VIERENZESTIGSTE
VERSLAG DER
Handelingen van het Frieseh Genootschap VAN
GESCHIED-, OUDHEID- EN TAALKUNDE TE LEEUWARDEN, over het j a a r
1891—1892,
uitgebracht in de vergadering van den A Oct. 1892.
Mijne lieer en! Ter voldoening aan art. 23 der wet heb ik de eer verslag uit te brengen van de Handelingen en den toestand van het Genootschap over het afgeloopen jaar. I. Evenals andere jaren mocht het Genootschap zich over talrijke blijken van hoog gewaardeerde belangstellingverheugen. In de eerste plaats heb ik het voorrecht in herinnering te brengen het hoogstvereerend bezoek aan het Museum van H.H. M.M. de Koninginnen, tijdens H. D. verblijf in deze stad. 11
138 Op de buitengewone vergadering van 21 April werd, namens het Bestuur, door den Heer Mr. W. B. S. Boeles medegedeeld, dat het nieuw gedeelte van het Museum-gebouw, waarvan den 25sten April 1891 de eerste steen was gelegd, voltooid was en in het begin van den zomer zou kunnen geopend worden, en dat, bij die gelegenheid in de nieuwe Schilderijzaal eene Tentoonstelling van schilderstukken van hedendaagsche meesters zou worden gehouden, waartoe aan het Bestuur, door eenige leden van het Genootschap , welwillende medewerking was toegezegd. Tevens zouden, in de Middenzaal, een aantal prenten en etsen van Priesche graveurs worden tentoongesteld uit de prentenverzameling, in het bezit van het Genootschap. Aan dit plan werd gevolg gegeven, en toen intusschen bij het Bestuur het bericht was ontvangen, dat tijdens het verblijf van H.H. M.M. alhier, ook het Museum door de Koninginnen met een bezoek zou worden vereerd, werd de opening dier Tentoonstelling op den dag van dat bezoek bepaald, dat den 19 Juni, 'svoormiddags na elf uur, zou plaats hebben. Ter audiëntie, die H. M. de Koningin-Regentes goed vond den 17den Juni te verleenen aan corporaties en commissiën, werd het Genootschap vertegenwoordigd door den Heer Voorzitter Mr. J. Dirks, den Heer Jhr. Mr. F. J. J. van Eijsinga en den Secretaris, waarbij de Voorzitter een kort woord richtte tot H. M. om het Friesch Genootschap in H. D. belangstelling en welwillendheid aan te bevelen. Op den genoemden, voor het bezoek bepaalden tijd, kwamen de Vorstinnen met aanzienlijk gevolg in het Museum. De hooge Bezoeksters werden verwelkomd door den Voorzitter, die daarop de overige leden van het Bestuur aan H.H. M.M. voorstelde, en met den Heer Jhr. Mr. F . J. J.
139 van Eijsinga en gevolgd door de overige aanwezigen, H. D. begeleidde door de verschillende zalen. Hier werd , voor zoover het de kortheid des tijds gedoogde, het een en ander met belangstelling bezichtigd. Intusschen hadden zich de leden, die schilderstukken. in hun bezit, tijdelijk voor de Tentoonstelling hadden afgestaan, op uitnoodiging van het Bestuur, in de Schilderijzaal verzameld, en werden daar aan H.H. M.M. voorgesteld. Alvorens, na een bezoek van ruim een half uur, het gebouw te verlaten, schreven de Koninginnen Hare namen in het voor bezoekers van het Museum bestemde boek, tot eene blijvende herinnering aan deze gebeurtenis. Eenige dagen hierna richtte het Bestuur een adres van dankbetuiging aan H. M. de Koningin-Regentes, voor de hooge eer van H. D. bezoek aan het Museum, en deed tevens het eerbiedig verzoek aan H. M., om den titel van Beschermvrouw van het Friesch Genootschap van Geschied-, Oudheid- en Taalkunde te willen aanvaarden. Hierop werd het heuglijk bericht ontvangen, dat de KoninginRegentes met genoegen het Museum had bezocht en had kunnen goedvinden als B e s c h e r m v r o u w van het Genootschap op te treden. II, Den 19den Juni was dus het nieuw gestichte Museum-gebouw en de Tentoonstelling op de luisterrijkste wijze geopend. Hier is het de plaats om, met dankzegging voor hunne mildheid, de namen te vermelden van hen die de uitbreiding van het Museum hebben mogelijk gemaakt, en op grond van hunne bijdragen van ƒ 250.— of daarboven, als Oprichters van het Museum zijn erkend. Het zijn de Heeren:
140 P. J. Suringar, Jhr. Mr. F. J. J. van Eijsinga, te Leeuwarden; Mr. A. Looxma IJpey, te Rijperkerk; Jhr. Mr. C. van Eijsinga, te Leeuwarden; D. H. Andreæ, Mr. A. J. Andreæ, te Kollum; J. Bieruma Oosting, te Oranjewoud ; Jhr. Mr. J. A. A. van Panhuijs, te Groningen; Mr. P. D. Kijmmell, te Leeuwarden; Jhr. A. Lycklama à Mjeholt, te Wiesbaden; Jhr. Mr. W. O. A. Alberda van Ekenstein, te Groningen; Mr. W. M. baron du Tour van Bellinchave, te 's Gravenhage; Mr. B. F . W. van Brucken Fook, te Middelburg; Jhr. Mr. T. E. J. van Eijsinga, te Rotterdam; F. IJpey, te Venloo; Mr. J. baron van der Feltz, te Twello; R. baron van Lijnden, te 's Gravenhage; Mr, J. J. Bolman, te Bergum; Het Bestuur van het Dr. Popta-Gasthuis, te Marssum; Mr. J. Dirks, T. Gratama, Jhr. Mr. A. E. van Boelens van Eijsinga, te Leeuwarden ; P. Lycklama à KTijeholt, te Rotterdam; Jhr. Dr. D. H. Waubert de Puiseau, te Wiesbaden. Bovendien werden nog onderscheiden belangrijke giften ontvangen, welke met een groot aantal kleinere bijdragen, samen de aanzienlijke som van ƒ 13337,75 uitmaken. Tot dekking der nog ontbrekende gelden voor de uitbreiding van het Museum, werd voorts op de algemeene Vergadering, den 6 October 1891 gehouden, aan het B e stuur machtiging verleend om, in den loop van dit jaar, eene hypotheek te vestigen op de gebouwen van het Genootschap, tot een bedrag van hoogstens ƒ20,000. Het nieuwe gebouw, dat thans dus is voltooid, bestaat uit drie ruime zalen, waarvan de benedenste is ingericht tot bibliotheekzaal, de middelste tot prentenkabinet, de bovenste, de sierlijkste en best verlichte van alle, tot schilderijzaal. Het geheel voldoet, zoowel in- als uitwendig, alleszins aan de vereischten. Daarvoor komt hulde en dank
141 toe aan de verschillende commissiën en deskundigen, die hun krachtigen steun en medewerking wilden verleenen aan het Bestuur, om de noodig geworden uitbreiding voor te bereiden en te voltooien. De financieele commissie bestond uit de Heeren: Mr. W. J. van Weideren baron Rengers, P. J. Suringar, G. Gratama, T. Gratama, Mr. A. E. van Boelens van Ejjsinga, Mr. A. J. Andreæ en P . Lycklama à Mjeholt. Tot de bouwkundige commissie behoorden verseheiden leden van het Bestuur en de Heer S. J. Vermaes, Hoofdingenieur van den Provincialen Waterstaat alhier. Architecten waren de Heeren: J. D. Bruns, H. H. Kramer en J. D. van der Weide alhier, die met de meeste nauwgezetheid en toewijding de opgenomen taak hebben volbracht. De leden, door wier onbekrompenheid, boven lof verheven, het Bestuur tot het houden der vroeger vermelde Tentoonstelling werd in staat gesteld, waren: de Heer P. J. Suringar, die ongeveer zestig schilderstukken tijdelijk voor dit doel afstond; Mejuffrouw Gr. H. Matthijssen, die eveneens een groot aantal doeken zond en bovendien den leden van het Bestuur, die op zich genomen hadden voor het in orde brengen der Tentoonstelling zorg te zullen dragen , met de meeste bereidwilligheid, tot verwezenlijking van dit plan, met raad en daad bijstond. Voorts de Heeren: T. Gratama, Gf. Gratama, Mr. Hor. Albarda, Mr. W. J. van Weideren baron Rengers, alhier, en Mr. R. baron van Harinxma thoe Slooten, te Beetsterzwaag. Ruim eene maand bleef de Tentoonstelling geopend, voor leden van het Genootschap gratis, voor niet-leden aanvankelijk tegen een entree van ƒ 1 . — , later tegen verlaagde entree, terwijl door het Bestuur de deelnemers aan de in-
142 schrijving voor de kosten van het nieuwe gebouw, door middel van circulaires werden uitgenoodigd, dit thans te komen bezichtigen. Allen, die de gelegenheid waarnamen om deze even kostbare als zeldzame verzameling kunstwerken te bezichtigen , waren ten hoogste voldaan over hetgeen zij te genieten kregen. In zooverre mochten dus inzenders en bestuursleden , die zich zooveel moeite en opofferingen getroost hadden, om tot het welslagen dezer zaak mede te werken, de aangename voldoening smaken, dat hunne pogingen met een goeden uitslag waren bekroond. De bibliotheek van het Genootschap werd verrijkt met fraaie boekgeschenken van den Heer P. J. Suringar, o. a. eene geïllustreerde editie van Ariosto, eene van Ovidius, het uitverkocht Angelsaksisch Woordenboek van Bosworth enz. Verder door een belangrijk geschenk van kostbare boeken uit de nagelaten boekenschat van wijlen ons medelid , den Heer Mr. J. J. Bolman, te Bergum overleden, door de erfgenamen aan het Genootschap vereerd. Hieronder verdienen vooral vermeld te worden een volledig stel der werken van Schliemann en eenige Duitsche geïllustreerde werken over Kunstgeschiedenis. De Heer Mr. N. H. van Nes van Meerkerk schonk voor de bibliotheek een exemplaar van Vorsterman van Oyen's Stamen Wapenboek van aanzienlijke Geslachten, Groningen 1883. Op verzoek van het Bestuur om eenige gipsafgietsels te mogen ontvangen van de Rijkscommissie voor de vervaardiging en reproductie van kunstvoorwerpen te Amsterdam, werd door Z.E. den Minister van Binnenlandsohe Zaken gunstig beschikt. Deze gipsafgietsels zijn bereids ontvangen en zullen eerlang op eene geschikte plaats in het Museum worden tentoongesteld,
143 Eindelijk dient hier nog vermeld te worden de ontvangst van een Tellurium, geschenk van de Erven van wijlen den Heer A. J. Bokma te Workum, en van twee schilderstukken van wijlen den kunstschilder den Heer C. Wester, geschonken door de Heeren H. W. en J. Gf. Wester alhier. III. Op de algemeene Vergadering van 6 October, boven reeds vermeld, werden de aftredende leden van het Bestuur, Mr. W. B. S. Boeles, C. H. F . A. Corbelijn Battaerd en Dr. F. Gr. Slothouwer, met bijna algemeene stemmen herkozen en verklaarden zich bereid die benoeming te aanvaarden. Den 26sten Februari van dit jaar trof het Genootschap en het Bestuur een gevoelig verlies. Dr. F. Gf. Slothouwer, sedert vele jaren lid en secretaris van het Genootschap, werd na eene korte ongesteldheid uit ons midden weggenomen. Bij zijne begrafenis, door de meeste leden van het Bestuur bijgewoond, hield ons medelid de Heer Gr. H. van Borssum Waalkes eene indrukwekkende toespraak, waarin Z. Eerw. hulde bracht aan des secretaris verdiensten jegens het Friesch Genootschap. Kort daarna, op de volgende Winteravond-bijeenkomst, gehouden den lOden Maart, wijdde onze voorzitter, Mr. J. Dirks, een hartelijk woord aan de nagedachtenis van den overledene. Hij sprak bij die gelegenheid het volgende: DMijne Heeren, Geachte Medeleden! Na de voorlezing der notulen onzer laatst gehouden Winteravond-vergadering heb ik opzettelijk niet de gewone rondvraag gedaan , of een der aanwezigen ook opmerkingen had over het voorgelezen verslag. Ik deed zulks uit piëteit voor de nagedachtenis van hem, die reeds ongesteld,
iU niet meer bij machte was ze zelf te schrijven maar ze dicteerde. Het was het laatste werk van onzen secretaris Dr. F. GL Slothouwer, vier dagen vóór zijn overlijden, dat op Vrijdag 26 Februari 1892, ons zóó onverwacht en daardoor des te dieper trof. Maar niet alleen ons, leden van het Friesch Genootschap, maar allen die hem gekend hebben. Hetzij toch op het Gymnasium, hetzij in ons midden, hetzij in de gezellige kringen, waaraan hij zoo gaarne deelnam, overal zal men den man missen, die niettegenstaande zijn zwak lichaam, door uitstekend, grondig, boeiend onderwijs, door zijn degelijke, uit verschillende bronnen geputte voorlezingen, zijn nauwkeurige verslagen, zijn geestig, gezellig onderhoud èn leerlingen èn medeleden on vrienden wist te boeien. Vooral in de laatste maanden, toen er zooveel correspondentie was, ter zake den opbouw van het nieuw Museum, zooveel aan het secretariaat vreemde arbeid, heeft het Bestuur de werkzaamheid van zijnen secretaris leeren kennen en waardeeren. Sedert 15 November 1883 stond hij ons onvermoeid ter zijde. Het is onnoodig hier ter plaatse zijnen arbeid voor U te ontvouwen. Slaat de Verslagen van de jaren 1883 tot 1891, die in uwe handen zijn op, ziet de afleveringen van De Vrije Fries, in dien tijd in het licht verschenen in, en zijn werk ligt voor U. Dit en zoovele andere, elders door hem in het licht gegeven stukken, getuigen van zijne groote werkzaamheid. Dankbare hulde zij hem, ook dezerzijds, daarvoor toegebracht. Van die hulde getuigde de algemeene deelneming , de talrijke stoet, die zijn lijk grafwaarts bracht, en de schoone, hartelijke toespraken bij zijne geopende groeve. Ook wij, Mijne heeren medeleden, kunnen hem hier ter plaatse nogmaals eene stille hulde brengen. Laat ons een
J .45 oogenblik van onze zitplaatsen opstaan en bij ons zelven zeggen: Sit illi terra levis, Requiescat in pace! Zacht en in Vrede ruste hij." Allen rezen op en gedachten in stilte, diep getroffen door de woorden des voorzitters, den waardigen Dr. F. O. Slothouwer. Hier zij nog vermeld, dat van de bevoegde hand van den Heer Mr. W. B. S. Boeles, lange jaren zijn medebestuurder en vriend, een meer uitvoerig levensbericht van den door ons allen zoo diep betreurden secretaris zal worden uitgegeven, in de berichten van de Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde te Leiden. Op de buitengewone Vergadering, waarvan mede reeds boven sprake was, gehouden 21 April 1892, werd op voorstel van het Bestuur besloten eene wetsverandermg te maken, en art. 13 aldus te lezen: Het Bestuur van het Genootschap bestaat uit: een voorzitter, vier medebestuurders enz., zoodat nu, behalve een nieuw bestuurslid, die belast zou worden met het secretariaat, nog twee nieuwe bestuursleden zouden worden benoemd, wier optreden, blijkens de toelichting door den voorzitter gegeven, voor de zorg voor het Museum, tengevolge van de groote uitbreiding, welke de geologische en anthropologische verzamelingen , alsmede de schilderijen-verzameling hadden gekregen, noodig was geworden. Tot bestuurders werden. gekozen de Heeren Mr. W. A. van Sloterdijck, Dr. J. Ariëns Kappers en Dr. W. F . H. Coenen, de laatste om de functie van. secretaris op zich te nemen. Alle drie waren afwezig en werden door den waarnemenden secretaris, den Heer G. H. van Borssum Waalkes, met die benoeming in kennis
14-6 gesteld, welke door hen allen, met dankbetuiging aan het Bestuur en de Vergadering, voor het in hen gestelde vertrouwen, volgaarne werd aangenomen en aanvaard, nadat zij in eene vergadering van het Bestuur, op 30 April, door den voorzitter met eene hartelijke toespraak waren geïnstalleerd. De Heer Mr. A. Looxma IJpey, die verscheidene maanden reeds door ongesteldheid was verhinderd geworden de bestuursvergaderingen bij te wonen, was in den laatsten tijd niet meer in staat de functiën van penningmeester waar te nemen. In de laatste week van Juni werd hiervan aan den voorzitter kennis gegeven, die het beheer der geldmiddelen sedert op zich heeft genomen. IV. Door het Genootschap werden uitgegeven het 63ste Jaarverslag met de lijst der leden en der voorwerpen, die in het jaar 1890/91 aan het Genootschap werden geschonken, in bruikleen gegeven of aangekocht, alsmede het zesde deel van De Vrije Fries, afl. 1 en 2. V. De gewone jaarlijksche Vergadering, welke plaats had den 6den October 1891, werd bijgewoond door 21 leden. Wat de werkzaamheden aangaat, op die vergadering verricht, deze werden boven, op hare plaats, vermeld. Alleen is hier nog bij te voegen dat eene wetswijziging Averd aangenomen , toegelicht door den Heer Jhr. Mr. F. J. J. van Eijsinga, waarbij aan het Bestuur werd opgedragen om Dames tot Donatrices te benoemen, die tegen eene contributie van 3 gulden jaarlijks, vrijen toegang tot het Museum en een exemplaar van het jaarlijksch verslag erlangen. Ten slotte trad daar op de Heer J. Hogeman, van Slagharen, met eenige mededeelingen omtrent de Conscriptio Exulum
1.47
van Hotze Aecsma, deken van Bolsward en pastoor te Wolsum, doch na 1580 te Noorddijk bij Groningen. Spreker toonde met eenige tot nog toe onbekende feiten aan, dat die lijst alles behalve volledig is, en gaf de redenen daarvan tevens op. Op de buitengewone algemeene Yergadering, gehouden den 21 April, waren tegenwoordig 11 leden. Wat op deze vergadering verricht en besproken is, werd mede in het bovenstaande reeds vermeld. De winteravond-bijeenkomsten werden gehouden in de maanden November en December 1891, Januari, Februari en Maart 1892. Het aantal leden en gasten, dat deze lezingen bijwoonde, was respectievelijk: 39, 4 1 , 2 5 , 3 3 , 2 8 . Op de eerste winteravond-bijeenkomst op Donderdag 19 November 1891, trad als Spreker op Dr. L. H. Wagenaar te Leeuwarden, die het vervolg gaf van zijne in het vorige jaar gehouden lezing en bepaaldelijk het leven van Willem Lodewijk, in het tijdperk van Leicesters verblijf hier te lande, van 1585 tot 1587. Het jaar 1585 begon met moeiehjkheden, namelijk met een twist over de magistraatsbestelling in de steden, die bevreesd waren, dat, wanneer de Gedeputeerden met den Stadhouder, en niet het Hof, zooals tot nu toe het geval was, deze bezorgden, zij geheel onder den invloed van het platteland zouden geraken. De twist eindigde daarmede dat de steden de magistraatsbestelling aan zich behielden, terwijl in Leeuwarden, voor dit jaar, de overheidspersonen aanbleven. Wat de krijgsbedrijven aanging werd in dit jaar het sterke fort Slijkenburg genomen, evenals Oldemerkt, en een vergeefsche aanval op Groningen beproefd. Kon Willem Lodewijk met eenige voldoening op zijne krijgsbedrijven terugzien, leed deed het hem dat juist in dezen tijd zijne speelnooten, de
148 beide jonge graven van den Berg, de zaak van den opstand verlieten en zich weder bij Spanje aansloten. Den 17den Juni werd de Franeker Academie geopend. Tot de oprichting dezer School werden de opbrengsten der kloostergoederen bestemd. Dat Franeker boven Leeuwarden werd verkozen, daarvan was de reden gelegen in den afkeer der Gedeputeerden van den invloed der Hofpartij. In tegenwoordigheid van vele aanzienlijken des lands geopend, werden hare leerstoelen door beroemde mannen ingenomen, o. a. door: Lubbertus, Martinus Lydius,'Petrejus Tiara en anderen. Alle moesten zijn mannen van de ware leer en den Heidelbergschen Katechismus onderteekenen, zoodat Leiden en Franeker, naast Heidelberg, de calvinistische scholen werden. Het Kruizenbroedersklooster werd haar als verblijfplaats toegewezen. Toen Antwerpen was gevallen in de handen van den vijand, ontstond moedeloosheid, doch nu verscheen hulp van Koningin Elisabeth, die wel de haar aangeboden souvereiniteit over deze landen weigerde, maar Leicester zond. Willem Lodewijk werd door de Staten-Generaal uitgenoodigd om, met Maurits en Brederode, den Graaf te Vlissingen te ontvangen. Na eerst nog het huwelijk van Frederik Verwou te hebben bijgewoond, vertrok hij naar den Haag. De intocht van den Graaf in Zeeland was prachtig. Het volk was uitgelaten en deze geestdrift sloeg over op de Staten-Generaal, die den misslag begingen van hem de souvereiniteit op te dragen. Leicester, niet willende loopen aan den leiband der Staten, sloot zich meer en meer bij het volk aan. Middelerwijl was de vorst ingevallen, de moerassen geraakten bevroren, waarvan de vijand gebruik maakte om een inval in Friesland te doen. Den 23 Januari 1586 trok Taxis door de wouden Westergo binnen
14,9
en rukte moordend en plunderend naar het Noorden. Het rijke Bildt was hun doel, doch bij Boxum kwam het tot een slag, waar wel de vijand overwon doch niet lang daarna aftrok. Waar was toen Willem Lodewijk? Na de ontvangst van Leicester was hij van den Haag naar Enkhuizen gesneld, vond daar de zee bevroren, doch liet zich, alle gevaren trotseerende, met een ijsschuit naar Stavoren brengen. Aan den vooravond van het aftrekken van den vijand kwam hij te Leeuwarden aan. Toen heerschte een sterke mist, waarop regen volgde, die den vijand deed heengaan. Hierin zag het volk de hulp Gods, die, nu een Nassau op Prieslands bodem verscheen, Zijn bijstand niet weigerde. Op den duur begonnen aan het volk de jammeren des oorlogs te mishagen. De Calvinisten en den oorlog begon men te haten. Yerdugo wilde voorloopig dezen staken, totdat beide partijen beter gewapend zouden zijn, doch Willem Lodewijk weigerde iederen wapenstilstand. Hij wist het volk te bemoedigen. Troepen werden in dienst genomen, schansen opgericht en de binnenschepen scherp gevisiteerd. En toen de Paasehzon het ijs deed dooien, verdween alle moedeloosheid. Doch spoedig daarna kreeg de algemeene welvaart een knak. Voor landverraad toch gold het den vijand te spijzigen; ook Leicester was van dit gevoelen en daarom werd in April gelast, dat Friesland zijn boter en kaas niet meer zou uitvoeren, zelfs niet naar Embden. Toen de souvereiniteit aan Leicester was opgedragen, hadden Prieslands afgevaardigden slechts voorwaardelijk daarin toegestemd, en toen zij aarzelend teekenden, had men hun reversalen gegeven. Op den Landdag, die in het begin dezes jaars werd gehouden, wilden zij deze stukken overleggen. Sommigen eischten nu dat ze volkomen zouden worden vernietigd en slechts in
450 beperkten zin de souvereiniteit aan Leicester zou worden gegeven. In dien geest werd aan de nieuwe afgevaardigden een lastbrief gegeven en tevens hun gelast er op aan te dringen, dat de verbodsbepalingen op den uitvoer zouden worden opgeheven. Voor den nazomer werd een veldtocht voorbereid. De monstering had plaats te Dokkum en Willem Lodewijk oefende toen voor het eerst zijne soldaten op eene geheel nieuwe wijze te Leeuwarden, die later door Maurits is voltooid. Evenwel gebeurde er dit jaar niet veel bijzonders meer op het oorlogsterrein, behalve dat Doesburg door onzen held werd genomen. Een tweede en derde Landdag hadden er plaats. Men verklaarde zich daar tot alle belastingen bereid, indien slechts de boterhandel op Hamburg werd toegestaan. Middelerwijl had Leicester de Staten-Generaal naar huis gezonden, om van hunne committenten nieuwe geldsommen te vragen en invoering van de kerkorde, die door de Algemeene Synode, welke in dit jaar op last van Leicester in den Haag was gehouden, vastgesteld was, te verzoeken. Toen kregen de Priesche afgevaardigden van den Landdag den uitdrukkelijken last om hem de administratie der domeinen, die men hem nog steeds had geweigerd, over te dragen. Maar het bestuur der kloostergoederen hielden Prieslands Staten aan zich. Wederom kwam de boterkwestie ter sprake. En opmerkelijk is dat men besloot het tractement van Leicester zelven te betalen uit de opbrengst van de imposten der Engelsche lakens. Op den vierden Landdag, die dit jaar werd gehouden, onstond een hevige strijd: Leicester bleef voor zich de administratie der kloostergoederen eischen. Een machtige partij was daarvoor, dezelfde, die meerdere centralisatie in het bestuur wilde hebben. Daartoe behoorden vooral de gereformeerde predikanten. Een der heftigste
151 voorvechters was Hessel van Aysma, die zich den titel gaf van President van Friesland. Willem Lodewijk plaatste zich boven de partijen en trachtte den twist te breidelen. Doch nu schreven de Engelsch-gezinden een Landdag uit te Dokkum, waar besloten werd de souvereiniteit aan Blisabeth aan te bieden, en afgevaardigden daartoe werden benoemd. Willem Lodewijk keurde dit niet af, maar ried dat hunne afgevaardigden zich zouden voegen bij die der Staten-Generaal, die een dergelijk besluit hadden genomen. In Engeland werden zij goed ontvangen, zoowel door Elisabeth als door Leicester. Doch nog voor dat Leicester was teruggekomen waren Deventer en de schans bij Zuthphen door Stanley en York aan den vijand verraden. Het wantrouwen, hierdoor tegen Leicester opgewekt, maakte, dat men aan Maurits eene buitengewone macht opdroeg. Na zijn terugkomst barstte een hevige strijd uit tusschen Leicester en de Staten, vooral die van Holland, welke, onder leiding van Oldenbarneveld er steeds op uit waren zijne macht te besnoeien. Het volk en de predikanten waren op Leicesters hand, vooral kozen de classes van Dokkum en Leeuwarden voor hem partij, doch Willem Lodewijk keurde dit af. «Predikanten hadden zich niet met Staatszaken in te laten" ; waartegen deze eene krachtige polemische apologie schreven. Tegen de gewoonte in werd door Leicester, buiten den Stadhouder en de Gedeputeerden om, een Landdag uitgeschreven. Met deze wederrechtelijke daad liep zijn bestuur spoedig ten einde, vooral toen het ruchtbaar werd dat hij in last had, om onderhandelingen met den vijand aan te knoopen. Zijne aanslagen op verscheidene steden in Holland mislukten, en toen hij naar Friesland wilde oversteken om den Landdag bij te wonen, en bij het huwelijk van Willem Lodelijk met Anna, dochter
15van Willem van Oranje, tegenwoordig te zijn, werd hem te kennen gegeven, dat men zijne overkomst niet wenschte. Hessel van Aysma, zijn handlanger, werd als President van den Hove afgezet en gevangen genomen. Langzamerhand bloedde zijne partij dood. Hiermede eindigde Spreker zijne rede, bij wier aanvang hij uit piëteit het overlijden van zijn oom D. Hansma had herdacht, die gedurende heel zijn leven de belangen van het Genootschap had bevorderd. Door den voorzitter Mr. J. Dirks werd hem namens de vergadering dank gebracht voor zijne schoone rede. Voor de tweede winteravond-bijeenkomst op 23 December , had Dr. G. M. Slothouwer, uit Rotterdam, de spreekbeurt op zich genomen. Naar aanleiding van het werk van Dr. Ottocar Weber, getiteld »der Priede von Utrecht", in 1891 verschenen, hield Spreker eene voordracht over het Einde der Grootheid van de Republiek. Zonder nauwkeurig den loop der onderhandelingen te volgen, deelde Spr. het een en ander mede uit de correspondenties der verscheiden betrokken Staatslieden, die uit verschillende archieven afkomstig, door Weber nog niet waren gebruikt. Deze toch had meer de stukken der officieele onderhandelaars bestudeerd in de archieven van Parijs, Weenen, Londen en den Haag. Engeland en Frankrijk waren door de geheime onderhandelingen in 1711 het vrijwel met elkaar eens geworden over de vredes-preliminairen. Daarop werd eerst aan de andere verbonden Mogendheden hiervan kennis gegeven en werden zij uitgenoodigd om deel te nemen aan het congres, dat te Utrecht zou worden gehouden. Nadat de voorwaarden, die men stelde, waren overge-
•153
reikt, bleek al spoedig, dat de Bondgenooten zoovele verschillende en tegenstrijdige belangen hadden, dat vooreerst de vrede niet waarschijnlijk werd. Vooral de Republiek verkeerde in moeielijke omstandigheden, omdat zij aan den eenen kant vrede noodig had, maar aan den anderen kant de door haar gestelde voorwaarden alleen door den Keizer van Duitschland ingewilligd kon verkrijgen, als de Republiek den oorlog wilde voortzetten. Engeland evenwel, dat op den besten voet met Frankrijk was, kon ons hare bemiddeling geven, mits wij onze eischen wat matigden, het assiento-traktaat gunden, en niet zulk eene groote Barrière verlangden. Jaloersch op Engelands invloed en haar succes, wilden onze Staatslieden, en vooral Slingelandt, niets van toenadering weten. Ook de veldtocht bracht geen uitkomst. Men had verwacht om door een flinke overwinning de Engelschen weer in den krijg te wikkelen, hun intimiteit met Frankrijk wat te doen verminderen, en zoo den Koning te dwingen onze voorstellen aan te nemen. In opgewondenheid maakte men allerlei plannen, die slechts tot een begin van uitvoering kwamen, omdat alles in duigen viel door de onwilligheid van het Engelsch Ministerie om mede te doen. Het gevolg was dan ook, dat de voortgang onzer wapenen, na de verovering van Quesnoy, werd gestuit door eene kleine nederlaag der bondgenooten, die niet, zooals altijd wordt voorgesteld, eene nederlaag was van de Nederlanders alleen, of door hunne schuld geleden. Met den veldtocht kon men dus zijn doel niet bereiken, want de verstandhouding tusschen Engeland en Frankrijk werd steeds beter en eindelijk hoorde men hier zelfs van een wapenstilstand , die de verontwaardiging der Staatslieden opwekte. In plaats van mede te gaan met het voorstel om dit voorbeeld te volgen, bracht men in de Republiek 12
154 den tijd door met elkaar de voor- en nadeelen te betwisten, zonder dat men aan onze G-eneraals durfde vragen, wat het beste was. Intusschen maakten de Fransehen veroveringen. Engeland en de kleinere Mogendheden gingen voort met Frankrijk tegemoet te komen. In plaats van Engeland te vriend te houden, verwijdert de Republiek zich meer en meer, b.v. door geheime stukken te publiceeren. Eindelijk komt men Engeland toch wat nader, staat twee van de groote eischen af, en wil men zich tevreden stellen met Doornik, wat te verkrijgen was, als men van Rijssel afzag. Daarover nu wordt onderhandeld, maar op eens komt er weer stilstand in den loop der zaken, door de zaak van den Oraaf van Eechteren, die nog verergerd wordt door zijn geheel eigenmachtige verdediging. Frankrijk wil niet meer onderhandelen met de Republiek. Daardoor nadert deze weer tot Engeland en laat zij zich niet van de wijs brengen door den Keizer, die de Mogendheden trachtte te dwingen achtereenvolgens en afzonderlijk vrede te sluiten. Daarna was de rol afgespeeld, die de Republiek als groote mogendheid had vervuld. De onderhandelingen, vroeger altijd door en in de Republiek gevoerd, waren tusschen Engeland en Frankrijk afgedaan, hoewel men zich hier nog had voorgesteld, dat alles in Utrecht was afgehandeld. De Republiek was niet machtig genoeg en had in het vervolg te weinig mannen van groote talenten om de positie vol te houden, die zij tot nog toe zoo schitterend had gehandhaafd. Aan het einde zijner rede gekomen werd den Spreker door den voorzitter dank betuigd voor zijne belangrijke en schoone verhandeling, waarmede de vergadering instemde. Als Spreker trad op de derde winteravond-bijeenkomst,
155 den 14 Jan. 1892, op Dr. Knappert, uit Dokkum. Het onderwerp zijner rede was: de godsdienst der Heidensche Friezen, zooals die blijkt uit het leven van den H. Ludgerus, eersten bisschop van Munster, beschreven door Altfridus, den tweeden opvolger van Liudger als bisschop van Munster, gestorven in 849. Hij schreef het bovenbedoeld werk in zijn laatste tien levensjaren en ontleende de bijzonderheden aan de mededeelingen van tijdgenooten, bloedverwanten en leerlingen van den Heilige. Liudger was een Fries van geboorte. Omstreeks 745 zag hij het levenslicht. Hij herinnert zich nog den martelaar Bonifacius, die in 755 werd vermoord. Hij zelf »reist tot God", zoo luidt de treffende uitdrukking in de oude levensberichten van dezen rondreizenden Evangelie-verkondiger, in 809. Liudgers werkzaamheid in Friesland valt na 775. Friesland was toen nog heidensch en Bonifacius' tocht daarheen wordt met de schrilste kleuren als gevaarlijk voor zijn leven afgeschilderd. Met het heidensche Friesland van die dagen wordt voornamelijk bedoeld het deel gelegen tusschen de Lauwers en het tegenwoordige Sleeswijk, in mindere mate komt dat tusschen het meer Flevo en de Lauwers in aanmerking, en slechts voor een klein deel het land gelegen tusschen het Zwin en het meer Flevo. In de dagen van Radboud I , die in 719 stierf, leefde in Friesland een edelman, genaamd Wursingus. Hij was onbekend met de leer der Drieënheid, maar toch was hij een steun der armen, een verdediger der verdrukten en rechtvaardig in het rechtspreken. Er wordt van hem gezegd dat bisschop Willebrord hem achtte om zijne trouw, dat hij algemeen geëerd en kuisch was. De deugden van Wursingus beschermen dezen echter niet tegen Eadbouds geweld, zoodat hij moest vluchten naar Grimaldus, Koning
156 der Franken, in wiens land hij gedoopt werd. Eerst na Radbouds dood komt Wursingus in zijn vaderland terug en treedt zijn jongste zoon Thiatgrimus in den echt met Liaf borg, en uit dit huwelijk werd de H. Liudgerus geboren. Eene mededeeling van de hoogste beteekenis omtrent den godsdienst der heidensehe Friezen is gelegen in het bericht van Altfridus, dat het leven van deze Liaf borg bij hare geboorte zoo ernstig bedreigd wordt. Hare grootmoeder was woedend dat zij alleen kleindochters en geen kleinzoon kreeg, daarom zond zij twee boden uit, die in last hadden , het kind, waarvan hare dochter bevallen moest, onmiddellijk na de geboorte te dooden, als het een meisje was. Die boden nu roofden Liaf borg en wierpen haar in een watervat, om haar te verdrinken, maar door goddelijke kracht houdt het kind zich boven water (»want", zegt Altfridus, »uit haar moesten twee bisschoppen geboren worden"), totdat eene buurvrouw toeschoot, die het kind aan de beulen ontrukte en naar hare woning bracht, waar zij het honig op de lippen legde en het daardoor voor alle gevaar om gedood te worden beveiligde, want een kind mocht niet gedood worden, als het eenig voedsel had gebruikt; voor dien tijd echter kon kindermoord in het heidensch Friesland, evenals bij alle Germaansche stammen, volgens aloud gebruik, straffeloos geschieden. Al spoedig openbaarde zich bij Liudger eene onweerstaanbare leerlust. Zijn vader Thiatgrimus vertrouwt zijne opvoeding toe aan Gregoiïus, opvolger van Bonifacius, en kort daarna begeeft hij zich in een klooster te Utrecht, waar hij zich zeer bemind maakte. Nadat Liudger Engeland had bezocht en eenigen tijd aan de Yorksche School onder den geleerden Alcuinus had vertoefd, zien wij hem hier te lande zijn arbeid aanvangen. Hij begaf zich naar
157 de heidensche Saksers aan de Usel, waar reeds vroeger het Evangelie was verkondigd, maar waar het zóó weinig aanhangers had, dat hij de daar gestichte kerken en kapellen verbrand vond. Liudger arbeidt er met vrucht, herbouwt de kerken, maar verlaat spoedig die streken, om in het eigenlijke Friesland, waar men nog het veelgodendom aanhing, op nieuw het Evangelie te gaan verkondigen. Van dit heerschende veelgodendom zijn eene menigte bewijzen aan te voeren: o. a. de geloftesteen aan Hludana gewijd, in 1888 in een terp bij Beetgum gevonden. Dat aan goden en godinnen tempels waren gewijd, lijdt mede geen twijfel, want Altfridus laat, waar hij van het veelgodendom in Friesland spreekt, onmiddellijk volgen, dat Liudger en de zijnen in de door hen verwoeste Friesche heiligdommen groote schatten buitmaakten, waarvan de Koning 2/s en de bisschop Albricus 1/3 ontving. Met lang had Liudger in Friesland vertoefd of bisschop Albricus benoemde hem tot doctor ecclesiae in Ostracho (Oostergoo) te Dokkum, waar hij vijf jaren bleef en eene kerk stichtte. Gedurende dien tijd gaf hij ook onderricht aan de Utrechtsche school. Met grooten lof gewaagt Altfridus van zijne werkzaamheid te Dokkum, waaraan een gewelddadig einde gemaakt werd , doordat Wittekind weder in opstand kwam en de Friezen ten noorden van het meer Flevo in dien opstand medegesleept werden. Deze eindigde met een volkomen nederlaag der Saksers, waarvan deze zich nooit hebben hersteld. "Verder blijkt uit Altfridus werk, dat er in de heidensche tempels godenbeelden werden gevonden, aanvankelijk van hout, later van goud en zilver, in de Friesche tempels vooral steenen beelden. Ook kwamen menschenoffers bij de Oude Germanen meermalen voor, en het is niet aan
158 te nemen dat de Friezen, die dezelfde goden als de andere Germanen vereerden, daarop eene uitzondering maakten, Wittekind nu wist de Friezen te bewegen om aan hunne oude goden weder te offeren en Liudger tegen dezen machtigen stroom niet opgewassen, ontslaat zijne volgelingen en begeeft zich naar Rome, waar hij in 782 aankwam. Hij had daar nog geen 3 jaren vertoefd toen hij naar zijn vaderland terugkeerde, gezonden door Karel den Groote. Zijn arbeidsveld lag nu ten oosten van de Lauwere en het tegenwoordige Groningen met het gebied bij Emden. Liudger arbeidde daar van 785 tot 793 en begaf zich toen op aansporen des Keizers naar Fosetesland, een eiland tusschen de Friezen en de Denen gelegen, ongetwijfeld het tegenwoordige Helgoland. Fosetesland ontleent zijn naam aan den god Foseta of Forseta, die nu eens gehouden wordt voor den zoon van Balder, soms ook vereenzelvigd wordt met Wodan. Altfridus zegt er van, dat hij niet was een onbekende, weinig gediende god, aan wiens dienst het eiland was gewijd, waar een groot aantal heiligdommen te zijner eere waren opgericht. Heilige bronnen zijn verder niet zeldzaam bij onze voorvaderen en het brengen van offers aan die bronnen duurde tot ver in de Middeleeuwen voort. Fosetesland was voor de Friesche en I^oorsche heidenen een gemeenschappelijke heilige plaats. Wittekind, die aan de verdelging van zijn legers ontkomen was, ondernam nogmaals een opstand, welke den arbeid van Liudger deed staken, maar niet voor langen tijd. Met de onderwerping van dezen Sakser kwam ook een einde aan het verzet der Friezen. Onze Liudger werd toen door Karel naar Sudergo gezonden, waar hij met vele medestanders ijverig werkte aan de bekeering der ruwe Saksers. Sudergo zou het tegenwoordige Westfalen zijn.
150
iSTa lang aarzelen nam Liudger zijne benoeming tot Bisschop aan. De hoofdzetel was Mimigerneford, het tegenwoordige Munster. De overgang van het heiden- tot het christendom werd door eenige tegemoetkomingen gemakkelijk gemaakt. Liudger stond in Keizer Karels gunst en werd nog begiftigd met de abdij van Leuze bij Doornik in Henegouwen. Hiermede eindigt het eerste boek van Altfridus. Er volgen nog twee, maar zij zijn minder belangrijk dan het eerste. De waarde van geschriften als het thans besprokene valt eerst dan in het oog, wanneer zij in verband worden beschouwd met andere gegevens. Zij spreken van mannenmoed , toewijding en geloofsovertuiging, maar zij wijzen ook op de godsdienstige voorstellingen en gebruiken onzer voorvaderen , een onderdeel van den godsdienst der Germanen. Met een hartelijk woord bedankte de voorzitter den Spreker voor zijne schoone rede en sloot daarmede de vergadering. Op de vierde avond-bijeenkomst, op Donderdag 11 Pebr. 1892, had de Heer T. J. Velstra de spreekbeurt op zich genomen. Op aangename wijze droeg hij twee door hem zelven keurig bewerkte novellen voor in de Priesche taal. Het eerste had tot titel: de Noren om en bij de stins fen Hessel Harmana, 876. Daarin schilderde hij hoe deze edelman, alleen met zijne dochter Prouck op zijne stins bij Minnertsga wonende, een Noorschen knaap Jarich, die alleen van een gestrand schip was gered geworden, had opgevoed. Tot volwassen leeftijd gekomen ontwikkelde zich bij Jarich groote genegenheid voor Prouck. Hij gaf haar een klein Noorsch zwaard ten geschenke, het eenigste erfdeel van zijn vaderland. Weinige jaren later vertoonden zich de Noormannen weder op de Priesche kust, en landden
1B0
bij Uitgange, het tegenwoordige Berlikum. Terstond trok Harmana tegen hen op, Frouck met eenige knechten op de stins achterlatende. Het lot van Jarich wekte de bezorgdheid op van Frouck, daar hij, nu hij tegen zijn stamgenooten zou strijden, op eene zware proef zou worden gesteld. Ook Harmana had daaraan gedacht, maar hem op zijne verzekering', dat hij zou strijden als een vrije Fries, om zoo de hand van Frouck waardig te worden, ten strijde laten gaan. Om Jarichs gangen te bespieden kleedde Frouck zich als een edelman en verliet de stins. De Noormannen bleven evenwel niet bij Uitgange, maar belegerden Harmana-burch, doch waren door de krachtige tegenweer niet in staat dezen in te nemen. Harmana daarvan verwittigd trok naar de stins terug, maar nu weken de Noormannen naar moerassiger streek, waar Harmana met zijne ruiters weinig kon uitrichten. Toen deze op de stins komende zijne dochter niet vond, koesterde hij achterdocht tegen Jarich, schreef haar vertrek aan zinnelooze plannen toe, voer tegen hem uit en joeg hem weg. Daarop wierp hij zich op de Noormannen met wie hij een bloedig gevecht aanving. Jarich door de bosschen van Westergoo dolende ontmoet Frouck en wil haar naar haar vaders woning terug brengen ; zij worden evenwel door twee Noormannen overvallen en Jarich wordt gedood met hetzelfde zwaard dat hij eenmaal aan Frouck had gegeven, maar dat nu een der Noormannen haar had ontrukt. Hier treft do Hoofdman der Noormannen Frouck aan, weenende bij het lijk van Jarich en herkent aan het zwaard en aan een teeken op de borst dat deze zijn zoon is. De Hoofdmannen van beide volken worden later beide nog in den strijd gewond, Harmana door een Noorsche pijl
161 en Eudolph door een Friesch zwaard. Deze laatste, doodelijk getroffen, legt nog voor hij sterft aan Harmana de verklaring af, dat Jarich zijn zoon was. De Friezen overwonnen , en een Friesch edelman Ifge Galama getuigde, dat de overwinning grootendeels aan het beleid van Jarich was te danken. Harmana's hart werd toen week en hij beklaagde zich dat hij Jarich zoo ruw had bejegend en liet hem bij de stins begraven. Een jaar later stierf Harmana aan de bekomen wonden en Frouck volgde hem spoedig in het graf. In Jonker Siceo en de werkstaking, gaf Spreker eene geestige beschrijving, en deed uitkomen hoe, door billijke verdeeling der loonen, naar maatstaf van het aandeel dat ieder in de voortbrenging had, de klove tusschen werkman, werkgever en landheer kon worden gedempt. De voorzitter was aller tolk toen hij den Spreker bedankte voor het genoegen dat hij dezen avond verschaft had. Op de vijfde avond-bijeenkomst, op Donderdag den 10 Maart, trad als Spreker op de Heer Mr. A. Ferf, van Heerenveen. Hij had tot onderwerp het Friesche Jachtreeht. De overleden secretaris had hem dit onderwerp aan de hand gedaan. Hoewel de rechtstudie der jacht dor is, wordt de jacht zelf hartstochtelijk uitgeoefend. Tot de komst der Romeinen was de jacht vrij. Zij legden eene heffing op, namelijk het leveren van de huiden der gevelde dieren. JSTa de invoering van het Christendom kwam het jachtrecht in handen van den Keizer en later (in de 10e eeuw) in die der geestelijkheid, hoewel dit recht aan deze door de graven van Holland en andere grooten werd betwist. Omstreeks het midden der 13e eeuw, toen in deze streken een potestaat met het hoogste gezag werd bekleed,
162 traden ook de grietmannen op. Deze moesten het jachtreoht handhaven, hetgeen zij echter weinig deden. De rechtspraak berustte bij den grietman, waardoor deze eene onbeperkte macht verkreeg, en de democratische geest verdween. De kloosters, die rijk geworden waren, traden tegen de grietmannen op, en zoo kreeg vaD lieverlede de geestelijkheid grooten invloed, die ook op het jachtrecht overging. Men mag dit althans aannemen, daar van 940 tot 1510 geen document bestaat, waarin over het jachtrecht gehandeld wordt. Het eerste stuk hieromtrent is van 1517, toen Karel van Gelre het jachtrecht in Friesland aan Karel Y verkocht. Van nu af komen vele plakkaten voor. Het jachtrecht werd beperkt, geregeld en om de vier jaren verpacht. De wildstand werd beschermd en straffen stonden op de overtreding van de verbodsbepalingen. Maximiliaan van Buren legde het eerst de grondslagen van het Friesche jachtrecht. Zijn opvolgers moesten de bepalingen dikwijls vernieuwen. In 1579 bepaalde de Graaf van Rennenberg het getal en de soort van honden, de wijze waarop het wild mocht worden gevangen, en in welke tijden van het jaar. Om de 4 , en later om de 3 jaren, mocht men niet jagen en was de verkoop van wild verboden. Na Rennenbergs afval kregen de Staten het jachtrecht. Zij gaven in 1591 de eerste ordonnantie. Maar onze vaderen bleven hunne vermeende rechten op prijs stellen. Daarom verschenen telkens tot in de 18e eeuw nieuwe ordonnantiën. In 1723 werd het jachtrecht gecodificeerd. Toen werd bepaald dat mochten jagen: 1°. de Heeren Staten en Gedeputeerden; 2°. de Heeren van het Hof; 3°. de edellieden , grietmannen en burgemeesters; 4°. de hoplieden, hoogere officieren en eigenerfden. Van 1 Februari tot 14
163 September, op Zon- en feestdagen en op de sneeuw mocht niet worden gejaagd. Op de klei zou om de drie jaren één vrij jaar wezen. Voorts gaf Spreker een overzicht van de proces-orde en de wijze waarop de vonnissen ten uitvoer gelegd zouden worden, de rechten en de plichten van den houtvester. De Stadhouder bekleedde deze betrekking. Hij had een luitenant tot plaatsvervanger en vier meesterknapen , die te zamen, met den fiscaal van het land, alle aanklachten en geschillen berechtten. Men vergaderde tweemaal per jaar. In 1767 bestond dit college uit Willem V, opperhoutvester, Jhr. Epo Sjuck van Burmania, luitenant, T. A. J. Heringa van Eysinga, Gr. F. baron thoe Schwartzenberg en Hohenlandsberg, Mr. Hermanus van Sloterdyck en Menno Coehoorn van Scheltinga, meesterknapen. —• Deze rede was doorweven met eigenaardige beschrijvingen van de jacht op heren en herten en mededeelingen van anecdoten en legenden. Zij werd met groote belangstelling aangehoord en de voorzitter bracht den Spreker eene welverdiende hulde. Uit het Museum waren eenige voorwerpen tot opluistering ten toon gesteld, onder meer een geelkoperen jachthoren, ten geschenke ontvangen van de Erven van Jhr. Baerd van Sminia. VI. Wat de geldmiddelen aangaat is te vermelden dat de Rekening en Verantwoording over het afgeloopen jaar sluit met ƒ 5112.32, in ontvangst en uitgaaf. VII. Tot buitengewone leden zijn benoemd de Heeren: Mr. I. Telting, te 's Gravenhage; Johan Winkler, te Haarlem ; Prof. Dr. Zangemeister, te Heidelberg; J. H. Hessels, te Cambridge en Vicomte B. de Jonghe, te Brussel. Tot gewone leden de Heeren : Mr. S. A. Vening Meinesz,
Kii
Dr. F. A. Stoett, Mr. J. Simon van der Aa, A. E. Bierman, te Amsterdam; Mr. J. D. van der Plaats, Mr. J. M. van Hettinga Tromp, L. van der Heide, J. van Andel, J. Wenning, te Leeuwarden; Mr. L. van Hasselt, te Zwolle; W. K. F. Zwierzina , te Holwerd; Jhr. H. M. Speelman, te Harlingen; L. Overman, te 's Gravenhage ; J. Sehulman, te Amersfoort; J. Politiek, te Oudewater ; G. N. Dudok de Witt, te Breukelen; A. J. Winkler, te Haarlem ; J. Tigler Wijbrandi, te Utrecht. In den loop van dit jaar bedankten voor hun lidmaatschap de Heeren: F. de Boer, te Sneek; R. Cremer, te Hempens; Mr. Chr. M. Dozy, te Leiden; H. M. T. van Erp, Mr. J. G. Peeting, te Leeuwarden; D. W. L. Offerhaus, te Noordwolde; Jhr. M. A. Snoeck, te Hintham ; W. Terpstra, te Akkrum; L. C. J. P. de Bourbon, te Deventer. Overleden zijn, van de buitengewone leden de Heer Mr. J. de Wal, oud-hoogleeraar te Arnhem, en van de gewone leden de Heeren: Mr. W. J. baron d'Ablaing van Giesenburg, te 's Gravenhage; Mr. J. J. Bolman, te Bergum; T. S. Feenstra, te Sneek; G. Jongsma, te Rinsumageest; Dr. F. G. Slothouwer, Mr. E. Koning, te Leeuwarden; Mr. D. Wouters, te Arnhem; R. E. van der Loeff, teMakkinga. Het Genootschap telde op het eind van het genootschapsjaar: 4 eereleden, 64 buitengewone leden, 453 gewone leden. 521 samen. De Secretaris, W. F. H. COENEN.
Het Bestuur bestaat thans, 1892, uit de volgende leden, de Heeren: Mr. J. DIRKS, Eere-Voorzitter; Mr. W. B. S. BOELES, Voorzitter en Bibliothecaris; Jhr. Mr. F. J. J. VAN EIJSIFGA; Ds. G. H. VAN BOESSUM WAALKES; Mr. W. A. VAN SLOTERDIJCK; Dr. J. ARIËRS KAPPERS; Mr. A. J. AKDREÆ; C. H. F. A. CORBELIJN BATTAERD, Conservator; Dr. W. F. H. COENEN, Secretaris; H. BEUCKER ANDREÆ, Penningmeester. De vergaderingen van het Bestuur worden gehouden eiken Zaterdagnamiddag te twee uur in het gebouw van het Genootschap (Koningstraat).
ALPÏÏABETISCHE NAAMLIJST DER
Honoraire-, Buitengewone- en G e n e Leden VAN HET
FRIESCH
GENOOTSCHAP
van Geschied-, Oudheid- en Taalkunde. October 1892.
Beschermvrouw: Hare Majesteit E M M A , Koningin - Weduwe, Regentes van het Koninkrijk,
Eereleden. Z, K. H. Carl Alexander, Groothertog van SaxenWeimar-Eisenach, Z, D. H. Wilhelm Adolph Maximilian Carl, Prins zu Wied, te Neuwied. Reenen, Jhr. Mr. Gr. O. J. Van Dirks, Mr. J.
's Gravenhage. Leeuwarden.
Buitengewone Leden. Acquoy, Dr. J. O. R. Albarda, Mr. W. Barack, Dr. Bartels, Dr. Beaufort, Jhr. Mr. W. H. De Beets, Dr. N. Bierens de Haan, Dr. D. Böttger, Dr. Karl Boot, Dr. J. C. O. Bremer, Dr. Otto Capellini, J. Carsten, Heimïch
Leiden. Cannstadt. Straatsburg. Aurich. Neerlangbroek. Utrecht. Leiden. Cannstadt. Amsterdam. Halle a/d Saaie. Bologne (Italië). Dahrenwurth (Holstei 13
170 Dannenberg, H. Berlijn (Bernburger Strasse 19). Diegerik, J. A. L. IJperen. Dijkstra, Waling Hol werd. Doedes, Dr. J. I. Utrecht. Evans, John Nash Mills. Even, E. Yan Leuven. Feith, Mr. H. O. Groningen. Franks, Dr. Augustus W. London. Fredericq, Dr. Paul öent. Fruin, Dr. R. Leiden. Friedlaender, Dr. E. Berlijn (Bulowstrasse 15). Habets, J. J. Maastricht. Heiten, Dr. W. L. Yan Groningen. Hessels, J. H. Cambridge. He wet, Waterman T. Ithaca (New-York). Hildebrand, Dr. Hans Stockholm. Jonghe, Yicomte B. De Brussel. Keilen Jr., D. v. d. Amsterdam. Keilen, J. Ph. v. d. » Kern, Dr. H. Leiden. Leemans, Dr. C. » Loon Jz., J. van Leeuwarden. Matthijssen, Mej. O. H. » Marsy, A. Comte de Compiègne. Mestorff, Mej. Joh. Kiel. Munro, R. Kilmarnock bij Edinburg. Nissen, M. Stedesand, poststation Leek. Eefde bij Warnsveld. Noodt, Mr. U. J. Huber Groningen. Panhuijs, Jhr. Mr. J. Æ . A. Yan Pignorini, Dr. L. Rome. Piot, Ch. Brussel. New-York. Planten, J. R.
•171
Leiden. Pleyte, Dr. W. Groningen. Reitsma, Dr. J. Eogge, Dr. H. C. Amsterdam. Rooses, Dr. Max Antwerpen. Roijaards van den Ham, Mr. W. J. Utrecht. Oegstgeest. Schotel, Dr. O. J. D. Parijs (Rue de Richelieu Serrure, R. Siebs, Dr. Theodoor Greifswald. Rauwerd. Slooten, A. H. Van Leeuwarden. Suringar, P. J. Kopenhagen. Steenstrup, Dr. J. S. Stuers, Jhr. Mr. V. de 's Gravenhage. London, Tadema, L. Alma Telting, Mr. I. 's Gravenhage. Tergast, Med. Doet. Emden. Turniwal, T. J. London. Tylor, Edw. B. Oxford. Varenbergh, Emile Gent. Veth, Dr. P. J. Arnhem. » Wegener, C. Kopenhagen. Winkler, Johan Haarlem. Wijnne, Dr. J. A. . Utrecht. Zangemeister, Dr. K. Heidelberg.
Gewone Leden. Aa, Dr. B. P. J. C. Simon van der Aa, Mr. J. Simon van der Aeneae, Dr. B. W. Schultetus Albarda Jz., Mr. Horatius Alberda van Ekenstein, Jhr. Mr. W. C. A. Alma, Mr. D.
Winterswijk. 's Gravenhage. » Leeuwarden. Groningen. Sneek.
172 Andel, J. van Leeuwarden. Andreæ, Mr. A. J. Kollum. Andreæ, D. H. 7) Andreæ, H. Beucker Leeuwarden. Andreæ, Mr. S. J. Fockema Leiden. Andreæ, I. Nauta Leeuwarden. Asbeck, D. baron van Arnhem. Assen, J. van Leeuwarden. Aukes, A. J. » Bakker, G. Murray Amsterdam, Amsteldijk 14. Bakker, Dr. L. C. Murray Huizum. Bakker, Mr. Gr. A. Murray Harlingen. Bakkers, F. Leeuwarden. Banga, Mr. K. Hilversum. Banda, R. Anjum. Battaerd, C. H. F . A. Corbeli n Leeuwarden. Beaufort, Jhr. Mr. R. de Doorn. Beaufort Az., Mr. W. H. de op de Treek bij Amersfoort. Beeckman', D. Breda. Beekhuis, Mr. C. Leeuwarden. Beekhuis, Th. Wirdum. Beekhuis, W. » Beekhuis, Dr. W. Sijbrandaburen. Beekkerk, H. Leeuwarden. Bekhuis, J. F. H. » Bekker, W. Buitenpost. Bergsma, E. J. Grouw. Bergsma, Mr. J. O. Leeuwarden. Bergsma, Mr. W. A. Dronrijp. Behrns, Bernh. Leeuwarden. Berns, Mr. J. L. » Beijma, Jhr. Mr. C. L. van »
173 Beijma, Jhr. E. D. van Beijma, Jhr. L. van Beijma, Jhr. Mr. P . J. van Bienema, Mr. E. Roos van Bierma, W. Bierma, J. Bierman, A. E. Binnerts, Mr. H. Binnerts, S. Gr. Bisschop, C. Bloembergen Ezn., Mr. A. Bloembergen Ezn., R. Blok, Dr. P. J. Blom J.Gz., Mr. J. O. van Blom, Mr. Ph. van Blom, W. van Boeles, Mr. W. B. S. Boer, Dr. R. C. Boer, Mr. J. Wessels Boer, F. de Boer, Mr. J. Klaasesz de Boissevain, Dr. U. P. Bolman, I. Boltjes, Mr. S. Boltjes, Mr. T. Y. Kingma Bondam, Mr. A. C. Brantsen van de Zijp, Mr. W. Gf. baron Breugel Douglas, Mr. C. baron van Breuning, D. D. Brouwer, Dr. N. Reeling Brugsma, B. Bruins, Dr. J. A.
Weidum. Soestdijk. 's Gfravenhage. Leeuwarden. Aalsum. » Amsterdam. Heerenveen. Sappemeer. Scheveningen. Leeuwarden. » Groningen. Leeuwarden. 's Gfravenhage. Drachten. Leeuwarden. » Medemblik. Groningen. Witmarsum. Groningen. Leeuwarden. Grouw. Jorwerd. 's Hertogenbosch. Schaarsbergen, 's Gravenhage. Wolvega. Leeuwarden. Utrecht. Idaard.
174 Bruinvis, C. W. Alkmaar. Bruns, J. D. Leeuwarden. » Bubberman, J. J. Buma, Mr. W. B. Huizum. Buma, W. Hopperus Leeuwarden. Buma, Mr. J. Minnema Buning, A. Werumeus Oostermeer. Burger, Dr. C. P. Leeuwarden. Burger C.P.z., Dr. C. P. Amsterdam. Bylevelt, Mr. Th. P. van Eyck Bolsward. Caland, A. Leeuwarden. Cammingha, Jhr. J. C. van 's Gravenhage. Cammingha Jhr. V. V. van Amsterdam. Cannegieter A. Hallum. Cannegieter D. Tzum. Cannegieter J. J. Perwerd. Cannegieter, Dr. T. Utrecht. Cats, Mr. E. Hanger Groningen. Cats, M. Manger Leeuwarden, Chijs, Dr. S. A. van der Zutfen. Coenen, Dr. W. F. H. Leeuwarden. Crocq, Gr. du Amsterdam (Leidsche gracht). Cremers, Mr. E. J. M. I. Canter Heerenveen. Dijk van Matenesse, P. J. van Schiedam. Dirks, J. Franeker. Doorninck, D. J. C. van Rijnsburg. Dorhout, L. Delft. Dornseiffen, H. Gr. Terhorne. Drijber, R. H. Leeuwarden. Duparc, A. Amsterdam. Eeghen, A. W. van Leeuwarden. Eekhoff, J. T.
175 Engelen, Jhr. Mr. D. O. Engelman, J. P. Enschedé, Mr. J. A. Epkema, Dr. E. Ermerins, Mr. J. P. N. Escher, G. A. Eysinga, Jhr. Mr. A. E. van Boelens van Eysinga, Jhr. Mr. C. van Eysinga, Jhr. Mr. P . J. J. van Eysinga, Jhr. Mr. I. P. van Humalda van Eysinga, Jhr. Mr. T. Æ. J. van Eysinga, Jhr. W. C. G. van Paber, J. Paber, IJ. O. Paille, Dr. J. Baart de la Peenstra Tzn., A. Feenstra, S. E. Peickens, A. B. P. Feith, Mr. J. A. Pennema, H. Pennema, R. Ferf, Mr. A. Pock, Mr. B. P. W. van Brucken Pockema, Mr. R. Polmer, Dr. A. Fontein, P. van Dalsen Fontein, L. Gaastra, Simon Geer, Mr. B. J. Lintelo baron de Geer, Jhr. Mr. A. G. de Geuns, M. van Giffen, Mr. J. van
Zutfen. Heerenveen. Haarlem. Zalt-Bommel. Middelburg. Leeuwarden.
's Gravenhage. » Leiden. Gorredijk. Harlingen. Leeuwarden. Gorinchem. Leeuwarden. » Groningen. Sneek. Buitenzorg. Heerenveen. Middelburg. Almelo. Rijswijk. Leeuwarden. Sneek. Workum. Utrecht. Haarlem. Leeuwarden. Wolvega.
17« Gockinga, Mr. J. J. Leeuwarden. Gronnet, G. J. Haarlem. Gorter, Mr. W. 's Hertogenbosch. Goslings, D. Delft. Gratama, G. Leeuwarden. Gratama, Mr. S. Assen. Gratama, T. Leeuwarden. Grave, Mr. E. de Wommels. Greebe, Mr. Â. Leeuwarden. Greve, Mr. I. de Zwolle. Griethuijsen Antz., H. van Oosterwolde (Geld.) Grovestins, J. E. N. baron Sirtema van 's Gravenhage. Haagsma, S. Bozum. Haer, Mr. O. J. van der Arnhem. Haersolte, Mr. C. W. A. baron van » Halbertsma, Dr. T. Groningen. Leeuwarden. Halberstadt, Dr, A. 's Gravenhage. Hannema, Mr. S. Warg-a. Hansma, R. Harinxma thoe Slooten, A. baron van Leiden. Harinxma thoe Slooten, Mr. B. Ph. bar. v. Leeuwarden. Harinxma thoe Slooten, Mr. C. L. bar. v. » Harinxma thoe Slooten, D. J. A. baron v. Leiden. Harinxma thoe Slooten, Mr. J. S. bar. v. Leeuwarden. Harinxma thoe Slooten, Mr. M. P. D. bar . v. Olterterp. Harinxma thoe Slooten, P. A. V. bar. v. Leiden. Harinxma thoe Slooten, Mr. R. baron v. Beetsterzwaag. Leeuwarden, Harmens, D. Harlingen. Harmens Cz., W. Zwolle. Hasselt, Mr. L. van Leeuwarden. Haver Droeze, Dr. J. Schiedam, Haverschmidt, F.
177 Ameland. Heeckeren, D. J. W. baron van Heeckeren v. Wassenaer, R. F. baron v. Dieron. 's Gravenhagc. Heemstra, G-. J. A. A. baron van Leeuwarden. Heemstra, H. L. baron van Deventer. Heemstra, W. H. F. baron van Leeuwarden. Heesen, Gr. W. 's Gravenhage. Heeres, Mr. J. E. Leeuwarden. Heide, K. van der » Heide, L. van der Dantumawoude. Hellema, W. Leeuwarden. Heioma, Mr. M. van Heerenveen. Heioma, Mr. M. M. van Leeuwarden. Henket, H. M. Kollum. Hesse, H. Klugkist Zwolle. Hettema, Dr. F. Buitenrust Scheveningen. Hingst, S. Slagharen bij Dedemsvaart. Hogeman, J. Balk. Honig Jz,, J. Middelburg. Hooif, A. van Hoop, Mr. E. J. Thomassen à ThuesLeeuwarden. sink van der » Horst, 8. Ter » Houtsma, Dr. E. 0. Houtsma, Dr. M. Th. Utrecht. Houwink Gz., J. Sneek. Huber, F. O. A. Kampen. Huber, H. W. Leeuwarden. Huber, L. J. Groningen. Huber, Mr. L. J. Veendam. Huber, Mr. U. H. Leeuwarden. Huguenin, C. M. Bussum. Hijlkema, 8. H. Leeuwarden.
178 Iterson, J. E. van Oenkerk. Jamin, J. G. de Groot Amsterdam. Jong, M. K. de Oldeboorn. Jong, W. de Hallum. Jong, D. Fontein de Murmerwoude. Jonge, P. Fabrij de Leeuwarden. Jongsma, Mr. E. 's Gravenhage. Jonkers, Mr. W. H. Gorredijk. Jungius, E. C, Leeuwarden. Kappers, Dr. J. Ariëns » Keizer, J. J. Makkum. Kempenaer, Jhr. Mr. D. W. v. Andringa de Zutfen. Kerkwijk, C. J. van Alfen a/d Rijn. Keuning, K. Beetsterzwaag. Kielstra, T. Middelburg. Kingma, IJ. L. Jellum. Klaasesz, J. S. Ternaard. Kleffens, Mr. A. H. van Harlingen. Kleffens, Mr. L. W. van Veenwouden. Klinkenberg, A. Sijbrandaburen. Klinkenberg, W. F . K. Leeuwarden. Knappert, Dr. L. Dokkum. Knoop, W. J. 's Gravenhage. Kolff, Mr. W. Leeuwarden. Kollewijn, M. J. » Koning, Mr. J. Heerenveen. Koning, Willem Tjummarum. Korf, O. A. Heerenveen. Kramer, H. H. Leeuwarden. Kramer, J. P. Land Dokkum. Kramers, J. W. Leeuwarden. Kreemer, J. Malang (O.-I.)
179 's Gravenhage. Krul, Dr. R. Leeuwarden. Kuiper, Dr. E. T. » Kuipers, C. A. Hantumhuizum. Kuipers, E. W. Leeuwarden. Kuipers, H. Buitenpost. Kuipers, J. Utrecht. Kuipers, Mr. J. J. » Kijmmell, Mr. J. W. Leeuwarden. Kijmmell, Mr. P . D. » Lam Az., H. Franeker. Land, A. A. Sneek. Lankhorst, N. J. Leeuwarden. Leeuwen, Mr. J. van Haarlem. Lieftinck J.Wz., F. Schiedam, Liezenberg, J. L. Arnhem. Limburg Stirum, C. W. graaf van Leeuwarden. Loeff, Dr. C. Amsterdam. Loosjes, A. Lemmer. Luiking, H. Wiesbaden. Lycklama à Nijeholt, Jhr. A. Leiden. Lycklama à Nijeholt, B. J. Rotterdam. Lycklama à Nijeholt, P. Beetsterzwaag. Lijnden, R. baron van Makkum. Maas, M. H. Amsterdam. Martin, A. (Oldebarneveldskade 17). Drachten. Meer, 8. E. van der Leeuwarden. Meindersma, Dr. 8. Meijer, A. Menalda, Mr. C. B. Menalda Az., G. Menalda, H.
hi,,.
180 Messcher Mackay, P. Meulen, J. H. van der Meulen, M. E. van der Meulen, R. van der Meurs, Mr. P . A. N. S. van Meursinge, Dr. A. Middelburg, Dr. H. A. Miedema, A. Miedema, Â. S. Molen, W. T. van der Moltzer, Mr. H. E. Moquette, F. J. P. Mulder, J. Mulder, Dr. J. Muiier, Mr. J. Haitsma ISfaersen, L. U. Rengers van Nes van Meerkerk, Mr. N. H, van Nolet, M. J. Nonhebel, J. C. K. Numan, Mr. O. W. Star Onnekes, A. J. Oosterbaan, E, J. Oosterhoff, W. J. Oosting, J. Bieruma Oosting, J. Bieruma Oppedijk, H. Oppedijk, W. M. Ort, J. A. Outeren, Mr. J. P. van Overman, L. Paehlig, Mr. C. C. Paehlig, J. J.
Hilversum. Drachten. Bolsward. Rotterdam. 's Gravenhage. Leeuwarden. » Sneek. Groningen. Sneek. Utrecht. Rotterdam. Franeker. Zaandijk. Harderwijk. 's Gravenhage. Leeuwai'den. » Ee. 's Gravenhage. Winkel. Drachten. Leeuwarden. Oranjewoud. Leiden. Hommerts. IJlst. 's Hertogenbosch. Haarlem. 's Gravenhage. Sneek. Leeuwarden.
181 Pallandt van Waardenburg en Meerijnen, W. C. baron van Panhuijs, Mr. A. A. F. baron van Peereboom, Mr. P. Peereboom, W. A. Pelinck Stratingh, Mr. J. Plaats, Mr. J. D. van der Plantenga, F. Politiek, J. Poppes, P. C. Poppes, Mr. P. S. Popta, G. A. van Postma, Titus Potma, Mr. A. Prakken, Mr. G. J. Prins, Dr. A. Winkler Eeidsma, M. H. Eeijnders, S. Eeitsma, D. G. Rengers, B. E. 8. van Weideren baron Eengers, J. P. van Weideren baron Eengers, S. G. van Weideren baron Eengers, Th. M. Th. van Weideren baron Eengers, Mr. W. B. E. v. Weideren baron Eengers, W. C. G. van Weideren baron Eengers, Mr. W. J. van Weideren baron Eiemsdijk, Jhr. Mr. Th. van Rieu, Dr. W. JN". du Eingnalda, O. Einkes, J. J. Eodenburgh, C. de Jong van
Neerijnen. Leeuwarden. Bolsward. » Bergum. Leeuwarden. » Oudwoude. Balk. » Utrecht. Leeuwarden. Bergum. Leeuwarden. Lisse. Sneek. Leeuwarden. Oostermeer. Langweer. Ysbrechtum. Wageningen. Leeuwarden. 's Gravenhage. » Leeuwarden. 's Gravenhage. Leiden. Huizum. Joure. Haarlem.
182 Koegholt, L. P. Leeuwarden. Roever, Mr. N. de Amsterdam. Eömer, Mr. C. A. Leeuwarden. Romer, Dr. J. A. » Romer, W. Grouw. Roij, A. Ie Venlo. Rutgers, Dr. F. L. Amsterdam. Rutgers, Dr. S. J. Hallum. Rhijn, Dr. C. H. van Groningen. Koog a/d. Zaan. Sasse Az., Dr. J. Salverda, Mr. S. Leeuwarden. Tjerkwerd. Schaaf, F. Haarlem. Schaaf, J. H. L. Dokkum. Schaafsma, Mr. E. Leeuwarden. Scheer, J. van der Amsterdam. Scheffer, Dr. J. O. de Hoop van Oranjewoud. de Blocq Scheltinga, Mr. H. W. Grouw. Schepers, Dr. J. A. Stiens. Schmidt Schaaff, P. Leeuwarden. Schreuder, Dr. J. C. » Schröder, J. H. Amersfoort. Schulman, J. Amsterdam (Heerengr. 127). Schutte, J. F. Schwartzenberg en Hohenlansberg, U. baron thoe Utrecht. Schijfsma, E. W. Kampen. Servatius, Mr. B. W. N. Leeuwarden. Sickenga, Mr. J. Wolvega. Sickenga, N. » Sillem, Mr. J. A. Amsterdam. Singels, J. C. Leeuwarden. Sjerps, W. P. »
183 Sleeswijk, Mr. S. Amsterdam. Sleeswijk S. Wolvega. Slooten, P. J. D. van Terband. Sloterdijck, Mr. J. L. van Leeuwarden. Sloterdijck, Mr. W. A. van » Leiden. Sloterdijck, J. L. van Sloterdijck, L. R. van » Rotterdam. Slothouwer, Dr. O. M. Slothouwer, A. H. Duval Utrecht. Sluis, W. A. van der Appelscha. Smeding, A. J. Roordahuizum. Smids, H. P. Hardegarijp. Sminia, Jhr. A. J. van Leiden. » Sminia, Jhr. W. van Smits van Mieuwerkerk, J. A. Dordrecht. Snouck Hurgronje, Mr. W. J. 's Gravenhage. Speelman, Jhr. H. M. Harlingen. Speelman, Jhr. J. M. Wobma Leeuwarden. Sprenger, W. » Staas, Th. M. » Sneek. Stam, T. A. Leeuwarden. Staveren, Dr. M. van Stephanik, Joh. W. Amsterdam (Heerengracht 231) Stoett, Dr. F. A. Amsterdam. Storm van 's G-ravesande, Jhr. J. J. J. Arnhem. Suchtelen van de Haere, Jhr. Mr. O. van Leeuwarden. Suringar, Hugo » Suringar, Dr. L. J. Amsterdam. Swart, I. de Leeuwarden. Swinderen, Jhr. Mr. J. H. F. K. van Rijs bij Balk. Assen. Swinderen, Jhr. Mr. P. J. van Swinderen, Jhr. Mr. O. de Marees van Leeuwarden.
184 Sijbenga, Â. Metslawier. Sijtzama, Mr. J. G. W. H. bar on van Zutfen. Sleeswijk, F. 0. Lemmer. Leeuwarden. Taconis, B. Oosterwolde. Tadema, Mr. J. G. 's Gravenhage. Telting, Mr. A. Zwolle. Telting, Mr. J. W. Leeuwarden. Terpstra, Mr. W. » Theunisse, J. » Timmers Verhoeven, P, F. » Tjebhes, Mr J. Workum. Tjebbes, K. Tour v. Bellinchave, Mr. W. M. baron du 's Gravenhage. Amsterdam (Parkweg 42) Trip, Mr. H. Leeuwarden. Troelstra, J. » Troelstra, Mr. P. J. Woudsend. Tromp, A. H. Balk. Tromp, Dr. J. C. Woudsend. Tromp, M. H. » Tromp, W. A. Leeuwarden. Tromp, Mr. J. M. van Hettir ga » Tromp, Mr. T. van Hettinga 's Gravenhage. Tuinhout, F. Fontein Leeuwarden. Yalkenburg, S. Draisma van » Veen, Mr. D. van deiGroningen. Veen, Dr. S. D. van Oldeboorn. Veen, C. J. van der J. A. Joure. Vegilin van Claerbergen, Jhr. » Vegilin van Claerbergen, Jhr. V. L. Vegilin van Claerbergen, Jhr. D. M. Hilversum. Van Burmania Joure. Vegter J.
185 Yelstra, K. Velstra, T. J. Velzen, Dr. S. K. Thoden van Vening Meinesz, Mr. S. A. Vermaes, S. J. Vermeer Az., J. Vermeer, Mr. L. D. W. Losecaat Verschuur, Mr. H. D. van Ketwieh Verwer, Mr. Julius Visser, C. W. C. T. Visser, R. J. Vies, M. J. Vonk, P. Vos van Steenwijk, Mr. J. W. J. baron de Vriend, H. Vries, B. J. de Vries, H. P. J. de Vries, Dr. J. de Vries, A. Draaisma de Vrieze, Mr. O. W. de Waalkes, O. H. van Borssum Wagenaar, L. Wagenaar, Dr. L. H. Wageningen, Mr. H. J. S. M. van Wageningen, H. L. van Wageningen thoe Dekama, J. H. J. van Wassenaar, K. A. Wassenaar, H. M. Laurman Weide, J. D. van der Wendt, Mr. H. M. de Wenning, H. Wenning, J.
Mantgum. Leeuwarden. Warnsveld, Amsterdam. Leeuwarden. Zwolle. Leeuwarden.
Arum. Workum. Leeuwarden. 's Gravenhage. Leeuwarden. Utrecht (Twijnstr.). Leeuwarden. Franeker. Achlum. Leeuwarden. Huizum. Leeuwarden. Arnhem. » Jelsum. » Huizum. Wommels. Leeuwarden.
1 'i
1 80
Wentholt, Mr. L, R, Westenberg, Mr. H. Th, Wester, J. Q-. Wieheren, J. J. G. van Wicheren, J. J. O. van Wierdsma, Mr. C. Wichers Wierdsma, D. Wichers Wierdsma, P. Wichers Wierdsma, Mr. W. W. Wichers Wiersma, A. Wigersma H. Winkel, Dr. J. te Winkler, A. J. With, G. N. de With, Mr. J. Minnema de Witt, G. N. Dudok de Witteveen, Mr. F. Witteveen, J. TS. Wolff, Mr. I. Wouda, N. Wubben, C. P. Ebbinge Wijbrandi, G. Tigler Wijbrandi, J. Tigler Yperj, F . Zaalberg, J. A. Zwierzina, W. K. F .
Weidum. Leeuwarden. » » Ter Neuzen. Leeuwarden. » Huizum. Franeker. Leeuwarden. » Amsterdam. Haarlem. Sloten. Leeuwarden. Breukeîen. Ternaard. Leeuwarden. » Sneek. Hoogeveen. Veen wouden. Utrecht. Amersfoort. Zaandam. Holwerd.
OV E R
D E
verbanning van ÏL C Geestelijken in het jaar 1580, DOOE
J.
H O G E M A N.
OVER
DE
VERBANNING VAN R. C. GEESTELIJKEN uit Friesland, in het jaar 1580, DOOK
J.
W O G E M A N,
De Conscriptio exulum van Hotzo Aecxma, Deken van Bolsward en Pastoor te Wolsum, na 1580 te Noorddij k bij Groningen, bevat eene alles behalve volledige lijst der verbannen R. C. Geestelijken, wat zij dan ook niet beweert , hoewel Dr. Reitsma, in zijne verhandeling geplaatst achter het Register van de Geestelijke goederen van Oostergo, er van uitgaat, dat zij bijna volledig is. Zoo weet die lijst niets van den Pastoor van Hardegarijp, die in een boek in de bibliotheek te Steenwijkerwold, getiteld: Dionysius Carthusianus in quinque libros sapientiales, schrijft in het Latijn: »Ik Wilhelmus Johannes van Mackinga, pastoor te Har»degarijp, heb dit boek gekocht voor '25 stuivers te Einden, »den 14 Maart 1588, in het 8ste jaar van mijne ballingsschap, en ik ben daar uitgedreven en beroofd door de »haeretici (et expulsus sum et spoliatus ab haereticis Frisii »ordinis) den 25 April 1580."
1 90 Na 1590 was hij nog te Emden: sredii anno 1 5 9 + in patriam adjutorio Philippi Regis Hispanorum." Dat er ook sommigen naar Emden zijn uitgeweken, daarvan weet de Conscriptio, van Geestelijken hoegenaamd niet, doch wel van anderen. Wat nog meer aantoont hoe weinig Heer Aecxma op de hoogte was van Geestelijken, zelfs uit zijne nabijheid, en niet onbekenden, is dit: dat hij niets weet van Sibrandus Leo, wiens Tabula Geographica Frisiae reeds in 1549 door Jacobus van Deventer was uitgegeven. Doch Sufiridus Petri verhaalt ons dat hij, Kloosterling van Lidlum, eerst pastoor werd te Menaldum, toen te Berlikum, hierop weer te Menaldum, waaruit hij gebannen werd en daarna als balling in het klooster Cusemer, ook in de provincie Gioningen, verkeerde, (ejectus in exilium, extorris in Cusemer), waar hij stierf in 1588. Slaat men andere berichten na, b.v. het bovenvermeld Register der Geestelijke goederen, onmiddellijk na die verbanning gemaakt, dan ziet men meermalen, dat er geen Geestelijken in sommige dorpen meer waren of dat zij weg waren. Dit laatste wordt, om iets te noemen, gezegd van den Pastoor van Reitsum etc. Ook zien wij dat hij weinig op de hoogte was, daaruit, dat Solckema nog van een half dozijn aanteekent, die tusschen 1580 en 1584 in Groningen , en twee, die in Groningerland gestorven zijn, schoon Aecxma, misschien een oud man, toen nog leefde en bij Groningen Pastoor was. Doch wat vooral de onvolledigheid der Conscriptio aantoont is het feit, dat zich bij en om het leger van Rennenberg bij Steenwijk, welke stad hij van 18 Oct. 1580 tot 25 Februari 1581 belegerde, omtrent vierdehalf honderd spapen en monniken" ophielden. De protestant geworden Zeger ter Stege, gestorven 1601, secretaris der stad, heeft eenige historische nota's over
11)1 Steenwijk geschreven, die Ebbinge Wubben heeft uitgegeven , doch die niet in den handel zijn, waarin hij o. a. schrijft: «Gedurende het beleg van Steenwijk vergaderden »hier vele papen en monniken, die in Friesland, Gronin»gerland, Overijsel en Drenthe waren verjaagd en verloo»pen, en maakten een vaandel van omtrent vierdehalf * honderd hoofden, daarvan een onder haar Capitein was, «genoemd Wijckel, pastoor tot Houwerd, maar zijn meest »alle gestorven." Uit Groningen en Drenthe, waar, toen Eennenberg tot de gehoorzaamheid aan den Koning teruggekeerd was en voor Steenwijk lag, het nu vrij veilig was, zullen er wel niet veel bij geweest zijn. De Geestelijken van Steenwijk zelf waren in Juni/Juli, toen de bezetting in Steenwijk versterkt was, reeds naar Groningen geweken, zonder dat iemand, zegt Ter Stege, ze preste om heen te gaan. In Overijsel, behalve in de steden, waar staatskrijgsvolk was, was het ook zoo onveilig niet. Deze zullen wel het meest op de Hardenberger heide en elders, b.v. te Raalte, bij de malcontenten geweest zijn; en wie weet hoeveel Friezen. De Conscriptio weet slechts van enkele Friezen, die zich daar bevonden. Friesland wordt het eerst genoemd door Ter Stege, waar juist in dat jaar, volgens de andere schrijvers, die verbanning plaats vond. De Pastoor van Cuinre, Henricus Cornelii, ging naar Alkmaar en stierf daar eerst in 1615, in den schoot der kerk. Als men de dorpen van Friesland optelt, dan krijgt men 320, met de steden 335; en alleen te Steenwijk waren er 350, hoewel men juist niet alle pastoors hier zoeken mag. Dan heeft men nog de 134 wereldsche Geestelijken van de Conscriptio exulum, en dan nog die elders als verdwenen in 1580, b.v. in het >;Register van de geestelijke goederen
192 van Oostergo'*', schitteren door afwezigheid uit de dorpen. Zoo bekomt men eene groote lijst van ballingen. Als iets bijzonders staat bij één opgeteekend: »is gereformeerd geworden". Dit was in'4580, bij die opschrijving, iets bijzonders , later zijn nog wel enkelen gereformeerd geworden, doch dat kon hij toen nog niet weten. Het was voor den Pastoor van Noorddijk, om de tijdsomstandigheden vooral, ondoenlijk om ze allen terug te vinden. Hij teekende aan, wat hij zoo nu en dan, van dezen of genen hoorde, vindt eindelijk dat hij een tamelijke lijst heeft, schrijft ze circa 1585 in een boek over, laat tussehenruimten, waar men later de insignia, de wapens of' familie-merken plaatste, vult later zelf aan, ook Solckema vult aan, eindelijk weet men niet meer, laat het liggen en het blijft een incompleet werk, dat enkel niet van de Geestelijken of het Hof, doch van de burgers van Leeuwarden eene compleete lijst schijnt te bevatten; en het zou uiterst oppervlakkig zijn, dit als eene volledige lijst te beschouwen der in 1580 uit Friesland gebannen R. C. Geestelijken. Het exemplaar van de Conscriptio exulum, dat aan R. Solckema behoorde, duidt juist het tegenovergestelde aan van eene compleete lijst der ballingen van 4580. Volgens het 7e Verslag van het Friesch Genootschap, bl. 170, heeft het ten opschrift; Conscriptio exulum non omnium, of, zooals Mr. A. J. Andreæ te Kollum mij schrijft: »aliquorum, non omnium" ; alzoo: Beschrijving van (sommige) ballingen, niet van allen. Genoegzaam onverschillig voor dit punt is het nu, of dit bijvoegsel, dat de lijst of Conscriptio niet allen doch sommigen opnoemt, van den balling en schrijver Aecxma, later pastoor van Noorddijk bij Groningen, of van zijn medeballing en tijdgenoot R. Solckema is, die misschien iets langer leefde; daar beide even
1
198 bevoegde tijdgenooten zijn, om te merken dat de lijst zeer onvolledig was. Volgens eene mij welwillend verstrekte mededeeling van Mr. Andreæ, komen nog bovendien meer personen in die Conseriptio niet voor, wier namen vermeld staan in het Charterboek van Friesland I V , blz. 160, 178 en 190, als: Douwe Alles, Mr. Frederick Aerntz, Jan van Allemenum, Johannes Benckes, Jan Brecker, Mr. Douwe Broersma (volgens Chtb. I V , bl. 4 , secretaris van Sneek), Jelle Broersz, Mr. Jan Charles, Rommert Coster, Jan Bgberts, Heer Evert, Pieter Graffelman, Gferben Gerbesz, Hoeyte Hoeytema, Marten Heinckes (dit is denkelijk Marten Hanckes of Hancomius, die wel vermeld is), Pilgrom ten Indijck (oud-Grietman van Ferwerderadeel), Lieuwe Jansz. van Arum, Pieter Jongema, Symon Jelthiesz, Bonne Liklema, Gosse Mentz., Hero van Ockinga, Pauwels Glasemaker, Foppe Pauels, Taeke Binthiesz, Rienck Thialles, Frans Thijsz, Luyte Thijsz, Sicke Ulders, Jacob Vliermaal, Tjepke Wythiesz, Watze, alias Zwarte Watthie, Sipke Roever en Hendrik Wever; en zoo zijn er misschien nog meer, die niet in de Conseriptio staan. SLAGHAREN.
J. HOGEMAN.
L
LIJST VAN VOORWERPEN AAN
HEI
FRIESCH GENOOTSCHAP van Geschied-, Oudheid- en Taalkunde GESCHONKEN, in bruikleen gegeven, of aangekocht, 1 8 9 1—1 8 9 2.
L AANWINSTEN VAN HET MUSEUM.
A.
GESCHENKEN.
Van den Heer Mr. W. Albarda, te G i n n e k e i i . Een collectie grond- en steensoorten , versteeningen , kienhout, enz. , op verschillende plaatsen in Friesland in den grond gevonden en door den schenker , voor ongeveer 40 jaren , bijeenverzameld en gedetermineerd. Van den Heer Mr. A. J. Andreæ, ie K o l l u n i . Groote beenen schaats. Lengte 27 c.M. Gevonden in de terp te Burum. Van den Heer S. H. A. Begeman , te H o l w e r d . IJzeren schapenschaar. Lengte 18 c.M. Gevonden in de terp , op ongeveer 5 minuten zuidwest van hel
dorp Holwerd. Van den Heer G. N. de Boer, te B 1 ij a. Fraaie fibula. Lengte 4.2 c.M. Gevonden in de terp op »Sijtsina" onder Vaardeburen te Bll'ja. Van den Heer Jhr. Mr. F. J. J, Van El'jsïnga, te L e e u w a r d e n . Schiji'vormig gewicht van geelrood gebakken aarde , in het midden is een groot gat geboord ; vermoedelijk als visehnetverzwaring gebezigd. Middellijn 10 c.M. Schedel van een paard. Schedel van een veulen. Twee fragmenten van bokkenschedels. Gevonden in de terp te EngeÏUm, Van den Heer Dr. A. Folmer , te E e n r u in. Fraaie bronzen fibula , van Noordscheu vorm. Lengte 6.2 c.M. Gevonden in een terp te rÜolwerd. Van den Heer E. W. Kuipers, te H a n t u m h u i z u m. Helft van een handmolensteen. Middellijn 37 c.M. Twee/derde gedeelte van een handmolensteen. Middellijn 49 e.M.
/, Fragment van een schedel van een paard. Twee hoornpitten van runderen. Gevonden in de terp te HantumhuiZUm. Van den Heer Th. Kuipers , te H e e r e n v e e n . Punt van een steenen strijdbijl of van een wig. Gevonden in het zand op de heide bij Bakkeveen. Van den Heer T. G. van der Meillen, te B e r g u m. Brokstuk van een zeer grooten pot van grijsgeel gebakken aarde, met bijbehoorende fragmenten. Bolvormige pot van zwart gebakken aarde, met wijden buik , nauwe opening en opstaanden omgebogen rand (defect). Hoogte 14 c.M. Middellijn 15.5 c.M. Dergelijke pot van zwart en rood gebakken aarde , waaraan een handvatseî. Hoogte 11 c.M. Middellijn 14.5 c.M. Pot van geel en zwart gebakken aarde, met platten bodem , wijderen buik en eenigszins omgebogen rand ; bij den rand zijn met een werktuig ingedrukte figuren ter versiering aangebracht. Hoogte 14 c.M. Middellijn 16 c.M. Potje van grauwgrijs gebakken aarde, met platten bodem , uitkopende wanden en rechtopstaanden rand. Hoogte 6 c.M. Middellijn 7.5 c.M. Bolvormig potje van grauwrood gebakken aarde met rechtopstaanden rand. Hoogte 5,5 c.M. Middellijn 6 c.M. Schijfvormig gewicht van grauwgrijs gebakken aarde; in het midden is een gat geboord. Middellijn 13.5 c.M. Deze voorwerpen zijn voor vele jaren vermoedelijk in Drenthe gevonden.
Van den Heer Mr. W. J. van Weideren baron Rengers, te Leeuwarden. Stuk been van een dier , de eene zijde glad, de andere eenigszins bolvormig en met cirkeltjes versierd. Lengte 5.5 c.M. Bronzen krabber met aangehechte holle pijp. Lengte 6 c.M. Gevonden in de terp op »Bilgaard" onder Leeuwarden. Van den Heer Jhr. Mr. J. H. F. K. Van Swindflren , te K ij s bij B a l k . Peervormig potje van greelgrijs gebakken aarde, op een zeer
5 smallen voet, met zeer scheei'uitloouende wanden en nauwe opening. Hoogte 6.5 c.M. Middellijn 6.5 c.M. Gevonden in de Basseleurs teq> onder Witmarsum. Van den Heer A. L, Uitenhage de Mist, te G r o u w. Potje van donkerbruin gebakken aarde, met platten bodem, wijden buik en rechtopstaanden rand. In het potje zijn eenige verbrande beenderen. Hoogte 5 c.M. Middellijn 8 e.M. Gevonden in den grond in Friesland. Van de Heeren K. Veîstra, te M a n t g i i m , en T. Velstra , Leeuwarden. Kraal van rood en zwart gebakken aarde, aan de eene zijde eenigszins oploopende. Middellijn 5 c.M. Platte kraal van zwart gebakken aarde. Middellijn 5.2 c.M. Kraal van donkergrijs en rood gebakken aarde, aan de eene zijde oploopende. Middellijn 4.9 c.M. Kraal van roodgeel en grijs gebakken aarde. Middellijn 3.3 c.M. Spinklosje van wit en grijs gebakken aarde. Middellijn 4.4 c.M. Dergelijk van grauwgeel gebakken aarde. Middellijn 4 c.M. Dergelijk van wit gebakken aarde. Middellijn 3.1 c.M. Beenen kam met één rij tanden , zeer ruw bewerkt (bijna alle tanden ontbreken). Lengte 17.5 c.M. Helft van een beenen kam met één rij tanden ; het handvatsel met lijnen en cirkels versierd.. Nog lang 17.5 c.M. Beenen kam met twee rijen tanden , het handvatsel aan de beide einden der kam met lijnen versierd. Lengte 15.5 c.M. Beenen opsteekkam. Lengte 15 c.M. Plat stuk been , fraai met lijnen en cirkeltjes versierd (vermoedelijk dekblad van een kam), gedeeltelijk afgebroken. Nog lang 8.2 c.M. Beenen haarnaald ; de punt afgebroken. Nog lang 18 c.M. Dergelijke. Nog lang 15.5 c.M. Dergelijke. Nog lang 10.5 c.M. Beenen haarnaald. Lengte 12.3 c.M, Dergelijke. Lengte 12 c.M. Dergelijke. Lengte 11.9 c.M. Dergelijke. Lengte 10.8 c.M. Dergelijke. Lengte 10.3 c.M. Helft van een runderknokkel, in het midden is een gat geboord (knoop). Middellijn 4.8 c.M. Dergelijke. Middellijn 4.5. c.M. te
6 Hooge beenen kraal. Middellijn 3.3 e.M. Platte beenen kraal, fraai met lijnen en inpuntingen versierd. Middellijn 4.8 c.M. Beenen kraal, met cirkeltjes versierd. Middellijn 4.3 c.M. Platte beenen kraal , uit drie met bronzen staafjes aan elkander bevestigde schijfjes vervaardigd ; het bovenvlak met lijnen en cirkeltjes versierd. Middellijn 3.8 c.M. Been van een dier , aan eene zijde glad gemaakt, anders ruw bewerkt, aan het eene einde is een gat geboord (schaats ?). Lengte 23 c.M. Been van een dier, aan eene zijde glad gemaakt ; de gladde zijde voor het grootste gedeelte uitgesleten. Lengte 6 c.M. Plat beenen staafje, aan beide einden is een langwerpig gat. Lengte 8.5 c.M. Punt van een hertshoorn, de punt glad gemaakt, aan het benedeneinde is een groot gat. Lengte 24.5 c.M. Dergelijke , de punt afgebroken. Nog lang 24.5 c.M. Punt van een hertshoorn , de punt glad gemaakt, het benedeneinde uitgehold en is door de eene. zijde der uitholling een gat geboord. Lengte 13.5 c.M. Beenen naald. Lengte 13.2 c.M. Dergelijke. Lengte 10.6 c.M. Dergelijke. Lengte 9.5 c.M. Fragment van een fluit, uit een vogelbeen vervaardigd. Nog lang 11.4 c.M. Beentje van een dier, overlangs uitgehold en glad gemaakt. Lengte 6.5 c.M. Been van een dier, aan het eene einde aangepunt. Lengte 11.4 c.M. Stuk van een been van een dier, ruw besneden. Lengte 11.5 c.M. Glad gemaakt been van een dier, waarin gaten zijn geboord. Lengte 13 c.M. Hoekige barnsteenen kraal. Hoogte 2 c.M. Groene porseleinen kraal. Middellijn 0.8 e.M. Dergelijke. Middellijn 0.8 e.M. Roode kraal. Middellijn 0.9 c.M. Dergelijke , plat. Middellijn 0.7 c.M. Gele porseleinen kraal. Middellijn 1 c.M. Dergelijke. Middellijn 0.5 c.M. Grijsblauwe porseleinen kraal. Middellijn 0.9 c.M. Witte porseleinen kraal. Middellijn 0.8 c.M.
Blauwe porseleinen kraal. Middelliju O.H c.M. Licht blauwe glazen kraal. Middellijn 0.8 c.M. Blauw en wit glazen kraal. Middellijn 1.6 c.M. Vijfhoekige citroengele glazen kraal. Middellijn 1.4 c.M. Al deze voorwerpen zijn gevonden in de terp te JelSUm , eigen aan de schenkers. Van den Heer G. H. van BorSSUm Waalkes , te H u i z n m. Potje van geelgrijs en zwart gebakken aarde , met platten bodem, iets wijderen buik en wijde opening. Hoogte 7.5 c.M. Middellijn 10.5 c.M. Gevonden in een terp te Engelum. Van den Heer S. H. A. Begeman , te 11 o 1 w e r d. Een zilveren scheepje , afkomstig van een. Hindelooper bras. Van Mevrouw de wed. F. Boekhoudt, geb. ds Vries . te Dokkum. Portret van den Frieschen schilder Gosling Posthumus , geboren te Dokkum 7 November 1800, en aldaar gestorven 15 November 1832. Teekening in pastel , in lijst achter glas. Hoogte 47,5 c.M. Breedte 38 c.M. Van de Erven Â. J. Bokma , te W o r k u m. Een tellurium , in 1841 vervaardigd door A. .1. Bokma, Mr. molenmaker te Workum. Van den Heer R. Bontekoe, te H n i z i i m. Langwerpige vierkante steen, waarin drie vormen voor loodgietersdekplaatjes , in twee waarvan een leidekkershamer, ter zijde waarvan de letters 31 en R , beneden de letter B , en één waarin alleen de letters F. R. B. Gevonden in een stuk gardeniersland te Hllizum. Van den Koperen denten aan Alsvoren
Heer Manger Cats , te D r i e b e r g e n . zegelstempel; het groot zegel van den Senaat der Stuhet Athenaeum te Franeker. van het klein zegel.
Van Heeren Leden van de Eerewacht. Het vaandel van de Eerewacht, tijden* het bezoek van H. M. Koningin Wilhelmina en H. M. de Koningin-Regentes, in Fries-
*
8 land (17—'il Juni 1892). Dit vaandel is door Leeuwarder jonge dames de eerewaeht aangeboden. Van den Heer 6. Flameling , te B o l s w a r d. Fraai besneden eikenhouten mangelplank, waarop de uaam »Janseu Wenne" en het jaartal »1659" zijn gesneden.
Van Mejuffrouw de wed. van Gelderen, geb. Leverland, te L e e u w a r d e n. Een groote kaart van Europa in gelijke vierkante stukken gesneden en op houten plankjes geplakt, ten einde haar als legkaart ie kunnen gebruiken. Van den Heer H. H. Kramer , te L e e u w a r d e n. Zestien blauw geSchildercle oude muurtegeltjes. Van den Heer E. W. Kuipers , te H a n t u m h u i i u m. Twaalf miutrtegels , blauw beschilderd , te zamen een schilderij , een bloemvaas met bloemen , voorstellende. Van den Heer T. 6. van der Meulen , te B e r g u/ii. Fragment van een in steen gebakken hand. Van den Heer Th. H. van der Meulen , te B o l s w a r d. Twaalf fiaarsch beschilderde muurtegels , te zamen één schilderij vormende, voorstellende »Christus het heilig Avondmaal aan zijne discipelen toedienende." Alsvoren , «Jezus afgenomen van het kruis." Alsvoren , »De hemelvaart van Christus." Alsvoren , »Het Pinksterfeest." Van Mevrouw Oppedïjk , te IJ 1 s t. Een gordijntje met koperen roede , voor het kleine venstertje in de Hindelooper kamer. Van den Heer L. Overman , te 's G r a v e n h a g e. Petrofact van een rots bij Tivoli, in Italië. Stukje, menschenbeen uit een urn in het Columbarium bij Rome, uit den tijd van Keizer Augustus. Stukje van den mozaïekvloer van een huis in Pompeji. Haakje met borstbeeld van Keizer Hadrianus, gevonden in de ruïnen der Villa van Hadrianus te Tivoli, in Italië. Van den Heer H. J. Pijfman , te L u i n j e b e r d . Wit aarden steenen beeldje, waarvan het hoofd en de beenen zijn afgebroken : vermoedelijk een heiligenbaeldje.
:) Gevonden let' plaatse waai: vroeger hel kloosler Steenkamp . ondei' Luinjeberd , heeft gestaan.
Van den Heer Mr. W. 1. van Weideren baron Rengers, te Leeuwarden. Fraornent van een kaarsenstande.r van niodgebakken aarde. Een ijzeren sleutel. Beide voorwerpen zijn gevonden bij het afgraven van de terp op Biloaard onder Leeuwarden. Op deze terp heeft het St. Annaklooster, vroeger Fiswert geheeteu , gestaan. Van den Heer Jhr. Mr. P. Sltlissaert, te U t r e. c h t. Wapenbord, afkomstig uit de kerk te Cornjum, waar het gehangen heeft ter nagedachtenis van den Generaal-Majoor Ulbe Laes van Bunnania , geb. 1 Maart, gedoopt 3 Maart 1700, † 9 Juli 1751 op Hanenburg onder Tietjerk; trouwde te Metslawier 10 April 1740 met Juliana Dorothea van Unia. Van den Heer P. J. Suringar , te L e e u w a r d e n. Negen oud porseleinen kopjes en schoteltjes , ter versieving van de Hindelooper kamer. Van den Heer A. R. Uhl, te H e e r e n y e e n . Een paar ouderwetsche schaatsen. Van de Heeren K. Veîstra , Ie M a n l g u ru . en T. Veistra . te L e e u w a r d e n. Vier verschillende potjes. Drie zwarte beenen kralen , vermoedelijk pateriiosterkralen. Bruin verglaasd kruikje , met platten bodem , zeer wijden buik , nauwe opening en met één oor. Al deze voorwerpen zijn gevonden bij het afgraven van de terp
te Jelsum. Van den Heer H. Wenning , ie L e e u w a r d e n. . Afdruk in lak van den zilveren zegelstempel van Meinerl Idzaerda. Grietman van Weststellingwerf in 1600. † te Ter Idserd 22 December 1618. Van den Heer J. J. Wllite , te L u i rij e h e r á. Koperen tabaksdoos , op het deksel een gegraveerde voorstelling uit de Kabeljauwsche twisten , ter weerzijden waarvan :
10 >>dc «maar Cabeliau sy worden sche haal op hun beurt deet eerst uyt amster veel der hoek dam ver sche snee dreven" ven" Op den bodem eene voorstelling van het sneuvelen van G-raaf Willem van Holland , ter zijde waarvan : »wat >.dit baet een jeug blijkt aan dig . . . man Willem hol haftig . . . lands graaf' onbedree die voor Sta ven" vere liet het leeven" Op de voorzijde der doos leest men »taebak dat edel - - kruyt dat wyn en — bier doet smaken" ; op de achterzijde »men Rookte met de — mont men Trekse met de kaaken,"
B. AANGEKOCHT. Yaasvormig potje van zwart gebakken aarde , op een voetje en fraai met cirkels en inpuntingen versierd (defect). Hoogte 10 c.M. Middellijn 8.5 c>I. Potje van geelgrijs gebakken aarde, met ronden bodem , zeer wijden buik en nauwe opening. Hoogte 4 c.M. Middellijn 7 c.M. Hals of voet van een potje van geelgrijs gebakken aarde. Schijfvormig gewicht van geel gebakken aarde, in het midden «aarvan een groot gat is gemaakt ; vermoedelijk als visohnetverzwaring gebruikt. Middellijn 10.5 c.M. Dergelijk. Middellijn 11 c.M. Dergelijk. Middellijn 10.5 c.M. Dergelijk. Middellijn 9.5 c.M. Dergelijk. Middellijn 10 c.M. Dergelijk van roodgeel gebakken aarde (defect). Middellijn 8.5 c.M. Handvatsel van een casserol van rood gebakken aarde. Platte kraal van zwart gebakken aarde ; het eene vlak met cirkels versierd. Middellijn 4.4 c.M. Gedeelte van een runderknokkel , in het midden is een gaatje
II «•.boord , het bovenvlak is rond afgesneden ; vermoedelijk als knoop gebezigd. Middellijn 3.8 c.M. Deze voorwerpen zijn gevonden in de terp bij «Ofhiigahui*" onder
Achlum. Bolvormige pot van zwart gebakken aarde , niet wijden buik , nauwe opening en omgebogen, rand (defect). Hoogte 15.5 c.M. Middellijn 19 c.M. Potje van grijsgeel en zwart gebakken aarde, mei platten bodem, wijden buik, wijde opening en rechtopstaanden rand. Hoogte 12.5 c.M. Middellijn 13.5 c.M. Romervormig potje van geel gebakken aarde op een plai voetje. Hoogte 4.5 c.M. Middellijn 5 c.M. Dergelijk potje. Hoogte 3.5 c.M. Middellijn 4 c.M. Zeer klein cylindervormig potje van lichtgeel gebakken aarde. Hoogte 1.5 c.31. Middellijn 2.5 c.M, Platte steenen schijf van grijs gebakken aarde. Middellijn 7 c.M. Dergelijke van lichtrood gebakken aarde. Middellijn 5.5 c.M. Schijfje , uit een potscherf vervaardigd. Middellijn 3.5 c.M. Been van een dier, aan eene zijde glad gemaakt; aan ieder einde is overlangs en overdwars een gat geboord. Lengte 26 c.M. Dergelijk been, doch aan ieder einde bevindt zich slechts één gat, Lengte 28 c.xM. Platte beenen knoop. Middellijn 4 c.M. Scherven van potten. Fraai bewerkt polje van zwart gebakken aarde, met platten bodem, wijden buik, nauwe opening en bijna rechtopstaanden rand. Hoogte. 8.5 c.M. Middellijn 10.5 c.M. Groote bolvormige pot van geelgrijs gebakken aarde , met wijde opening en platten omgebogen rand. Hoogte 25.5 c.M. Middellijn 28.5 c.M. Bolvormig potje van zwart gebakken aarde , met wijde opening en omgebogen rand. Hoogte 10 c.M. Middellijn 12.5 c.M. Cylindervormig potje van grijs gebakken aarde. Hoogte 5 c.M. Middellijn 5.5 c.M. Brokstuk van een pot. Zes fragmenten van molensteenen, Kubusvormige steen van graniet, vermoedelijk een werpbal. Lengte der zijden _fc 5.5 c.M. Brokstuk van een zeer zwaren pot.
I-J
.Brokstukken van potten. Een bronzen spoor. Lengte 12.5 c.M. Groote vaasvormige pot van geel gebakken aarde, met platten bodem , wijden buik , nauwere opening , omgebogen rand en met iwee ooi-en. Hoogte- 29.5 c.M. Middellijn 25.5 c.M. Kubusvormige steen van graniet. Lengte der zijden ± 7 c.M. Punt van een hertshoorn , van onderen uitgehold. Lengte 10.5 c.M. Punt van een hertshoorn , de top besneden. Lengte 14.5 c.M. Pot van geel en zwart gebakken aarde , met kleinen platten bodem , zeer wijden buik , wijde opening , rechtopstaanden rand en met één oor. Hoogte 26 c.M. Middellijn 31.5 c.M. Bolvormige pot van zwart gebakken aarde, doch met platten bodem , wijde opening , omgebogen rand en met één oor. Hoogte 13 c.M. Middellijn 17.5 c.M. Renedengedeelte van een grooten pot van lichtrood gebakken aarde. Potje van zwart gebakken aarde, met platten bodem, wijden buik, wijde opening , bijna rechtopstaanden rand en mei één oor (defect). Hoogte 9.5 c.M. Middellijn 13.5 c.M. Dergelijk potje, doch de rand omgebogen (defect). Hoogte 10.5 c.M. Middellijn 13 c.M. Gedeelte van een potje van grijs gebakken aarde , met platten bodem, wijden buik, wijde opening en eenigszins omgebogen rand. Hoogte 8.5 c.M. Middellijn 11 c.M. Oor van een pot: tusschen het oor is nog een overblijfsel van een stuk touw. Handvatse.1 van een casserol van rood gebakken aarde. Middellijn 4.4 c.M. Platte kraal van grijs gebakken aarde. Middellijn 4.3 c.M. Spiiiklosje van zwart gebakken aarde. Middellijn 4 c.M, Been van een dier , aan eene zijde glad gemaakt ; bij ieder eindc is overdwars een gat geboord. Lengte 27.5 c.M. Been van een dier. overlangs uitgehold en aan het eene einde aaiigepunt. Lengte 6.5 c.M, Platte beenen knoop, Middellijn 4 c.M, Twee bij elkander behoorende niolensteenen met ijzeren pen. Middellijn 48'c.M. Fragment van een driehoekig gewicht, in lederen hoek is overdwars een groot gat aangebracht. Loodlijn 13 c.M.
|:i
Steenen werpbal van graniet, hoekig besieoen. Middellijn 7.5 c.M. Helft van een runderknokkel, in het. midden is een gat geboord ; vermoedelijk als knoop gebezigd. Middellijn 4.2 c.M. Plat schijfje, uit een potscherf vervaardigd. Middellijn 4.3 c.M. Een schedel van een rnensch. Twee beenderen van menschen. Twee schedels van runderen. Voorhoofdsbeen van een rund . waaraan de hoorripitten. Een kaak van een paard. Een fragment van een kaak van een paard, Vier schedels van honden. Een gewei van een hert. Een stuk van een hertshoorn. Twee kaken van wilde varkens. Een slagtand van een wild varken. Fragment van een rugwervel van een walvisc.h. Een zeeschelp. Vijf stukken steen. Al deze voorwerpen zijn gevonden in de terp Ie Baard. Fraaie bewerkte pot van donkergrijs gebakken aarde, niet platten bodera, wijden buik, nauwere opening en omgebogen rand. Hoogte 23.5 c.M. Middellijn 23 c.M. Dergelijke pot, doch met opstaanden rand. Hoogte 22.5 • c.M. Middellijn 22 5 c.M. Fraai bewerkte geribde pot van grijs en geelrood gebakken aarde. met platten bodem , zeer wijden buik , nauwere opening en eenigzins omgebogen rand. Hoogte 14.5 c.M. Middellijn 16.5 c.M. Dergelijke pot van zwart gebakken aarde. Hoogte 11.5 c.M. Middellijn 16.5 c.M. Geribde pot van zwart gebakken aarde. met platten bodem , bijna rechtoploopenden wand en rechtopstaanden rand. Hoogte 12 c.M. Middellijn 12.5 c.M. Dergelijke pot van donkergrijs gebakken aarde.. niet platten bodem , wijden buik, wijde opening en bijna rechtopstaanden rand. Hoogte 11.5 c.M. Middellijn 15 c.M. Geribde pot van geelrood gebakken aarde. met kleinen voet , zeer wijden buik en iets nauwere opening ; de rand afgebroken. Nog hoog 15 c.M. Middellijn 16 c.M,
14 Pol van donkergrijs gebakken aarde, met platten bodem , zeer wijden buik en iets nauwere opening; de rand afgebroken. Nog hoog 11 c.M. Middellijn 20 c.M. Alsvoren van zwart en geel gebakken aarde, met platten bodem, wijden buik, iets nauwere opening en omgebogen rand. Hoogte. 13.5 c.M. Middellijn 17.5 c.M. Alsvoren van donkergrijs gebakken aarde , met platten bodem , wijden buik en afgebroken rand. Nog hoog 15 c.M, Middellijn 19.5 c.M. Gedeelte van een. pot van zwart gebakken aarde. , met platten bodem , wijden buik , wijde opening en eenigzins omgebogen rand. Hoogte 18 e.M. Middellijn 21 c.M. Bodemstuk van een pot van grijs gebakken aarde , met platten bodem en wijden buik ; bet bovengedeelte ontbreekt. Nog hoog 12 c.M. Middellijn 20 c.M. Pot van grijs en zwart gebakken aarde , met platten bodem , iets wijderen buik , nauwere opening: en rechtopstaanden rand. Hoogte 14.5 c.M. Middellijn 15.5 c.M. Potje van donkergrijs en geel gebakken aarde . met platten bodem, iets wijderen buik, nauwere opening en bijna rechtopstaanden rand. Hoogte 12 c.M. Middellijn 13 c.M. Bolvormig potje van geelrood gebakken aarde, met wijde opening en omgebogen rand. Hoogte 9 c.M. Middellijn 11 c.M. Fraai bewerkt potje van donkergrijs gebakken aarde, met platten bodem, wijden buik, iets nauwere opening en eenigszins omgebogen rand. Hoogte 11.5 c.M. Middellijn 14 c.3i. Potje van lichtgrijs en geel gebakken aarde , met platten bodem, bijna rechtoploopenden wand , wijden opening en dikken omgebogen rand. Hoogte 13.5 c.31. Middellijn 13 c.M. Potje van rood gebakken aarde , met eenigszins platten bodem , rechtoploopenden wand, wijde opening en eenigszins omgebogen rand (defect). Hoogte 7 e.M. Middellijn 7.5 c.M. Potje van grijsgeel gebakken aarde, met platten bodem en rechtoploopenden wand. Hoogte 6 c.M. Middellijn 6.5 e.M. Bodemstuk van een fraai bewerkten pot van grijsgeel en donkergrijs gebakken aarde, met platten bodem en wijden buik. Nog hoog 10.5 c.M. Middellijn 15.5 c.M. Onderstuk van een fraai bewerkten pol van grijsgeel gebakken aarde , met platten bodem en wijden buik; het bovenstuk ontbreekt geheel. Nog hoog S.5 e.31. Middellijn 15.5 c.31.
15 Fraai bewerkte geribde pot van donkerrood en zwart gebakken aarde , met platten bodem , wijden buik , nauwe opening en bijna rechtopstaanden rand. Hoogte 23 c.M. Middellijn 22.5 c.M. Fraai bewerkte pot van geelgrijs en donkergrijs gebakken aarde , met platten bodem, wijden buik, nauwere opening en eenigszins omgebogen rand. Hoogte 20.5 c.M. Middellijn 22.5 c.M. Potje van grijsgeel gebakken aarde , met platten bodem , wijden buik , wijde opening en eenigzins omgebogen rand ; beneden den buik zijn drie uitpuntingen. Hoogte 17 c.M. Middellijn 19 c.M. Fraai bewerkte pot van zwart en donkerrood gebakken aarde , met platten bodem , wijden buik , nauwe opening en omgebogen rand, Hoogte 17 c.M. Middellijn 17 c.M. Alsvoren van grijs gebakken aarde, met platten bodem , zeer wijden buik , wijde opening en omgebogen rand. Hoogte 13 c.M. Middellijn 22.5 c.M. Alsvoren (geribd) van zwart en geelrood gebakken aarde, met platten bodem , iets wijderen buik . nauwe, opening en omgebogen rand. Hoogte 18 c.M. Middellijn 16 c.M. Fraai bewerkte pot van licht- en donkergrijs gebakken aarde , met platten bodem, wijden buik , nauwe opening en eenigszins omgebogen rand. Hoogte 20 c.M. Middellijn 17.5 c.M. Fraai bewerkt potje van geel gebakken aarde, met platten bodem, wijden buik , wijde opening en omgebogen rand. Hoogte 7.5 c.M. Middellijn 10.5 c.M. Ruw bewerkte pot van zwart gebakken aarde, met platten bodem, eenigszins wijden buik , iets nauwere opening en omgebogen rand (zeer defect). Hoogte 12 c.M. Middellijn 13 c.M. Benedengedeelte van een pot van donkergrijs gebakken aarde , met platten bodem , iets wijderen buik ; (het bovengedeelte ontbreekt) aan den buik zijn uitpuntingen geweest. Nog hoog 11 c.M. Middellijn 14.5 c.M. Brokstukken van een pot van grijs gebakken aarde. Brokstukken van potten. Fragment van een beenen kam met één rij tanden. Noo iano 8.3 c.M. " Been van een dier , aan het eene einde scheef afgesneden en overlangs gedeeltelijk uitgehold , aan het andere einde is een knop gesneden (de punt afgebroken). Nog lang 6.2 c.M. Kraal van grijs gebakken aarde. Middellijn 3 c.M. Potscherf van grijs gebakken aarde, aan de kanten hoekig afgeslepen.
1« Schijfje, uit een potscherf vervaardigd . in het midden is een gaatje geboord. Middellijn 5.4 c.M. Bronzen ring. Middellijn 3.3 c.M. Roode steenen kraal. Middellijn 0.8 c.M. Beenen schaafje. Lengte 10.3 c.M. Langwerpig, vierkant gesneden , stuk been. Lengte 10.5 c.M, Punt van een hertshoorn , aan het benedeneinde ingekeept en door de inkeeping is een gat geboord. Lengte 17.3 c.M. Dergelijke, Lengte, 10.3 c.M. Punt van een hertshoorn , ruw besneden. Lengte 9 c.M. Een hoornpit van een rund. Drie slagtanden van wilde varkens. Spoor van een haan. Twee tanden van een beer of wolf'. Al deze voorwerpen zijn gevonden bij het bewerken van den grond onder de afgegraven terp te Beetgum. Slagtand van een wild varken. Gevonden in de terp op »Besseburen" te Boetgum, Beenen haarnaald. Lengte 18 c.M. Beenen haarnaald. Lengte 12.7 c.M. Beide voorwerpen zijn gevonden in de terp op Sionsberg bij
Dokkum. onder Dantumawoude. Platte kraal van geelgrijs gebakken aarde. Middellijn 2.4 c.MHelft van een runderknokkel, in het midden is een gat geboord ; vermoedelijk als knoop gebezigd. Middellijn 5 c.M. Potje van geelgrijs gebakken aarde, met platten bodem en scheefoploopenden wand. Hoogte 3.5 c.M. Middellijn 4.5 c.M. Groote kraal van zwart gebakken aarde, aan beide zijden met cirkels versierd. Middellijn 5 c.M. Oranjekleurige platte porseleinen kraal, Middellijn 0.9 c.M. Blauwe glazen kraal. Middellijn 1.4 c.M. Beenderen van dieren. Kiezen van een dier. Een vuursteen. Al deze voorwerpen zijn gevonden in een terp te Dronfljp. Potje van zwart en geelgrijs gebakken aarde, met platten bodemwijden buik en eenigzins omgebogen rand (defect). Hoogte 17 c.M. Middellijn 24.ft c.M.
i
1 3
17 Potje van grijs gebakken aarde, mei platten bodem, wijden buik, omgebogen rand en met één oor. Hoogte 9 c.M, Middellijn 12 c,M. Potje van zwart gebakken aarde, met platten bodem, zeer wijduitloopende wanden en eenigszins nauwere opening. Hoogte 4.3 c.M. Middellijn 6.8 c.M. Bovengedeelte van een kandelaar? van roodachtig gebakken aarde. Hoogte 6.5 c.M. Middellijn 7.3 c.M. Handvatsel van een voorwerp van geel gebakken aarde. Verschillende ooren van potten. Schijfvormig gewicht van geel gebakken aarde. Middellijn 10 c.M. Driehoekig gewicht van geel gebakken aarde ; in elk der hoeken is een gat geboord. Loodlijii 9.5 c.M. Plat driehoekig gewicht van geel gebakken aarde; in elk der hoeken is een gat geboord. Loodlijn 10 c.M. Fragment van een deksel van een pot van geelgrijs gebakken aarde, fraai met ingestempelde figuren versierd. Middellijn 10.5 c.M. Platte steenen kraal of knoop van donkergrijs gebakken aarde. Middellijn 3 c.M. Helft van een knokkel van een rund , vermoedelijk als knoop gebezigd. Middellijn 4.5 c.M. Overlangs uitgehold beentje van een dier , aan het eene einde aangepunt, terwijl aan het andere einde twee overelkander geplaatste gaatjes zijn geboord. Lengte 11.1 c.M. Potje van geel en lichtgrijs gebakken aarde , met platten bodem, wijden buik , iets nauwere opening en omgebogen rand. Hoogte 5 c.M. Middellijn 5.5 c.M. Ooren van potten. Besneden stuk hout. Lengte 14 c.M. Potje van donkergrijs gebakken aarde, met platten bodem, wijden buik , wijde opening , omgebogen rand en één oor. Hoogte 8.5 c.M. Middellijn 9.5 c.M. Gedeelte van een cylindervormig stuk steen van grijs gebakken aarde. Nog lang 12 c.M. Middellijn 8.5 c.M. Drie fragmenten van driehoekige gewichten. Kubusvormig stuk graniet, vermoedelijk als werpbal gebezigd. Lengte der zijden ± 5 5 c.M. Cylindervormig stuk graniet. Lengte 10 c.M. Middellijn 6 c.M. Handval.se] van een casserol van grijs gebakken aarde. Middellijn 3.7 c.M.
IS Tuit van een pol of kruik van roodgeel gebakken aarde, waarop bruin geverfde versieringen zijn aangebracht. Spinklosje van zwart en grijs gebakken aarde. Middellijn 3 c.M. Pot van grauw grijs gebakken aarde , met kleinen platten bodem, zeer wijden buik , nauwe opening , rechtopstaanden rand en twee ooren. Hoogte 25.5 c.M. Middellijn 32 c.M. IJzeren schapenschaar. Lengte 12.5 c.M. Schijfje , uit een potscherf van geelgrijs gebakken aarde vervaardigd , in het midden is een gaatje geboord. Middellijn 8 c.M. Eivormig voorwerp van geel gebakken aarde. Lengte 4.2 c.M. Dergelijk. Lengte 4 c.M. Dergelijk. Lengte 4.3 c.M. Dergelijk. Lengte 4.2 c.M. Dergelijk van grijsgeel gebakken aarde. Lengte 4.5 c.M. Handvatsel van een casserol van rood en lichtgrijs gebakken aarde; op de bovenzijde is een kruis ingesneden. Middellijn 3.2 c.M. IJzeren spijker met rechtopstaande)] platten knop. Lengte 10 c.M. Platte beenen naald ; het oog afgebroken. Nog lang 10.1 c.M. Zeer ruw bewerkt potje van roodgeel gebakken aarde, met platten bodem , zeer wijden buik , iets nauwere opening, omgebogen rand en één oor. Hoogte 10 c.M. Middellijn 12.3 c.M. Eivormig voorwerp van rood gebakken aarde. Lengte 4.5 c.M. Helft van een kraal van grijs gebakken aarde. Middellijn 5 c.M. Steenen voorwerp. Hoogte 2.5 c.M. Schijfje, uit een potscherf vervaardigd , in het midden is een gaatje geboord. Middellijn 4.3 c.M. Been van een dier , overlangs uitgehold en met cirkels versierd. Lengte 9.7 c.M. Been van een dier , aan het eene einde aangepunt en overlangs uitgehold. Lengte 5 c.M. Plat beenen schijfje. Middellijn 4 c.M. Beenen naald. Lengte 8.9 c.M. Fragment van een beenen naald. Nog lang 6.6 c.M. Stuk been van een waivischachlig dier, hetwelk in den vorm van een steen is besneden en waarin een gaatje is geboord. Lengte 11 c.M. Cylindervormig potje van grijs gebakken aarde. Hoogte 4.7 c.M. Middellijn 8 c.M. Voet van een potje van geelrood gebakken aarde. Middellijn 6.5 c.M. Balletje van donkergrijs gebakken aarde. Middellijn 1.5 c.M. Platte beenen kraal. Middellijn 3.9 c.M.
19 Glad gemaakt beentje van een dier , overlangs uitgehold. Lengte 9 e.M. Been van een dier , overlangs uitgehold en aan het eene einde aangepunt. Lengte 10.8 c,M. Pot van zwart gebakken aarde, met platten bodem, wijden buik, nauwere opening en iets omgebogen rand (defect). Hoogte 19 c.M. Middellijn 22.5 c.M. Schijfvormig gewicht van grijs gebakken aarde ; in het midden is een groot gat gemaakt. Middellijn 10 c.M. Platte kraal van grijsgeel gebakken aarde. Middellijn 3.5 c.M. Groene glazen kraal. Middellijn 0.9 c.M. Een echeniet. Kies van een paard. Een hooislak. Vier schedels van honden. Een hoornpit van een rund. Al deze voorwerpen zijn gevonden in de terp te Engsium. IJzeren schapenschaar. Lengte 21 c.M: Platte ronde steen van zwart gebakken aarde , in het midden is aan de eene zijde tot op de helft der dikte een rond gat gemaakt. Middellijn I I c.M. Plat beenen schijfje , vervaardigd uit twee , door ijzeren pinnen op elkander bevestigde , schijfjes , het eene vlak met cirkels en uitpuntingen versierd ; in het midden is een gat gemaakt. Middellijn i c.M. Tonvormige ronde steenen kraal. Middellijn 1 c.M. Deze voorwerpen zijn gevonden in de terp te Finkum, noordwest, waar de opweg naar het dorp uitkomt, op den weg: van Stiens naar Hallum. Been van een dier, waarin twee gaten geboord zijn. Lengte 11.5 c.M. Stuk hertshoorn , aan het eene einde afgebroken, aan het andere einde afgezaagd. Lengte 16 c.M. Kraal van zwart gebakken aarde. Middellijn 4.4 c.M. Schijfvormig gewicht van geelgrijs gebakken aarde, in het midden is een gat geboord; vermoedelijk als visehuetverzwaring gebezigd, Middellijn 12 c.M. Dergelijk. Middellijn 10.5 c.M. Dergelijk. Middellijn 12 c.M.
20 Dergelijk. Middellijn 12.5 c.M. Dergelijk , ruw bewerkt. Middellijn 10 c.M. Dergelijk van licht en donkergrijs gebakken aarde, gedeeltelijk afgebrokkeld. Middellijn 10 c.M. Dergelijk , de bovenkant met vijf vingerindruksels versierd. Middellijn 12 c.M. Plat vierkant stuk zandsteen. Lengte der zijden ± 9.5 e.M. Fragment van een been van een dier, overiangs uitgehold eti aan het eene einde aangepiuU. Nog lang 10.8 c.M. Fragment van een wetsteen. Nog lang 15.5 c.M. Aan weerszijden afgesneden stuk hertshoorn, gedeeltelijk overiangs uitgehold. Lengte 7 c.M. Punt van een hertshoorn ; aan het benedeueinde is een inkeeping gesneden. Lengte 15.5 c.M. Beenen schaats. Lengte 25 c.M. Been van een dier , aan de eene zijde glad gemaakt en bij dal einde is overiangs een gat geboord. Lengte 22.5 c.M. Voetstuk van een potje van roodgeel gebakken aarde. Middellijn 5.1 c.M. Handvatsel van een casserol van rood , geel en. grijs gebakken aarde. Middelijn 4.5 c.M. Wetsteen van graniet. Lengte 15 c.M. Blauw steenen staafje (de punt afgebroken) , aan het boveneinde is een gaatje geboord. JVog lang 6.7 c.M. Been van een dier, overiangs uitgehold , aan het boveneind is een gaatje geboord en het benedeueinde is aangepunt. Lengte H.5 e.M. Been van een dier , aan het eene einde aan weerszijden plat besneden, en het andere einde aangepunt. Lengte 13.5 c.M. Beenen. haarnaald. Lengte 8.7 e.M. Beenen naald , zonder oog. Lengte 5.9 e.M. Bronzen ring. Middellijn 3.7 c.M. Been van een dier, overiangs uitgehold , aan het eene einde zijn tegenover elkander twee gaatjes geboord. Lengte 19.5 c.M. Been van een dier, overiangs uitgehold en aan het eene einde, aangepunt. Lengte 13.7 c.M. Dergelijk. Lengte 9 c.M. Aan weerszijden besneden been van een dier, overiangs uitgehold. Lengte 8.5 c.M. Plat gesneden been van een dier , aan het eene einde aangepunt. Lengte 7.2 c.M.
21 Beentje van een dier; aan alle zijden zijn streepjes iugekerfd.. Lengte 5.2 c.M. Slagtand van een wild varken. Verschillende beenderen van dieren. Schedel van een hond. Twee schubben van een visch. Punt van een hertshoorn. Een stuk vuursteen. Al deze voorwerpen zijn gevonden in de terp , zuidwest van dr kerk te FinkUITI, en de dicht daarbij gelegen terp van het voormalige Holdinge-State. Rosé steenen kraal, Middellijn 1 c.M. Alsvoren. Middellijn 0.9 c.M. Alsvoren. Middellijn 0.8 c.M. Oranjekleurige steenen kraal, Middellijn 1.1 e.M. Alsvoren. Middellijn 1 c.M. Alsvoren. Middellijn 0.9 c.M. Alsvoren. Middellijn 0.9 c.M. Gele steenen kraal. Middellijn 0.8 c.M. Lichtgele steenen kraal. Middellijn 0.6 c.M. Twee aan elkander verbonden , lichtgele steenen kralen. Middellijn 0.4 c.M. Grijsgele steenen kraal. Middellijn 0.9 c.M. Twee melkblauwe , aan elkander verbonden steenen kralen. Middellijn 0.6 c.M. Lichtblauwe glazen kraal. Middellijn 1.2 c.M. Barnsteenen kraal. Middellijn 0.9 c.M. Eenentwintig platte beenen schijfjes, waarvan de grootsten 1.1. e.M. , de kleinsten 0.7 c.M. in middellijn zijn. Al deze kralen en schijfjes zijn gevonden bij een vrouwenlijk, in den grond van een stuk land, onder Franeker. Ruw bewerkt, kolomvormig potje van grijs gebakken aarde. Hoogte 5 c.M. Middellijn 6 c.M. Bekervormig potje van zwart gebakken aarde, niet platten bodem. Hoogte 5 c.M. Middellijn 6 c.M. Gevonden in de terp ter plaatse waar het klooster Mariëngaarde. onder Hallum, heeft gestaan. Fraaie bronzen fibula , de naald ontbreekt. Lengte 5.9 c.M. Gevonden in de terp op de Hallumer mieder», onder Hälium.
22 Potje van zwart gebakken aarde, met platteu bodem, rechtopstaande!) wand ; aan den benedenkant der bodem is vóór het bakken ingesneden C C L y T T Hoogte 4.5 c.M. Middellijn 5.5. Een stuk barnsteen. Gevonden in een terp te Hallum. Potje van zwart en geel gebakken aarde, bolvormig, meteenigszins nauwe opening en omgebogen rand. Hoogte 11 c.M. Middellijn 13 c.M. Glad gemaakt been van een dier , aan het eene einde scheef afgesneden. Lengte 22.5 c,M. Beide voorwerpen zijn gevonden in de terp te Hantümhuizum. Vuursteenen mes, ruw bewerkt. Lengte 15.2 c.M. Dergelijk. Lengte 16 c.M. Dergelijk. Lengte 16 c.M. Dergelijk. Lengte 18.8 c.M. Beenen schaats. Lengte 26.5 c.M. Been van een dier, in den vorm van een krakeling besneden. Lengte 6.5 c.M. Deze voorwerpen zijn gevonden in een terp bij Ugoklooster, onder Har†wsi'd , en door tusschenkomst van den heer correspondent K. H. Laagland te Bolsward aangekocht. Groote bolvormige pot van geelrood en zwart gebakken aarde , met wijde opening en omgebogen rand. Hoogte 25 c.M. Middellijn 29 c.M. Sehijfvonmg gewicht van geelgrijs gebakken aarde. Middellijn 11 c.M. Dergelijk. Middellijn 11.5 c.M. Dergelijk van grijs gebakkeu aarde. Middellijn 9.5 c.M. Dergelijk. Middellijn 10 c.M. Potje van grijsgeel gebakken aarde, met platten bodem, wijderen buik , nauwe opening en omgebogen rand. Hoogte 6.5 c.M. Middellijn 6.5 c.M. Cylindervormig' potje van lichtrood gebakken aarde, in den bodem is een gaatje geboord. Hoogte 4 c.M. Middellijn 6.5 c.M. Fragment van een kam van terra sigillata , fraai met figuren bewerkt. Kraal van grijsrood gebakken aarde. Middellijn 8.5 fc.M.
23 Gedeelte van een riinderknokkel , in het midden is een gat geboord ; vermoedelijk als knoop gebezigd. Middellijn 4.8 c.M. Dergelijk. Middellijn 4.5 c.M. Fraoment van een been van een dier , aan eene zijde glad gemaakt. Nog lang 19.5 c.M. Dergelijk , bij het eene einde is overlangs een gat geboord. Nog lang 23.2 c.M. Been van een dier , overlangs uitgehold ; aan het eene einde aangepunt. Lengte 7.8 c.M. Afgesneden punt van een hertshoorn. Lengte 8.5 c.M. Afoebroken punt van een hertshoorn ; de punl scheef afgesneden. Lengte 14 c.M. Beenen kam (defect). Lengte 12.5 c.M. Fragment van een handvatsel van een beenen kam , niet lijnen en cirkeltjes versierd. Nog lang 9.3 c.M. Afgesneden top van een hertshoorn. Lengte 3.5 c.M. Bronzen plaatje , met lijnen versierd. Lengte 9.5 c.M. Fragment van een beenen kam met twee rijen tanden. Nog lang 2.3 c.M. Fragment van een plat stuk steen van rood gebakken aarde , waarin een gat is gemaakt. Nog lang 10 c.M. Vier hoornpitten van runderen. Twee stukken van hertshoorns. Twee sporen van hanen. Al deze voorwerpen zijn gevonden in de terp op vijf minuten afstand ten zuidwesten van de kerk te Holwerd. Schijfvormig gewicht van grijsgeel gebakken aarde, in het midden is een gat geboord ; vermoedelijk eene vischnetverzwaring. Middellijn 10.2 c.M. Beenderen en gedeelte van een kaak van een dier. Gevonden bij het graven van een graf op de Stedelijke Begraafplaats te Leeuwarden. Een hoornpit van een rund. Fragment van een schedel van een dier. Verschillende beenderen van dieren. Kaken , kiezen en tanden van dieren. Gevonden in de terp op »Bilgaard" onder Leeuwarden. Potje van zwart gebakken aarde , mei wijden buik . nauwe o|>e«
24 ning en omgebogen rand en met één oor. Hoogte 7.5 c.M. Middellijn 8 c.M. Voetstuk van een bronzen pot. Middellijn 9.8 c.M. Rand van een dergelijke. Middellijn 25 c.M. Hengsel van een dergelijke pot. Middellijn 25 c.M. Deze drie laatste voorwerpen hebben waarschijnlijk één pot gevormd , waarvan het middengedeelte vergaan is. Zie oudheidkundige verhandeling van dr. L. F. J. Jansen, Plaat I , no. 3. (Arnhem bij Nijhof en Zoon). SchijfVormig gewicht van lichtrood gebakken aarde. Middellijn 10 c.M. Dergelijk van bruingeel gebakken aarde. Middellijn 11 c.M. Dergelijk van geelgrijs gebakken aarde. Middellijn 10 c.M. Voet van een pot van grijs gebakken aarde ; in het midden is een gaatje geboord. Middellijn 5.8 c.M. Platte ronde schijf van geelgrijs gebakken aarde ; in het midden is een groot gat. Middellijn 7.5 c.M. Glazen beker , zonder voet. Middellijn 10 c.M. Fraai bewerkte beenen naald met platten knop. Lengte 8.2 c.M. Een hoefijzer. Een hoefijzer. Scherven van potten. Twee ruggewervels van dieren. Kiezen en tanden van dieren. Stuk steen, met goudglimmer. Al deze voorwerpen zijn gevonden in de Hand- en Jonkersterpen, ten noorden van MakkUDI. Bekken van een schaap of bok. Gevonden op pi. m. 2 M. beneden het maaiveld in een terp onder MarSSUIti. Potje van grijs en donkergrijs gebakken aarde, met platten bodem en rechtopstaanden wand. Hoogte 7 c.M. Middellijn 3 c.M. Schijfvormig gewicht van geelrood gebakken aarde, in het midden is een groot gat; vermoedelijk een vischnetrerzwaring. Middellijn 9.5 c.M. Dergelijk van grijs en donkergrijs gebakken aarde. Middellijn 8.5 c.M. Stuk van een hertshoorn, aan weerszijden glad afgesneden. Lengte 12 c.M.
25 Beenen naald , de punt afgebroken. Nog lang 5.8 c.M. Kubusvormig stuk graniet; vermoedelijk als werpbal gebezigd. Lengte der zijden pi. m. 5.8 c.M. Been van een dier, aan het eene einde aangepunt. Lengte 16.5 c.M. Kraal van grijsgeel gebakken aarde. Middellijn 4 c.M. Hoornpit van een rund. Twee slagtanden van een wild varken. Been van een dier. Deze voorwerpen zijn gevonden in een terp te MenâldlW.. Kraal van zwart gebakken aarde, het bovenvlak met inpuntingen versierd. Middellijn 5.3 c.M. Platte beenen kraal, uit drie met koperen pinnetjes op elkander gevestigde plaatjes bestaande , de beide vlakken met cirkeltjes versierd. Middellijn 4 c.M. IJzeren bijtel of houweel. IJzeren voorwerp. Schedel van een mensch. Twee fragmenten van schedels van menschen. Gevonden in de terp, ter plaatse waar het klooster Bethlehem onder Olldkerk , heeft gestaan. Beenen ring met cirkeltjes versierd. Middellijn 2 c.M. Gevonden in het bolwerk te Sneck. Voetstuk van een pot van zwarte , glad gebakken aarde. Handvatsel van een casserol van donkerrood en zwart gebakken aarde (defect). Bodem van een fleseh van donkergroen glas. Bodem van een fleschje van lichtgroen glas. Helft van een runderknokkel, in het midden is een gat geboord ; vermoedelijk als knoop gebezigd. Middellijn 4 c.M. IJzeren ring. Middellijn 5.5 c.M. Plat rond beenen schijfje. Middellijn 1.2 c.M. Gele steenen kraal. Middellijn 0.7 c.M. Rosé steenen kraal. Middellijn 0.7 c.M. Kraal van lichtrood en grijs gebakken aarde. Middellijn 4 c.M. Been van een dier, aan ieder einde is overdwars een gat geboord. Lengte 21.5 c.M. Been van een dier, aan eene zijde glad gemaakt. Lengte 17.5 c.M. Helft van een runderknokkel. Middellijn 4 c.M.
20 Hooriipil van een rund. Verschillende beenderen van dieren. Kiezen en tanden van dieren. Een hoef van een paard. Een slagtand van een wild varken. Al deze voorwerpen zijn gevonden in de terp van Kalma, op het Oudland, onder Sfiens. Eivormig voorwerp van rood gebakken aarde. Lengte 6 c.M. Kievitseivormig voorwerp van rood gebakken aarde. Lengte 6 c.M. Gevonden in de terp te TeernS. Potje van geelbruin en rood gebakken aarde, met platten bodem, wijden buik, wijde opening, eenigszins omgebogen rand en met één oor. Hoogte 13.5 c.M. Middellijn 17.5 c.M. Gevonden in een terp onder Wl'jnS. Handvatsel van een beenen opsteekkam. Nog lang 6.5 c.M. Helft van een runderknokkel, in het midden is een gat geboord; vermoedelijk als knoop gebezigd. Middellijn 4.5 c.M. Steenen balletje van donkergrijs gebakken aarde. Middellijn 1.5 c.M. Twee fragmenten van molensteenen. Twee potscherven. Kraal van wit gebakken aarde. Middellijn 3.5 c.M. Helft van een runderknokkel, in het midden is een gat geboord; vermoedelijk als knoop gebezigd. Middellijn 4.6 c.M. Punt van een hertshoorn , als handvatsel van een kam ? gebruikt. Lengte 13.7 c.M. Beenen haarnaald. Lengte 10 c.M. Beenen haarnaald. Lengte 9.3 c.M. Fragment van een handvatsel van een kam. Nog lang 13.2 c.M. Beenen spijker. Lengte 8 c.M. Houten voorwerp, aan het eene einde afgebroken. Nog' lang 20.3 c.M. Been van een dier. Twee sporen van hanen. Schedel van een hond. Fragment van een schedel van een dier. Al deze voorwerpen zijn gevonden in de terp te Wetzons. Potje van grijsgeel gebakken aarde , met platten bodem , wijden buik , nauwere opening en rechtopstaanden rand. Hoogte 4.5 c.M. Middellijn 7 c.M.
27 Drie scherven van een pot , met lijnen versierd. Deze beide voorwerpen zijn gevonden in de terp bij »Donia-Slale"
k Winsum. Bronzen bolvormige pot, met omgebogen rand , één tuit en drie pooten, Vaasvormig potje van grijs en zwart gebakken aarde (gepolijst). Hoogte 11 c.M. Middellijn 7.5 c.M. Ruw bewerkt bekervormig potje van geel gebakken aarde , metplatten bodem. Hoogte 6 c.M. Middellijn 6.5 c.M. Brokstukken van potten. Kubusvormige werpsteen van graniet (defect). Lengte der zijden pi. m. 8 c.M. Helft van een platte schijf van rood gebakken aarde. Middellijn 21 c.M. Ruwe langwerpige steen van bruingrijs gebakken aarde. Lengte 15.5 c.M. Spinsteentje van zwart gebakken aarde. Middellijn 3.5 c.M. Schijfje , uit een potscherf van grijs gebakken aarde vervaardigd. Middellijn 5 c.M. Potje van rood gebakken aarde, op een voetje, met iets wijderen buik, nauwere opening, eenigszins omgebogen rand en met één oor. Hoogte 10 c.M. Middellijn 7 c.M. Been van een dier. Schedel van een mensch. Al deze voorwerpen zijn gevonden in de terp op Waekens te
Winsum. Steenen bijtel , zoogenaamde donderbeitel. Lengte 18.5 c.M. Kleine of offerbeitel, gevonden achter Vingerlo. Lengte 8.2 c.M. Dergelijke , kleiner. Lengte 6.6 c.M. Dergelijke , nog kleiner. Lengte 5.3 c.M. Schijfvormig gewicht van zwart gebakken aarde , in hel midden is een groot gat geboord is ; op het bovenvlak zijn vijf diepe gaten ingedrukt. Middellijn 11.5 c.M. Potje van zwart gebakken aarde , met eenigszins ronden bodem en bijna rechtopstaanden rand en met drie pootjes ; in een deipootjes is een gat geboord. Hoogte 7.5 c.M. Middellijn 8 c.M. Deze voorwerpen , gevonden op verschillende plaatsen in Drenthe, zijn in 1821 door R. C. SCHETSBERG, boekverkooper te Leeuwarden, verkocht , als deel uitmakende, van de collectie van wijlen den
28 WelEd.ZeerGel. Heer Dr. JOHAMES WLTBRANDUS QUAESIIITS te Leeu-
warden.
(Zie catalogus van genoemde verkooping, blz. 106 en 107).
Een koperen lepel. Als knop is op den steel een zittende leeuw, die in zijn voorpoten een wapenschild vasthoudt. Vier aardmanspijpjes. Gevonden bij het doen van graafwerk bij de Hoogere Burgerschool te Leeuwarden. Bronzen pot, op drie pooten en met ijzeren hengsel. Gevonden bij het afgraven van een terp te Hallum. Twee koperen crucifixen. Gevonden (volgens ontvangen opgave) bij hel graven in den grond van Kingma-State te ZweinS. Potje van grijsbruin gebakken aarde , met kleinen voet, zeer wijden buik , nauwe opening en rechtopstaanden rand. Hoogte 6 c.M. Middellijn 8.5 c;.M. Zwart beenen paternosterkraal. Gevonden bij het afgraven van de terp bij » Holdinga-State" te
Finkum. Zwaar stuk eikenhout, vermoedelijk van een kast of binnenbetimmering van een huis afkomstig , waarop zeer fraai een liggende koe is uitgesneden. Een kussensloop, in 1828 gemaakt door Klaasje Beerts Kuiken, echtgenoote van Anne Wassenaar te St. Jacobi-Parochie. Een oude kleine handboog. Fraai bewerkt geëmailleerd koperen mesheft. Gevonden in de vaart bij de NeSSerzijl. Twee koppen van zoogenaamde aardmanspijpjes. Gevonden bij het afgraven van de terp, achter de Stedelijke
Begraafplaats te Leeuwarden. Eraaie zilveren bonbonière , met geheime sluiting (deze is echter defect). Aan den buitenkant op den bodem zijn in fraai ornement de geslachtswapens van Kanistra en van van Æbinga van Hijum gegraveerd. Deze doos heeft dus toebehoord aan Tjalling van Kamstra van Menaldum en zijne vrouw Lucia Helena Scheltusd. van Æbinga — of aan zijnen neef Tjalling van Kaïnstra te Rinsumageest en zijne vrouw Anna Maria Scheltusd. van Æbinga.
'ÜI
Beenen mesheft met bruine , vermoedelijk ingebrande lijnen versierd , waarop tol opschrift (op dezelfde wijze aangebracht): Een goed Einde Voor Werk. Gevonden bij het afgraven van de terp te Jelsum. Dertien blauw geschilderde muurtegels. Zes geel, groen en blauw geschilderde muurtegels. Een blauw en paarsch geschilderde muurtegel. Al deze tegels zijn afkomstig uit een boerenhuis te Dronrijp. Het inwendige van een werpbal. Gevonden in den grond te NoordWOlde. Twee geborduurde kindermutsjes. IJzeren haardplaat, waarop een voorstelling van Christus met zijne apostelen bij de bron. Groote gevelsteen, waarop is uitgehouwen een in vaart zijnde trekschuit , waarboven de wapens van Leeuwarden en Dokkum en de letters S. P. Q. L. Deze steen is afkomstig uit den gevel van den in 1892 afgebroken Dokkumerstal, aan de Eebuurt te Leeuwarden. Zilveren tabaksdoos , aan de binnenzijde is op het deksel gegraveerd : »Verkaatst te Wommels op het Feest ter gelegenheid - van de Geboorte van de - Koning van Romen. - 1811." Een steenen paternosterkraal. Gevonden bij het doen van graafwerk voor de uitbreiding van
de Ambachtsschool te Leeuwarden. Een dergelijke kraal. Gevonden bij het afgraven van de terp van den Heer Kalma , op het Oudland onder Stiens. Een dergelijke. Gevonden bij het afgraven van de Hand- en Jonkersterpen te
Makkum. Bruine Jaeobakan. Hoogte 33.5 c.M. Middellijn 17 c.M. Gevonden bij het afgraven van een terp te Hallum. Vier verschillende draagteekens , tijdens het bezoek van H. 31. Koningin Wilhelmina en H. M. de Koningin-Regentes aan Friesland (17—21 Juni 1892) door ingezetenen gedragen.
30
Ken blauwe muurtegel, waarop een afbeelding van een trommelslager, in 16de eeuwsche kleederdracht. Beenen nieshefl. Gevonden bij het afgraven van de terp te Wetzens. Een groote Jacobakan. Hoogte 39 c.M. Middellijn 17 c.M. Gevonden bij het afgraven van de terp , op pi. m. 5 minuten Z.W. van het dorp , te HoÊwerd. IJzeren haardplaat, waarop in een rand van bloemen een afbeelding van Neptunus en waaronder »16 AFO 97." Groote Jacobakan van rood gebakken aarde (defect). c.M. Middellijn 15.5 c.M. Gevonden bij het afgraven van de terp te Baard.
Hoogte 23
Een kristallen cachet, met koperen omranding, waarop het wapen van het geslacht Donia. Een koperen kraan. Een zilveren theelepeltje. Een zilveren broekgesp. waarop de letters D. T. zijn gegraveerd. Een koperen mesheft. Een beenen mesheft. Een zilveren oorlepeltje en nagelschoonmaker. Scherven van verschillende fraai bewerkte kruiken en kannen. Al deze voorwerpen zijn gevonden bij het afgraven van de Jonkersterp bij Makkum , waarop de state »Donia" gestaan heeft. Tien zilveren knoopen , waarop een ruiter te paard. Gevonden bij het afgraven van de terp , waarop het klooster Marie'ngaarde , onder Haüum , heeft gestaan. In hout gesneden wapenbord , vermoedelijk op een kerkbank geplaatst geweest , en waarop twee wapens : 1. gekwartelcerd : 1 en 4 Rataller, 2 en 3 Ernslel ; 2. doorsneden , boven Loo, onder Eemskerck; ter zijde van de wapens is ingesneden »Anno 1619". Ovale koperen tabaksdoos. Op het deksel is een man en vrouw, die aan het visschen zijn , gegraveerd ; ter weerszijden hiervan staal »Het vissen — is myn plaisier". Bruine Jacobakan. Hoogte 23 c.M. Middellijn 12 c.M. Gevonden bij hel afgraven van een terp te Baard.
Hl IJzeren tang. Gevonden bij het afgraven van de terp bij Donia-state te Winsum Steenen wijwatersbakje. Hoogte 15.5 c.M. MiddeUijn 25 c.M Gevonden bij het afgraven van de terp onder Hartwerd, waaron het Ugo-klooster heeft gestaan.
f
II. AANWINSTEN VAN HET MUNT- EN PENNINGKABINET.
A.
GESCHENKEN.
Van de Heeren K, Velstra, te M a n t g u r a , en T. Velstra, te L e e u w a r d e n . Z. j . Romeinsche munt. Middelbrons. Onleesbaar. 814—840. Munt van Karel den Grooten , te Wijk-bijDuurstede geslagen . . . . . . . zilver. 1346—1384. Vlaanderen. Dubbele groot. Lodewjjk II zilver. 1660. Stad Utrecht. Duit koper. 1720. Holland. Duit koper. Z. j . Portugal. Vijf Reis. Sebastiaan I koper. Van den Heer W. K. F. Zwiersina , te H o l w e r d . 1664. Brunswijk en Lunenburg. Thaler. George Wilhelm, 1795. Geelkoperen gildepenning, in het midden der penning is een rond gat geboord. Op de voorzijde is gegraveerd VLBE DURKS BAKKER G P N° 5 , en op de keerzijde het jaartal 1795.
zilver.
Van den Heer J. C. F. Westpalm van Hoorn van Burgh, te 's G r a v e n h a g e. 1876 (27 Juli). Penning door de Nederlandsche Vrijmetselaren aangeboden aan Z. K. H. Willem Frederik Karel, Prins der Nederlanden, Grootmeester Nationaal, bij de plechtige herdenking van zijn zestigjarig bestuur zilver. 1852. Penning ter eere van Pierre Theodore Verhaegen , Président de la ehambre des Représentants de 1848- 1852 brons. 1832. Penning geschonken aan de verdedigers van de Citadel van Antwerpen. Deze met den naam D. Vos. brons.
33
1874 (12 Mei). De orde der Vrijmetselaren in hel koninkrijk der Nederlanden , onderhoorige Koloniën en Landen , ter herinnering aan de vijfentwintigjarige regeering van Koning Willem III . . . 1814 (26 Februari). Gestempelde draagpennmg van de ontgroenings Senaten aan de Hoogeschool te Utrecht. Dirks, deel I , no. 18 . . . . Een munt van het koninkrijk Siam . . . . Dergelijke, kleiner 1863. Sarawak. One cent . 1874. Straits Settlements. One cent 1790. Vereenigde Oost-Indische Compagnie. Duit . . 1825. Nederlandsch-Indië'. J/2 stuiver 1826. » l/j stuiver 1830. Brazilië. 40 Reis 1866. Spanje. 2'/ 2 centimos de Escudo. Maria II . 1809. Westphalen. 10 centimes. Napoleon I 1765. Westfriesland. Stuiver 1766. Westfriesland. Stuiver 1849. Spanje. Reaal. Maria II , 1863. Italië. 20 centesimi. Victor Emanuel II . . Z. j . Engeland. Penny. Jacobus I 1855. Frankrijk. 5 centimes. Napoleon III . . . Onleesbaar. Luxemburg. 10 sols Z. j . Noodrnunt van Curaçao , uit een in vijf deelen geslagen Spaansche mat vervaardigd . . . .
brons.
zilver. koper. koper. koper. koper. koper. koper. koper. koper. koper. koper. zilver. zilver. zilver. zilver. zilver. koper. koper. zilver.
Van den Heer Mr. J. Dirks, te L e e u w a r d e n . 1865. Tinnen draagpenning , ter gelegenheid van den vijftigjarigen gedenkdag van den Slag van Waterloo , met de borstbeelden van Willem I , II en III. 1865. Alsvoren met de borstbeelden van de helden van Waterloo. 1865. Koperen penningplaatje, bij dezelfde gelegenheid. Van den Heer Dr. J. A. Bruins , te I d a a r d. Romejnsche , bijna geheel afgesleten , munt, vermoedelijk van Vespasianus . . . . middelbrons. Z. j . Legpenning met beeldtenis van Lodewijk de Veertiende geelkoper.
Van den Heer D. Cannegieter, te B i ij a. 1620.
Groningen.
Stuiver
zilver.
•\'\
Van 1678. 1686. Z. j .
den Heer S. H. A. Begeman , ie H o 1 w e r d. Campen. Dubbele stuiver . Nijmegen. Dubbele stuiver Spanje. Vierde reaal. Ferdinand en Elisabcth (1474 en '79—1516) . Onleesbaar. Engeland. Penny. George III . . . .
zilver. zilver. zilver. koper.
Van den Heer G. H. van BorSSlMI Waaîkes, te H u i z urn. 1623. Friesland. Stuiver zilver. Van den Heer G. du CrOCtj, te A m s t e r d a m . 1574. Ontzet der stad Leiden , met de Schans te Soeterwoude. Van Loon I , blz. 195 . . . . 1575. Besluit der Staten omtrent de Roomsche godsdienst. Van Loon I , blz. 208 , ho. 1 1580. Afbreken der vredesonderhandelingen met Spanje. Van Loon I , blz. 279 1581. Âfzwering van Filips als graai'. Van Loon 1, blz. 298 1582. Moordaanslag op het leven van Prins Willem I. Van Loon I , blz. 315 . . . . . . . 1584. Moedig gedrag der Staten. Van Loon I, blz. 348 1587. Op den rampzaligen toestand der Spaansche, en den bloeienden toestand van de noordelijke (vereenigde) Nederlanden. Van Loon I , blz. 379 . . . 1590. Verkiezing van Prins Maurits tot algemeen Stadhouder. Van Loon 1 , blz. 412 . . . . 1591. Valsehe vredesaanbieding door Spanje. Van Loon I , blz. 423 . . , . . . . . . , 1593. Inname van Geertruidenberg. Van Loon I , blz. 4 3 7 . no. 2 . 1594. Op het opnemen van lands geldmiddelen. Van Loon I , blz. 452 1598. Op het vermoorden van Graal' Ulrich van Valkensteijn. Van Loon I , blz. 518 1598. Wreedheden van Mendosa. Van Loon I , blz. 521 1600. Veroveren van het fort St. Andries. Van Loon I, blz. 546 1603. Belegering van Ostende. Van Loon I I , blz. 10 , no. 1 . . . . . . . . . . . . 1607. Manhaftigen strijd van Oldenbarneveld , omtrent de. Spaansche gemoederen. Van Loon II , blz. 34
zilver. zilver. koper. koper. zilver. koper.
koper. koper. koper. zilver. koper. koper. koper. koper, koper. koper.
35 1610, Moord op Hendrik IV. Van Loon II , blz. 67 . 1629. Op het vluchten der Spanjaarden uit de Veluwe en Amersfoort, het ontweldigen van Wezel en het veroveren van 's Hertogenbosch. Van Loon II, blz. 184 1772. Tweede eeuwfeest der verlossing van Vlissingen. Vervolg van Loon VI , blz. 53 , no. 464 . . 1773. Tweede eeuwfeest van het ontzet van Alkmaar. Vervolg van Loon VI, blz. 71 , no. 484 . . 1779. Tweede eeuwfeest der Unie van Utrecht. Vervolg van Loon VII, blz. 127 , no. 538 . . . . 1783. Blokkade van Gibraltar. Vervolg van Loon VIII, blz. 193, no. 584 . . . . . . . . 1831. Ter nagedachtenis van J. C. J. van Speyck. Dirks I , blz. 3 1 5 , no. 402 . . . . . . . 1845. Opening en inwijding der nieuwe beurs te Amsterdam. Dirks I I , blz. 59 , no. 641 . . . 1863 (28 November). Kozakjesdag te Utrecht, of het vijftig jaren geleden binnenrukken der Kozakken aldaar in 1813, herdacht in 1863. Dirks I I , blz. 257, no. 898 . . . . . . . . . . . 1872. Derde eeuwfeest der grondlegging onzer onafhankelijkheid . . . . . . . . . . . . . 1872 Derde eeuwfeest der inname van den Briel 1872 Strooipenning ter gelegenheid van het derde eeuwfeest onzer onafhankelijkheid . . . . .
koper.
koper. zilver. zilver. zilver. koper. brons. brons.
brons. brons. brons. brons.
Van 1802. 1802. 1802. 1802. 1802. 1877. 1677. 1566.
den Heer |. Boiman , te L e e u w a r d e n. Nederlandsch-Indië. Gulden » Halve gulden . » Kwart gulden , » Achtste gulden » Zestiende gulden Nederland. Cent West-Friesland. Stuiver . . . Litthauen. Vier grosschen .
Van Z. j . Z. j . 1753.
den Heer Mr. W. W. WîcherS Wierdstna , te F r n e k e r. Romeinsehe munt (onleesbaar) . . . . . zilver, Fransche legpenning. Lodewijk XIV . koper, zilver. Vlaanderen. Vierde florijn. Maria Theresia .
zilver, zilver, zilver, zilver, zilver, koper, zilver, zilver.
36 Van den Heer P. J. Sliringar , te L e e u w a r d e n . 1892. Zuid-Afrikaansche Republiek. 5 shillings . .
.
zilver.
Van den Heer Mr. W. J. van Weideren baron Rengers, te Leeuwarden. 1473. Deventer. Halve stuiver zilver. Religieus draagteeken geelkoper. Beide stukken zijn gevonden bij het afgraven van de terp op
»Biigaard", onder Leeuwarden. Van den Heer J. D, van der Weide, te L e e u w a r d e n . Tien zilveren munten. Vier nickel munten. Honderd een en veertig koperen munten. Van den Heer E. P. H. Kingma, te M a k l s u i n . 1559 (3 April). Legpenning op de te Chasteau gesloten vrede tussehen Frankrijk en Spanje . . .
koper.
Van de erfgenamen van Mevrouw de Wed. WouterS, geboren Marcelis Hartsinck, overleden te O u d e s c h o o t . 1682. Penning op Karel XI. Vereeniging der Standen in Zweden brons. 1676—1689. Penning op Paus Innocentius XI brons. 1671. 1 D. Belfast koper. 1679. Vredepenning. Karel XI van Zweden . . . . brons. 1719 , 21/2. Kroning van Ulrica Eleonora als Koningin van Zweden koper. Onleesbaar. Braband. Oordje. Karel VI . . . . koper. Z. j . Deventer. Duit koper. 367—383. Romeinsche munt van Gratianus. Cohen VI, blz. 437 , no. 58 , met P C O S , . . kl. brons.
B. 1535.
1564. Z. j .
GESCHENKEN.
Penning ter eere van joaiines Fredericus , Keurvorst van Saksen. Van Mieris I I , blz. 429 , no. 1 verg. zilver. Penning op Calvyn († 27 Mei 1564). Van Mieris III, blz. 336 , no. 1 geelkoper. Koperen rekenpenning, met het borstbeeld van Lodewijk XIV, Koning van Frankrijk , door Wolff Laufer. te Neurenberg, geslagen . , koper.
37 Z. j . 1742. 1841. 1890. 1891. 1892. Z. j . Z. j . 1640. 1760. 1765. 1780. 1754. 1736. 1769. 1679. 1623. 1664. 1666. Z. j . 1702. 1664. 1666. 1715 1791. 1788. 1681. 1766. 1692. 1688. 1596. 1679. 1609. 1686. 167.
Rekenpenning met borstbeeld van Lodewijk XIV . koper. Spotpenning op Maria Theresia . . . . geelkoper. Op het bouwen van het Israëlietisch ziekenhuis te Hamburg geelkoper. Op H. M. Wilhelmina, Koningin der Nederlanden geworden 23 November 1890 . . . . . brons. Op het eerste jaar der regeering van Koningin Emma , als regentes van Koningin Wilhelmina. brons. H. M. Koningin Wilhelmina en H. M. de KoninginRegentes bezoeken Groningen , 21—26 Juni . brons. Neurenberger rekenpenning . . . . . geelkoper. Rekenpenning door Hans Ravwinkel geslagen . geelkoper. Een koperen muntgewicht . . . . . . geelkoper. Gelderland. Stuiver zilver. » Duit . koper. » Duit koper. Holland. Duit koper. West-Friesland. Duit koper. » Gulden (valsch) comp. « Duit koper. » Dubbele stuiver zilver. Friesland. Stuiver zilver. » Dubbele stuiver zilver. » Dubbele stuiver zilver. » Oordje koper. » Duit koper. » Dubbele stuiver zilver. Utrecht. Duit koper. » Gulden (valsch) koper. Zeeland. Duit koper. » Duit koper. » Duit koper. Overijssel. Duit koper. Groningen. Achtentwintig zilver. Deventer. Schelling zilver. Zwolle. Duit koper. Campen. Dubbele stuiver zilver. Roermond. Oordje koper. Nijmegen. Schelling zilver. Zutphen. Duit koper.
38 1828.
Nederland. «/,„ gulden. Willem I , te Utrecht geslagen zilver. 1892. Nederland. Gulden. Wilhelmina. Zonder kantschrift, zilver. 1808. Nederlandsch-Indië. 5 '/ie gulden . . . . koper. 1785. Gulik en Berg. J / 4 stuiver koper. 1809. Danzig. Een groschen koper. 1637. Osnabrück. Driepfennig zilver. 1773. Biunswijk en Lunenburg. Een pfennig. Karel . koper. 1747. Bremen. Een schwaren . Z. j . Saksen. Groot. Frederik, Johannes, Georg . . zilver. 1760. Beijeren. Thaler. Maximiliaan Jozef (valsch) . verz. koper. 1791. Frankrijk. Sou. Lodewijk XVI koper. 1785. Frankrijk. Sou. Lodewijk XVI koper. 1882. Portugal. 10 reis. Louis I . . . . . . koper. 1792. Engeland (Lancaster). Half penny koper. 1861. Engeland. Half penny koper. 1718. Zweden. 1 daler. (Mars) koper. 1718. Zweden. 1 daler. (Saternus) koper. 1858. Rusland. Kopek. Alexander II koper. 1565. Litthauen. Vier grosch zilver. Z. j . Hindostan ijzer. 1244—1280. Henegouwen. Groot. Margaretha van Constantinopel . zilver. Verder nog 3 zilveren en 62 koperen munten , gevonden in het bolwerk te Sneek. Er is een een-centstuk van 1853 van Nederl,Indië bij, zoodat ze niet lang in den grond kunnen gelegen hebben. 173 Denariën, gevonden in een terp tusschen Kiinswerd en Pingjuin , als : Lodewijk de Vrome (814—817). Christiana Religio. 1. Met een half maantje onder den tempel i 2. Met een liggende <si onder den tempel . . . . . 2 3. Met een V onder den tempel . 2 4. Met een • onder den tempel . 3 5. Met • . • onder den tempel 4 6. Met . • . onder den tempel 1 7. Met . . . onder den tempel 1 8. Zonder eenig figuur onder den tempel 86 9. Zonder kruis in den tempel . . . . . . . . 1 Lotharius (817—840).
Dorestatus nion 58 Vz. Lotharius imperato. Kz. Christiana reliuio . . . . 1 Vz. Lotharius imp. Kz. Als voren 1 Vz. Lothariusacus. Kz. Als voren 1 Karel, de Kale (840 , Keizer 875 , † 877). Christiana religio , waarbij één met een . onder den tempel 9 Remis civitatis 2 LEEUWARDEN ,
1892.
CORBELIJN BATIAERU.
sk*sk
III,
Aanwinsten van het Kabinet van
Schilderijen, en van de verschillende afdeelingen van het in 1892 geopend Prentkabinet,
A.
SCHILDERIJEN.
Harmen Fransz. van Bockema , geb. 1596. Ael. 32, A°. 1628. Volmacht ten Landsdage, o. a. in 1637, eigenaar te Lutkewierum. Zijne vrouw (eene Roorda van Tzummarum ?) Aet. 26, A°. 1628. Franciscus Hannensz. van Bockema. Aet. 16. Doetie van Bockema, Aet. 15 , A°. 1643. Taeske .van Bockema. Aet. 13 , A°. 1643 , later gehuwd met Ev. H. Bornaeiis, achtereenvolgens predikant te Garijj) , Oldeboorn (waar hij in 1622 geboren werd) en te Bolsward (waar hij 30 Juli 1680 overleed). Wapenbord van Frans Roorda van Bockema, geb. 28 Juli 1648, overl. 2 Maart 1649 , met de spreuk : Fivit post funera virtus. Deze vijf groote portretten van de beide ouders en hunne drie kinderen , met het wapenbord van den vroeg overleden jongsten zoon , alle in olieverf op paneel, hebben tot in den loop van 1892 gehangen op Bockema-State te Lutkewierum. Geschenk van Mr. C. W.jA. baron van Haersolte en Mevrouw , te Arnhem. Bjuck van Cammingha , overl. 1626 als weduwe van Gosse Douwes van Æbinga , overl. 1579. Paneel. Eene dame uit het geslacht van Æbinga, vermoedelijk Dorothea, overl. 1680. Paneel. Lucia Helena van Æbinga , geb. op Martena-State te Cornjuni 2 April 1635 , overl. 6 Maart 1670 , als echtgenoote van Tjalling Hommes Camstra , te Menaldum. Paneel. .Ir. Tjalling van Camstra , geb. 1576 , overl. 1614. Paneel. Jarich van Oekinga, Raad in het Hoi' van Friesland, geb, 1644, overl. 1714. Doek.
41 Zijne eerste vrouw Barber Hommesd. van Catrislra, wed. Bonne Harinxma van Donia , Anno 1669. Gestorven 30 Nov. 1696. Doek. Hans Willem van Camstra , Grietman van Idaarderadeel enz. Overl. 3 April 1761. Snelger van Meckema , op elfjarigen leeftijd , A°. 1613. Overl. te Leeuwarden 15 Nov. 1625. Paneel. Ins van Feitsma (vermoedelijk) , vrouw van Wylze Werps Oedlsma van Juckema , overl. 17 Juli 1758. Portretten van een man , eene dame en van een kind , alle drie vooralsnog onbekend. Wapenbord van Juliana Agatha baronnesse van Aylva, huisvrouw van Tjalling Homme van Carastra , Grietman van Idaarderadeel , overl. 2 Nov. 1700, Aet. 35. Deze twaalf portretten en het wapenbord , alle in zwarte lijsten , zijn een geschenk van de Erven van Jhr. 11. B. van Sminia , te Bergum. Christus en de Wetgeleerden. Copie naar 1). Ploegsma, dooiden kunstschilder C. Wester. Doek , in vergulde lijst. Geschenk van den Heer J. G. Wester , te Leeuwarden. Mansportret, op doek , naar Titiaan , door C. Wester ; in vergulde lijst. Geschenk van denzelfde. Een liggend hert. Doek op paneel gehecht. Geschenk van den Heer W. Beeling , te Leeuwarden. B.
PLAATWERKEN.
G. Hoet. üntslote deure der tekenkunst, waarin , door naluurIvke voorbeelden, veelerlei stant en gebaar van hoofden en tronien midsgaders veele volkomene beelden - in hunne verscheide gestalten enz. vertoont worden , met de elznaalde in 't koper gebragt door Pieter Bodart, Leeuw. , Halma , 1713 , jol. (Met 82 pi.) Aangekocht, Een Duitsch werk met gekleurde stadsgezichten, zn. titel, defect. Voorhanden : Amsterdam , Cóln , Dünkirche , Delff't, Dockum , Dorlrecht , Frascati , Franeker , Ferrara , Grætz , Harlingen , Herzogenbusch , Hannover , London , Livorno , Middelburg , Namur , Oslende. Met de wapens dier steden en uitvoerige onderschriften in het Latijn en Duitsch. F. B. Werner delin. J. C. Leopold (en) J. F. Leopold excud. Aug. Vind. Oblong 4°. In bruikleen van Mevr. Lobrij de Bruijn , geb. Bergsma , te Leeuwarden.
42 Een Duitse!) portretwerk, zn. titel en defect, houdende 38 portretten van gelijktijdige Vorsten en Vorstinnen. J. C. Leopold exe. (en) J. C. Hafner exc. Aug. Vind , fol. In bruikleen , als voren. Optica-platen , Frankrijk 2 8 , Nederland 1 7 , Italië 14, Duitschland 9 , Spanje 4 , Rusland en Polen 3 , verschillende landen 12 =: 87 stuks. In bruikleen , als voren. Photographiën van het Poolschip de Willem Barents , en van verschillende gezichten en tafereelen , opgenomen gedurende zijn tocht naar de Poolstreken in 1879. 37 stuks met gedrukte onderschriften. Geschenk van den Heer I. Bolrnan te Leeuwarden , uit de bibliotheek van wijlen Mr. J. J. Bolrnan. L* Album de 1' Exposition de 1889 , gevormd door 100 phololypiën. Geschenk van den Heer P. J. Suringar, te Leeuwarden, fol. Max. Rooses. Christophe Plantin , Irnprimeur Anversois. Anvers Jos. Maes , fol. Geschenk van den Heer P. J. Suringar. A. A. Vorsterman van Oijen. Stam- en Wapenboek van Nederlandsche familiën , met geneologische en heraldische aanteekeningen. Gron. , 1885—1890. 3 dln, jol. In prachtbanden. Geschenk van Mr. N. H. van Nes van Meerkerk , te Leeuwarden. Geschichte der Deutschen Kunst (Dr. R. Dohme , Die Baukunst; Dr. W. Bode , Die Plastik ; Dr. Janitschek , Die Malerei; Dr. von Lutzow, Der Kupferstich und Holzschnitt; von Falke, Das Kunstgewerbe). Berlin 1887—1891 , 5 Thle , M. Illustr. , 4°. Geschenk van den Heer I, Bolrnan , als boven.
C.
PRENTEN.
J. R. Sinith , Age and Infancy , naar J. Opie, 1785. J. G. Wille , Tricoteuse Hollandoise , naar F. v. Mieris. IX Gezichten in en bij het Landschap Drenthe, naar E. v. Drielst, door H. Schweigman. Boerenwoningen in Drenthe, geëtst door C. L. Hansen, no. 1—6. De kerk te Euimen , afgebroken in 1855 , en die te Odoorn , afgebroken in 1856. Twee lithographiën door I. Reijnders Sz. Die Par force Jagd des Hirsches und deren Vorgang , door J. E. Ridinger. Serie van 13 groote gravures. Het vangen van vossen, wilde zwijnen en auerhanen. 5 gravures van J. E. Ridinger. De laatste 5 nummers geschonken door den Heer I. Bolrnan.
43 Het gerestaureerde waaggebouw te Leeuwarden, en het beeldhouw erk daaraan , in 5 photografiën. Het poortje van het 0. B. Weeshuis te Leeuwarden , in photographie en in photolithographie. 2 stuks. De Waterpoort te Sneek. Phototype uit het Tear Book of the ffolland Society of Wew-York , 1888—1889. Geschenk van den Heer C. W. Bruinvis, te Alkmaar. Portret van een Friesch meisje in nationaal costuum. Phototype. Geschenk als voren. Het slot »Tjessens" , bij Holwerd , in 1892. Photographie. Geschenk van Mr. C. L. baron van Harinxma thoe Slooten, te Leeuwarden. Gezicht op »de nieuwe toren en de Groote Hoogstraat" te Leeuwarden. Penteekening door H. Tavernier , 1782. Geschenk van Mr. A. J. Enschedé , te Haarlem. Vijftien gezichten in en nabij Franeker. Teekeningen van G. Jarigsma , in sepia. Tien verschillende teekeningen , van denzelfde, en twee van T. G. Jarigsma. Een landschapje. Teekening in sepia (door H. Fock). Eene zee met schepen. Aquarel van K. J. Sannes , te Franeker. De Hindelooper Kamer op de Histor. Tentoonstelling te Leeuwarden in 1877. Photographie naar eene schilderij van Otto Kirberg , te München. Photographie van de juweelen naald, behoorende bij het costuum door Friesche vrouwen in 1892 geschonken aan H. M. Koningin Wilhelmina. Geschenk van den Heer M. J. Nolet, te Leeuwarden. Acht verschillende portretten van Rembrandt , en eene van diens moeder. Gravures. Portret van Lodewijk, Prins van Waldeck, in kleurendruk, naar L. Lucius, door J. L. van Beek , 1794. Portret van H. Tollens Lz. Naar Hofmeister , door Spanier. Portret van Mevr. Kleine—Gartman. Portretten van P. Lycklama à Nijeholt en D. Alma, burgemeesters van Leeuwarden en van Sneek , alsmede van de Bestuurders der Sneeker Zeilvereeniging. Phototypen uit het bovenvermeld Tear Book. Geschenk van den Heer C. W. Bruinvis. Keyzerlycken Coninck-Brief. Ghemaeckt op de zeghen-ryeke waepenen des Keyzers Leopoldus teghen den Turck ende de Rebellen
44 van Hongaryen. Antw. G. Bouttats. (Met 32 kleine gravures), In plano. Geschenk van den Heer I. Bolman. Laatste afscheid van den Hertog van Brunswijk aan zijn Generaals in de Bataille van den 16 Junij 1815 tegen Bonaparte. — Eerste aanval op het dorp Halle door de Nederlandsehe Troepen , Gekommandeerd door den Kroonprins van Nederland , tegen de Fransche Troepen , op den 17 Junij 1815. Amst, bij A. Poncia & Cornp. , 2 st., gekleurd. Gedenkw. verdediging van den Antwerpschen Citadel door Neerlands dapperen onder het bevel van den Luit'.-Gen'. B". Chassé, tegen het verschrikkelijk bombardement der Franschen , door den Maarschalk Gerard aangevoert, in Dec. 1832. Heldhaftige uitval der Nederlanders op de Franschen uit de Citadel — van de kant der Lunet St. Laurent, onder aanvoering van den dapperen Hoofdman Morre, in Dec. 1832. No. III en IV van eene serie. Terugkomst door de Muiderpoort der Amsterdamsche Mobiele Schutterij op den 5 Sept. 1834. — Aankomst op den Dam — onder dankzegging der Heere Burgemeester op den 5 Sept. 1834. No. 3 en 4 der zeldzame serie , bij F. Muller, no. 6935. Schoonschriften van Roel Jans (Wijminga) te Garijp , 25 stuks , in een boekje in 4°, uit het laatst der vorige of begin dezer eeuw. Geschenk van Mr. A. J. Andreæ , te Kollum. Oude Nieuwjaarswenschen, o. a. van 1799, 1813 en 1814; negentien oude kinderprenten ; lijsten van harddraverijen en hardzeilpartijen in Friesland ; twee platen met de wapens der Friesche steden, enz. , door verschillende personen geschonken. Mr. W. B. S. BOELES.
Genootschappen en Inrlcntingen, WELKE IN CORRESPONDENTIE STAAN MET HET
FRIESCH GENOOTSCHAP.
A.
BXTITENLANDSCHE.
1. Gesellschaft für bildende Kunst und Vaterl. Alterthümer, zu Emden. 2. Das Königliche Staatsarchiv, zu Aurich. 3. Oldenburger Landesverein für Alterthumskunde, zu Oldenburg. 4. Künstler-Verein für Bremische Gesch. u. Alterthümer, zu Bremen. 5. Verein für Geseh. und Alterthümer der Herzogthümer Bremen und Verden, zu Stade, 6. Gesammt-Verein, zu Hannover. 7. Histor. Verein für Niedersachsen, zu Hannover. 8. Verein für Lübeckische Geschichte und Alterthumskunde, zu Lubeck. 9. Der anthropologische Verein in Schleswig-Holstein, zu Kiel, 40. Gesellschaft für Schleswig-Holstein-Lauenburgische Geschichte, zu Kiel. 14. Verein für Mecklenburgische Geschichte, zu Schiverin. 12. Königl. und Universitäts-Bibliothek, zu Königsberg.
13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36.
Physikalisch-Oekonomische Gesellschaft, zu Königsberg. Historische Gesellschaft für die provinz Posen, zu Posen. Histor. Verein, zu Osnábrück, Harzverein für Gesch. und Alterthümer, zu Wernigerode. Verein für Thüringische Gesch. und Alterthumskunde, zu Jena. Bergischer Geschichtsverein, zu Elberfeld. Der Aachener Geschichtsverein, zu Aachen. Verein für Alterthumsfreunde im Rheinlande, zu Bonn. Der Öberhessische Gesehichtsverein, zu Giessen. Kaiserl. Universitäts und Landes Bibliothek, zu Strassburg. Grossh. Badische Universitäts-bibliothek, zu Heidelberg. Verein für Kunst und Alterthum in Ulm u. Oberschwaben, zu Ulm. Das Germanische Museum, zu Nümberg. Histor. Verein der Oberpfalz und Regensburg, zu Regensburg. Königliche Akademie gemeinnütziger Wissenschaften zu Erfurt. Voigtländischer Alterthumsforschender Verein, zu Hohenleuben. Alterthumsverein für Zwickau und ümgegend, zu Zwickau. V. i für Chemnitzer Geschichte, zu Chemmtz. Verein für Geschichte der Stadt Meissen, zu Meissen. Geschichts- und Alterthumsforschender Verein, zu Leisnig. Kaiserl. Königl. Geogr. Gesellschaft, zu Wien. Histor. Verein für Steiermark, zu Grätz. La Bibliothèque Royale de Copenhague. Société Royale des Antiquaires du Nord, à Copenhague.
37. La Bibliotheque de 1' universite royale de Norvége, à Christiania. 38. Kong. Vitterhets Historie och Antiquitets Akademien, Stockholm. 39. Die gelehrte Esthnische Gesellschaft, zu Dorpat. 40. La Société des Antiquaires de France, à Paris. 41. La Société des Antiquaires de Picardie, à Amiens. 42. La Société historique de Compiègne. 43. La Société Française d' Archéologie pour la conservation des monum. histor., à Tours. 44. L' Institut Royal Grand Ducal de Luxembourg. 45. La Bibliotheque Royale de Belgique, à Bruxelles. 46. La Société d' Archéologie de Bruxelles. 47. La Société scientifique et littéraire, à Tongres. 48. La Société des Sciences, des Arts et des Lettres du Hainaut, à Mons. 49. De Kon. Vlaamsche Academie voor taal- en letterkunde, te Gent. 50. Oudheidk. Kring van het land van Waes, te St. Nicolaes (Vlaanderen). 51. L' Institut Archéologique, à Liége. 52. The philological Society, London. 53. Manchester Literary and Philosophical Society, Manchesier. 54. Public Library at Melbourne (Australië). 55. The Smithsonian Institution, Washington. 56. The American Association for the Advancement of Science, Salem. 57. American philosophical society, at Philadelphia. 58. Museu Nacional do Rio de Janeiro. 59. Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen.
B.
BKNENLANDSCHE.
1. De Provinciale Bibliotheek, te Leeuwarden. 2. De Stedelijke Bibliotheek, te Leeuwarden. 3. Het Selskip for Friske tael- en schriftenkennisse, te Leeuwarden. 4. Het Gymnasium, te Leeuwarden. 5. De Rijks Hoogere Burgerschool, te Leeuwarden. 6. Het Leesmuseum, te Groningen. 7. Het Provinciaal Museum v. Oudheden in Drenthe, te Assen. 8. De Yereeniging voor Overijsselsch Kecht en Geschiedenis, te Zwolle. 9. De Stadsbibliotheek, te Deventer. 10. De Bibliotheek der gemeente Kampen. 11. Het Historisch Genootschap, te Utrecht. 12. Het Provinciaal Utrechtsch Genootschap, te Utrecht. 13. De Universiteits-bibliotheek, te Leiden. 14. De Maatschappij van Nederl. Letterkunde, te Leiden. 15. De Koninklijke Bibliotheek, te 's Gravenhage. 16. De Heraldische Vereeniging »de Nederlandsche Leeuw", te 's Gravenhage. 17. De Vereeniging »de Nederlandsche Heraut", te's Gravenhage. 'S. Het Nederlandsch Familieblad, te 's Gravenhage. i9. Het Leeskabinet, te Rotterdam. 20. Gemeente-Bibliotheek van Rotterdam. 21. Teyler's Genootschap, te Haarlem. 22. De Stedelijke Bibliotheek, te Haarlem. 23. Het Koninklijk Oudheidk. Genootschap, te Amsterdam. 24. De Koninklijke Academie v. Wetenschappen, te Amsterdam. 25. De Universiteits-bibliotheek, te Amsterdam.
20. Het Zeeuwsch Genootschap van Wetenschappen, te Middelburg. 27. Het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in F.-Brabant, te 's Hertogenbosch. 28. La Société Historique et Archéologique de Limbourg, te Maastricht. 29. Aartsbisschoppelijk Archief, te Utrecht. 30. De Redactie van de Bijdragen voor de geschiedenis van het Bisdom Haarlem. 31. Stedelijk Archief, te Alkmaar. 32. Nederl. Maatschappij ter bevordering van Nijverheid, te Haarlem.. De Verslagen worden verzonden aan het Kabinet van Oudheden, te Groningen, de Oommissie tot bewaring van voorwerpen van Geschiedenis en Kunst, te Nijmegen, het Rijks Museum van Oudheden, het Stedelijk Museum, te Leiden, de Vereeniging xRembrandt", te Amsterdam, de Redactie van »de Nederl. Spectator", te 'sllage, en aan Dr. F. Hettner, te Trier, als redacteur van het Westdeutsche Zeitschrift.
VERBETERING.
Pag. 446, reg. 43 v. o. bij te voegen: en Aanvullingen en Verbeteringen van Romein's Naamlijst der Predikanten enz., verzameld door Dr. S. D. van Veen.
WETS- WIJZIGINGEN. enomen op de Algemeene Vergadering van 6 October 1891,
'2.
Het Genootschap bestaat uit: IL gewone leden, b. donatrices, c. buitengewone leden en d. eereleden.
7.
Het Bestuur benoemt de donatrices en doet de voordracht voor de benoeming van buitengewone leden en eereleden. Deze voordracht moet in den oproepingsbrief voor de algemeene vergadering voorkomen.
8.
De gewone leden en donatrices van het Genootschap ontvangen bij hunne aanneming kosteloos een exemplaar van de wet en van het laatst uitgebracht jaarlijksch verslag. Tevens ontvangen de gewone leden een exemplaar der werken, die door het Genootschap worden uitgegeven of ten geschenke of tegen betaling van ten hoogste de helft van den verkoopprijs , indien tot dit laatste door de vergadering op voorstel van het Bestuur wordt besloten. Zij kunnen van de vroeger uitgegeven werken tegen de helft van den verkoopprijs één exemplaar bekomen, zoo verre deze voorhanden zijn.
WETSWIJZIGINGEN, aangenomen op de Buitengewone Vergadering van 21 April 1892 en op de gewone Algemeene Vergadering van 4 October 1892.
Art. 13. Het Bestuur van het Genootschap bestaat uit: Een Voorzitter, Vier Medebestuurders, Een Penningmeester, Een Secretaris, Een Bibliothecaris, en Een Conservator. Art. 15. Jaarlijks treden om beurten drie leden van het Bestuur af. De Secretaris, W. F. H. COENEN.
Art. 11.
De gewone leden verbinden zich tot eene jaarlijksche contributie van vijf gulden, de donatrices tot eene van drie gulden, te voldoen op den eersten October van elk jaar of binnen eene maand na hunne benoeming.
Art. 27. 6. Alinea III. Leden van het Genootschap met eene dame, zoomede donatrices en correspondenten , hebben op de daarvoor aangegeven uren vrijen toegang tot het Museum, op vertoon van de daartoe aan hen verstrekte kaarten of van de kwitantie wegens hun lidmaatschap over het loopende jaar. De Secretaris, Dr. F. Q. SLOTHOUWER.