0.
1. VIER EN VEERTIGSTE ALGEMEENE VERGADERING ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan der Vereeniging op Dinsdag 10 en Woensdag 11 October 1933. EERSTE DAG. 10 u. 30. In de collegezaal van het ,,Kamerlingh Onnes” Laboratorium, Nieuwsteeg te Leiden. 1. Opening. 2. Herdenkingsrede van den 1e Voorzitter Prof. Dr. M. DE HAAS, hoogleeraar aan de Technische Hoogeschool te Delft. getiteld: 25 Jaren Koelvereeniging. 3. Toespraken van officieele personen en buiten1andsche afgevaardigden. 4. Voordracht van den Secretaris-Penningmeester Ir. J.F.H. KOOPMAN, adviseerend ingenieur. getiteld: 40 Jaren Koeltechniek. 5. 12 u. 30, Lunch in het Café-Restaurant ,,In den Vergulden Turk”, Breestraat 84, aangeboden door de Vereeniging. 14 u. Voorzetting der Vergadering in het ,,Kamerlingh Onnes” Laboratorium. 6. Voordrachten van de Directeuren van dit Laboratorium Prof. Dr. W.H. KEESOM en Prof. Dr. W.J. DE HAAS, ter inleiding tot bezichtiging van het Laboratorium. 7. 14 u. 30-16 u. Bezichtiging van het Laboratorium en bijwoning van proefnemingen bij zeer lage temperaturen en van demonstraties met den grooten magneet van 80.000 gauss veldsterkte. 8. 16 u. Naar den Haag met autobussen, beschikbaar gesteld door de Vereeniging. 17 u. Samenkomst in den Haag in ,,Twee Steden Palace”. Buitenhof.
2. Aanwezig bij de bijeenkomst in het ,,Kamerlingh Onnes” Laboratorium: de leden van het bestuur: Prof. Dr. M. de Haas, 1e Voorzitter, Prof. C.F. van Oyen, 2e Voorzitter, Ir. J.F.H. Koopman, Secretaris-Penningmeester, Prof. Dr. W.H. Keesom en K.H. Tusenius; de leden van de Vereeniging: Prof. Dr. H.C.L.E. Berger, M. Boissevain, vertegenw. Centr. Ammon.fabriek, N.J. Bouvet, vertegenw. Isoleer M. ,,Bofa”, H. Büchi, Drs. W.J. Bijleveld, vertegenw. Bat. Petr. Mij., Dipl. Ing. G. Cattaneo, W.R. Chambers, A. Cortel, J.F. Cramer, Dr. C.A. Crommelin, Ir. W.G. v. Dalfsen, vertegenw. Noord Ned. Mach. fabr., Ing. Léon Delhez, Ir. P.L. Fauël, vertegenw. Unie van IJsfabrieken, Ir. G. Ferguson, B. Geerdink, vertegenw. N.V.H. Geerdink.Asbest- en kurkwerk, H. Geerdink Jr., Maurits v. Gelder, M.J.D. de Geus, G.F. Gey van Pittius, Ir. G.J.J. van Goor, H.A.M. Grasso, vertegenw. Grasso's Machinefabrieken, Heymans techn. Handelsvennootschap. W.A. Hoek, vertegenw. W.A. Hoek's Mach.- en zuurstoffabriek, F. van Hootegem, Th. Chr. Jerne, vertegenw. N.V. Rotterdamsche Koel- en Vrieshuizen, A. van Kalken, vertegenw. N.V. BlaauwhoedenveemVriesseveem, E.H. Krelage, Ir. H. de Kruyff, vertegenw. Techn. Bur. Alg. Nederl. Zuivelbond (F.N.Z.), Dr. A. v.d. Laan, P. van Leeuwen, L.J. van der Lek, vertegenw. Ned. Gist- en Spir. Fabriek, P. van Lienden, H.A. Linthorst, G.P. van Maarleveld, Dipl. Ing. J. van Male, vertegenw. Apeldoornsche Machinefabriek, W. Merkens, Ir. D.J. Mink, Ir. F. Muller, Dr. Ir. W.J. Muller, vertegenw. Kon. Paketvaart-Mij., Ing. W.D. Niermans, D.C.F. Oberink, W.Z. Ort, Overmeer & Co., Dr. Ing. J. van der Ploeg, Dipl. Ing. A. Portisch, A. Prinsen, vertegenw. N.V. Nederl. Electrolasch Mij., P.W.H. Provo Kluit, A. van Reekum, vertegenw. N.V. Plaatijzerindustrie, Ing. Edm. L. Riehl, vertegenw. Kon. Ned. Mach. fabr., J. Schrama, vertegenw. Christiani & Nielsen, W.A. Slager, vertegenw. N.V. Enkes, J.P. van der Slooten, L. Smits, M.J. Spruyt, vertegenw. N.V. ,,het Landbouwhuis”, I.M. Staab, vertegenw. Blaauwhoedenveem-Vriesseveem, Dipl. Ing. A.H. Stuhr, Dr. W. Stuurman, H.U.J. van Tiel Groenesteijn, vertegenw. Zuivelfabriek ,,Melkerij Lent”, W.A. van Tienhoven, vertegenw. Blaauwhoedenveem-Vriesseveem, H. Thomassen, Ir. J.Ph. Tollenaar, vertegenw. N.V. Holima, A. van Tuyn, C. Veerdig, vertegenw. N.V. Koelhuis
3. ,,de Landbouw”, H.A. Vermetten, vertegenw. N.V.Mij. ,,Hoek van Holland”, Dr. Ir. R. Verschuur, R.M. Vetter, vertegenw. ,,Werkspoor”, Ir. S.K. Vlielander Hein, vertegenw. Unie van IJsfabrieken, W. Voorthuysen, Ing. H.C. Wehmeyer. vertegenw. N.V. Comprimo. Genoodigden en introducé's uit Nederland: Mej. J.E. Crommelin, Ir. M.H. Damme, vertegenw. den Raad van Best. Kon. Inst. v. Ingenieurs, G.J. Flim, Ir. J.B. Giljam vertegenw. den Raad van Best. Kon. Inst. v. Ingenieurs, Mevr. M.C. de HaasJapikse, A.W. Hoete, directeur Heineken's Bierbr. Mij., Mr. P.J. Idenburg, Secr. van Curatoren der Leidsche Academie, Prof. Dr. L. van Itallie, waarn. Rector-magnificus der Leidsche Academie, Dr. H.J. Jerne, directeur Rotterdamsche Koel- en Vrieshuizen, Mevr. Jerne, Mevr. de Wed. E. Kamerlingh Onnes-Bijleveld, Mr. H.A. Kamerlingh Onnes, Mevr. Mr. Kamerlingh Onnes-Bijleveld, Mevr. S. Keesom-Gieliam. Mevr. H.A. Koopman-Assé. Mr. J.H. de Mol v. Otterloo, Referendaris Dep. Handel en Nijverheid en vertegenw. Z.E. den Minister van Economische Zaken, Dr. W. Tuyn, Assistent Kamerlingh Onnes Laboratorium, Mevr. H.J. Tusenius-Lindeman. Genoodigden uit het Buitenland: N. Alan Evans, Dir. Imperial Cold Stores te Londen, F.O.S. Bland, Dir. Koelhuis Rosshafen te Hamburg, John H. Brier, Ingenieur te Dartford (Engl.), Chr. Fischer, ingenieur te Cannstatt-Stutgart, Edm. v. Geertruy, Dir. Machinefabr. ,,Phoenix Nouveau’’ te Gent, Dr. Ing. Gompertz, vertegenw. Fa. Borsig te Tegel-Berlin, Prof. Dr. Fr. Henning, Voorz. v.d. Deutschen Kälteverein te Berlin, G. Hurtz, IJscellenfabrikant te Breyell (Kaldenk.), Mevr. Hurtz, Louis Jacob, Dir. de la Sté, des Mines Ottange 2 te Ottange (Frankr.), Mevr. Jacob, Dr. Ing. I. Kuprianoff, Assistent Techn. Hoogeschool te Karlsruhe, Emile Laurent, Dir. Machinefabr. Lebrun te Nimy-les Mons, Mevr. Laurent-Mallingret. Dr. Ing. F. Levy te Antwerpen, Dr. Ing. H. Ombeck, Dir. Gesellsch. für Linde's Eismaschinen te Wiesbaden, René Pierard. adviseerend ingenieur te Uccle-Brussel, Dr. Maurice Piettre, Dir. Inst. Intern. du Froid te Parijs, Prof. Dr. Ing. R. Plank, Hoogl. Techn. Hoogeschool te Karlsruhe, Mevr. Plank, J. Raymond, Hon. Secr. van de
4. British Association of Refrigeration te Londen, Mevr, Raymond, Prof. Dr. J.E. Verschaffelt, Hoogleeraar aan de Universiteit te Gent, Mevr. Verschaffelt-Liebert, Àrthur R.T. Woods, President van de British Association of Refrigeration te Londen. 1. De 1e Voorzitter opent de Vergadering met de volgende woorden: Dames en Heeren, Ik heet U allen welkom in de 44ste Algemeene Vergadering van de Nederlandsche Vereeniging voor Koeltechniek. In het bijzonder richt ik mij tot den referendaris, Mr. de Mol van Otterloo, hier aanwezig als vertegenwoordiger van den Minister van Economische Zaken, die tot ons leedwezen verhinderd is aan onze uitnoodiging gevolg te geven. Wij stellen de tegenwoordigheid van den Heer Mr. J.H. de Mol van Otterloo zeer op prijs, omdat wij daarin mogen zien een bewijs van belangstelling voor onze vereeniging van de zijde van het Ministerie van Economische Zaken, tot wiens gebied ook de belangenspheer van onze vereeniging behoort. Niet minder zijn wij vereerd door de aanwezigheid te dezer plaatse van Mr. P.J. Idenburg, Secretaris van het College van Curatoren van de Leidsche Universiteit, alsmede van den prorector dier Academie, Prof. Dr. L. van Itallie. Dat deze vergadering, ter herdenking van het 25-jarig jubileum onzer vereeniging kan worden gehouden in het Kamerlingh Onnes Laboratorium, geeft daaraan een bijzondere wijding, die nog verhoogd wordt door de aanwezigheid van Mevrouw de Wed. Prof. Dr. H. Kamerlingh Onnes en van den heer en mevrouw Mr. A.H. Kamerlingh Onnes-Bijleveld. In het bijzonder richt ik een woord van dank tot de professoren Dr. W.H. Keesom en Dr. W.J. de Haas, directeuren van dit laboratorium, leden onzer vereeniging, die het niet alleen mogelijk hebben gemaakt, dat deze vergadering hier kan plaats grijpen, maar die door hun voordrachten en demonstraties op heden middag zulk een belangrijke bijdrage leveren tot de beteekenis van dezen dag. Ook gaat onze dank uit naar den onder-directeur, het lid onzer
5. Vereeniging, Dr. C.A. Crommelin, voor zijn medewerking op den dag van heden. Qu'il me soit permis d'adresser maintenant un salut de bienvenue à vous, Messieurs les délégués des associations du froid en France, en Allemagne, en Grand Bretagne et en Belgique, qui avez bien voulu vous rendre à notre invitation. Premièrement je veux remercier les Messieurs qui sont venus de la France, et qui par leur présence à cet instant témoignent de l'intérêt qu'ils prennent au jubilé de notre association Néerlandaise. On peut dire que la fondation de notre groupement il y a 25 ans a été étroitement liée au premier congrès international du Froid, qui s' est tenu à Paris. Et plus tard les relations de plusieurs parmi nos membres avec nos collègues français se sont multipliées en conséquence des réunions de l'Institut International du Froid. Nous saluons ici particulièrement M. Piettre, qui depuis quelques semaines occupe le poste considérable de Directeur de cet Institut. Nous lui présentons nos félicitations à l'occasion de cette nomination et nous souhaitons que dans cette fonction il puisse contribuer pleinement au progrès de la collaboration internationale dans la domaine du Froid. Je ne voudrais pas oublier non plus de prier M. Piettre de bien vouloir présenter à son retour à Paris nos respects à son prédécesseur, M. Barrier, directeur-honoraire de l'Institut, qui pendant de longues années a tenu dans notre travail international une place si importante. Ook zij een woord van welkom gericht tot Dr. Mooy, alumnus van dit laboratorium, sedert enkele jaren werkzaam te Parijs, in het Bureau van het I.I.F. Ferner begrüsse ich mit Freude Hernn Professor Dr. Fr. Henning aus Berlin, Vorsitzender des Deutschen Kältevereins, Herrn Prof. Plank aus Karlsruhe, Direktor des Kältetechnischen Instituts der Badischen Technischen Hochschule und seinen Mitarbeiter Herrn Dr. Kuprianoff, sowie die übrigen Mitglieder des Deutschen Kältevereins.
6. Die Anwesenheit dieser Herren, deren Namen auf dem Gebiete der Kältetechnik weltbekannt sind, erhöht den Glanz unserer Zusammenkunft. Schon vor einigen Tagen empfing unsere Vereinigung einen in warmen Worten gehaltenen Glückwunsch vom Vorstand des Deutschen Kältevereines, worin auch das Freundschaftsverhältnis zwischen beiden Vereinigungen zum Ausdruck kam. Für diesen Glückwunsch spreche ich Ihnen im Namen unserer Niederländischen Vereinigung unseren verbindlichsten Dank aus. We are extremely pleased to see that a number of prominent members of the British Association of Refrigeration have also accepted our invitation and are present at this meeting. I should like to give a special welcome to Mr. Arthur R.T. Woods, president, and Mr. Joseph Raymond, Honorary Secretary of the British Association of Refrigeration. Mr. Raymond, this is not for the first time we have the privilege of seeing you in Holland. The relations we have had with you on various occasions were always of the pleasantest, and date back to the time of the foundation of our Association. Ook richten wij een hartelijken welkomstgroet tot onze koeltechnische vrienden uit België. Als vertegenwoordiger van de ,,Association Belge du Froid” hebben wij het genoegen hier te zien Prof. Dr. J.E. Verschaffelt van de Universiteit te Gent. Collega Verschaffelt, de banden uit vroegeren en lateren tijd, die U met Nederland en met het Kamerlingh Onnes laboratorium verbinden, zijn zoo talrijk en zoo hecht, dat wij U ook als een der onzen zouden kunnen beschouwen. Het is dan ook welhaast overbodig U te verzekeren, dat U bij deze feestelijke herdenking van het 25-jarig bestaan onzer Vereeniging ons van harte welkom zijt. De aanwezigheid te dezer plaatse van den Heer Ir. M.H. Damme, voorzitter en van den Heer Ir. J.B. Giljam, lid van den Raad van Bestuur van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs, verheugt ons in hooge mate. Ook hen heet ik in deze vergadering hartelijk welkom.
7. En dan richt ik mij met een woord van welkom tot alle aanwezigen, dames en heeren, waaronder ook de in zoo groote getale opgekomen leden van onze vereeniging. Ik hoop, dat de Nederlandsche vereeniging voor Koeltechniek ook in de toekomst bij voortduring op uw belangstelling, steun en medewerking zal mogen rekenen, dan zal ook haar verdere bloei verzekerd zijn. Ten slotte een woord van welkom tot de heeren van de Pers; tevens een woord van dank tot hen en hun collega's voor het vele werk, dat zij in de afgeloopen 25 jaren in het belang der Vereeniging hebben verricht. Toejuichingen. 2. De 1e Voorzitter, Prof. Dr. M. de Haas, houdt daarna de volgende herdenkingsrede getiteld: 25 JAREN KOELVEREENIGING. Op 23 September 1908 werd in een vergadering, gehouden ten huize van Prof. Kamerlingh Onnes, te Leiden, de Nederlandsche Vereeniging voor Koeltechniek opgericht. Het voorstel daartoe was gedaan door Prof. Kamerlingh Onnes in een bijeenkomst van leden van het Nederlandsche Comité voor het 1e internationale koude-congres, welke bijeenkomst op 13 Juli 1908 in het laboratorium, waar wij nu vereenigd zijn, werd gehouden. Dat eerste internationale koude-congres had in October 1908 te Parijs, onder zeer groote belangstelling, plaats; bij de opening ervan waren ruim 3000 deelnemers aanwezig, waarvan 20 uit Nederland. Tijdens dit congres is in beginsel besloten tot de oprichting van een meer permanente internationale stichting op het gebied der koude-techniek bestemd om het werk, op zoo gelukkige wijze door dit congres aangevangen verder voort te zetten. Aan een commissie werd opgedragen de statuten voor zulk een nieuwe vereeniging op te stellen. Tot de zes leden van deze internationale commissie behoorde ook Prof. Kamerlingh Onnes. Als volgende stap werd op 25 Januari 1909 een vergadering te Parijs gehouden, waarin 35 staten waren vertegenwoordigd. Bij den aanvang werd een voorstel van Duitschland, ondersteund door Oostenrijk, ter tafel gebracht, hetwelk beoogde de oprichting nog uit te stellen tot het 2e internationale congres.
8. Een der Nederlandsche vertegenwoordigers had in die vergadering gelegenheid, in opdracht van Prof. Kamerlingh Onnes, die zelf niet aanwezig kon zijn, een krachtig protest tegen dit voorstel te doen hooren. Mede als gevolg daarvan was de oprichting van de Association Internationale du Froid weldra een voldongen feit. Om het tot stand komen van vruchtbaar werk te bevorderen, werden daar vijf internationale studie-commissies ingesteld. Prof. Kamerlingh Onnes werd voorzitter van de eerste dezer commissies, nl. van die voor de vloeibare gassen en voor de eenheden. Het was noodig om een oogenblik stil te staan bij dit internationale werk, omdat onze vereeniging, niet alleen in den eersten tijd. maar ook in latere jaren daarmede steeds in nauw verband heeft gestaan en tevens om te doen zien welk een gewichtige rol Prof. Kamerlingh Onnes van den aanvang af ook in dit werk heeft gespeeld. Bepalen wij ons thans meer in het bijzonder tot onze vereeniging. Het eerste bestuur er van werd gevormd door de heeren H. Kamerlingh Onnes, voorzitter, F.B. Löhnis, 2e voorzitter, J.F.H. Koopman, secretaris-penningmeester, S. Lako en M. de Haas leden. Tien jaren lang is de samenstelling van het bestuur onveranderd gebleven, totdat in 1918 de heer Lako als lid van het bestuur bedankte en in zijn plaats werd gekozen de heer J.M. Bottemanne. Op 21 Februari 1926 overleed Prof. Kamerlingh Onnes. In de vergadering onzer vereeniging op 30 April daaraanvolgende te Leiden in dit laboratorium gehouden, heb ik gelegenheid gehad de groote beteekenis van Prof. Kamerlingh Onnes, in het bijzonder voor onze vereeniging, in herinnering te brengen. In dienzelfden tijd stelde de heer Löhnis. aan de beurt van aftreding zijnde, zich niet meer herkiesbaar. In de vergadering van 1 Mei 1926 werden tot leden van het bestuur gekozen de heeren Prof. C.F. van Oyen en Prof. Dr. W.H. Keesom. Mij viel de taak te beurt Prof. Kamerlingh Onnes als voorzitter op te volgen, terwijl Prof. van Oyen tot 2e voorzitter werd benoemd. In 1927 bedankte de heer Bottemanne als lid van het bestuur, in 1928 werd in zijn plaats benoemd de heer K.H. Tusenius. De heer Koopman heeft onafgebroken gedurende de 25 jaren van het bestaan der vereeniging de functie van secretaris-penningmeester vervuld. Het is mij van nabij bekend. hoeveel moeite en
9. beslommeringen daaraan voor hem verbonden zijn geweest. Hiervan getuigen ook de 70 afleveringen van onze Mededeelingen, in den loop dezer 25 jaren verschenen, de uitvoerige correspondentie, het uitnemend beheer der gelden, door hem gevoerd. Al dat werk heeft de heer Koopman steeds met groote toewijding volbracht. Daarnaast was hij ook een groote figuur in de koeltechnische wereld, die door zijn publicaties in verschillende tijdschriften, de door hem gehouden voordrachten, alsmede door zijn persoonlijke besprekingen buiten en in onze vergaderingen, maar ook bij verschillende buitenlandsche congressen, veel heeft bijgedragen tot den bloei van de koeltechniek en in het bijzonder van onze vereeniging. Daarvoor zijn wij hem grooten dank verschuldigd, en wij verheugen ons zeer over de Koninklijke onderscheiding, welke op 23 September jl., den 25sten verjaardag van onze Vereeniging, aan Ir. Koopman is verleend, een onderscheiding, waardoor ook onze Vereeniging werd geëerd. Wij willen nu in het kort schetsen op welke wijze de Vereeniging haar taak in deze kwart eeuw heeft vervuld en wat zij daarbij heeft bereikt. In de eerste Algemeene Vergadering, op 17 April 1909 gehouden, werd in een inleiding, door den 2e voorzitter, den heer Löhnis, gehouden, uitgesproken, dat onze Vereeniging in de eerste plaats ten doel heeft: bevordering van economische belangen. Hij voegde daaraan toe: ,,geenszins wil ik beweren, dat de beteekenis van het wetenschappelijk onderzoek daarbij uit het oog zou worden verloren. Het feit, dat onze vereeniging het voorrecht heeft aan haar spits te zien gesteld, den zoo eminenten geleerde op het gebied der kunstmatige koude, waarop Nederland met recht trotsch is, is wel het sprekende bewijs, dat de wetenschappelijke zijde der verschillende vraagstukken niet zal worden veronachtzaamd”. Al zouden wij thans deze beide belangen, nl. de economische en de wetenschappelijke, niet zoo scherp tegenover elkaar willen stellen, men kan zeggen, dat onze vereeniging in de afgeloopen jaren aan dit dubbele programma getrouw gebleven is; zij heeft naar de mate van haar krachten de samenwerking tusschen wetenschap en praktijk op het gebied der koeltechniek bevorderd en op die wijze de belangen van landbouw, industrie. handel en visscherij, gediend.
10. Enkele voorbeelden mogen daarvan genoemd worden. In 1910 werd door het bestuur een commissie ingesteld om na te gaan of het voor Nederland voordeel zou opleveren, om hier, evenals in Engeland, reeds geschiedde, vleesch in bevroren of gekoelden toestand in te voeren. In deze commissie hadden zitting de Heeren F.B. Löhnis. Prof. D.A. de Jong en C.G. Vattier Kraane. De rapporten, door de commissie uitgebracht en de daaruit voortvloeiende uitvoerige discussies in eenige algemeene vergaderingen der vereeniging, hadden tot gevolg, dat in 1912 door de vereeniging in een adres aan de regeering en ook de gemeente Amsterdam werd verzocht den invoer van bevroren en gekoeld vleesch in Nederland te bevorderen. Wij zullen nu niet alle bijzonderheden van deze aangelegenheid hier vermelden, doch willen er alleen nog op wijzen, dat de invoer van bevroren vleesch voornamelijk uit Zuid-Amerika, doch ook uit Zuid-Afrika in latere jaren nog verschillende malen in onze vergaderingen aan de orde is geweest. Bovendien heeft in verband met dezen invoer Prof. van Oyen, tezamen met den heer E. Quadekker, in 1920, ingevolge opdracht van de Nederlandsche Regeering, in Argentinië. Uruguay en Brazilië een onderzoek ingesteld naar de keuring van het voor uitvoer bestemde vleesch. Over de resultaten van dat onderzoek heeft Prof. van Oyen een mededeeling gedaan in de Algemeene Vergadering onzer Vereeniging op 2 Februari 1921. Een andere commissie werd in 1910 benoemd, met den heer J.M. Bottemanne als Voorzitter en als leden, de heeren J.P. van Lonkhuyzen. Prof. Dr. D.A. de Jong, C.G. Vattier Kraane. Prof. Dr. J. Boeke. E.H. Hijmans en J.C. Slis. waaraan werd opgedragen de bestudeering van het vraagstuk of de toepassing van de kunstmatige koude op het conserveeren van visch voor ons land bijzondere economische voordeden zou opleveren. Deze commissie kwam al spoedig tot het inzicht, dat om tot een juist oordeel over de gestelde vraag te kunnen komen, een experimenteel onderzoek vooraf moest gaan. Het bestuur slaagde er in, ter bestrijding van de daaraan verbonden kosten, in 1911 en ook later een belangrijke subsidie van de Regeering te verkrijgen, terwijl de Vereeniging zelve in verschillende jaren er geldelijk in bijdroeg. Bovendien werd door bemiddeling van een der leden van de ver-
11. eeniging een voor het onderzoek noodige koelmachine in bruikleen ontvangen van de firma Lebrun te Nimy. Het eigenlijke wetenschappelijke onderzoek werd aangevangen in 1912 en geschiedde in de laboratoria van en onder leiding van Prof. Boeke en Prof. de Jong te Leiden. Zij werden uitgevoerd door de heeren P.A. van Driest en Dr. A.B. Drooglever Fortuyn. Het eerste rapport der wetenschappelijke sub-commissie voor dit onderzoek verscheen in de Mededeelingen onzer vereeniging (No. 23/24) van April 1915; het tweede rapport, van de hand van Prof. DE JONG, in September 1919 (Mededeeling No. 34/35); het besloeg 160 bladzijden druks en bevatte verschillende afbeeldin- gen en mikrophoto’s. Het vormt een belangrijke weten-schappelijke bijdrage op het gebied van vischconserveering, en heeft ook in het buitenland zeer de aandacht getrokken. Het derde rapport over de visch-conserveering verscheen in 1925 (Mededeeling No. 46); dit bevat het verslag van de onderzoekingen over de conserveering van vette visch door middel van bevriezen, uitgevoerd door Ir. J. Mulders, in het laboratorium van Prof. de Jong te Leiden. In dit rapport treffen wij voor de eerste maal aan den naam kryologisch-biologisch proefstation van de Nederlandsche Vereeniging voor Koeltechniek, - gebezigd om aan te duiden de werkruimten, die in het laboratorium van Prof. de Jong voor dit werk onzer vereeniging waren beschikbaar gesteld. Het vierde rapport over dit onderwerp verscheen in 1927 (Mededeeling No. 53) en was van de hand van Ir. A. Bronkhuyzen. Een deel van al deze onderzoekingen zijn verricht in IJmuiden, waartoe de Minister van Waterstaat de koelinstallatie in de Rijksvischhal aldaar heeft willen beschikbaar stellen, terwijl ook de heer Tusenius, directeur der N.V. Vereenigde IJsfabrieken te IJmuiden voor verschillende proefnemingen gastvrijheid heeft verleend. Een groote stuwkracht is bij dit werk steeds uitgegaan van den heer Bottemanne, die voor onze vereeniging de leiding en het beheer er van had en die door zijn doorwrochte mededeelingen in de vergaderingen de leden op de hoogte hield van den gang der onderzoekingen. Ik heb eenigszins uitvoerig over dit visch~onderzoek gesproken, in de eerste plaats wegens de waarde van de daarbij verkregen resultaten, die van groote economische beteekenis waren, maar ook
12. omdat dit de eerste maal was, dat onze vereeniging het initiatief heeft genomen voor wetenschappelijk speurwerk (research work). Door het overlijden van Prof. Dr. D.A. de Jong op 31 Mei 1925, werd de betrekking, waarin onze vereeniging tot zijn laboratorium stond, verbroken; ook was het visch-onderzoek tot een zekere afsluiting gebracht. In de vereeniging werd de wenschelijkheid uitgesproken. dat de onderzoekingen over de conserveering door koude, thans voor andere levensmiddelen, in eerste instantie voor tuinbouwproducten zouden worden voortgezet. Ook in ander opzicht veranderde dit speurwerk van aard, omdat niet meer gerekend mocht worden op rijkssubsidie er voor. In 1928 werd een kryologisch-biologische commissie ingesteld om te trachten deze nieuwe onderzoekingen tot stand te brengen en verder te verzorgen. In een circulaire van 1 Juni 1928 kon deze commissie meedeelen. dat Prof. Ir. A.M. Sprenger, Directeur van het Rijks-Laboratorium voor Tuinbouwplantenteelt, te Wageningen, had aangeboden onder subsidieering door onze vereeniging, vraagstukken, liggende op het gebied van de conserveering van landen tuinbouw-producten door koude, in studie te nemen. Besloten werd, dat van de door Prof. Sprenger aangeboden medewerking zou worden gebruik gemaakt. Onze vereeniging stond van de haar toen ter beschikking staande kasreserve het grootste deel af voor de voltooiing van de koelinstallatie in het laboratorium van Prof. Sprenger. Daarnaast deed zij een beroep op allen in ons land, die geacht konden worden belang te hebben bij dergelijke proeven, en vroeg van hen een jaarlijksche bijdrage voor dat doel. Het resultaat is geweest, dat van vrijwillige bijdragen aan Prof. Sprenger kon worden afgedragen voor het jaar 1929 ƒ 2.427,50,voor 1930 ƒ 2.400,-, over 1931 ƒ 2.378,35,- en over 1932 ongeveer ƒ 1.000.-. De pogingen, door onze Vereeniging in het werk gesteld om, evenals bij het visch-onderzoek, ook voor deze onderzoekingen een Rijkssubsidie te verkrijgen, hadden alleen tot gevolg, dat de Regeering, met ingang van 1 Februari 1930, den heer Ir. R. Mulder aanstelde en bezoldigde als tijdelijk adjunct-Rijkstuinbouwconsulent en onder Prof. Sprenger te werk stelde. Twee verhandelingen over de onderzoekingen van Prof. Sprenger en zijn medewerkers verschenen in 1929, onderscheidenlijk
13. getiteld: ,,Proeven over den invloed van bepaalde factoren op de rijping van eenige tuinbouwproducten”, en: ,,De invloed van enkele inhulstoffen op de conserveering van tuinbouwproducten”. In No. 68 van de Mededeelingen onzer vereeniging, verschenen in Augustus 1932, is afgedrukt het verslag door de heeren Ir. R. Mulder en Ir. A.M, Sprenger uitgebracht over ,,Proeven met het bewaren van tomaten bij lagere temperatuur”. Van de gelden voor kryologisch-biologisch onderzoek bijeengebracht werd in 1932 aan Prof. van Oyen een bedrag toegestaan ten behoeve van een onderzoek naar de kenmerken voor den ouderdom van eieren. Wij laten nu het door de vereeniging verrichtte of door haar bevorderde research work verder rusten en willen nu nog vermelden eenige onderwerpen, die door commissies uit de vereeniging in studie zijn genomen en vervolgens in de Algemeene Vergadering besproken. In 1912 werd een Commissie ingesteld onder het voorzitterschap van den heer Löhnis, waaraan werd opgedragen na te gaan, wat in Nederland tot bevordering van het koeltransport zou kunnen worden gedaan. Het uitvoerige rapport dezer Commissie werd afgedrukt in No. 20 der Mededeelingen en werd besproken in de vergadering van 11 December 1913 en in volgende vergaderingen. Een onderwerp, dat in de jaren 1915, 1916 en 1917 tot uitvoerige debatten in onze vereeniging heeft aanleiding gegeven, betrof de vraag of het gewenscht is aan abattoirs koelinrichtingen te bouwen, ook voor andere artikelen dan vleesch. Bij deze debatten stonden de meeningen nog al eens scherp tegenover elkaar. In den grond van de zaak ging het hier over de vraag of het particulier initiatief dan wel de bemoeiing van de overheid de voorkeur verdient, dus eigenlijk meer een probleem van toegepaste economie dan van koeltechniek. De discussies werden besloten met het aannemen bij meerderheid van stemmen van een tweetal moties, waarbij feitelijk werd uitgesproken, dat het inrichten van koelkamers voor andere levensmiddelen en artikelen dan vleesch bij een gemeente slachthuis onder bepaalde omstandigheden gewenscht kan zijn. In de vergadering van 23 November 1927 gaf de heer Tusenius een inleiding over het verkrijgen van uniformiteit in de
14. voorwaarden voor opslag van artikelen in koelhuizen in Nederland. In de daarop volgende discussie bleek voor dit onderwerp groote belangstelling te bestaan, met het gevolg dat voor de verdere bestudeering er van een commissie werd benoemd onder voorzitterschap van Prof. van Oyen. Reeds voor het einde van 1928 was deze commissie, in samenwerking met het bestuur, gereed met een ontwerp van koelhuis-bepalingen en koelhuis-voorschriften, welke onder den naam van ,,Koelhuisbepalingen” in de vergadering van 23 Mei 1929 door de algemeene vergadering werden vastgesteld. Het doel, dat met het opstellen dezer bepalingen werd beoogd was drieledig (Mededeelingen No. 60). 1. Den gebruikers van het koelhuis een beeld te geven van de daarbij heerschende usances, zooals die door de vereeniging als billijk en doelmatig worden erkend. 2. Een omschrijving te geven van de rechtsverhouding tusschen den bezitter van het koelhuis eenerzijds en de directie van het koelhuis anderzijds. 3. Eenheid te brengen in de voorwaarden, waaronder door de onderscheidene koelhuizen voorwerpen ter koeling worden aangenomen en (of) ruimte wordt verhuurd. Deze voorschriften hebben ook groote belangstelling in het buitenland gewekt. In dienzelfden tijd werd, als gevolg van een inleiding, door Ir. J. Ph. Tollenaar gehouden, nog een ander onderwerp in studie genomen, nl. de vaststelling van regelen volgens welke het vermogen van kleine koelmachines moet worden aangegeven. Ook hiervoor is een commissie ingesteld, onder leiding van den voorzitter onzer vereeniging. Het resultaat van haar werkzaamheden is neergelegd in een verslag, dat in de algemeene vergadering van 18 December 1928 is uitgebracht. Wij kunnen nog vermelden, dat door het bestuur in de laatste jaren uitvoerige briefwisseling en besprekingen zijn gevoerd met de Regeering om te geraken tot een zoodanige toepassing van het eierenbesluit (van 17 Augustus 1931, S. No. 375) en van de landbouwuitvoerwet. dat de belangen der Nederlandsche koelhuizen zoo min mogelijk geschaad zouden worden. In verband hiermede werd de 2e voorzitter van onze vereeniging , Prof. van Oyen in
15. 1931 tot adviseerend lid van het Eierencontrole Bureau benoemd. In het jaar 1931 zijn de statuten der vereeniging gewijzigd. Afgezien van eenige kleinere veranderingen had deze wijziging voornamelijk ten doel het instellen van groepen onder de leden der vereeniging, ter bevordering van de ontwikkeling van eenig deel der koeltechniek, dat in het bijzonder het arbeidsveld vormt van de leden, die in zulk een groep vereenigd zijn. Dit heeft tot gevolg gehad, dat een groep van Koelhuisdirecties is ingesteld in de algemeene vergadering van 8 December 1932, welke groep haar werkzaamheden reeds heeft aangevangen en wel met de behandeling van het vraagstuk van het koelen van boter. Zooals ik in den aanvang reeds opmerkte, heeft onze vereeniging steeds in nauwe betrekking gestaan tot het internationale werk op het gebied der kunstmatige koude. De voorbereiding tot de deelname van Nederland aan de internationale congressen ging uit van onze Vereeniging, talrijke rapporten en mededeelingen werden door onze leden op die congressen ingediend, het grootste deel der Nederlandsche rapporten kwam echter uit dit laboratorium. Het wetenschappelijke werk, dat in het kryogeen laboratorium. thans Kamerlingh Onnes Laboratorium geheeten, werd verricht, genoot steeds de grootste belangstelling onzer leden. In menige algemeene vergadering werden door de hoogleeraren Kamerlingh Onnes, Keesom en W.J. de Haas, mededeelingen gedaan van de door hen op dit gebied bereikte belangrijke resultaten. En zou men willen vragen, van waar deze belangstelling voor zuiver wetenschappelijke onderzoekingen, dan zou men kunnen antwoorden met de woorden van Prof. Plank: ,,die Physik von heute ist die Technik van morgen”. Ik heb U hiermede een kort overzicht gegeven van het terrein, waarop in de afgeloopen 25 jaren de werkzaamheden van de Nederlandsche Vereeniging voor Koeltechniek zich bewogen hebben. In den aanvang heb ik reeds opgemerkt, dat deze werkzaamheden van economischen en van wetenschappelijken aard zijn. Ik zou daaraan nog kunnen toevoegen, dat aldus werkende, de vereeniging heeft getracht de belangen van ons land, maar ook, die van de leden dezer vereeniging te bevorderen.
16. Wij kunnen verder getuigen, dat, terwijl menig lid op zijn tijd eigen belangen op den voorgrond plaatste en ook wederzijdsche kritiek niet ontbrak, er in onze vereeniging steeds een groot gevoel van samenhoorigheid heeft bestaan, en zelfs in de moeilijke tijden, die wij nu in handel en bedrijf beleven, een eendrachtige samenwerking valt te constateeren, die ons ook volle vrijheid geeft dit jubileum, zij het ook op bescheiden schaal, feestelijk te herdenken. Moge deze goede geest ook in de toekomst behouden blijven en onze vereeniging, in haar wezen conservatief, steeds nieuwe wegen weten te vinden om het algemeene en het individueele belang te blijven dienen. ,,Ieder voor allen, allen voor ieder” zij ook ons devies. Toejuichingen. 3. Als de eerste van de officieele personen. sprak Mr. J. H. de Mol van Otterloo, referendaris aan het Departement Handel en Nijverheid, namens Z.E. den Minister van Economische Zaken, die door ambtsbezigheden verhinderd was deze vergadering bij te wonen. Spr. begon met de gelukwenschen van de Regeering aan de jubileerende Vereeniging over te brengen. Spr. herinnerde daarop aan het vele, dat door den Voorzitter, wijlen Prof. Kamerling Onnes. was gedaan. Ofschoon 25 jaar oud, is de Vereeniging nog jong, doch zij heeft reeds veel gedaan, dat niet alleen voor de koeltechniek, maar ook voor het economische leven h.t.l. van belang was. Nog verschillende vraagstukken op koeltechnisch en aanverwant gebied wachten op een oplossing. Spr. hoopt, dat het de Vereeniging moge gegeven zijn ook daartoe te kunnen bijdragen en spreekt voor haren verderen bloei zijn beste wenschen uit. Toejuichingen. De 1e Voorzitter zegt Mr. de Mol van Otterloo dank voor deze woorden en verzoekt hem den dank der Vereeniging aan Z.E. den Minister te willen overbrengen voor de vriendelijkheid van Z.E. om zich hier te doen vertegenwoordigen, alsmede voor de belangstelling, die de Vereeniging steeds van de zijde der Regeering heeft mogen ondervinden.
17. Spr. geeft daarna het woord. aan Dr. Maurice Piettre, directeur van het Institut International du Froid, die namens de afgevaardigden uit het buitenland. het volgende zegt. Excellence, Monsieur le President, Mesdames, Messieurs. Au nom de MM.les Délégués étrangers qui ont bien voulu me choisir en qualité de Directeur de l'Institut International du Froid. pour prendre la parole, j'ai le très grand honneur de saluer Son Excellence M. le Représentant du Gouvernment Néerlandais, M. le Professeur de Haas, l'éminent Président de l'Association Néerlandaise du Froid, et M. l'Ingénieur J.F.H. Koopman, le très dévoué Secrétaire et organisateur de merite. Nous apportons à l'Association Néerlandaise du Froid tous nos compliments les plus cordiaux et aussi tous nos voeux pour qu'à cette premiere célébration en succèdent d'autres plus brillantes encore. Une des premières dans le monde, après le triomphe tardif de Charles Tellier, votre Association a eu le grand mérite d'indiquer le chemin aux autres Associations fondées depuis dans presque tous les pays. Le nombre et la qualité de ses membres montrent que sous la haute direction de son President, elle a conquis une situation et une influence dignes de tous éloges. Son activité dans toutes les branches du froid explique amplement l'autorité dont elle jouit à l'étranger et de cela en témoignent les nombreuses autorités mondiales venues d'Allemagne, d'Angleterre, de Belgique, de France et d'autres pays, rehausser l'eclat de cette réunion. Le 25e Anniversaire de l'Association Néerlandaise du Froid fournit en même temps une magnifique démonstration de l'utilité d'une étroite collaboration sur le plan international des Associations nationales des divers pays dont la liaison est réalisée par le Bureau de l'Institut International du Froid. Le programme de cette collaboration, elabore en 1920, sur l'heureuse initiative du Président Lebon, a déjà porté ses fruits, mais il reste encore de longues étapes à parcourir. L'organisation frigorifique, en effet, qui a fait tant de pro grès dans certains pays est à peine commencée dans d'autres; bien des années d'activité féconde s'ouvrent devant le savant (physicien, ingénieur, biologiste), l'industriel, le commerçant.
18. De nouvelles voies se sont ouvertes tout récemment: vulgarisation et amélioration des ,,containers’’ ou isocadres refroidis pour le transport des denrées périssables; procédé de la congélation rapide ou ,,quick freezing’’ pour les viandes, volailles, poissons surtout, et certains fruits même; études seulement amorcées par les physicochimistes sur les différents états de l' eau etc. I1 reste à les poursuivre à la fois sur le terrain de la science et des applications qui bien souvent précèdent et suivent les recherches du laboratoire. C' est l'oeuvre de demain qui exige: communauté de vue, liaison des efforts, échanges d'idées et de résultats. Cette collaboration entre les frigoristes des différents pays, surtout pendant la difficile période actuelle, exige plus que jamais cette opiniâtreté, ce dévouement qui a caractérisé l'action de mon éminent prédécesseur M. l'Ingénieur Barrier auquel je vous propose d'adresser notre plus cordial souvenir. L'Association Néerlandaise du Froid lui a donné, pour le seconder dans sa tâche écrasante un de ses jeunes et brillants membres, M. le Dr. H.H. Mooy, collaborateur précieux par sa science, son dévouement, son ardeur au travail et je l'en remercie de tout coeur. Nul cadre plus grandiose ne pouvait être choisi pour cette manifestation que le célèbre Institut cryogène de Leiden, fondé par l’illustre Maître, le Professeur Kamerlingh Onnes, dont nous saluons la mèmoire en présentant nos respectueux hommages à Madame Kamerlingh Onnes. Dans les mains de ses éminents successeurs, le Professeur W.H. Keesom, président de la Conférence Générale de l'Institut International du Froid, et le Professeur W.J. de Haas le flambeau gardera toute sa splendeur pendant de très longues années encore. Au nom de MM. les honorables Représentants des Pays étraners, au nom de mon Pays, je vous remercie, Monsieur le Président, de nous avoir conviés par les soins diligents de M.J.F.H. Koopman, à célébrer le 25e anniversaire de l'Association Néerlandaise qui tient une place si importante dans la science du froid et fait le plus grand honneur à votre beau pays. Toejuichingen. De 1e Voorzitter betuigt Dr. Piettre dank voor zijne gelukwenschen en spreekt groote waardeering uit voor de vriendelijke
19. Woorden, die hij aan het werk der Vereeniging heeft gewijd. Spr. deelt verder mede, dat de autobussen, die hedenmiddag om 4 uur de aanwezigen zullen rijden naar den Haag, dit zullen doen via Voorschoten, alwaar halt gehouden wordt aan het kerkhof van de N. Herv. Gemeente. Den leden en gasten wordt verzocht zich daar te verzamelen; er zal dan namens de Vereeniging ter huldiging van de nagedachtenis van haren onvergetelijk en eersten Voorzitter, een krans gelegd worden op het graf van Prof. Kamerlingh Onnes. Met groote instemming wordt deze mededeeling vernomen. De Secretaris-Penningmeester doet daarop nog enkele mededeelingen omtrent de verdere regeling van dezen dag. Ook wijst hij er op, dat aan alle aanwezigen bij het binnenkomen op deze vergadering is uitgereikt een lijst van alle deelnemers aan de bijeenkomsten op dien dag en den daarop volgenden. In totaal staan daarop 138 personen, waarvan 27 uit het buitenland. Het spijt spr. Zeer, dat enkele leden eerst gisteren, sommigen en daar onder een buitenlander, zich heelemaal niet te voren hebben aangemeld, zoodat hun namen niet op die lijst konden vermeld worden. Het doel van die opgave is eveneens bevordering van onderlinge kennismaking, waardoor het nuttig effect van deze bijeenkomsten, bij deze gelegenheid nog wel sterk internationaal, zoo groot mogelijk kan wezen. Zijn er onder de aanwezigen, die met bepaalde personen, die zij niet kennen, nader in contact wenschen te komen, zoo gelieve zij daartoe de medewerking van spr. of een der andere leden van het Bestuur in te roepen. De 1e Voorzitter stelt een korte pauze in ten einde de aanwezigen gelegenheid te geven kennis te nemen van een kleine expositie, die de Secretaris-Penningmeester in de zaal heeft opgesteld in verband met de geschiedenis der Vereeniging en waarvoor o.a. alle photo's, op vorige vergaderingen gemaakt, zijn opgehangen en waarop de leden vele oude bekende gezichten en plaatsen zullen terugzien. PAUZE. Na afloop hiervan krijgt de Secretaris-Penningmeester Ir.J. F.H. Koopman het woord voor het houden zijner voordracht. getiteld:
20. 40 JAREN KOELTECHNIEK. Dames en Heeren, Wanneer iemand het voorrecht heeft 40 jaren te werken in een bijzondere techniek, daarin voor een groot gedeelte zijn levensbestaan heeft gevonden en gelijktijdig kan terugzien op een tijdperk van 25 jaren, waarin hij die techniek ook op ideëele wijze heeft gediend, dan is het te begrijpen, dat hij het samenvallen van deze twee jubilea niet ongemerkt wil laten voorbijgaan. Nu mij dit voorrecht met betrekking tot de koeltechniek te beurt valt en U weet, dat mededeelzaamheid in mijn aard ligt - reeds een kwart eeuw redigeer ik de U welbekende ,,Mededeelingen” der Nederlandsche Vereeniging voor Koeltechniek - daar zal het U evenmin verbazen, dat ik bij deze gelegenheid en in dezen bij uitstek koeltechnischen kring, U wat uit mijn koeltechnische loopbaan ga mededeelen. Ten gerieve onzer vele buitenlandsche gasten, die waarschijnlijk weinig van mij verstaan, zal ik spreken aan de hand van lichtbeelden, zoodat zij op die wijze mij ook zullen kunnen volgen. Veertig jaren geleden was ik student te Delft in de werktuigkunde aan de toenmalige Polytechnische School. die in 1905 onze Technische Hoogeschool is geworden. De eerste theoretische kennis van koeltechniek deed ik op in het studiejaar 1891/’92 bij een algemeenen cursus over toegepaste natuurkunde van den leeraar Dr. R. SISSINGH, 1) bij de behandeling van het onderwerp ,,ijsmachines”. Als een tragische bizonderheid vermeld ik van Dr. Sissingh, dat hij later benoemd tot hoogleeraar aan de Gem. Universiteit te Amsterdam, juist in het laatste jaar, dat de wet hem dwong zijn professoraat neer te leggen, in 1927 aldaar is overleden. Bij het B 2 examen Natuurkunde kreeg ik van drie vragen, naar keuze één te beantwoorden, deze: ,,Beschrijf de natuurkundige beginselen, waarop de twee hoofd1 ) Van deze en volgende personen, wier namen cursief kapitaal zijn gedrukt. werd een portret op het doek geprojecteerd.
21. rubrieken van ijsmachines berusten, zoo mogelijk met een schemateekening der inrichting”. U begrijpt, dat ik van de drie (de twee andere gingen over verlichting en optica) deze koos. Bij de toenmalige studie te Delft had ik na mijn derde jaar bij den overgang van C1 op C2. drie maanden vacantie. Ik wilde mij dien tijd ten nutte maken om wat meer van die ijsmachines te leeren kennen en wendde mij daarvoor tot mijn onvergetelijken leermeester in de werktuigbouwkunde Ir. A. HUET, Hij bekende mij openhartig van die werktuigen niets af te weten. naar hij zou mij wel helpen. Een paar dagen later kwam hij met verschillende boeken over dit onderwerp, waarvan uit de bibliotheek der P.S ., het bekende werk van Prof. ALOIS SCHWARZ, ,,Die Eis- und Kühlmaschinen und deren Anwendung in der Industrie”. Uit dit boek. - ik vertoon U hier het origineele exemplaar van 40 jaar terug - deed ik mijn eerste algemeene kennis van koeltechniek op. Van den schrijver wil ik U mijn ongewone kennismaking met hem vertellen. Bij het eerste internationale Koude-Congres in 1908 te Parijs sprak ik in de Sectie: koelmachines over luchtkoelers, vooral om de meening der aanwezigen over de verschillende systemen te vernemen. Op eens werd ik daarbij door een mij volkomen onbekende in de rede gevallen. met ongeveer de volgende woorden tot den president: ,,Ik geloof. mijnheer de voorzitter, dat, wanneer Inleider Ing. Koopman. hier eenvoudig spreekt van een luchtkoeler van Fixary, of een cascade luchtkoeler van Borsig of een schijvenkoeler van Linde, zijn toehoorders hier meerendeels niet weten, wat voor een koeler hij bedoelt. Die koelers dienen eerst te worden verklaard”. Vrij nijdig repliceerde ik hierop, dat ik het eenvoudig een ,,blamage” vond voor de aanwezigen, die toch hoofdzakelijk als vakmenschen moesten beschouwd worden, wanneer ik over algemeen bekende koelers sprekende, die eerst zou moeten verklaren -- en
22. ging rustig met mijn betoog verder. In de pauze kwam degene, die mij geïnterrumpeerd had, zijn verontschuldiging maken en het bleek: mijn eerste geestelijke leermeester in de koeltechniek. Prof. Alois Schwarz. Wij zijn daarna goede vrienden geworden. De heer Huet gaf mij verder den raad practische kennis over koeltechniek te gaan opdoen door practisch werken in een der brouwerijen, toenmaals de eenige inrichtingen h.t.l., waar koelen ijsmachines van beteekenis te vinden waren. Dank zij Prof. Dr. S. Hoogewerff van de P.S., ook een der oprichters onzer Vereeniging, doch wiens gezondheidstoestand het helaas! niet toelaat hier tegenwoordig te zijn, mocht ik in Juni 1893 als volontair voor eenige maanden werkzaam zijn aan de Heineken's Bierbrouwerij te Rotterdam, die toenmaals onder de directie stond van den heer W. FELTMANN. Ik memoreer hierbij, dat in 1873 te Weenen op een brouwerscongres een jonge geleerde, Dr. Carl Linde, die daar tegenwoordig was, de opdracht kreeg zijn theoretische kennis te besteden aan de constructie van een goed bruikbare koelmachine, een werktuig, dat toen nog niet bestond. Linde is daarin met zijn ammoniak-compressie-machine in 1875 zeer wel geslaagd. Aan de verbetering van die machine voor toepassing in de brouwerij werkte de heer Feltmann mee. Het aanbrengen van koelbuizen in de leg- en gistkelders is een vinding van hem geweest. Te voren blies men koude lucht in die ruimten, wat een gecompliceerdere inrichting vereischte 1). Reeds toen bestond aan de Heineken's Brouwerij te Rotterdam een uitgebreid stoom- en koelbedrijf. In de groote machinekamer, die U morgen in werkelijkheid, maar heel wat grooter dan toen, zult zien, vond men: 1. een Linde compressor No. VI, 150.000 cal. p.u., door een ééncyl, stoommachine met kleppen stoomverdeeling gedreven, het geheel afkomstig van de ,,Maschinenfabrik Augsburg” te Augsburg van 1882; __________ 1
) Zie Behrend. Eis- und Kälteerzeugungsanlagen 1888. blz. 209.
23. 2. een compressor No. V, 80.000 cal. door een riem van een transmissie-as gedreven, ook van die fabriek van 1883; bij deze compressoren behoorden rechthoekige bakcondensors met roerwerk; 3 een compressor No. VI, gedreven door een één-cyl. Stoommachine met kleppen-stoomverdeeling. gebouwd door Gebr. Sulzer te Winterthur van 1888. Hierbij was een ronde bakcondensor met roerwerk. Twee photo's van deze machines, met nog verschillende anderen, indertijd door mij gemaakt, hebben daar vele jaren in de machinekamer gehangen en bevinden zich nu nog in het archief der brouwerij. Fig. 1 is een reproductie van een der eerste twee en vertoont de compressoren 1 en 2. Van deze 3 compressoren zijn nog aanwezig de beide No. VI. die evenwel thans met electro-motoren worden aangedreven. Dan was er nog in een kleine machinekamer een Linde dubbele compressor 2 x VI, door een Sulzer stoommachine in beweging gebracht en werkende op twee ronde bakcondensors. De gezamenlijke capaciteit dier machines was ong. 700.000 cal. p.u., voor dien tijd reeds heel wat. Die koude diende: voor bierkoeling ,, koeling van leg- en gistkelders en ,, ijsfabrikage. 1) Dit geheel vormde voor mij een prachtige leerschool. Op 13 November 1893 hield ik op verzoek van den heer A. Huet mijn eerste koeltechnische ,,lezing” in het ,,Gezelschap Leeghwater” te Delft, waarvan ik toen voorzitter was, over de IJsmachines aan de Heineken',s Bierbrouwerij te Rotterdam. Hier hangen 3 teekeningen, nog van die lezing afkomstig. Copieën van enkele andere hebben jaren lang dienst gedaan bij het onderwijs in Toegepaste Natuurkunde aan de P.S. en T.S. _________
1
) Een beschrijving van de Heineken's Bierbrouwerij te Rotterdam uit den ouden tijd is te vinden in de Brautechnische Reizeskizzen van Prof. Alois Schwarz van 1886. blz. 75 e.v.
24. Uit dien tijd dateert ook mijn eerste kennismaking met Prof. Dr. H. KAMERL/NGH ONNES. Over deze ontmoeting schreef ik in een stukje aan zijn nagedachtenis gewijd, in ,,Cold Storage” van Maart 1926: ,,It was for the first time in 1893, being a student at the Polytechnic College at Delft, and already interested in low temperatures and how to produce them, that I met with Kamerlingh Onnes. With an introduction from my master in Physics, Dr. R. Sissingh, I was received at the Physics Laboratory at Leyden by its young Director, Dr. H. Kamerlingh Onnes, (who was called as a professor at the University of Leyden at an age of 29 years), with that loving kindness, which has always been an ornament of this humble man. who at that time already was expected to be one of the world's greatest scientists. He showed me the modest installation and apparatusses of his laboratory, for which the name of ,,workshop” would be more adequate. I was astonished by the results, which this clever experimenter got out of this confused collection. The liquefaction of oxygen after Pictet's cascade method was being performed and I shall never forget my excitement when seeing the beautiful pale blue liquor, the fluid oxygen at a temperature of –183 °C. (90 °K.)”. In Mei 1894 deed ik aan de P.S. eindexamen als werktuigkundig ingenieur. In October van dat jaar zou ik naar Java vertrekken om geplaatst te worden bij de ijsfabrieken van de firma Olie & Co. Ter vermeerdering van practische kennis maakte ik in Augustus en September '94 een studiereis, die ging over Antwerpen, waar een internationale tentoonstelling was en ik de eerste Pictet zwaveligzuur-machine van mijn leven zag en mijn rechterhand leelijk brandde aan de drukleiding boven den compressor, omdat ik wilde voelen of die, als bij de toenmalige ammoniak-machines, handwarm was; naar Luik, waar ik vooral mijn aandacht wijdde aan de fabrieken van Cockerill te Seraing, naar Parijs, waar ik een week dagelijks te vinden was bij de Comp. industrielle des procédés Raoul Pictet, Rue Grammont 16; naar Genève, waar ik een maand practisch werkte bij de Soc. génévoise pour la Construction des Instruments de Physique et de Mécanique, en naar Winterthur,
24b.
25. waar ik eenige dagen mocht rondkijken in de fabriek van Gebrüder Sulzer. De Linde' s machines reeds vrij goed kennende, deed het mij genoegen door den heer Feltmann een introductie te kunnen krijgen voor de Gesellschaft für Linde's Eismaschinen te Wiesbaden. Van de heeren, die ik daar ontmoette herinner ik mij nog heel goed Dir. Schipper, Ing. Banfield en Ing. Tegetmayer en had ik het voorrecht ook kennis te maken met Prof. Dr. CARL VON LINDE. Door het vertoonen van zijn portret breng ik hiermede aan den oudsten 91 jarigen, nog in leven zijnde grootsten pionier op het gebied der kunstmatige koude, mijn eerbiedige hulde. Van November 1894 tot medio 1900 was ik op Java werkzaam bij de firma Olie & Co., opgericht in 1878 door mijn vader en den heer L.H. OLIE, een van de eerste en voornaamste ijsfabrikanten op Java. In het begin van dit jaar is hij daar, 86 jaar oud, gestorven. Aan zijn nagedachtenis wijdde ik een levensbericht in ,,Koeltechniek” van April van dit jaar. De grootste in het ijsvak in Indië is geworden de man, die, toen ik op Java kwam, ijsfabrikant was te Semarang, met wien ik later veel in aanraking kwam en in dezen kring wel bekend is geworden, de heer M.L. FAUEL. Hij overleed in Januari 1930. Over hem is een levensbericht van de hand van den heer K.H. Tusenius verschenen in het eerste nummer van het ,,Maandblad voor Koeltechniek”. Waarvan 2 nummers zijn verschenen en dat later het welbekende tijdschrift ,,Koeltechniek” is geworden. In den heer Fauel mocht de vereeniging een ,,maecenas” vinden, doordat hij haar kort na haar oprichting steunde door de 8 ijsmaatschappijen. waarvan hij directeur was, alle als donateurs van de Vereeniging te doen inschrijven. Na de fusie dier maatschapijen in de Unie van IJsfabrieken, liet hij deze alleen aan de Vereeniging in even belangrijke mate bijdragen, wat door de tegenwoordige
26. directie tot mijn vreugde als Penningmeester der Vereeniging in stand is gehouden. Om terug te komen tot de firma Olie & Co., deze had toen ik er als ingenieur bij kwam, drie ijsfabrieken, twee te Soerabaia en een te Madioen. De grootste was de Nieuwe IJsfabriek in de Societeitstraat te Soerabaia (Fig. 2). Voor mij heeft dit gebouw nog bizondere beteekenis, omdat ik daar mijn eerste salaris verdiende. Deze photo is een paar jaar later genomen, toen ik 25 jaar oud, reeds directeur was van Olie & Co. De voorgevel is in renaissancestijl, waarin onze voorouders in onze koloniën tot in deze eeuw zooveel bouwwerken hebben opgetrokken en waarin wij a.s. W.I.'s toen onder onzen leermeester G.J. Morre ,,utiliteitsgebouwen” ontwierpen. Op den voorgrond staan twee mandoers (bazen) van ijsdepôts, in het midden een Javaan van adel, een ,,mas”, den rekeninglooper, daarachter de hoofd-verkoop-mandoer en één zijner helpers, rechts de administrateur en waarnemend directeur, de heer D. Kluit en verder rechts: de boekhouder, de heer H. Lapré. De oudste machines in de fabriek waren: twee zwaveligzuur-machines (Fig. 3) van de Comp. Fives Lille te Fives Lille in N. Frankrijk. Zij dateerden van 1879 en '81. Dertig jaren later waren zij nog in bedrijf, wat wel pleit voor het goede fabrikaat. Zij waren ieder voor 150 kg. ijs p. u. De compressoren werden aangedreven door de verlengde zuigerstangen van de stoommachines, die met injectie-condensatie werkten. Bij de compressors behoorden tubulaire horizontale condensors en dito verdampers (refrigeranten), die nog juist op den voorgrond te zien zijn. Hiervóór bevonden zich twee vriesbakken uit gietijzeren stukken, aan elkaar geschroefd. Hierin bevonden zich gegalvaniseerd ijzeren vriescellen, ronde van 5 en rechthoekige van 10 kg, die met de hand werden gelicht en stuk voor stuk door een gummislang met gedistilleerd water werden gevuld. Dit water werd verkregen door afkoeling van versche stoom in spiralen in
26.b
27. de twee bakken, boven de machines geplaatst, welke in de fig. duidelijk te zien zijn. Achter in de fabriek bevond zich een meer moderne SO2 machine van 1889 van de Comp. Pictet te Parijs met een ijsproductie van 200 kg. p. u. Hierbij was de verdamper met staande pijpen. veel gelijkende op de tegenwoordige ,,Steilrohrverdampfer”, in den vriesbak geplaatst. Het ijstrekken en vullen der cellen geschiedde als bij de andere machines op even primitieve wijze. De totale capaciteit van 500 kg. p. u. was, toen ik bij Olie & Co. kwam, absoluut onvoldoende. Ik kreeg dan ook al spoedig de opdracht het plan te maken voor een nieuwe installatie met een productie gelijk aan die van deze drie machines samen. Als gevolg van mijn werkzaamheid bij de H.B.M. te Rotterdam en mijn bezoek het jaar te voren bij de Gesellschaft für Linde's Eismaschinen werd dit een Linde machine en wel een dubbele NH3 compressor, 2 x No. IVa, gedreven door een Sulzer stoommachine met kleppen stoomverdeeling. Deze installatie werd in 1896 opgesteld. In Fig. 1 is op den achtergrond het vliegwiel van deze machine te zien. De compressoren waren beide dubbel-werkend en konden op de gewone wijze op den bak-condensor en den verdamper, onder in den ijsgenerator, werken, maar ook door instelling van afsluiters zoodanig, dat zij tezamen z.g. compound functionneerden. Op de stopbuszijden kwam dan een druk, gelegen tusschen zuig- en condensordruk. De laatste bedroeg in verband met de hooge temperatuur van het koelwater van 28 °C. tot 30 °C. van 14-16 atm. Die druk kwam dan alleen op de achterzijde van één compressor. Dit voordeel werd evenwel gekocht ten koste van ong. de helft der ijsproductie. Het ijs werd vervaardigd van gedistilleerd water, verkregen uit de afgewerkte stoom (A.S.) der stoommachine. Hiervoor werd 1. de A.S. van olie ontdaan in een staanden stoomreiniger, waarin de stoom in aanraking kwam met keerplaten. 2. in een liggenden oppervlakcondensor neergeslagen. 3. via een opkooker, verhit met V.S., gevoerd naar 4. een condensaatpomp, welke de gecondenseerde stoom perst door
28. 5. een koeler, werkende met koelwater, naar 6. twee cokesfilters op den grond en van daar naar 7. een filterbak met zand en grint, hooggeplaatst, naar 8. een verzamelbak (reservoir), eveneens hoog opgesteld. Van hier stroomt het gedistilleerde water naar 9. den vulbak, van waar het op de gebruikelijke wijze in de ijscellen wordt afgetapt. 1). In aansluiting met deze werkwijze was de ijsgenerator voorzien van ijscellen (verloode), alle van 25 kg., in rijen (ramen), die met een loopkraan, door een touw over snaarschijven van uit de transmissie gedreven, werden gelicht en weer in den vriesbak neergelaten. Het was voor de eerste maal, dat een dergelijke ijsgenerator, die toen in Europa reeds zeer in zwang was, in N.I. werd toegepast. Deze nieuwe methode van vervaardiging van gedistilleerd water en het machinaal trekken van het ijs gaven mij veel zorg, maar voldeden toch wel, ik kon dit niet zeggen van het werken met ammoniak als medium. Gelijk algemeen bekend, vereischt dit het gebruik van ijzeren (stalen) pijpen in den condensor. Nu werd als koelwater gebruikt het water van de rivier, de Kali mas, de gouden rivier. Deze naam zegt reeds, dat dit water een geel bruine kleur heeft, veroorzaakt door groote hoeveelheden slib, die wordt meegevoerd. Dit water werkte zeer agressief op het materiaal van die pijpen. Bij de SO2 machines waren die buizen van koper en beter tegen die inwerking bestand. Het gevolg was, dat bij deze machine reeds na 2 jaar de condensorpijpen hier en daar zoo ver waren doorgeteerd, dat bij de hooge condensor-drukken, lekken optraden. Deze werden plaatselijk zoo goed mogelijk gedicht door lappen (gummi en klembanden) op te zetten of met tin dicht te soldeeren. Twee reserve spiralen moesten al spoedig daarop worden ingezet en binnen 4 jaren waren alle 4 spiralen vernieuwd. Met de stopbussen, die op de ouderwetsche wijze, niet metalliek, maar met katoen en gummiringen waren verpakt, ondervonden wij ook veel last, vooral omdat zooveel mogelijk niet compound werd gewerkt om een maximale ijsproductie te krijgen.
_________
1 ) Deze onderdeelen zijn met de zelfde cijfers aangegeven in Fig. 4. doch hebben betrekking op een volgende installatie.
29.
30. In dien tijd van veel technische moeilijkheden kwamen er bij van commercieelen aard, zooals de oprichting van een ijsfabriek door een Chineeschen concurrent. Door tactisch overleg wisten wij hem in de ,,kongsie”, het cartel der drie bestaande ijsfabrieken te Soerabaia opgenomen te krijgen, waardoor de levering van ijs tegen een loonenden prijs verzekerd bleef. Ofschoon door deze nieuwe installatie de capaciteit der fabriek was verdubbeld, bleek deze nog niet toereikend. Ten einde ook de noodige reserve te hebben, besloten de firmanten van Olie & Co. tot aanschaffing van een installatie van de capaciteit, die toenmaals op Java als een maximum werd beschouwd, n.1. van 1.000 kg. ijs per uur. Deze installatie (Fig. 4) werd in 1898 bij de Gesellschaft für Linde's Eismaschinen besteld en het volgende jaar onder mijn leiding gemonteerd en in werking gebracht. Daarvoor moest de machine van 200 kg. p. u. plaats maken; deze werd in een andere fabriek van Olie & Co. opgesteld. De nieuwe was weer een zwaveligzuur-machine, doch met ijsbereiding uit gedistilleerd water van A.S. en een ijsgenerator met mechanisch trekken van het ijs, als bij de vorige machine. De stoommachine van 150 Pk. van Gebr. Sulzer met kleppen stoomverdeeling drijft met de krukas een dubbele SO2 compressor en door de verlengde zuigerstang de luchtpomp, behoorende bij den oppervlakcondensor. Deze is op de photo (Fig. 5) niet te zien. 1) Op den achtergrond bevindt zich de bakcondensor (8.00 m. lang. 2.50 m. breed en 1.90 m. hoog). Het koelwater stroomt van de koelwaterpomp direct in dezen bak en van hieruit door den condensor van de stoommachine. Deze werktuigen imponeeren door hunne afmetingen. waarvan men eenig denkbeeld krijgt, wanneer men bedenkt, dat het vliegwiel 5.00 m. middellijn heeft. Rechts van dit geheel bevindt zich de ijsgenerator (Fig. 6) lang 17,00 m., breed 5.20 m., hoog 1.40 m., boven den vloer geplaatst wegens grondwatermoeilijkheden. De bak van plaatijzer bestaat uit 8 stukken van 5.20 m. breedte, die met hoekijzers en gummistrooken aan elkaar geschroefd zitten. Boven den bak ziet men een rij cellen. _____________ 1 ) Op het moment. dat deze photo werd genomen. waren de zuigleidingen der compressoren nog niet geïsoleerd.
31. die gevuld worden, daarboven den vulbak, de loopkraan met snaaraandrijving en achter boven den filterbak en daarnaast het reservoir voor gedistilleerd water. Achter de rij, die gevuld wordt, strekt de vriesbak zich nog over een lengte van 3.50 m. uit, waarin de verdamperspiralen zijn geplaatst. Deze zijn, evenals die in den condensor en alle SO2 leidingen, van roodkoper; de verzamelstukken zijn van brons. Aangezien deze machine alle andere samen moest kunnen vervangen, was het noodig, dat zij behalve de normale ijsstaven van 25 kg., ook zulke van 12.5 kg. kon maken. Daarvoor bevonden zich in den vriesbak: 36 rijen à 24 = 864 cellen van 25 kg. = 21.600 kg. ijs 18 rijen à 40 = 720 cellen van 12.5 kg. = 9.000 kg. ijs Totaal waren er dus 54 rijen met 1.584 cellen en een gewicht aan water en ijs van ruim 30.000 kg. Deze cellen van ongelijke grootte moesten met één loopkraan kunnen worden getrokken. Dit werd gemakkelijk bereikt door de rijen (ramen) voor de groote en kleine cellen even groot te maken. Daardoor kreeg men, dat zich in een rij 24 groote en 40 kleine vriesbussen bevonden. De moeilijkheid was evenwel elke rij met één vulapparaat van te bevriezen water te voorzien. De Linde'sche Gesellschaft heeft dit op een elegante wijze opgelost, door den vulbak te geven 48 vakken à 12.5 l., ieder voorzien van één vulpijp. Bij het vullen van een rij groote cellen kwamen dan in iedere cel twee van die pijpen. Moest een rij kleine cellen (40 stuks) gevuld worden, dan werden met een eenvoudig mecaniek 8 van die pijpen omhoog gehouden en trad van de overige 40 pijpen er een in iedere kleine cel. De groote voorraad ijs, die in den generator kon gehouden worden, maakte een gekoelde ijs-bergplaats, (een ding, waarmede ik in Indië treurige ervaringen had opgedaan), onnoodig. Het geheele bedrijf was er op ingericht om het ijs zóó getrokken, zóo af te leveren. Dit vergemakkelijkte ook zeer de controle. Om ook ijs te kunnen trekken, onafhankelijk van de overige werktuigen, werd later een kleine verticale stoommachine (op Fig. 4 te zien) bijgeplaatst, welke de transmissie en daarmede de loopkraan in beweging kon brengen. De dubbele compressor (Zie fig. 7), gebouwd bij de Säch-
32. sische Maschinenfabrik vorm. Rich. Hartmann te Chemnitz. was 2 x 100.000 cal. normaal p.u. De hoofdafmetingen bedroegen: boring 350 mm, slaglengte 950 mm. en aantal toeren 65 p. min. Daarbij was de zuigersnelheid 2.06 m., een zeer hooge, waarvoor deze machine met haar meer dan 2 m. lange en vrij dunne drijfstangen niet was geconstrueerd. Denkt men daarbij nog de lange gummislangen voor koeling der stopbussen via de holle zuiger-stangen, die ook met die snelheid werden heen en weer geslingerd, dan is het duidelijk, dat het angstig was de machine met dat aantal toeren te laten loopen. Als regel werden dan ook 50 tot 55 en ten hoogste 60 omwentelingen p. min. gemaakt. In Europa was met dit aggregaat 1.500 kg. ijs per uur te maken. Op Java met hoogere luchttemperaturen (in de fabriek was het normaal 28 °C. tot 30 °C.), waardoor meerdere kouverliezen, voorts met een temperatuur van het te bevriezen water van 36 °C. tot 38 °C. was ik zeer blij, wanneer ik in geregeld bedrijf maakte 850 kg. ijs p. u. of 20 ton per etmaal. Uit het journaal van deze machine blijkt mij, dat in October 1900 de geheele maand zonder stoppen is gewerkt en werd geproduceerd: rond 600.000 kg. ijs bij een verbruik van ± 90.000 1. petroleum-residu, waarmede de stoomketels werden gestookt, wat overeenkomt met een productie per kg, residu van ong. 7 kg. ijs. wat voor toendertijd in Indië als zeer bevredigend gold. Van dezen dubbelen compressor, die toenmaals als de grootste gebouwde SO2 compressor gold, is het wel merkwaardig, dat dit werktuig vereeuwigd is door een afbeelding er van op blz. 88 van het bekende werk van LEHNERT, Moderne Kältetechnik. De kosten van deze geheele nieuwe installatie bedroegen incl. vracht en montage ƒ 105.000,00, incl. de fundamenten en verbouwingen in de fabriek ƒ 112.000,00. Gelijk ik zei, imponeerden deze machinerieën door hunne groote afmetingen. Daarmede gingen evenwel gepaard groote gewichten en enorme moeilijkheden voor hun vervoer en montage ter plaatse, te meer waar ik slechts over primitieve hulpmiddelen en weinig goede werkkrachten kon beschikken.
32b.
32c.
33. Hiervan ziet U iets in Fig. 8, een photo van het binnenbrengen in de fabriek van een nieuwen stoomketel. Dit is een Lancashire ketel met Galloway pijpen, lengte 12.00 m., middellijn 2.50 m., gewicht 24 ton, 120 m2. V.O. afkomstig van Daniel Adamson te Manchester. Wegens onoverkomenlijke verkeersmoeilijkheden bij het transport te Soerabaia van wal naar fabriek werd de ketel in onderdeelen verscheept en deze werden in de straat, opzij van de fabriek, en het ketelhuis, aan elkaar geklonken. Of zoo iets hier in een publieke straat in het hartje van een drukke stad, zelfs toendertijd, toegestaan zou zijn, meen ik te mogen betwijfelen. De levering van een ketel en het in elkaar klinken deden de Ned. ,,Industrie” te Soerabaia, waarvan de baas de Vries, naast mij staande op de photo, is afgebeeld. Het vervoer van den ketel van de plaats, waar hij in elkaar geklonken werd, dat was vlak naast het ketelhuis, tot op de plaats, waar hij moest liggen, d.i. ong. 2 m. achter den muur, die opengebroken is, duurde met 12 man juist 10 dagen. Dat dit werk wel langzaam maar toch goed gelukte, wat ook het geval was bij de opstelling van de beide groote installaties, waarover ik sprak, dank ik grootendeels aan de Inlandsche werklieden, die ik tot mijn beschikking had. De kern hiervan vormde het eigen personeel van de fabriek, waaraan ongeschoolde werkkrachten waren toegevoegd, soms zoo uit de ,,kampong” of ,,dessa”. In hun doen leken zij vaak groote kinderen, maar met tact en rechtvaardigheid behandeld, toonden deze Javanen een groote mate van gewilligheid en was veel met hen te bereiken. Met deze nieuwe ijsmachines en het vervallen van de 200 kg. machine, was de capaciteit der Nieuwe IJsfabriek te Soerabaia gebracht op ca. 1.600 kg. p. u. of ong. 40 ton ijs per etmaal en was deze fabriek toenmaals de grootste in Ned.Indië. In medio 1900 vertrok ik naar Europa. Ik was 6 jaar op Java geweest, waarvan ik de laatste 2½ jaar aan één stuk had gewerkt, zonder een dag vacantie, zonder zelfs een vrijen Zondag. Ik vermeld dit niet als iets bizonders, maar als iets, dat in dien tijd ,,in de Oost” meermalen voorkwam. Omtrent mijn werkzaamheid in het ijsvak in Indië moet ik nog vermelden, dat ik in 1896 gezonden werd naar Padang om daar een Pictet machine van de Soc. génévoise op te stellen in de ijsfabriek
34. van den heer Goldie op het Plein van Rome. Ik maakte daar kennis met een oude aether-compressie-machine van Siebe, Gorman & Co., waarvan ik de laatste lijdensgeschiedenis meemaakte. In Padang kwam ik ook voor 't eerst van mijn leven in een abattoir (zonder koelinrichting), het oudste openbare slachthuis in Ned.-Indië. In Europa gold mijn eerste bezoek buitenslands voor enkele bestellingen de Gesellschaft für Linde's Eismaschinen te Wiesbaden. De heeren daar spraken zeer waardeerend over wat bij Olie & Co. was gepresteerd. Zij hadden er een zwaar hoofd in gehad, hoe dat met de montage van de SO2 ijsmachine moest gaan. Het was een der grootste installaties, die zij over zee hadden verzonden en altijd hadden zij voor dergelijke omvangrijke objecten één of meer monteurs meegezonden. Van 1901-1907 was ik werkzaam bij het technisch middelbaar onderwijs in Indië. De koeltechniek bleef daarbij niet vergeten. Op 26 Augustus 1903, 30 jaar geleden, hield ik als bestuurslid in de Afd. Ned.Indië van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs te Batavia een voordracht over ,,IJsmachines”, die gepubliceerd werd in het tijdschrift van die afd., aflevering 2, 1903/1904. Het volgende jaar maakte ik voor de Billiton Maatschappij, toen onder de Directie van den heer W. de Jongh, het plan voor een ijsfabriek te Tandjong Pandan. Uit dien tijd dateert ook een plan van mij voor een overdekte ijsbaan van 1.000 m2. op het Koningsplein te Batavia. Wanneer ik U zeg, dat de uitvoering en exploitatie van zoo'n baan zoo duur kwamen, dat men bij een dagelijks bezoek van gemiddeld 200 menschen een rijksdaalder per persoon entrée moest heffen, terwijl het verder zeer twijfelachtig was of iederen dag schaatsenrijden in de tropen zou opnemen, dan kunt U wel begrijpen. dat dit plan bij een plan is gebleven. Medio 1907 kwam ik voor de 2e maal in Europa met het voornemen wegens familieredenen hier te blijven. Maar hoe hier mijn brood te verdienen? Natuurlijk dacht ik aan de koeltechniek.
35. Toendertijd bestonden er in verschillende groote gemeenten plannen voor den bouw van abattoirs met koelhuizen; ik dacht in die richting wat te vinden en begon met de in ons land bestaande koelhuizen in studie te nemen. Ik kreeg een introductie voor den heer C. G. VATTIER KRAANE, onder wiens directie toenmaals stond het eerste algemeene koelhuis in Nederland, de ,,Cold Store” van het Blaauwhoedenveem-Vriesseveem op de Hoogte Kadijk te Amsterdam. De heer Kraane liet mij zeer welwillend zijn inrichting zien. Ik memoreer hier zijn pionierschap op het gebied van ,,cold-storing” en zijn verdienste in onze Vereeniging, waar hij de eerste was, die daarin een koeltechnische voordracht hield en wel op haar eerste algemeene vergadering. Verder bezocht ik de slachthuizen met koelinrichtingen. die kort te voren in bedrijf waren gekomen, te Leiden, directeur Prof. Dr. D. A. de JONG, die ik herdenk als de eerste h.t.l., die zich met het wetenschappelijk onderzoek van het door koude conserveeren van levensmiddelen heeft bezig gehouden en belangrijke studies op dat gebied heeft gemaakt en gepubliceerd; te Haarlem. waarvan ik mij nog levendig herinner de alleraardigste ontvangst door den directeur, den m.i. veel te jong gestorven vétérinair. J. H. van Oyen, die er persoonlijk veel toe heeft bijgedragen, dat ook Haarlem een up-to-date abattoir kreeg en te Utrecht, waarvan mijn kennismaking dateert met de H.H. Hoefnagel en van der Slooten. Voorts bestudeerde en bezichtigde ik tal van slachthuizen in (Duitschland, w.o. te Düsseldorf, Keulen, Wiesbaden, Frankfurt a.M ., Cassel, Berlijn en Dortmund. Door mijn verblijf van 13 jaren in Indië was ik uit den eigenlijken machinebouw geraakt. Ik haalde dit weer in door gedurende eenige maanden dagelijks in verschillende fabrieken en bedrijven te komen, als te Amsterdam in de Oostergasfabriek, de Electrische Centrale aan de Hoogte Kadijk en de fabriek van ,,Werkspoor” en te Rotterdam op de Werf Fijenoord.
36. Van mijn vroeger en inmiddels vergaarde kennis der koeltechniek gaf ik op verzoek dien winter ten beste bij verschillende voordrachten over ,,koelhuizen” en wel in het gezelschap ,,Leeghwater” te Delft, dat mij intusschen tot eerelid had gemaakt, in de Alg. Ned. Opz. en Teekenbond afd. Hilversum en voor de Maatsch. tot bevordering van Bouwkunst in de afdeelingen te Amsterdam en te Arnhem. In het begin 1908 werd de wereld opgeschrikt door den oproep van den Franschen ingenieur J. de LOVERDO te Parijs voor het eerste internationale koude-congres. Naast een groote mate van technische kennis bezat de heer de Loverdo een enorm organiseerend talent en zette een groot programma en een groote propaganda voor dit congres in elkaar. Het gevolg daarvan was, dat ook de Nederlandsche Regeering door de Fransche voor deze zaak werd warm gemaakt en zij verschillende afgevaardigden voor dit congres benoemde. Een daarvan en wel de meest enthousiaste was Prof. Kamerlingh Onnes. Deze wist eveneens de belangstelling van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs te winnen en dit wees mij tot zijn vertegenwoordiger voor dit Congres aan. Hierdoor ontstond mijn tweede aanraking met Kamerlingh Onnes. Op 13 Juli 1908, drie dagen nadat hij helium had vloeibaar gemaakt, had in dit gebouw een vergadering plaats van het Nederlandsche Comité voor het Parijsche congres van niet minder dan 37 leden. Van die bijeenkomst dateert mijn kennismaking met 3 mannen, die voor onze Vereeniging van beteekenis zijn geworden. Dat zijn de heeren F. B. LÖHNIS, die jaren lang haar 2de voorzitter is geweest; J.M. BOTTEMANNE de toenmalige Inspecteur der Visscherijen, die het eerst de aandacht er op heeft gevestigd, welk groot belang de kunstmatige koude voor de conserveering van visch kon hebben en dit artikel kon maken tot een goed en een goedkoop volksvoedsel, die daarvoor het
37. bevriezingssysteem van Ottesen h.t.l. introduceerde en die jaren lang bestuurslid onzer Vereeniging was en als derde Prof. Dr. M. de HAAS, van wien ik U verder niets hoef te zeggen en voor wien en Mevrouw de Haas, hier tegenwoordig, het misschien niet onaardig is, een portret van Z.H.G. te zien uit dien tijd, 25 jaar terug. Kort na die samenkomst bezocht ik Prof. Kamerlingh Onnes. Hij wist, met de beminnelijkheid hem eigen, mij aan het werk te zetten. Ik schreef toen in verschillende dagbladen stukken over de koeltechniek en het a.s. congres. Een der gevolgen daarvan was, dat op 23 September 1908, nog vóór het Congres te Parijs plaats had, 18 belangstellenden in de koeltechniek h.t.l. bij Prof. Kamerlingh Onnes in de wel bekende ,,Huize ter Wetering” samen kwamen en de Nederlandsche Vereeniging voor Koeltechniek werd opgericht. In dien tijd wist men in ons land weinig van die techniek af en besefte niet, welke belangrijke plaats zij toen reeds in Ned. en in onze koloniën innam. Dit was voor mij aanleiding voor het congres te Parijs een rapport samen te stellen over: ,,L'application du froid artificiel dans les Pays Bas et les Colonies néerlandaises”, waarbij een lijst gevoegd was met de voornaamste gegevens van alle koelmachines boven 3000 cal. stuk voor stuk, die ik in de verschillende bedrijven in ons land, Oost- en West-Indië en op onze schepen had kunnen opsporen. Dit was een groot werk, waarvoor ik ruim 2 maanden al mijn tijd heb gegeven. Voor velen in ons land en elders was het een openbaring te hooren, dat bij ons toen reeds in bijna 300 bedrijven, enz. ruim 400 koelmachines, met een totale capaciteit van meer dan 18 millioen cal. p. u. werden gevonden. Prof. Kamerlingh Onnes heeft te Parijs met zijn mededeelingen c.a. over het vloeibaar maken van helium, laten zien, dat op wetenschappelijk gebied der koude ons land een eerste plaats in de wereld innam. Ook vele andere Nederlanders hadden voor dit congres op instigatie van Kamerlingh Onnes rapporten over de toepassingen
38. van kou h.t.l. op allerlei gebied ingezonden. Een en ander was het bewijs, dat ook in dat opzicht ons land evenmin een ,,quantité négligeable” was en absoluut niet waar was, wat men toen zoo vaak (en tegenwoordig ook nog wel) hoort zeggen, dat Nederland op koeltechnisch gebied ten achter staat. Ik moet dit beslist tegenspreken. Men vergelijkt ons land daarbij zoo dikwijls met de Vereenigde Staten van Noord~Amerika, waar ter wereld de koeltechniek de meeste toepassing heeft gevonden, maar men vergeet daarbij te bedenken, dat daar geheel andere toestanden, ook uit een klimatologisch oogpunt, heerschen. Van het Congres in Holland terug, moest ik om financieele redenen er ernstig over denken een betrekking te krijgen. Een oude studievriend raadde mij aan mij als adviseerend ingenieur te vestigen. Al was ik toen 15 jaar ingenieur, toch voelde ik mij daartoe niet sterk genoeg, omdat ik te voren hoofdzakelijk in één richting, die der koeltechniek, had gewerkt. Een voordracht te Amsterdam in de Vak-afdeeling voor Werktuig- en Scheepsbouw van het Kon. Instituut van Ingenieurs in November 1908 over de Audiffren-Singrün koelmachine, bracht mij nader in aanraking met den toenmaligen Voorzitter dier Afd. Dr. F.G. Waller, Pres. Comm. van de Ned. Gist- en Spiritusfabriek te Delft. Daarvan was het gevolg, dat ik ingenieur werd bij de v. Deventer's Glasfabrieken te Schiedam en Delft en wel speciaal voor de invoering in dat bedrijf van de Owens flesschen machine, dat phenomeen van technisch vernuft, toen in ons land nog geheel onbekend, waarmee het mogelijk was met één werktuig, bediend door 3 menschen, het werk van 100 glasblazers en helpers te vervangen. Daarvoor was noodig de bouw van een groote fabriek voor twee van die machines, terwijl gelijktijdig de om- en nieuwbouw van werk- en bergplaatsen en een kantoor te Delft noodig waren. In dien werkkring had ik uit den aard der zaak meer met warmtedan met koeltechniek te maken, ofschoon verkoeling van machines en werkruimten in dat enorm warme bedrijf ook mijn bizondere aandacht vroeg. Ik kwam daar voor verschillende nieuwe technische vraagstukken als de keuze van de meest economische drijfkracht in verband met het benutten van de afval (verloren) warmte van
39. den motor, waarover ik in het Gezelschap Leeghwater in April 1912 een voordracht hield; electrificatie, transportinrichtingen, centrale verwarming enz. Buiten mijn werk aan de flesschenfabriek nam de koeltechniek mij geregeld in beslag: door het secretariaat van de Ned. Ver. voor Koeltechniek, door voordrachten over allerlei koeltechnische onderwerpen in tal van vereenigingen en genootschappen, die ik maar niet zal noemen, door colleges over koeltechniek aan de Technische Hoogeschool, nadat ik daar in 1910 als privaatdocent in dit vak was toegelaten en die ik inleidde met een openbare les, met als onderwerp ,,Iets over de warmte en het voortbrengen van koude”. Voorts gaf ik verscheidene adviezen en maakte ontwerpen op dit gebied, waarvan ik U alleen noem de koelinrichting in het machinelaboratorium van het gebouw voor werktuigbouwkunde aan de Technische Hoogeschool en zoo'n installatie voor het Koninklijk Paleis ,,’t Loo”. In 1910 was te Weenen het 2de internationale Koude-Congres. Dit bezocht ik als vertegenwoordiger van de Ned. Ver. voor Koeltechniek en van het Kon. Inst. van Ingenieurs. Ik had er een rapport voor ingediend, getiteld ,,Ueber Kühlung von Wohn- und Aufenthaltsräumen in den Tropen” en hield over dit onderwerp daar een voordracht in de 4de sectie voor toepassing van de kou bij andere industrieën dan ijsfabrieken, koelhuizen en dergl. Ik moet bekennen, dat ik met die voordracht daar te midden van grootendeels machinefabrikanten weinig succes had. Ik wilde die koeling n.l. bewerkstelligen met de koude, die uit de koele nachtlucht was geaccumuleerd en nog andere hulpmiddelen, doch zonder koelmachines en zonder ijs, omdat deze werkwijzen in het algemeen te kostbaar zijn. Ik zou hier graag meer van vertellen, maar moet volstaan met te verwijzen naar de verslagen van het Congres .te Weenen, de ,,Mededeelingen” van de Ned. Ver. v. Koeltechn. No. 11 en 12, waarin rapport en voordracht van mij zijn opgenomen en naar het werk van den bekenden Amerikaanschen Ing. Madison Cooper
40. Practical Cold Storage (1914), die in zijn hoofdstuk over ,,the cooling of inhabited buildings” aandacht vestigt op mijn denkbeelden en voorstellen op dit gebied. Een plan, dat ik in latere jaren in opdracht van de stichters maakte, om volgens deze methode enkele gebouwen van de Technische Hoogeschool te Bandoeng te koelen, kwam niet tot uitvoering, omdat het de bouwsom, die toch reeds buitengewoon groot was, nog zou verhoogd hebben en men vond, dat koeling van localen in het klimaat te Bandoeng een onnoodige weelde zou beteekenen. In 1914 brak de groote oorlog uit. Deze had voor de v. Deventer's glasfabrieken funeste gevolgen. Met de Owens machine, wat meer speciaal mijn afdeeling was, konden wij nog doorwerken, doch ik zag in, dat ook dat bedrijf stop gezet zou moeten worden. Ik vroeg mijn ontslag en vestigde mij in 1915 als adviseerend ingenieur voor warmte en koude in den Haag. Een van mijn eerste werken was het nieuwe Post- en Tele-graafkantoor te Rotterdam, waarvoor ik het plan maakte voor de verwarming en ventilatie-inrichting. Deze zijn ook onder mijn toezicht uitgevoerd. Wanneer ik U zeg, dat van alle postkantoren h.t.l. dit gebouw per m3. het kleinste brandstofgebruik heeft, dan kan ik over dit werk tevreden zijn. Voor de groote telefoonzaal maakte ik er op heel eenvoudige wijze 12 jaar geleden een inrichting bij om die 's zomers te koelen, wat toen iets zeer bizonders was, thans iets heel gewoons. Het Adviesbureau Koopman heeft sedert de oprichting. d.i. nu in 18 jaren, rond een 500 adviezen en opdrachten. groot en klein, waarvan de helft op koeltechnisch gebied, gegeven en verwerkt. U neemt mij zeker niet kwalijk, wanneer ik U daarvan een opsomming, zelfs een overzicht, bespaar. Alleen wil ik er nog van zeggen, dat mijn werkzaamheid voor de kou, zich over tal van gebieden der koeltechniek heeft uitgestrekt en zich nog uitstrekt en ik daarbij werk vond in Nederland, Ned.-Indië. Duitschland en Polen. Een zeer belangrijke opdracht kreeg ik in oorlogstijd, begin 1918. van den toenmaligen minister van Landbouw, Handel en Nijverheid. Dr. F.E. Posthuma, om de Regeering van voorlichting te dienen
41. omtrent het vraagstuk op groote schaal levensmiddelen, voornamelijk vleesch en boter, door kou te conserveeren. Ook dit kwam onder Regeeringsbemoeiing en wel onder het Rijkskantoor voor Koel- en Vriesruimten. Over mijn werkzaamheden in verband met dit kantoor hield ik in onze Vereeniging op 11 December 1918 een voordracht, getiteld: ,,de koeltechniek ten dienste der voedselvoorziening in ons land”, opgenomen in No. 33 der ,,Mededeelingen” onzer Vereeniging (Febr. 1919). Ik wil er hier alleen van vermelden, dat door de bemoeiing van dit kantoor vele slagers en koelhuizen weer aan het werk zijn kunnen komen en voor stilstand van hun bedrijven zijn behoed, 10 millioen kg. boter en 15 millioen kg. vleesch zijn geconserveerd geworden, zonder dat daarvan eenige hoeveelheid van beteekenis is bedorven of verloren gegaan. Bij mijn drukke werkzaamheden als adviseur heb ik gelukkig altijd den tijd kunnen vinden om de Nederlandsche Vereeniging voor Koeltechniek prompt aan den gang te houden, daarin en elders nog voordrachten op het gebied van warmte, koude, ventilatie en flesschenfabricage te houden, wanneer mij daarom werd gevraagd. Ook daarvan zal ik U een verdere opsomming onthouden. Dat dit de 98ste voordracht is, die ik in mijn leven houd, toont aan, dat ik wel eens voor het publiek ben opgetreden. Van die voordrachten wil ik alleen nog zeggen, dat ik ook tweemaal in den ouden tijd voor de radio van de H.D.O. heb gesproken; dat was op 6 Juni 1921 over de ,,beteekenis der koeltechniek”, waarbij ik de aandacht vestigde op het 4e internationale Koude-Congres te Londen, dat toen voor de deur stond en ook op de beteekenis van de Ned. Ver. voor Koeltechniek wees, en op 4 Juli 1925 op een zeer warmen dag over: ,,Hoe koelen wij onze huizen?” Het ging in dien tijd voor de microfoon heel wat gemoedelijker dan tegenwoordig. Met toestemming van den heer Vogt mocht ik de tweede keer een napraatje houden en alle menschen, waarvan ik wist, dat zij naar mij luisterden, toespreken. Ik liet mij de gelegenheid niet benemen om de eerste te kunnen zijn, die Prof. KamerIingh Onnes, die luisterde aan een toestel van zijn broer in War-
42. mond, om zijn verdiensten op het gebied der zeer lage temperaturen, op grooten afstand door de lucht, hulde daarvoor te brengen, Dit had Prof. Kamerlingh Onnes zeer getroffen, wat uit zijn applauskaart, de eerste, die ik ontving, bleek. Mijn voornemen was U ook nog lichtbeelden te laten zien van enkele onder mij als adviseur in de laatste jaren uitgevoerde installaties, om daardoor in de gelegenheid te wezen U eveneens wat te vertoonen van het werk van hier aanwezige leden onzer Vereeniging, die voor die inrichtingen machinerieën hebben geleverd. Dit zijn: het Openbaar Slachthuis te Eindhoven met een slachtinrichting van de Noord-Nederlandsche Machinefabriek te Winschoten en een koelinstallatie van de N.V. Apeldoornsche Machinefabriek v.h. Loog Landaal te Apeldoorn, de Coöp. Exportslachterij van den N.C.B. te Boxtel, waarvan de koelinstallatie met compressoren van Humboldt werd geleverd door de N.V. Plaatijzer-Industrie te Apeldoorn, het Openbaar Slachthuis te Semarang, waarvan de koelinstallatie afkomstig is van de N.V. ,,Comprimo” te Amsterdam en het Zuid Nederlandsch Koelhuis te Roermond, dat ik onder handen heb in samenwerking met het Technisch Bureau van den F.N.Z. te Utrecht, waarvan de hier aanwezige hoofdingenieur Ir. H. de Kruyff zich met mij beijvert, om hiervan een inrichting te maken, waarop als zij straks klaar is, ons land trotsch kan zijn en waarvoor de koelinstallatie door de N.V. Grasso’s Machine-fabrieken te 'sHertogenbosch wordt vervaardigd. Met het oog op den reeds ver gevorderden tijd moet ik van dit voornemen afzien, temeer waar ik ter wille van onze buitenlandsche gasten nog de photo's wil vertoonen van een groep op een excursie te Gourock in Schotland, tijdens het bezoek van leden van de ,,Deutsche Kälte Verein” in November 1909 naar Groot Brittannië en een groep in 1921 te Hamburg (Fig. 9), genomen bij gelegenheid van een vergadering van die Vereeniging, waarbij ik eveneens tegenwoordig was en waarop verscheidene bekende personen uit de koeltechnische wereld en 3 leden onzer Vereeniging te zien zijn. Ter beëindiging der lichtbeelden projecteer ik nog een photo van de kleinste algemeene vergadering, die de Ned. Ver. voor Koeltechniek heeft gehouden, dat was
42b.
43. de 11e van 28 April 1914 in de ,,Oude Doelen” in den Haag, (Fig. 10 1 ), van de grootste, dat was de 30ste van 30 April 1926, gehouden in deze zelfde zaal ter herdenking van Prof. Kamerlingh Onnes en waarbij ook verscheidene buitenlanders tegenwoordig waren, en als een voorbeeld van de vele excursies, die onze Vereeniging heeft gehouden: een groep der deelnemers, na afloop van de 33ste algemeene vergadering op 14 Juni 1928 te Schiedam, in de fabriek van de N.V.W.A. Hoek'sMachine- en Zuurstoffabriek, aldaar en waarop zich verscheidenen der hier aanwezigen zullen herkennen. En hiermede, dames en heeren! ben ik gekomen aan het einde van mijn mededeelingen. Ik heb U iets laten hooren en zien betreffende mijn werk op koeltechnisch gebied in industrieelen zin en in de Vereeniging. Voor wat ik voor haar heb gedaan ontving ik op haar 25sten verjaardag, den 23 September j.1., een koninklijke onderscheiding, die door mij buitengewoon op prijs wordt gesteld, ook omdat ik vind, dat daarmede onze Vereeniging zeer is geëerd. Het past mij van deze plaats een woord van bizonderen dank te richten tot H.M. de Koningin, die mij die decoratie heeft verleend, aan Z.E. Dr. Mr. F.J. Verschuur, den Minister van Economische Zaken, die mij daartoe bij H.M. heeft voorgedragen en aan de leden van ons Bestuur en alle anderen, die ertoe hebben medegewerkt, dat mij die onderscheiding werd toegekend. Hun allen hartelijk dank! Mocht, wat ik voor de industrie der koude heb gedaan, iets tot hare bevordering in ons land en elders hebben bijgedragen, dan is dat voor mij, die hoort tot hen, die zich ,,het dienstideaal” als basis van hun arbeid hebben gesteld, reeds een groote satisfactie. Toejuichingen. _________ 1
) Op deze photo ziet men van links naar rechts: de leden van het Bestuur: Prof. M. de Haas, Ir. Koopman, Prof. Kamerlingh Onnes †, F.B. Löhnis † en S. Lako †; de leden van de Ver. K. Hoefnagel, F. van Hootegem, L.A. van Dalsum †, O. Kamerlingh Onnes, A. Hulshoff, Ir. G. Ferguson, M.J. Kermer Jr., A.C. Coster, Carlos F. Saguier, Ing. G. Liebl, Ing. Leon Delhez en H.L. Ellerman Lzn. †.
44. De 1e Voorzitter spreekt ongetwijfeld uit naam van alle aanwezigen, wanneer hij Ir. Koopman dank zegt voor de mededeelingen uit zijn koeltechnische loopbaan en de herinneringen, die hij daar aan heeft vastgeknoopt aan verschillende personen van beteekenis, waarmede hij daarbij aanraking heeft gehad en die mede in de Nederlandsche Vereeniging voor Koeltechniek een min of meer belangrijke rol hebben gespeeld. Ook deze voordracht bewijst welk een werkzaam leven met belangrijke prestaties in allerlei richting de heer Koopman achter den rug heeft. Spr. hoopt van harte, dat het Ir. Koopman moge gegeven zijn nog vele jaren die groote activiteit ten toon te kunnen spreiden. Toejuichingen. Ir. Koopman zegt dank voor deze vriendelijke woorden, waarna deze eerste bijeenkomst door den 1en Voorzitter wordt gesloten. 5. Door 108 der aanwezigen wordt daarna deelgenomen aan de lunch. die van 12.45 tot 1.45 n.m. plaats had in ,,de Vergulde Turk”. Breestraat 84 te Leiden. Namiddag Vergadering. 6. Om 2.10 is het meerendeel der deelnemers aan de ochtendvergadering weer vereenigd in de collegezaal van het Kamerlingh Onnes Laboratorium. De 1e Voorzitter opent de vergadering en heet alle aanwezigen welkom en geeft successievelijk het woord aan Prof. Dr. W.H. Keesom en Prof. Dr. W.J. de Haas voor het houden hunner inleidingen tot de bezichtiging van dit Laboratorium. Prof. Keesom constateert, dat het 2.14 is. Er prijs op stellend, dat om 2.30 precies de genoemde bezichtiging begint en overeenkomstig het programma om 4 uur afgeloopen zal zijn, zoo resteeren Spr. en zijn collega De Haas, eerlijk verdeeld, voor elk hunner inleidingen 8 minuten, wat wel heel kort is! Toch zullen beiden zich aan dien tijd houden. Spr. behandelt daarop met een enkel woord van de Afd. 1 van het Laboratorium: de machine tot het bereiden van vloeibare lucht, gebouwd door
45. W.A. Hoek’s Machine- en Zuurstoffabriek te Schiedam, volgens het Heylandt-principe, de waterstofliquefactor en de heliumliquefactor, beide in het Laboratorium zelf vervaardigd. Spr. licht toe, dat het heden de eerste dag in den nieuw en cursus is, waarop weder met vloeibaar helium geëxperimenteerd kan worden, en dat tijdens deze bijeenkomst en de daarop volgende bezichtiging zijn medewerkers bezig zijn onderzoekingen te verrichten tot bij ongeveer 0.75 °K. d.i. drie kwart graad boven het absolute nulpunt. De bezoekers zullen verder kennis maken met de apparatuur, gebezigd tot het scheiden van isotopen door rectificatie. Daarmede zijn reeds de volgende resultaten verkregen: waterstof: een fractie met moleculairgewicht 2,15 bevattende 15 % aan moleculen H1H2; neon: fracties met atoomgewichten 20,10 en 20,40, bevattende respectievelijk 5 en 20 % Ne22. Ten slotte wijst Spr. op het onderzoek inzake de thermometrie der lage temperaturen, een voor dit laboratorium zeer belangrijk onderwerp (heliumthermometer, platinathermometer). Toejuichingen. Prof. Dr. W.J. de Haas deelt hierop het volgende mede: Het is mij niet mogelijk in den wel zeer korten tijd, die beschikbaar is, een eenigszins redelijk overzicht te geven van wat U in de tweede afdeeling van het Kamerlingh Onnes Laboratorium zult zien. Ik zal mij derhalve zeer beperken en de onderwerpen alleen aanstippen; trouwens bij de toestellen en inrichtingen, die U zult zien, zijn overal assistenten aanwezig, die gaarne U de werking der toestellen zullen uitleggen en op eventueele vragen antwoorden. De verdeeling van het werk in het Laboratorium is zoo, dat de eerste afdeeling in hoofdzaak thermodynamische questies behandelt, terwijl de tweede afdeeling electrische en magnetische onderzoekingen verricht. Tevens zijn in de tweede afdeeling evenwel onderzoekingen op gang over warmtegeleiding, kristalonderzoek met behulp van Röntgenstralen en andere onderzoekingen. Uit het vele, dat in een gebouw als dit te bezichtigen is, heb ik, gezien den duur van Uw bezoek eene keuze moeten doen. Gij zult de Röntgeninstallatie in werking kunnen zien. Zij onderscheidt zich in principe in haar opbouw niet van andere dergelijke
46. inrichtingen. Doch zij is misschien voor enkelen Uwer toch wel interessant. De machinerie is nog al machtig. Het is een 10-Kilowatt inrichting; de stroom van een motorgenerator (waarvan de motor door een accumulatorenbatterij gedreven wordt) van 500 perioden per seconde wordt door kenotrons gelijkgericht, na door twee transformatoren in Dessauer schakeling naar boven getransformeerd te zijn. Groote condensatoren en smoorspoelen zorgen er voor, dat de rimpel uit de pulseerende gelijkstroom zooveel mogelijk wordt weggenomen. De constantheid van de stroom is ongeveer 1/1.000 bij niet te groote belasting. De secundaire spanning bedraagt maximaal 560 kilovolt. Ter plaatse kunnen U de détails van de schakeling (regeltransformator enz.) gemakkelijk gedemonstreerd worden. De onderzoeking, die op het oogenblik verricht wordt, is de kristalstructuur van de ethylsulfaten van de zeldzame aarden. De kennis van deze structuur is noodig voor de theorie van het paramagnetisme dezer kristallen. Omtrent het sterke paramagnetisme van de genoemde kristallen is een reeks van onderzoekingen door Prof. Becquerel (Parijs) en Spr. verricht. Dit onderzoek, dat optisch verricht wordt bij temperaturen van vloeibaar helium, vindt nog steeds regelmatig voortgang. Een geheel ander onderwerp is dat der warmtegeleiding. Dit onderzoek omvat: 1. warmtegeleiding van zuivere metalen, meer in het bizonder de supraconductoren. Het is gebleken, dat deze laatste voor de warmtegeleiding zeer merkwaardige analogieën vertoonen met de electriciteitsgeleiding; 2. de warmtegeleiding van verschillende staal- en ijzersoorten bij lage temperatuur; dit onderzoek heeft vooral een zuiver technisch belang; het wordt uitgevoerd in samenwerking met Sir Robert Hadfield. 3. de warmtegeleiding van isolatoren. Nevens dit algemeene onderzoek zijn onderzoekingen aan den gang over de warmtegeleiding van metaal éénkristallen. Hiervoor moest een nieuwe methode uitgewerkt worden, daar de metaal éénkristallen uiterst breek- en kwetsbaar zijn en bij het meten geen spanningen mogen optreden.
46b.
47. In verschillende vertrekken zult U de opstellingen voor het bepalen van de warmtegeleiding vinden. Het spreekt van zelf, dat U dit Laboratorium niet kunt bezichtigen zonder den grooten electromagneet in oogenschouw te hebben genomen. Deze magneet is in grootte de tweede ter wereld en kon nog net voor de huidige periode van groote bezuiniging worden aangeschaft. Het gewicht bedraagt 16 ton; de doorsnee van het poolijzer is 40 cm; de in de klossen doorgevoerde stroom, die door holle koperen buizen loopt, bedraagt ongeveer 400 Ampère, geleverd naar keuze door een 80 kilowatt motorgenerator of drie accumulatorenbatterijen. Ik heb bij den magneet eenige proeven ter demonstratie klaargemaakt, die meer als ,,physique amusante” op te vatten zijn, maar die door de afmetingen van de apparatuur toch wel iets imposants hebben. Verdere inlichtingen zullen ter plaatse gaarne gegeven worden. In hetzelfde vertrek zult U het apparaat vinden, waarmede de tot dusverre laagste temperatuur (0.08 K.) bereikt is. Zooals bekend verondersteld mag worden, is dit geschied door demagnetisatie van zouten van zeldzame aarden en andere elementen. Ook hiervoor verwijs ik voor belangstellenden naar den uitleg ter plaatse. Toejuichingen. De 1e Voorzitter maakt van deze gelegenheid, dat nog alle aanwezigen hier bij elkaar zijn, wat straks na afloop der bezichtiging niet meer het geval zal zijn, gebruik om de Heeren Keesom en de Haas zeer dank te zeggen voor het vele wetenswaardige, dat zij in hun korte inleidingen hebben gezegd, en brengt een woord van bizonderen dank aan de Directie van dit Laboratorium voor de gastvrijheid, die zij heden aan de leden van de Vereeniging en hare gasten verleent. Voorts dankt Spr. die Directie, alsook den conservator Dr. Wiersma, de assistenten en het verdere personeel van het Laboratorium voor hunne medewerking tot het mogelijk maken van de hoogst interessante bezichtiging, die de aanwezigen te wachten staat. Toejuichingen.
48. 7. Bezichtiging van het Laboratorium. Conform het programma had van 2.30 tot 4 uur deze bezichtiging plaats. Hierbij werden de deelnemers in verschillende groepen rond geleid en werden uitleggingen gegeven door den conservator Dr. E.C. Wiersma en de Assistenten Bijl, van Lammeren, Kraak, Lisman van Afd. I, van den Bergh, Blom, de Boer, Capel, Jurriaanse en Schultz van Afd. II van het Laboratorium. De scheiding van isotopen werd gedemonstreerd door den heer Haantjes, de heliumthermometer door Mej. van der Horst, de platinathermometer door den heer Dammers, de helium-liquefactor door Prof. Keesom, terwijl de waterstofliquefactor en de vloeibareluchtmachine telkens door den groepsleider werden gedemonstreerd. Fig. 1 vertoont de demonstratie van vloeibaar helium door Prof. Keesom. Links achter hem staat de man, die zoo'n groot aandeel heeft gehad en nog heeft bij het bereiken der zeer lage temperaturen, de bedrijfsleider van het Laboratorium, de heer G.J. Flim, algemeen bekend onder den naam van ,,Meester Flim”. Met bizondere aandacht kijken naar het vloeibare helium, in gebogen houding de vertegenwoordiger van Z.E. den Minister van Economische Zaken, Mr. de Mol van Otterloo, links van hem Dipl. Ing. Portisch, Mevr. Koopman en Prof. M. de Haas. Fig. 2 is een photo genomen tijdens de demonstratie van vloeibare zuurstof tusschen de polen van den grooten magneet door Prof. Dr. W.J. de Haas. Links tusschen de toeschouwers is te zien het hoofd van Mevrouw Verschaffelt-Liebert, echtgenoote van Prof. Dr. J.E. VerschaffeIt te Gent, de eerste vrouwelijke studente, die in dit Laboratorium werkzaam was. 8. Terugtocht naar den Haag. Om 4.10 werd met 3 autobussen van de H.T.M. van Leiden gereden naar Voorschoten, waar halt gehouden werd aan het kerkhof van de Ned. Hervormde Gemeente. Toen daar allen om het graf van Prof. Kamerlingh Onnes geschaard stonden, trad de lste Voorzitter naar voren om met enkele woorden uiting te geven aan de gevoelens van groote waardeering.
48b.
49. die nog altijd in de Vereeniging bestaan voor haar eersten Voorzitter. Op dezen dag, dat de Vereeniging haar 25-jarig bestaan viert, legde Spr. op het graf van dezen oprichter en eersten president der Vereeniging een krans ter nagedachtenis aan de groote verdiensten, die de overledene tegenover de Vereeniging heeft gehad. De hierbij geproduceerde photo geeft het moment na de kranslegging weer. Om 5 uur precies arriveerde het gezelschap bij ,,Twee Steden Palace” aan het Buitenhof in den Haag. Hiermede was het officieele gedeelte van den eersten dag, uitgaande van de Vereeniging, afgeloopen en werd het verdere gedeelte van dien dag verzorgd door een Comité, uit de leden der Vereeniging samengesteld. __________
50. TWEEDE DAG. Woensdag 11 October 1933 om 10.30 in de Heineken's Bierbrouwerij te Rotterdam . 1. Opening. 2. Goedkeuring der Notulen van de 43ste Algemeene Vergadering, opgenomen in de ,,Mededeelingen” No. 70. 3 Mededeelingen van het Bestuur. 4 Voordracht van Ir. G.J.J. van Goor, Hoofdingenieur bij de N.V. Heinekeri.'s Bierbrouwerij over ,,De toepassing van kunstmatige koude in brouwerijen,” mede als inleiding tot de bezichtiging der brouwerij. 5. Bezichtiging van het nieuwe kantoorgebouwen van de brou werij. 6. 12 u. 30. Lunch aan de brouwerij, aangeboden door de Directie der Heineken's Bierbrouwerij Maatschappij. Aanwezig zijn de leden en vertegenwoordigers van leden: Prof. Dr. M. de Haas, 1e Voorzitter, Prof. C.F. van Oyen, 2e Voorzitter, Ir. J.F.H. Koopman. Secretaris-Penningmeester. Prof. Dr. W.H. Keesom en K.H. Tusenius, leden van het Bestuur. L. Derens, E.H. Krelage, R.M. Vetter, H. Barendregt, Dr. Ing. J. van der Ploeg, A. van Kalken, Ir. R. Sijbolts, W.A. Linthorst, Ing. W.Z. Ort, Dr. H.H. Mooy, Dr. A. v.d. Laan, B. Geerdink, H. Büchi, J.M. Weber. Dipl. Ing. G. Cattaneo, W.G. van Dalfsen. L. Smits, W. Merkens, W.A. Hoek, G.P. van Maarleveld, Léon Delhez, W.A. v. Tienhoven, H.J. Jerne, C. Veedig, A. de Wert, J. Schrama, M.J.D. de Geus, E. Schnabel, A. van Tuijn, J.M. Staab, H. Tromassen, Ing. A.H. Stuhr, Dipl. Ing. J. van Male. Ir. P.L. Fauël, Louis Allard, D.K. Landaal, M. Slager, P. van Leeuwen, H.C. Wehmeyer, Ir. D.J. Mink, N.J. Bouvet. F. van Hootegem, Dr. P. Keyser, A. van Reekum Jr., N. Wolters, A. Prinsen,
51. Dipl. Ing. A. Portisch. Ir. H. de Kruyff. H.A.M. Grasso, Dr. Ir. R. Verschuur, W.D. Niermans, J.F. Cramer, W. Voorthysen, Dr. K. Reitsma, Dr. W. Luxwolda, P. van Lienden, Ir. D. Kampschreur, G.F. Gey van Pittius, J. Heymans, Ing. Edm. L. Riehl, Ir. G. Ferguson, L. Spruit, Ir. Vlielander Hein, Ir. G.J.J. van Goor. de gasten: A.R.T. Woods. W. Koopman. Dr. M. Piettre, G. Hurtz, Frau Hurtz, G.J. Flim, R. Piérard, Mevr. Cattaneo-Goetz, Frau Lotte Plank, Prof. Dr. Ing. R. Plank, Dr. Ing. I. Kuprianoff, Mevr. A. Veerdig-Asjes, P. Scherpenisse, Alan N. Evans, J.H. Brier, F.O.S. Bland, Prof. Dr. Fr. Henning, Mrs. Raymond, Mevr. M. Jeme, J. Raymond, Chr. Fischer, Dr. F. Levy, Mevr. Wehmeyer, Louis Jacob, Mevr. Jacob, Dr. Ing. Ombeck, Mevr. Keesom-Gieliam, Prof. Dr. J.E. Verschaffelt, Mevr. VerschaffeltLiebert, Mevr. Delhez. De 1e Voorzitter opent de vergadering en heet alle aanwezigen welkom. Spr. merkt op, dat het wel treffend is, dat de Vereeniging thans bij het 25-jarig bestaan wederom in de Heineken's Bierbrouwerij te Rotterdam bijeen is, waar zij in 1918 kort voor het 10-jarige bestaan ook te dezer plaats na afloop der 17e algemeene vergadering een bezoek heeft gebracht. Het verheugt Spr. hierbij wederom aan te treffen Ir. J. Th. Berkemeier, directeur dezer brouwerij, in wien hij ook mag begroeten een der oprichters van de Vereeniging. Spr. hoopt, dat de heer Berkemeier nog lang een plaats in de hoofdleiding van de Heineken's Bierbrouwerij Maatschappij zal mogen innemen en de band tusschen hem en deze directie met de Vereeniging nog vele jaren op de zelfde vriendschappelijke wijze zal mogen blijven bestaan. Toejuichingen. Waar dit een gewone algemeene vergadering is, behoudens het bizondere cachet daaraan gegeven door de tegenwoordigheid van de vele binnen- en buitenlandsche gasten en wat voor dezen dag na afloop dezer vergadering op het programma staat, zullen eerst enkele zaken van huishoudelijken aard dienen te worden behandeld. 2. De notulen der vorige vergadering, zooals die in den vorm van een verslag in No. 70 der ,,Mededeelingen” zijn opgenomen,
52. welk nummer in Juli '33 aan alle leden der Vereeniging is toegezonden, worden goedgekeurd. 3. Mededeelingen van het Bestuur. a. De 1e Voorzitter deelt mede, dat op 27 Mei '33 een huldiging te Parijs heeft plaats gehad van Prof. Dr. d'Arsonval, wiens naam op natuurkundig gebied in verband met de koeltechniek algemeene bekendheid heeft verworven. Het heeft Spr. zeer gespeten persoonlijk niet te hebben kunnen gevolg geven aan de uitnoodiging om bij die huldiging tegenwoordig te zijn. Door Spr. is voor die gelegenheid namens de Vereeniging een brief met hartelijke gelukwenschen aan den jubilaris gezonden, waarmede Spr. hoopt in den geest van de leden der Vereeniging te hebben gehandeld. Teekenen van instemming. b. Van het lid Ing. P.W.H. Provo Kluit is een cadeau ontvangen, bestaande in de ,,Mededeelingen” van de Vereeniging en wel de nummers 6 tot 70. Spr. zegt hiervoor den heer Provo Kluit dank en vraagt of er onder de aanwezigen zijn die nummers missen, welke dan met de ontvangene gecompleteerd kunnen worden. Waar niemand zich hiervoor aanmeldt, zegt het lid W.Z. Ort, dat het door de Maatschappij Electrostoom, welke door hem ter vergadering wordt vertegenwoordigd, zeer op prijs gesteld zal worden bedoelde nummers van de ,,Mededeelingen” te mogen ontvangen. Aan dezen wensch zal worden gevolg gegeven. c. De Secretaris-Penningmeester maakt bekend, dat van de vragenlijsten, betrekking hebbende op de vraag of verzinkte of verloode ijscellen te verkiezen zijn, door het lid Léon Delhez op de vorige algemeene vergadering behandeld, antwoorden zijn ingekomen van de volgende leden der Vereeniging: A. Freundlich, E.H. Krelage, Mij. ,,Hoek van Holland”, N.V. Wed. S. Groen, Dr. C.A. Crommelin, Friesche Coöp. Zuivel-Export Vereeniging, Directeur Openbaar Slachthuis te ’s-Gravenhage, N.V. ,,De Plaatijzer-Industrie”, Gesellschaft für Linde's Eisrnaschinen, P. van Lienden, N.V. Rotterdamsche Lloyd, Koelhuis ,,de Landbouw”, N.V. Roomboterfabriek ,,De Beste Boter”, Directeur Openbaar Slachthuis te Alkmaar, Directeur Gemeente-Slachtplaats Utrecht, N.V. Industrieele Maatschappij ,,Palembang” en
53. van A. Hurtz, ijscellenfabrikant te Breyell. Het Bestuur heeft besloten dit punt op de volgende vergadering verder ter sprake te brengen en zullen dan de leden in kennis gesteld worden met de diverse antwoorden, die zijn ontvangen. d. De 1e Voorzitter brengt in herinnering de ontvangst, die de Vereeniging den vorig en dag, wederom is te beurt gevallen in het ,,Kamerlingh Onnes” Laboratorium en memoreert de nauwe banden, die de Vereeniging sinds hare oprichting met deze instelling heeft. Het Bestuur heeft gemeend bij dit 25-jarig bestaan der Vereeniging met een bizondere daad tegenover dit Laboratorium voor den dag te moeten komen en dit daarbij verder te steunen in de onderzoekingen, die aldaar bij de allerlaagste temperaturen worden verricht. Het Bestuur doet daartoe aan deze vergadering het voorstel uit de aanwezige geldmiddelen der Ver. een bedrag van ƒ 1.000 aan de Directie van het Laboratorium beschikbaar te stellen, opdat Nederland aan de spits zal kunnen blijven op weg naar het absolute nulpunt. Algemeene teekenen van instemming. De 1e Voorzitter dankt de aanwezigen voor hunne instemming en zal overeenkomstig dit aangenomen voorstel worden gehandeld. Het Bestuurslid Prof. Dr. W.H. Keesom spreekt zijn genoegen uit over dit besluit van de vergadering en zegt als lid van de Directie van het ,,Kamerlingh Onnes” Laboratorium, de Vereeniging hartelijk dank voor dezen steun. Spr. merkt hierbij op, dat de Vereeniging moeilijk de nagedachtenis van wijlen Prof. Kamerlingh Onnes beter had kunnen eeren, dan door deze daad te verrichten ter gelegenheid van het 25-jarig jubileum der Vereeniging. 4. De 1e Voorzitter geeft hierop het woord aan Ir. G.J.J. van Goor, hoofdingenieur van de N.V. Heineken's Bierbrouwerîj Maatschappij, tot het houden zijner voordracht tegelijk als inleiding tot de bezichtiging der brouwerij, getiteld:
54. DE KUNSTMATIGE KOUDE EN DE BIERBEREIDING. Dames en Heeren, Met het oog op den beperkten tijd, die mij voor het omvangrijke onderwerp is toegemeten, zie ik mij genoodzaakt de beschrijving van den fabricagegang in de brouwerij tot het uiterste in te krimpen om des te meer tijd over te houden voor de bespreking van de toepassing van de kunstmatige koude. De grondstoffen, die voor de bierfabricage gebruikt worden, zijn gerst en andere zetmeelhoudende producten, hop en water en het eindproduct, het bier, is - zooals U bekend is - een alcoholische drank. Evenals andere alcoholische dranken wordt het bier verkregen door gisting uit een suikerhoudende vloeistof. Deze gisting vormt het tweede stadium van de bierbereiding. In het eerste stadium moeten uit het onoplosbare zetmeel van de gerstkorrel de moutsuiker en andere oplosbare verbindingen gevormd worden en daar ook de jonge gerstplant haar voeding alleen kan krijgen van in water opgeloste stoffen en genoodzaakt is de ook door ons zoozeer gewenschte omzetting tot stand te brengen, volgen we in het eerste stadium een ontkiemingsproces. Als hoofdafdeelingen onderscheiden wij nu in de brouwerij de mouterij, de ziederij, den gistkelder en den legkelder, waarvan de eerste twee dienen om het onoplosbare zetmeel tot oplosbare verbindingen om te zetten en de laatste twee zorgen voor de vergisting. In de mouterij gaan we uit van de gerst; we kiezen de omstandigheden van temperatuur en vochtigheid zoodanig, dat de gerst overgaat tot ontkieming, juist alsof het de bedoeling was gerstplanten te kweeken. De gerstplant is echter geneigd, niet alleen het zetmeel tot oplossing te brengen, maar de opgeloste stoffen spoedig daarna te verbruiken. Om dit te voorkomen, wordt het kiemproces stopgezet, wanneer de wortelkiem een lengte van ongeveer 2 cm heeft bereikt en de bladkiem nog niet is verschenen. De ontkiemde gerst wordt op de eesten gedroogd en verwarmd tot een temperatuur, die hooger ligt dan de jonge planten kunnen verdragen; de planten sterven af en nadat de verschrompelde wortelkiemen zijn verwijderd, hebben we mout gekregen. Het mout
55. heeft het uiterlijk aanzien van gerst, maar is in zijn wezen sterk er van verschillend. Door het kiemproces is in de korrel tot ontwikkeling gekomen de diastase, het enzym, dat in staat is het zetmeel oplosbaar te maken en dat deze omzetting in de mouterij voor een gedeelte reeds heeft uitgevoerd. In de 2e afdeeling, de ziederij, wordt uitgegaan van het mout. Het wordt er tot meel vermalen, met water vermengd en op de voor de versuikering meest gunstige temperaturen gebracht; de bastjes van het mout worden uit de vloeistof afgescheiden en ten slotte wordt de verkregen suikeroplossing gekookt met de hop, die een bitteren, pittigen smaak aan het bier geeft en bovendien een desinfecteerende werking heeft. Eindresultaat in de ziederij is dus de kokende vloeistof, die wort genoemd wordt. Wij komen nu tot de derde afdeeling, den gistkelder. Vastgesteld is, dat voor het maken van ondergistende bieren, die wij hier uitsluitend op het oog hebben, het werken met lage temperaturen in den gistkelder noodzakelijk is. Vóór het kokende wort naar den gistkelder gaat, moet het dus afgekoeld worden, waarop ik straks terugkom. Onderweg van ziederij naar gistkelder wordt de biergist toegevoegd, een levend micro-organisme, dat onder warmte-ontwikkeling de omzetting van suiker tot alcohol en koolzuur tot stand brengt en zich bij deze werkzaamheden zoo wel voelt, dat we aan het eind van de 8 à 10 dagen durende hoofdgisting drie à viermaal zooveel gist vinden, als we oorspronkelijk toegevoegd hebben. Uit den gistkelder gaat het bier dan naar den legkelder, waar een nagistings- en rijpingsproces plaats vindt bij een temperatuur, die tot 1 °C. daalt. Daar dit proces een tijdsduur van 2 à 3 maanden in beslag neemt, moet een hoeveelheid, gelijkstaande met 2 à 3 maanden verkoop, worden omgeslagen, zoodat dit één van de omvangrijkste afdeelingen is. In hoeverre bestaat nu in de bierbrouwerij behoefte aan kunstmatige koude? Laten we de koelinrichtingen buiten beschouwing, die in enkele mouterijen zijn toegepast, om in den zomer de luchttemperatuur voldoende laag te houden en in dit jaargetijde te kunnen doorwerken, dan ontmoeten we de kunstmatige koude in de bierbrouwerij, den gang der fabricage volgend, voor het eerst op de plaats, waar het warme wort afgekoeld moet worden tot gistkeldertemperatuur.
55b.
56. In het algemeen wordt het wort in tegenstroom voorgekoeld met leiding- of bronwater. Het wort bereikt hiermede een temperatuur, die enkele graden hooger ligt dan de inlooptemperatuur van het water. Van deze temperatuur wordt het verder kunstmatig naar beneden gekoeld tot ca. 6 °C., met welke temperatuur de hoofdgisting kan beginnen. Het proces verloopt discontinu, eenige keeren per etmaal moet een brouwsel worden gekoeld; zoodra het brouwsel gepasseerd is, staat dit deel van de koeling stil tot het volgende brouwsel begint. Op het oogenblik volgt in onze brouwerij op een koelperiode van 2 uur een stilstandsperiode van 4 uur. Deze discontinuïteit is een van de oorzaken, waarom men in de brouwerij deze koeling slechts zelden met directe ammoniakverdamping uitvoert. Bij dit systeem moet alle koude, die voor een brouwsel noodig is, geproduceerd worden in de koelperiode van 2 uur, terwijl het bij andere systemen mogelijk is de productie van deze koude over het geheele tijdsverloop van 6 uur gelijkmatig te verdeelen. Het meest treft men aan koeling met behulp van voorgekoeld zoet water. De vrees, dat bij lekkage van de apparaten een deel van het koelmedium in het bier terecht komt, behoeft bij de goede constructie van deze apparaten geen bezwaar te zijn, zoodat, wanneer bijzondere omstandigheden dit wenschelijk maken, ook koude pekel als koelmiddel kan worden gebruikt. Bij het gebruik van zoet water is accumulatie mogelijk door het werken met groote hoeveelheden water of ook eventueel door ijs aan de spiralen te laten ontstaan, hetwelk aangroeit in de stilstands- en afsmelt in werkperioden van de wortkoeling. Op deze wijze is het mogelijk, voor dit deel van de koude de discontinuïteit weg te werken voor wat betreft de koelinstallatie. Wij komen nu tot het tweede punt en wel den gistkelder. Hier ontmoeten we de koeling in twee vormen. In de eerste plaats wordt de geheele gistkelderruimte gehouden op een temperatuur van ca. 5 °C. In de tweede plaats echter ontwikkelt zich in de vloeistof gedurende de gisting, door het omzettingsproces van suiker in alcohol en koolzuur, warmte. De bierbrouwer nu wenscht het temperatuurverloop gedurende
57. de gisting voor elke gistkuip afzonderlijk in de hand te hebben. Men laat in de eerste dagen de temperatuur oploopen tot ca. 10 °C., om in het laatste deel van de hoofdgisting de temperatuur naar beneden te drukken tot ca. 5° C. Het is dus noodig, elke kuip op zich zelf te kunnen behandelen. Over het algemeen wordt dit gedaan door in de kuip een metalen koelslang te hangen, waardoor met voorgekoeld zoet water laat stroomen. Een al te lage temperatuur van het koelmiddel zou tot ongewenschte effecten bij het bier kunnen voeren. De vrees, dat door ondichtheden koelmiddel in het bier komt, heeft hier meer reden van bestaan. In de open kuipen worden namelijk de slangen vaak wegschuifbaar opgehangen, om gemakkelijker de kuip te kunnen schoonmaken. De koelbuizen worden met rubberslangen aan de toe- en afvoerleidingen verbonden en deze rubberslangen hebben wel eens aanleiding gegeven tot gerechtvaardigde klachten bij onvoorzichtigheden van den arbeider. Met het oog hierop wordt voor dit onderdeel algemeen de voorkeur gegeven aan zoet water boven pekel. Als nieuwste op dit gebied zijn er enkele installaties uitgevoerd, die om de metalen kuip aan den buitenkant gekoelde lucht in regelbare hoeveelheid laten stroomen. Dit heeft het voordeel, dat er minder schoon te maken is in de gistkuip. Of deze nieuwe wijze van koelen een groote toekomst beschoren is, staat nog niet vast; voorloopig is het bij slechts enkele toepassingen gebleven. In den legkelder wordt het bier ontvangen met een temperatuur van ca. 5 °C. Het is de bedoeling, deze temperatuur tot ongeveer 1 °C. naar beneden te drukken en op die temperatuur te houden, zoolang als het bier in den legkelder blijft. In verreweg de meeste legkelders wordt dit doel bereikt door alleen de lucht in de kelderruimte te koelen. Het bier moet dan in de eerste periode langzamerhand door den vatwand heen de lagere temperatuur van de omringende lucht overnemen. Alleen bij de betonnen biertanks, die tegenwoordig gemaakt worden, heeft men dit systeem verlaten. Deze worden vaak in rechthoekigen vorm zoo gebouwd, dat het geheele keldergebouw, behalve een bedieningsgang, er mee gevuld is. De lucht kan dus niet meer de tanks omspoelen en de betonnen wand draagt ook al niet bij om de warmte-overdracht te bevorderen. Bij deze tanks moet het bier in de tank gekoeld worden.
58. Koeling met voorgekoeld zoet water kan hier niet in aanmerking komen, daar de te bereiken temperatuur te dicht bij het nulpunt ligt. Ook de koude pekel, die meestal wel ook voor andere doeleinden in de brouwerij noodig is, neemt men niet gaarne, vreezende dat de temperatuur te laag zal worden voor het bier, en ook al weer om de onaangename gevolgen, die eventueele lekkages na zich zouden sleepen. Met het oog op deze omstandigheden wordt bij betonnen tanks soms een voorgekoeld mengsel van water en alcohol gebruikt om het bier op de gewenschte temperatuur te brengen. Wij kunnen dit echter niet demonstreeren, daar wij geen betonnen tanks hebben. Behalve deze legkelderkoeling komt nog voor ruimtekoeling in den tapkelder en koeling van de hopbewaarplaats, wanneer we de meestal aan de brouwerijen verbonden ijsfabriek buiten beschouwing laten. De hopbergplaats wordt gehouden op den temperatuur van ca. 0 °C. Zooals U ziet, speelt de ruimtekoeling een groote rol. Wij bezitten in ons Rotterdamsch bedrijf gistkelders met een totaal vloeroppervlak van ruim 2000 m2. In de legkelder kunnen 125.000 hl. bier geborgen worden. De hopbergplaats heeft een vloeroppervlak van 320 m2., terwijl ook van den tapkelder een deel gekoeld wordt. Deze ruimtekoeling vindt men in de brouwerijen uitgevoerd soms met zg. directe verdamping, soms met pekel. Het meest zou te zeggen zijn voor de eerste werkwijze, wanneer niet de juiste regeling van de kleine ammoniakhoeveelheden over het enorme aantal ver uiteenliggende verbruikspunten van verschillend karakter zoo moeilijk was. Bij groote brouwerijen is men er meer zeker van, de temperatuur in alle omstandigheden te beheerschen, wanneer men de koude over de vele verbruikspunten distribueert met behulp van pekel. In ons bedrijf zult U hoofdzakelijk pekelkoeling aantreffen, hoewel ook eenige afdeelingen werken met directe verdamping. Verder valt, wat de ruimtekoeling betreft, nog te kiezen tusschen het leggen van de koelslangen in de kelders zelf of het plaatsen van de spiralen in een afzonderlijke ruimte buiten de kelders en het werken met kunstmatige luchtbeweging. Het plaatsen van de spiralen in de kelders zelf werd vroeger algemeen toegepast, terwijl men tegenwoordig voor de gistkelders
58b.
*) Links de transportbrug, grootendeels voor het vervoer van kolen, rechts hiervan de mouterij met toren, die de recipiënt voor het pneumatisch gersttransport bevat; dit vervoer zelf geschiedt door een leiding onder den grond; verder naar rechts het eestgebouw, waarop de 5 schoorsteenen en het nieuwe brouwhuis.
59. vrij algemeen, en in bijzondere gevallen ook voor de legkelders, overgaat tot luchtkoeling, waarbij de kelders droger en zindelijker blijven en schimmels en dergelijke ongewenschte gasten het bestaan zoo moeilijk mogelijk wordt gemaakt. Ik wil niet van dit onderwerp afstappen zonder gewezen te hebben op den wederzijdschen invloed, dien de kunstmatige koude en de bierbereiding op elkaar uitgeoefend hebben. Lage temperaturen en het volkomen beheerschen van die temperaturen zijn voor de bereiding van ondergistende bieren een vereischte en men vraagt zich af, hoe de brouwerijen van deze bieren zich geholpen hebben vóór het tijdperk van de kunstmatige koude. Ter beschikking stond toen alleen natuur-ijs en met het oog op het groote belang hiervan werd bijvoorbeeld de plaats van deze brouwerij, waar wij ons thans bevinden, gekozen aan den kant van de Rotte, zoodat de ijswinning niet te veel transport kostte. Het in den winter verzamelde ijs moest dienst doen tot de volgende ijsperiode, dus gedurende den geheelen zomer. Groote gebouwen met zware fundamenten, voorzien van zeer dikke spouwmuren, waren noodig om dit ijs te bergen. Een gedeelte van het verzamelde ijs deed dienst voor de koeling van het gistende bier en eventueel voor koeling van het wort, vóór dit den gistkelder bereikte. In het gistende bier dreven daartoe emmers, waarin het ijs gedaan werd. Er behoefde niet veel te gebeuren, of de emmer schepte bier en zonk op den bodem van de gistkuip, waarbij dus het bier volop in aanraking kwam met het van hygiënisch standpunt lang niet volmaakte natuur-ijs. Wanneer een bierbrouwer terugdenkt aan het vele bedorven bier, afkomstig van deze en andere van het natuur-ijs afkomstige infecties, aan den velen harden arbeid verbonden aan het geregelde gesjouw met ijs, aan de slapelooze nachten van zijn vaderen, wanneer het in den winter heelemaal niet behoorlijk ging vriezen en ijs uit Noorwegen of Zweden moest worden aangevoerd, waarvan de hooge kosten de financieele uitkomsten van het bedrijf zwaar drukten, dan moet hij zich nu wel een gelukkig en tevreden mensch voelen, die door de invoering van de kunstmatige koude van vele zorgen is bevrijd geworden. Het is dan ook geen wonder, dat Dr. Jung van de bekende
60. Mainzer Aktienbrauerei zich over de kunstmatige koude op de volgende wijze uit: ,,In der Tat hat keine der Errungenschaften, welche diesen Erwerbszweig in der kurzen Spanne eines Dreivierteljahrhunderts von einem landwirtschaftlichen Nebenbetrieb, von einem gewerblichen Kleinbetrieb zu einer vollendeten und mächtigen Grossindustrie hat emporblühen lassen, so grosse Bedeutung wie die Einführing der künstlich erzeugten Kälte bei der Herstellung des Bieres. Nicht die wissenschaftliche Ergründung und Beherrschung der diastatischen Vorgänge, nicht die bahnbrechenden Arbeiten eines Liebig, Pasteur, Hansen zur Erkenntnis und Züchtung des Gärungserregers, haben für die Brauindustrie die praktische Bedeutung gehabt, welche der Einführung der Kältemaschine zukommt.” Aan de andere zijde heeft de bittere nood den bierbrouwer gemaakt tot den industrieel, die tot de ontwikkeling van de kunstmatige koude het meest heeft bijgedragen. Zooals U allen bekend is, was het Prof. Dr. von Linde, leerling van Clausius en Zeuner, die op grond van thermodynamische overwegingen de mogelijkheid zag tot groote verbeteringen in de koelmachines, die vóór 1870 bestonden en die uitsluitend dienden tot het maken op kleine schaal van ijs als hulp voor de normaal met natuur-ijs werkende brouwerijen. Maar aan de wieg van dit geesteskind van Prof. von Linde stonden de meest vooruitstrevende brouwers, die alle middelen, die tot hun beschikking stonden, aangewend hebben, opdat het kind voorspoedig zou opgroeien. De aansporing tot het omzetten van zijn ideeën in de daad, alsmede de financieele mogelijkheid voor het bouwen van de eerste proefmachine werden aan Prof. v. Linde verschaft door de brouwerijen. De heer Deiglmayer van de Drehersche brouwerijen gaf de aansporing: de eerste proefmachine werd gebouwd geheel op kosten van en in de Spatenbrouwerij van den heer Gabriel Sedlmayer te München; de tweede machine werd in het voorjaar van 1877 opgesteld in de brouwerij Dreher te Triest. Bij de oprichting van de Gesellschaft für Linde's Eismaschinen in het jaar 1879 vinden wij in de ,,Aufsichtsrat” uitsluitend vertegen-
61. woordigers van brouwerijen en van machinefabrieken en de brouwerijen vormden nog in het jaar 1900 de meerderheid der klanten. Al mogen de brouwerijen in haar relatief belang voor de koelmachineindustrie door het doordringen van de koeltechniek op allerhand gebied thans kleiner zijn dan voorheen, toch heb ik gemeend bij deze gelegenheid degenen, die den tegenwoordigen toestand zien, te mogen wijzen op de groote beteekenis, die de brouwerijen oorspronkelijk voor de ontwikkeling van de koeltechniek hebben gehad. Toejuichingen. De 1e Voorzitter zegt Ir. van Goor wel zeer dank voor zijn belangrijke mededeelingen en het duidelijke inzicht, dat hij heeft gegeven van de belangrijke rol, die de koeltechniek bij de bierfabrikage en zeer speciaal bij die van de H.B.M., vervult. Toejuichingen. 5. Bezichtiging van het nieuwe kantoorgebouwen van de brouwerij. De aanwezigen worden bij de bezichtiging in verschillende groepen ingedeeld en werd een rondgang door het nieuwe kantoor (Fig. 1) en de brouwerij gemaakt. Ook dit punt was door den technischen dienst der brouwerij zeer goed verzorgd, zoodat de bezichtiging een zeer vlot verloop had. Bizonder imponeerde het nieuwe brouwhuis (Fig. 2) en daarin de ,,ziederij-brouwzaal” (Fig. 3). 6. Lunch aan de brouwerij. Om 12.30 verzamelden zich alle aanwezigen in den ,,sehr gemühtlichen Ratskeller” ( Fig. 4) van de brouwerij, alwaar leden en gasten op een keurige lunch, natuurlijk met een uitstekend glas bier, werden vergast. Aan het einde van dit buitengewoon gezellig samenzijn deelde de Secretaris-Penningmeester diverse literatuur omtrent de havens van Rotterdam, welwillend door de havendirectie ter beschikking gesteld, aan gasten en leden uit om van dienst te zijn bij de rondvaart dien middag door de Maas en de havens. Ir. Koopman maakte van deze gelegenheid gebruik er op te wijzen, dat hij in deze brouwerij, zooals Spr. gisteren memoreerde, 40 jaar geleden
62. als student, zijn eerste practische kennis van de koeltechniek heeft opgedaan. Hij bevindt zich dus op voor hem klassieken grond en hij wil deze gelegenheid niet laten voorbijgaan om op deze bizondere bijeenkomst, 40 jaar later, met de aanwezige leden en gasten met een teug bier op de gezondheid te drinken van de Directie der Heineken's Bierbrouwerij. Algemeene instemming. Aan deze woorden sluit zich de 1e Voorzitter aan, die uit naam van alle aanwezigen die Directie een woord van hartelijken dank brengt voor de uitnemende organisatie van de bijeenkomst in deze brouwerij en welke culmineert in het gastvrije onthaal, dat de aanwezigen hier ondervinden. Hij memoreert den veeljarigen band met die brouwerij en spreekt zijn beste wenschen uit voor den bloei van de Heinekens' Bierbrouwerij Maatschappij. Toejuichingen. Dr. H.P. Heineken, Directeur der Heineken's Bierbrouwerij Maatschappij dankt ten zeerste voor deze woorden en hoopt, dat de goede banden, die sinds lang met de Vereeniging bestaan, nog vele jaren mogen behouden blijven. Toejuichingen. Boottocht. Met een dubbele extra-tram werd het meerendeel der aanwezigen gebracht naar de Maaskade bij het Maasstation, alwaar met de ,,Porthunus” van de Fop Smit's reederijen een tocht werd gemaakt over de Maas en door de havens van Rotterdam. Gelukkig was de storm, die in den voormiddag had gewoed, wat gaan liggen, zoodat de weersgesteldheid, ondanks een paar regenbuien tamelijk bevredigend was. De nog vrij gure atmosfeer bleek gelukkig geen nadeeligen invloed te hebben op de stemming, die ook bij dezen tocht zeer geanimeerd was. Het eerst werd aangelegd aan de Katendrechtsche haven, alwaar een bezoek werd gebracht aan de N. V. Rotterdamsche Koel- en Vrieshuizen. Van de Directie dezer N.V. waren aanwezig de Heeren Dr. Jerne en Tieleman om de bezoekers te ontvangen. Eerstgenoemde gaf vóór de bezichtiging een korte inleiding.
63. Spr. wees er daarbij op, dat deze koel- en vrieshuizen gelegen zijn aan zeer diep vaarwater. Zij waren oorspronkelijk geheel voor den opslag van goederen, welke van overzee worden aangevoerd, ingericht. Drie groote kranen staan voor het laden en lossen der zeeschepen ter beschikking, terwijl drie spoorwegaansluitingen een snelle distributie der koelgoederen naar het geheele continent waarborgen. Hiervoor bezit de N.V. een l00-tal particuliere koelwagens, die speciaal voor het vervoer der verschillende goederen zijn ingericht. Tevens beschikt zij over twee perrons voor het snel laden en lossen van vrachtauto's. Betreffende het koelsysteem zijn drie bijzonderheden te vermelden, en wel: 1. De machines zijn zwaveligzuur-machines, welke met een zeer geringe druk werken; zij kunnen zoowel electrisch als door middel van een Dieselmotor worden aangedreven. Een tweede stel machines staat ten allen tijde voor reserve gereed. 2. Het geheele pand wordt door middel van luchtkoeling gekoeld; evenwel op zoodanige wijze, dat er in alle lokalen een onderdruk aanwezig is. Hierdoor wordt de onvermijdelijke vochtaanslag op goederen die in bevroren toestand worden binnengebracht, snel verwijderd, waardoor schimmelvorming zoo goed als uitgesloten wordt. 3. Door middel van een - van de koelinstallatie geheel onafhankelijk – luchtververschingssysteem, kan in iedere cel versche, op de gewenschte temperatuur en vochtigheidsgraad gebrachte buitenlucht geblazen worden, terwijl de oude lucht tegelijkertijd wordt afgezogen. Ten gerieve der klanten, die op lage temperatuur gekoelde goederen per koelwagen verzenden, houdt men steeds een groote hoeveelheid koolzuurijs in voorraad. Door toepassing van dit nieuwe koelmiddel is het mogelijk om met een geringe hoeveelheid daarvan en zonder navulling met ijs den afstand, waarover bevroren en gekoelde goederen vervoerd kunnen worden, belangrijk te vergrooten. Verder biedt de drogende en bacterie doodende werking van het vrijkomende koolzuurgas groote voordeelen tegenover het natte en vochtige waterijs, terwijl dit gas geen schadelijke gevolgen hierbij veroorzaakt.
64. Hierop werd onder leiding van de heer H.H. Jerne Sr. en Jr. en den heer Tieleman een rondgang door deze inrichting gemaakt. Aan het slot van het bezoek werd een demonstratie gegeven van droog ijs (vast koolzuur) met een temperatuur van –80 °C., waaromtrent Dr. Jerne en zijn zoon Th. Chr. Jerne nog verder belangrijke mededeelingen deden. Van dit samenzijn maakte de 1e Voorzitter gebruik om een woord van hartelijken dank te brengen aan de Heeren Jerne en Tieleman voor de gelegenheid aan de leden der Vereeniging en hare gasten geboden, om hunne koel- en vrieshuizen te bezichtigen. Spr. is er van overtuigd, dat ook dit onderdeel van het programma in belangrijke mate heeft bijgedragen tot het welslagen van deze 2-daagsche bijeenkomst. Spr. uit zijn beste wenschen voor het verdere succes der Rotterdamsche Koel- en Vrieshuizen, waarmede de aanwezigen door een krachtig applaus hun instemming betuigden. Daarop werd wederom aan boord gegaan, alwaar thee en gebak werden rondgediend. Om 5 uur werd afgestapt aan de Parkhaven. Een groot deel van de aanwezigen begaf zich daarop naar het hotel ,,Atlanta”. Coolsingel 97 te Rotterdam, alwaar ongeveer om 6.30 een uitstekend geslaagde maaltijd plaats vond. Maaltijd in Hotel Atlanta, 65 personen zaten aan dit diner aan t.w. de leden der Vereeniging en hunne dames: Prof. Dr. M. de Haas en Mevrouw de Haas, Prof. Dr. W.H. Keesom en Mevrouw Keesom, Ir. J.F.H. Koopman en Mevrouw Koopman, K.H. Tusenius, H. Barendregt, Ir. J.Th. Berkemeier en Mevrouw Berkemeier, M. Boissevain, Dipl. Ing. G. Cattaneo en Mevrouw Cattaneo, J.F. Cramer, B. Geerdink, Ir. G.J.J. van Goor, W.A. Hoek, Th. Chr. Jerne, A. van Kalken, E.H. Krelage, Ir. H. de Kruyff, Dr. A. van der Laan, P. van Lienden, H.A. Linthorst. G.P. van Maarleveld, W. Merkens, Ir. D.J. Mink, Dr. H.H. Mooy, Ing. W.Z. Ort, Dr. Ing. J.v.d. Ploeg, A. Prinsen, A. van Reekum, Ing. Edm. L. Riehl, Emile Schnabel, L. Smits, Ing. A.H. Stuhr, Ir. R. Sijbolts, W.A. van Tienhoven, A. van Tuyn,
65. H.A. Vermetten, W. Voorthuysen, H.C. Wehmeyer, A.C.J.M. de Wert en R. M. Vetter, de binnen- en buitenlandsche gasten met hunne dames: G.J. Flim, Dr. H.P. Heineken, A.W. Hoete, Mevr. Hoete, Dr. H.J. Jerne en Mevrouw Jerne, Mr. N. Alan Evans, Mr. F.O.S. Bland, Mr. John H. Brier, M.H. Dhondt, Herr Ing. Christoff Fischer, M. Edm. v. Geertruy, Herr Prof. Dr. Fr. Henning, Herr und Frau C. Hurtz, M. Dr. Ing. F. Levy, Herr Dr. Ing. H. Ombeck, M. René Piérard, M. le Dr. Maurice Piettre, Mr. and Mrs. J. Raymond, de heer en Mevrouw Prof. Dr. J.E. Verschaffelt en Mr. Arthur R.T. Woods. De tafel werd gepresideerd door Ir. J.F.H. Koopman, die de reeks van toespraken opende met een dronk uit te brengen op onze Koningin en verder op de Vorsten en Hoofden der Regeeringen in de verschillende landen, waarvan vertegenwoordigers aanwezig waren t.w. België, Denemarken, Duitschland, Engeland, Frankrijk en Oostenrijk en daarbij den wensch uitsprak, dat deze internationale bijeenkomst tot een verhooging van de goede internationale verhoudingen zou mogen bijdragen. Achtereenvolgens werd het woord gevoerd door Dr. Piettre, den heer W.A. Hoek, Prof. Dr. Henning, Dr. Jerne, Prof. Verschaffelt en Mr. Woods, die dronk op de dames. De Engelschen meenden naar de gewoonte in hun land hierop te kunnen verlangen, dat deze speach door een dame zou beantwoord worden; in dit gezelschap bleek dit geen bezwaar en boden zich zelfs twee dames daartoe aan, n.l. Mevrouw Cattaneo, die zelfs op rijm hulde bracht aan de ,,heeren der schepping” en Mevrouw Verschaffelt, die dronk op haar buurman, ,,Meester Flim”, van wien zij indertijd in het Leidsche Natuurk. Laborat. het glasblazen had geleerd. Voorts spraken: Prof. Dr. Keesom. Dr. A. van der Laan, Ir. H. de Kruyff en Dr. H. Heineken, wiens redevoering in vier talen en nog Weensch dialect bovendien, grooten indruk maakte door fijnen geest en sympathieke gevoelens t.o. der buitenlandsche gasten. Als een bewijs voor de algemeen geanimeerde stemming, die aan tafel heerschte, moge gelden de volgende octrooi-aanvrage, die bij den tafelpraeses (waarschijnlijk in zijn kwaliteit van buitengewoon lid van den Octrooiraad) door een der gasten werd ingediend:
66. ,,Internationale Versammlungen des holländischen Kältevereins dadurch gekennzeichnet, dass sich durch internationale Harmonie eine internationale Wärme entwickelt”, De ,,kok” van Hotel Atlanta zelfs had zich in koeltechnisch opzicht niet onbetuigd gelaten en liet bij het begin van het dessert een staaltje van zijn kunst zien in den vorm van een natuurgetrouwe copie in ijs en nougat op schaal 1: 10 van het A.S. koelwerktuig van dit hotel. Ing. W.Z. Ort van Electrostoom was zoo vriendelijk enkele ,,mededeelingen” over deze machine te doen. Gevraagd naar haar vermogen, werd geantwoord 5.000 cal., maar geen groote kg. maar kleine g cal. De maaltijd werd besloten met een toespraak van den 1en Voorzitter der Vereeniging, die in het kort resumeerde, wat door de verschillende sprekers was gezegd, hun hartelijk dank bracht voor hunne vriendelijke woorden aan de Vereeniging, hare leden en haar werken gewijd. Het deed Spr. groot genoegen daaruit te mogen concludeeren, dat allen prettige herinneringen aan deze tweedaagsche vergadering en bijeenkomsten ter viering van het 25-jarig bestaan der Vereeniging, mee naar huis namen en sprak den wensch uit, dat de goede en opgewekte geest, die in de Vereeniging heerscht en internationaal ook zoo gunstig werkt en waarvan deze avond weer een bewijs was, nog lang moge voortbestaan. Spr. eindigde met een welgemeend: Tot weerziens! Delft/’s-Gravenhage, 15 December 1933, De 1e Voorzitter M. DE HAAS, De Secretaris-Penningmeester J.F.H. KOOPMAN.
66b.
67. II. De Huldiging van Prof. Dr. M. DE HAAS en Ir. J.F.H. KOOPMAN. Het verslag van de 44ste Algemeene Vergadering der Nederlandsche Vereeniging voor Koeltechniek op 10 en 11 October 1933 ter viering van het 25-jarig bestaan der Vereeniging, zou onvolledig zijn, wanneer daarbij ook niet iets werd opgenomen omtrent de huldiging, welke de 1e Voorzitter, Prof. Dr. M. de Haas en de Secretaris-Penningmeester, Ir. J.F.H. Koopman bij die gelegenheid hebben ondervonden. Er had zich daartoe een Comité gevormd uit de leden en oudleden der Ver. onder voorzitterschap van den heer C.G. Vattier Kraane en waarin zitting hadden als Secretaris de heer Maurits van Gelder, met den heer Vattier Kraane behoorende tot de 18 oprichters der Vereeniging, 1) als Penningmeester de heer K.H. Tusenius, en als leden, de heeren: Prof. Dr. H.C.L.E. Berger, Dipl. Ing. G. Cattaneo, Ir. P.L. Fauël, H.A.M. Grasso, K. Hoefnagel, W.A. Hoek, Dr. H.J. Jerne, Prof. Dr. W.H. Keesom, Prof. C.F. van Oyen, J.H.W. Pasman, Ir. J.Ph. Tollenaar, C. Veerdig en Dr. Ir. R. Verschuur. Alle leden van deze Commissie, alsmede een groot aantal leden en oud-leden der Vereeniging, die meerendeels met de buitenlandsche gasten met speciale autobussen teruggekomen waren van de algemeene vergadering te Leiden, voorts verschillende vrienden en familieleden der beide jubilarissen verzamelden zich op Dinsdag 10 October 1933 om 5 uur n.m. in de groote zaal van ,,Twee Steden Palace” op het Buitenhof te ·s-Gravenhage. Toen Prof. de Haas en Ir. Koopman in gezelschap van hunne echtgenooten en enkele hunner naaste familieleden door het bestuur van het Comité waren binnengeleid en plaats hadden genomen te midden van bizonder fraaie bloemstukken, toegezonden door het Koninklijk Instituut van Ingenieurs, de Vereeniging van Directeu_________
1 )Van deze 18 zijn nog leden van de Vereeniging: E.S. Kerkhoven. Maurits van Gelder, Ir. J. Th. Berkemeier, Leon Delhez, F.H. Pyttersen en Ir. J.F.H. Koopman.
68. ren van Gemeentelijke Slachthuizen in Nederland, de KoudeStichting h.t.l., Moorman's Periodieke Pers en de Nederlandsche Vereeniging voor Koeltechniek, nam de Voorzitter van de Commissie, de heer Vattier Kraane het woord. Spr. herinnerde er aan, dat op 23 September 1908, een maand voor het eerste internationale koude congres te Parijs de Nederlandsche Vereeniging voor Koeltechniek, op voorstel en ten huize van Prof. Kamedingh Onnes te Leiden was opgericht. Prof. Kamerlingh Onnes werd benoemd tot eersten, de heer F.B. Löhnis, Inspecteur van den Landbouw, tot tweeden Voorzitter. Deze beiden hebben tot hun dood toe zeer veel voor de Vereeniging gedaan en zijn voor haar steeds een groote steun geweest. Spr. bracht hulde aan de nagedachtenis van de heeren Kamerlingh Onnes en Löhnis. In het eerste bestuur der Vereeniging werden ook benoemd Prof. Dr. M. de Haas als lid, Ir. Koopman als Secretaris-Penningmeester. Nog maken beide deel uit van het bestuur, Ir. Koopman in dezelfde functie, Prof. de Haas sedert den dood van Prof. Kamerlingh Onnes in 1926, in diens plaats als eerste Voorzitter. Spr. wees op den eenvoud van Prof. de Haas als man der wetenschap en daarnaast op de groote tact en toewijding, waarmede Z.Hg.Gel. als voorzitter de belangen der Vereeniging steeds heeft gediend en hare vergaderingen geleid. Prof. de Haas heeft daartoe zeer tot den bloei der Vereeniging bijgedragen. Als blijk van groote erkentelijkheid bood Spr. hem daarvoor namens het Comité een exemplaar van het nieuwste Philips' radiotoestel No. 636 A aan en Mevrouw de Haas een zilveren theeblad met inscriptie. Zich daarop tot Ir. Koopman wendende, schetste Spr. in het kort wat deze in den loop van 25 jaar voor de Vereeniging heeft gedaan en noemde hem den motor, de stuwkracht der Vereeniging. Spr. bracht in herinnering, dat de Koningin de verdiensten van Ir. Koopman onlangs heeft beloond door hem te benoemen tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau en uitte den wenseh, dat hij nog vele jaren voor de Vereeniging mag blijven werken. Ook Ir. Koopman werd vereerd met een zelfde radiotoestel en Mevrouw Koopman met een zilveren theeblad met inscriptie. Beide aanbiedingen waren vergezeld van bizonder fraai uitge-
69. voerde albums met daarin de portretten der jubilarissen, de opdracht en de namen der deelnemers. Hierop sprak Prof. C.F. van Oyen, 2e Voorzitter, namens de Vereeniging, zeggen de: ,,Hooggeachte jubilarissen! Het zou niet juist zijn, indien de Nederlandsche Vereeniging voor Koeltechniek op een oogenblik als dit zou ontbreken. Naast de onderscheidene uitingen van dankbaarheid voor het-geen gij voor onze vereeniging hebt gedaan, die U reeds gewerden, zij het mij vergund U dit bloemstuk aan te bieden. Mogen deze bloemen een symbool zijn van den bloei, waartoe gij onze vereeniging hebt weten op te voeren en moge het U gegeven zijn nog lang daaraan Uwe zoo gewaardeerde krachten te geven. Ontvangt daarnevens de hartelijke gelukwenschen uit naam van onze vereeniging. Mag ik tevens deze gelegenheid aangrijpen, U dit tweede bloemstuk te overhandigen uit naam van die leden, die in de Nederlandsche Koude-Stichting tot een nadere aaneensluiting zijn gekomen. Gaarne voegen ook zij in dezen vorm hun hulde en gelukwenschen bij de velen, die U reeds zijn gebracht.” De heer J.P. van Slooten, Voorzitter van de Vereeniging van Directeuren van Gemeente Slachthuizen in Nederland richtte daarop namens deze Vereeniging een hartelijken gelukwensch tot de beide Heeren en bood hen namens die Vereeniging een fraai bloemstuk aan. Hierop sprak de heer H.A.M. Grasso, Directeur van de N.V. Grasso's Machinefabrieken te ‘s Hertogenbosch de volgende woorden: ,,Hooggeachte Jubilarissen, Het is mij zeer moeilijk nog iets toe te voegen aan al den lof en de waardeering, welke U beiden op dit jubileumfeest van Uwen 25jarigen arbeid zijn toegewenscht. Als industriëel en meer nog als fabrikant van koel- en vriesinrichtingen, zij het mij vergund aan U, Ingenieur Koopman in het
70. bijzonder, een woord van dank uit te spreken voor hetgeen U in Uwen 40-jarigen arbeid op koeltechnisch gebied hebt gepresteerd, wat op dezen jubileumdag nog meer naar voren komt. Als adviseerend ingenieur op koeltechnisch gebied hebt gij U ten dienste van het algemeen gesteld. Gij waart op dit gebied de pionier in ons land. Daarmede hebt gij het om raad vragende publiek aan U verplicht en de koeltechniek in de practijk in de juiste banen geleid. Ik weet niet, hoe lang wij reeds onder Uwe leiding koeltechnische werken hebben uitgevoerd, doch ben overtuigd een der eersten te zijn geweest; immers ook wij waren als fabrikanten van koel- en vriesinstallaties sedert 1894/96 de eerste fabrikanten in Nederland. Uwe bestekken voor uit te voeren werken hebben steeds een bijzonder cachet. Deze zijn af en zoo uitgevoerd, dat aan het geheel niets ontbreekt; het voldoet aan de hoogste eischen ter voldoening van Uwen opdrachtgever en den uitvoerder, welke U hun vertrouwen en waardeering schenken. Onze Regeering gaf hierin het voorbeeld tijdens de oorlogsjaren door alle koel- en vriesinrichtingen, groot en klein, van geheel Nederland, onder Uwe deskundige leiding en controle te stellen. Mijnheer Koopman, ik ben overtuigd de tolk te zijn van allen, welke met U in het practische leven samenwerken, wanneer ik verklaar, dat wij Uwen arbeid ten hoogste waardeeren en U van harte met dezen voor U zeer bijzonderen jubileumdag gelukwenschen. Moge het U en de Uwen gegeven zijn nog een reeks van jaren in geluk, gezond- en tevredenheid dezen onvergetelijken herinneringsdag te kunnen blijven herdenken.” Prof. de Haas en Ir. Koopman, beiden zeer getroffen, dankten hierop in hartelijke bewoordingen. Eerstgenoemde zeide aanvankelijk in het Comité zitting te hebben genomen ter huldiging van Ir. Koopman, die 25 jaar het Secretaris-Penningmeesterschap der Vereeniging vervulde, tot op zekeren dag een van de leden ontdekte, dat Spr. zelf 25 jaar lid van het Bestuur was, waarop hij werd uitgenoodigd verder uit het Comité weg te blijven. Spr. meende, dat een groot deel der hulde voor de leiding der
71. Vereeniging toekwam aan de nagedachtenis van Prof. Kamerlingh Onnes, die 18 jaar, tot zijn dood, het presidium op zoo verdienstelijke wijze heeft bekleed. Intusschen, nu Spr. ook daarbij het voorwerp van medehuldiging is geworden, dankt hij daarop allen op de meest waardeerende wijze. Ir. Koopman zeide, dat de Koninklijke Onderscheiding op 23 September l.1., den 25-sten verjaardag van de Vereeniging, voor hem een groote verrassing was geweest, waarbij thans weer deze tweede groote is gevoegd. Spr. meent niet anders te hebben gedaan dan wat hij noemt een eenvoudig staaltje van zijn plicht, toen hij op verzoek van Prof. Kamerlingh Onnes 25 jaar geleden het Secretaris-Penningmeesterschap der Vereeniging op zich nam. Spr is er zeer mede gevleid, dat de heer Vattier Kraane hem den ,,motor” van de Vereeniging heeft genoemd, doch hij hoopt, dat de leden zullen blijven zorgen voor de zoo noodige arbeidsstof, als benzine e.d., want zonder die is zelfs de beste motor niet in staat iets te presteeren. Tot allen richtte Spr. zich met woorden van grooten dank. Onnoodig te zeggen, dat al deze toespraken door de vele aanwezigen met toejuichingen werden ontvangen. Intusschen gingen ververschingen rond en kwamen de aanwezigen allen de Heeren de Haas en Koopman en hunne echtgenooten complimenteeren. Onder het nuttigen van een borrel, met muziek, bleven vele der aanwezigen nog tezamen om daarna deel te nemen aan het DINER, dat onder de auspiciën van het Comité in ,,Twee Steden Palace” was gearrangeerd. Aan dit diner zaten aan de leden der Vereeniging en hunne dames: H. Barendregt, Dipl. Ing. G. Cattaneo en Mevr. Cattaneo, Ir. W.G. van Dalfsen, Ir. P.L. Fauël, J. Faudraine, Ir. G. Ferguson, B. Geerdink, H. Geerdink Jr., Maurits van Gelder, Prof. Dr. M. de Haas en Mevrouw de Haas, W.A. Hoek, Th. Chr. Jerne, H.A.M. Grasso, A. van Kalken, Prof. Dr. W.H. Keesom en Mevrouw S. Keesom, Ir. J.F.H. Koopman en Mevrouw Koopman, Ir. H. de Kruyff. Dr. A. van der Laan, L.J. van der Lek, Dr. H.H. Mooy, Ir. F. Muller, Dr. H.H. Nijssen, Prof. C.F. van Oyen,
72. J.A.N. Pasman, Dr. Ing. J. van der Ploeg, A. Prinsen, A. van Reekum, Ing. Edm. L. Riehl, L. Smits, I.M. Staab, H. Thomassen, H.U.J. van Thiel Groensteyn, W.A. van Tienhoven, Ir. J.Ph. Tollenaar, K.H. Tusenius en Mevrouw Tusenius, C. Veerdig en Ir. R. Verschuur, de oud-leden der Vereeniging en gasten: Ir. Wouter Cool, Ir. W.A. de Haas, Dr. H.J. Jerne, Willem Koopman, J.F.H. Koopman Jr., Mr. J.H. de Mol van Otterloo, Mej. A.H. Nijgh, Dr. E. Oosterhuis, W.J. Slaats, Jac. Vos, C.G. Vattier Kraane, N. Alan Evans, F.O.S. Bland, John H. Brier, Christoff Fischer, Edm. v. Geertruy, Prof. Dr. Fr. Henning, G. Hurtz en Frau Hurtz, Louis Jacob en Mme Jacob, Dr. Ing. I. Kuprianoff, Emile Laurent en Mme I.aurent, Dr. Ing. H. Ombeck, Dr. Maurice Piettre, Prof. Dr. Ing. R. Plank en Frau Plank, J. Raymond en Mrs. Raymond, Prof. Dr. J.E. Verschaffelt en Mevr. Verschaffelt en Arthur R.T. Woods. Als tafelpresident fungeerde de heer Vattier Kraane. als ceremoniemeester Prof. C. F. van Oyen. De eerste Spreker was hier Prof. Henning uit Berlijn. voorzitter van de Duitsche Koeltechnische Vereeniging. Spr. herinnerde aan de vele banden van vriendschap, welke tusschen de Hollandsche en de Duitsche vereeniging sinds tal van jaren bestaan. Spr. wees op de groote verdiensten, welke Holland heeft op het gebied van de koudewetenschap en herinnerde in dit verband aan mannen als Kamerlingh Onnes en Keesom. Ook dankte Prof. Henning voor de gastvrijheid, welke men steeds in Nederland ondervindt. Spr. besloot zijn rede met alle aanwezigen uit te noodigen het aanstaand voorjaar naar Duitschland te komen om tegenwoordig te zijn bij de viering van het zilveren jubileum der Duitsche Vereeniging. Over den toestand in ons land, zoo zeide Spr., behoeft men zich niet ongerust te maken. Hij heeft in dit verband slechts één verzoek aan zijn Hollandsche vrienden. Gelooft niet alles over mijn vaderland, wat in de pers geschreven wordt. Toen Adolf Hitler in Maart j.l. aan de regeering kwam, had hij 50 pct. der natie achter zich. Wanneer thans verkiezingen uitgeschreven zouden worden, zou hij ongetwijfeld 80 pct. achter zich hebben. Spr. hoopte allen in Duitschland te mogen begroeten en besloot met een dronk op de jarenlange vriendschap tusschen de Nederlandsche en de Duitsche vereeniging.
73. Vervolgens werd het woord gevoerd door den heer J. Raymond. secretaris van de Britsche vereeniging voor koeltechniek te London, die zeide, dat het steeds een groot genoegen voor hem was om Holland te bezoeken. Niet alleen is Holland bekend om zijn schoonheid en gastvrijheid, maar er zijn dingen van nog grootere beteekenis, welke men in dit land aantreft. Holland is op internationaal terrein een voorbeeld voor de wereld, ook waar het betreft de wetenschap van de koude en dit is van des te meer gewicht, aangezien deze wetenschap van groot belang is en wellicht van nog grooter belang zal blijken te zijn in de toekomst. Spr. was het een aangename plicht hier woorden van diepe bewondering en vereering te uiten uit naam van de Engelsche vereeniging voor professor de Haas en Ir. Koopman. Prof. Dr. Verschaffelt van de universiteit te Gent sprak daarna namens de Belgische vrienden woorden van hartelijken gelukwensch en uitte de hoop, dat de heeren de Haas en Koopman nog vele jaren werkzaam zouden mogen blijven in het belang van wetenschap en techniek. Een groot aantal telegrammen (zie hieronder) werd voorgelezen, waarin namens vrienden en vereerders, alsmede namens zusterorganisaties aan de jubileerende vereeniging en in het bijzonder aan de heeren de Haas en Koopman hulde werd gebracht. Hierna voerde ir. Wouter Cool het woord namens het Koninklijk Instituut van Ingenieurs, waarvan de jubilarissen beide reeds meer dan 25 jaar lid zijn. Spr. moest op reis en had voor deze gelegenheid aan zijn assistente verzocht voor bloemen voor de beide jubilarissen te willen zorgen. Toen hij hedenmiddag van zijn reis terugkwam vond hij van haar het volgende briefje: ,,Volgens Uw opdracht heb ik bloemen besteld voor Prof. de Haas en Ir. Koopman. Ik kon echter niets bedenken. dat de ,,koeltechniek” symboliseert; men kwam dan tot begrafenisbloemen! Voor Ir. Koopman is nu een mand besteld met fijnbladige lila chrysanten en wat donkerder erica; de bloemist raadde aan. ,,om het wat warmer te maken”, er donkerroode rozen in te doen, zoodat nu gesymboliseerd wordt welk een warm hart het Instituut dezen adept van de koude toedraagt. Voor Prof. de Haas bestelde ik een mand met goudkleurige chrysanten en bijpassende rozen, waarmee zou kunnen worden uitge-
74.
drukt, dat het Instituut Prof. de Haas, die als lid toetrad, toen uit universitaire kringen nog weinig contact met de techniek werd gezocht, als goud waardeert. Spr. schetste verder prof. de Haas als een man met een fijnen geest en ir. Koopman als den goedmoedigen vriend met een gouden hart. Spr. hoopte, dat zij beiden nog vele jaren in staat mochten zijn hunne werkzaamheden te blijven verrichten. De heer Tusenius uit IJmuiden, huldigde later op den avond nog zeer in het bijzonder prof. de Haas, dien hij schetste als een man van de wetenschap, die toch bijzondere belangstelling had voor de eischen en problemen van de practijk. En deze menschen hebben wij in ons land meer dan ooit noodig. Onze bedrijven staan wellicht op den rand van den afgrond en er zal heel wat in Nederland moeten veranderen, wil dit voorkomen worden. In Prof. de Haas heeft de practijk echter steeds een waar vriend gevonden en namens die groote groep van mannen uit de practijk bracht Spr. prof. de Haas daarvoor dank. Spr. hoopte, dat de voorzitter op zijn voornemen om na dit jubileum het presidium neer te leggen, zal terugkomen. Hierna sprak de heer Maurits van Gelder, secretaris van het huldigingscommité nog enkele hartelijke woorden tot den heer Koopman, die hij de kracht der Vereeniging noemde en waarvan hij hoopte, dat deze nog lang voor de Vereeniging mocht behouden blijven. Prof. de Haas en Ir. Koopman zeiden hierop dank voor de vriendelijke woorden, welke in den loop van den avond tot hen waren gesproken en betuigden hun groote erkentelijkheid voor de hun gebrachte hulde. Bij die gelegenheid deed de heer Koopman voorlezing van een verslag van ,,een koeltechnische vergadering”, dat hij jaren geleden heeft aangetroffen in ,,de Groene Amsterdammer” van 8 Mei 1926 en waarin ook sprake was van het 25 jarig bestaan van een vereeniging voor Koeltechniek. Dit verslag wekte bijzonder de lachlust van het gezelschap op. Ten slotte werd een woord van afscheid uitgesproken door den tafelpresident, den heer Vattier Kraane. Het huldigings-comité heeft wel eer gehad van zijn werk!
_________ 75.
De volgende telegrammen met gelukwenschen aan het adres der beide jubilarissen en (of) de Vereeniging werden ontvangen van de volgende leden en oud-leden en belangstellenden: Prof. Dr. Ir. H. ter Meulen uit Delft, den heer en mevrouw Prof. Dr. L.H. Siertsema uit Dubrovnik, F.H. Pyttersen en Ir. A.W. van der Poel uit Sneek, Senkingwerk uit Amersfoort, ,,de Beste Boter” uit Best, Koninklijke Begeer uit Voorschoten; van de vereenigingen voor Koeltechniek in het buitenland: Prof. Monvoisin te Parijs, namens de ,,Association Française du Froid”; Prof. Lundbuye te Kopenhagen, namens de Deensche Vereeniging voor Koeltechniek en Dr. Thor Anderson te Stockholm, namens de Zweedsche Koeltechnische Vereeniging. Ook waren bij het Secretariaat brieven van verscheidene leden der Vereeniging en andere belangstellenden, die verhinderd waren te komen en op deze wijze hunne belangstelling in dit jubileum der Vereeniging toonden, ingekomen. De beschikbare ruimte laat niet toe al deze brieven in extenso hier weer te geven, met één wordt een uitzondering gemaakt, d.i. die van den voormaligen directeur van het Institut International du Froid, die dt. 7 October 1933 aan Prof. M. de Haas schreef: Mon cher Président, C' est de la chambre où un très gros refroidissement m'oblige à garder le lit et à rester depuis dimanche dernier, que je vous adresse ces quelques lignes, n'ayant pu, en effet. voir MM. Piettre et Mooy avant leur départ de Paris. Je n'ai pu, de même, à mon grand regret, les charger de vous exprimer, de ma part, à vousmême, à M.J.F.H. Koopman, mon excellent et vieil ami, et à MM. les Membres de votre Association les sentiments divers que je viens donc formuler ici. Je vous envoie: d'une part, mes plus cordiales félicitations à l'occasion du 25e Anniversaire de l’Association Néerlandaise (Vereeniging voor Koeltechniek) pour son activité digne de tous eloges, ses féconds travaux et sa vitalité; les meilleurs souhaits que je puisse former pour l'heureux succès des deux journées de commémoration de sa fondation ainsi que mes voeux les plus sincères pour la continuation de sa prospé-
76.
rité et de son développement sous votre présidence si courtoise et si éclairée, secondée par la compétence toute particulière en matière frigorifique de votre zélé et dévoué Secrétaire- Trésorier; d'autre part, mes très vifs regrets que mon état de santé ne m'ait pas permis de prendre une part effective à vos belles réunions et excursions, auxquelles j'aurais été heureux d'assister, car elles eussent été pour moi l'heureuse occasion, non seulement d'y rencontrer des amis de toutes nationalités qui me sont chers, mais aussi de visiter, outre votre intéressant Pays et ses belles installations frigorifiques, ce magnifique Laboratoire cryogène de Leiden que je désire voir depuis si longtemps et dont, depuis treize années, je n'ai cessé, en dépit de certaines critiques, de prôner en tous Pays le merveilleux outillage, les énormes possibilités, les remarquables travaux et les belles découvertes. En vous remerciant de vouloir bien être mon interprête auprès de tous dans l'expression de ces voeux et regrets, je vous prie, mon cher President, de transmettre à MM. les Prof. W.H. Keesom et W.J. de Haas, et à leurs collaborateurs, à M.J.F.H. Koopman, à MM, les Prof. van Oyen et L. Berger et à tous les Assistants que j'ai le plaisir de connaître mes meilleurs souvenirs et ma gratitude pour le précieux concours qu'ils ont bien voulu m'apporter pendant ma direction et, pour vous-même, de croire à l'assurance cordiale de mes sentiments les plus dévoués. Le Directeur honoraire et Conseiller Technique de l'Institut international du Froid. A. BARRIER.
______________
77.
III VEREENIGINGSZAKEN. 1. Nieuwe Leden. Sedert de laatste opgave op blz. 34 van de ,,Mededeelingen” No. 70, zijn tot nieuwe leden der Vereeniging aangenomen als leden-Begunstigers: N.V. Landaal-Schelde te Utrecht, Senkingwerk, Technisch Bureau te Amersfoort, F.J.K. Addicks, Ingenieurs-Bureau te Nijmegen, Noord-Nederlandsche Machinefabriek te Winschoten, N.V. Ned. Werktuigenfabriek v.h. Hero de Groot Bodegraven, Coöp. Nijmeegsche Melkinrichting ,,Melkerij Lent” te Nijmegen; als gewone leden: P. Okkinga, Directeur der Melkproductenfabriek te Bedum (Gr.), D.K. Landaal te Utrecht (Burg. Reigerstraat 72), N.V. ,,Martinit”, Fabriek van Asbest-Cementplaten te Amsterdam, Ir. R. Sijbolts, Rijks-Nijverheidsconsulent te 's-Gravenhage, Directeur der Coöp. Stoom-Zuivelfabr, te Roden-Zevenhuizen (D.), W. Merkens, Ingenieurs-Bureau te Amersfoort, Dr. M. de Wit te Hengelo (O.), N.V. Koeltechniek te Apeldoorn, N.V. Centrale Ammoniakfabriek te Weesperkarspel, M.J.D. de Geus, Consumptie-ijsbereider te Amsterdam (Niersstraat 37), N.V. Heymans' Technische Handelsvennootschap te Amsterdam, Travail Mécanique de la Tole S.A. te Brussel, H. Davelaar, Directeur der Coöp. Stoom-Zuivelfabriek ,,Neerlandia” te Stompetoren (N.H.), N.V. Verkoop-Kantoor voor Aerocrete Gasbeton te 's-Gravenhage, (Stationsweg 91), P. Scherpenisse, Redacteur van ,,de Consumptie-ijsbereider” te Amsterdam (Sumatrastraat 91), Ir. G. Beerenborg te 's-Gravenhage (Waalsdorperweg 50), G. Windmeier Fruithandel te Rotterdam (Rechter Rottekade 57), H. Klaarhamer, Ing. bij Tech. Bur. Senkingwerk te Amersfoort.
78.
Machinefabriek en Installatie-Bureau v.h. Ir. T. Knape te Wassenaar, Coöp. Stoom-Zuivelfabriek ,,de Toekomst” te Steggerda (Fr.), Ir. J.H.A.W. Graaf van Heerdt tot Eversberg, Dir. Industrieële Mij. ,,Palembang” te 's-Gravenhage, O.M. Kirketerp, Hoofdcontroleur Nederl. Bacon Contrôle te 's-Gravenhage (van Alkemadelaan 55), J. Borgonjen, Techn. Vertegenw. N.V. Becht-Dyserink & Worthington Mach. Comp. te Amsterdam (Prins Hendrikkade 79), W. Mongrovius, Directeur van de N.V. ,,Nijko” te Beek bij Nijmegen (Straatweg 17B). Het aantal leden bedraagt 218. Opgave van nieuwe candidaten voor het lidmaatschap zal het Bestuur zeer aangenaam zijn. 2. Contributiebetaling over 1934. Ter besparing van moeite en inningskosten (ƒ 0.25), waarmede anders de contributie moet worden verhoogd, wordt den leden dringend verzocht hunne over dit jaar verschuldigde contributie, voor leden begunstigers (donateurs) ƒ 10.00 en gewone leden ƒ 2.50, of zooveel meer zij gewend of geneigd zijn te betalen, door storting of bijschrijving op de postrekening van de Vereeniging No. 97360, kantoor 's Gravenhage. te voldoen. Mocht dit in de maand Maart niet zijn geschied, dan zullen wij verplicht zijn hierover in de daarop volgende maand op de gewone wijze te beschikken. Namens het Bestuur der Nederlandsche Vereeniging voor Koeltechniek, de Secretaris-Penningmeester, J.F.H. KOOPMAN. 's-Gravenhage, 9 Januari 1934. Juliana van Stolberglaan 107.