Vijfjaren-actieprogramma Veilig
11
DOSA, voor wie er meer van wil weten
Werken aan een veiliger Rotterdam, de aanpak
DOSA, voor wie er meer van wil weten
Inleiding Waarom dit cahier De geschiedenis van de deelgemeentelijke organisatie sluitende aanpak (DOSA) begint tijdens een bijeenkomst van vertegenwoordigers uit de jeugdzorg en –hulpverlening met leden van ‘de driehoek’, in het najaar van 2003. Op deze ‘toogdag’ krijgt het werk van een aantal beleidsadviseurs, uit de deelgemeenten Charlois, Feijenoord en Delfshaven, bijzondere aandacht. De manier waarop zij samenwerken met hulpverleninginstellingen voor een vroegtijdige, gecoördineerde en effectieve aanpak van jongeren die aanleiding geven tot zorg, maakt indruk. Zoveel indruk, dat burgemeester Ivo Opstelten zijn gehoor laat weten dat hij wil dat een jaar later alle deelgemeenten op dezelfde manier aan het werk zijn met ‘risicojeugd’. Wat dan nog het ‘deelgemeentelijk overleg sluitende aanpak’ heet, moet een echte organisatie worden, DOSA. Het belangrijkste doel: voorkomen dat risicojongeren en gezinnen tussen wal en schip terechtkomen. Door een sluitende aanpak van de problemen. In de stad, in de deelgemeente en in de wijken en buurten. Er volgt een periode van hard werken. Er moeten dertien DOSA-regisseurs1 worden geworven. Met instellingen voor jeugdzorg en –hulpverlening vindt overleg plaats over de taakomschrijving van de regisseurs. Er komt een privacyreglement om de vertrouwelijkheid van dossiers te waarborgen. In het voorjaar van 2005 hebben alle elf deelgemeenten, de Centrumraad en de Wijkraad Pernis, hun DOSA-regisseur. Rotterdam trekt met DOSA en het werk van de regisseurs aandacht, ook buiten de gemeentegrenzen. Hulpverleners, maatschappelijk werkers, politie en justitie willen weten hoe Rotterdam omgaat met risicojeugd. Gemeenten komen zich oriënteren om te zien of ze met een vergelijkbare aanpak kunnen beginnen. DOSA-medewerkers wordt gevraagd de methodiek op bijeenkomsten te komen toelichten. Zij vinden steeds een aandachtig gehoor. De belangstelling voor DOSA groeit snel. Voor al die belangstellenden is dit cahier bedoeld: ‘DOSA, voor wie er meer van wil weten’. Om nog eens door te lezen en te zien hoe DOSA werkt.
Om wie gaat het De doelgroep van DOSA bestaat uit Rotterdamse kinderen en jongeren van 0 tot 23 jaar die problemen hebben op één of meer leefgebieden, of zelf problemen veroorzaken. Multi-probleemjongeren worden ze wel genoemd. Ze hebben moeilijkheden in het gezin, met gezondheid, huisvesting, school, werk of vrije tijd. Ook problemen met financiën, politie en justitie, relaties of in de sociale omgeving kunnen aanleiding zijn om de jeugdige tot de DOSA-doelgroep te rekenen.
1) DOSA-regisseurs zijn mannen en vrouwen. Voor de leesbaarheid wordt hier de mannelijke persoonsvorm gebruikt.
2
Het gaat om een grote groep jonge Rotterdammers. Het staat vast dat sociaal demografische factoren van invloed zijn op de manier waarop kinderen opgroeien. Armoede, werkloosheid, wonen in een achterstandswijk, of met alleenstaande ouders die vaak zelf de weg in de Nederlandse samenleving onvoldoende kennen, het zijn allemaal risicofactoren bij het opgroeien van kinderen. Onder de circa 160.000 jongeren in Rotterdam in de leeftijd tot 23 jaar, zijn er naar schatting 37.000 bij wie sprake is van twee of meer risicofactoren. Tussen de 5000 en 6000 krijgen zelfs met drie of meer risicofactoren te maken. Deze jongeren zorgen nogal eens voor overlast. De mogelijkheden van hulpverleners om de problemen te helpen oplossen, zijn dikwijls ontoereikend. Of er wordt onvoldoende resultaat mee behaald. Als dat gebeurt kan de hulpverlener contact zoeken met de DOSA-regisseur en een ‘melding’ doen.
Naar schatting 37.000 jongeren tot 23 jaar in Rotterdam krijgen te maken met twee of meer risicofactoren. Tussen de 5000 en 6000 zelfs met drie of meer risicofactoren. De DOSA-regisseur verleent zelf geen zorg of hulp. Als is vastgesteld dat de aangemelde jongere inderdaad tot de doelgroep behoort, brengt de regisseur instellingen en hulpverleners bij elkaar die voor een oplossing kunnen zorgen. Hij zorgt ervoor dat ze de informatie ontvangen die zij nodig hebben en ziet er op toe dat de ondersteuning van de jongere weer wordt vlotgetrokken. Daarbij betrekt de regisseur zoveel mogelijk het gezin van de jongere. Volgens het in Rotterdam beproefde uitgangspunt ‘één kind, één gezin, één plan, één baas’. De regisseur wijst een organisatie aan om een plan van aanpak te maken en samen met anderen de zorg en hulp aan de jongere te verlenen. Afgesproken wordt wie eindverantwoordelijk is voor de casus en hoe lang de interventie duurt. Komen er nieuwe signalen binnen over de jongere of het gezin, dan geeft de DOSA-regisseur die door aan de organisatie die aan de zaak werkt. Soms wordt een nader onderzoek ingesteld. Het kan voorkomen dat er al verschillende organisaties bij de zorg en hulp betrokken zijn, maar dat toch onvoldoende vooruitgang wordt geboekt en dat regisseur zelf ook vastloopt. Of er ontstaat een reëel risico voor het welzijn van het kind. In dat geval kan de DOSA-regisseur een beroep doen op de stedelijke jeugdconsul. Deze heeft direct toegang tot de burgemeester en de wethouder Jeugd, Gezin en Onderwijs. De jeugdconsul is onafhankelijk van diensten en deelgemeenten en bevordert de integrale samenwerking tussen de partners om tot een sluitende aanpak te komen. Als dat nodig is kan de jeugdconsul zorgen voor een uitweg uit de ontstane impasse. 3
‘DOSA in de praktijk’
Esther Kipp en Henk Stuut
Twee gezichten van de stedelijke DOSA-organisatie Bij de Directie Veiligheid van de gemeente is Esther Kipp, van huis uit bedrijfseconoom, als beleidsadviseur jeugd en veiligheid nauw betrokken bij DOSA. Ze werkt intensief samen met Henk Stuut, de veertiende, stedelijke DOSA-regisseur. Hij kwam, als sociaalpedagogisch hulpverlener, het jeugdconsulaat, bureau van de jeugdconsul, versterken. Beiden zijn in 2008 aangetreden in hun functie. Esthers werk speelt zich grotendeels af achter de schermen. Het is haar taak om DOSA beleids- en beheersmatig te begeleiden. Zo onderhoudt zij de contacten met de deelgemeenten over het registratiesysteem, de financiën en formatie van DOSA. Ze bereidt de stedelijke bijeenkomsten van de regisseurs voor en trekt samen met Henk Stuut op in het kwaliteitstraject dat in gang is gezet. 4
Met hem treedt ze ook op als ‘ambassadeur’ in de netwerken die voor DOSA van belang zijn: werk in inkomen, onderwijs en leerplicht, politie en justitie en zorg- en hulpverlening. Ze leggen er uit wat DOSA-regisseurs kunnen doen als professionals met hun werk dreigen vast te lopen in een gezin. Zoals informatie verzamelen en regie op de hulpverlening voeren. Zaken waarvoor zorg- en hulpverleners vaak onvoldoende tijd of middelen hebben. “Ik vertel in de netwerken dat de regisseurs ook kunnen zorgen voor een doorstart bij zaken waar nog onvoldoende resultaat is geboekt”, legt Esther uit. “Dat is soms nodig. Het komt nog steeds voor dat professionals van elkaar niet weten wie, wat doet binnen een gezin. Ik vertel dan dat de DOSA-regisseurs kunnen zorgen voor een uitweg als een hulpverlener van één instelling niet verder komt. En dat, als ook de regisseur vastloopt, er altijd nog de jeugdconsul is. Met haar doorzettingsmacht kan zij desnoods een doorbraak forceren”. Dat de boodschap overkomt en de DOSA-methodiek werkt, blijkt uit de veranderde houding van bijvoorbeeld Bureau Jeugdzorg, vertelt Esther. “In het begin werd de DOSA-regisseur daar nogal eens als bemoeial gezien, iemand die wel even zou vertellen hoe gezinsvoogden hun werk moesten doen. Nu zien de voogden in dat het hun werk ook vergemakkelijkt als de regisseur een gezin al in kaart heeft gebracht, de betrokken hulpverleners bij elkaar brengt en de gezinsvoogd laat weten welke stappen er worden gezet. Al blijkt er soms ook verwachtingenmanagement nodig te zijn. Bijvoorbeeld als hulpverleners denken dat de DOSA-regisseur een zaak voor ze gaat oplossen zodra hij zich ermee bemoeit”.
De problemen van de jongeren spelen zich af in het gezin, met gezondheid, huisvesting, school, werk, vrije tijd, financiën, politie en justitie, relaties of de sociale omgeving. Haar collega Henk Stuut heeft als veertiende, stedelijke DOSA-regisseur een tweeledige taak. De helft van zijn tijd werkt hij aan het kwaliteitstraject van DOSA. Samen met zijn collega’s zorgt hij ervoor dat er meer eenheid komt in het werk van de regisseurs. Niet alleen het werkproces wordt geactualiseerd en aangescherpt, ook andere zaken, die hiermee samenhangen, worden onder de loep genomen. “Brieven die worden verstuurd naar ouders en jongeren over hun aanmelding bij DOSA. De manier waarop cases worden vastgelegd. Dat kan altijd beter en daar werken we dus aan. Eigenlijk gaat het om de professionalisering van het vakgebied DOSA, om de regisseurs zelf - al blijven er altijd verschillen door de situatie in de deelgemeente waar ze werken - en om de DOSA-organisatie als geheel”, vertelt Henk. Samen met Esther Kipp onderhoudt hij contact met de stedelijke instellingen waar DOSA mee samenwerkt. Met als doel die samenwerking waar nodig te stroomlijnen. Er zijn plannen om de DOSA-regisseurs een dag te laten meelopen op de werkvloer van de diverse organisaties. Om mee te beleven hoe daar wordt omgegaan met een bepaalde casuïstiek. Henk neemt de deelgemeentelijke regisseurs ook waar bij ziekte of vakantie en treedt op als coach voor zijn collega’s. Omdat hij als veertiende, stedelijke regisseur zijn collega’s in de deelgemeenten regelmatig ziet en spreekt, kan hij ze helpen met suggesties voor veranderingen en verbeteringen. En met de ervaringen van regisseurs in andere deelgemeenten. Hij is ook achterwacht voor zijn collega’s. Bij grote pieken in de belasting van de deelgemeentelijke regisseurs neemt hij zaken voor hen waar. Het weer vlot trekken van ‘opgeschaalde’ cases die aan de jeugdconsul worden voorgelegd, hoort ook bij zijn taak.
5
Samenwerking en korte lijnen noodzaak Cruciaal voor het goed functioneren van DOSA en de DOSA-regisseur is de samenwerking met partners, organisaties en instellingen. De regisseur moet daarom de instellingen die in de stad en de deelgemeente actief zijn, goed kennen. Hij moet weten welke bijdrage zij kunnen leveren aan de hulp en zorg voor de jongere in een DOSA-traject. Korte lijnen en elkaar snel en gemakkelijk kunnen bereiken, zijn belangrijke voorwaarden om het traject te laten slagen. Alleen zo kan er snel worden gereageerd op signalen en kan adequaat actie worden ondernomen. DOSA werkt samen met deelgemeentelijke partners (welzijnsinstellingen en –projecten, jongerenwerk, school en maatschappelijk werk) en met stedelijke (zoals de gemeentelijke Dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving). Ook wordt samengewerkt met instellingen op regionaal en districtsniveau (GGD, Bureau Jeugdzorg, Jongerenloket Werk en Inkomen, politie en justitie). Alle zaken waarvan is vastgesteld dat ze tot de DOSA-doelgroep behoren, worden besproken in het overleg van de DOSA-kern. Daarbij zijn aanwezig een ‘voorpostfunctionaris’ van Bureau Jeugdzorg, de jeugdcoördinator van de politie, een vertegenwoordiger van het Centrum voor Jeugd en Gezin, de leerplichtambtenaar, een medewerker van het jongerenloket en de DOSA-regisseur. Zo zijn de ketens zorg, veiligheid, onderwijs, scholing en werk en hulpverlening in het ‘kernteam’ vertegenwoordigd. De regisseur legt alle relevante gegevens van de casus vast in het speciaal voor dit doel ontwikkeld registratiesysteem. De deelgemeente is verantwoordelijk voor een zorgvuldige opslag van de gegevens en bewaakt de vertrouwelijkheid volgens de voorschriften in de Wet Bescherming Persoonsgegevens. Behalve als er zwaarwegende redenen zijn om dat niet te doen, krijgt de jongere te horen dat hij of zij is aangemeld bij DOSA. Als de jongere nog geen zestien jaar is, wordt ook de wettelijke vertegenwoordiger geïnformeerd. Wanneer de regisseur besluit de jongere niet te informeren, legt hij in het registratiesysteem vast waarom dat niet gebeurt. Behalve de persoonlijke gegevens van de DOSA-jongere, worden in het systeem ook de ondernomen acties en de voortgang opgenomen. Niet alleen alle meldingen staan erin, en de leefgebieden waarop ze betrekking hebben, maar ook de aanpak. Daardoor biedt het systeem belangrijke inzichten in de resultaten die van een aanpak zijn te verwachten. Omdat het registratiesysteem web based is, kan de regisseur het dossier eenvoudig doorzetten naar zijn collega in een andere deelgemeente als de jongere verhuist.
Van aanmelding tot afsluiting In 1. 2. 3. 4. 5. 6
het werkproces van DOSA zijn vijf fasen te onderscheiden: Aanmelding Analyse Interventie Monitoring Afsluiting
Fase 1 - Aanmelding Elke partner van DOSA kan een jongere aanmelden bij de DOSA-regisseur. Voorwaarde om DOSA-cliënt te worden is dat de jongere behoort tot de doelgroep en in Rotterdam woont. Verder moeten de problemen van de jongere de mogelijkheden van de hulpverlener te boven gaan. Er is sprake van onvoldoende resultaat of er bestaat nog geen toereikend hulpverleningstraject. De melder geeft aan welke ondersteuning hij of zij verwacht van de DOSAregisseur. Als de melding in behandeling wordt genomen wordt de jongere opgenomen in het DOSA-registratiesysteem en ontvangt de jongere en/of wettelijke vertegenwoordiger hiervan een brief. Fase 2 - Analyse Dan gaat de DOSA-regisseur aan de slag met het verzamelen van gegevens over het kind en het gezin. Daarin betrekt hij ook de eventuele risico’s voor broers en zusjes. Om een betrouwbaar beeld te krijgen kan de regisseur een beroep doen op de bevolkingsadministratie, maar ook op de Jeugdzorg, het Centrum voor Jeugd en Gezin, de geestelijke gezondheidszorg, politie of justitie. Ook informatie uit de wijk of buurt, of van school, is belangrijk. De regisseur analyseert de beschikbare gegevens en kijkt welke (ook drang- of dwang-) mogelijkheden er zijn om de jeugdige te helpen. Fase 3 - Interventie Een DOSA-traject – dat zijn alle acties voor een jongere waarover de DOSA-regisseur de regie voert – kan uit één of meer interventies bestaan. Volgens het uitgangspunt ‘één kind, één plan, één regisseur’ maakt de regisseur een regieplan. Hierin staan de acties beschreven hoe en door wie de problemen van de betreffende jongere/het gezin worden aangepakt. Alle bij een interventie betrokken organisaties, zijn inhoudelijk verantwoordelijk voor hun eigen aandeel. De regisseur is procesverantwoordelijk. Hij coördineert en regisseert de verschillende onderdelen van het regieplan. Fase 4 - Monitoring In de fase van monitoring moet blijken of het DOSA-traject wordt uitgevoerd zoals bedoeld. De DOSA-regisseur blijft de interventie volgen. Periodiek krijgt hij van de betrokken organisaties in het regieplan een voortgangsrapportage. Komen er signalen dat er onvoldoende resultaat wordt geboekt, dan kan de regisseur onderzoek doen naar de oorzaak daarvan. Zulk onderzoek kan leiden tot het bijstellen van de geformuleerde doelen van de interventie, tot beëindiging daarvan, maar ook tot de constatering dat de signalen niet kloppen met de werkelijkheid. Als dat nodig blijkt, kan de regisseur besluiten de zaak op te schalen naar de jeugdconsul, die desgewenst knopen doorhakt.
7
‘DOSA in de praktijk’
Emile Goyvaerts, DOSA-regisseur Charlois:
‘Ik ga niet zitten wachten tot ik een melding krijg’ Je kunt hem DOSA-regisseur van het eerste uur noemen. Emile Goyvaerts werkte al in die functie toen dat formeel nog niet zo heette. Meer dan zes jaar is hij nu regisseur in Charlois. Afkomstig uit het onderwijs (basis- en vmbo) werd hij eerst beleidsmedewerker jeugd en onderwijs bij de deelgemeente en later hoofd wijkzaken. “Ik zag er de noodzaak voor de oprichting van wat nu het Transfer Informatie Punt (TIP) is, al kon ik niet goed duidelijk maken wat ik ermee bedoelde. Toen bleek dat het daardoor ook niet van de grond zou komen, ben er ik zelf maar aan begonnen”. Emile werd coördinator van het TIP, dat in 2002 open ging. Doel van het informatiepunt: een sluitende aanpak voor risico- en probleemjongeren realiseren, waarbij de deelgemeente de regie voert. Het model kreeg navolging in wat stedelijk DOSA zou gaan heten. En Emile Goyvaerts kreeg er een functie bij: DOSA-regisseur in Charlois. 8
Omdat in het strafrecht en de jeugdhulpverlening de leeftijd van achttien jaar bepalend is voor wat er met een kind gebeurt, heeft Charlois een DOSA 1 (voor 0- tot 18-jarigen) en een DOSA 2 (voor 18- tot 24-jarigen) in het leven geroepen. Voor beide vindt elke veertien dagen in het kantoor van TIP een afstemmingsoverleg plaats. Daarbij zijn aanwezig: de jeugdcoördinator van de politie, de leerplichtambtenaar, een vertegenwoordiger van het Centrum voor Jeugd & Gezin, de ‘voorpostfunctionaris’ die de toeleiding naar jeugdzorg kan verzorgen en de DOSA-regisseur. Wanneer de afstemming plaatsvindt bij de deelgemeente, maakt ook de buurtagent deel uit van het gezelschap. Gemiddeld passeren in elk overleg 60 tot 100 cases de revue. Het aantal jongeren tussen de 0 en 24 jaar is Charlois is ongeveer 23.000. Daarvan heeft Emile Goyvaerts er zo’n 1700 in portefeuille. Dat aantal groeit jaarlijks met 250 tot 300 nieuwe namen. Sommige zaken kunnen binnen een week worden afgehandeld, andere duren langer dan een jaar. “Als een jongere vijftien jaar lang voor ellende heeft gezorgd, kun je niet verwachten dat alles binnen het jaar is opgelost”, vertelt de DOSA-regisseur. De jongeren die zijn aandacht krijgen zijn overigens niet afhankelijk van het moment dat een zorg- of hulpverlener hun zaak onder aandacht van de regisseur brengt. “Ik ga niet zitten wachten op een melding dat er ergens een probleem of een knelpunt is”, vertelt Emile. “Als ik hoor dat een jongere niet wordt bereikt door het Jongerenloket (waar jeugdigen moeten zijn voor school of werk) en er sprake is van een hoog risico, kan ik me daar mee bemoeien. En dat dóe ik dus ook. Of neem de WMO, een wet die wordt uitgevoerd onder regie van de gemeente. Ik versta daaronder dat je dan ook alle mogelijkheden onderzoekt die de wet aan jongeren biedt. Dat kan een uitkering zijn, maar ook de verplichting om werk voor iemand te vinden. Als ik te horen krijg dat dit niet lukt, vraag ik door: ‘Wat heb je er al aan gedaan? Waarom is dat niet gelukt? Hoe denk je dat het toch kan worden opgelost?’. Wanneer dan blijkt dat er echt een probleem is, hebben we een gezamenlijk belang om tot een oplossing te komen en dat werkt”. Hij doet daarom veel aan ‘spiegelen’, zegt hij. “Ik kijk mee naar wat er is gedaan en vraag ‘heb je hier aan gedacht’, of ‘heb je dat al geprobeerd’.
Hulpverleners die vastlopen of onvoldoende resultaat behalen, kunnen dat melden bij de regisseur van DOSA, het Deelgemeentelijk Overleg Sluitende Aanpak. De regisseur moet zorg- en hulpverleners geen werk uit handen nemen. Instellingen moeten worden gestimuleerd het werk te doen waar ze voor zijn, vindt Goyvaerts. Zo geeft hij het voorbeeld van een jongen die drie weken niet op school was verschenen. Er was geen melding gedaan bij de leerplichtambtenaar, zoals had moeten gebeuren. “Als ik zoiets hoor zorg ik ervoor dat er een melding komt via een ‘formulier ongeoorloofd verzuim’. Dan komt de rechter eraan te pas en die geeft een boete. Hij schrijft een verplicht contact voor met een reclasseringsambtenaar en met de jeugdhulpverlening. Als zo het proces in gang is gezet, is de DOSA-regisseur klaar met zijn werk en de zaak afgehandeld”.
9
Fase 5 - Afsluiting Wanneer alle afgesproken acties uit het regieplan zijn uitgevoerd en de beoogde resultaten zijn behaald, sluit de DOSA-regisseur het traject af. Is het resultaat nog onvoldoende, dan kan verlenging van de zaak of nazorg nodig zijn. Van de betrokken organisatie wordt verwacht dat deze dit tijdig in de voortgangsrapportage aankondigt. Dat geeft DOSA de gelegenheid voor verlenging te zorgen of aanvullende zorg te regelen. Alle afgehandelde cases blijven volgens voorschrift van de Wet Bescherming Persoonsgegevens nog vijf jaar opgeslagen in het DOSAregistratiesysteem.
Aanscherpen en kwaliteit verbeteren Nu het fenomeen aan zijn eerste lustrum toe is, is een begin gemaakt met het aanscherpen en verder verbeteren van de Deelgemeentelijke Organisatie Sluitende Aanpak/DOSA. De tijd is er rijp voor, zo is de overtuiging van alle betrokkenen. Er is ruime ervaring met de methodiek opgedaan. Het is ook duidelijk waar nog winst valt te behalen. Dat is onder meer in de positionering, de zorgcoördinerende taak en het operationeel werkproces van DOSA. De vakuitoefening, de individuele professional en de DOSA-organisatie kunnen nog aan kwaliteit winnen. De bekendheid met het fenomeen DOSA kan ook nog beter. En de noodzaak om te investeren in een gedeelde overtuiging dat DOSA een nuttig instrument is, blijft eveneens bestaan. Het werkproces, van aanmelding tot en met afsluiting, moet aangescherpt. De aansturing op het uitgangspunt ‘één kind, één gezin, één plan, één baas’ kan gerichter. Doelstellingen, afspraken en voortgangsrapportages zullen meer SMART (Specifiek/Meetbaar/Acceptabel/ Realistisch/Tijdgebonden) moeten worden geformuleerd. Wie onvoldoende ervaring heeft met SMART werken, kan zich daar met hulp van DOSA verder in bekwamen. Voor de regisseurs is een competentieprofiel ontwikkeld en vastgesteld. Een individueel en gemeenschappelijk ontwikkeltraject is een volgende stap. Het DOSA-registratiesysteem krijgt een aanvulling met modules voor de persoonsgerichte aanpak van volwassenen en Antillianen, voor groepsaanpak en voor de nazorg na detentie. Bij het bureau van de jeugdconsul, het Jeugdconsulaat, krijgen individuele DOSA-regisseurs gelegenheid tot ‘sparren’ over de eigen uitvoeringspraktijk. Er bestaat geen opleiding voor de functie van DOSA-regisseur. De regisseurs moeten zichzelf daarom al werkende, ‘uitvinden’. De casuïstiek die in de gesprekken aan de orde komt kan de basis vormen voor de ontwikkeling van nieuw beleid. De regisseurs kunnen bij het Jeugdconsulaat ook terecht voor coaching on the job, praktische ondersteuning op de werkplek. Nieuwe DOSA-regisseurs kunnen zo sneller zijn ingewerkt. Externe coaches zijn beschikbaar voor ondersteuning van de regisseurs die vragen hebben over hun persoonlijk functioneren. Met begeleide intervisie zullen de regisseurs van elkaars ervaringen kunnen leren. De uniformering van het werkproces krijgt aandacht, evenals de dilemma’s die het regisseurschap en de brede zorgcoördinatie soms met 10
zich meebrengen. Samen met de deelgemeenten stelt het Jeugdconsulaat een inwerkplan voor nieuwe DOSA-regisseurs op. Ook de DOSA-organisatie als geheel krijgt in de kwaliteitsslag een extra impuls. De begeleiding komt in handen van een ‘Stuurgroep Kwaliteitsslag DOSA’. Daarin gaan diensten en deelgemeenten hun krachten bundelen, met behoud van ieders eigen verantwoordelijkheid. De procedure van opschaling, vanuit het veld naar DOSA en tot aan de jeugdconsul, wordt beter gecommuniceerd met de direct betrokkenen. Om te waarborgen dat de beschikbaarheid van DOSA is gegarandeerd, is een veertiende, stedelijke regisseur aangesteld. Deze vervangt de deelgemeentelijke regisseurs bij vakantie of ziekte. Als speciale taak heeft de veertiende regisseur het coördineren en stimuleren van het in gang gezette kwaliteitstraject. Daarnaast zorgt hij voor het uniformeren van het operationele werkproces van DOSA.
Doelstelling behaald? De vraag komt regelmatig: beantwoordt DOSA aan de gestelde doelen? Als het gaat om aantallen cases die in behandeling worden genomen, kan het antwoord op die vraag een volmondig ‘ja zijn. De Rotterdamse doelstelling is dat jaarlijks tenminste 1500 jongeren, van wie is vastgesteld dat ze aanleiding geven tot zorg en die ervoor in aanmerking komen, in een traject met een persoonsgerichte aanpak zijn geplaatst. Dat aantal wordt in DOSA ruimschoots gehaald. In 2007 en in 2008 werden elk kwartaal rond de 400 jongeren in het DOSAregistratiesysteem opgenomen. In sommige deelgemeenten stijgt het aantal DOSA-klanten. In andere daalt het of blijft het stabiel. Een afdoende verklaring voor deze verschillen is niet goed te geven. Deelgemeenten met probleemwijken zullen al snel meer jongeren in een DOSA-traject hebben. De taakuitoefening door de DOSA-regisseur is ook mede bepalend voor het aantal meldingen dat deze krijgt. Professionals van instellingen en organisaties die in hun werk vastlopen, kloppen nu eenmaal eerder bij de DOSA-regisseur aan als deze zijn werk goed doet. Maar ook de netwerken van zorg- en hulpverlening in de deelgemeenten zijn van invloed. Zijn die uitgebreid, dan zullen professionals eerder hun sparring partners in het netwerk zoeken. Is een netwerk in de deelgemeente minder goed ontwikkeld, dan wordt eerder een beroep worden gedaan op de DOSA-regisseur, zo leert de ervaring. Voor een beantwoording van de vraag of DOSA ook kwalitatief aan de verwachtingen voldoet is het nog wat te vroeg, denken direct betrokkenen. DOSA-regisseurs en hulpverleners die een beroep op DOSA hebben gedaan, vertellen graag over zaken die dankzij de tussenkomst van de regisseur, succesvol zijn afgerond. In dit cahier zijn enkele van deze verhalen opgenomen. De toekomst zal moeten uitwijzen of er ook op de langere termijn sprake is van succes. Aan de DOSA-regisseurs zal het niet liggen. Zij zetten zich maximaal in om te voorkomen dat er nog één kind, jongere of gezin, in Rotterdam tussen wal en schip valt. 11
‘DOSA in de praktijk’
Gerdien Wessels*, Centrum:
‘Blij dat ik deel uitmaak van de mensen die aan een oplossing kunnen bijdragen’ Vanuit het onderwijs (mbo), via de functie van gezinscoach, tot DOSA-regisseur. Zo is de loopbaan van Gerdien Wessels, werkzaam in Centrum, samen te vatten. “Ik heb veel geleerd van mijn werk in het onderwijs”, vertelt ze. “Maar ik zag er ook problemen die we op school niet konden oplossen”. Dat lukte al beter toen ze aan de slag ging als gezinscoach bij Gezamenlijke Aanpak Aansluiting Feijenoord (GAAF) in Feijenoord. “Na een paar jaar begon ik me wel steeds vaker af te vragen hoe zaken op macroniveau verliepen. Ik kende de DOSA-regisseur in Feijenoord en dat leek me een leuke baan. Ik was dan ook heel blij dat ik na een open sollicitatie aan de slag kon als DOSA-regisseur in Centrum”. 12
Ze was er niet de eerste. Haar voorganger had er in de loop der tijd alleen erg veel taken bij gekregen. Daardoor was de functie van DOSA-regisseur nog onvoldoende uit de verf gekomen. “Gelukkig stonden alle instellingen open voor meer en betere samenwerking. Er is hier echt sprake van het typisch Rotterdamse ‘opgestroopte mouwen gevoel’. Men accepteert de positie van de DOSA-regisseur. Het geeft me het gevoel dat we het werk hier met elkáár doen”. Bijzonder tevreden is Gerdien over de samenwerking met de jeugdzorg die sterk is verbeterd. “Toen ik hier kwam heb ik gewezen op het gezamenlijke belang dat we hebben. Met elkaar moeten we bedenken wat we kunnen betekenen voor kinderen die in de knel komen. Als je dat voor ogen houdt heb je hetzelfde doel en dat gaat goed”. De meldingen waarmee Gerdien aan de slag gaat, krijgt ze van verschillende kanten. Soms komen ze via het schoolmaatschappelijk werk, soms van bewoners, vaak uit het Oude Westen en Cool-zuid. Maar ook de politie en interventieteams doen meldingen bij de DOSA-regisseur. Het aantal jeugdigen waarmee ze zich bemoeit, stijgt. In 2007 werden er 120 aangemeld. Halverwege 2008 waren daar 50 bij gekomen. Omdat een ‘doorlooptijd’ van een jaar niet ongewoon is, heeft ze (najaar 2008) meer zaken onder handen dan een jaar eerder.
Maar er groeien ook jongeren op die te maken krijgen met risicofactoren: armoede, werkloosheid, wonen in een achterstandswijk, eenoudergezinnen, ouders die de weg in de Nederlandse samenleving onvoldoende kennen. De zaken waarmee ze te maken krijgt noemt ze ‘soms heel heftig’. “Gezinnen waarvan je denkt ‘die zouden eigenlijk jarenlange begeleiding nodig hebben’. Er zijn psychiatrische problemen, opvoedkundige, er is regelmatig sprake van alcohol- of drugsgebruik. Er zijn ook gezinnen bij met een voorgeschiedenis in een oorlogsgebied. Die zijn soms zwaar getraumatiseerd. En als de ouders grote problemen hebben, tref je de kinderen vaak ’s avonds laat op straat aan”. In haar functie als DOSA-regisseur heeft Gerdien Wessels het idee dat ze meer kan betekenen voor kinderen die in de knel komen, dan toen ze nog in het onderwijs werkte. “De problemen die ik daar zag, bleken in werkelijkheid vaak nog veel ernstiger. Ik merkte ook dat goede samenwerking tussen instellingen nog harder nodig was dan ik al dacht. Ik ben blij dat ik nu deel uitmaak van de mensen die aan een oplossing kunnen bijdragen”. Gevraagd naar een voorbeeld uit haar praktijk vertelt ze over twee jongetjes met een jonge, alleenstaande moeder. “Van de scholen kwamen meldingen binnen dat het niet goed met ze ging. Als gevolg van een grote huurschuld zou het gezin op straat worden gezet. Moeder had nooit gereageerd op een uitnodiging om te komen praten bij de verhuurder. In overleg met de woningcorporatie is toen, samen met de DOSA-regisseur, aan een oplossing gewerkt. Het maatschappelijk werk deed met succes een beroep op een fonds van de kerk, zodat een deel van de huurschuld kon worden afgelost. Op de dag dat moeder naar de corporatie kwam, waren wij er ook. We hebben haar verteld dat ze haar huis niet uit hoefde, maar dat ze wel gezinsondersteuning zou moeten accepteren. Ze ging akkoord en de volgende dag is de gezinscoach al aan de slag gegaan. De zaak is al weer een hele tijd afgesloten. Met de jongetjes gaat het goed op school en moeder heeft een baan. De woningcorporatie is een heel plezierige samenwerkingspartner geworden”. *) DOSA-regisseur tot 1 april 2009.
13
Basisregels voor brede zorgcoördinatie en opschaling In augustus 2008 zijn werkafspraken vastgelegd voor het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG), het Lokaal Zorg Netwerk (LZN) / Lokaal Team Huiselijk Geweld (LTHG) en DOSA. Deze werkafspraken zijn samengevat in het onderstaande schema.
Samenwerking tussen de ketens. Eén kind, één gezin, één plan, één regisseur
Jeugdconsul (JC)
Deelgemeentelijk Organisatie Sluitende Aanpak (DOSA) 0-23 Afstemmingsoverleg: 1. DOSA-regisseur 2. Voorpostfunctionaris BJZ 3. Jeugdcoördinator Politie 4. CJG-coördinator 5. Leerplichtambtenaar 6. Medewerker jongerenloket
.
Bureau Jeugdzorg (BJZ)
Centrum voor Jeugd en gezin (CJG) < 19
School
14
Zorg Advies Team (ZAT) - (ortho)pedagoog - SMW - IB’er - Schoolverpleegkundige
Lokaal Zorg Netwerk (LZN) / Lokaal Team Huiselijk Geweld (LTHG)
1. Als de problemen vooral bij de ouders zelf liggen2, inclusief huiselijk geweld, ligt de regie bij LZN 2. Als de problemen vooral bij de kinderen liggen en/of er bij de ouders vooral sprake is van opvoedingsproblemen, ligt de regie bij CJG 3. Als er sprake is van overlastproblematiek, ligt de regie bij DOSA 4. Voor problematiek waarvoor op het niveau van CJG of LZN geen oplossing kon worden gerealiseerd, wordt opgeschaald naar DOSA 5. Als op het niveau van DOSA geen oplossing mogelijk blijkt, wordt opgeschaald naar de Jeugdconsul om een doorbraak te forceren
2) Hierbij kan gedacht worden aan zorgmijders, verslaafden en/of psychiatrische problematiek
15
‘DOSA in de praktijk’
Ellen van Veenen, Arrondissementsparket Rotterdam:
‘Echt iets bereiken doe je vooral in de preventieve sfeer’ Op haar visitekaartje staat als functie van Ellen van Veenen vermeld: senior beleidsmedewerker jeugd. Dat verklaart haar betrokkenheid bij DOSA. Maar ze is ook secretaris van het Arrondissementaal Platform Jeugdcriminaliteit (APJ), het platform waar vertegenwoordigers uit de jeugdstrafrechtketen overleg met elkaar voeren. In die hoedanigheid ontwikkelt Ellen beleid voor het platform. Zoals voor het Justitieel Casus Overleg (JCO), een overleg dat elke veertien dagen in de politiedistricten plaatsvindt. Alle aangehouden jongeren tegen wie een strafzaak loopt, worden er besproken tussen politie, Openbaar Ministerie (OM), Raad voor de Kinderbescherming en jeugdreclassering. Met als doel de kwaliteit van de strafafdoening en hulpverlening te verhogen en de doorlooptijden van zaken te verkorten. 16
Ellen vertelt: “Aanvankelijk zaten alle betrokkenen bij de jeugdstrafrechtketen aan tafel. Dat werkte op het laatst niet goed meer. Door het grote aantal deelnemers duurden de bijeenkomsten te lang en werden er weinig besluiten genomen. Toen is besloten het aantal aanwezigen te beperken tot OM, politie, Raad voor de Kinderbescherming en jeugdreclassering. Namens het OM is vervolgens de jeugdofficier van justitie aangeschoven die het voorzitterschap op zich heeft genomen. Het overleg is nu veel efficiënter en effectiever”. In het JCO worden alle jongeren besproken die een delict hebben gepleegd. Voor sommigen kan dat kort zijn: die krijgen een werkstraf. Over anderen, vooral die met een meervoudige problematiek of wanneer er sprake is van recidive, wordt langer gepraat. Op basis van alle beschikbare informatie besluit het JCO wat er moet gebeuren in de sfeer van straf en hulpverlening.
Multiprobleemjongeren worden ze genoemd. Ze zorgen ook vaak voor overlast. Ellen vervolgt: “Nadat de opzet van het JCO was veranderd, hebben we gekeken welke informatie er nog meer nodig was om tot goede beslissingen te komen. Dat was, onder meer, de informatie van de DOSA-regisseur. Een jongere die een delict pleegt en wordt besproken in het JCO, kan al bij DOSA bekend zijn. En dat kan van belang zijn bij de beslissingen van het JCO. We hebben het opgelost door de ‘inbrenglijst’ van de jeugdcoördinator van de politie, waarop alle jongeren staan over wie wordt gesproken, voor de vergadering aan de DOSA-regisseur te mailen. Die kijkt of er namen van de inbrenglijst in zijn registratiesysteem voorkomen. Als dat zo is stuurt de regisseur de relevante informatie naar het JCO, waar wordt beslist wat er gaat gebeuren met het kind. De jeugdcoördinator zorgt na de bespreking voor terugkoppeling naar DOSA. Als dat kan, wordt daarbij aangegeven wat de strafafdoening is. Of er een civielrechtelijk traject loopt en wat er van DOSA wordt verwacht. Op basis van de gegevens die we van de regisseur krijgen kan de Raad voor de Kinderbescherming ook besluiten een nader onderzoek in te stellen”. Na een evaluatie was wel gebleken dat het nog niet overal liep zoals de bedoeling was. Wel werd vanuit het JCO altijd informatie gevraagd aan de DOSA-regisseur. En die zorgde er ook voor dat er gegevens bij het JCO kwamen. Maar welke gegevens dat precies moesten zijn, was niet voor iedereen duidelijk. Meldingen bij de regisseur waren ook minder vanzelfsprekend. “En dat was jammer, want de regisseur kan soms wél iets doen, waar de strafrechtketen dat niet kan. Bijvoorbeeld omdat een zaak is geseponeerd”, legt Ellen uit. Er zijn daarom stappen ondernomen om de samenwerking te verbeteren. De JCO’s beschikken nu over een duidelijk overzicht van de mogelijkheden van DOSA. De regisseurs zijn in het JCO uitgenodigd om hun mogelijkheden te komen toelichten. De jeugdcoördinator brengt de informatie van DOSA actief in en bekijkt of het juiste wordt aangeleverd. “Hoe eerder er wordt ingegrepen, hoe beter. Zo voorkom je dat justitieklantjes die een keer een delict plegen, echte criminelen worden. En zo kan de DOSA-regisseur zijn rol optimaal vervullen. Want echt iets bereiken doe je nu eenmaal vooral in de preventieve sfeer. Door ouders te betrekken en er bovenop te zitten. Om erger te voorkomen”, besluit Ellen van Veenen. 17
18
19
Een gezin in Crooswijk
‘Het komt altijd goed, maar het kan soms lang duren’ “Als gezinscoach moet ik eigenlijk overal bij zijn. Want als moeder gestrest raakt, gaat ze in haar moedertaal praten. Dat levert een taalbarrière op en die leidt tot onbegrip. Dan ontstaan er nog meer problemen en duurt het alleen maar langer voor de instanties haar kunnen helpen”. Aan het woord is Gerda Gietel, gezinscoach van een eenoudergezin met zeven kinderen. De oudste van het stel is twaalf, de jongste moet nog twee worden. De gezinscoach is in dienst bij FlexusJeugdplein en werkt met IBAG-cliënten (Intensieve Begeleiding Afro-Caraïbische Gezinnen). Het gezin is acht jaar in Nederland en woont sinds drie jaar in Crooswijk, in een vijfkamerwoning. Die vindt moeder Annamaria*) best groot, maar ze zou toch graag naar een huis op de begane grond (‘met een tuin’) willen verhuizen. Het is nu eenmaal geen pretje om met de boodschappen en de jongste twee kinderen steeds twee steile trappen op te moeten. Gerda Gietel werkt eraan, vertelt ze, maar zoiets is nu eenmaal niet zo eenvoudig te regelen. Al denkt ze nu een troef in handen te hebben: “Alle elektrische apparaten zijn hier de laatste tijd kapot gegaan: de televisie, de computer, de wasmachine, het koffiezetapparaat. Het komt waarschijnlijk door de elektrische bedrading, die niet voldoet aan de eisen. De verhuurder inspecteert wel maandelijks of mevrouw de boel netjes houdt, maar noodzakelijke reparaties worden uitgesteld of op de lange baan geschoven”. Ze heeft het gezin al bijna twee jaar als cliënt. “Dat is veel langer dan de zes maanden die er voor staan. Maar de schuldsanering is nog niet in orde, hoewel ik daar een jaar geleden al over ben begonnen. En als de financiën niet goed lopen, worden de problemen alleen maar groter. Ik ga toch niet weg als ik weet dat het helemaal mis gaat zodra ik hier vertrokken ben? Het komt altijd goed hoor, maar het kan soms wel heel lang duren”. De familie was een echt multiprobleem gezin, vertelt Gerda Gietel. Er waren problemen bij het consultatiebureau, de scholen van de oudste kinderen, de sociale dienst, en er waren schulden. “Het oudste kind ging naar het speciaal onderwijs. De tweede heeft ADHD en de derde heeft hechtingsproblemen. In december 2006 is er een melding gedaan bij de DOSAregisseur. Die heeft direct een gezinscoach van IBAG ingeschakeld en dat werd ik. Ik heb veel aan de DOSA-regisseur. Hij wil altijd meedenken en helpen als ik hem bel”. Ze vervolgt: “Toen ik hier begon was moeder hoogzwanger van het zevende kind. Daar was ze niet blij mee, dus alleen al daardoor was er veel stress. Ik heb me in het begin vooral beziggehouden met het stabiliseren van de situatie voor moeder. Voor de kinderen heb ik eraan gewerkt dat er orde, 20
‘DOSA in de praktijk’
rust en regelmaat in hun leven kwam. De drie oudsten zitten nu in de dagbehandeling. De kinderen gaan om 7 uur naar bed. Daar zijn ze inmiddels aan gewend en moeder vindt het fijn: heeft zij ook rust”. Maandelijks wordt er een voortgangsrapportage gemaakt voor de DOSA-regisseur, vertelt Gietel. “Je verwacht eigenlijk dat alle instellingen die met het gezin aan het werk zijn, zaken tot het eind toe afhandelen. Maar vaak is dat helemaal niet zo. Of ze denken dat het in orde is, terwijl er nog van alles mis is. Er zijn ook steeds andere hulpverleners met de zaak bezig. En ze weten soms niet wat hun collega’s al gedaan hebben. Daarom is de voortgangsrapportage zo belangrijk. Alle bijzonderheden, zoals interventies in het gezin, staan erin. Ook wat er nog moet gebeuren. Regelmatig is er een Dosa-overleg met alle betrokken hulpverleners die met het gezin bezig zijn, om de begeleiding sluitend te maken. Ik sluit de casus pas af als het echt goed is. Anders zie ik het gezin binnen de kortste keren weer terug”. Ze geeft aan dat het belangrijk is dat ze zelf ook haar verhaal kwijt kan. “Je maakt soms heel ernstige zaken mee. Dingen die je persoonlijk raken en waar je over wilt praten, bijvoorbeeld in intervisie. Dan heb je niet alleen veel aan je directe collega’s op de werkvloer, maar ook aan een DOSA-regisseur bij wie je jouw eigen verhaal kwijt kunt”.
*) Annamaria is niet haar echte naam.
21
‘DOSA in de praktijk’
Astrid Vromans*, Hillegersberg-Schiebroek:
‘Je moet soms een list verzinnen’ “Bijna drie jaar is Astrid Vromans nu DOSA-regisseur in Hillegersberg-Schiebroek, nadat ze er eerder vier jaar veiligheidscoördinator was. De deelgemeente scoort met een 10 prima op de Rotterdamse Veiligheidsindex. Maar dat wil niet zeggen dat het er niets aan de hand is. “Dit is eigenlijk een deelgemeente als Kralingen-Crooswijk”, vertelt Astrid. “We hebben een aantal chique wijken, maar ook een aantal wijken, met dezelfde grootstedelijke problemen als in Delfshaven of het Oude Noorden. Het is een heel divers beeld”. Ze omschrijft het werk van de DOSA-regisseur als: “Ervoor zorgen dat kinderen en jongeren tussen 0 en 23 jaar geholpen worden, als het ondanks eerdere pogingen om ze te helpen, toch niet goed met hen gaat. Het gaat niet alleen om jongeren die overlast veroorzaken. Het gaat om ‘jongeren die problemen hebben en problemen geven’. Dat is een veel 22
betere omschrijving. En gelukkig wordt er ook voor jongere kinderen ‘opgeschaald’ naar DOSA, als de hulp dreigt vast te lopen.” Er wonen ruim 10.700 kinderen en jongeren tussen 0 en 23 jaar in Hillegersberg-Schiebroek. Ongeveer 70 gezinnen zitten in een DOSA-traject. Als gevolg van de groeiende bekendheid met DOSA en het opschalingmodel, pakken steeds meer organisaties hun signalerende rol op. Zo bereiken ook meer cases die dreigen vast te lopen, de DOSA-regisseur. Astrid vervolgt: “Je bent eigenlijk de laatste schakel. De regisseur komt in actie als niemand meer verder kan. Opgeven of loslaten is geen optie, je móet soms een list verzinnen. Dat kan door andere organisaties op een slimme manier in te zetten. Of door dwang of drang toe te passen. Want deze gezinnen staan meestal niet te juichen bij het idee dat ze hulp nodig hebben”.
Hulpverleners die vastlopen of onvoldoende resultaat behalen, kunnen dat melden bij de regisseur van DOSA, het Deelgemeentelijk Overleg Sluitende Aanpak. Bij de vraag of het optreden van de DOSA-regisseur een succes kan worden genoemd, aarzelt ze even. “Je weet niet wat op de lange duur het effect is van de aanpak. Het is bijvoorbeeld nog niet onderzocht of DOSA-jongeren er uiteindelijk in slagen om een goede toekomst op te bouwen”. Maar over de korte termijn is wel iets te zeggen. “Wanneer in het afstemmingsoverleg, waar de vier ketens school/werk, politie/justitie, zorg en hulpverlening om tafel zitten, duidelijke doelen en termijnen worden gesteld en die aanpak blijkt na een aantal maanden geslaagd, dan is dat succes”, vindt Astrid. “Als DOSA-regisseur kun je losse eindjes aan elkaar knopen, vooral door de opschalingmogelijkheden die je hebt. Dat kan de regisseur gemakkelijker dan iemand uit het veld, zoals een maatschappelijk werker die met Jeugdzorg niet verder komt. Wij kunnen op elk niveau dingen voor elkaar krijgen”. Ook het collectief van de DOSA-regisseurs noemt ze een succesfactor. “Er zijn er nu veertien en iedereen loopt tegen dezelfde problemen aan. Als ze iets voor elkaar willen krijgen, kunnen de regisseurs dat op het hoogste niveau (in de Stuurgroep Veilig) agenderen. En dan gebeurt er wat. Die mogelijkheid moet het collectief in de komende jaren nog meer leren gebruiken”, vindt ze. Astrid is tevreden over de medewerking en samenwerking die ze als DOSA-regisseur ondervindt. “In de afgelopen jaren is er heel veel gebeurd in Rotterdam, bij alle organisaties. Wij staan als DOSA-regisseurs op de kaart. Ze kennen ons en weten ons te vinden. Dat komt ook door onze voorgangers en niet te vergeten de Directie Veiligheid. Die hebben goed voorwerk verricht”. Al blijven er instellingen waarmee de samenwerking beter kan, zoals in de geestelijke gezondheidszorg. “De komende jaren gaan we bekijken of we daarmee nadere afspraken kunnen maken”, aldus Astrid. “Gelukkig zijn er veel zaken waar ik met voldoening op terugkijk. Zoals van jongeren die aanvankelijk met veel verschillende hulpverleners te maken hadden. En bij wie, na de interventie van DOSA, in plaats daarvan één gezinscoach of individuele trajectbegeleider aan de slag gaat. Die zowel praktisch als pedagogisch een zodanige begeleiding biedt, dat de jongere daarna op eigen benen kan staan. Of meer open staat voor de reguliere hulpverlening”. *) vanaf 11 mei 2009 DOSA-regisseur deeglemeente Kralingen-Crooswijk
23
24
25
Natascha Schaper, Feijenoord:
‘De maakbare samenleving is een utopie’ “Er zijn gezinnen die je eigenlijk nooit kunt ‘afsluiten’. Waar sprake is van een vicieuze cirkel en waar de kinderen met dezelfde problemen te maken krijgen als de ouders vóór hen”. Voor Natascha Schaper, DOSA-regisseur van het eerste uur in de deelgemeente Feijenoord, is, zo zegt ze, ‘het idee van de maakbare samenleving een utopie’. “We doen wat we kunnen voor deze gezinnen, zó moet je het zien. Een groot voordeel is dat we de risicojeugd nu wel vroeg in beeld hebben”. Tijdens haar studie rechten, waarin ze zich specialiseerde in strafrecht en familie- en jeugdrecht, werd ze coördinator van de Rotterdamse Kinder- en Jongerenrechtswinkel. Naast haar afstudeerscriptie ging ze als juridisch adviseur aan de slag in de justitiële jeugdinrichting ‘De Hartelborgt’. “Maar je werkt daar echt aan ‘het eind’ van de jeugdketen. Ik wilde liever aan de voorkant iets aan de problemen van deze jongeren doen. Als beleidsmedewerker jeugd en veiligheid in Feijenoord, en later als DOSA-regisseur, kon dat”, verklaart ze haar overstap naar de deelgemeente in 2002. In het kantoor van de deelgemeente zijn, naast de DOSA-regisseur, ook een ‘regisseur jeugdoverleggen’ en een regisseur van het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) actief. Het mag verwarrend lijken, maar met ongeveer 21.500 inwoners in de leeftijd van 0 tot 23 jaar, is er werk genoeg te doen. Alleen de DOSA-regisseur heeft op dit moment al 250 actieve zaken in portefeuille.
Van de bijna 580.000 Rotterdammers zijn er circa 160.000 jonger dan 23 jaar. Met de meesten gaat het goed. “De aanwezigen in het jeugdoverleg, de jongerenwerkers uit de wijk, de buurtagent, een vertegenwoordiger van de deelgemeente, de woningbouwcorporaties en anderen, geven elkaar een beeld van wat er in de buurt gebeurt”, vertelt Natascha. “Zodra er een signaal komt dat er iets niet goed gaat, gaan ze aan de slag. Meestal zijn het zaken met een wat lichtere problematiek. Bijvoorbeeld een jongerenwerker die met een jongere scholing of werk zoekt”. Bij de DOSA-regisseur komen meldingen binnen over jongeren met een meervoudige problematiek. “Het zijn meestal zwaardere zaken, die worden ‘opgeschaald’. Zulke meldingen krijgen we ook van het CJG. Andersom verwijs ik maatschappelijk werkers die niet goed weten hoe ze verder moeten met een cliënt, ook door naar het CJG of het jeugdoverleg”, vertelt Natascha. “In het overleg van de DOSA-kern passeren alle nieuwe meldingen de revue. Ook bespreken we gezinnen waarvoor de aanpak nog niet is vastgesteld, bijvoorbeeld omdat we meer informatie nodig hebben. De regisseur is procesverantwoordelijk. Die legt in een regieplan vast welke afspraken er zijn gemaakt en wat de doelen van de aanpak zijn. De DOSA-medewerker - die met de regisseur en een administratief medewerker het DOSA-team in de deelgemeente vormt - let erop dat de afspraken worden nagekomen. Soms moet de medewerker streng zijn en zeggen ‘komt er 26
‘DOSA in de praktijk’
nog wat van?’. Of de regisseur inschakelen, die indien nodig kan opschalen naar het jeugdconsulaat”. Dat deed Natascha Schaper met de zaak van een multiprobleem gezin dat nu al vier jaar de aandacht vraagt. “Het is een gezin waarvan de kinderen overlast veroorzaken in de wijk, ze hangen rond op straat en hebben verkeerde vrienden. De kinderen hebben een ernstige verstandelijke beperking. Er was sprake van onder toezichtstelling van de kinderen, er is geprobeerd de kinderen uit huis te plaatsen, er was begeleiding vanuit de jeugdreclassering en er is gezinstherapie geweest. De gezinscoach die was ingezet, werd bedreigd en is uit het gezin weg gegaan. Nu zijn de jongeren boven de achttien jaar. Ze wonen weer thuis en de overlast begint weer van voren af aan. Niks lukt bij dit gezin. Het is een typisch geval voor opschaling naar de jeugdconsul. Zoiets blijft wel op je netvlies”. Maar gelukkig gaat er ook veel goed. Zoals met het 17-jarige meisje dat na een succesvolle, gedwongen opname in een afkickkliniek weer op eigen benen moest leren staan. “Wij kregen de melding via de gezinsvoogd”, vertelt Natascha. “Die zei: ‘Ze wordt bijna achttien, kunnen jullie meedenken over hoe het verder moet?’. We hebben een individueel traject voor haar opgezet dat alle hulpverleners goed hebben opgepakt. Je zet het weg en het lóópt. Het is mooi als het zo lukt”. 27
28
29
‘DOSA in de praktijk’
Jeugdconsul Lida Veringmeier:
‘Het systeem zijn we met elkaar en het systeem moet slimmer’ “DOSA bestaat sinds 2004. Aanleiding om ermee te starten was dat regionale en stedelijke instellingen die betrokken zijn bij risicojeugd, allemaal hun eigen methode bleken te hanteren. En Rotterdam wil met het beleid voor een ‘sluitende aanpak’ juist alle betrokkenen bij elkaar brengen”. Aan het woord is jeugdconsul Lida Veringmeier, sinds 2007 in die functie werkzaam. De juriste - met een cv waarop de advocatuur voorkomt, maar ook het Ministerie van BZK en de politie Rotterdam-Rijnmond - is voor jeugdzaken de rechterhand van de burgemeester en de wethouder Jeugd en Gezin in Rotterdam. Ze hoeft niet lang na te denken als haar wordt gevraagd wat de winst van DOSA is voor Rotterdam. “Dat is dat alle 30
deelgemeenten een functionaris hebben die kan werken aan complexe zaken die met risicojeugd te maken hebben. Zaken waar ook het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) niet uitkomt. Want DOSA houdt zich niet alleen bezig met multiprobleemjongeren. DOSA is er ook als het CJG geen oplossing heeft. Dan fungeert de DOSA-regisseur als eerste ‘opschalingniveau’.
Jaarlijks worden 1500 jongeren tot 23 jaar in een PGA-traject geplaatst. Op jaarbasis komen via DOSA zo’n 1500 jongeren in een hulpverleningstraject terecht. Dat zijn er, in de vier jaar dat DOSA bestaat, dus zeker 6000. Even zoveel keer is de stad veel ellende bespaard, waar die 6000 jongeren anders voor zouden hebben gezorgd. En Rotterdam laat ze niet los als ze uit het traject komen. We blijven ze volgen. Daarom is vooral de drive nodig bij alle instellingen om dat óók te doen. In die zin kan het succesvolle concept van DOSA nog beter worden benut. Als iedereen die met risicojeugd te maken krijgt, in de jongeren wil blijven investeren, kunnen de regisseurs ook meer bereiken”. De jeugdconsul vindt het daarom belangrijk dat DOSA-regisseurs verbeterpunten signaleren in het werk van zorg- en hulpverleners. “Want het systeem zijn we met elkaar en het systeem moet nog slimmer”, vat ze samen. Van alle circa 1500 DOSA-zaken komen er jaarlijks ongeveer 130 bij de jeugdconsul terecht. “Dat is dus het tweede opschalingniveau”, vertelt Veringmeier. “Een deel daarvan komt, zoals het hoort, via DOSA. Maar een flink deel komt rechtstreeks, bijvoorbeeld via de wethouder of via de burgemeester. De jeugdconsul bepaalt eerst de mate van urgentie. Is er sprake van grote spoed, dan gaat de consul meteen aan de slag. Is er iets meer tijd, dan volgt altijd eerst een gesprek met de betreffende DOSA-regisseur. Dat is belangrijk, zeker wanneer het gaat om zaken die rechtstreeks op het bureau van de jeugdconsul zijn beland. Kent de regisseur zo’n zaak wel? Zo ja, wat is er aan de hand, waarom heb je niet eerder opgeschaald? De regisseur krijgt de casus dan terug met de opdracht snel te laten weten wat er is gedaan om een zaak weer op de rails te krijgen. Want voordat ik als jeugdconsul zelf aan de slag ga, moet iedereen wel tot het uiterste gegaan zijn om het probleem zelf op te lossen”. Ze gebruikt de toelichting op haar werkwijze om duidelijk te maken dat het bij het jeugdconsulaat om een kleine organisatie gaat. “Er zijn zes fte’s, waarvan één voor de jeugdconsul en één voor de beleidsassistent. Op het consulaat werkt verder de veertiende, stedelijke DOSA-regisseur. Ook zijn er twee medewerkers die de zwaarste cases evalueren: ‘hoe zijn die verlopen, waar kan het beter’. Er is een beleidsmedewerker die de zaken oppakt die naar de jeugdconsul zijn opgeschaald en een medewerker die ervoor zorgt dat het jeugdoverlast-actieprogramma goed loopt. Dat wordt uitgevoerd door de gemeentelijke diensten en de medewerker rapporteert erover aan de jeugdconsul. Dat is de hele staf. Alle medewerkers zijn getraind op het omgaan met casuïstiek en kunnen bijspringen als dat nodig is”. Verreweg de meeste contacten heeft het jeugdconsulaat met de aanbieders van gezinshulptrajecten, organisaties als Bureau Jeugdzorg en Flexus/Jeugdplein. “We hebben veel geïnvesteerd in de samenwerking met deze instellingen”, vertelt Lida Veringmeier. “Toen DOSA pas bestond, moesten we nog aan elkaar wennen. De gezinscoaches en regisseurs weten elkaar nu te vinden. Maar we moeten wel scherp blijven, want het kan altijd beter. Daarom zijn we ook begonnen met het kwaliteitstraject”. 31
‘DOSA in de praktijk’ Ilse Tolsma, Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam
‘Als je elkaar kent, werk je beter samen’ “De DOSA-regisseurs en Bureau Jeugdzorg hebben twee belangrijke contacten met elkaar: in het DOSA-afstemmingsoverleg en via het Meldpunt Zorgformulier Politie. Het meldpunt is bij Jeugdzorg ondergebracht, maar dat zet een deel van de meldingen die de politie in het zorgformulier doet, door naar de DOSA-regisseur”. Aan het woord is criminologe/pedagoge Ilse Tolsma, beleidsmedewerker van Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam. Een functie die ze sinds anderhalf jaar bekleedt. Daarvoor werkte ze bij de Politie Rotterdam-Rijnmond en was ze docente aan de Erasmus Universiteit. “In het overleg van de DOSA-kern is altijd een voorpostfunctionaris van Jeugdzorg aanwezig. En zijn of haar rol is meer dan die van contactpersoon alleen. De voorpostfunctionaris kan in het afstemmingsoverleg informatie over cliënten halen en brengen. Dus van DOSA naar Jeugdzorg en omgekeerd”. De samenwerking tussen DOSA en Jeugdzorg heeft onlangs een nieuwe impuls gekregen. Dat was nodig, want er bestond nogal wat onduidelijkheid, vooral over de regierol van de DOSA-regisseurs. In een serie bijeenkomsten is veel informatie uitgewisseld over ieders rol in de zorg- en hulpverlening aan kinderen en jongeren. Daarbij waren ook medewerkers van het stedelijk jeugdconsulaat en de GGD betrokken. Werkafspraken zijn vernieuwd en vastgelegd. Dat laatste was, tot verbazing van alle betrokkenen, nooit eerder gebeurd. DOSA-regisseurs hebben zich gepresenteerd bij de teams van de jeugdbescherming en jeugdreclassering. “En daar gaan we mee door”, zegt Ilse Tolsma. “Want als je elkaar kent, werk je beter en gemakkelijker met elkaar samen. Daar is iedereen nu wel van overtuigd".
Elk kwartaal worden 400 jongeren (nieuw) opgenomen in het DOSA-registratiesysteem. Het collectief van de DOSA-regisseurs heeft een vertegenwoordiging - meestal van drie - in het Casusoverleg Zorgformulier gekregen. Het casusoverleg vindt eens per zes weken plaats en is per politiedistrict georganiseerd. Aan tafel zitten, behalve beleidsmedewerkers van Jeugdzorg, politie, de stedelijke DOSA-organisatie en het Steunpunt Huiselijk Geweld, ook jeugdcoördinatoren van de politie Rotterdam-Rijnmond en de maatschappelijk werkers van het Meldpunt Zorgformulier. Het meldpunt is een landelijk initiatief dat het resultaat is van afspraken tussen de Bureaus Jeugdzorg en de Raad van Hoofdcommissarissen. Met het zorgformulier kan de politie jongeren over wie zij zich zorgen maakt, aanmelden bij één loket, het Meldpunt Zorgformulier. Het ‘leuren’ met jongeren die zorg en aandacht nodig hebben, behoort daarmee tot het verleden. De medewerkers van het meldpunt beoordelen de melding en leggen contact met de instelling die de gevraagde zorg of hulp kan verlenen. 32
Zorgmelding jeugdigen Rotterdam-Rijnmond volledig geautomatiseerd De regio Rotterdam-Rijnmond was iets later met de start van het Meldpunt Zorgformulieren Politie dan de rest van Nederland. Maar nu loopt ze wel voorop. Want als enige politieregio heeft Rotterdam-Rijnmond de meldingen via een ‘zorgformulier’ volledig geautomatiseerd. Het meldpunt, resultaat van afspraken tussen de Bureaus Jeugdzorg en de Raad van Hoofdcommissarissen, is in Rotterdam gekoppeld aan het politie-informatiesysteem Xpol. Dat maakt het mogelijk dat binnen twee werkdagen bij alle betrokkenen bekend is wanneer en door wie er is gemeld, wat er met de melding is gedaan en wie met de hulpvraag aan de slag gaat. Dat betekent flinke tijdwinst. In andere regio’s duurt het twee weken voordat rapportage volgt over de afhandeling van een melding. Dat is kostbare tijd, want het zorgformulier brengt alle vragen, twijfels en onrust in kaart van politiemensen die zijn geconfronteerd met jeugdigen die aanleiding geven tot zorg. Behalve naar persoonsgegevens, namen van ouders en de reden voor de melding, vraagt het zorgformulier ook naar hulpverleners die al met de jeugdige werken. Op een lange lijst risicofactoren kan worden aangekruist van welke factoren de meldende politiemedewerker vermoedt dat zij een rol spelen in het gezin van de jeugdige: mishandeling of verwaarlozing, huiselijk geweld, drugs- of alcoholgebruik van de ouders, criminaliteit in het gezin, spijbelen, schoolverzuim, agressief gedrag, vandalisme of ernstige overlast. Van jeugdigen van 0 tot 12 jaar kan ook worden vermeld of zij een strafbaar feit hebben gepleegd, en zo ja, welke dat is geweest. En of het vergrijp in aanmerking komt voor een Haltstraf. Als dat het geval is moet ook worden aangegeven of de ouders instemmen met het doorsturen van het kind naar Halt. In levensbedreigende situaties, waar een wettelijke maatregel moet worden getroffen, biedt het zorgformulier een doorverwijsmogelijkheid naar de Raad voor de Kinderbescherming. Als er geen sprake is van huiselijk geweld, en de inschatting is dat lokale hulpverlening toereikend zal zijn, komt het zorgformulier in de regio Rotterdam-Rijnmond vaak op het bordje van DOSAregisseur. Die gaat dan volgens het vijf fasen-protocol aan het werk om het probleem op te lossen.
In de regio Rotterdam-Rijnmond is het systeem sinds september 2007 operationeel. “Dat was wat later dan in de rest van het land, maar wij hebben het nu wel zó georganiseerd dat alle collega’s jaloers op ons zijn. Als enige meldpunt is dat van ons namelijk volledig geautomatiseerd. Waar landelijk de afspraak is dat er binnen twee weken moet worden gerapporteerd over de afhandeling van een melding, kunnen wij dat daardoor binnen twee werkdagen”, vertelt een trotse Ilse Tolsma. Dat is mogelijk door de koppeling die tot stand is gebracht tussen Bureau Jeugdzorg en het politiesysteem Xpol. In veel gevallen pakt Jeugdzorg zelf de gevraagde hulp op. Wanneer er geen sprake is van huiselijk geweld en de inschatting wordt gemaakt dat lokale hulpverlening toereikend is, worden meldingen ook neergelegd bij de DOSA-regisseur. Omdat het systeem is geautomatiseerd is, gaat de overdracht naar de hulpverleners met dezelfde mail als de terugkoppeling naar de politie. Tolsma vervolgt: “Bij de start van het Meldpunt Zorgformulier was de veronderstelling dat 70% van de hulpvragen voor DOSA zou zijn en 30% voor Jeugdzorg. Dat bleek in de praktijk precies andersom. Een beeld dat overeenkomt met het landelijke. Van de circa 250 meldingen die via het zorgformulier maandelijks bij het meldpunt terecht komen, is trouwens 25% al bij Jeugdzorg bekend. Het gaat ook om zwaardere zaken”. 33
‘DOSA in de praktijk’
Gezinscoach Maudy-Ellen Gruijs:
‘Als het gezin ziet dat jij erin gelooft, haalt dat de sterkste krachten naar boven’ “De DOSA-regisseur meldde het gezin Oppert *) in juni 2008 bij ons aan. Er waren veel zorgen: financiële problemen, gedragsproblemen op school met de toen tienjarige zoon en zorgen over de vader. Moeder woont in Curaçao. Zij heeft de kinderen - er is ook nog een dochter van veertien - drie jaar geleden op het vliegtuig naar Nederland gezet. Het was eerst volstrekt onduidelijk wie zich met het gezin bemoeiden en welke taken die hulpverleners hadden. Het waren er heel wat, maar desondanks stonden de deurwaarders op de stoep. De thuiszorg meldde ons dat vader zeer ernstig ziek was. Wij maakten ons grote zorgen om de kinderen. Wat als vader zou komen te overlijden? De zaak voldeed niet aan de criteria voor ons VIG- (Vroegtijdige Interventie Gezinnen) IBAG-team (Intensieve Begeleiding 34
Afro-Caraïbische Gezinnen). Maar om humanitaire redenen hebben we toch besloten het gezin samen met DOSA en de dienst Sociale Zaken te gaan begeleiden. Met als doel het stabiliseren van de financiën, de gezondheid en opvang van de kinderen en het vergroten van hun leefwereld. Het plan van aanpak werd eind juni getekend”. Maudy-Ellen Gruijs, de gezinscoach van de familie Oppert werkt, als wij haar spreken, ruim een half jaar met het gezin uit de Rotterdamse Beverwaard. Na haar studie sociaalpedagogische hulpverlening ging Maudy aan de slag in de jeugdhulpverlening. Daar is ze nu twaalf jaar actief. Sinds een jaar werkt ze met VIG/IBAG-cliënten bij jeugdzorgorganisatie Flexus-Jeugdplein. Vader Oppert kreeg weer vertrouwen toen Maudy zich met het gezin ging bemoeien. “Hij had zeker al zes hulpverleners zien komen en gaan, zonder dat er iets aan de problemen veranderde. Hij was daarom heel blij toen hij zag dat ik zijn brieven opende, mensen ging aanschrijven en regelingen ging treffen. Ik heb ook gezorgd dat hij goede hulp kreeg in de huishouding. Voor de kinderen hebben we sportclubs gezocht. Dat is betaald uit fondsen die sport voor kinderen vergoeden. Zo zijn de kinderen in de zomer ook op kamp geweest. De dochter hebben we kunnen helpen bij het vinden van een school voor voortgezet onderwijs. Met de zoon ging het niet goed doordat de school hem een klas te hoog had geplaatst. Daardoor kreeg hij gedragsproblemen en liep hij een leerachterstand op. De school had daar onvoldoende oog voor. Gelukkig hebben we een andere school voor hem gevonden, om de hoek. Vader kan er wekelijks heen om te horen hoe het met zijn zoon gaat. Die aandacht van zijn vader maakt dat het veel beter met de jongen gaat”. “Bij Flexus-Jeugdplein volgt hij nu een training sociale vaardigheden”, vertelt Maudy, “en binnenkort wordt hij getest bij het RIAGG, zodat we weten of er verder nog iets nodig is om hem te helpen”. De informatie van de thuishulp over de gezondheidssituatie van vader, bleek niet te kloppen, ontdekte Maudy al snel. De huisarts had gezegd dat vader Oppert eens per twee weken voor controle moest komen en dat er geen medische indicatie voor thuiszorg bestond. “Het was pure oplichting. De vrouw had zich onder valse voorwendselen aan het gezin opgedrongen. Ze maakte misbruik van het feit dat meneer niet goed Nederlands spreekt. Met onze steun heeft hij haar de deur kunnen wijzen. Omdat ze op meer plaatsen in de stad zo bezig was, heb ik de DOSA-regisseur ingeschakeld. Die heeft samen met collega’s uit andere deelgemeenten de signalen over haar gebundeld. Toen kon ik met een onderbouwd verhaal naar de politie om aangifte te doen. De recherche heeft de zaak nu in onderzoek”. De gezinscoach schakelde de DOSA-regisseur van IJsselmonde ook in toen er onvoldoende voortgang werd geboekt bij de Kredietbank Rotterdam (KBR). “Meneer Oppert heeft bijna zeven maanden moeten wachten op een intakegesprek. De schuldeisers werden steeds ongeduldiger en begonnen rechtszaken. De deurwaarders verdrongen zich voor de deur van de familie. Ik heb verschillende afbetalingsregelingen moeten treffen om te voorkomen dat de inboedel openbaar zou worden verkocht. Omdat er toen nog maar € 44 per maand overbleef om van te leven was de familie ook nog aangewezen op de Voedselbank. Nu is er budgetbeheer. Voor de schuldhulpverlening hebben we een organisatie benaderd die vader gaat begeleiden in samenwerking met de Kredietbank. Dan zullen wij het gezin nog een jaar volgen om te zien of de ingezette nazorg goed verloopt en eventueel te kunnen ingrijpen”. Wordt ze niet moedeloos van de problemen waarmee ze dagelijks wordt geconfronteerd? “Nee”, antwoordt Maudy, “ik heb geen tijd om gefrustreerd te raken. Die tijd besteed ik liever aan een oplossing voor het gezin. Want zodra dat ziet dat jij erin gelooft, gaat het zelf ook weer in een oplossing geloven. En dat is vaak al zó lang geleden, dat het de sterkste krachten naar boven haalt”. *) Oppert is niet de echte naam van de familie. 35
Werken aan een veiliger Rotterdam, de aanpak De cahierreeks, ‘Werken aan een veiliger Rotterdam, de aanpak’, is een uitgave van de Directie Veiligheid van de gemeente Rotterdam. Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen of vermenigvuldigd zonder toestemming van de rechthebbende. Aan deze uitgave kunnen geen rechten worden ontleend. De mensen op de foto’s hebben niet noodzakelijkerwijs iets te maken met het onderwerp. Teksten Eindredactie Vormgeving Fotografie Druk Datum Oplage Datum
Henny Strooij, Strooijgoed Richard Anderiesse, Directie Veiligheid Linda Zoon, Grafisch Bureau DUS Jan van der Ploeg TDS drukwerken maart 2009 1.000 exemplaren november 2007
Dit cahier over de DOSA-aanpak is deel 11 in de reeks cahiers over de aanpak van de veiligheid in Rotterdam. Eerder verschenen in deze reeks: 1. het maken van een wijkveiligheidsactieprogramma 2. de veilig op school-methodiek 3. de Strevelsweg-methodiek 4. de veilig ondernemen – methodiek 5. de communities that care – methodiek 6. de zomeraanpak – methodiek 7. de methodiek voor de aanpak van problematische jeugdgroepen 8. de methodiek voor actief burgerschap 9. de interventiemethodiek en de bestandenaanpak 10. de nalevingsstrategie: integraal samenwerken bij toezicht en handhaving De eerder uitgebrachte cahiers zijn te verkrijgen bij: Directie Veiligheid Postbus 70012 3000 KP Rotterdam
[email protected]
De cahiers zijn ook te vinden op www.rotterdamveilig.nl
36
Deelgemeentelijke Organisatie Sluitende Aanpak (DOSA) Om jongeren met meervoudige problematiek goed te kunnen helpen, heeft de gemeente Rotterdam een sluitende aanpak ontwikkeld. De Deelgemeentelijke Organisatie Sluitende Aanpak (DOSA) helpt deze jongeren bij het vinden van de juiste hulpinstanties, organiseert soms hulp en gaat na of er succes is geboekt. Ook verbindt DOSA de betrokken instanties met elkaar. De regie bij DOSA is in handen van een DOSA-regisseur. Rotterdam telt 14 DOSA-regisseurs, voor iedere deelgemeente één, inclusief een algemene DOSA-regisseur. De regisseur is de spin in het web: hij signaleert, registreert, coördineert, stemt af met partners, houdt contact en monitort de gemaakte afspraken. De regisseur is het centrale meldpunt, bij wie alle signalen over risicojongeren binnenkomen. Deze signalen bespreekt hij vervolgens met de betrokken instanties en hij onderneemt actie. Van de jongeren die bij de regisseur worden aangemeld, houdt hij een registratie bij en geeft hij aan wat het te volgen traject is. De regisseur werkt nauw samen met verschillende organisaties en partijen, zoals scholen, jongerenwerk, maatschappelijk werk, Jeugdzorg, politie en justitie. De regisseur zorgt ervoor dat jongeren snel en vloeiend worden overgedragen van de ene naar de andere instantie. Dat betekent maatwerkoplossingen in complexe situaties, sturen op resultaten en ingrijpen als resultaten inblijven.
Dit cahier beschrijft de DOSA-aanpak, mede aan de hand van interviews met DOSA-regisseurs en direct betrokken medewerkers van verschillende organisaties.