Inhoud
Startpagina
Vetvervangers in voedingsmiddelen
071–1
Vetvervangers in voedingsmiddelen
Inleiding In vele voedingsmiddelen kunnen de aanwezige oliën en vetten geheel of gedeeltelijk worden vervangen door stoffen met een lagere energiewaarde, onder behoud van belangrijke eigenschappen zoals uiterlijk, consistentie („mondgevoel”), en smaak- en reukgewaarwording. Zulke stoffen noemt men vetvervangers. Door toepassing van vetvervangers kunnen het vetgehalte en de energiewaarde per gram van een voedingsmiddel aanzienlijk worden teruggebracht. Gezondheidsautoriteiten in vele westerse landen (in Nederland de Voedingsraad) achten een verlaging van het vetgehalte in het hele voedingsmiddelenpakket raadzaam, aangezien een te hoge vetinname een belangrijke factor is in het ontstaan van zwaarlijvigheid, die op haar beurt in verband wordt gebracht met hart- en vaatziekten, ademhalingsaandoeningen en diabetes mellitus (suikerziekte). De voedingsindustrie speelt handig in op de beschikbare medische kennis over de gevolgen van overmatig vetgebruik voor de gezondheid. Sinds lang kennen we „halvarines”, margarinevarianten waarin het vet voor de helft of meer is vervangen door een wateremulgatorenmengsel: het prototype vetvervanger. Van andere etenswaren werden „lichte” (energie- en vetarme) varianten ontwikkeld door vet weg te nemen of minder vet toe te voegen tijdens de bereiding, zonder vervangingsmiddelen te gebruiken. Dit is meestal slechts in zeer beperkte mate mogelijk zonder het betreffende voedingsmiddel merkbaar in kwaliteit te doen dalen. Moderne vetvervangers beloven in een breed scala voedingsmiddelen een optimale kwaliteit te verzoenen met een drastisch verlaagd vetgehalte en dito energiewaarde. Ondanks deze belofte lijken niet alle vetvervangers een onverdeelde zegen voor de gezondheid. Chemische feitelijkheden 1-80
Herdruk 1996
Inhoud
Startpagina
071–2
Vetvervangers in voedingsmiddelen
Deze Chemische Feitelijkheden beoogt een overzicht te geven van de stand van zaken en ontwikkelingen die gaande zijn op het gebied van vetvervanging in voedingswaren. Soorten vetvervangers: eigenschappen, veiligheid en toepassingsveld De drie hoofdbestanddelen van voedsel zijn vetten (oliën), koolhydraten en eiwitten. Elk van deze bestanddelen heeft zijn eigen karakteristieke energiewaarde bij omzetting in het menselijk lichaam; vetten leveren veruit de meeste energie (tabel 1). Vervanging van vetten door eenzelfde massa koolhydraten of eiwitten leidt dus tot een gelijktijdige afname van vet- en energieverbruik. Veel vetvervangers zijn gebaseerd op eiwitten of koolhydraten. Daarnaast worden er vetvervangers ontwikkeld op basis van (veelal synthetische) ester- en etherverbindingen en mengvormen van de diverse soorten. Tabel 1. Energiewaarde van enkele voedingsstoffen voedingsstof
concentratie
energiewaarde (kJ/g)
vetten en oliën koolhydraten, bv. suikers, zetmelen eiwitten ethanol
puur 1. puur 2. waterige gel, 25% droge stof puur puur
38 17 4 17 29
I.
Vetvervangers gebaseerd op koolhydraten
Laagvisceuse oplossingen van gemodificeerde (gedeeltelijk gehydrolyseerde) zetmelen zoals dextrines, maltodextrines en zuur- en enzymatisch gehydrolyseerde zetmelen, komen als vetvervanger in aanmerking. In de vorm van waterige gels met een gehalte aan droge stof van doorgaans 25% hebben deze zetmelen een bijna 10 maal lagere energiewaarde dan dezelfde massa vet (tabel 1). Gemodificeerde zetmelen worden sedert lang als bindmiddelen en Chemische feitelijkheden 1-80
Herdruk 1996
Inhoud
Startpagina
Vetvervangers in voedingsmiddelen
071–3
stabilisatoren in voedingsmiddelen toegepast en als absoluut veilig beschouwd. Ze worden geleidelijk en volledig in het maagdarmkanaal opgenomen en uitstekend verdragen. Vetvervanging door koolhydraatgels komt tevens tegemoet aan twee aanbevelingen: daling van de vetconsumptie en stijging van het gebruik van complexe koolhydraten (polysacchariden), uitgebracht door de Voedingsraad in haar „Richtlijnen Goede Voeding” (april 1986), en bestemd voor de gemiddelde Nederlandse bevolking. De waterige koolhydraatgels zijn niet stabiel bij hogere temperaturen. Bakken in een oven kan soms, maar bakken en braden in een pan is niet mogelijk met deze vetvervangers. Hun toepassingsveld ligt dan ook in bij relatief lage temperaturen bereide en genuttigde waren, zoals schepklare sauzen, mayonaise, margarine, broodsmeersels, pindakaas, koude desserts, consumptie-ijs en suikerwerk. Het gedeelte vet dat in deze waren door koolhydraatgels vervangen kan worden zonder dat men een smaakverandering gewaar wordt loopt nogal uiteen, maar bedraagt doorgaans niet meer dan de helft. Tabel 2 geeft voorbeelden van vetvervangers op koolhydraatbasis. Veel van deze vervangers worden tevens als bindmiddel verhandeld. Tabel 2. Enkele verkrijgbare vetvervangers op basis van koolhydraatgels handelsnaam
producent
aard (% droge stof)
kJ/g
N-Oil Tapioca NutriFat C Paselli SA2 Maltrin 040 Glucidex Snowflakes Sta-Slim
Nat. Starch & Chemical Tipiak Reach Associates AVEBE Grain Processing Corp. Roquette Cerestar/Ferruzzi Staley
dextrine (25%) dextrine (33%) dextrinemengsel (25%) enzym.gemodif.zetmeel (25%) maltodextrine (25%) maltodextrine (25%) maltodextrine (25%) maltodextrine (25%)
4 5 4 4 4 4 4 4
Polydextrose is een synthetische vetvervanger op koolhydraatbasis. Het is een wateroplosbaar condensatiepolymeer van D-glucose dat bij hoge temperatuur katalytisch wordt bereid en enige sorbitol en citroenzure restgroepen bevat. In het polymeer overheerst de 1-6 Chemische feitelijkheden 1-80
Herdruk 1996
Inhoud
Startpagina
071–4
Vetvervangers in voedingsmiddelen
glucosebinding, maar de andere glucosebindingen komen eveneens voor, willekeurig verspreid in het polymeer. Dit willekeurig voorkomen van diverse bindingen maakt polydextrose inert voor de inwerking van menselijke spijsverteringsenzymen. Het merendeel verlaat het lichaam dan ook onveranderd met de faeces. Een klein gedeelte wordt door microörganismen in de darm omgezet in koolstofdioxide en vluchtige vetzuren. Deze vetzuren worden door de darmwand opgenomen en in het lichaam verbrand. Al met al lijkt polydextrose een energiewaarde van ongeveer 4 kJ/g te hebben. Sommige onderzoekers komen echter tot (veel) hogere waarden. Bij chronische toxiciteitsstudies in de rat had polydextrose geen nadelige effecten. Metabole evenwichtsstudies bij mensen toonden aan dat polydextrose de opname en omzetting van vitaminen, mineralen en aminozuren niet beïnvloedt. Bij een dagelijkse inname van ongeveer 90 g of meer heeft polydextrose een laxerend effect, veroorzaakt door de osmotische werking van de niet opgenomen polydextrose-fractie in de dikke darm. Polydextrose werd in 1981 op de markt gebracht door Pfizer als kunstmatig ruwvezelingrediënt en is te verkrijgen in poedervorm (als carbonaat en puur) en in 70% waterige oplossing. Het is door de Amerikaanse Food & Drug Administration (FDA) goedgekeurd voor gebruik in bakwaren en -mixen in de oven, alsmede in snoepgoed, suikerwerk en suikerglazuur, saladesauzen, en puddingen en zuiveldesserts. Hierin kan polydextrose vet voor een deel vervangen. Hoewel polydextrose beter tegen hitte bestand is dan gels van gemodificeerde zetmelen kan men er niet mee braden of frituren.
II. Vetvervangers op basis van eiwitten De eerste vetvervanger op eiwitbasis is onlangs tot de Amerikaanse markt toegelaten. Op 23 februari 1990 verleende de Food and Drug Administration (FDA) aan „Simplesse”, een produkt van NutraSweet Co. (al bekend van aspartaam) de status van GRAS („generally recognized as safe”) voor gebruik in vriesdesserts. Ook Kraft Chemische feitelijkheden 1-80
Herdruk 1996
Inhoud
Startpagina
Vetvervangers in voedingsmiddelen
071–5
en Reach Associates ontwikkelen vetvervangers uit eiwitten, naar het lijkt redelijk getrouwe kopieprodukten van Simplesse. Simplesse wordt bereid uit eiwitten afkomstig uit wit van eieren of afgeroomde melk. Deze eiwitten ondergaan een gepatenteerd proces genaamd „microparticulatie”: ze worden verhit, net voordat ze coaguleren intensief opgeklopt en weer afgekoeld. De eiwitbolletjes die hieruit voortkomen zijn met hun diameter tussen 0,1 en 2 µm te klein om individueel door de tong te worden waargenomen. Op de tong creëert Simplesse dan ook een romige, „vloeibare” sensatie die sterk aan vet (olie) doet denken. Naast eiwit bevat Simplesse water en kleine hoeveelheden suiker, pectine, lecithine en citroenzuur, maar geen cholesterol. Het geheel heeft een energiewaarde van 5,5 kJ/g. NutraSweet onderzocht de eiwitten in Simplesse op fysicochemische veranderingen, kwalitatief verschillend van die, welke optreden bij „conventionele” bewerkingen van eiwithoudend voedsel en vond er geen. Microparticulatie van eiwitten zou derhalve niets wijzigen aan hun opname en omzetting in het menselijk lichaam. NutraSweet wijst er ook op dat eiwitbolletjes, gelijkwaardig aan die in Simplesse, in veel voedingsmiddelen voorkomen (bijv. caseïnemicellen in melkprodukten) als gevolg van algemeen aanvaarde bewerkingstechnieken. Simplesse zou geschikt zijn voor iedereen die niet allergisch of anderszins gevoelig is voor eieren en melk. Mensen op een eiwitbeperkt dieet wordt aangeraden een arts te raadplegen. Simplesse is meer dan enige andere vetvervanger gevoelig voor hitte. Met het smeren van Simplesse-houdend broodbeleg of margarine op versgeroosterd brood is de uiterste temperatuurgrens van toepasbaarheid van Simplesse ongeveer bereikt. Hoewel NutraSweet de GRAS-status voorlopig alleen voor Simplesse in vriesdesserts heeft aangevraagd en verkregen, is Simplesse volgens het bedrijf ook geschikt om vet gedeeltelijk te vervangen in salade- en dipsauzen, mayonaise, margarine, yoghurt, kaassmeersels en zure room. Volgens NutraSweet’s eigen recepten daalt de energiewaarde van genoemde produkten bij vervanging van vet door Simplesse met Chemische feitelijkheden 1-80
Herdruk 1996
Inhoud
Startpagina
071–6
Vetvervangers in voedingsmiddelen
30% (yoghurt) tot 80% (margarine), afhankelijk van onder andere het deel van het vet dat Simplesse kan vervangen. III. Vetvervangers op basis van esters De heterogene groep esters in deze categorie vetvervangers bevat enkele produkten die het ideale profiel van een vetvervanger dicht lijken te benaderen: zeer hittebestendig, een energiewaarde nagenoeg gelijk aan nul en geschikt om in menig voedingsmiddel (bijna) al het vet te vervangen zonder dat dit tot merkbaar kwaliteitsverlies leidt. De meeste van deze stoffen zijn nog volop in ontwikkeling en de tijd zal leren of zij ook toxicologisch en fysiologisch de toets kunnen doorstaan. Het boegbeeld van deze klasse vetvervangers is „Olestra”, een sucrosepolyester ontwikkeld door Procter & Gamble. De FDA beraadt zich al over toelating van Olestra sinds april 1987. Ook DaiIchi en Unilever hebben sucrosepolyester-patenten. Unilever staat naar verluidt klaar om met de produktie van haar sucrosepolyesterversie te beginnen, maar wacht wellicht het oordeel van de FDA over Olestra en/of het verlopen tussen nu en 1992 van enkele belangrijke sucrosepolyester-patenten van Procter & Gamble af. Mitsubishi-Kasei heeft al sinds 1984 een sucrosepolyester op de Japanse markt, niet als vetvervanger, maar in kleine hoeveelheden als emulgator. Zoals vetten vooral uit triglyceriden (triësters van vetzuren en glycerol) bestaan, zo is sucrosepolyester een mengsel van hexa-, heptaen octaesters van vetzuren en sucrose. Sucrosepolyesters lijken in vrijwel al hun (bio-)chemische en fysische eigenschappen (bv. bestendigheid tegen oxidatie en hitte, oppervlaktespanning, smaak) zeer veel op de triglyceriden met dezelfde vetzuren. Er is een belangrijke uitzondering: de vetsplitsende enzymen in het maagdarmkanaal hebben geen vat op sucrosepolyesters. In ongesplitste vorm worden sucrosepolyesters niet of nauwelijks opgenomen in de darmen. Ze verlaten het lichaam derhalve onveranderd, de energiewaarde is dus nihil. Procter & Gamble bereidt Olestra uit sucrose en de methylesters van Chemische feitelijkheden 1-80
Herdruk 1996
Inhoud
Startpagina
Vetvervangers in voedingsmiddelen
071–7
de gewenste vetzuren door middel van transesterificatie in een oplosmiddelvrij milieu. Het is mogelijk dat sucrosepolyesters van de andere ontwikkelende bedrijven qua samenstelling (licht) van Olestra afwijken ten gevolge van andere syntheseprocedés. De grootste belemmering voor het gebruik van sucrosepolyesters als vetvervangers is wellicht „anale lekkage”. De sluitspier van de endeldarm kan namelijk de vloeibare sucrosepolyester-substantie niet volledig afstoppen. Procter & Gamble heeft daarom sucrosepolyesters ontwikkeld met een hoog smelttraject, die bij lichaamstemperatuur redelijk „vast” zijn. Ook heeft het bedrijf additieven die de viscositeit van sucrosepolyesters verhogen gepatenteerd. Het is niet bekend in hoeverre deze maatregelen effectief zijn en of zij de gewenste kwaliteiten van sucrosepolyesters als vetvervangers niet ten negatieve beïnvloeden. Op hun weg door het maagdarmkanaal vormen sucrosepolyesters een vettige film waarin vetoplosbare stoffen zoals vitamines A, D, E en K en cholesterol deels worden meegevoerd. Om een vitaminetekort als gevolg van sucrosepolyester-gebruik te voorkomen nam Procter & Gamble een patent op Olestra waaraan genoemde vitamines bij voorbaat zijn toegevoegd. Het verlagend effect (tot 20%) van sucrosepolyester-gebruik op de bloed-cholesterol-concentratie en het breed uitmeten daarvan in de Amerikaanse pers, laat misbruik aldaar (drinken van puur sucrosepolyester) vrezen. Voorts kan een minieme „passieve” opname (in de ordegrootte van 0,1%) van ongesplitste sucrosepolyesters in het menselijk maagdarmkanaal (nog) niet met zekerheid worden uitgesloten. Indien een dergelijke opname zou blijken plaats te vinden moeten er aanvullende chronische toxiciteitsstudies worden uitgevoerd. Warenwettelijk is de zaak Olestra uniek. Nog nooit werd de FDA geconfronteerd met een voedingsingrediënt dat in zulke voorzienbaar enorme concentraties en totale hoeveelheden geconsumeerd zou kunnen gaan worden, en dat aldus tal van aspecten van de warenwetgeving tot herziening dwingt. De biologische afbreekbaarheid van sucrosepolyesters in huishoudelijk afvalwater en daarmee de gevolgen van massaal sucrosepolyester-verbruik voor het milieu, zijn nog een vraagteken. Al met al Chemische feitelijkheden 1-80
Herdruk 1996
Inhoud
Startpagina
071–8
Vetvervangers in voedingsmiddelen
laat de toelating van Olestra op de Amerikaanse markt waarschijnlijk nog wel even op zich wachten. Procter & Gamble heeft de FDA verzocht om Olestra toe te laten als bestanddeel van slaolie en braaden bakvet voor thuisgebruik (tot 35 massaprocent) en van bakvet voor horeca en industrie (tot 75 massaprocent), met name voor het bakken van snacks. Daarnaast zou het produkt ook geschikt zijn voor de meeste, zo niet alle toepassingen van vetvervangers op koolhydraat- of eiwitbasis. Vetzure esters van polyglycerol zijn in enkele EEG-lidstaten toegelaten als emulgatoren in koekjes en glansverhogers in chocolade. Ze worden ook gebruikt in „Weight Watchers” consumptie-ijs in de VS. Hun uiterlijk en smaak is vergelijkbaar met die van normale vetten. Het is niet bekend of alleen de vetzuren of ook de polyglycerolketen wordt verteerd in het menselijk lichaam. In het eerste geval hebben polyglycerolesters een energiewaarde van ongeveer 8 kJ/g, in het andere geval 25 tot 27 kJ/g. Diarree is hun enige, incidentele bijwerking. Carboxy/carboxylaatesters zijn verbindingen van het type: (R’-C-O-)m-R-(C-O-R’)n, waarbij: R en R’ alkylketens zijn (C1-C30), O en m en n minstens gelijk aan 1 O zijn. Nabisco Brands nam een patent op deze verbindingen in 1987. Ze worden gedeeltelijk afgebroken in het menselijk lichaam en zijn waarschijnlijk hittebestendig, getuige hun gepatenteerde toepassing als onder andere bak- en braadvet. Esterified propoxylated glycerol (EPG) is een vetvervanger gepatenteerd door ARCO Chemical. Glycerol wordt veretherd met propeenoxide en het daaruit voortkomende „verlengde” glycerol wordt geacyleerd met, al of niet natuurlijke, C8-C24 vetzuren. Het aldus ontstane EPG wordt noch gesplitst noch opgenomen in de menselijke darmen. Voorlopige onderzoeken zouden hebben uitgewezen dat het veilig gebruikt kan worden. Over de hittebestendigheid van deze vetvervanger is nog weinig bekend. Jojoba-olie is een mengsel van lineaire esters van enkelvoudig onChemische feitelijkheden 1-80
Herdruk 1996
Inhoud
Startpagina
Vetvervangers in voedingsmiddelen
071–9
verzadigde vetzuren en alcoholen, beide met lange ketens (C20-C22). Het wordt geëxtraheerd uit de zaden van de woestijnplant Simmonsa californica. Jojoba-olie smaakt redelijk en heeft goede fysische eigenschappen, als is het smelttraject (rond 10 °C) wat hoog voor veel toepassingen. In-vitro-studies met enzymen tonen aan dat jojoba-olie in de menselijke darmen waarschijnlijk enigszins wordt gesplitst en opgenomen. Zelfs al zou de toxiciteit, waargenomen bij ratten op een dieet van 16% jojoba-olie, de toepassing als vetvervanger niet in de weg staan, dan nog zal de hoge kostprijs en de beperkte verkrijgbaarheid van jojoba-olie zijn toepassing als vetvervanger vooralsnog beperken tot speciale diëten. Tabel 3 geeft een overzicht van genoemde en andere vetvervangende substanties op esterbasis. Tabel 3.
Voorbeelden van vetvervangende esterverbindingen
aard
kJ/g
sucrosepolyesters
0
sterisch gehinderde esters 20 esters van polyglycerol 26 carboxy/carboxylaatesters >0 esterified propoxylated 0 glycerol (EPG) dialkyl dihexadecylmalonaat ? (DDM) trialkoxytricarballylaat (TATCA) ? trialkoxycitraat (TAC) ? jojoba-olie >0 *
ontwikkelaar/ producent
stadium
Procter & Gamble, Unilever, Dai-Ichi, Mitsubishi Procter & Gamble diverse Reynolds Nabisco ARCO Chemical
VS:FDA Japan:markt* ontwikkeling markt ontwikkeling ontwikkeling
Frito-Lay/Pepsi Cola
ontwikkeling
CPC CPC Nestlé
ontwikkeling ontwikkeling ontwikkeling
Op de markt als functioneel voedingsadditief, niet als vetvervanger.
Chemische feitelijkheden 1-80
Herdruk 1996
Inhoud
Startpagina
071–10
Vetvervangers in voedingsmiddelen
IV. Vetvervangers op basis van ethers Geen enkele vetvervanger op etherbasis bevindt zich in een gevorderd stadium van ontwikkeling. Voor enkele verbindingen bestaan er aanwijzingen dat de ontwikkeling gestaakt is. We beperken ons tot de opsomming in tabel 4. Tabel 4. Voorbeelden van vetvervangende etherverbindingen aard
kJ/g
ontwikkelaar
polysiloxanen glycerol diëthers/glycerol diëthers monoësters trialkyloxyglycerylether (TGE; glycerol triëther) diether fytanyl fosfatidyl glycerol fosfaat (membraanlipide van Halobacterium halobium)
0 0 0 0
Dow Corning Swift & Co. CPC Utah State University
V. Gemengde vetvangers Eigenschappen, veiligheid en toepassingen van gemengde vetvangers zijn af te leiden uit die van hun bestanddelen. Tabel 5 geeft voorbeelden van gemengde vetvervangers in de handel of in ontwikkeling. Tabel 5. Voorbeelden van gemengde vetvervangers handelsnaam
ontwikkelaar/ producent
NutriFat PC NutriFat PC„Supreme”
Reach Assoc. Reach Assoc.
Olestrin
Reach Assoc.
N-Flate
Nat. Starch & Chemical
*
aard dextrines/onbewerkte eiwitten dextrines/eiwitbolletjes verkregen door middel van microparticulatie dextrines/sucrosepolyester/ plantaardige vetten emulgator/zetmeel/guar/ melkpoeder
Pre(registratie) = produkt (nog) niet aangeboden ter registratie.
Chemische feitelijkheden 1-80
Herdruk 1996
kJ/g stadium 4 markt 4 prer * 12
prer
*
? markt
Inhoud
Startpagina
Vetvervangers in voedingsmiddelen
071–11
Samenvatting en conclusie Vetvervangers in diverse stadia van ontwikkeling zijn gebaseerd op koolhydraten, eiwitten, esters, ethers of mengsels van deze stoffen. Vetvervangers op koolhydraat- of eiwitbasis zijn toxicologisch onverdacht, relatief energiearm (maar niet energieloos), weinig bestand tegen hoge temperaturen en kunnen het vet in voedingsmiddelen slechts ten dele vervangen zonder afbreuk aan de kwaliteit te doen. Vetvervangers bereid uit koolhydraten zijn al op de markt in Europa (Nederland inbegrepen), de VS en elders, en nu de eerste vervanger op eitwitbasis in de VS is toegelaten lijkt het slechts een kwestie van tijd vooraleer deze ook op de Europese markten verkrijgbaar zal zijn. In Nederland zal DMV (Veghel) in de loop van 1991 beginnen met de produktie van Simplesse op een nog te bouwen produktielijn in Rijkevoort. Vetvervangers die geschikt zijn voor bakken en braden en voor vervanging van het merendeel of al het vet in voedingswaren, zijn te vinden in de esterklasse. Sommige van deze verbindingen hebben een energiewaarde van nihil of nagenoeg nihil. Geen enkele ester heeft al markttoelating als vetvervanger; wel worden sommige esters/vetvervangers-in-spe in kleine hoeveelheden gebruikt als functioneel voedingsadditief, bv. als emulgator (sucrosepolyester in Japan; polyglycerolesters in sommige Europese landen). Het produktdossier van de eerste vetvervangende ester ligt thans al 3 jaar ter goedkeuring bij de FDA. De toxicologische evaluatie van dit produkt zal wellicht nog enige tijd vergen en zo het eindoordeel van de FDA nog geruime tijd opschorten. De mogelijkheid dat de FDA het gebruik van Olestra zal beperken tot mensen met bepaalde aandoeningen, voor wie een (te) hoog lichaamsgewicht een ernstig gezondheidsrisico betekent (bv. diabeten), is niet geheel denkbeeldig. De ontwikkeling van de meeste potentiële vetvervangers op etherbasis lijkt al in een vroeg stadium te zijn afgebroken. Tot slot: wanneer uw eetlust deze Chemische Feitelijkheden weer te boven is, bedenk dan dat vetvervangers niet alleen substitueren voor vet in voeding, maar ook voor een evenwichtige voeding en voldoende lichaamsbeweging in uw leefpatroon. Anders gezegd: wie zijn gezondheid en figuur wil verbeteren of behouden, betracht beter
Chemische feitelijkheden 1-80
Herdruk 1996
Inhoud
Startpagina
071–12
Vetvervangers in voedingsmiddelen
een beetje discipline in genoemde zaken dan zijn toevlucht te nemen tot vetvervangers. Literatuur – – – – –
A. Gillis, Fat substitutes create new issues. J. Am. Oil Chemists Soc. 65 (11) (1988) 1708-1712. R. G. LaBarge, The search for a low-caloric oil. Food Technol. 42 (1) (1988) 84-90. B. F. Haumann. Getting the fat out. Researchers seek substitutes for full-fat fat. J. Am. Oil Chemists Soc. 63 (3) (1986) 278288. S. M. Lee. Fat substitutes. A literature survey. Food Focus, April 1989. A. P. G. Kieboom, Natuur en Techniek 57 (1989) 954-965.
Met dank aan Dr. G. Mieth (Akademie der Wissenschaften der DDR, Zentralinstitut für Ernährung, Bergholz-Rehbrücke, DDR). April 1990 Dr. Harald W. A. Teeuwen
Chemische feitelijkheden 1-80
Herdruk 1996