VISIE OP DE VERPLEEGKUNDIGE PROFESSIONAL IN HET JBZ
Visie op de verpleegkundige professional in het JBZ
Visie op de verpleegkundige professional in het JBZ, VAR
Jeroen Bosch Ziekenhuis Verpleegkundige Adviesraad Postbus 90153 5200 ME ’s-‐Hertogenbosch Telefoon (073) 553 30 49 E-‐mail
[email protected] Auteurs: Riëtte Koekkoek en Tamara Schalken
2
Visie op de verpleegkundige professional in het JBZ, VAR, juni 2010
Inhoud Voorwoord 1. Zorgvisie 1.1 Samenvatting zorgvisie van het Jeroen Bosch Ziekenhuis (JBZ) 1.2 JBZ ambities en de verpleegkundige professional 2. Kwaliteit van de verpleegkundige zorg 2.1 Kwaliteit 2.2 Hoge kwaliteit van zorg – hoger opgeleide verpleegkundigen 2.3 Hoge kwaliteit van zorg – kwantiteit verpleegkundigen 2.4 Kwaliteit van verpleegkundige zorg: voorlopige conclusie 3. De verpleegkundige niveaus 3.1.a Verpleegkundige niveau 4 3.1.b Verpleegkundige niveau 5 3.1.c De verpleegkundig coördinator 3.2 De gespecialiseerd verpleegkundige 3.3 De verpleegkundig specialist 3.4 Wetenschappelijk opgeleide verpleegkundigen 4. De verpleegkundige professional 4.1 Deskundigheid 4.2 Competenties 4.3 Plaats binnen de organisatie 5. De verpleegkundige als coördinator van zorg 5.1 De verpleegkundige coördinatie in relatie tot de patiënt 5.2 De verpleegkundige coördinatie in relatie tot andere disciplines 5.3 De verpleegkundige coördinatie in relatie tot de arts 5.4 Het verpleegkundig domein 6. Verpleegkundig leiderschap 6.1 Verpleegkundig leiderschap aan het bed 6.2 Verpleegkundig leiderschap door direct leidinggevenden 6.3 Verpleegkundig leiderschap op hoger management en bestuurlijk niveau 6.4 Participerend management 7. Flexibele inzetbaarheid 8. De lerende professional 9. De Verpleegkundige Adviesraad 10. Bijlagen: Beleidsadviezen
5
6 6 6
7 7 8 8 9
10 10 10 11 11 12 12
13 13 13 13
15 15 16 16 17
18 18 19 19 19
20
21
22
23
3
Visie op de verpleegkundige professional in het JBZ, VAR
4
Visie op de verpleegkundige professional in het JBZ, VAR, juni 2010
Voorwoord Het Jeroen Bosch Ziekenhuis (JBZ) wil het meest patiëntveilige en patiëntgerichte ziekenhuis van Nederland worden. In de voorbereidingen op de nieuwbouw zijn verschillende programma’s opgestart om deze ambitie te realiseren: Duidelijk Beter, Kompas naar Nieuw, en de nieuwe RVE structuur. In dit visiedocument staat de herziening en positionering van de verpleegkundige professional centraal. Professionalisering van de verpleegkundige beroepsgroep zal leiden tot verbetering van de kwaliteit van verpleegkundige zorg en een sterkere positie van de verpleegkundige in de organisatie. De Verpleegkundige Adviesraad (VAR) heeft dit document geschreven in opdracht van de raad van bestuur. Het document bestaat uit twee delen: “Visie op de verpleegkundige professional in het JBZ” en “Beleidsadviezen inzake het document Visie op de verpleegkundige professional in het JBZ”. Dit document is tot stand gekomen met de medewerking van collega’s uit de verschillende lagen van de organisatie en diverse clusters, waaronder het Leerhuis. Het document richt zich met name op de klinische afdelingen, maar is ook te vertalen naar de polikliniek.
5
Visie op de verpleegkundige professional in het JBZ, VAR
1. Zorgvisie
1.1 Samenvatting zorgvisie van het Jeroen Bosch Ziekenhuis 1
Het Jeroen Bosch Ziekenhuis verleent hoogwaardige en gespecialiseerde zorg, waarbij de patiënt en zijn behoeften centraal staan. De opnameduur wordt tot een minimum beperkt en intensieve samenwerking met interne en externe belanghebbenden garanderen continuïteit. De zorg is doelmatig en doeltreffend. De kwaliteit van het professioneel handelen en het behandelresultaat is meetbaar en inzichtelijk. Professionals en teams bepalen zelf het kwaliteitsniveau in overeenstemming met de visie en doelen van het JBZ. Beroepsnormen, evidence based en best practice, zijn uitgangspunten bij de keuze voor behandeling en zorg, en de toetsing daarvan. Goede communicatie, informatie en samenwerking zijn dan ook onontbeerlijk voor patiënten, partners en medewerkers. Het JBZ profileert zich als “teaching hospital”, met een goed werk-‐ en leerklimaat voor zowel medewerkers als studenten. Bij zorgverlening staan de patiënt en zijn naasten met hun behoeften en belevingswereld centraal. Patiënten worden holistisch benaderd. Zorg wordt multidisciplinair, methodisch (voor verpleegkundigen volgens de zorgmethodiek van Gordon) en in samenspraak met de patiënt en zijn naasten gepland en uitgevoerd. Elke patiënt heeft een op schrift gesteld behandel-‐ en zorgplan.
1.2 JBZ ambities en de verpleegkundige professional
Het JZB wil het meest patiëntveilige en patiëntgerichte ziekenhuis in Nederland worden. Het ziekenhuis zet hierbij sterk in op kwaliteit van zorg en doelmatigheid. Volgens de VAR stelt deze ambitie en de toegenomen complexiteit van zorg, andere en hogere eisen aan de verpleegkundige professional dan voorheen. De verpleegkundige discipline speelt een cruciale rol in de ambities van het JZB, omdat deze een aantoonbare bijdrage levert aan goede patiëntenzorg. Daarom is het noodzakelijk dat het ziekenhuis de juiste kwantiteit en kwaliteit van verpleegkundigen inzet en verpleegkundigen in alle lagen van de organisatie laat participeren.
1
Samenvatting Zorgvisie van het JBZ, 30-‐09-‐2005
6
Visie op de verpleegkundige professional in het JBZ, VAR, juni 2010
2. Kwaliteit van de verpleegkundige zorg In het streven naar optimale patiëntveilige en patiëntgerichte zorg moet de patiënt centraal staan. Patiëntveilige zorg wil zeggen: het (nagenoeg) ontbreken van (de kans op) aan de patiënt toegebrachte lichamelijke of psychische schade, die is ontstaan als gevolg van het niet volgens de professionele standaard handelen door hulpverleners en/of door tekortkomingen in de wijze waarop de zorg is georganiseerd. Met patiëntgerichte zorg wordt bedoeld: zorg waarbij de patiënt en zijn naasten centraal staan en de relatie tussen patiënt en zorgaanbieder gebaseerd is op wederzijds respect.2 Deze visie vertaalt zich in de zes dimensies van kwaliteitszorg: patiëntenveiligheid, efficiëntie, tijdigheid, klantgerichtheid, effectiviteit en gelijkheid. De verpleegkundige draagt bij aan elke dimensie van kwaliteitszorg.
2.1 Kwaliteit
Het Amerikaanse Institute of Medicine definieert kwaliteit als volgt: 'Quality of care is the degree to which health services for individuals and populations increase the likelihood of desired health outcomes and are consistent with current professional knowledge'.3 Een hanteerbare Nederlandse definitie formuleert kwaliteit als: 'de mate waarin het geheel van eigenschappen (het gerealiseerde) van een product, proces en dienst voldoet aan de eraan gestelde eisen (norm of verwachtingen), die voortvloeien uit een gebruikersdoel’.4 Binnen de dagelijkse context van de beroepsuitoefening wil kwaliteitszorg zeggen dat de verpleegkundige zijn handelen expliciteert (normen stelt), evalueert (toetst) en bijstuurt (verbetert).5 Dat betekent: -‐ het definiëren van het gewenste niveau van kwaliteit, in de vorm van richtlijnen en standaarden; -‐ het scheppen van voorwaarden voor het realiseren van de beoogde kwaliteit en kwaliteitszorg; -‐ het beoordelen of de beoogde kwaliteit van zorg wordt gerealiseerd, o.a. met behulp van de kwaliteitsindicatoren; -‐ het identificeren van mogelijke problemen in de kwaliteit van zorg; -‐ het ondernemen van stappen om de kwaliteit te verbeteren en te borgen. Concreet betekent dit onder meer dat we binnen het JBZ consequent moeten werken volgens evidence based practice (of best available practice). In het kader van kwaliteit werkt de verpleegkundige discipline volgens de zorgmethodiek van Gordon6. De kwaliteitsindicatoren gebruikt de verpleegkundige om de geleverde zorg te 2
Definitie gehanteerd door Cl. Kwaliteit en Organisatie JBZ; zie ook ‘’ Ons Ziekenhuis? Patiëntgericht!’’ NCPF 2008 IOM, 2001 4 RGO, 1990 5 Harteloh PPM. Casparie AF.1998; Hollands L. Hendriks L. Ariëns H., 2001. 6 De Gordon methodiek gaat uit van een holistische benadering van de patiënt volgens elf Gezondheidspatronen. Verpleegkundige diagnoses worden volgens PES structuur opgesteld, daarnaast worden doelen en interventies geformuleerd. M. Gordon Verpleegkundige Diagnostiek: proces en toepassing, Maarssen, 1998 3
7
Visie op de verpleegkundige professional in het JBZ, VAR
toetsen, meten en continue te verbeteren. De kwaliteitsindicatoren zijn in samenhang met een holistische benadering van de patiënt, leidend -‐ volgens de elf gezondheidspatronen van Gordon -‐ voor verpleegkundige diagnose, interventie en uitkomsten van zorg.
2.2 Hoge kwaliteit van zorg – hoger opgeleide verpleegkundigen
Het opleidingsniveau van verpleegkundigen is (naast hun aantal, zie 2.3) gerelateerd aan de kwaliteit van zorg. Uit internationaal onderzoek7,8,9 blijkt dat door meer hóger in plaats van lager opgeleide verpleegkundigen in te zetten, de sterftekans afneemt. Het is daarom belangrijk dat er dagelijks voldoende hoog opgeleide verpleegkundigen werkzaam zijn aan het bed, om de nagestreefde hoge kwaliteit van zorg te waarborgen. Per specialisme is er dan ook een specifieke verhouding van verschillende verpleegkundige niveaus nodig voor het leveren van optimale kwaliteit van zorg.10 Hierbij wordt landelijk onderscheid gemaakt tussen de deelgebieden acute, electieve en chronische zorg. Meer hoger opgeleide verpleegkundigen voorkomen sneller adverse events (nadelige en risicovolle situaties), waardoor patiënten niet onnodig langer hoeven te blijven. Bijkomend voordeel is dat door hun hogere kennis-‐ en vaardigheidsniveau opnameduur en ziekenhuiskosten worden gereduceerd. Samenvattend: hoger opgeleide verpleegkundigen zorgen voor een stijging van de patiëntveiligheid en een daling van de opnameduur en totale ziekenhuiskosten per patiënt11.
2.3 Hoge kwaliteit van zorg – kwantiteit verpleegkundigen
Ook de hoeveelheid verpleegkundigen die wordt ingezet op een bepaalde patiëntenpopulatie, is gerelateerd aan de kwaliteit van zorg. Onderzoek heeft uitgewezen dat er een relatie bestaat tussen het aantal verpleegkundigen per patiënt en de kwaliteit van zorg.12
7
* Aiken LH, Clarke SP, Silber JH, Sloane D. Hospital nurse staffing education and patient mortalitiy. LDI Issue Brief 2003; 9 (2):1-‐4; Clarke et al, 2002. * Wit, de R. Zorgen om de zorg: hoe de kwaliteit van de verpleging de kwaliteit van zorg bepaalt. Verpleegkunde 2008-‐23 nr. 2; 143-‐147 8 * Aiken et al 2002a; Aiken et al 2002b; * Estabrooks CA, Midodizi WK, Cummings GG, Ricker K, Giovannetti. The impact of hospital nursing characteristics on 30-‐ dagy mortality. Nursing Research 2005; 54:74-‐84. * Needleman J. Buerhaus P. Maattke S. Stewart M. Zelevinsky K. Nurse-‐staff levels and the quality of care in hospitals. New England Journal of Medicine 2002; 346:1715 – 1722. * Rafferty AN, Clarke SP, Coles J, Ball J, James P, MCKee M., Aitken LH. Outcomes of variation in hospital nurse staffing in Englisch hospitals: cross sectional analysis of survu data and discharge records. International Journal of Nursing Studies 2007; 44: 175-‐182 9 Hospital Nurse Staffing and Patiënt Mortiality, Nurse Burnout, and Job Dissatisfaction. Aiken LH.,Clarke SP., Douglas MS., Sochalski J., Silber JH., American Medical Association 2002 10 Verpleegkundige in hoger beroep, Tijdschrift voor verpleegkundigen 2009, nr.1 11 Wit, Prof. Dr. R. de, ‘’Hoe de kwaliteit van de verpleging de kwaliteit van zorg bepaalt’’ ( inaugurele rede)Universiteit Maastricht, 2007 12 * Wit, R. de, Zorgen om de zorg: hoe de kwaliteit van de verpleging de kwaliteit van zorg bepaalt, Verpleegkunde 2008-‐23 nr. 2. Aiken et al 2002 a; Aiken et al 2002 b; * Estabrooks CA, Midodizi WK, Cummings GG, Ricker K, Giovannetti. The impact of hospital nursing characteristics on 30-‐ dagy mortality. Nursing Research 2005; 54:74-‐84. Needleman J. Buerhaus P. Maattke S. Stewart M. Zelevinsky K. Nurse-‐staff levels and the quality of care in hospitals. New England Journal of Medicine 2002; 346:1715 – 1722.
8
Visie op de verpleegkundige professional in het JBZ, VAR, juni 2010
Onder meer Amerikaans onderzoek laat zien dat het wenselijke aantal patiënten per verpleegkundige vier is. Stijgt het aantal patiënten van vier naar zes per verpleegkundige, dan daalt de patiëntveiligheid. Daardoor stijgt de mortaliteit met 14 procent. Wanneer het aantal patiënten stijgt naar acht per verpleegkundige, neemt de mortaliteit zelfs toe met 31 procent.13 Ook Belgisch onderzoek wijst uit dat een daling van de mortaliteit samenhangt met het aantal verpleegkundigen dat wordt ingezet op een verpleegafdeling.
2.4 Kwaliteit van verpleegkundige zorg: voorlopige conclusie
Op basis van bovenstaande kan voorlopig geconcludeerd worden dat bezuinigen op de kwaliteit en kwantiteit van verpleegkundigen onwenselijk en onverstandig is. Tenminste zolang deze veranderingen niet gepaard gaan met een meer doelmatige en evidence based wijze van werken. Daalt het aantal verpleegkundigen bij een stijgende zorgvraag, dan daalt de patiëntveiligheid, met een stijging van de mortaliteit tot gevolg.14 Afhankelijk van het deelgebied, (acuut, electief, chronisch), zijn specifieke verhoudingen noodzakelijk. In dit licht is het raadzaam de lopende studie van het Centrum voor Ziekenhuis-‐ en Verplegingswetenschap van de K.U. Leuven te volgen. Het Centrum onderzoekt de invloed van het opleidingsniveau van verpleegkundigen en de context van de verpleegkundige werkomgeving, zoals de relatie met artsen.15
Rafferty AN, Clarke SP, Coles J, Ball J, James P, MCKee M., Aitken LH. Outcomes of variation in hospital nurse staffing in English hospitals: cross sectional analysis of survu data and discharge records. International Journal of Nursing Studies 2007; 44: 175-‐182 13 Verpleegkunde 2008 – 23 blz. 143 R. de Wit 14 Idem 12 15 Nursing 30-‐10-‐2008
9
Visie op de verpleegkundige professional in het JBZ, VAR
3. De verpleegkundige niveaus Om tot excellente verpleegkundige zorg te komen is de VAR van mening dat het van groot belang is dat de verpleging beschikt over een evenwichtige verhouding van verpleegkundigen van verschillende niveaus. Deze variëren van niveau 4, niveau 5, verpleegkundig specialist (VS) tot wetenschappelijk opgeleide (wo) verpleegkundigen. In het JBZ zijn, mede conform het voorstel van het VBOC16, de volgende verpleegkundige niveaus te onderscheiden: 1. Verpleegkundige: a. niveau 4 b. niveau 5 c. verpleegkundig coördinator d. gespecialiseerd verpleegkundige (met functiegerichte vervolgopleiding VVO) 2. Verpleegkundig specialist (artikel 14 Wet BIG) 3. Wetenschappelijk opgeleide (wo) verpleegkundige Naast de verpleegkundige niveaus kent het JBZ ook niveau 2 (helpende) en niveau 3 (verzorgende). Deze niveaus zijn in dit visiedocument buiten beschouwing gelaten.
3.1.a Verpleegkundige niveau 4
De verpleegkundige heeft een mbo-‐opleiding afgerond. Deze verpleegkundige is voor een aantal aan hem toegewezen patiënten verantwoordelijk voor de uitvoering van de totale dagelijkse zorg volgens het zorgplan, dat geformuleerd is aan de hand van de elf gezondheidspatronen van Gordon. Daarnaast zijn er nog de mbo-‐verpleegkundigen die inservice zijn opgeleid.17 Dit zijn verpleegkundigen met meer kennis en praktijkervaring dan mbo-‐4 verpleegkundigen die nu worden opgeleid.
3.1.b Verpleegkundige niveau 5
De verpleegkundige heeft een hbo-‐opleiding afgerond. Deze verpleegkundige verleent de totale dagelijkse zorg, is voorbereid op een praktijk waarin hij naast een complexe organisatie met verschillende verpleegkundige functies, een grote diversiteit aan vraagstukken aantreft. De hbo-‐verpleegkundige onderscheidt zich van de andere niveaus door zijn wijze van probleembenadering. Bovendien is hij in staat een vertaalslag te maken van evidence based practice werken naar de praktijk. De verpleegkundige niveau 5 combineert zijn denken en handelen met de inhoud van het verpleegkundig beroep. Hierdoor kan hij een grote mate van verantwoordelijkheid op zich nemen en vakkundig handelen in complexe beroepssituaties, zowel als zorgverlener, regisseur, coach, ontwerper en beroepsbeoefenaar.18 16
Verpleegkundige toekomst in goede banen. Verpleegkundig beroeps-‐ en opleidingscontinuüm (VBOC), 2006 De inservice opleiding is in 1996 officieel overgegaan naar een MBO0opleiding, vallend onder OC&W 18 Landelijk Functieprofiel HBO-‐Verpleegkundige 17
10
Visie op de verpleegkundige professional in het JBZ, VAR, juni 2010
Deze verpleegkundige kan tevens worden ingezet als verpleegkundig coördinator.
Verpleegkundige niveau 4 en 5
De scheidslijn tussen niveau 4 en 5 is onduidelijk omdat het profiel tussen beide niveaus grote overlap vertoont.19 De functie van verpleegkundig coördinator is momenteel de enige specifieke niveau 5 functie binnen de organisatie. Er zijn ook niveau 5 opgeleide verpleegkundigen, die op niveau 4 functies werkzaam zijn. Het potentieel van deze verpleegkundigen kan beter benut worden, ook om hen meer uitdaging en ontwikkelings-‐ of loopbaanperspectief binnen de organisatie te kunnen bieden. In dit licht lijken twee overwegingen gerechtvaardigd: • Zijn binnen de organisatie meer functies verpleegkundig coördinator noodzakelijk om de gewenste kwaliteit van zorg te bereiken? • Is specifieke inzet van niveau 5 verpleegkundigen voor high care zorg binnen bepaalde afdelingen of specialismen wenselijk, zoals high care chirurgie, nefrologie en oncologie? Met name bij hoogcomplexe zorg is de inzet van meer niveau 5 opgeleide verpleegkundigen gewenst. De benodigde inzet kan per specialisme en deelgebied verschillen. Een nieuw, eenduidig profiel van respectievelijk niveau 4 en 5 verpleegkundigen is dan ook noodzakelijk.
3.1.c. De verpleegkundig coördinator
De verpleegkundig coördinator is verantwoordelijk voor coördinatie van zorg en continuïteit op unit-‐niveau. Dat betekent: het sturen op kwaliteit van zorg, zowel in de coördinatie van de dagelijkse praktijk aan het bed, als bij het ontwikkelen, innoveren en invoeren van evidence based practice. Samen met de behandelaar is hij mede verantwoordelijk voor de kwaliteit van zorg en patiëntveiligheid.20 De rol van de verpleegkundig coördinator moet binnen de organisatie eenduidig zijn.
3.2 De gespecialiseerd verpleegkundige
Gespecialiseerd verpleegkundigen kunnen zowel op niveau 4 als op niveau 5 werkzaam zijn. Zij zijn onder andere werkzaam op verpleegafdelingen, IC, SEH, dialyse, de poli, en/of organisatiebreed in een consultfunctie voor collega’s. Hoewel zij een specialistische opleiding hebben gevolgd, betekent dat niet dat ze de titel verpleegkundig specialist mogen voeren.21 Uniformiteit over de titelvoering, conform de kaders van het VBOC-‐advies, is dan ook wenselijk.
3.3 De verpleegkundig specialist
19
HBO-‐V’s varen nieuwe koers, Tijdschrift voor verpleegkundigen, 2009 nr.11/12 Zie ook hoofdstuk 5 21 De titel verpleegkundig specialist is sinds februari 2009 bij de BIG Wet omschreven en vastgelegd. 20
11
Visie op de verpleegkundige professional in het JBZ, VAR
De verpleegkundig specialist draagt bij aan het ontwikkelen en verspreiden van innovaties, het evalueren van de effecten ervan en het informeren en instrueren van verpleegkundigen. Daarnaast is hij betrokken bij beleidsmatige activiteiten ten bate van de kwaliteit van de verpleegkundige zorg, zowel binnen het eigen specialisme, als in de organisatie. Zo kan deze verpleegkundige een team naar een nieuwe wijze van zorg verlenen begeleiden, op basis van evidence based practice.22 De inzet van deze master opgeleide verpleegkundigen in de directe patiëntenzorg is belangrijk. Hun rol op de verpleegafdeling zou daarom groter moeten zijn dan nu het geval is. Het visiedocument van verpleegkundig specialisten oncologie23 doet aanbevelingen voor de ontwikkeling van een eenduidig beleid ten aanzien van de functie verpleegkundig specialist binnen het JBZ. Zo zou de verpleegkundig specialist een rol kunnen hebben in de directe verpleegkundige zorg (zorg-‐ en ontwikkelfunctie); deskundigheidsbevordering; consulentschap; innovatie en zorgbeleid; onderzoek; en in regionale en landelijke ontwikkelingen.
3.4 Wetenschappelijk opgeleide verpleegkundigen
In het kader van implementatie van evidence based practice verpleegkundig handelen is het wenselijk dat naast hbo en master opgeleide verpleegkundigen, ook wo en gepromoveerde verpleegkundigen binnen de organisatie werkzaam zijn. Zij hebben de benodigde expertise op het gebied van evidence based werken. Hierdoor kunnen zij onder anderen verpleegkundig specialisten en coördinatoren ondersteunen bij en aansturen op verhoging van kwaliteit van zorg. Daarbij kunnen zij vorm en inhoud geven aan verpleegkundig onderzoek ‘dicht bij het bed’, en op deze wijze EBP handelen binnen het ziekenhuis stevig verankeren.24 Bovendien kunnen wo-‐verpleegkundigen vanuit hun expertise en competenties een belangrijke bijdrage leveren aan het (ontwikkelen van) verpleegkundig zorgbeleid binnen de organisatie. Belangrijk is dan ook dat de kennis en capaciteiten van deze verpleegkundigen in het JBZ in kaart worden gebracht en ingezet.
22
Wit, Prof. Dr. R. de, ‘’Hoe de kwaliteit van de verpleging de kwaliteit van zorg bepaalt’’ (inaugurele rede) Universiteit Maastricht, 2007 23 IGGR/JBZ, Visie document ‘’Verpleegkundig Specialist Oncologie. Van Functie naar Rol’’, juli 2009. 24 Inmiddels is er een beleidsnotie over Verpleegkundig wetenschappelijk onderzoek 2010-‐2012 (VAR) in ontwikkeling waarin een aanzet wordt gegeven tot verdere inbedding van EBP in de verpleegkundige zorg.
12
Visie op de verpleegkundige professional in het JBZ, VAR, juni 2010
4. De verpleegkundige professional Voor het bereiken van de gewenste hoge kwaliteit van verpleegkundige zorg is een verpleegkundige professionele houding noodzakelijk. De verpleegkundige is zich daarbij bewust van zijn rol in de totale zorg, en zijn rol binnen de organisatie.
4.1 Deskundigheid
De verpleegkundige treedt autonoom op binnen het verpleegkundig domein (zie 5.4). Hij is deskundig, werkt veilig en volgens evidence based principes en best available practice. De verpleegkundige draagt bij aan kwaliteitsverbetering middels de kwaliteitsindicatoren. Daarnaast neemt hij verantwoordelijkheid voor zijn handelen en is hij zich bewust van zijn mogelijkheden en beperkingen. Hij reflecteert op het eigen handelen. De verpleegkundige is open en transparant in zijn handelen en hij heeft een proactieve houding, zowel naar de patiënt als binnen de organisatie. Hij is lid van een beroepsorganisatie, is BIG-‐geregistreerd en geaccrediteerd volgens landelijke kwaliteitseisen, en gekwalificeerd conform JBZ opleidingseisen. Hij leest zijn vakbladen, geeft klinische lessen en bezoekt symposia. Hij is op de hoogte van het verpleegkundige beroepsprofiel en de beroepscode25 en handelt hier naar. De verpleegkundige is verantwoordelijk voor het onderhouden van zijn bekwaamheden en deskundigheid.
4.2 Competenties
Wil de verpleegkundige optimale zorg leveren, dan is het belangrijk dat hij over specifieke competenties beschikt. De benodigde competenties worden per verpleegkundige functie (niveau) beschreven. Met het oog op de ontwikkelingen in de zorg en de ambitie van het JBZ om het meest patiëntveilige en patiëntgerichte ziekenhuis te zijn, moeten verpleegkundigen op alle niveaus zich communicatief vaardig en risicobewust tonen; innovatief, proactief, ondernemend, en kosten-‐ en organisatiebewust. Op het gebied van patiëntgerichtheid ligt er extra nadruk op het empathisch vermogen van de verpleegkundige. De verpleegkundig is servicegericht en gaat respectvol om met de patiënt en zijn naasten. Dat betekent ook dat de verpleegkundig communicatief vaardig is en vriendelijk in zijn bejegening. Hij heeft oog voor de uniciteit van de patiënt en de behoeften van diens naaste omgeving.
4.3 Plaats binnen de organisatie
De verpleegkundige kent de organisatie, de organisatiestructuur en het beleid in relatie tot zijn eigen afdeling. Hij is ondernemend, organisatiebewust en participeert in overlegstructuren.
25
Nationale Beroepscode voor de Verpleging, 2009
13
Visie op de verpleegkundige professional in het JBZ, VAR
Hij neemt verantwoording om de organisatie ook zelf vorm te geven en te verbeteren. De verpleegkundige weet aan welke faciliteiten behoefte is voor het leveren van goede patiëntenzorg. Anderzijds moet de organisatie hem voldoende faciliteren om zijn beroep te kunnen uitoefenen.
14
Visie op de verpleegkundige professional in het JBZ, VAR, juni 2010
5. De verpleegkundige als coördinator van zorg De toenemende complexiteit van patiëntenproblematiek, preventie, diagnose, behandeling en revalidatie, in samenhang met de toegenomen medische mogelijkheden, zorgt ervoor dat in het hele zorgproces steeds meer verschillende beroepsbeoefenaars bij dezelfde patiënt betrokken zijn – en dat voor een langere periode. Dat maakt multiprofessionele samenwerking noodzakelijk en benadrukt het belang van meer samenhang en afstemming tussen professionals onderling. De verpleegkundige heeft een centrale rol in de coördinatie van zorg rondom de patiënt. Dat betekent ook dat hij een totaaloverzicht over het zorgproces heeft. Dit komt tot uiting in het verpleegkundig patiëntendossier.
5.1 De verpleegkundige coördinatie in relatie tot de patiënt
Verpleegkundige coördinatie betekent dat de verpleegkundige de patiënt ondersteunt en beïnvloedt bij feitelijke of potentiële reactie op gezondheids-‐ en of daaraan gerelateerde bestaansproblemen en op behandeling en therapie, om het evenwicht tussen draagkracht en draaglast te handhaven of te herstellen.26 Dit houdt in dat de verpleegkundige de autonomie heeft en die rol ook neemt om de zorgverlening volgens professionele standaarden te coördineren. De verpleegkundige is aanspreekbaar op het handelen daarin. In het proces van coördinatie is de patiënt leidend. Daarnaast moet voor de patiënt duidelijk zijn wie van de betrokken zorgverleners: -‐ het aanspreekpunt is voor vragen van de patiënt of zijn vertegenwoordigers; -‐ inhoudelijke (eind)verantwoordelijkheid heeft voor de zorgverlening; -‐ belast is met coördinatie van de zorgverlening aan de patiënt (zorgcoördinator). Bij voorkeur worden deze taken over zo weinig mogelijk zorgverleners verdeeld.27 De patiënt wordt intensief betrokken bij de ontwikkeling en uitvoering van zijn zorg-‐ of behandelplan. Zijn eigen verantwoordelijkheid wordt zoveel mogelijk gestimuleerd. De verpleegkundige plant en evalueert de zorg met de patiënt en zijn naasten. Ook bespreekt hij hun ervaringen met de samenwerking. Daarnaast moet, als gevolg van deze transparante coördinatie, voor de patiënt te allen tijde helder zijn wie van de betrokken zorgverleners de eindverantwoordelijkheid heeft in zijn behandeling.
26
Leistra e.a. 1999 Handreiking verantwoordelijkheidsverdeling bij samenwerking in de zorg. Jan 2010, KNMG, V&VN, etc.
27
15
Visie op de verpleegkundige professional in het JBZ, VAR
5.2 De verpleegkundige coördinatie in relatie tot andere disciplines
De verpleegkundige maakt deel uit van het multidisciplinaire team. Hij voelt zich mede verantwoordelijk voor de multidisciplinaire samenwerking en ontplooit activiteiten die deze samenwerking bevorderen. De verpleegkundige kan initiatief nemen tot een multidisciplinair overleg. De verpleegkundige signaleert (mede) als andere disciplines bij het zorgproces betrokken moeten worden en neemt daar zo nodig in overleg met de eindverantwoordelijke behandelaar initiatieven in. In relatie tot andere disciplines is de verpleegkundige vanuit zijn deskundigheid een gesprekspartner op gelijkwaardig niveau. In dit kader kan de wenselijkheid van casemanagement tijdens het klinische proces worden onderzocht. Klinisch casemanagement kan een meerwaarde hebben voor de patiënt met een complexe zorgvraag en co-‐morbiditeit.
5.3 De verpleegkundige coördinatie in relatie tot de arts
De verpleegkundig professional en de medisch professional zijn gelijkwaardige gesprekspartners. Uiteraard ieder vanuit het eigen professionele domein. De verpleegkundige is verantwoordelijk voor het verpleegkundige domein (zie 5.4), en de arts voor het medische domein. Bijgevolg is de arts verantwoordelijk voor de medische coördinatie en de verpleegkundige voor de verpleegkundige coördinatie van zorg. Juridisch is deze taakverdeling tussen medici en verpleegkundigen strak omlijnd. Hierin zijn ze gelijkwaardige partners, maar ieder met verantwoordelijkheden op eigen domein. Taakherschikking van artsen naar verpleegkundigen is juridisch slechts haalbaar voor verpleegkundigen die hier een vervolgopleiding voor hebben gevolgd, zoals de nurse practioner (verpleegkundig specialist). In de praktijk blijkt de taakverdeling tussen arts en verpleegkundige echter niet altijd zo gescheiden. De verpleegkundige neemt regelmatig delen van de coördinatie op medisch vlak van de arts over. Voorbeelden daarvan zijn: het aanvragen van consulten, schrijven van recepten, lab laten prikken, en ook het beoordelen van uitslagen. Deze vertroebeling komt voort vanuit een streven naar goede patiëntenzorg. Maar juist met het oog op optimale en veilige patiëntenzorg, is het van belang dat we blijven streven naar de omkaderde taakverdeling tussen arts en verpleegkundige.
16
Visie op de verpleegkundige professional in het JBZ, VAR, juni 2010
5.4 Het verpleegkundig domein
Definitie van verplegen.28 ‘Beroepsmatig verplegen is het herkennen, analyseren, alsmede advies en bijstand verlenen ten aanzien van feitelijke of dreigende gevolgen van lichamelijke en/of geestelijke ziekteprocessen, handicaps, ontwikkelingsstoornissen en hun behandeling voor de fundamentele levensverrichtingen van het individu. Verpleegkundig handelen houdt tevens in: het zodanig beïnvloeden van mensen, dat menselijke vermogens worden benut met het oog op het in stand houden en bevorderen van gezondheid.’ De verpleegkundige signaleert (dreigende) verstoring van de gezondheidspatronen (van Gordon) bij de patiënt, en ondersteunt en begeleidt hem zo nodig op elk van deze gebieden. In de zorg waarin de patiënt centraal staat, besteedt de verpleegkundige alleen taken uit op basis van vakkennis en inzicht. Dit alles in het kader van veilige, effectieve en doelmatige zorg. Om de zorg te kunnen toetsen en continue te verbeteren maakt de verpleegkundige gebruik van de kwaliteitsindicatoren, die onderdeel zijn van het verpleegkundig domein.
28
Vaste Commissie Verpleging van de Nationale Raad voor de Volksgezondheid
17
Visie op de verpleegkundige professional in het JBZ, VAR
6. Verpleegkundig leiderschap De verpleegkundigen vormen de grootste beroepsgroep in de zorg en nemen hierin tevens een prominente rol in. Wil je inhoudelijke verpleegkundige expertise op alle niveaus realiseren, zorg dan dat de verpleegkundige professional in alle lagen van de organisatie vertegenwoordigd is. De verpleegkundige professional is als inhoudsdeskundige verantwoordelijk voor de kwaliteit van de verpleegkundige zorg en de ontwikkeling van de verpleegkundige professie, door evidence based care. Hij heeft zeggenschap over de eigen beroepsuitoefening. Deze zeggenschap krijgt vorm in een overlegstructuur, waarin de verpleegkundige op alle niveaus van de organisatie in de besluitvorming kan participeren (participerend management). De VAR beschrijft verpleegkundig leiderschap als volgt.29 1. Leidinggevende en niet-‐leidinggevende verpleegkundigen op alle niveaus, stimuleren, doceren en inspireren verpleegkundigen om excellente zorg te verlenen. Verpleegkundig leiderschap is collega-‐verpleegkundigen enthousiasmeren voor zorgvernieuwing; effectieve samenwerking met collega’s en overige professionals; het stellen van prioriteiten; en het verhogen van de kwaliteit van zorg. 2. Verpleegkundigen zijn vertegenwoordigd in alle hiërarchische lagen van de organisatie (participerend management). Binnen de organisatie krijgt verpleegkundig leiderschap op drie niveaus vorm: -‐verpleegkundig leiderschap aan het bed; -‐verpleegkundig leiderschap door direct leidinggevenden; -‐verpleegkundig leiderschap op hoger management en bestuurlijk niveau.
6.1 Verpleegkundig leiderschap aan het bed
Het verpleegkundig leiderschap is gebaseerd op verpleegkundige vakinhoud, op evidence based handelen, en op interventies die disfunctionele gezondheidspatronen signaleren en omzetten met als doel de kwaliteit van leven te verbeteren. Voor elke patiënt in zijn context. Op basis van zijn deskundigheid handelt de verpleegkundige in het belang van de patiënt. Daarnaast enthousiasmeert en inspireert de verpleegkundige zijn collega’s. Hij zet zich in voor zorgvernieuwing, effectieve samenwerking, evidence based werken en de kwaliteit van zorg. Hierin heeft hij een voorbeeldrol. Hoewel elke verpleegkundige deze rol op zich kan nemen, voelen met name de verpleegkundig coördinatoren en verpleegkundig specialisten zich hiertoe geroepen.
29
Beleidsplan 2009 – 2012 JBZ De Verpleegkundige zorg naar een hoger plan.
18
Visie op de verpleegkundige professional in het JBZ, VAR, juni 2010
6.2 Verpleegkundig leiderschap door direct leidinggevenden
Leidinggevende verpleegkundigen moeten zich profileren als capabele vernieuwers die de verpleegkundige discipline vanuit een uitgesproken filosofie aansturen. Ze zijn zichtbaar, toegankelijk en staan open voor contacten met collega’s. Verpleegkundigen in leidinggevende posities zijn verantwoordelijk voor het creëren van een omgeving waarin excellente zorg kan worden verleend.30 Het faciliteren, stimuleren en motiveren van verpleegkundigen, en verpleegkundig leiderschap aan het bed, zijn belangrijke uitgangspunten hierbij.
6.3 Verpleegkundig leiderschap op hoger management en bestuurlijk niveau
Het hoger management is verantwoordelijk voor het creëren van een omgeving waarin excellente zorg kan worden verleend. Verpleegkundig leiderschap op hoger management en bestuurlijk niveau betekent dat verpleegkundigen op dit niveau participeren. Het strategisch ziekenhuisbeleid wordt op dit niveau vertaald naar het tactische en operationele niveau, zo ook het verpleegkundig beleid. De verpleegkundige uitgangspunten beschreven in deze visie, moeten op dit niveau worden meegenomen in beleidsuitwerking. Verpleegkundigen (en hun leidinggevenden) leveren vanuit hun inhoudsdeskundigheid een actieve en essentiële bijdrage aan de verwerking van deze verpleegkundige uitgangspunten in het RVE-‐beleid
6.4 Participerend management
Zeggenschap31 over de beroepsuitoefening veronderstelt een ver doorgevoerde vorm van participerend management. Het impliceert behalve inspraak ook beslissingsbevoegdheid in een overlegstructuur waarin de verpleegkundige op alle niveaus van de organisatie in de besluitvorming over de beroepsuitoefening participeert.32 Hij is dan ook vertegenwoordigd in alle structurele officiële overlegvormen die de beroepsuitoefening betreffen.
30
Magneet Handboek Excellente zorg V&VN, NCPF 2009 Zeggenschap wordt omschreven als: ‘’een combinatie van inspraak (toegang tot en uitwisseling van informatie, meningen en inzichten) en beslissingbevoegdheid over kwesties (werkafspraken, standaarden, beleidszaken, materialen) die van invloed zijn op de verpleegkundigen of de verzorgenden, hun werk en de kwaliteit van de zorg, zowel op de afdeling als op instellingsniveau’’. Handboek excelleren in zorg NCPF en V&VN 32 Handboek Excellente zorg, V&VN, NCPF 2009 31
19
Visie op de verpleegkundige professional in het JBZ, VAR
7. Flexibele inzetbaarheid Om in te kunnen spelen op de dagelijkse pieken en dalen in het patiëntenaanbod, de zorgzwaarte en het personeelstekort, moet de organisatie enigszins flexibel om kunnen gaan met de personeelsinzet. De kwaliteit van zorg (zie 2.1) en de patiëntveiligheid zijn daarbij leidend. Flexibele inzet kan alleen plaatsvinden mits er een adequate verpleegkundige diagnose aan vooraf gaat. Deze diagnose bepaalt welk niveau (4 of 5) en welke specifieke deskundigheid (al dan niet verpleegkundige vervolgopleiding) nodig is. Flexibele inzet vraagt om duidelijke kaders, zoals een basis personeelsbezetting op de verpleegafdeling, met aandacht voor deskundigheid en vaardigheden, continuïteit van zorg en kwaliteit van arbeid. Elke verpleegafdeling heeft dan ook een kwantitatieve en kwalitatieve basisbezetting, die optimale kwaliteit van zorg mogelijk maakt. Daarnaast kan de kwantiteit van verpleegkundigen enigszins flexibel worden ingezet als door de zorgzwaarte geen optimale zorg kan worden geleverd. De flexibele inzet van verpleegkundigen zorgt voor een betere kwaliteit van zorg, een evenwichtiger verdeling van zorgzwaarte en een hogere bedbezetting. Het aanbieden van horizontale ontwikkelingsmogelijkheden aan verpleegkundigen, kan bijdragen aan een verbetering van de patiëntveiligheid en patiëntgerichtheid in het JBZ. Op die manier is het mogelijk zowel de verpleegkundigen als de patiënten te flexibiliseren. Een interne verpleegkundige kan zich dan -‐ naast het primaire specialisme interne geneeskunde -‐ scholen in (onderdelen van) neurologische of cardiologische zorg. Deze verpleegkundigen met meerdere curricula zijn breder inzetbaar. Dit biedt verschillende mogelijkheden: • Op de eigen afdeling kan men bredere zorg aanbieden aan satellietpatiënten.33 • Verpleegkundigen kunnen zich voor een of meerdere dagen of weken tijdelijk uitlenen aan een afdeling waar veel patiënten van zijn of haar specialisme zijn opgenomen. • De opzet van een verpleegkundig consultteam is een optie. Hierdoor zijn op structurele basis verpleegkundigen van verschillende specialismen oproepbaar om mee te kijken bij zorgverlening binnen hun kennisgebied. 33
patiënten die op een verkeerde afdeling liggen omdat binnen het specialisme waarvoor zij zijn opgenomen geen plek is
20
Visie op de verpleegkundige professional in het JBZ, VAR, juni 2010
8. De lerende professional De organisatie moet de professionele verpleegkundige stimuleren en faciliteren, zodat deze zich optimaal kan ontwikkelen, vakinhoudelijk en/of beleidsmatig. Dit betekent dat men transparante opleidingsmogelijkheden moet bieden, waardoor de verpleegkundige een passend loopbaantraject kan uitzetten. De leidinggevende kan door het opleidingsaanbod het gewenste kennis-‐ en deskundigheidsniveau van zijn team sturen. Behalve “verticaal” moet de verpleegkundige zich ook “horizontaal” kunnen ontwikkelen. Het zijn juist de verpleegkundigen met een bredere opleiding die zowel veiligheid als flexibiliteit vergroten. De opleidingsvisie binnen de organisatie moet goed doordacht en onderbouwd zijn, rekening houdend met de verpleegkundige niveau-‐opbouw (zie 3.). De verpleegkundige professional is primair verantwoordelijk voor het in stand houden en ontwikkelen van zijn deskundigheid. Daarbij wordt van hem verwacht dat hij zich beroepsmatig blijft ontwikkelen binnen de normen die de organisatie in haar kwaliteitseisen stelt. De inzet van goed en hoog opgeleide verpleegkundigen leidt tot een hogere kwaliteit van zorg. Wanneer de verpleegkundige met vakbekwame collega’s werkt, kan hij met minder mensen meer werk verzetten en betere zorg afleveren. Daarnaast vormt vakbekwaamheid van de verpleegkundige de basis voor respect, empowerment en autonomie, zowel in relatie tot de leidinggevende als andere disciplines.34 Tot slot vindt de verpleegkundige het aantrekkelijk om met goed opgeleide collega’s samen te werken, en zijn de opleidingsmogelijkheden die de organisatie biedt een belangrijk deel van de secundaire arbeidsvoorwaarden.
34
Handboek Excellente Zorg Deel II Diagnostisch instrumentarium 1. Kenmerken van een magnetische werkomgeving, V&VN, NPCF 2009
21
Visie op de verpleegkundige professional in het JBZ, VAR
9. De Verpleegkundige Adviesraad De VAR is een expertiseplatform op het gebied van de verpleegkundige zorg en geeft gevraagd en ongevraagd advies aan de raad van bestuur. Het hoofddoel daarbij is het optimaliseren en bewaken van de kwaliteit van de verpleegkundige zorg. Daarnaast verbindt de VAR de verschillende organisatie-‐eenheden met betrekking tot de verpleegkundige zorg. Ook weet de raad wat er leeft onder verpleegkundigen bij veranderingsprocessen. De VAR ontwikkelt zich tot een professionele adviesraad waarin verpleegkundigen uit elke laag van de organisatie participeren in beleids-‐ en adviesvorming.35 De VAR speelt zo een centrale rol bij de verdere ontwikkeling van de verpleegkundige zorg in het JBZ. Om optimale kwaliteit van zorg te bereiken moet de verpleegkundige discipline vanuit de eigen specifieke deskundigheid in het ziekenhuisbeleid participeren en professionaliteit als norm hanteren. De verpleegkundige heeft immers de meeste invloed op het verbeteren van kwaliteit van de patiëntenzorg. Daarom moet het potentieel van zijn deskundigheid, vaardigheid en ervaring goed worden benut, onder andere door investering in het bevorderen van verpleegkundige deskundigheid en het aantrekken en behouden van competente verpleegkundigen.36 De opdracht voor de komende jaren is helder: een organisatiebrede visie op verpleegkundige zorg actualiseren en borgen; de professionele kwaliteit van de verpleegkundige discipline optimaliseren; en het aantrekken en behouden van competente verpleegkundigen.
35
De nieuwe organisatie van de VAR. 2009 Beleidsplan VAR 2009-‐2012; De verpleegkundige zorg naar een hoger plan.
36
22
Visie op de verpleegkundige professional in het JBZ, VAR, juni 2010
10. Bijlagen
Beleidsadviezen inzake het document Visie op de Verpleegkundige Professional in het JBZ, juni 2010
Dit beleidsdocument is onderdeel van het document “Visie op de verpleegkundige Professional in het JBZ”. Dit loopt ten aanzien van de opbouw parallel aan het visiedocument: per hoofdstuk worden beleidsadviezen geformuleerd.
2. Kwaliteit van de verpleegkundige zorg De organisatie moet meer aandacht besteden aan het thema patiëntgerichte zorg. Naast de inspanningen van het Cluster Kwaliteit en Organisatie heeft het cluster IGGR onderzoek verricht en al aanbevelingen gedaan inzake dit thema37. Het ziekenhuis kan onderzoek en aanbevelingen, evenals de uitkomsten van de patiëntentevredenheidsonderzoeken (PTO), gebruiken bij de verdere ontwikkeling van patiëntgerichte zorg. Het JBZ sluit, voor het vaststellen van haar kwaliteit, aan bij de landelijke programma’s en adviseert gebruik te maken van rapporten zoals Doorbreek de Meetlast (LEVV). De kwaliteitsindicatoren maken onderdeel uit van het verpleegkundig domein. Deze indicatoren zijn, onder meer, eigendom van de verpleegkundigen zelf en zijn een middel om de zorg te verbeteren.
2.1 Kwaliteit
Kwaliteitsverbetering In het JBZ worden veel initiatieven ondernomen om de kwaliteit van zorg te verbeteren. Om kwaliteit te verbeteren is het noodzakelijk om deze initiatieven te borgen, zodat ze niet verloren gaan. Regelmatige evaluatie van het effect van initiatieven en vervolgstappen is dan ook nodig. Evidence Based Practice Er ligt een notitie waarin aanbevelingen worden gedaan over de wijze waarop evidence based practice organisatiebreed geïmplementeerd en verankerd moet worden38. De aanbevelingen in deze notitie dienen geëffectueerd te worden. Voor het leveren van veilige zorg moeten de juiste standaarden en protocollen ontwikkeld worden. Zo moeten alle protocollen opgenomen in DKS-‐E, evidence based (of best available practice) zijn. De VAR benadrukt nogmaals haar adviezen ten aanzien van DKS uit haar adviesbrief op 20 maart 2008 vraagt u deze adviezen verder uit te werken, aan de hand van de opdracht die er destijds is geformuleerd door de Raad van Bestuur.
37
Meijden. S.van der, Het meest patiëntgerichte cluster van het Jeroen Bosch Ziekenhuis, Fontys Hogeschool, 2009 VAR, Beleidsnotitie Verpleegkundig Onderzoek in het Jeroen Bosch Ziekenhuis, 2010
38
23
Visie op de verpleegkundige professional in het JBZ, VAR
Daarnaast moet de juiste vertaalslag gemaakt worden van verpleegkundig wetenschappelijk onderzoek naar de praktijk door niveau 5 verpleegkundigen, verpleegkundig specialisten en wetenschappelijk opgeleide verpleegkundigen.
2.2 en 2.3 Benodigde kwaliteit en kwantiteit van verpleegkundigen
Per specialisme, acute, electieve en chronische zorg, is een specifieke verhouding van mbo-‐ en hbo-‐verpleegkundigen, verpleegkundig specialisten en wetenschappelijk opgeleide verpleegkundigen nodig om optimale kwaliteit van zorg te leveren. Afdelingen moeten hierop beleid formuleren. Precieze invulling per specialisme vraagt om nader onderzoek en vergelijking met collega STZ-‐ziekenhuizen. Op bepaalde afdelingen kan de verhouding 4:1 ontoereikend zijn. De VAR raadt u aan nader onderzoek te (laten) doen naar meer kwalitatieve onderbouwing van verhoudingen en aantallen patiënten per verpleegkundigen dan aan het huidige beleid ten grondslag ligt. Bronnen hiervoor zijn onder andere de artikelen uit Nederland en het buitenland die de VAR voor haar visiestuk heeft geraadpleegd.
Niveau verpleegkundigen In het VBOC rapport39 wordt een schatting gemaakt van het inzetten van ongeveer 25 procent hbo opgeleide verpleegkundigen. Daarnaast wordt gepleit voor 5 procent verpleegkundig specialisten. In het JBZ moet inzichtelijk gemaakt worden hoe de huidige verhoudingen mbo-‐hbo en verpleegkundig specialist liggen en wat, in relatie tot de verhouding patiënt-‐verpleegkundige, voor het JBZ wenselijk is. Ook dient tevens rekening gehouden te worden met het aantal en het niveau van student-‐ verpleegkundigen, stagiaires en trainees op een afdeling. In dit licht is het raadzaam de lopende studie van het Centrum voor Ziekenhuis-‐ en Verplegingswetenschap van de K.U. Leuven te volgen, die de invloed onderzoekt van het opleidingsniveau van verpleegkundigen en de context van de verpleegkundige werkomgeving, zoals de relatie met artsen.40
39
Verpleegkundige toekomst in goede banen, 2007, VBOC Nursing 30-‐10-‐2008, betreft RN4CAST Nurse forecasting: personeelsplanning binnen de verpleegkunde.
40
24
Visie op de verpleegkundige professional in het JBZ, VAR, juni 2010
3. De verpleegkundige niveaus Het JBZ zou de opbouw van verpleegkundige functies, conform het voorstel VBOC, als uitgangspunt moeten nemen en verder ontwikkelen. Het JBZ dient hierbij eenduidige titels, c.q. benamingen, van verpleegkundige functies te hanteren binnen de organisatie conform voorstel VBOC. Daarnaast dient te worden geïnventariseerd welke verpleegkundige waar, dat wil zeggen op welk niveau, werkzaam zijn zoals reeds hierboven bepleit. Naast verpleegkundigen niveau 4, 5 en verpleegkundig specialist moet er beleid ten aanzien van de niveaus 2 (helpenden) en 3 (verzorgenden) ontwikkeld worden in relatie tot de gekozen verhoudingen 4 en 5. De opleidingsvisie binnen de organisatie goed doordacht en onderbouwd zijn. De verpleegkundige niveauopbouw moet in deze opleidingsvisie worden opgenomen. Het niveau van de studenten moet gekoppeld worden aan het niveau van de verpleegkundige ten aanzien van de begeleiding.
3.1.a Niveau 4
De inservice opgeleide mbo-‐verpleegkundigen moet de mogelijkheid geboden worden qua kennis en capaciteiten beter tot hun recht te komen, daar zij wat hun niveau van functioneren betreft, noch helemaal bij niveau 4, noch helemaal bij niveau 5 aansluiten. Zij moeten gestimuleerd en gefaciliteerd worden zich formeel te ontwikkelen tot niveau 5.
3.1.b Niveau 5
Niveau 5 verpleegkundigen dienen op niveau 5 werkzaam te zijn en beloond te worden. Daarnaast moet organisatiebreed en per specialisme beleid worden ontwikkeld ten aanzien van de inzet van niveau 5 verpleegkundigen, (ook buiten de verpleegkundige coördinator-‐ functie). Met name bij hoogcomplexe zorg zal de inzet van meer niveau 5 verpleegkundigen wenselijk zijn. Het is noodzakelijk om heldere kaders te ontwikkelen voor het (vroegtijdig in het zorgproces) definiëren van complexe zorg op basis waarvan onderbouwde keuzes kunnen worden gemaakt voor de inzet van niveau 4 of 5 verpleegkundigen.
Onderscheid niveau 4 en niveau 5
Het functieprofiel van niveau 4 en 5 moet opnieuw beschreven worden om het onderscheid aan te scherpen, zodat de betreffende verpleegkundige op zijn eigen niveau kan functioneren.
3.1.c De verpleegkundig coördinator
De rol van de verpleegkundig coördinator moet opnieuw worden gedefinieerd en vastgesteld om in de organisatie een eenduidige inhoud en vorm te garanderen. Dat houdt tevens in dat er een duidelijke verdeling van taken en verantwoordelijkheden vastgesteld wordt, zowel in relatie tot niveau 5 verpleegkundigen als de leidinggevende. Het functieprofiel en de taken van de verpleegkundig coördinator moeten opnieuw worden aangescherpt, waarbij aansturing van kwaliteit van zorg, en innoveren en implementeren
25
Visie op de verpleegkundige professional in het JBZ, VAR
van EBP centraal staan. In het opleidingstraject van de verpleegkundig coördinator moet hier de nadruk op liggen, en niet zoals in de huidige situatie op het managen van de unit.
3.2 Gespecialiseerd verpleegkundigen
De (opleidings)eisen, taken en competenties moeten eenduidig beschreven worden. Het is noodzakelijk dat er binnen de organisatie duidelijke kaders worden ontwikkeld of en waarbinnen de titel ‘’gespecialiseerd verpleegkundige’’ mag worden gevoerd. Ook hierin is uniformiteit is nodig. Het is noodzakelijk dat de consultfunctie zoals die wordt uitgevoerd door de verpleegkundig specialist en sommige gespecialiseerde verpleegkundigen helder te definiëren. Ook moet er aandacht zijn voor de gespecialiseerd verpleegkundigen die werkzaam zijn op verpleegkundig specialist niveau of de verpleegkundig specialist “oude stijl”, die hiervoor niet de erkende opleiding hebben doorlopen.41 Willen zij op dit niveau blijven functioneren dan moeten zij in staat worden gesteld een opleiding tot master te volgen. Hierbij adviseren wij dat de mogelijkheid wordt onderzocht of deze verpleegkundigen, al dan niet op basis van een verpleegkundige collegiaal consult, kunnen werken als casemanagers en binnen ketenzorg voor patiënten. Dit om een antwoord te geven op de problematiek van onvoldoende coördinatie en afstemming tijdens opnames en tussen instellingen. De kennis en expertise van deze verpleegkundigen kan zodoende optimaal benut worden. Meer over verpleegkundigen en hun functie in casemanagement kunt u lezen bij paragraaf 5.1.
3.3 De Verpleegkundig specialisten
Er moet organisatiebreed een eenduidig beleid worden ontwikkeld over de kwantiteit van verpleegkundig specialisten en waar ze moeten worden ingezet. Een eerste aanzet hiervoor is gemaakt door de verpleegkundig specialisten oncologie in hun Visiedocument Verpleegkundig Specialist Oncologie (2009) . Dit voorgestelde beleid zou moeten worden afgestemd op het beleid inzake het inzetten van anderszins opgeleide verpleegkundigen.
3.4 Wetenschappelijk opgeleide verpleegkundigen
Er moet een inventarisatie plaatsvinden van de wo-‐verpleegkundigen die in het JBZ werkzaam zijn. De kennis en capaciteiten van deze verpleegkundigen moeten in kaart worden gebracht en ingezet. In samenspraak met o.a. het Cluster Leerhuis en de Wetenschapscommissie moet organisatiebreed beleid worden ontwikkeld over de inzet van wetenschappelijk opgeleide verpleegkundigen in de organisatie. Zo is van belang dat zij dicht bij of in nauwe relatie met verpleegkundigen aan het bed werkzaam zijn. Het ingezette wetenschapsbeleid in het JBZ van de vier wetenschapslijnen dient een verpleegkundige component te krijgen, die door wetenschappelijk opgeleide verpleegkundigen gevormd moet worden. 41
Voor deze groep is een speciale assessment procedure ontwikkeld. In zo’n assessment kunnen verpleegkundigen die de ambitie hebben om als VS nieuwe stijl te gaan werken, laten vaststellen welke kennis en kunde zij nog missen en naar aanleiding van het assessment laten bijscholen VBOC
26
Visie op de verpleegkundige professional in het JBZ, VAR, juni 2010
4. De verpleegkundige professional De organisatie moet een JBZ-‐opleidingsregister ontwikkelen en implementeren, waarbij duidelijk wordt wat van de verpleegkundigen wordt verwacht ten aanzien van kennis, vaardigheden en competentie ontwikkeling. Het Leerhuis heeft hiervoor een Leer Management Systeem (LMS) aangekocht en ontwikkeld. Hierin wordt aandacht aan opleidings-‐ en ontwikkelmogelijkheden van de eerder genoemde verpleegkundige functies besteed. In het LMS moet expliciet aandacht zijn voor de kwaliteitsindicatoren en rol van de verpleegkundige hierin. In de verdere uitwerking moet aandacht zijn voor onderscheid in taken, gewenste deskundigheid en aantallen, en verhoudingen. Daarnaast moeten er heldere criteria geformuleerd worden inzake het aannamebeleid van studenten en verpleegkundigen, met als specifieke aandachtspunten attitude en de juiste competenties ten aanzien van patiëntveiligheid en patiëntgerichtheid. Vanuit het Cluster Leerhuis, managers en de VAR zal er een benodigde cultuuromslag in gang gezet moeten worden om de verpleegkundigen ten aanzien van professionalisering, ontwikkelingsmogelijkheden en de eigen verantwoordelijkheid hierin.
27
Visie op de verpleegkundige professional in het JBZ, VAR
5. De verpleegkundige als coördinator van zorg 5.1 Verpleegkundige coördinatie in relatie tot de patiënt
De organisatie moet de coördinatierol van de verpleegkundige in relatie tot de patiënt steviger en organisatiebreed verankeren. De VAR adviseert u onderdeel uit te laten werken door de Cliëntenraad in samenwerking met de VAR en adviseurs van IN Dialoog.
5.2 Verpleegkundige coördinatie in relatie tot andere disciplines
Om zo hoog mogelijke kwaliteit van zorg te leveren, moet er structureel multidisciplinair overleg plaatsvinden. In dit overleg moet het belang van de patiënt centraal staan. In dit kader kan ook de wenselijkheid van casemanagement tijdens het klinische proces een meerwaarde hebben voor de patiënt met een complexe zorgvraag en co-‐morbiditeit. Onderzocht moet worden wie deze rol zou kunnen vervullen voor de patiënt. Op dit gebied is het verstandig te onderzoeken of en hoe dit in andere STZ-‐ziekenhuizen wordt ingevuld.
5.3 Verpleegkundige coördinatie in relatie tot de arts
Er moet in de organisatie geborgd worden dat artsen verantwoordelijk zijn voor medische zorgcoördinatie en medisch handelen conform bestaande JBZ protocollen42 en verpleegkundigen voor verpleegkundige zorgcoördinatie en verpleegkundig handelen. Er dienen overeenkomstige JBZ protocollen voor verpleegkundige zorgcoördinatie en verpleegkundig handelen te worden ontwikkeld en in de organisatie geborgd. Hierbij moet rekening gehouden worden met de verschillende verpleegkundige functies. De taakherschikking tussen verpleegkundigen en artsen moet opnieuw worden vastgesteld en vastgelegd, daar waar nieuwe ontwikkelingen op het gebied van taakherschikking de grens tussen de domeinen onduidelijk maken. Er moet in de organisatie geborgd worden dat medici en verpleegkundigen vanuit het eigen professionele domein gelijkwaardige gesprekpartners zijn. De VAR raadt u aan dit beleid in samenwerking met de VAR en de BVMS verder voor te bereiden.
5.4 Het verpleegkundig domein
Ten bate van de verpleegkundige coördinatie en kwaliteit van zorg moet in de organisatie vastgelegd worden dat alleen de verpleegkundige op basis van vakkennis en inzicht, gerelateerd aan de elf gezondheidspatronen, taken al dan niet uitbesteedt. Dit zou bij voorkeur een taak van de niveau 5 verpleegkundige moeten zijn, de verpleegkundige is immers eindverantwoordelijk ten aanzien van dit domein. Mogelijkheden van uitbesteding van bij uitstek verpleegkundige taakgebieden, zoals voeding en medicatietoediening, worden uitsluitend in samenwerking met verpleegkundigen onderzocht, dit mag nooit ten kosten gaan van de patiëntveiligheid.
42
Protocol Intercollegiaal consult/medebehandeling 24 april 2006
28
Visie op de verpleegkundige professional in het JBZ, VAR, juni 2010
6. Verpleegkundig leiderschap De verpleegkundige moet ook in beleidsmatige zin zeggenschap over de eigen beroepsuitoefening krijgen. Dit dient niet enkel bij het management dat verpleegkundigen vertegenwoordigt te liggen. Deze zeggenschap moet vorm krijgen in een overlegstructuur waarin de verpleegkundige op alle niveaus van de organisatie in de besluitvorming participeert (participerend management).
6.1 Verpleegkundig leiderschap aan bed
Op afdelingsniveau geeft de verpleegkundige coördinator (gevoed door de verpleegkundigen niveau 5) samen met het unithoofd en de medisch manager vorm aan het verpleegkundig beleid. Dit kan worden opgenomen in het kader van de RVE-‐structuur, waar binnen de beleidsplannen van de RVE’s worden gemaakt.
6.2 Verpleegkundig leiderschap direct leidinggevende
Naast het bedrijfsmatig managen van de afdeling, moet de verpleegkundige leidinggevende zich met name richten op de kwaliteit van zorg op de afdeling en moet hij verpleegkundigen aansturen en stimuleren om verpleegkundig beleid op de afdeling te verbeteren. Deze leidinggevende kan dit vertalen naar het RVE beleid wat zij mede tot stand brengt. Het zijn capabele vernieuwers die de verpleegkundigen vanuit een uitgesproken filosofie aansturen. Ze zijn zichtbaar, toegankelijk en staan open voor contacten met collega’s. Dit moet zich vertalen in het competentieprofiel van het unithoofd.
6.3 Verpleegkundig leiderschap op hoger management en bestuurlijk niveau
Het expertiseplatform de VAR participeert op hoger management en bestuurlijk niveau. Aan elke RVE moet een ‘verpleegkundig adviseur’ gekoppeld worden, die adviseert aan de medisch manager en de manager bedrijfsvoering inzake het verpleegkundig beleid. Bij voorkeur is deze verpleegkundige adviseur iemand die nog directe verpleegkundige zorg uitvoert, dus bijvoorbeeld een verpleegkundig coördinator of verpleegkundige niveau 5. Tevens kan dit een unithoofd zijn, gevoed door de input van zijn verpleegkundig coördinatoren en verpleegkundigen niveau 5.
6.4 Participerend management
In het JBZ is bij elk structureel overleg waarbij het de beroepsuitoefening van de verpleegkundige betreft, een verpleegkundige vertegenwoordigd. Het expertiseplatform de VAR biedt vanuit haar Beraad verpleegkundigen aan die bij bepaalde beleidsoverleggen ten aanzien van een bepaald onderwerp kunnen aansluiten. Daarnaast kunnen leden van het VAR bestuur aanschuiven. Dit is afhankelijk van het onderwerp en het karakter van het overleg (strategisch of meer tactisch/operationeel)43. 43
VAR, De nieuwe organisatie van de verpleegkundige adviesraad, 2009
29
Visie op de verpleegkundige professional in het JBZ, VAR
7. Flexibele inzetbaarheid Elke verpleegafdeling moet een kwantitatieve en kwalitatieve basisbezetting hebben die optimale kwaliteit van zorg mogelijk maakt. Daarnaast moet de kwantiteit van verpleegkundigen enigszins flexibel worden ingezet als door de zorgzwaarte geen optimale zorg kan worden geleverd. Om verpleegkundigen flexibel in te kunnen zetten moet er een functieprofiel worden ontwikkeld dat beschrijft aan welke voorwaarden een verpleegkundige in de flexibele pool dient te voldoen, al dan niet verbonden aan een specialisme. Binnen de flexibele poule moeten verpleegkundigen met verschillende opleidingsniveaus en kennis van verschillende specialismen opgenomen worden. Zodoende kan een verpleegafdeling de basisformatie aanvullen met het juiste kwalificatie-‐ en deskundigheidsniveau om de kwaliteit op peil te houden. Om te bepalen welk niveau verpleegkundige met welke expertise dient te worden ingezet (en dus niet op basis van kwantiteit maar op basis van kwaliteit) dient een gedegen inschatting van de verpleegkundige zorgbehoefte worden gemaakt. Deze verpleegkundige zorgbehoefte wordt bepaald door het afnemen van een adequate verpleegkundige anamnese en verpleegkundige diagnosestelling en in samenhang met het bestaande zorgzwaartesysteem. In het JBZ moet beleid ten aanzien van de flexibele inzet van verpleegkundigen verder ontwikkelen. Wij willen u adviseren het horizontaal ontwikkelingspad voor verpleegkundigen door het Cluster Leerhuis in samenspraak met Cluster Sociale zaken en de VAR verder uit te werken. Daarnaast moet het mogelijk zijn op basis van verpleegkundig consult op een andere afdeling de specifieke verpleegkundige expertise te gebruiken. Bureau Mobiliteit is verantwoordelijk voor de inzet van goed opgeleide en deskundige verpleegkundigen van verschillende niveaus en competenties op de afzonderlijke verpleegafdelingen.
30
Visie op de verpleegkundige professional in het JBZ, VAR, juni 2010
8. De lerende professional Verpleegkundige niveau opbouw moet in de opleidingsvisie van de organisatie worden opgenomen. Er moeten opleidingsmogelijkheden geboden worden waarin de verpleegkundige zich behalve verticaal in het eigen specialisme, ook horizontaal kan ontwikkelen. Dit vergroot de deskundigheid op de eigen afdeling en de flexibiliteit van de zorg. Verpleegkundigen dienen daarbij naar functie beloond te worden, zowel horizontaal als verticaal. De verpleegkundige professional moet zijn eigen deskundigheid in stand houden en blijven ontwikkelen. Daartoe moet de verpleegkundige binnen de organisatie gestimuleerd en gefaciliteerd worden. De VAR pleit er voor het aantal scholingsuren voor verpleegkundigen en aanverwante professionals nog eens nader te beoordelen. Zij pleit voor een geoormerkt scholingsbudget zodat het minimale aantal scholingsuren gewaarborgd is. Ook pleit zij voor een herbezinning op het aantal uren dat besteed mag worden binnen de berekende formatie aan kwaliteitsverbetering, veilig incident melden, risicoanalyses en het meten en verbeteren van de kwaliteitsindicatoren.
31
Visie op de verpleegkundige professional in het JBZ, VAR
9. De Verpleegkundige Adviesraad De VAR adviseert hoe de komende jaren een organisatiebrede visie op verpleegkundige zorg geactualiseerd en geborgd kan worden, de professionele kwaliteit van de verpleegkundige discipline kan worden geoptimaliseerd en hoe er competente verpleegkundigen aangetrokken en behouden kunnen worden. Ten bate hiervan moet de vastgestelde nieuwe VAR structuur44 geïmplementeerd en geborgd worden en de verpleegkundige moet op alle niveaus van de organisatie in de besluitvorming participeren.
44
VAR, De nieuwe organisatie van de Verpleegkundige adviesraad
32