DIABETES DOCUMENT Vier jaar EADV-OnderzoeksGrant
Sandra van den Heuvel en Lisa Zimmerman (2013)
“Het effect van het bolusadvies op bloedglucose en kwaliteit van leven” Judith van Niel (2012)
“Welke invloed heeft een continue bloedglucosesensor?” Jolanda Hensbergen (2011)
“Wat is de beste zorgstructuur voor vrouwen met zwangerschapsdiabetes?” Hanneke Hortensius (2009)
“Veel onderzoek nog niet gedaan: uitdaging voor verpleegkundigen!” De EADV-OnderzoeksGrant
Prijs voor verpleegkundig-wetenschappelijk onderzoek door EADV-leden
EADV-OnderzoeksGrant 2013
Sandra van den Heuvel (links) en Lisa Zimmerman: “Het juist inschatten van de koolhydraten is een echte valkuil.”
SANDRA VAN DEN HEUVEL EN LISA ZIMMERMAN
“Het effect van het bolusadvies op bloedglucose en kwaliteit van leven” Sandra van den Heuvel en Lisa Zimmerman, diabetesverpleegkundigen in het UMC St. Radboud in Nijmegen, kregen tijdens het EADV-symposium op 21 maart 2013 in Nieuwegein de vierde EADV-OnderzoeksGrant. Zij gaan bij insulinepompgebruikers een onderzoek doen naar het effect van het bolusadvies van de insulinepomp op de bloedglucoseregulatie en de kwaliteit van leven. Het gaat hierbij om een rekenprogramma van de insulinepomp dat een advies geeft over het aantal toe te dienen eenheden extra insuline bij een maaltijd.
S
andra van den Heuvel werkt vanaf 2001 met veel enthousiasme als diabetesverpleegkundige in het UMC St. Radboud in Nijmegen: “Het is leuk om individueel contact met patiënten te hebben en ook voor de begeleiding een langdurende relatie op te bouwen. Voor mij is de EADV-OnderzoeksGrant een uitdaging om als verpleegkundige te kunnen bijdragen aan verpleegkundig-wetenschappelijk onderzoek. Het is de eerste keer dat ik zoiets ga doen, maar we krijgen natuurlijk vanuit ons diabetesteam voldoende ondersteuning. De Grant is voor onze beroepsgroep een mooie stimulans!” Lisa Zimmerman is vanaf 2007 diabetesverpleegkundige in Nijmegen en heeft vanuit haar affiniteit met onderzoek eerder gewerkt als researchverpleegkundige: “Ik wil altijd graag weten of je als verpleegkundige de goede dingen doet en ook of je de dingen op de juiste manier uitvoert. Je ziet nog wel eens gebeuren dat bepaalde handelingen na verloop van tijd achterhaald raken, omdat ze niet goed blijken te zijn voor de patiënt. Veel praktische zaken in de verpleegkunde zijn nog onvoldoende onderzocht en als dat wel gebeurt, kan dat een belangrijke stap zijn om de zorg voor patiënten te verbeteren.” Rekensysteem van de insulinepomp Een insulinepomp voor mensen met diabetes geeft 24 uur per dag continu insuline af (basale dosis). Daarnaast moeten pompgebruikers bij een maaltijd wat extra insuline toedienen, de zogeheten bolus. Insulinepompen geven hiertoe een bolusadvies. Dit rekensysteem van de pomp wordt ook wel
DIABETES DOCUMENT EADV-OnderzoeksGrant 2
”Sommige diabetespatiënten die geen gebruik maken van het bolusadvies van hun pomp, geven de extra insuline rond een maaltijd op basis van hun ervaring en hun gevoel”, zegt Lisa. “Anderen zijn meer bedreven in het exact tellen van koolhydraten en bepalen zo hun insulinebolus. Mensen hebben soms de neiging om wat te veel of te weinig insuline toe te dienen, waardoor zij na de maaltijd makkelijk een hypo of een hyper kunnen krijgen. Natuurlijk is het nauwkeurig tellen van koolhydraten ook belangrijk als je de boluscalculator/wizard wilt gebruiken, want dat rekensysteem werkt alleen als je het juiste aantal koolhydraten invoert. Ons gevoel is dat mensen die zich mede laten leiden door het bolusadvies van hun pomp, iets beter een juiste inschatting maken en dus minder hypo’s en hypers zouden krijgen. Het onderzoek moet echter uitwijzen of dit gevoel inderdaad juist is.” Voordat Sandra en Lisa concreet kunnen beginnen met hun onderzoek, moet eerst nog worden voldaan aan enkele formaliteiten, zoals de goedkeuring door de medisch-ethische
Sandra van den Heuvel en Lisa Zimmerman kregen de EADV-OnderzoeksGrant 2013 tijdens het EADVsymposium in Nieuwegein.
boluscalculator of boluswizard genoemd. Het advies is gebaseerd op de persoonlijke insuline-koolhydraatratio, de insulinegevoeligheid, de gemeten bloedglucosewaarde, de eventueel nog werkzame insuline van de vorige bolus en de hoeveelheid koolhydraten van de maaltijd. Afhankelijk van eventueel andere variabele omstandigheden zal het bolusadvies van de pomp door de patiënt wel of niet geheel worden opgevolgd. Juiste inschatting? Hoewel het gebruik van een bolusadvies op grote schaal door zorgverleners wordt aangeraden, is er vrijwel geen onderzoek gedaan naar het effect hiervan op de bloedglucoseregulatie en de kwaliteit van leven, zo constateerden Sandra en Lisa. Om in deze leemte te voorzien beginnen zij met een onderzoek, waarbij twee groepen insulinepompgebruikers met elkaar worden vergeleken: één groep die bij de maaltijden gebruik maakt van het bolusadvies van hun pomp en een andere even grote groep, die in de eerste periode zelf de insulinebolus uitrekent en pas na enkele maanden zich laat adviseren door de insulinepomp. Uiteindelijk moet dan duidelijk worden wat de verschillen zijn in bijvoorbeeld bloedglucosecurves, HbA1c-waarden en hypoglykemieën. Aan de hand van vragenlijsten wordt ook de kwaliteit van leven in de twee groepen geanalyseerd.
DIABETES DOCUMENT EADV-OnderzoeksGrant 3
commissie. Sandra: “Omdat het onderzoek niet belastend is voor de patiënt, verwachten we op korte termijn toestemming om te kunnen beginnen met het selecteren van dertig pompgebruikers. Misschien geen groot aantal, maar wij zien dit als een eerste pilotstudie, op basis waarvan later uitgebreider onderzoek kan worden verricht. Het juist inschatten van de koolhydraten is een echte valkuil, of je nu wel of niet gebruik maakt van het bolusadvies van de pomp. De techniek kan het nooit van de mens overnemen, pompgebruikers moeten altijd zelf blijven nadenken.” Stimulerend voor collega’s Het onderzoek van Lisa en Sandra zal naar verwachting een jaar in beslag nemen, vertellen zij: “Wij worden begeleid door onze internist en waarschijnlijk doen ook andere diabetesverpleegkundigen op onze poli eraan mee. Wij willen uiteindelijk meer weten over het verloop van de zevenpunts bloedglucosecurves en de kwaliteit van leven. En wellicht komt er ook meer duidelijkheid over het profiel van diabetespatiënten: wat maakt iemand meer of minder geschikt om gebruik te maken van het bolusadvies van de insulinepomp? Natuurlijk hopen wij dat we na afloop bijzondere resultaten kunnen melden, die voor collega’s weer stimulerend zijn voor aanvullend onderzoek.”
EADV-OnderzoeksGrant 2012
JUDITH VAN NIEL
“Welke invloed heeft een continue bloedglucosesensor?” Welke invloed heeft een continue bloedglucosesensor op het verloop van de zwangerschap bij vrouwen met type 1 diabetes? Hebben zij minder ernstige hypoglykemieën en zijn er wellicht minder aangeboren afwijkingen bij de baby? Om dit na te gaan is diabetesverpleegkundige Judith van Niel in 2009 een langdurige studie gestart. Als kroon op haar werk kreeg zij op 28 juni 2012 de EADV-OnderzoeksGrant uitgereikt. “Een bijzondere erkenning en waardering”, zegt Judith met trots.
J
udith van Niel is vanaf 1994 werkzaam als diabetesverpleegkundige in het MCH Westeinde in Den Haag. Gedurende vijf jaar was zij bestuurslid van de EADV, de beroepsorganisatie voor diabeteszorgverleners, waarvan twee jaar als waarnemend voorzitter. Ook was ze bestuurslid van Nederlandse Diabetes Federatie en zat zij in een NDF-werkgroep om betaling van de glucosesensor door zorgverzekeraars te bewerkstelligen. Inmiddels wordt de sensor vergoed voor een aantal specifieke groepen mensen met type 1 diabetes. Omdat lage en stabiele bloedglucosewaarden, maar ook het vermijden van hypo’s, van groot belang zijn voor zwangere vrouwen, wordt de continue bloedglucosesensor steeds vaker ingezet vóór en tijdens de zwangerschap. Dit ter ondersteuning van de reguliere zelfcontrole, die ook noodzakelijk blijft. De sensor is een naaldje net onder de huid, waarmee 24 uur per dag de glucosewaarde in het bloed wordt gemeten. Dankzij de sensor kan er sneller worden gereageerd op de wisselende insulinebehoefte tijdens de zwangerschap, zoals toename van de insulinebehoefte tussen de 24ste en 32ste week en een afname direct na de bevalling en bij het geven van borstvoeding. Ook tijdens de bevalling is het handig doorlopend zicht te hebben op de bloedglucosewaarden van de vrouw. Beter HbA1c door sensor “Het is nu al duidelijk dat het gebruik van een sensor tijdens de zwangerschap leidt tot een sterk verbeterde diabetesregulatie (HbA1c van 37-48 mmol/mol) en minder ernstige hypo’s
DIABETES DOCUMENT EADV-OnderzoeksGrant 4
bij de vrouw. Het komt nauwelijks voor dat zij met een zware hypoglykemie per ambulance naar het ziekenhuis moet”, zegt Judith. “Maar er zijn ook nog veel zaken onbekend: hoe is bij gebruik van een sensor de ontwikkeling van de baby? Zijn er minder aangeboren afwijkingen, zoals aan hart en nieren? En hoe staat het met het geboortegewicht? Omdat er nog niet veel ervaring is met langdurig gebruik van een glucosesensor, is daar weinig over bekend. Daarom ben ik in 2009 begonnen met een onderzoek om vrouwen met type 1 diabetes en een sensor vóór en tijdens de hele zwangerschap te volgen.” Voorlopers met de sensor “We zijn in ons ziekenhuis altijd voorlopers geweest bij de toepassing van de continue bloedglucosesensor”, zegt Judith.”Verzekeraars willen het liefst de sensor alleen vergoeden tijdens de zwangerschap, maar ik denk dat ook vóór de zwangerschap de sensor van belang is. Als de vrouw een serieuze zwangerschapswens heeft en er op dat moment al hoge eisen worden gesteld aan de diabetesregulatie, dan is de sensor zeker een aangewezen hulpmiddel.” Aanleiding van de studie van Judith is een promotie-onderzoek (2002) van Inge Evers, die liet zien dat vrouwen met een goed HbA1c (<53 mmol/mol) toch een aanzienlijk groter risico lopen op complicaties bij moeder en kind. Zij veronderstelde toen dat dit zou kunnen komen door schommelingen in de bloedglucoseregulatie. Inmiddels heeft Judith van Niel een twintigtal vrouwen met diabetes en een sensor gedurende
Als kroon op haar werk kreeg Judith van Niel op 28 juni 2012 de EADV-OnderzoeksGrant uitgereikt.
Judith van Niel (rechts) geeft instructie aan een patiënt.
de hele zwangerschap gevolgd: “Er moeten zeker dertig tot veertig zwangere vrouwen met type 1 diabetes en een sensor aan het onderzoek meedoen. En misschien blijkt dan zelfs dat er nog méér vrouwen gevolgd moeten worden om goede conclusies te kunnen trekken. Wij zullen nagaan in hoeverre de complicaties bij moeder en kind minder zijn dan bij andere vrouwen met type 1 diabetes (zonder sensor), zoals beschreven in de Nederlandse literatuur.”
“Ongeveer zeventig procent van alle bloedglucoseschommelingen is vaak wel verklaarbaar, maar bij dertig procent zijn er onduidelijke of onzekere factoren, zoals stress of insuline die ineens onvoorspelbaar slechter wordt opgenomen. Dat maakt het leven met diabetes erg zwaar. De continue glucosesensor kan helpen om ook in die situaties meer duidelijkheid te krijgen”, aldus Judith. Erkenning en waardering
Minder stress Volgens Judith ervaren vrouwen met type 1 diabetes en een glucosesensor hun zwangerschap als ‘prettiger’ en hebben zij minder stress over hun bloedglucosewaarden: “Zij voelen zich gewoon goed. Maar ze moeten qua kennis wel in staat zijn om op de juiste manier met de uitslagen van de sensor om te gaan. Het kan ook gevaarlijk zijn, wanneer je bij iedere iets te hoge bloedglucosewaarde meteen insuline toedient, waardoor je toch weer in een hypo kunt belanden. Je moet dus steeds goed bedenken wat de insuline in je lichaam zal doen. Een insulinepomp met boluscalculator kan beschermen tegen het risico van overdosering van insuline.”
DIABETES DOCUMENT EADV-OnderzoeksGrant 5
Judith van Niel is blij met de EADV-OnderzoeksGrant 2012, die zij ziet als een bijzondere erkenning en waardering: “Ik had dit echt niet verwacht, maar het is heel leuk dat er dankzij deze eervolle Grant nu zoveel aandacht is voor ons onderzoek. Voor mij is dit de kroon op het werk! Het is ook goed dat wij als diabetesverpleegkundigen laten zien dat we in staat zijn om relevant onderzoek te doen. Wij kijken immers op een andere wijze naar de dingen dan artsen, misschien ook net ietsje ‘praktischer’. De dagelijkse ervaringen die wij hebben in onze spreekkamer, kunnen wij beter naar anderen communiceren als dat gebeurt in de vorm van onderbouwd onderzoek.”
EADV-OnderzoeksGrant 2011
JOLANDA HENSBERGEN
“Wat is de beste zorgstructuur voor vrouwen met zwangerschapsdiabetes?” Jolanda Hensbergen: “Het is duidelijk dat goede behandeling van zwangerschapsdiabetes een positief effect heeft op de uitkomsten van de zwangerschap.”
Als gezonde zwangere vrouwen te horen krijgen dat zij zwangerschapsdiabetes hebben, is dat vaak een hele schrik! Van het ene moment op het andere moeten zij hun vertrouwde verloskundige vaarwel zeggen en komen ze terecht in handen van verschillende diabeteszorgverleners in het ziekenhuis. Zo wordt de “blije verwachting” plotsklaps overschaduwd door een “nare ziekte”.
V
raag is hoe deze overgang naar het ziekenhuis zo goed mogelijk kan gebeuren, met behoud van laagdrempelige zorg van de eerstelijn, gecombineerd met de noodzakelijke ondersteuning vanuit de tweedelijn. Jolanda Hensbergen, diabetesverpleegkundige en projectleider in het VU medisch centrum in Amsterdam, doet er onderzoek naar.
leren zelf hun bloedglucose te controleren en tegenwoordig ook steeds vaker insuline te injecteren. “Het is dus niet zo verwonderlijk dat vrouwen enorm schrikken, wanneer bij hen zwangerschapsdiabetes wordt geconstateerd”, zegt Jolanda.
Zwangerschapsdiabetes komt voor bij vijf tot tien procent van alle Nederlandse zwangerschappen. In sommige bevolkingsgroepen, zoals Marokkaanse en Turkse vrouwen, kan dat percentage wel oplopen tot vijftien procent. Wanneer de zwangerschapsdiabetes niet goed wordt behandeld, zijn er tal van risico’s. Door te hoge bloedglucosewaarden bij de moeder kan het kind te zwaar worden, waarbij vooral de hoeveelheid buikvet toeneemt. Dit kan problemen opleveren bij de bevalling (schouderdystocie), zodat dan ook vaker moet worden gekozen voor een keizersnede. Na de geboorte kan de baby ernstige hypoglykemieën ontwikkelen, omdat hij inmiddels eraan gewend is veel insuline te produceren.
Hoe ervaren vrouwen die voor hun zwangerschap onder controle zijn in de eerstelijn, de diagnose ‘zwangerschapsdiabetes’? En hoe kan de (psychosociale) zorg dan voor hen het beste worden georganiseerd? Om dit te kunnen onderzoeken kreeg Jolanda de EADV-OnderzoeksGrant 2011. Het onderzoek van Jolanda bestaat uit een oriënterend literatuuronderzoek en interviews met vrouwen bij wie zwangerschapsdiabetes is vastgesteld. Zo moet duidelijk worden waar de knelpunten liggen en hoe de diabetesverpleegkundige zorg daarop kan worden afgestemd. Het onderzoek kan wellicht ook een bijdrage leveren aan vormen van samenwerking binnen de verloskunde tussen de eerste- en de tweedelijn.
Enorm schrikken
“Natuurlijk is er sprake van intensivering van de zorg op het moment dat de diagnose zwangerschapsdiabetes wordt gesteld. Dat heeft impact op de zwangere vrouw zelf, maar ook op de verloskunde in het algemeen”, aldus Jolanda. “Vrouwen die aanvankelijk bij een verloskundige onder controle waren,
Om dit allemaal te voorkomen worden vrouwen met zwangerschapsdiabetes begeleid door een team van zorgverleners in het ziekenhuis. Zij krijgen bewegings- en dieetadviezen,
DIABETES DOCUMENT EADV-OnderzoeksGrant 6
Een goede zwangerschapsuitkomst
Jolanda Hensbergen, diabetesverpleegkundige en projectleider in het VU medisch centrum in Amsterdam.
zullen voor verdere begeleiding vrijwel altijd worden doorverwezen naar het ziekenhuis. Bij het schrijven van het Addendum Diabetes en Zwangerschap van de NDF-Zorgstandaard hebben wij vorig jaar al geconcludeerd dat de ziekenhuizen waarschijnlijk steeds meer moeite zullen krijgen om de toenemende stroom van vrouwen met zwangerschapsdiabetes adequaat op te vangen.”
het begin van een onderzoek en ik hoop dat ik de tijd, de mogelijkheden en het geld krijg om dit later verder uit te werken. Het is duidelijk dat goede behandeling van zwangerschapsdiabetes een positief effect heeft op de uitkomsten van de zwangerschap.”
“Er zijn al initiatieven in ons land, waarbij wordt gekeken naar een combinatie van zorg in de eerste- én de tweedelijn. Voordat we dat gaan doen, zou ik eerst aan de vrouwen zelf willen vragen hoe zij de huidige situatie ervaren en welke begeleiding van de zwangerschap zij wenselijk achten. Daarbij staat buiten kijf dat de zorg verantwoord en veilig moet zijn. Het doel is primair een goede zwangerschapsuitkomst. Maar ook een zo prettig mogelijke zwangerschap is van belang.”
“Maar eerst is er de grote schrik bij vrouwen: waarom ineens diabetes, wat heb ik verkeerd gedaan, hoe zal het nu gaan met mijn kind...? Mogelijk is er de teleurstelling dat zij niet meer bij hun verloskundige terecht kunnen, maar in de maalstroom komen van een heel team aan hulpverleners in het ziekenhuis. Dat kan leiden tot allerlei emoties en gevoelens van onzekerheid. Het leuke ‘in blije verwachting zijn’ wordt ineens overschaduwd door een ziekte”, zegt Jolanda.
Thema’s voor vervolgonderzoek?
“De EADV-OnderzoeksGrant heeft alles met kwaliteit te maken. En het verbeteren van de kwaliteit van de diabeteszorg is een van de belangrijkste doelstellingen van de EADV”, aldus de beoordelingscommissie tijdens de uitreiking op het jubileumcongres van de EADV op 17 maart 2011 in Nieuwegein.
“In dit eerste verkennende onderzoek hoop ik een aantal thema’s te kunnen ontdekken, die aanleiding zijn voor vervolgonderzoek en eventuele interventies. Het is dus echt
DIABETES DOCUMENT EADV-OnderzoeksGrant 7
Overschaduwd door een ziekte
EADV-OnderzoeksGrant 2009
HANNEKE HORTENSIUS
“Veel onderzoek nog niet gedaan: uitdaging voor verpleegkundigen!”
V
oor haarzelf geheel onverwacht kreeg Hanneke Hortensius in november 2009 de eerste EADV-OnderzoeksGrant. Hanneke, diabetesverpleegkundige in het Diabetes Kenniscentrum in Zwolle, kreeg de prijs voor haar promotie-onderzoek over zelfcontrole, onderverdeeld in drie belangrijke thema’s: • Welke adviezen kunnen worden gegeven voor het gebruik van de eerste of de tweede bloeddruppel? En hoe zit het met het stuwen van bloed en wel of niet handen wassen? • Wat betekent het voor mensen om zelfcontrole te doen. Wat is hun beleving daarvan? • Hoe vaak ‘moet’ iemand aan zelfcontrole doen? Hanneke Hortensius, diabetesverpleegkundige in het Diabetes Kenniscentrum in Zwolle, kreeg de prijs voor haar promotieonderzoek over zelfcontrole.
”Heel wonderlijk en merkwaardig.” Dat zijn de woorden die Hanneke Hortensius gebruikt om haar verbazing uit te spreken dat er in de afgelopen dertig jaar nog zo weinig onderzoek is gedaan naar de juiste manier van zelfcontrole bij diabetes. Aandacht voor de techniek en de kwaliteit van de bloedglucosemeters is er voldoende, maar of je nu een eerste of een tweede bloeddruppel moet gebruiken, daarover bestaan vreemd genoeg geen eenduidige richtlijnen. Voor Hanneke dus een prima onderzoeksonderwerp om mee aan de slag te gaan. Inmiddels is zij gepromoveerd op 15 mei 2013 te Groningen.
DIABETES DOCUMENT EADV-OnderzoeksGrant 8
Eerste of tweede bloeddruppel “Voor mijn onderzoek heb ik aan bijna honderd zorgverleners in Europa gevraagd wat hun adviezen zijn voor het gebruik van een eerste of een tweede bloeddruppel, in combinatie met het eventueel stuwen van bloed en het wel of niet wassen van de handen. Het blijkt dat sommige zorgverleners altijd de eerste bloeddruppel adviseren, ook als de handen niet zijn gewassen! Anderen zeggen juist het tegenovergestelde: als je handen niet schoon zijn, heeft meten eigenlijk geen zin, ook niet met een tweede druppel. Het is toch wel heel wonderlijk en merkwaardig dat er voor dit punt dus zulke verschillende adviezen worden gegeven. Hetzelfde geldt voor het stuwen van het bloed: de één adviseert stuwen, de ander raadt het juist af en een derde geeft de voorkeur aan ‘een beetje’ stuwen.” Om na te gaan wat de concrete effecten zijn van deze verschillende adviezen deed Hanneke onderzoek bij 120 diabetespatiënten in de regio Zwolle. “Als mensen hun handen hebben gewassen, kunnen zij prima de eerste bloeddruppel gebruiken, zo blijkt uit mijn onderzoek. Zonder wassen is de eerste druppel niet betrouwbaar en moet je dus de tweede druppel gebruiken. Maar als je net iets met glucose in je handen hebt gehad, zoals een appel, dan is ook een tweede druppel niet betrouwbaar. En wat de stuwing betreft: hoe meer je stuwt, hoe meer de uitslag kan variëren. Dit betekent dat je dus altijd terughoudend moet zijn met stuwing.” Handvat voor zorgverleners Zelfcontrole is een belangrijke ondersteuning bij zelfmanagement en het bereiken van een goede diabetesinstelling. Hanneke hield interviews met 28 diabetespatiënten om te onderzoeken hoe zij dachten over zelfcontrole. “Het blijkt dat mensen op heel verschillende manier omgaan met zelfcontrole. Door deze beleving van zelfcontrole goed
Hanneke Hortensius: “De EADV-OnderzoeksGrant is een belangrijke stimulans voor verpleegkundigen om zich bezig te houden met diabetesverpleegkundig onderzoek.”
te analyseren hoop ik een handvat voor zorgverleners te kunnen ontwikkelen, waarmee zij met mensen in gesprek kunnen gaan.” Hanneke heeft vragenlijsten naar Nederlandse zorgverleners gestuurd om te weten te komen welke adviezen zij geven aan diabetespatiënten die goed en stabiel zijn ingesteld met insulinetherapie. Het blijkt dat diabetespatiënten die qua behandeling en omstandigheden vergelijkbaar zijn, toch verschillende instructies krijgen voor de frequentie van zelfcontrole. Mensen die eenmaal per dag insuline spuiten, krijgen soms het advies om op één dag per week een vierpuntscurve te maken, soms eenmaal per twee weken, of soms eenmaal per maand! Bergtocht met veel pieken en dalen Om uit te zoeken hoe verschillende adviezen in de praktijk uitpakken zal Hanneke drie groepen diabetespatiënten volgen gedurende een periode van negen maanden. Het gaat om mensen met een stabiele diabetesinstelling die eenmaal per dag insuline spuiten. De drie groepen maken respectievelijk eenmaal per week, eenmaal per twee weken en eenmaal per maand een vierpuntscurve van de bloedglucose. Na afloop kijkt Hanneke hoe de resultaten in de drie groepen zijn, qua diabetesinstelling (HbA1c) en kwaliteit van leven. De uitslag kan dan leiden tot een eenduidig advies.
DIABETES DOCUMENT EADV-OnderzoeksGrant 9
Hanneke laat zich bij haar onderzoek graag motiveren door het boek ‘Topinspiratie’ van Katja Staartjes, dat gaat over levenslessen van een bergbeklimmer. “Een onderzoekstraject is ook net een bergtocht met veel pieken en dalen. Je bedenkt een route, maar onderweg zijn er allerlei hobbels en bobbels. Je moet voldoende mensen om je heen hebben die zich met jou samen willen inzetten voor een mooie tocht met een goede afloop. Gelukkig heb ik een enthousiast team om mij heen van mensen binnen en buiten het Diabetes Kenniscentrum in Zwolle en daar ben ik heel blij mee!” EADV-OnderzoeksGrant belangrijke stimulans Volgens Hanneke is de EADV-OnderzoeksGrant een belangrijke stimulans voor verpleegkundigen om zich bezig te houden met diabetesverpleegkundig onderzoek: er is nog veel ‘braakliggend terrein’ en er is dus nog veel te doen. “Mijn eigen onderzoek is heel praktisch, zodat ik straks kan bijdragen aan nieuwe eenduidige richtlijnen voor zelfcontrole. Maar rond het thema zelfcontrole zijn nog veel andere onderzoeken mogelijk, zoals zelfcontrole bij allochtone Nederlanders en bloedglucosecontrole in ziekenhuizen en verpleeghuizen. Zo zijn er nog enorm veel onderwerpen die vragen om diabetesverpleegkundig onderzoek. De EADV-OnderzoeksGrant is hiervoor een goede stimulans.”
Wat is de EADV-OnderzoeksGrant? De EADV-OnderzoeksGrant – ingesteld in 2009 – is bedoeld om EADV-leden te stimuleren tot verpleegkundig-wetenschappelijk onderzoek met als doel het verbeteren van de verpleegkundige diabeteszorg in Nederland en daarmee de gezondheid van mensen met diabetes. De EADV-OnderzoeksGrant wordt jaarlijks toegekend en bestaat uit een bedrag van vijfduizend euro, mogelijk gemaakt door Accu-Chek® van Roche Diagnostics en bedoeld voor het uitvoeren van het onderzoek en/of de implementatie/verspreiding van de onderzoeksresultaten. De EADV-OnderzoeksGrant is tot nu toe viermaal toegekend. De interviews met de winnaars Hanneke Hortensius (2009), Jolanda Hensbergen (2011), Judith van Niel (2012), Sandra van den Heuvel en Lisa Zimmerman (2013) werden eerder gepubliceerd in EADV-Magazine. De Beoordelingscommissie De beoordelingscommissie van de EADV-OnderzoeksGrant bestaat uit voorzitter Gillian Kreugel Msc (onderzoeker en diabetesverpleegkundige), prof.dr. Bert Vrijhoef (hoogleraar Chronische Zorg) en Brenda Scharrenberg (EADV-bestuurslid met portefeuille beroepsontwikkeling). Deze onafhankelijke commissie beoordeelt de wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie, de methodologische kwaliteit en de haalbaarheid van het onderzoeksvoorstel. De vier Grants • De eerste EADV-OnderzoeksGrant ging in november 2009 naar Hanneke Hortensius (Diabetes Kenniscentrum, Zwolle) voor haar promotie-onderzoek naar zelfcontrole bij mensen met diabetes. • De tweede EADV-OnderzoeksGrant werd in maart 2011 toegekend aan Jolanda Hensbergen (VU medisch centrum, Amsterdam) voor haar onderzoek naar de begeleiding van vrouwen met zwangerschapsdiabetes. • De derde EADV-OnderzoeksGrant was in juni 2012 voor Judith van Niel (MCH Westeinde, Den Haag) voor haar onderzoek naar het effect van continue bloedglucosemeting vóór en tijdens de zwangerschap van vrouwen met type 1 diabetes. • De vierde EADV-OnderzoeksGrant werd in maart 2013 uitgereikt aan Sandra van den Heuvel en Lisa Zimmerman (UMC St. Radboud, Nijmegen) voor hun onderzoek bij insulinepompgebruikers naar het effect van het bolusadvies van de pomp op de bloed-glucoseregulatie en de kwaliteit van leven.
DIABETES DOCUMENT EADV-OnderzoeksGrant 10
DIABETES DOCUMENT Oktober 2013 Een uitgave van Herbschleb & Slebos Postbus 28011 3828 ZG Hoogland T (033) 480 57 09 E diabetesdocument @xs4all.nl W diabetesdocument.nl Interviews en fotografie: Guus Herbschleb Vormgeving: Frans Slebos
Diabetes Document is een onregelmatig verschijnende uitgave die de persoonlijke mening weergeeft van gebruikers (mensen met diabetes en hun zorgverleners) van producten en/of diensten. Aan deze uitgave kunnen geen rechten worden ontleend. Uitspraken van de geïnterviewden komen voor hun rekening en hoeven niet de mening te zijn van de uitgever en/of de leverancier van het beschreven product. Meningen van geïnterviewden dienen niet te worden opgevat als een vanzelfsprekend advies aan anderen, omdat individuele situaties van elkaar kunnen verschillen. Wie belangstelling heeft voor een in dit Diabetes Document beschreven product of dienst, kan het beste contact opnemen met zijn of haar diabeteszorgverlener, of rechtstreeks met de genoemde leverancier. Bedrijven en instellingen die hun product of hun dienst in een toekomstig Diabetes Document willen belichten door middel van interviews en fotografie, kunnen contact opnemen met de uitgever.