit heb met deze doelgroep, maar daarnaast spreekt ook lesgeven in het bedrijfsleven mij erg aan. De rede dat ik gekozen heb voor deze doelgroep is omdat ik het fijn vind om op een volwassen manier te kunnen communiceren en mensen te kunnen aanspreken op hun verantwoordelijkheid. Eigen verantwoordelijkheid is, wat mij betreft, een groot goed en ik probeer daarin als docent op een juiste manier te sturen. Dit doe ik op dit moment al door lessen en opdrachten te ontwerpen waarbij de leerling wordt uitgedaagd om zelf te blijven denken. Hierbij probeer ik elke leerling te voorzien in zijn persoonlijke voorkeur. Ik formulier opdrachten breed en stuur leerlingen in de juiste richting. Wanneer het gaat om toetsing dan laat ik de leerlingen zelf initiatief nemen. Leerlingen zijn zelf verantwoordelijk voor de cijfers en administratie (ik houd het daarnaast ook allemaal netjes bij in magister) en bouwen een persoonlijk portfolio op. Door deze manier van werken ontstaat er een prettige sfeer, waardoor coöperatief leren bevorderd wordt. Op dit moment geef ik veel verschillende klassen les. Ondanks dat weet ik contact te leggen met leerlingen en een professionele band op te bouwen. Dat ik een jonge twintiger ben heeft zijn vooren nadelen. Op de MBO school waar ik werk, merk ik dat mijn houding en verhalen veel invloed hebben op het gedrag van de leerlingen. Dit is waarschijnlijk ook goed verklaarbaar, omdat ik nog zo dicht bij de leerlingen sta als het gaat om leeftijd. Ik weet wat er speelt op straat en kan daardoor inspelen op de situatie. Van deze mogelijkheid maak ik dankbaar gebruik door inspirerende voorbeelden te geven over assertief zijn, kansen grijpen en succesvol ondernemen, om zo uiteindelijk de leerlingen klaar te stomen voor het beroepsveld.
Wat voor leraar wil ik worden? Met mijn creatieve, technische en ondernemende achtergrond kan ik makkelijk werken op een vakschool. Mijn kracht zit in het combineren van nieuwe technologieën met de kennis van de praktijk, het snel kunnen schakelen en het implementeren van de kennis in een organisatie. Toch lijkt mij het lesgeven alleen niet voldoende. Ik wil een docent worden met een onderzoekende houding, die inspeelt op de nieuwe technieken van het vak. Iemand die zich richt op de implementatie van nieuwe technologieën in het onderwijs. Ik vind het belangrijk om bij te blijven met mijn vak en onderwijsstromingen, een belangrijk onderdeel van een professional. Een ander belangrijk punt vind ik dat ik dicht bij de leerlingen en collega’s moet blijven staan. Een houding waarbij je aan de ene kant sociaal, aardig en een helpende hand kan zijn, maar aan de andere kant ook kritisch, direct en gefocust op resultaat. Het liefst zou ik een docent in ontwikkeling willen blijven. Iemand die zich continu wil blijven scholen. Een docent die breed geschoold en ontwikkeld is. Maar bovenal wil ik met plezier mijn vak uitoefenen.
Visie op verschillende zaken. In het vervolg van dit stuk wil ik een aantal, voor mij, belangrijke onderwerpen uitlichten. Dit zijn onderwerpen waarin ik mij heb geprofileerd of waar ik affiniteit mee heb.
Het nieuwe leren “Het nieuwe leren is een Nederlands onderwijsconcept waarbij van leerlingen wordt gevraagd zelf verantwoordelijk te leren, samen met anderen. Er worden daarbij alternatieve wijzen van beoordelen gehanteerd.” Bron: Wikipedia
Het nieuwe leren, wat een vies woord. Wanneer ik met mijn collega’s praat over het nieuwe leren, schieten de meeste collega’s in de stress. “Alsof we daarvoor niet leerden” en “dat is weer zo’n kreet van onderwijskundigen die nergens op gegrond is.” Dit zijn veel gehoorde uitspraken. Maar is dat wel waar? Of zijn dit uitspraken van docenten die bang zijn om te veranderen? Het Nieuwe Leren is in ieder geval ooit in het leven geroepen om een poging te doen leerlingen te betrekken en te motiveren bij hun studieproces en is voor een belangrijke basis gebaseerd op de constructivistische stromingen binnen de leerpsychologie (Aalst & Kok, 2004). Er werd gezocht naar manieren om de educatie van leerlingen spannender, effectiever en zinvoller te maken. De rol van de docent verandert bij het Nieuwe Leren. De docent bevindt zich niet zozeer meer in de rol van kennisoverdrager, maar is meer een begeleider van de individuele leerprocessen van elke leerling. Een goed streven lijkt me, wie kan daar nou tegen zijn? Effectiever en zinvoller onderwijs dat tegelijkertijd ook spannend is: top! Toch zijn er tegenstanders. Het nieuwe leren suggereert immers ook dat er iets anders bestaat naast het oude leren, het leren zoals we dat vroeger deden. Ook suggereert het nieuwe leren dat het oude/ traditionele leren slechter was. Waarom zou je anders overstappen op het nieuwe leren? En volgens mij is juist deze bewering de reden dat er veel weerstand is vanuit de traditionele docenten. “De tijd is voorbij dat een leerkracht vooraan in de klas staat te dicteren, liefst nog op een verhoogde sokkel, en de leerlingen ondertussen alles ijverig opschrijven.” Directeur Willy Brion van het Sint-Claracollege
Het bovenstaande citaat, inspirerende docenten om mij heen en vakliteratuur hebben mij getriggerd om mijzelf te verdiepen in “het nieuwe leren”. Mijn studie is zo ingericht dat ik zelf ook een product (student) ben die is opgeleid met de begrippen uit “het nieuwe leren”. Dat houdt in:
Kritiek op het bestaande onderwijsmodel. Het traditionele onderwijs is achterhaald en motiveert leerlingen niet. ‘Leren’ leren is belangrijker dan kennis. Leerlingen moeten weten waar ze iets moeten opzoeken. Didactische vernieuwingen. Klassikaal onderwijs is ouderwets. De computer en het internet spelen een belangrijke rol. Thematisch werken. In plaats van centraal opgelegde toetsen, werkt een leerling met een 'portfolio' van werkstukken en praktische opdrachten.
Toetsing in de vorm van assessments in plaats van schriftelijke toetsen.
Ook in de praktijk heb ik gemerkt dat het nieuwe leren mij aanspreekt. Ik heb tijdens mijn studie namelijk veel lesbezoeken gedaan. Ik heb stage gelopen op een MBO school, waar ik nu werk. Wat je op deze school veel ziet, zijn professionals uit het bedrijfsleven die het vak willen overbrengen op de jeugd. Vervolgens zijn deze vak-professionals in het onderwijs blijven hangen en hebben een didactische aantekening gehaald. Niets mis mee, zou je zeggen. Toch heb ik gemerkt, door het voeren van gesprekken leerlingen, dat deze vakmensen de huidige jeugd niet goed weten te bereiken met de traditionele manier van lesgeven en dat het rendement bij docenten die een vernieuwendere aanpak gebruiken hoger ligt. Het nieuwe leren vraagt om een ingrijpende omslag in het denken en vraagt vertrouwde kennis en opvattingen los te laten. Het betekent ook dat jarenlang opgebouwde routine aan betekenis verliest en voor velen in het onderwijs is dat moeilijk te verteren of te realiseren. Didactisch repertoire In de kantine van onze school ben ik vaak de discussie aangegaan met docenten die strak vast blijven houden aan de traditionele docentenrol. Ik heb docenten gevraagd waarom ze niet experimenteren met andere werkvormen. Vaak wordt er dan gezegd dat leerlingen gewoon moeten leren stilzitten en luisteren. School hoeft immers niet altijd leuk te zijn en leerlingen vinden het eigenlijk wel lekker om achterover te leunen en de docent 50 minuten aan het woord te laten. Wat ook vaak voorkomt, is dat de tegenaanval wordt geopend en er gesteld wordt dat de samenwerkingsopdrachten wel leuk zijn, maar dat leerlingen daar echt niet beter van gaan leren. Daarnaast zien sommige docenten problemen met de implementatie van andere didactische methodes. Ik ben echter van mening dat je als docenten een breed didactisch repertoire moet bezitten, wil leerlingen goed kunnen bedienen. Het klopt dat sommige leerlingen inderdaad gebaad zijn bij een lang uitlegmoment. Ik denk alleen dat je iedere leerling daar individueel zo goed mogelijk in moet faciliteren wil je het beste uit een leerling halen. In de praktijk kan dat betekenen dat je in een klas mensen hebt die aan een praktische opdracht werken en anderen die filmpjes met uitleg bekijken, terwijl jij als docent mensen kan begeleiden bij deze handelingen.
Flipping the classroom Ja, je leest het goed: filmpjes. Filmmateriaal in de les is een belangrijk middel, omdat filmpjes het mogelijk maken om uitleg te geven zonder dat je als docent daar je tijd mee verdoet. Want laten we wel wezen: iedere docent heeft te kampen met tijdgebrek. Wanneer je een filmpje met uitleg maakt, kan je van tevoren goed nadenken over de inhoud van de film. Hierdoor heeft de leerling altijd een complete uitleg. Deze investering maak je eenmalig, maar betaald zich enorm snel uit. Op het moment dat de leerling naar een filmpje kijkt kan de docenten zich bezig houden met taken die een docent alleen zelf kan doen, zoals observatie, persoonlijke begeleiding, interpersoonlijke gesprekken enzovoorts. Ik merk dat leerlingen het fijn vinden om filmpjes en materiaal ook thuis te kunnen gebruiken. Ik geloof echter nog niet dat de huidige stroom leerlingen klaar is voor het totale pakket van “Flipping the Classroom”. Ook de docenten en de scholen zullen moeten veranderen in hun houding en aanpak jegens deze nieuwe manier van werken. Beuving, van Geijn en Salden tonen in hun
onderzoek aan dat de meerwaarde van een geflipte les afhangt van wat de docent met de lestijd doet. Daarbij vragen de onderzoekers zich af of zij als beginnende docenten de vaardigheden al bezitten om een succesvolle flip uit te voeren (Beuving, van Geijn, Salden, 2013). Mijn visie is dan ook dat binnen een organisatie jonge docenten die bekend zijn met middelen van ‘flipping the classroom’ de oudere docenten zouden kunnen helpen om bekwaam te worden als het gaat om ICT. Andersom kunnen de oudere docenten de jonge docenten prima coachen in het leren omgaan met de tijd die daarbij vrijkomt.
Literatuur: Hans F. van Aalst & Jozef J.M. Kok. (2004). Het nieuwe leren. Binnengehaald op 11 mei 2013 van http://tm.thiememeulenhoff.nl/assets/documentenservice_zen/jsw/archief/2004/04_december_20 04/jrg89-december2004-vanaalst-kok-driehoekenvanhetnieuweleren.pdf Christien Beuving, Roel van Geijn en Rianne Salden (2013). Waarom"zou"ik"(niet)"flippen? Binnengehaald op 19 mei 2013 van http://igitur-archive.library.uu.nl/student-theses/2013-0205200505/p_at_vw.pdf