De tweede fase
Brochure voor leerlingen en hun ouders/verzorgers
Voorwoord Geachte ouders of verzorgers, beste jongens en meisjes, Deze gids is gaat de over bovenbouw havo/vwo op de locatie Wijdschildlaan van het Merewade College. De gids richt zich tot u, ouders en/of verzorgers, maar is zeker ook bedoeld voor jullie, de leerlingen uit klas 3 en tl4. Om niet voortdurend u en jij door elkaar te halen, ga ik door in de “je” en “jij” vorm. De tweede fase – een andere naam voor de bovenbouw havo en vwo - is een aantal jaren geleden in het Nederlandse onderwijsbestel ingevoerd met als belangrijkste reden een betere voorbereiding op de vervolgstudies in het hoger beroepsonderwijs en het wetenschappelijk onderwijs. Inmiddels zijn er, zoals misschien bij jullie bekend is, al wat aanpassingen geweest. Zo is voor het nieuwe schooljaar bekend dat de deelvakken Frans en Duits verdwijnen. Er komen weer “volledige” vakken voor in de plaats. Ook het vak Algemene Natuurwetenschappen is bijvoorbeeld niet meer verplicht op de havo. Het is voor de beleidsmakers op het ministerie, zo lijkt het, een voortdurende zoektocht om de juiste balans te vinden tussen zelfstandig studeren, zoveel mogelijk aansluiten bij jullie interesses en de hoge eisen die het vervolgonderwijs stelt. Onze school heeft ervoor gekozen om in een zo vroeg mogelijk stadium de voorbereiding op de bovenbouw te laten beginnen. Vandaar dat wij meteen vanaf klas 1 gekozen hebben om in vijf periodes te gaan werken zoals dat ook in de bovenbouw gebeurt. Ook het werken met studieplanners gebeurt al vanaf het moment dat jullie hier op school zijn gekomen. Dit heeft natuurlijk alles te maken met de inzet om de overgang van de onderbouw naar de bovenbouw zo soepel mogelijk te laten verlopen. Vervolgens hopen wij dat door deze aanpak de instroom naar het hoger beroepsonderwijs en het universitaire onderwijs beter gaat lopen. Ook de aanwezigheid van een goed ingericht open leercentrum, kan bijdragen aan een zo goed mogelijke voorbereiding op je vervolgopleidingen. Deze gids probeert jullie meer inzicht te geven hoe de tweede fase er vanaf 2007 op onze school uitziet, uiteraard uitgaande van de landelijke richtlijnen en wijzigingen. Ik hoop van harte dat jullie met goed gevolg de 3de of 4de klas zullen afronden. Bovendien hoop ik dat jullie dit schooljaar zullen gebruiken om een zo goed mogelijke keuze te maken voor de bovenbouw. Voor vragen kunnen je je wenden tot jullie mentor, decaan, coördinator of tot je docent. Met vriendelijke groet, J. van Veen, rector. Inhoud 1 2 3 4 5
Inleiding Het studiehuis op het Merewade College De voorzieningen in het studiehuis Begeleiding en verantwoordelijkheden Wat in het studiehuis verwacht mag worden Gemeenschappelijk deel, profielen, vrije-deelvakken Het aanbod in het vwo
4 6 8 9 10 12 15
6 7
8
Het aanbod in het havo Doorstroming en examendossier De vakken in de tweede fase 7.1 Aardrijkskunde 7.2 Algemene natuurwetenschappen (ANW) 7.3 Biologie 7.4 Culturele en Kunstzinnige Vorming 1 7.5 Culturele en Kunstzinnige Vorming 2 en 3 7.6 Economie 7.7 Engels 7.8 Frans en Duits 7.9 Geschiedenis en staatsinrichting 7.10 Informatica 7.11 Lichamelijke opvoeding 7.12 Maatschappijleer 7.13 Management en organisatie 7.14 Natuurkunde 7.15 Nederlands 7.16 Scheikunde 7.17 Wiskunde Begrippenlijst
16 17 20 20 23 25 25 26 27 29 30 31 32 32 33 34 34 35 36 36 39
1 Inleiding De tweede fase is een vervolg op de basisvorming. Nadat de leerlingen van de basisschool komen, wordt in de basisvorming verder gegaan met een brede vorming. Toepassing van opgedane kennis, vaardigheden en samenhang tussen de vakken zijn de sleutelbegrippen van de basisvorming. Het gaat erom dat het onderwijs niet bestaat uit losse puzzelstukjes, maar inhaakt op de omgeving van de leerling, met de nadruk op doe-activiteiten. Ook wordt tijdens de basisvorming bekeken wat de leerling daarna wil en kan gaan doen. Leerlingen van wie verwacht wordt dat ze willen en kunnen gaan studeren aan universiteit of hbo-school, moeten na de basisvorming eerst de Tweede Fase Voortgezet Onderwijs afronden. Ook de tweede fase mikt op brede vorming, maar nog meer op het aanbrengen van studievaardigheden met als doel succes bij de vervolgstudie. Het onderwijs van de tweede fase is verdeeld in een vwo-stroom en een havo-stroom. Het programma bestaat uit drie delen. Het gemeenschappelijk deel is voor alle leerlingen verplicht. Het profieldeel bestaat uit vier groepen van verplichte (deel)vakken, de zogenaamde profielvakken. In het profiel wordt ook minimaal één profielkeuzevak gevolgd. Gedurende drie periodes worden twee profielkeuzevakken gevolgd. Hierdoor is daarna een weloverwogen keuze mogelijk. Een leerling kan het andere profielkeuzevak in de vrije ruimte volgen. Het vrije deel tenslotte bestaat uit vrij te kiezen vakken; dat kunnen deelvakken uit andere profielen zijn, maar ook speciale vrije-deelvakken, bijvoorbeeld informatica. Ook alle overige activiteiten zoals buitenlandse reizen, loopbaanoriëntatie en -begeleiding, schoolclubactiviteiten en leerling-assistentschappen horen tot het vrije deel. Op het profieldeel gaan we iets dieper in. Er zijn vier profielen: Cultuur en Maatschappij (C&M), Economie en Maatschappij (E&M), Natuur en Techniek (N&T) en Natuur en Gezondheid (N&G). Deze profielen sluiten ieder aan op een groep studies aan universiteit of hogeschool. In ieder profiel zijn er drie tot vijf verplichte profielvakken, die tegelijk de kern van het examenprogramma vormen. In de tweede fase is er veel aandacht voor de leeromgeving. Die heeft zelfs een speciale
naam: het studiehuis. Het doel van het studiehuis is om via een motiverende leeromgeving de leerling te brengen tot actief en zelfstandig leren. Dat houdt in dat de leraren de leerlingen leren om zelf verantwoordelijkheid te dragen voor hun studie en om zelf het initiatief te nemen tot de nodige leeractiviteiten Studeren kost natuurlijk tijd. Deze tijd wordt in de tweede fase studielast genoemd. Studielast is alle tijd die een leerling nodig heeft voor de studie en alles wat daarbij hoort, zowel op school als thuis. Het inrichtingsbesluit voor de tweede fase gaat uit van een studielast van 40 klokuren per week. Hiervan brengt de leerling zo’n 25 klokuren door met geprogrammeerde activiteiten, de zogenaamde contacttijd. De rest, 15 uur, studeert de leerling zelfstandig op school en thuis. Voor alle deelvakken is de studielast vastgesteld op een veelvoud van 40 klokuren. Zo staat er voor het vak Economie 1 in vwo een studielast van 7 x 40 = 280 klokuren. Centrale vraag in het studiehuis is hoe de leerling komt tot actief en zelfstandig leren. Het Merewade College gaat nog een stapje verder. Wij spreken over zelfverantwoordelijk leren. Het gaat daarbij om een doel, namelijk dat de leerling uiteindelijk de verantwoordelijkheid voor zijn of haar studie volledig zelf draagt. Dat is immers de startsituatie op het universitair onderwijs en het hbo. Lang niet alle leerlingen zullen deze doelstelling halen Aan het begin van klas 4 bestaan er al grote verschillen tussen leerlingen in de mate van verantwoordelijkheid die ze aankunnen. Die verschillen kunnen in de tweede fase nóg groter worden. Het doel van het Merewade-team is echter om elke leerling tot het nemen van eigen verantwoordelijkheid te brengen, rekening houdend met wat hij of zij aankan. Daarvoor is het noodzakelijk dat de leerling niet alleen een aantal studievaardigheden onder de knie krijgt, zoals informatie zoeken en ordenen, samenvattingen of schema’s maken of de kwaliteit van zijn werk beoordelen, maar ook leert om dat te doen op eigen initiatief, dus zonder dat de leraar er iedere keer opdracht voor geeft! Dit alles is een belangrijke voorwaarde om straks op universiteit of hbo-school die eigen verantwoordelijkheid te kunnen nemen.
2 Het studiehuis op het Merewade College Scholen zijn tamelijk vrij om het studiehuis naar eigen inzicht in te richten. Op het Merewade College wordt gewerkt in periodes. Dit heeft voor de leerlingen twee voordelen: ten eerste bevordert het de afbakening en planning van de leerstof en ten tweede zijn de mogelijkheden voor het kiezen van (deel-)vakken veel groter dan bij andere systemen. De stof van bijna alle vakken is in modules verdeeld, elk met een studielast van 40 klokuren. Het vak Lichamelijke Opvoeding 1 is niet in modules verdeeld, maar wordt wekelijks op bepaalde uren gevolgd. Er zijn in een schooljaar vijf perioden. Tijdens een periode volgt een leerling 7 à 8 vakken tegelijk. Snellere leerlingen kunnen meer vakken volgen, mits het rooster dat toestaat. De planner krijgt de leerling aan het begin van elke periode van de leraar. Alle groepsactiviteiten met hun vermoedelijke tijdsduur staan erin, zodat de leerling ongeveer weet hoeveel tijd er overblijft voor individueel werk. Voor iedere module volgt een leerling drie wekelijkse lesuren. Op het eerste lesuuur zijn de verbeteruren ingeroosterd. Leerlingen schrijven zich daarvoor in. Zij moeten dit doen als de module van de vorige periode onvoldoende was of als het schoolexamencijfer van het vak onvoldoende is. Natuurlijk kunnen leerlingen zich ook vrijwillig opgeven voor een verbeteruur. In een verbeteruur is het aantal leerlingen beperkt tot 18, zodat er op een goede manier gewerkt kan worden aan achterstanden. De schooldag duurt in principe van 8.30u tot 16.10u. Tussendoor mogen leerlingen het
schoolgebouw niet verlaten. Af en toe zal er een les uitvallen door afwezigheid van een leraar; deze tijd brengen de leerlingen op school studerend door. Gezien de forse studielast is het nodig dat de leerling de tijd die hij op school is optimaal gebruikt voor studie. Op school zijn immers de studiemiddelen en deskundige begeleiding voorhanden. Af en toe zal het rooster worden doorbroken voor activiteiten buiten school. Dit kan uiteenlopen van het bezoeken van theatervoorstellingen tot uitwisselingsprojecten, excursies en stages. Al deze activiteiten zijn ingepast in het onderwijsprogramma, waarbij rekening is gehouden met de studielast. Hetzelfde geldt voor het profielwerkstuk en alle praktische opdrachten. Hiermee worden overlading van het programma en piekbelasting in bepaalde perioden van het schooljaar voorkomen. 3 De voorzieningen in het studiehuis Boeken Alle nodige boeken worden gehuurd bij een gespecialiseerd bedrijf. De boeken zijn helemaal toegesneden op het ontwikkelen van het zelfstandig leren.
Andere media Het hart van ons studiehuis vormt ons uitstekend ingerichte Open Leer Centrum (OLC), waar gratis boeken kunnen worden geleend en waar leerlingen gratis gebruik kunnen maken van uitgebreide documentatie op bij voorbeeld cd-rom. Ook het zoeken van informatie op het Internet is mogelijk. Een mediathecaris, onderwijsassistenten en vrijwilligers staan de leerlingen bij het werken in het OLC terzijde. Lokalen Uiteraard zijn ook in de lokalen allerlei leermiddelen en media aanwezig, zoals practica, video, e.d. In veel lokalen kan door de verschillende vakken gewerkt worden met computers/(laptops). Studieruimten Behalve in de lokalen en in het OLC kunnen de leerlingen studeren in twee ruimten, namelijk de Centrale Hal en de studietuin. De studietuin op de tweede verdieping is bedoeld als stille studieruimte. Hier mag absoluut niet worden gepraat. 4 Begeleiding en verantwoordelijkheden De leerling moet zich in de loop van de tweede fase ontwikkelen in de richting van zelfverantwoordelijk leren, maar dat proces kost tijd. Sommige leerlingen grijpen de geboden eigen verantwoordelijkheid met beide handen aan; anderen blijven zich afhankelijk gedragen en de verantwoordelijkheid voor het leren van zich afschuiven. Tussen deze uitersten bevindt zich een peloton dat dank zij een intensieve begeleiding tot zelfverantwoordelijk leren zal komen. Deze begeleiding is allereerst in handen van de leraren. Zij dragen geleidelijk de belangrijkste studievaardigheden aan de leerling over, zoals: Leerdoelen stellen
Wat wil/moet ik leren?
Voorbereiding op het leren
Waar gaat het over? Wat weet ik er al van? Welke spullen heb ik nodig?
Uitvoeren van het leren in de tijd
Hoe plan ik het leren? Welke manier van leren is voor mij en voor
deze leerstof de beste? Vastleggen van het geleerde
Hoe zorg ik dat ik het niet vergeet? Hoe maak ik een schema of een samenvatting? Hoe en wanneer herhaal ik?
Beoordelen van de kwaliteit van het werk
Hoe weet ik dat ik het goed heb gedaan? Waaraan moet ik nog werken?
Om te begeleiden bij algemene studie- en sociaal-emotionele problemen en ook om samenhang in de begeleiding door de leraren te brengen heeft elke leerling een eigen mentor. De mentor is ook contactpersoon voor de ouders. De mentor volgt de ontwikkeling van de leerling op de voet, helpt bij de oplossing van praktische problemen bij voorbeeld bij ziekte en voert gesprekken met de leerling en diens leraren. De decaan verzorgt de Oriëntatie op Studie en Beroep (OSB). Bij het kiezen van het profiel, de vakken en modules van het vrije deel én bij het kiezen van een vervolgopleiding krijgt de leerling keuzebegeleiding van de decaan. Als de studie niet volgens plan verloopt gaat de leerling zich met de decaan opnieuw op zijn loopbaan oriënteren. De coördinator is verantwoordelijk voor de algemene gang van zaken in het studiehuis. Met de leerlingen spreekt de coördinator vooral bij gedragsproblemen en conflicten. Ook de ouders of verzorgers hebben een belangrijke rol. De leerling zal immers wekelijks zo’n 10 à 15 klokuren thuis moeten studeren. De school verwacht dat de ouders de leerling begeleiden in het maken van keuzes voor de besteding van de tijd buiten school. Het is van belang om een juiste balans tussen de studie op school en de activiteiten naast school te vinden. 5 Gemeenschappelijk deel, profielen, keuze/profielvakken en vrije-dee-vakken Het Merewade College biedt in het studiehuis ruime keuzemogelijkheden. Op de volgende pagina is het totale aanbod te zien, verdeeld over gemeenschappelijk deel, profielen, profielkeuzevakken en het vrije deel. Achter elk vak staat de studielast vermeld. Gemeenschappelijk deel Het gemeenschappelijk deel bevat voor alle leerlingen dezelfde vakken. De meeste aandacht krijgen de vakken Nederlands en Engels. Daarnaast zorgen vakken zoals Culturele en Kunstzinnige Vorming, Algemene Natuur- wetenschappen, lichamelijke opvoeding, maatschappijleer en een tweede modernevreemde taal op het VWO voor een brede vorming. Op het havo ontbreekt de 2e moderne vreemde taal en ANW in het gemeenschappelijk deel. Bij CKV gaat het vooral om kennismaking met de maatschappelijke betekenis van kunst en cultuur. Bij ANW staan de maatschappelijke kanten van wetenschap en technologie centraal, zoals wetenschappelijk-ethische vraagstukken. Profielen Er zijn vier profielen, namelijk Cultuur en Maatschappij, Economie en Maatschappij, Natuur en Techniek en Natuur en Gezondheid. Tussen deze vier moet de leerling kiezen. Elk profiel kent een aantal verplichte profielvakken. Binnen de profielen moet de leerling ook nog een keuze maken bij de profielkeuzevakken. Tenslotte kan de leerling het profiel aanvullen met vakken uit andere profielen of met vakken uit het vrije deel. De procedure voor de keuze verloopt globaal als volgt: Na het eerste rapport in klas 3 maken de leerlingen een voorlopige profielkeuze. De docenten adviseren voor wat betreft hun eigen vak. In februari t/m april spreken de decanen met de leerlingen over de
profielkeuze. Rond 15 mei moet de definitieve profielkeuze gemaakt zijn. Naast interesse en motivatie, speelt wat de leerling kan natuurlijk een belangrijke rol bij de profielkeuze. Het profiel Natuur en Techniek bereidt voor op technisch-wetenschappelijke studies, zoals die o.a aan technische universiteiten worden verzorgd. Interesse en ‘aanleg’ voor wiskunde, natuurkunde en scheikunde zijn belangrijk wanneer een leerling dit profiel wil kiezen. Met het profiel Natuur en Gezondheid kun je naar opleidingen die met gezondheidszorg, natuurlijke omgeving en chemie te maken hebben. Interesse en ‘aanleg’ voor Wiskunde, scheikunde en biologie zijn belangrijk wanneer een leerling dit profiel wil kiezen. Het profiel Economie en Maatschappij bereidt je voor op economische en maatschappelijke studies. Belangstelling voor economie / cijfers, maatschappelijke ontwikkelingen zijn belangrijk wanneer de leerling dit profiel wil kiezen Het profiel Cultuur en Maatschappij sluit aan op studies in de sfeer van cultuur, talen, onderwijs, bestuur, recht, journalistiek enzovoort. Belangstelling voor talen, cultuur en maatschappelijke ontwikkelingen zijn belangrijk wanneer een leerling dit profiel wil kiezen. Veranderen van profiel( zonder tijdverlies) is vrijwel onmogelijk tussen een Natuur- en een Maatschappijprofiel. In zeer beperkte mate is een overstap mogelijk van Economie naar Cultuur of andersom, of van Techniek naar Gezondheid (of andersom). De mogelijkheid tot overstappen hangt mede af van het tijdstip + de gekozen vakken in het vrije deel en de profielkeuzevakken. Binnen elk profiel moet een profielwerkstuk worden gemaakt. Dit is eigenlijk een groot werkstuk waarbij een eigen onderzoek moet plaats vinden. Het heeft een studielast van 80 uur. Keuze/profielvakken Vanaf 2007 kunnen leerlingen binnen hun profiel een zogenaamd profielkeuzevak kiezen. Bij het profiel C&M maken zij een keuze uit een van de drie kunstvakken, bijv. drama of muziek en daarnaast moeten zij kiezen tussen aardrijkskunde of economie. Bij het profiel EM kunnen leerlingen kiezen uit Aardrijkskunde en Management en organisatie. Bij het profiel Natuur en gezondheid kunnen zij kiezen uit aardrijkskunde en natuurkunde en bij het profiel Natuur en techniek uit biologie en informatica. Bij de keuze van dit profielkeuzevak geldt natuurlijk ook dat belangstelling en aanleg een belangrijke rol spelen, maar het is hierbij ook van belang om naar de eisen te kijken die vervolgopleidingen stellen. Alle leerlingen volgen gedurende 3 periodes beide profielkeuzevakken. Daarna kan een gedegen keuze worden gemaakt voor een van beide of toch beide profielkeuzevakken. In dat laatste geval kan het tweede profielkeuzevak beschouwd worden als een (extra) vrije deel vak. Vrije deel Voor de vrije-deelvakken kun je een keuze maken uit een aantal mogelijkheden. Je kunt er iets bij kiezen wat je gewoon leuk vindt, maar je kunt het ook aanvullen met een vak wat je toelatingsmogelijkheden in het hoger onderwijs verruimt. Voor havo en vwo geldt de verplichting minimaal 320 respectievelijk 480 slu aan een examenvak te besteden.
Omdat een overstap tussen de verschillende profielen moeilijk zo niet onmogelijk is en omdat de keuze van de profielkeuzevakken en vrije ruimte vakken bepaalde vervolgopleidingen wel of niet mogelijk maakt, is een goede begeleiding bij deze keuzes belangrijk. Deze begeleiding geven de decanen. Wanneer je twee vrije-deelvakken kiest, kun je zelfs na het examen één van die vakken laten vallen. Enkele stukjes van het vrije deel zijn door de school verplicht gesteld: Oriëntatie op Studie en Beroep en buitenlandse reizen. Voor buitenlandse reizen kunnen eventueel vervangende activiteiten worden gedaan. Een onderdeel van Oriëntatie op studie en beroep is de Oriëntatie op Arbeid-Week. Tijdens deze week gaan de leerlingen op stage. Deelname geldt als één module.
Het aanbod in het vwo Gemeenschappelijk deel vak
studielast
Nederlands Engels Frans of Duits Lichamelijke opvoeding Maatschappijleer Algemene Natuurwetenschappen Culturele en Kunstzinnige Vorming
480 400 480 160 120 120 160
Profiel Cultuur en Maatschappij Verplicht profielvak: Wiskunde C of Wiskunde A Geschiedenis
480 520 480
Keuze-profielvak Kunstvak (beeldend, muziek of drama) Aardrijkskunde of Economie
480 440 480
Profiel Economie en Maatschappij Verplicht profielvak: Wiskunde A of Wiskunde B Economie Geschiedenis
520 600 480 480
Keuze-profielvak Aardrijkskunde of Management en Organisatie
440 440
Keuze-profielvak Aardrijkskunde of Natuurkunde
440 480
Profiel Natuur en Gezondheid Verplicht profielvak: Wiskunde A of Wiskunde B Scheikunde Biologie
520 600 440 480
Profiel Natuur en Techniek Verplicht profielvak: Wiskunde B Natuurkunde Scheikunde
600 480 440
Keuze-profielvak Biologie Informatica
480 440
Elke leerling maakt een profielwerkstuk met een studielast van 80 uur. Vrije deel In het vrije deel kan de leerling een vak kiezen uit de volgende vakken: Economie, Informatica, een kunstvak,. Beweging, sport en maatschappij (440), Maatschappijwetenschappen (440). Het programma wordt aangevuld met Loopban-Oriëntatie en –Begeleiding (80), een buitenlandse reis (80) en eventueel een lidmaatschap van de schoolclub, de medezeggenschapsraad en dergelijke (40-80)
Het aanbod in het havo Gemeenschappelijk deel vak
studielast
Nederlands Engels Lichamelijke opvoeding Maatschappijleer Algemene Natuurwetenschappen Culturele en Kunstzinnige Vorming
400 360 120 120 120 120
Profiel Cultuur en Maatschappij Verplicht profielvak: Duits of Frans Geschiedenis
400 320
Keuze-profielvak Kunstvak (beeldend, muziek of drama) Aardrijkskunde of Economie
320 400
Keuze-profielvak Aardrijkskunde of Management en Organisatie
320 320
320
Profiel Economie en Maatschappij Verplicht profielvak: Wiskunde A of Wiskunde B Economie Geschiedenis Profiel Natuur en Gezondheid
320 360 400 320
Verplicht profielvak: Wiskunde A of Wiskunde B Scheikunde Biologie
320 360 320 400
Keuze-profielvak Aardrijkskunde of Natuurkunde
320 400
Keuze-profielvak Biologie Informatica
400 320
Profiel Natuur en Techniek Verplicht profielvak: Wiskunde B Natuurkunde Scheikunde
440 400 320
Elke leerling maakt een profielwerkstuk met een studielast van 80 uur. Vrije deel In het vrije deel kan de leerling een vak kiezen uit de volgende vakken: Economie, Informatica, een kunstvak,. Beweging, sport en maatschappij (320), Maatschappijwetenschappen (320). Het programma wordt aangevuld met Loopban-Oriëntatie en –Begeleiding (80), een buitenlandse reis (80) en eventueel een lidmaatschap van de schoolclub, de medezeggenschapsraad en dergelijke (40-80)
6 Doorstroming en examendossier N.B. : Het onderstaande geldt behoudens wijzigingen in wet- en regelgeving en goedkeuring van de Medezeggenschapsraad. Als wij spreken van doorstroming, dan is de vraag aan de orde of een leerling onvertraagd naar het examen gaat. Voor sommige leerlingen is een extra jaar noodzakelijk en voor andere is een andere opleiding de beste oplossing. De doorstroming in de tweede fase wordt voor de meeste vakken bepaald door de jaarcijfers. Deze jaarcijfers geven een voortschrijdend gemiddelde over het afgelopen schooljaar. De doorstroming zal gebeuren naar analogie van de landelijke slaag- zakregeling. Voor de doorstroming zal het aantal tekortpunten vastgesteld worden. Alleen vakken die meer dan twee periodes gedraaid hebben tellen mee bij het bepalen van het aantal tekortpunten. Als een cijfer groter of gelijk is aan 4.5 en kleiner is dan 5.5 levert dat vak één tekortpunt op. Als een cijfer groter of gelijk is aan 3.5 en kleiner is dan 4.5 levert dat vak twee tekortpunten op. Als een cijfer groter of gelijk is aan 2.5 en kleiner is dan 3.5 levert dat vak drie tekortpunten op. Voor de doorstroming zal waarschijnlijk gelden dat 0, 1 en 2 tekortpunten betekenen dat men onvertraagd de opleiding vervolgt. Als er sprake is 3 tekortpunten moet voor een ander vak een compensatiepunt aanwezig zijn om onvertraagd de opleiding te vervolgen. Als een cijfer groter of gelijk is aan 6.5 en kleiner is dan 7.5 levert dat vak één compensatiepunt op. Als een cijfer groter of gelijk is aan 7.5 en kleiner is dan 8.5 levert dat vak twee
compensatiepunten op. Als een cijfer groter of gelijk is aan 7.5 en kleiner is dan 8.5 levert dat vak drie compensatiepunten op. In alle overige gevallen bepaalt de vergadering van de lesgevende docenten of een leerling overgaat of niet Programma van toetsing en afsluiting Ieder vak geeft duidelijk aan in het Programma van Toetsing en Afsluiting (PTA) wat de stof is voor een bepaalde periode. Een periode omvat 40 studielasturen. In het PTA worden aantal en soort van de toetsen en de weging van toetsen in het jaarcijfer en in het schoolexamencijfer. vastgelegd. Schoolexamencijfer Tijdens de vooreindexamenjaren kunnen bepaalde toetsen of opdrachten worden opgenomen in het examendossier. Deze toetsen en opdrachten worden meegeteld in het schoolexamencijfer. Dit schoolexamencijfer bepaalt het eindcijfer voor vakken waarin geen Centraal Examen (CE)`wordt afgelegd. Voor vakken met een CE worden schoolexamencijfer en CE-cijfer gemiddeld. De weging van toetsen en opdrachten is vastgelegd in het PTA
Handelingsdeel Sommige onderdelen van de tweede fase zijn aangewezen als handelingsdeel. Dit geldt voor de vakken Culturele en Kunstzinnige Vorming en Lichamelijke Opvoeding,en voor alle activiteiten in het kader van internationalisering en Loopbaan-Oriëntatie en – Begeleiding. Voor deze onderdelen geldt dat ze gedurende het schooljaar naar behoren moeten zijn afgerond. Als dit niet het geval is, is bevordering naar een volgend leerjaar en het uitreiken van het diploma niet mogelijk. Toetsing en herkansing Iedere periode wordt afgesloten met een toetsperiode. Elke toets die in deze periode gegeven wordt, is in de volgende toetsperiode herkansbaar.Leerlingen mogen per periode twee toetsen uit de toetsweek herkansen. Zij moeten zich voor de herkansingen van tevoren inschrijven. 7 De vakken in de tweede fase 7.1
Aardrijkskunde = meer dan topografie: de wereld in je bol!
Aardrijkskunde gaat niet alleen over plaatsen, maar ook over verschillen en overeenkomsten tussen deze plaatsen en de oorzaken en processen waardoor deze veranderen. Aardrijkskunde bestudeert de aarde als leefomgeving van de mens en kijkt ook naar de gevolgen van het gedrag van de mens op die leefomgeving. Juist in een wereld die door technologische vooruitgang steeds kleiner en kwetsbaarder wordt, neemt het belang van geografisch inzicht toe. Meer dan ooit overspoelen krant, televisie en internet ons met nieuws over de aarde en haar bewoners. Mondialisering brengt “dicht bij” en “ver af” steeds meer samen. Maar verschillende gebieden op aarde hebben wel verschillende kenmerken en uitgangssituaties, die bepalend zijn voor hun deelname aan mondialiseringsprocessen. Ze zijn ook bepalend voor hun leefmilieu en hun sociaaleconomische ontwikkeling.
Aardrijkskunde kan bijdragen aan jouw vorming als wereldburger. Je ontdekt hoe de wereld in elkaar zit door te kijken naar menselijk handelen en de natuurlijke omstandigheden bij het bestuderen van relaties binnen en tussen gebieden. Ook verwerf je aardrijkskundige vaardigheden als kaart- en atlasgebruik, en verricht je onderzoek: vaardigheden die noodzakelijk zijn voor het zelfstandig ontdekken en onderzoeken van allerlei actuele thema’s zoals: • het mondiale klimaatvraagstuk en de gevolgen van de zeespiegelstijging, • aardbevingen en vulkanisme en andere natuurlijke gevaren, • het wereldvoedselvraagstuk, • de verdeling van welvaart en de gevolgen voor mens en milieu • problemen rond segregatie in Nederlandse steden • grensoverschrijdende milieuvervuiling van rivieren • de betekenis van de samenwerking tussen landen van de EU voor Nederland en andere landen in Europa • de (toekomstige) ruimtelijke inrichting van Nederland en het dichtslibben van de Randstad. • ontwikkelingen in de eigen leefomgeving en effecten van keuzes op het gebied van leefbaarheid, stedelijke groei, omgaan met erfgoed etc. • migratie, vluchtelingenstromen en de multiculturele samenleving • de strijd om en tegen het water in Nederland wereld. • de opkomst van China en India, • de plaats van de Nederlandse industrie in Europa Het vak aardrijkskunde brengt kortom de wereld in je bol.
Aardrijkskunde is een profielkeuzevak bij de profielen CM, EM en NG De studielast bedraagt op havo 320 uur en op vwo 440 uur De onderwerpen / domeinen op havo en vwo zijn ongeveer hetzelfde, maar de hoeveelheid stof en de diepgang is op havo natuurlijk kleiner. Schematische weergave van de “domeinen” = onderdelen die in het 2e fase programma behandeld worden
7.2 Algemene Natuurwetenschappen Natuurwetenschappen spelen voortdurend en overal een rol. In het dagelijks leven worden vele keuzes gemaakt. Veel van die keuzemogelijkheden zijn ontstaan na natuurwetenschappelijke ontwikkelingen in bijvoorbeeld de gezondheidzorg, de zorg voor het milieu, de voedselproductie. Als je later verantwoorde keuzes moet kunnen maken, is het dus belangrijk iets meer te weten van die natuurwetenschappen, om de gezamenlijke manier van werken te doorzien. Bij ANW gaat het over de rol van de natuurwetenschappen in onze maatschappij van de 21e eeuw. Er zijn vijf vragen die het vak als het ware dragen: 1. Hoe is kennis ontstaan? (bijv.: je wordt als kind tegen allerlei ziektes ingeënt, het meest recent tegen meningokokken. Hoe is men er achter gekomen dat een verzwakte ziekteverwekker inspuiten tot immuniteit leidt? En hoe maakt men tegenwoordig vaccins?) 2. Hoe wordt die kennis toegepast? (bijv.: ontwikkeling van o.a. de natuurkunde heeft geleid tot het lanceren van satellieten voor allerlei doeleinden, zoals spionage- en weersatelliet maar ook satellieten voor GPS-systemen). 3. Hoe weet je dat iets betrouwbaar is? (bijv.: je leest in de krant een verhaal over een medicijn dat ontwikkeld zou zijn tegen AIDS. Hoe kun je nu beoordelen of dit een losse flodder is of een nieuwe wetenschappelijke doorbraak?) 4. Mag alles wat kan? (bijv.: we kunnen schapen klonen, maar mogen we ook mensen klonen? Of menselijke embryo's gebruiken voor medische doeleinden?) 5. Wat is de relatie tussen maatschappij en het ontwikkelen van kennis? (bijv.: er wordt druk gewerkt aan vaccins of medicijnen tegen veel voorkomende ziektes, zoals AIDS, vogelgriep: logisch want daar is behoefte aan)
De krantenkoppen en de voorbeeldjes laten zien dat ANW een vak van de actualiteit is. Maar bij veel onderwerpen die met krantenberichten te maken hebben is theoretische ondergrond nodig om een beter begrip te krijgen en een gefundeerde mening te kunnen vormen. Daarom werken we ook met een methode, waardoor je wat natuurwetenschappelijke bagage opdoet.
In het studiehuis is het de bedoeling dat leerlingen kennis en vaardigheden combineren. Omdat de vakken biologie, chemie en natuurkunde belangrijk kunnen zijn voor een beroepskeuze, zijn bij die vakken naast de vaardigheden de kennisdoelen erg belangrijk. Bij ANW ligt echter de nadruk op het leren beheersen van vaardigheden. De kennisdoelen zijn zo gekozen, dat ze de rol van de natuurwetenschappen in ons dagelijks leven voor iedereen duidelijk maken.
7.3 Biologie Biologie is onderdeel van het profiel Natuur&Gezondheid en kan als profielkeuzevak gekozen worden bij het profiel Natuur&Techniek. De omvang is 480 slu voor vwo en 400 slu voor havo. Biologie in de bovenbouw lijkt qua stof op de onderbouw. Zo komen o.a. aan de orde: bloed en bloedsomloop; zintuigen en zenuwstelsel; voortplanting en seksualiteit; diergedrag; bouw en werking van de plant; ecologie (relaties tussen levende wezens en hun milieu); genetica en bouw/werking van DNA. Naast de ‘pure’ kennis over deze onderwerpen is vooral het toepassen ervan belangrijk. De stof wordt dus geplaatst in een context die je ook in het dagelijks leven tegenkomt: bijvoorbeeld de rol van voedsel of zonlicht bij het ontstaan van ziektes; de invloed van menselijk gedrag op de natuur; het wereldvoedselprobleem; biotechnologie, klonen en DNAmanipulatie. Je zult veel praktische opdrachten uitvoeren zoals experimenteren, bronnen opsporen, veldwerk uitvoeren, microscopiseren. Het verschil tussen havo en vwo is vooral de manier waarop met de stof wordt omgegaan: de vwo-examens zijn meer wetenschappelijk georiënteerd en er wordt vaker een beroep gedaan op onderzoeksvaardigheden; het niveau waarop je de stof moet toepassen is abstracter en complexer. Op havo-niveau ben je concreter en praktischer bezig met de stof. Voor iedereen die in een (para-)medische of biologische richting verder wil is biologie, hoewel niet altijd verplicht bij de vervolgopleiding, een grote aanrader.. Bovendien is het een vak dat je voor je algemene ontwikkeling eigenlijk niet mag missen!!
7.4 Culturele en Kunstzinnige Vorming Culturele en kunstzinnige vorming, ofwel CKV. CKV is een vak voor alle leerlingen in het gemeenschappelijk deel van de tweede fase. Het is een vak waarin alle verschillende kunsten (dans, drama, muziek, audiovisuele vormgeving, beeldende kunst en vormgeving, enz.) in een geïntegreerd programma aan de orde komen. Er zijn lesuren, maar ook uren waarin de leerlingen zelfstandig informatie zoeken, lezen, voorstellingen bezoeken, muziek beluisteren en praktische activiteiten uitvoeren. Voor een deel zullen deze uren in school doorgebracht worden, maar voor een deel ook daarbuiten: ’s avonds thuis lezen, ’s middags een museum bezoeken, in het weekend naar de
schouwburg gaan of in de vakantie een popfestival bezoeken behoren tot de mogelijkheden. Het examenprogramma van CKV bestaat uit 4 domeinen: A. Culturele activiteiten (het bezoeken van voorstellingen, tentoonstellingen, concerten, toneelstukken en films) B. Kennis van kunst en cultuur (het in lesverband opdoen van kennis van, en ervaring met cultuur) C. Praktische activiteiten (het zelf musiceren, fotograferen, filmen, schrijven, dansen, tekenen of acteren) D. Reflectie en kunstdossier (de verwerking van alle activiteiten in een kunstdossier) CKV biedt je dus de kans om in je schoolkoffertje extra culturele en kunstzinnige bagage mee te nemen. Deze bijzondere bagage bestaat uit: ontdekken, ervaren, kiezen, en GENIETEN!
7.5
Culturele en Kunstzinnige Vorming 2 en 3
In het profiel Cultuur en Maatschappij vind je het vak Culturele en Kunstzinnige Vorming 2 en 3 (afgekort: CKV 2 en 3). Zij bestaan uit twee aan elkaar gekoppelde delen CKV 2 en CKV 3. CKV 2 bestaat uit algemene theorie over kunst en cultuur. Je moet daarbij denken aan een studieprogramma waarbij alle kunst- en cultuuruitingen op het gebied van beeld (zoals schilderkunst, beeldhouwkunst en bouwkunst), muziek, dans, drama, fotografie, film enzovoort, aan de orde komen. Het is dus een theorievak, maar het gaat over de praktijk van kunstenaars: • Wat wordt er tijdens de middeleeuwen geschilderd? • Hoe werd er in de jaren ’20 gedanst? • Waarom wordt bij een film bepaalde muziek gekozen? • Waarin verschillen theater en film? Aan dit vak heb je vooral veel wanneer je een universitaire of hbo-opleiding gaat volgen in de studierichtingen: cultuurgeschiedenis, kunstgeschiedenis, theaterwetenschappen, geschiedenis, kunstmanagement, industrieel, ontwerpen, grafische vormgeving, bouwkunde of toerisme. Voor wie zelf creatief aan het werk wil, bevat CKV 3 het praktijkvak beeldende vormgeving, drama of muziek. Het bestaat uit een praktijkdeel en een vaktheoriedeel. De praktijk en de theorie zijn nadrukkelijk aan elkaar gekoppeld. CKV 3 wordt afgesloten met een schoolexamen. Voor een universitaire of hbo-studie op kunstzinnige terreinen heb je aan CKV 3 ook heel veel. Bij het vak drama komen verschillende aspecten van theater spelen en maken aan bod: improviseren, teksttoneel, vormgeving, video en tekstanalyse. Tijdens de laatste modules werken de leerlingen aan een volwaardige theaterproductie. Niet alleen het spel is daarin belangrijk, maar ook de zaken eromheen: regie, decor, licht, publiciteit, kostuums en rekwisieten. De eindexamenvoorstelling voor havo wordt minimaal twee avonden op school uitgevoerd. De eindexamenvoorstelling van vwo wordt meerdere keren uitgevoerd in theater Peeriscoop onder begeleiding van Fred Delfgaauw en een professionele theatertechnicus. De opbrengst van de voorstelling gaat naar “Het Delfgaauw fonds” en is bestemd voor de volgende eindexamengroep. Bij het vak Muziek is er veel aandacht voor analyse en interpretatie van muziekwerken. Ook
muziek en cultuur en natuurlijk het musiceren zelf (solo en in groepsverband) is een belangrijk onderdeel. Er zal enige muzikale interesse aanwezig moeten zijn. Ook als je (nog) geen instrument bespeelt en (nog) geen noten kunt lezen, is het mogelijk dit vak te volgen.
7.6 Economie Als je de krant leest, het journaal op televisie ziet of je eigen favoriete blad inkijkt, valt op dat er altijd weer sprake is van geld verdienen, geld uitgeven, eventueel geld sparen of zelfs adviezen hoe je je geld het best kunt besteden. Het bestuderen van het hele stelsel van verdienen, uitgeven, sparen en lenen maakt deel uit van het vak economie. Economie is al jarenlang eindexamenvak voor meer dan 50% van de leerlingen die in Havo bovenbouw zitten. Economie is een belangrijk vak met 400 studielasturen in Havo en 480 studielasturen in VWO. In het profiel cultuur en maatschappij kun je economie als profielkeuzevak kiezen. Ook kun je eonomie kiezen in het vrije deel. Havo Het belangrijkste aspect van economie in de tweede fase is dat je moet leren hoe je economische kennis en vaardigheden gebruikt om maatschappelijke vraagstukken te begrijpen en – op papier – op te lossen. Het milieuvraagstuk bijvoorbeeld heeft naast een technische kant ook een economische kant. Je moet aan het eind van havo-5 in staat zijn om de verschillende economische belangen van de deelnemers in de economie te beschrijven. De fabrikanten van producten denken vooral aan de kosten van het product, de consumenten willen spullen goedkoop aanschaffen, maar vinden een schoon milieu ook belangrijk, de milieuorganisaties nemen een ferm standpunt in, wat kan betekenen dat de welvaart minder wordt en de politici moeten nadenken over hoe de problemen worden opgelost, maar niet te radicaal, anders kost het stemmen. Als jij wikkend en wegend tot het standpunt zou komen dat een boete op vervuilende producten dé oplossing is, dan zal een medeleerling zeggen dat de prijzen zullen stijgen, de verkoop naar het buitenland zal verminderen en dus in Nederland tot werkloosheid zal ontstaan. Zo leidt een oplossing tot een nieuw maatschappelijk vraagstuk. De problemen van verschillende kanten bekijken en een standpunt innemen gebeurt voor verschillende maatschappelijk vraagstukken. Je eigen rol hierin als consument en burger neemt een centrale plaats in. We bespreken een aantal onderwerpen, bijvoorbeeld de arbeidsverdeling, ontwikkelingslanden, geld en banken, de verdeling van de inkomens en de sociale zekerheid in Nederland. Vwo In het vwo ga je dieper op een aantal economische problemen in dan in de havo. De economische problemen kunnen voor jou heel dicht bij zijn, bij voorbeeld belastingteruggave voor je bijbaantje of welke vervolgstudie geeft perspectief op werk, maar ook redelijk ver weg, zoals de economie van een ontwikkelingsland. Je begrijpt wel dat bijna alles wat om ons heen gebeurt een economische kant heeft. Het belangrijkste van economie in de tweede fase is dat je kennis en vaardigheden moet kunnen gaan toepassen op de concrete maatschappelijke vraagstukken. Je leert wat om je heen gebeurt te zien door een economische bril. We gaan zelfs een stapje verder. Het is de bedoeling dat je kunt aangeven hoe zaken moeten veranderen om een wenselijker situatie te krijgen .Als je bijvoorbeeld vindt dat de koopkracht van de lage-inkomensgroepen in Nederland te laag is, ben je aan het eind van vwo-6 in staat de meeste gevolgen daarvan te overzien.
Meer koopkracht betekent hogere loonkosten in de bedrijven, prijsstijgingen, meer uitgaven van de overheid, hoger belastingen, maar ook dat de afzet van bedrijven zal stijgen en de welvaart van een aantal mensen in Nederland zal toenemen. Door de verschillende gevolgen in een economisch model te zetten, kun je ook uitrekenen, dus voorspellen, wat nu de gevolgen zijn van de genoemde koopkrachtverbetering. Je kunt tenslotte beoordelen of een verhoging van de koopkracht wenselijk is of juist niet. Op deze manier verschillende maatschappelijke problemen onderzoeken en bespreken en je eigen rol daarin is de kern van economie. Daarbij is de vakwetenschap onmisbaar om zo goed mogelijk die vraagstukken te onderzoeken.
7.7
Engels
Het vak Engels is in de Tweede Fase verplicht voor alle leerlingen, zowel in het havo als het vwo, en behoort tot het gemeenschappelijk deel van alle profielen. Tot de kenmerken van het vak behoren onder meer: duidelijke exameneisen, die al vanaf de vierde klas worden gesteld, ruime aandacht voor spreekvaardigheid, het gebruik van ICT-mogelijkheden in de ruimste zin en de het accent op Engels als studietaal. De toetsing van het schoolexamen omvat drie vaardigheden: spreekvaardigheid, luistervaardigheid en schrijfvaardigheid. De vierde, leesvaardigheid, wordt getoetst op het centraal examen, door middel van zowel meerkeuzevragen als open vragen. Hierbij is het gebruik van woordenboeken toegestaan en speciale regelingen worden getroffen voor dyslectische leerlingen en buitenlandse leerlingen die nog maar kort in Nederland zijn. Op zowel havo als vwo wordt het onderdeel literatuur een deel van de taal. Voor havo is dit nieuw; op het vwo werd literatuur tot dusver aangeboden als een apart combinatievak met Nederlands, Frans en Duits. In vwo-5 wordt de gelegenheid geboden tot het volgen van de opleiding voor het Cambridge Certificate (CAE). Deze opleiding, die geheel op basis van vrijwilligheid geschiedt, wordt in vwo-6 afgesloten met een tweedaags examen. Het CAE is een internationaal erkend diploma van de Universiteit van Cambridge, dat ook de examens verzorgt. Het biedt vele mogelijkheden, onder meer bij vervolgstudies 7.8 Frans en Duits In vwo moet binnen met gemeenschappelijk deel één van de beide andere moderne vreemde talen, Frans of Duits, worden gekozen. In het havo is een tweede moderne vreemde taal verplicht in het profieldeel C&M. Voor alle moderne vreemde talen, verplicht of gekozen, geldt dat de onderdelen • spreekvaardigheid • luistervaardigheid • schrijfvaardigheid • literatuur getoetst worden in een schoolexamen. Voor spreekvaardigheid zullen de leerlingen een gesprek moeten kunnen voeren over bijvoorbeeld: vrije tijd, school, hobby etc. Voor luistervaardigheid zal gebruik
gemaakt worden van Cito-materiaal en de schrijfvaardigheid bestaat uit schrijfopdrachten (brieven), die zoveel mogelijk op reële situaties zijn gebaseerd. Oefening in idioom en grammatica is daarbij onontbeerlijk. Literatuur zal inhouden het lezen van literaire fragmenten en werken, waarover vragen worden gesteld. In het centraal examen wordt leesvaardigheid getoetst. Hierbij is een grote variatie in werk vormen en teksten mogelijk. Naast meerkeuzevragen zullen er ook open vragen voorkomen. Om dit onderdeel te kunnen beheersen is een grondige idioomkennis en veel oefening noodzakelijk. 7.9
Geschiedenis en staatsinrichting
In de tweede fase is geschiedenis een profielvak in de profielen Cultuur en Maatschappij en Economie en Maatschappij. Geschiedenis richt zich op het verrichten van historisch onderzoek. Bij historisch onderzoek gaat het om het bewerken van historische informatie door: Verzamelen Bij het verzamelen van historische informatie leren we vraagstellingen te formuleren, de bruikbaarheid, betrouwbaarheid en representativiteit van bronnen te beoordelen en feiten van meningen te onderscheiden. Ordenen Bij het ordenen gaan we leren historische feiten te verdelen over perioden, over maatschappelijke aspecten (economie, sociale verhoudingen, politiek, cultuur en mentaliteit) en over algemene en unieke verschijnselen. Verklaren Bij verklaren gaat het om het ontdekken en beschrijven van oorzaak-gevolgrelaties en doel-middel-resultaat-relaties. Beeldvormen Hierbij gaat het erom dat we ons iets kunnen voorstellen van een historisch verschijnsel; dat we komen tot genuanceerde meningsvorming, dat we rekening houden met gedragsaspecten en dat we objectiviteit en subjectiviteit uit elkaar kunnen houden. Deze vaardigheden zijn niet alleen belangrijk voor wie iets over het verleden wil leren. Ze helpen ook om uit de enorme vloed van informatie die over ons wordt uitgestort te kunnen halen wat voor ons zelf belangrijk is. Bij geschiedenis werken we vooral met grote praktische opdrachten. Meestal doe je deze opdrachten samen met klasgenoten.
7.10 Informatica Informatica is een gebied waarbij iedereen wel mee in aanraking komt. Het vak informatica is dan ook sterk verweven in andere vakken en is voor veel vervolgopleidingen erg handig. Behalve voor je opleiding is informatica ook zeker een aanwinst in het dagelijkse leven. Nieuwe software of apparaten met een computer leer je sneller bedienen als je weet hoe het in elkaar steekt.
Je hoeft voor informatica geen computer-nerd te zijn. Wel wordt er verwacht dat je goed overweg kan gaan met internet en tekstverwerking. Informatica is voor de helft een praktisch vak waarbij er veel samengewerkt wordt. Het vak gaat over de werking van de computer en zijn onderdelen en de werking van software en netwerken. Je leert onder andere zelf software ontwikkelen en informatie beheren. Bij deze opdrachten werk je op papier of met de computer aan een concreet product, waarbij een beroep wordt gedaan op zelfstandigheid, samenwerken en creativiteit. Je krijgt een brede kijk op informatica en toepassingen hiervan in allerlei vakgebieden (cultuur, techniek, wetenschap), bedrijven en de maatschappij. Daarnaast ga je wat dieper in op verschillende onderwerpen die een beeld geven van thema's waarmee men zich binnen informatica bezighoudt. Denk aan digitale communicatie, digitale informatieverwerking, hardware, informatiemodellering en programmeren. Voor meer informatie : www.informaticavo.nl 7.11
Lichamelijke Opvoeding
Het vak LO is geheel handelingsdeel. Dit houdt in dat alle lessen L.O. gevolgd moeten worden. De praktijk- en theorietoetsen worden tijdens de lessen L.O. afgenomen. Er wordt normaal becijferd, op het rapport volgt een beoordeling: goed, voldoende of onvoldoende. Op de eindbeoordeling wordt alleen voldoende of onvoldoende ingevuld. Bij het niet voldoende afsluiten van L.O. 1 mag niet aan het examen worden deelgenomen. LO2 is een keuzevak in het vrije deel. Het kent een schoolexamen. Het is modulair ingeroosterd. Het bestaat niet alleen uit lessen LO met bewegingsopdrachten, maar er moeten ook zelfstandige studieopdrachten worden uitgevoerd. Voor een aantal vervolgopleidingen is LO gewenst. Voor leerlingen die zich willen ontwikkelen in bewegen, spel en recreatie en die zich daarbij van pas komende vaardigheden, zoals organiseren, trainen, coachen en scheidsrechteren eigen willen maken is LO2 een prima vak. 7.12Maatschappijleer en Maatschappijwetenschappen
Maatschappijleer gaat over de manier waarop maatschappelijke vraagstukken worden opgelost.In het gemeenschappelijk deel bestaat maatschappijleer uit 120 studielasturen. Het programma wordt afgesloten met een schoolexamen. Daarnaast kan men het vak maatschappijwetenschappen kiezen in het vrije profieldeel. In havo betreft het een programma van 320 studielasturen en in het vwo 440 slu. Maatschappijwetenschappen is een vak dat zich bezighoudt met sociale en politieke vorming van leerlingen. Aldus moeten leerlingen concrete maatschappelijke vraagstukken en ontwikkelingen kunnen analyseren, verwerken en daaruit eigen
conclusies trekken. Bij sociale vorming gaat het vooral om het bekijken van de wijze waarop groepen mensen met elkaar omgaan. Bij politieke vorming gaat het om het bekijken van het politieke besluitvormingsproces. Het programma wordt onderverdeeld in domeinen. In het komende jaar wordt uitgegaan van de domeinen, Criminaliteit, Vaardigheden en benaderingswijze, Politieke besluitvorming, Massamedia en cultuur, Mens en werk. Daarnaast is er ruimte voor een keuzethema, bijvoorbeeld Multiculturele samenleving, Milieu en beleid of Internationale vraagstukken. Tijdens de lessen wordt extra aandacht besteed aan het ontwikkelen van eigen meningen over maatschappelijke vraagstukken. Dit kan met name bij de praktische opdracht. 7.13
Management en organisatie
Het vak Management en organisatie is een keuze profiel vak voor Atheneum en Havo in het profiel economie en maatschappij. Het vak kan ook gekozen worden in de vrije ruimte.In het vwo heeft M&O 440 studielasturen en op het havo heeft M&O 320 studielasturen. Als afsluiting van het vak wordt er een landelijk examen afgenomen zowel op het vwo als het havo.
Het vak Management en Organisatie leert leerlingen hoe zij vraagstukken binnen een organisatie benaderen vanuit het perspectief van het management. Voor commerciële organisaties is dit perspectief gelegen in het streven naar winst op korte of op lange termijn. Voor niet commerciële organisaties is dit perspectief gelegen in het ten uitvoer brengen van de opgelegde taakstelling. Het streven naar winst staat daarbij niet voorop.
Voor leerlingen betekent dit dat zij inzicht ontwikkelen in bedrijfseconomische beslissingen van het management van zowel commerciële organisaties als nietcommerciële organisaties. De leerlingen moeten begrotingen en jaarverslagen van organisaties kunnen interpreteren. Verder moeten zij informatie die daarin is weergegeven kunnen verklaren of analyseren.
De leerlingen maken voorts kennis met bedrijfsmatige processen. Ook zullen zij leren om bedrijfseconomische vraagstukken vanuit verschillende perspectieven te benaderen. Deze perspectieven worden bepaald door de belangen van degenen die betrokken zijn bij het reilen en zeilen van de organisatie. Dit kan het management zijn, maar ook het personeel, de vermogens-verschaffers, de omwonenden, enzovoorts. Op deze manier leren leerlingen in te zien welke afwegingen het management in deze zaken maakt. Dit moet hun bijvoorbeeld het gereedschap bieden kritische vragen te stellen als medewerker in een organisatie, bijvoorbeeld als lid van de medezeggenschapsraad op school bij de behandeling van de begroting of bij de bespreking van de financiële cijfers van de vereniging waarvan zij lid zijn.
7.14
Natuurkunde
Voor het profiel Natuur en Techniek is het vak natuurkunde een verplicht (profiel)vak. Voor het profiel Natuur en gezondheid is het vak natuurkunde een profielkeuzevak De studielast voor havo bedraagt 400 slu, voor vwo is dit 480 slu. Het examenprogramma bestaat uit een aantal domeinen. Domein A gaat over vaardigheden. Op het havo komen de volgende domeinen aan de orde: B Elektrische processen C Beeld en geluid D Kracht en beweging E Materie en energie
Voor het vwo bestaan de volgende domeinen: B Elektriciteit en magnetisme C Mechanica D Warmteleer E Golven en straling F Moderne fysica
Er is een centraal examen voor zowel havo als vwo voor beide profielen. Er is ook een schoolexamen met daarin toetsen, practicumopdrachten en grote praktische opdrachten.Een voorbeeld van zo’n praktische opdracht is het project “het vrije veld”. Hierbij kijk je naar onderzoeksproblemen in de praktijk door drie dagen “op kamp” te gaan en daar allerlei metingen te doen. Deze praktische opdrachten zijn niet herkansbaar. 7.15
Nederlands
Het vak Nederlands hoort zowel op havo als atheneum tot het gemeenschappelijk deel. En voor alle leerlingen is het vak hetzelfde.We willen je hier niet uitputtend voorlichten over de onderdelen die je precies krijgt. In grote lijnen schetsen we wat je te wachten staat.
Er zijn vier hoofdonderdelen: leesvaardigheid: je moet teksten kunnen analyseren, beoordelen en samenvatten mondelinge taalvaardigheid: je moet kunnen spreken voor de klas; extra aandacht is er voor argumentatie en discussie schrijfvaardigheid: je moet gedocumenteerd kunnen schrijven volgens een vooraf opgesteld plan literatuur: je moet een leesdossier aanleggen van 8 (havo) of 12 (vwo) gelezen boeken; je
eigen leeservaring staat daarbij centraal; vwo-leerlingen bestuderen daarnaast de Nederlandse literatuurgeschiedenis
7.16 Scheikunde Scheikunde is verplicht in de beide natuurprofielen. Het eindexamenprogramma bestaat uit een aantal domeinen.`. Vwo en havo kennen beide het domein: A Vaardigheden Domeinen in het vwo B Stoffen, structuur en binding C Koolstofchemie D Biochemie E Kenmerken van reacties F Chemische techniek G Zuren en basen H Redox Domeinen in het havo B Anorganische stoffen en matyerialen C Organische stoffen en materialen D Biochemische stoffen en materialen E Het sturen van van reacties F Chemische industrie G Zuren en basen H Redox Er is een centraal schriftelijk examen en een schoolexamen met daarin toetsen, practicumopdrachten en grote praktische opdrachten, waarvan minstens één groepsopdracht voor minimaal 2 personen. ICT-toepassingen kunnen in een belangrijk deel van de opdrachten voorkomen en deze worden de komende jaren gestimuleerd. 7.17 Wiskunde Wiskunde kent in de Tweede Fase een aantal soorten. Welke soort wiskunde jij gaat krijgen, hangt af van jouw profiel en van jouw eigen keuze. Standaard is de verdeling als volgt. Profiel Cultuur en Maatschappij Economie en Maatschappij Natuur en Gezondheid Natuur en Techniek
Soort Wiskunde C
Studielast Havo niet van toepassing
Studielast VWO 480 uren
A
320 uren
520 uren
B
360 uren
600 uren
•
Havo-leerlingen met een C&M-profiel hebben in principe geen wiskunde. Wel kunnen zij ervoor kiezen om wiskunde A te volgen of wiskunde B. • Vwo-leerlingen met een C&M-profiel mogen in plaats van wiskunde C ook kiezen voor wiskunde A of wiskunde B. Havo- en vwo-leerlingen met een E&M- of een N&G-profiel mogen in plaats van wiskunde A ook wiskunde B kiezen. Het kiezen voor een ‘hogere’ soort wiskunde kan meer mogelijkheden bieden voor vervolgopleidingen. Alle wiskundeprogramma’s worden afgesloten met een centraal schriftelijk eindexamen. Het eindcijfer wordt bepaald door het schoolexamen en het centraal schriftelijk samen. Een praktische opdracht is een onderdeel van het schoolexamen. Wiskunde C (vwo) Grafieken juist aflezen, tabellen interpreteren en statistiek: je komt het dagelijks tegen in de krant, in reclamefolders en advertenties. Bij wiskunde C leer je over verbanden en functies, en behandelen we problemen over tellen en kansen. Ook verdiep je je in het ordenen, verwerken en samenvatten van statistische gegevens. Een mooie voorbereiding om kritisch met cijfers om te kunnen gaan! Wiskunde A (havo en vwo) De wereld hangt aan elkaar van getallen: rente op spaarrekening, zoeken naar de laagste telefoonkosten, postcodeloterij etc. Wiskunde A helpt je om je tussen al die getallen soepel te kunnen bewegen. Voor vwo-leerlingen is wiskunde A een waardevolle uitbreiding van wiskunde C. Er wordt net overal wat dieper op in gegaan. Wiskunde B (havo en vwo) Dit is de meest exacte wiskunde en is zeer aan te bevelen voor leerlingen met een N&G-profiel die een exacte studie willen gaan doen of een exacte studie (nog) niet uitsluiten. Bij wiskunde B leer je allerlei technieken om uitdagende wiskundige problemen uit de praktijk op te lossen. Vergelijk het maar met een gereedschapskoffer. Van een stuk gereedschap is het nodig te weten wat je ermee kunt, hoe je het vast moet houden en wanneer je wat gebruikt. Door wiskunde B te doen leer je helder te denken en exact te redeneren. Daarom is dit vak bij uitstek ook geschikt voor leerlingen met een E&M-profiel of een N&Gprofiel. In een maatschappij waarin wiskunde steeds belangrijker wordt, kun je dit vak niet missen! Wiskunde D (havo en vwo) Naast de hierboven genoemde soorten wiskunde is er wiskunde D, zowel op havo als vwo. Dit vak is een profielkeuzevak voor leerlingen in het N&T-profiel. Voor de overige profielen geldt dat het in de vrije ruimte gekozen kan worden. De studielast bedraagt voor havo 320 uren en voor vwo 440 uren. Wiskunde D gaat uitsluitend samen met wiskunde B. In wiskunde D maak je kennis met de talloze toepassingen van wiskunde in het dagelijks bestaan. Het geeft gigantisch veel achtergrondinformatie waardoor je een stuk steviger in je schoenen staat bij het begin van een exacte studie. Bovendien geeft wiskunde D waarschijnlijk vrijstellingen in het HBO en WO. Ben je vooral geïnteresseerd in de wiskunde in techniek en technologische ontwikkelingen, en ben
je niet bang om je te verdiepen, dan is dit vak echt iets voor jou! De wiskundesectie adviseert leerlingen die een exacte kant op willen om wiskunde B te kiezen in combinatie met wiskunde D. 8 Begrippenlijst centraal examen decaan domein examendossier gemeenschappelijk deel handelingsdeel
LOB mentor module periode moduleplanner OLC,openleercentrum programma van toetsing en afsluiting praktische opdracht profiel
profieldeel profielkeuzevak profielwerkstuk schoolexamen schoolexamentoets stille studietuin studiehuis studielast studielastuur studievaardigheden tweede fase vaardigheid voortgangstoets
landelijk examen begeleidt de loopbaanoriëntatie kennisgebied binnen de leerstof vastlegging van hoe het geleerde beoordeeld is de voor alle leerlingen verplichte vakken activiteiten die niet becijferd worden, maar wel voldoende moeten worden afgesloten loopbaan-oriëntatie en -begeleiding speciale begeleider en contactpersoon blok van 40 uur studielast een vijfde deel van een schooljaar tijdschema voor de verwerking van de leerstof ruimte voor het werken met en lenen van media overzicht van de toetsen voor het examendossier praktische toepassing van theoretische kennis groep vakken die voorbereidt op bepaalde sectoren van het hoger onderwijs de voor alle leerlingen in het profiel verplichte vakken Binnen het profiel door de leerling te kiezen vak verplicht werkstuk vanuit profielvakken per vak alle theoretische toetsen en/of praktische opdrachten samen toets die meetelt voor het schoolexamen studieruimte waar stilte vereist is de leeromgeving/voorzieningen in de tweede fase de tijd die een leerling aan studie besteedt een uur studielast technieken die voor het leren nodig zijn bovenbouw van vwo en havo iets wat een leerling kan toets die niet meetelt voor het schoolexamen maar wel voor een cijfer voor de bevordering.
vrij deel
vrije-deelvak voortgangsuur verbeteruur
zelfstudie-tijd (ZST) zelfverantwoordelijk leren
naast het profiel vrij te kiezen vakken plus door de school verplicht gestelde activiteiten vakken die naast het profiel gekozen kunnen worden begeleid werken aan een vak op een tijdstip dat je zelf inroostert op het 1e uur begeleid werken aan een vak waarvoor de toets onvoldoende was of het schoolexamen gemiddeld onvoldoende is of de leerling graag extra ondersteuning wil. niet begeleid werken onder toezicht het dragen van de verantwoordelijkheid voor de studie door de leerling zelf