BVVO
2001
BVVO B E RO E P S V E R E N I G I N G DER VERZEKERINGSONDERNEMINGEN
Verzekeringscahiers
Verzekering en preventie
Verzekerings-
Verzekering en preventie Een oproep, een aanmoediging
HUIS DER VERZEKERING DE MEEÛSPLANTSOEN 29 • B-1000 BRUSSEL T E L : 0 2 / 5 4 7 5 6 1 1 • FA X : 0 2 / 5 4 7 5 6 0 1 E - m a i l : i n fo @ b v vo . b e • We b s i t e : w w w. b v vo . b e
2001
BVVO B E RO E P S V E R E N I G I N G DER VERZEKERINGSONDERNEMINGEN
Verzekering & preventie
Een oproep, een aanmoediging
3
VERZEKERING EN PREVENTIE ◆ INHOUDSTAFEL ◆
7
Voorwoord
11
I. Waarom doen verzekeraars aan preventie?
11
HISTORISCH PERSPECTIEF – Het begon in de 12de eeuw – Risicostudie in de Renaissance
12
EIGENSCHAPPEN EN BEWEEGREDENEN – – – – – – –
19
Complementair Ethisch verzekeren Sociaal en menselijk Economische belangen Soorten preventie Passieve houding verlaten Hoe de verzekerde te overtuigen?
II. Hoe doen verzekeraars aan preventie? Inleiding
19
VERKEERSVEILIGHEID Collectieve preventie – Belgisch Instituut voor Verkeersveiligheid – Alle neuzen in dezelfde richting – Diefstalpreventie als aanvaardings- en segmentatiecriterium Individuele acties – – – – – –
„Kinderen hebben geen remmen” Centra voor rijvaardigheid Opgelegde verkeerspreventie in Canada Aan de rotonde van verzekeraar X Wat hebben achteruitkijkspiegels en dashboards gemeen? CEA, partner van de Europese Commissie
4
– Alleterreinwagens kunnen veiliger – Zwarte doos temt „cowboys” van de stad
38
BRAND & INBRAAK Collectieve preventie – Nationale Vereniging voor Beveiliging tegen brand en binnendringing – Stap naar het grote publiek – Voorzorgen nemen tegen winterweer – Verzekeraars en leefmilieu: Premaz – Succes door franchisedreiging – Handelaars voelen zich belaagd Individuele acties – Hoe preventieminded zijn bedrijfsleiders? – Bijstand op afstand of salvage ter plaatse? – Stormschade voorkomen door dakinspecties
54
ARBEIDSVEILIGHEID Collectieve preventie – Prevent – Mentaliteitswijziging en wetswijziging – Statistieken: voer voor discussie Individuele acties – Preventie is … gestructureerd werken – Preventie is … opleiding geven – Risk managers en verzekeraars: partners in preventie
69
GEZONDHEID Collectieve preventie – – – –
Roker of niet-roker? Depressie: de belangrijkste ziekte van de 21ste eeuw Preventiefolder met de hulp van geneesheren Meer care en minder cure
Individuele acties – Kankeronderzoek – Ongevallen thuis – Bewustmaken van de kosten
77
HOE EN WAAROM VAN EEN GROTE CAMPAGNE
7
VOORWOORD PREVENTIE: OVER SCHADE, OVER LEVEN Verzekering, risico en schade zijn nauw aan elkaar verwante begrippen. Op het eerste gezicht lijkt de taak van een verzekeraar er in te bestaan om wanneer zich een schadegeval voordoet, over de brug te komen met de schadevergoeding of de bijstand waar hij zich krachtens een contract toe heeft verbonden. Maar het optreden na de feiten is op zich niet genoeg. Wie de eigenlijke verwachtingen van de verzekerden dieper onderzoekt, komt tot de conclusie dat van de verzekering ook bescherming wordt gevraagd. De verzekering zou dan pas een gevoel van geruststelling kunnen bieden en een positief imago verdienen bij haar klanten en onder het publiek. Verzekeraars beschikken op dit punt over een aantal troeven: zij beheersen steeds meer en steeds nauwkeuriger informatie over schade uit het verleden. Uit deze statistische gegevens kunnen zij ontleden waar, wanneer en hoe de risico’s opduiken. Zij weten met andere woorden welke middelen ingezet moeten worden om de schade te vermijden of te milderen. Zij beschikken bovendien vaak ook over mensen met de juiste bekwaamheden, in eigen dienst of als deskundige aangesteld, om met kennis van zaken advies te verlenen. De vraag rijst wel eens of het voor de verzekeraars wel verstandig is om risico’s te helpen voorkomen. Stel dat er morgen geen ongevallen meer zijn, waar moet de verzekeraar dan zijn boterham aan verdienen, luidt de vraag ex absurdo. Toch is het zo dat een verzekeraar niet alleen menselijk, maar ook nuchter bedrijfseconomisch bekeken, moet streven naar de laagst mogelijke schadelast. Daartoe dwingt hem de concurrentie. Verzekeraars zijn vandaag al op vele fronten actief inzake preventie. Gelet op hun portefeuilles richt de een zich meer tot het bedrijfsleven, de ander tot particulieren. Zij ondervinden dat individuele bedrijven wel effect kunnen hebben bij hun grotere institutionele klanten, maar dat het beter is om samen te werken, onder verzekeraars maar liefst ook met andere krachten, wanneer fijnmaziger actie nodig is, bijvoorbeeld om kleinere bedrijven, groepen en gezinnen te bereiken. Het is goed om aan preventie te doen, maar nog beter is het, wanneer aan deze actie de nodige dimensie wordt gegeven
8
zodat duidelijk ervaren wordt dat de verzekeraar, vanaf het ontstaan van het risico, de zijde van de verzekerde kiest door er alles aan te doen om het risico af te wenden. Daarom dit Cahier. Het Centrum voor informatie in assuranties had het plan opgevat om dit aspect van de maatschappelijke rol van de verzekeraar te belichten, maar kon nooit ambiëren om volledig te zijn. Peter Wiels, die dit voornemen tot een goed einde heeft weten te brengen – en die overigens al jaren thuis is op het raakvlak tussen veiligheid en economie – heeft uit een veel grotere werkelijkheid maar een aantal getuigenissen, visies en verhalen verzameld om de aandacht te vestigen op wat reeds bestaat, en wat nog zou kunnen. In die zin is het Cahier een oproep, een aanmoediging aan al wie wil helpen bouwen aan preventie. Er wordt ook een link gelegd met het moderne risk management dat overal opgang maakt. De mensen die in het Cahier aan het woord komen, getuigen als erkende deskundigen, elk op zijn gebied. Het inzicht dat zij in hun werkterrein hebben, overleeft wendingen die zij in hun loopbaan kunnen meemaken. Dit Cahier blijft in die zin zeker nog lang actueel. Het verschijnt op een ogenblik waar de verzekeraars nieuwe taken toevertrouwen aan preventieverenigingen die zij boven de doopvont hebben mogen houden en die hun zelfstandigheid hebben verworven. Op een ogenblik waarop verzekeraars, in discussies over bescherming en voorzorg, meer willen doen dan „goede rentmeesters” te zijn. Talloze verzekeraars koesteren stil de trots dat hun bestaan en hun optreden het verschil kan uitmaken tussen angst en vertrouwen, tussen ruïne en wederopstanding. Het verhaal van preventie heeft daar een centrale plaats in te nemen, wat ook de wispelturigheden zijn van het commerciële aspect van het verzekeringswezen. Het Cahier is dan ook opgedragen aan alle stille werkers die met een gesprek of achter de planning van sensibiliseringscampagnes geijverd hebben en het nog zullen doen om de overtuiging te schragen dat verzekering niet weg te denken is van veiligheid en vertrouwen; van het leven, gewoon.
Michel Baecker, gedelegeerd bestuurder.
11
I.
Waarom doen verzekeraars aan preventie? HISTORISCH PERSPECTIEF
Het begon in de 12de eeuw Van bij het begin gingen verzekering en preventie hand in hand. Sterker nog: aan preventie werd zonder meer voorrang gegeven. De geschiedenis van de brandverzekering illustreert dat perfect: reeds in de statuten van de in de 12de eeuw ontstane brandgilden zijn uitgebreide preventievoorschriften te vinden, die voor de verhouding verzekering-voorkoming kentekenend zijn geweest. In deze brandgilden werd de onderlinge hulp die voor kleine gemeenschappen als vanzelfsprekend werd geacht, voor de eerste maal geïnstitutionaliseerd.
Risicostudie in de Renaissance De beheersing van het risico bepaalt net de grens tussen de moderne en de vroegere tijd, meent de Amerikaanse econoom Peter Bernstein. De auteur van het boek „Against the Gods. The remarkable story of risk” is ervan overtuigd dat de toekomst meer is dan een bevlieging van de goden en dat de mens geen passief en machteloos slachtoffer is van een onbegrijpelijke natuur. Bernstein dook in de geschiedenisboeken om te ontdekken dat de studie van het risico eigenlijk begon in de Renaissance, toen mensen zich losmaakten van de hardnekkige stellingen die ze uit vroegere culturen erfden. Wat begon als een intellectueel spel, een onderzoek naar oplossingen van raadsels in verband met winstkansen, leidde tegen het midden van de 17de eeuw tot de ontdekking van de waarschijnlijkheidstheorie, die het wiskundige hart vormt van het risicoconcept. Tegen het midden van de 18de eeuw waren allerlei soorten verzekeringen in het Westen gemeengoed en hielden wiskundigen zich bezig met het bepalen van risico en met de daarbij horende statistiek. Wie rijk wilde worden, deed dat nooit zonder een gok te wagen: schepen afhuren, expedities financieren, mensen aanwerven, leningen aangaan. Het nemen van een risico werd een dagelijks
12
gebeuren, en heel snel was er nood aan een methode om dat risico te berekenen. Indien alles een kwestie is van geluk, dan is risicomanagement zinloos, schrijft Bernstein. Zijn studie van het onderwerp bewijst dat dit niet het geval is.
EIGENSCHAPPEN EN BEWEEGREDENEN Complementair Preventie is het meest rationele middel om zich tegen risico’s te beschermen. Preventie maakt het immers mogelijk, door het systematiseren van de voorzorgsmaatregelen, de onzekerheden van het bestaan weg te werken of te beperken. Preventie garandeert echter geen totale veiligheid: er zullen altijd ongevallen en branden zijn en de gevolgen daarvan zullen altijd hersteld of vergoed moeten worden. Daarom blijft verzekeren noodzakelijk. Een verzekeringscontract kan de financiële gevolgen van een schadegeval opvangen, maar kan levens noch goederen beschermen, een gebied waarop de preventie wel een rol speelt. Verzekering en preventie vullen elkaar met andere woorden aan. Die complementariteit is belangrijk omdat preventie, door het terugdringen van de schadefrequentie en -kosten, de verzekering zo toegankelijk mogelijk moet maken, dat zij haar bij uitstek sociale functie kan uitoefenen.
Ethisch verzekeren Verzekeraars onderschatten soms nog het belang van preventie. Wat ze op dit vlak presteren beperkt zich tot een ondermaatse nevenactiviteit. Dit was alvast de ongezouten mening van Jos Daniëls, gewezen voorzitter van KBC Verzekeringen (ex-ABB) en ondervoorzitter van de BVVO, toen hij het onderwerp aansneed tijdens de Leuvense Verzekeringsdagen anno 1996. De toename van het aantal ongevallen moet de verzekeraars aanzetten tot preventie-acties, op eigen initiatief of georganiseerd door derden. Tenslotte beschikken de verzekeraars – meer dan bijvoorbeeld de politiediensten – over informatie inzake oorzaken en gevolgen van ongevallen. Schieten verzekeraars niet te kort in hun sociale en economische plicht als zij van die
13
informatie geen gebruik zouden maken om acties op te zetten of te stimuleren?
„Preventie zou op termijn een veel grotere impact kunnen hebben op de prijs van de verzekering dan concurrentie”. In de hoop iets los te maken liet de heer Daniëls zich erg kritisch uit tijdens die Leuvense Verzekeringsdagen, die in het teken stonden van ethiek en verzekeren. De verzekeringssector was in hetzelfde bedje ziek als de sociale zekerheid. Naargelang er meer ongevallen gebeurden ging men op zoek naar bijkomende inkomsten, in plaats van inspanningen te leveren om het aantal ongevallen te verminderen. Minder ongevallen betekent minder leed, minder kosten en tenslotte een lagere marktprijs. Preventie zou op termijn een veel grotere impact kunnen hebben op de prijs van de verzekering dan concurrentie. Verschillende verzekeraars, zoals verder in dit Cahier zal blijken, werken reeds aan preventie, de BVVO ondersteunt en coördineert een aantal inspanningen (denken we maar aan de millennium bug, de fraudepreventie enz.). De beroepsvereniging geeft ook de nodige impulsen aan organisaties zoals Prevent, de Nationale Vereniging ter voorkoming van Brand en Binnendringing (NVBB) of het Belgisch Instituut voor Verkeersveiligheid (BIVV). Al die inspanningen kunnen er misschien toe leiden dat bij de bevolking stilaan een veiligheidsreflex ontstaat (hoe voorkom ik al die miserie?) die de oude zekerheidsreflex (als er iets gebeurt ben ik toch gedekt?) afremt. Grootschalige preventiecampagnes zijn trouwens niet de enige oplossing; sommige verzekeraars willen hoofdzakelijk cliënteelgerichte inspanningen leveren. Beide zijn van belang. Meer inspanningen doen om de kans op tegenslagen te verminderen en de gevolgen van tegenslagen te beperken, zal de kostprijs van de solidariteit verlagen en haar op die manier een nieuwe, zinvolle en zekere toekomst geven. Dat is, volgens Jos Daniëls, ethisch verzekeren.
Sociaal en menselijk Als we de laatste editie van de Van Dale openslaan bij het woord verzekering vinden we volgende definitie: „overeenkomst bij
14
welke de ene partij, tegen ontvangst van een vast bedrag (premie), zich jegens de andere partij verbindt haar schadeloos te stellen wegens een verlies, schade of gemis van verwacht voordeel, die zij door een onzeker voorval zou kunnen lijden, of aan haar of een derde een bepaald bedrag uit te keren op zeker tijdstip”. In oudere woordenboeken of handboeken over verzekering klonk het nog veel socialer, bij voorbeeld: „een sociale instelling die aan een lid van een groep, dat verlies heeft geleden of in een behoeftige toestand is geraakt, hulp verleent met gelden die door de groep werden samengebracht”. De sociale rol van een verzekering is, ondanks de geëvolueerde omschrijvingen, onaangetast gebleven. Die sociale rol mag zich evenwel niet beperken tot het betalen van de overeengekomen geldelijke vergoedingen maar moet zich in de eerste plaats uiten in de bezorgdheid en de inspanningen om de ongevallen en de schadegevallen te voorkomen. Preventie is voor de verzekeraars een primaire menselijke en sociale plicht. De tijd dat verzekeraars zich konden beperken tot statistische oefeningen is – gelukkig – al lang definitief voorbij. De verzekeraars hebben de plicht hun klanten/verzekerden te laten genieten van de uitgebreide ervaring die zij hebben door de dagelijkse analyse van vele ongevallen. Schadegevallen voorkomen, luidt de opdracht. In het belang van de mensen, de verzekerden, in eigen belang, onder druk van de media en de openbare opinie, rekening houdend met de economische en wetenschappelijke evolutie. Naast het allerbelangrijkste sociale aspect, is er inderdaad ook een factor „eigen belang”. Dit aspect hoeft niet verzwegen te worden, het maakt deel uit van de economische realiteit; bovendien lopen de belangen van verzekeraar en verzekerden hier samen.
Economische belangen Iedereen kent de logica inzake verzekeringen: hoe minder schadegevallen of hoe minder zwaar die schadegevallen doorwegen, hoe beter de resultaten voor de verzekeraar. Goede resultaten creëren ruimte voor grotere investeringen in preventie, voor betere service en bijstand aan schadelijders en hun familieleden
15
of voor eventuele premieverlagingen, naargelang de druk van de concurrentie en de strategie van de verzekeraar. De door de verzekeraar gevraagde preventiemaatregelen of -installaties kunnen de premiebepaling beinvloeden. In de brandverzekering van industriële risico’s bij voorbeeld is dat al op een door de BVVO georganiseerde wijze voorzien (sprinklers enz.). Een ander voorbeeld zijn de door de BVVO erkende alarm- en antidiefstalsystemen.
„Preventiehulp is een belangrijke vorm van service die de relatie met de klant gunstig beinvloedt”. De aanwezigheid van een gestructureerde preventiedienst – dit is vandaag vooral in de relatie tussen grote verzekeraars en grote bedrijven of verenigingen het geval – laat een verzekeringsonderneming toe de aangeboden risico’s nauwkeurig te evalueren (op dit terrein vertolken ook de risk managers een belangrijke rol), preventiemaatregelen aan te bevelen, de premie te evalueren in functie van het werkelijke risico, desnoods de zware risicodragers te weren indien ze tot geen doeltreffende preventie-inspanning bereid zijn. De verzekering mag immers geen vrijgeleide zijn voor onverantwoord gedrag van een klant. Een juiste evaluatie van het risico en de nauwkeurige bepaling van met preventie te bereiken resultaten laten de verzekeraar toe zich concurrentieel op te stellen. De preventiehulp die wordt geboden is ongetwijfeld een belangrijke vorm van service die de relatie met de klant gunstig beinvloedt. De verzekerden, bedrijven of particulieren, zijn als wakkere consumenten de afgelopen jaren niet enkel gevoeliger geworden voor tarieven, maar ook voor dit soort extra dienstverlening. Preventie-advies van een verzekeraar mag gerust beschouwd worden als een vorm van nauwe communicatie tussen verzekeraar en verzekerde. Sommige verzekeraars met een sterk preventieprofiel laten hun inspanningen en dienstverlening terzake overigens dubbel renderen: individueel, als service aan de bestaande klanten en collectief, via communicatie- en marketingcampagnes voor het grote publiek en de potentiële nieuwe klanten. Redenen zat dus voor de verzekeraars om aan preventie te doen. Vroeger berustte de verzekeringsactiviteit op twee grote wetten: op de wet van de grote getallen (of juister: van de grote aantallen) en op die van de spreiding van het risico. Nu is er een derde bijgekomen: de wet van de preventie.
16
Soorten preventie Primaire preventie heeft tot doel de aanleidingsfactoren tot het ongeval en/of tot de schade weg te werken. Voor de verzekeraar kan dit ook het afwijzen van bepaalde risico’s betekenen na grondig voorafgaandelijk onderzoek. Secundaire preventie poogt om na gebeurde ongevallen of schadegevallen herhaling te voorkomen. Verzekeraar kan bv. inwerken op verzekerde bedrijven en hun risico’s door een aantal maatregelen voor te stellen. Tertiaire preventie beoogt het beperken van de gevolgen van ongevallen of schadegevallen. Hier kan de verzekeraar initiatieven ontwikkelen om bv. de periode van werkonbekwaamheid te helpen verkorten, door de revalidatie van een slachtoffer en zijn reïntegratie in het arbeidsproces te stimuleren. Die evolutie is typerend voor de meer globale en meer menselijke aanpak in het hedendaags preventiebeleid. In de activiteiten van de preventiediensten van de verzekeringsondernemingen ligt de hoofdklemtoon op de primaire en de secundaire preventie, maar de tertiaire preventie krijgt meer en meer aandacht.
Passieve houding verlaten De aandacht voor preventie of voorkoming is de jongste jaren bij verschillende verzekeringsondernemingen gevoelig toegenomen. Dit wordt zeer duidelijk voor wie op dit gebied het beleid van de ondernemingen volgt. In de jaren tachtig kreeg de sector in academische middens nog slechte punten voor het vak preventie. Toen werd het aspect voorkoming op een eerder passieve, reactieve wijze benaderd, schrijft Anne Van Regenmortel in haar proefschrift „Voorkoming en verzekering” (dep. rechten UIA, 1991). Volgens haar mag preventie zich niet beperken tot het voorkomen van de schade die anders door de verzekeraars moet worden vergoed, maar de schade in zijn totale realiteit moet het voorwerp uitmaken van het voorkomingsbeleid. Anders is preventie tot ineffeciëntie gedoemd.
17
Van Regenmortel begrijpt dat bij herstel evenals bij vergoeding soms een afwachtende houding kan worden aangenomen, maar preventie vergt precies dat dergelijke passieve, reactieve houding wordt verlaten. Niet het optreden eens het kwaad geschied, maar het bevechten van de wortels van het kwaad wordt haar taak.
Subsidiair en geïndividualiseerd Bij de uitbouw van preventie bleef de schadeloosstellingsfunctie prioritair, stelde Anne Van Regenmortel vast. Het aanbod aan preventieve prestaties bleef gering en zelden werd in hoofde van de verzekeringnemer/verzekerde preventie als een afdwingbaar recht voorgesteld. Dit was logisch vanuit een visie die preventie enkel als een middel tot vermindering van de uitgaven voor schadevergoeding beschouwt. Nu wordt de aandacht meer en meer toegespitst op dreigende schade en op een veel ruimere versie van het begrip preventie. Er worden met andere woorden ook preventieacties ondernomen of prestaties geleverd zonder dat er zich eerst een bepaald schadegeval voordoet. Het valt haar op dat zowel in de sociale als in de particuliere verzekeringen wordt geopteerd voor individu-gerichte strategieën bij de uitbouw van een preventiebeleid. Wanneer echter blijkt dat de oorzaken van schade veeleer door sociale en maatschappelijke factoren worden bepaald, dan dient de preventie globaal en maatschappelijk te worden aangepakt. Op het ogenblik dat Van Regenmortel haar studie voltooide had het opzetten van een preventiebeleid ook een diffuus, verward karakter. Preventie-initiatieven stonden toen amper los van regelingen binnen de reglementering inzake schadeloosstelling. Preventie verdient niet alleen een afzonderlijke behandeling, maar moet de schadeloosstelling ook voorafgaan.
Hoe de verzekerde te overtuigen? De meeste verzekerden zijn pas bereid aan preventie te doen wanneer ze erg veel schade hebben geleden of wanneer hun verzekeraar hen er uitdrukkelijk toe aangespoord heeft. Er is veel mensenkennis en vooral overtuigingskracht voor nodig om de verzekerde te doen inzien dat een polis alleen niet volstaat om goederen te beschermen. Deze benadering wil de verzekerde
18
verantwoordelijkheidsbesef bijbrengen en gaat natuurlijk in tegen de gangbare gewoonten en opvattingen. Ze kan alleen slecht overkomen wanneer er geen tariefaanpassingen mee gepaard gaan. Zo denkt in ieder geval het Franse vakblad L’Argus erover. Verderop in dit Cahier stellen wij aan enkele verzekeraars de vraag of een financiële incentive al dan niet aangewezen is om preventie bij de verzekerden aan te moedigen. Een ander probleem is dat je met preventie te bespreken, al snel open deuren intrapt. Als ze op feiten steunt, is preventie gewoon een kwestie van gezond verstand.
Alle sectoren zijn betrokken In elke bedrijfstak, op elk ogenblik van de dag, is preventie nodig. Inbraak, brand, auto- en industriële risico’s zijn in dit verband vanzelfsprekend, maar zowat alle sectoren zouden er zich mee bezig moeten houden. Verontreiniging en informatica zijn nieuwe terreinen waarop aan preventie wordt gedaan. Informaticabeveiliging komt in dit boekje niet aan bod (zie daarvoor de talrijke acties bij Clusib, de Belgische club voor informaticabeveiliging, waaraan de BVVO actief deelneemt). Misschien heeft de „millennium bug” hier iets mee te maken. Er werd toen maandenlang, bijna dagelijks, koud en warm geblazen. De gevreesde „bug” bleek uiteindelijk niet meer dan een „storm in een glas champagne”. De Belgische verzekeringssector had het probleem nochtans au sérieux genomen. Lang op voorhand werden bewustmakingscampagnes opgezet, zowel collectief als individueel. Ook organisatorisch was de sector op het ergste voorbereid. Binnen het samenwerkingsverband Datassur was een platform voor expertises „Jaar 2000” opgericht. Het liep goed af. De speciaal voorbereide experts dienden niet uit te rukken.
19
II.
Hoe doen verzekeraars aan preventie?
Inleiding De verzekeringsondernemingen doen zowel op collectieve wijze als op individuele wijze aan preventie. Enkele bekende preventie-instellingen (zoals Prevent, BIVV en NVVB) worden al sinds tientallen jaren medegefinancieerd door de sector en dit via de BVVO. Die instellingen, hun activiteiten en vooral hun uitdagingen worden verder in dit boekje een voor een voorgesteld. Elke verzekeringsonderneming is individueel ook actief op het erg brede terrein van de preventie, de ene al meer of al opvallender dan de andere. Enkele typische acties of campagnes komen terloops aan bod, bij wijze van illustratie van wat een verzekeraar zoal op poten kan zetten. De acties van de verzekeringswereld kunnen echter niet los gezien worden van wat er buiten de sector, al dan niet in samenwerking met verzekeraars of preventie-instellingen, gebeurt en beweegt. In dit hoofdstuk zijn dan ook een aantal „best practices” ingelast – uit binnen- en buitenland – die inspirerend kunnen werken voor al wie met preventie en verzekeringen te maken heeft. Om de leesbaarheid te bevorderen en de coherentie tussen een aantal initiatieven niet verloren te laten gaan, is de verzamelde informatie ingedeeld onder vier verschillende noemers of thema’s: verkeersveiligheid, brand- en diefstalvoorkoming, arbeidsveiligheid en gezondheid.
VERKEERSVEILIGHEID Collectieve preventie Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid
Het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid (BIVV) leunt als instelling aan bij het ministerie van Verkeer en Infrastructuur. De minister of staatssecretaris van de federale regering bevoegd voor de verkeersveiligheid is automatisch voorzitter van het instituut.
20
Het huidige BIVV zag het levenslicht in 1986, na de samensmelting van de Hoge raad voor de verkeersveiligheid, het Studiefonds voor een veilig wegverkeer en het Centrum voor aanpassing aan het rijden van gehandicapte automobilisten (Cara). Er werden ook een aantal activiteiten overgenomen van Via Secura dat reeds in 1952 met de steun van de verzekeraars was opgericht. Het driemaandelijkse informatieblad van het BIVV draagt nog steeds de naam van Via Secura. De BVVO is al jarenlang een van de vaste partners van het BIVV, zij biedt jaarlijks een belangrijke financiële ondersteuning en geeft via haar vertegenwoordiging in de beleidsorganen van de vereniging mee vorm aan de krachtlijnen van het te voeren preventiebeleid. Elk jaar sponsort de BVVO ook een specifieke actie, zoals de tolauto die op menige beurs het nut van een veiligheidsgordel demonstreerde of de promotie voor het aanbrengen van reflecterende strips op kinderkleding en boekentassen. De bevordering van de verkeersveiligheid en de verkeersleefbaarheid door middel van voorlichting en opvoeding enerzijds, studie en onderzoek anderzijds: zo luidt het algemene doel van het BIVV. De interne organisatie van het instituut steunt op drie pijlers of invalshoeken: de weggebruiker, het voertuig en de weg (omgeving). Het BIVV verzamelt en analyseert alle mogelijke ongevallencijfers en doet sedert enkele jaren aan permanente sensibilisatie. Themacampagnes volgen elkaar in snel tempo op. Reclameborden, radio- en tv-spots ondersteunen continu de boodschap. Wie kent er Bob niet? Voor de gemeenten, de politiediensten en de scholen ontwikkelde het instituut een waaier van informatiepakketten. Verscheidene initiatieven komen tot stand met de hulp van sponsors, waaronder regelmatig verzekeringsmaatschappijen.
BIVV Haachtsesteenweg 1405, 1130 Brussel Tel.: 02/244.15.11 Fax: 02/216.43.42 www.bivv.be
21
Alle neuzen in dezelfde richting Wat kan er nog verbeteren aan het politieoptreden? De leiding van het BIVV ontwikkelde hierover een duidelijke visie. Heel wat mensen menen dat repressie de beste preventie is. Het komt er op aan de subjectieve pakkans – het gevoel dat je kan geverbaliseerd worden – te verhogen. Door daadwerkelijk toezicht uit te oefenen, aanwezigheid van politiediensten op de openbare weg, aangevuld door communicatie, voldoende publiciteit rond die acties. Bij voorbeeld het aankondigen van snelheidscontroles via de massamedia. Dergelijke mededelingen doen het gevoel toenemen dat er controles worden uitgevoerd in het land. Met betrekking tot de hervorming van de politiediensten pleit het BIVV af en toe voor de oprichting van een specifieke afdeling verkeerspolitie. Zo’n politie zou exclusief met verkeerstaken worden belast en worden ingezet op het gewone wegennet, buiten de autowegen en de stedelijke agglomeraties. Dat moet de objectieve pakkans vergroten en een signaal zijn voor de weggebruikers die de verkeersregels met de voeten treden.
„Sensibiliseren en informeren is goed, maar we moeten er ook voor zorgen dat de wet wordt nageleefd en dat recidive wordt voorkomen”. Het BIVV wil alle neuzen graag in dezelfde richting hebben. Als verschillende ministers verschillende dingen gaan vertellen, dan wordt de zaak niet meer geloofwaardig; bv. over snelheidsbeperkingen of de hoogte van de boetes. Ook de niet-openbare diensten, zoals beroepsfederaties en automobielclubs, zouden best op dezelfde lijn zitten. De autoconstructeurs hebben natuurlijk een eigen visie op het verkeersgebeuren. Zij zouden nochtans meer aandacht kunnen besteden aan het aspect veiligheid dan aan het aspect snelheid zodat op het niveau van de promotie en de verkoop een aantal andere (verkeersveiligere) waarden worden meegegeven. Sommige, met name Volvo en Saab, hebben weliswaar eerder dan anderen een stevig imago opgebouwd van veilige wagens, maar onder druk van de concurrentie zijn die merken toch verplicht om in hun publicitaire folders ook de „prestaties” van hun voertuigen in de verf te zetten. Ook de verzekeringsondernemingen zouden meer signalen kunnen uitsturen in hun preventie- en marketingbeleid, meent het BIVV. Te weinig verzekeringsondernemingen doen dit. Een aan-
22
tal komen individueel sterk naar buiten met hun preventiebeleid en profileren hun commerciële communicatie daar rond. Sommige verzekeraars doen ook inspanningen maar houden het discreet; ze werken meer below the line zoals dat heet in marketingtermen, zonder opvallende campagnes.
Trouwe partners DVV („Kinderen hebben geen remmen” en snelheid) en P&V (gordelplicht) waren de voorbije jaren trouwe partners van het BIVV. Al langer geleden was er een hoffelijkheidscampagne in samenwerking met Royale Belge en KBC was ook gelinkt met fietshelmen en met Bob. Naar kinderen toe werd ook nog campagne gevoerd met RVS en Samson & Gert.
Treden binnenkort andere verzekeraars op de voorgrond? Het instituut voor de verkeersveiligheid geeft toe dat men gemakkelijker terugvalt op de mensen die men reeds kent. Bestaande samenwerkingen worden dus vaak verlengd. Bovendien is de capaciteit inzake campagnes en de communicatieruimte op de kalender van de grote baanaffiches beperkt: als dertig verzekeraars belangstelling tonen, kan je geen dertig verschillende campagnes voeren. Van de ondernemingen met wie het BIVV nu werkt kan je toch beweren dat zij ietsje verder stappen dan alleen maar een return te krijgen op hun aanwezigheid in de campagne. Ze hebben een bepaald sociaal doel en zijn bereid daarin iets op te bouwen. Sommige maatschappijen hebben een cd-rom over „defensief rijden”, andere bieden voordelen aan jonge bestuurders die een rijvaardigheidscursus willen volgen in rijcentra, of aan senioren die bereid zijn hun inzicht in het verkeer aan te scherpen. Het BIVV stelt een aantal positieve impulsen vast die de veiligheid op het voorplan trekken. Wanneer al die positieve signalen
23
zich herhalen of vermenigvuldigen, dan winnen de grote campagnes ook aan belang.
„De afgelopen jaren trachten wij uit de marginaliteit te komen van een organisatie die tegen de stroom moet opvaren maar die niet over middelen beschikt om het tij te doen keren”.
Slechte of goede ongevallencijfers… Bestaat er een sluitende verklaring voor het tegenvallende aantal verkeersongevallen? Elk jaar wordt die vraag door de media gesteld wanneer zij kennisnemen van de jongste ongevallenstatistieken. De toegenomen verkeersdrukte kan onmogelijk de enige reden zijn voor de „slechte” statistieken. Vaak spelen minder evidente zaken een rol: hoe was het weer bij voorbeeld in dat bepaald jaar? De vergelijking van het aantal regendagen is vroeger reeds zinvol gebleken. Wie weet komt een wiskundige met een werkbare wegingscoëfficient voor de dag… Intussen puurde het BIVV nieuwe hoop uit de ongevallenstatistieken van de laatste jaren. In 1999 steeg, voor het eerst sinds 1996, het aantal slachtoffers nog nauwelijks. Terwijl het aantal ingeschreven voertuigen bleef toenemen (en dat zonder rekening te houden met het groeiende doorgaande internationaal verkeer). Bovendien daalde het aantal ongevallen met doden en zwaargewonden (–4,8%). Uitkijken of die trend zich verderzet de volgende jaren.
Wanneer mengt Europa zich in het verkeersongevallendebat? Dat is nog niet voor morgen, meent het BIVV. Elk land doet op zijn manier een inspanning om de bestuurders attent te maken op de risico’s van de weg. Aan campagnes van Europese signatuur die in alle lidstaten gelijktijdig kunnen lopen, wordt amper gewerkt. Het is evenwel niet moeilijk om snel enkele motieven voor een dergelijke aanpak te citeren: het internationaal (vracht) verkeer neemt fors toe, de algemene mobiliteit evenzeer, de tunnels onder het Kanaal en onder de Alpen, de handel met gewezen Oostbloklanden, ontelbare vrachtwagens doorkruisen België, tijdens de zomer rijdt half Europa door Frankrijk op zoek naar de zon,… Waarom blijven grensoverschrijdende campagnes uit? Te veel barrières te overwinnen waarschijnlijk: taal, cultuur, reclamebureau, slogan kiezen, enz.
24
De verschillende Europese instellingen voor verkeersveiligheid houden het vandaag bij een uitwisseling van ideeën. Frankrijk en de Nederlandse provincie Zeeland toonden zich bv. erg geïnteresseerd in de overname van het Bob-concept. Enige harmonisering van verkeersgebonden maatregelen dringt zich stilaan op. Waarom rijden de Nederlanders altijd met de lichten aan op de snelwegen? Het lijkt op het begin van een mop maar het is er geen. Waarom gaan de lichten van bepaalde Skandinavische wagens of van (Amerikaanse) huurwagens altijd aan en die van andere merken niet? Waarom zijn er op de snelwegen geen meertalige waarschuwingsborden? Hier ligt nog een mooie uitdaging voor onze Europese politici.
Diefstalpreventie als aanvaardings- en segmentatiecriterium Vandaag is elk nieuw voertuig uitgerust met een anti-diefstalsysteem van het type startonderbreker. Begin jaren negentig was dit verre van het geval. In die periode groeide – onder invloed van de zeer slecht diefstalstatistieken – het idee om vanuit de verzekeringssector een belangrijke impuls te geven inzake preventie. De installatie van alarmsystemen – van zeer uiteenlopende kwaliteit – nam toe en het kwam er dan ook op aan voor de autoverzekeraars om te kunnen beschikken over een aantal kwaliteitsvereisten. De BVVO maakte daar sinds het einde van de jaren tachtig werk van en in juni 1993 verscheen het geactualiseerde lastenboek voor immobilisatiesystemen (het zgn. type VV1). Kort nadien volgde een tweede lastenboek (VV2) voor de combinaties van immobilisatiesystemen met sirenes. Voor de verzekeringsondernemingen vormen die lastenboeken en de bijbehorende lijsten van erkende antidiefstalsystemen een handig werkinstrument. De verzekeraars verwijzen in hun polisvoorwaarden met betrekking tot de waarborg diefstal naar de door de BVVO erkende systemen. Deze gecoördineerde aanpak vanuit de beroepsvereniging in samenwerking met de verschillende autoverzekeraars had een zeer gunstig effect op de diefstalstatistieken. Intussen hebben helaas ook de autodieven hun taktiek aangepast. Enerzijds hebben de criminelen het de jongste jaren meer en meer gemunt op oudere voertuigen. Anderzijds worden recente voertuigen – vooral de topmodellen van de bekende merken – niet meer op de klassieke wijze gestolen; ze veranderen nu van eigenaar na een carjacking of een homejacking.
25
De producenten en invoerders van alarmsystemen speelden op deze nieuwe trend in met het commercialiseren van specifieke anti-carjackingsystemen. De BVVO stelde ook in dit aanbod orde op zaken door het opstellen, begin 2000, van een eerste lastenboek voor nadiefstalsystemen (CJ1). Op de uiterst concurrentiële markt van de autoverzekeringen evolueert in de praktijk bij heel wat verzekeraars het hebben van een bepaald anti-diefstalsysteem van een aanvaardingscriterium naar een segmentatiecriterium dat de hoogte van de premie en/of de franchise op de waarborg diefstal zal beïnvloeden.
Individuele acties „Kinderen hebben geen remmen” Een verzekeraar die zich al vele jaren profileert rond verkeersveiligheid is DVV. Elk jaar springt de onderneming enkele keren op de kar van het BIVV om een van de preventiecampagnes te sponsoren. Een recente uiting van die samenwerking was de campagne „Snelle jongens, niet met mij” (herfst ‘99).
De communicatieverantwoordelijken geven ruiterlijk toe dat zij via die grootschalige campagnes niet enkel willen meewerken aan de voorkoming van verkeersongevallen, maar ook hun naambekendheid willen opschroeven. En dat lukt ook aardig. Onderzoek heeft uitgewezen dat DVV (in Vlaanderen) de vierde meest bekende verzekeraar is, terwijl het in de ranglijst van de onderneming qua omzet in 1998 slechts op de achtste plaats prijkte. Uit de jaarlijkse imagometingen die de verzekeraar laat uitvoeren blijkt dat de ondervraagden de naam van de maatschappij spontaan als eerste noemen in verband met verkeersveiligheid. Ook de collega’s die eveneens regelmatig een campagne opzetten met het BIVV zoals P&V en ABB (nu KBC) worden door het grote publiek spontaan geciteerd. Dus: de gezochte identificatie met het onderwerp is een feit.
26
Waarom blijft een verzekeraar het grootste stuk van haar promotiebudget inzetten op het item verkeersveiligheid? Het is onmogelijk om je op alle belangrijke items toe te spitsen, meent de PR-verantwoordelijke.
Waarom het thema verkeer? Het raakt iedereen. Het is dus uitermate geschikt om het grote publiek ermee aan te spreken. En het berokkent veel leed. Dat leed helpen voorkomen of verminderen, past perfect in de familiale, menselijke aanpak die deze verzekeraar traditioneel hoog in het vaandel draagt. De problematiek van het kind in het verkeer heeft de afgelopen jaren – jammer genoeg – nog niets aan nieuwswaarde ingeboet. Campagnes herhalen rond eenzelfde onderwerp is belangrijk. Zo bereik je wat DVV intussen heeft bereikt: mensen gaan je automatisch associëren met het thema verkeersveiligheid. De komende jaren zal de onderneming zich blijven concentreren op dit ene actiefront, ze gelooft rotsvast in de voordelen van die aanpak. Bovendien is over verkeersveiligheid het laatste woord nog niet gezegd, argumenteert de woordvoerster. De taktiek in de korte tv-spots (naargelang de zender 5 à 7 seconden) die gesponsorde tv-programma’s afsluiten, werd bijgestuurd. Het typetje dat lange tijd alle aandacht trok van tvkijkend België zag zijn animatierol inkrimpen om plaats te maken voor tips die niet enkel de veiligheid in het verkeer, maar ook de veiligheid thuis aanbelangen. Deze verzekeringsonderneming dankt zijn uitgesproken „verkeersveilig” profiel aan een jarenlange aanwezigheid op dit terrein. De slogan „Kinderen hebben geen remmen” dateert al van midden jaren tachtig en hij houdt nog steeds stand in het marketing- en communicatiebeleid van de maatschappij. Elk jaar – met pieken in de maand september – duikt de slogan weer op, in folders, op boekentassen, op verkeersborden, … Voor de verdeling van promotiemateriaal naar de consument toe staat de tussenpersoon in. Campagne-coördinatoren van de verzekeraar beschouwen de partner BIVV als een enorme motor, die de campagnes initieert en leidt. Als sponsor wordt de verzekeraar wel nauw betrokken bij de keuze van affiches en slogans die door een reclamebureau worden bedacht. Als sponsor krijg je van het BIVV ook altijd de resultaten te zien van de post-campagne-steekproeven die het instituut laat uitvoeren. Die zijn altijd bemoedigend en sterken dus het geloof in de efficiëntie van die grote affichecampagnes.
27
Het is een hoopgevende factor, vooral in de context van de minder rooskleurige ongevallenstatistieken van de voorbije jaren. Net voor de start van een nieuwe mediacampagne brengt de verzekeringsonderneming via de bekende interne communicatiekanalen het personeel op de hoogte. Zodat de medewerkers weten waar of wanneer ze een bepaalde affiche of tv-spot kunnen ontdekken. Naast de voor iedereen zichtbare acties ontwikkelde DVV enkele initiatieven die bij dezelfde problematiek aansluiten. Aan de kandidaat-verzekeringsnemers jonger dan 26 jaar biedt men de mogelijkheid om een cursus defensief rijden te volgen. De kosten van de opleiding worden gedeeld en wie de cursus met succes afrondt geniet een korting op de normale verzekeringspremie. Anderzijds biedt de verzekeraar sinds mei 1999 ook psychologische slachtofferhulp aan in alle schadeverzekeringen. Ook dat mag als preventie (van bv. aanslepende trauma’s) beschouwd worden.
Centra voor rijvaardigheid Snelheid, te veel auto’s, alcohol, drugs, medicamenten, pech, het noodlot,… voor verkeersongevallen worden altijd één of meer van deze redenen aangevoerd. De centra voor rijvaardigheid – zo zijn er een zevental in het land – bekijken de ongevallenstatistieken vanuit een andere invalshoek. Ze voeren promotie met zinnen als deze: wist u dat bijna 90% van alle ongevallen een menselijke fout als oorzaak hebben? Veel ongevallen worden veroorzaakt door zuivere stuurfouten, beamen de verantwoordelijken van VW & Audi Driving Know-How, het rijvaardigheidscentrum in Kortenberg dat de groep d’Ieteren al in 1993 oprichtte en daarmee toen een nieuwe trend zette qua veiligheid en dienstverlening. Een rijvaardigheidscentrum is geen slip- of raceschool. De cursussen die er worden georganiseerd geven de bestuurder de nodige verantwoordelijkheidszin voor ons druk wegverkeer zodat hij bepaalde risicosituaties voorziet en de nodige reacties aanleert om ongevallen te vermijden. Volgens het rijvaardigheidscentrum zou ongeveer 15% van de jonge bestuurders niet over de nodige zelfdiscipline beschikken om actief deel te nemen aan het verkeer. Het centrum richt zich natuurlijk niet enkel tot de jongeren, ook ervaren bestuurders die zich willen perfectioneren, oudere bestuurders met moeilijkheden of beroepschauffeurs kunnen er terecht voor een opleiding op maat. Aan
28
het eind van een vier uur durende sessie volgt steevast een persoonlijke evaluatie. Dankzij video-opnames aan boord van de wagens worden de gedragingen van de cursisten geanalyseerd. Zeer leerrijk! Op basis van de meer dan 25.000 bestuurders die zich – vrijwillig of verplicht – de voorbije jaren hebben gemeld in Kortenberg voor het volgen van de cursus, houdt slechts 2% van de bestuurders het stuurwiel op de juiste manier vast, en zit slechts 20% goed achter het stuur,… Wie nog aan het nut van een cursus defensief rijden twijfelt, geven we nog de mening van het Institute of Advanced Motorists mee. Volgens deze Britse instelling verlaagt bedoelde cursus zowel de kans op een ongeval, als de ernst van een ongeval met een vierde.
Samenwerking met verzekeraars Enkele verzekeringsondernemingen werken al jarenlang samen met rijvaardigheidscentra. Zij bevelen die cursussen defensief rijden aan hun cliënten aan. Verzekerden bij P&V betalen een voordeeltarief. En voor bestuurders jonger dan 26 jaar komt die onderneming zelf nog eens extra tussen in de kosten. De jonge bestuurder die de stage met succes voltooit, krijgt van de verzekeraar daar bovenop nog eens vermindering op de BA-autoverzekering: de bijpremie die normaal gezien wordt aangerekend aan jonge bestuurders hoeft dan niet betaald. Volgens VW & Audi Driving Know-How is de samenwerking met P&V een groot succes; de verzekeraar zag zijn schadestatistieken gevoelig dalen. Het centrum werkt of werkte ook al samen met Fortis AG, AXA Royale Belge, Winterthur-Josi, Mercator & Noordstar, General Accident (inmiddels CGNU) e.a.
Steun van overheid of privé? De overheid scoorde – toevallig of niet kort voor de parlementsverkiezingen – goed met de organisatie van gratis opfrissingscursussen voor 55-plussers. Zou de overheid ook geen middelen kunnen vrijmaken om in samenwerking met de verzekeringsondernemingen bij voorbeeld brokkenrijders – ongeacht de leeftijdscategorie – systematisch naar een cursus defensief rijden te sturen? En waarom bieden alle verkopers van nieuwe voertuigen geen opfrissingscursus aan? Tenslotte worden er miljoenen, of beter
29
miljarden frank gestopt in de verbetering van de uitrusting van de wagens, maar naar de opvoeding van de automobilisten gaat amper een frank, merkt Stephen Logsdail* op. Deze gespecialiseerde letseldokter (injury doctor) steekt de draak met alle technische snufjes op de betere voertuigen. ABS bv. is misschien veiliger dan een gewoon remsysteem, maar niemand leert je het te gebruiken. Zo neemt hij ook anti-alcoholcampagnes op de korrel die een negatieve boodschap uitdragen. Uit de sociale psychologie heeft hij onthouden dat door dingen te verbieden het gedrag van de doelgroep niet wijzigt. Eerlijke en betrouwbare informatie aanreiken, gekoppeld aan het tonen van de mogelijke gevolgen, heeft meer succes.
Opgelegde verkeerspreventie in Canada ICBC (Insurance Corporation of British Columbia) moet van de overheid jaarlijks 5% van het incasso aan verkeerspreventie besteden. Een bijzonder kenmerk van die verzekeraar is dat het gaat om een overheidsbedrijf zonder winstoogmerk dat over een monopolie voor de verplichte motorrijtuigverzekering beschikt, maar voor alle aanvullende verzekeringen concurreert met andere verzekeraars. Net als overal elders, wordt de verzekeraar geconfronteerd met een inertie tegenover het ongeval. Bij de minste inbraak vraagt men zich af wat de politie doet, terwijl verkeersongevallen als een fataliteit worden beschouwd. Maar de cijfers liegen er niet om: de weg eist een veel zwaardere tol dan gewelddelicten en gewone delinquentie. Of het nu gaat om moord, slagen en verwondingen of inbraak, telkens ligt de gemiddelde economische balans hoger wanneer het verkeersongevallen betreft. ICBC moet bij de besteding van het preventiegeld rekening houden met de prerogatieven van de politiediensten, die de gepaste methodes op het terrein beheren en het evenwicht sensibilisering/repressie bepalen. In plaats van de politie te dicteren wat ze moet doen, vraagt de verzekeraar het Parket om zijn actie te steunen. ICBC werkt ook samen met de plaatselijke autoriteiten om die secties van het verkeersnet te herzien waar blijkt dat te veel ongevallen te wijten zijn aan de infrastructuur zelf. De verzekeraar sluit beheerscontracten voor stukken van wegen, waar-
* Financial Times van 14 augustus ‘99.
30
bij de beschikbare subsidies pas worden toegekend wanneer de doelstellingen bereikt zijn, een mooi voorbeeld van „management by objectives”. De resultaten zijn heel bemoedigend, te meer omdat snel duidelijk wordt dat het aantal ernstige ongevallen afneemt. Wie ooit al het genoegen had om met een huurwagen, of beter nog een motorhome, door „Beautiful BC” te toeren, zal het bevestigen: de kwaliteit van de wegen is er zeer goed. Aan haar collega’s die opereren op markten die voor de concurrentie openstaan, verklaart ICBC dat preventie het mogelijk maakt om te weerstaan aan een forse druk op de prijzen. Zij herinnert er evenwel aan dat haar monopoliestatuut bij elke algemene verkiezing ter discussie wordt gesteld… Dankzij het goede imago van ICBC inzake schaderegeling – een tevredenheid van bijna 90% – zal de gevreesde privatisering wellicht nog even uitblijven.
Aan de rotonde van verzekeraar X Een paar Nederlandse verzekeraars bieden – in tegenstelling tot de collega’s van ICBC – vrijwillig financiële steun aan lokale overheden bij het uitvoeren van maatregelen die de verkeersveiligheid moeten verbeteren. Zo stelt Univé in Drenthe tien miljoen gulden beschikbaar voor de aanleg van nieuwe rotondes. Veilig Verkeer Nederland*, een tegenhanger van het Belgisch Instituut voor Verkeersveiligheid, hoopt dat de grote verzekeraars het voorbeeld van Univé zullen volgen. De centen van Univé gaan naar een fonds dat ook wordt gespijsd door Rijkswaterstaat en de provincie Drenthe. Gemeenten kunnen tegen een lage rente geld lenen om versneld onveilige verkeerspunten aan te pakken. Volgens een woordvoerder van Univé in de Nederlandse pers zijn verkeersongevallen een grote onkostenpost voor de onderneming. Vandaar het idee om de maatschappelijke en de economische belangen te combineren. Het gaat de verzekeraar niet zozeer om het wegwerken van de kostenpost, maar om de maatschappelijke betrokkenheid. De Nederlandse regering heeft geen bezwaar tegen deze nieuwe vorm van medefinanciering. Volgens het Verbond van Verzekeraars zijn er meer projecten op komst. Zo betaalt Centraal Beheer mee aan de verbetering van de verkeersveiligheid in de provincie Zuid-Holland.
* Inmiddels herdoopt in „3VO”.
31
Wat hebben achteruitkijkspiegels en dashboards gemeen? Ze moeten lichamelijke letsels bij ongevallen beperken. Het werkwoord moeten dankt deze zin aan de Europese autoriteiten die het afgelopen decennium enkele interessante richtlijnen (45 in het totaal) terzake invoerden.
De hele vrachtwagenvloot van Colruyt werd uitgerust met dodehoekcamera’s. Het initiatief kadert binnen het Transport-charter voor meer veiligheid en hoffelijkheid in het verkeer.
De aanvankelijk zeer grote verschillen tussen de uitrustingsreglementering in de Verenigde Staten en deze in Europa zijn hierdoor erg klein geworden. Guy Jacques, hoofd Europese zaken en expert homologatie van voertuigen bij AIB-Vinçotte, verwacht dat we binnen tien jaar wellicht over precies dezelfde spelregels beschikken als aan de overkant van de Atlantische oceaan. Reeds in 1989 vaardigde de Europese overheid een richtlijn uit (89/297/EEC) die de constructeurs verplichtte vrachtwagens in de hogere gewichtscategorieën uit te rusten met zijdelingse beschermingen (tussen de voor- en de achterwielen van de oplegger) om te vermijden dat zwakke weggebruikers bij aanrijdingen te gemakkelijk onder het voertuig zouden terechtkomen. Ook de designers van personenvoertuigen zagen hun briefing aangedikt met Europese voorschriften, die zowel de veiligheid aan de buitenkant als de veiligheid aan de binnenkant van het voertuig behelzen. Het was inderdaad een Europese richtlijn die er voor zorgde dat we nu op alle nieuwe modellen (op de Europese markt) spie-
32
gels in één geïntegreerd stuk zien, inklapbaar, vervaardigd uit mensvriendelijke materialen. In het algemeen zijn alle „uitsteeksels” op voertuigen gereglementeerd. Hoe een antenne moet gemaakt zijn, hoeveel millimeter een merklogo nog uit het koetswerk mag steken (jammer voor de nostalgici die kickten op sommige Duitse en Britse logo’s vooraan op de motorkap). Ook de bumpers mogen niet meer zo ver uitsteken als vroeger. Vroeg u zich een aantal jaren geleden ook af waarom heel wat automodellen meer en meer op elkaar begonnen te lijken? Het antwoord schuilt (deels) in de Europese wetgeving.
Nieuwe airbags Ook aan de binnenkant van het koetswerk werd de auto „mensvriendelijker” tijdens de jaren ‘90. Hoewel niet verplicht, zijn nagenoeg alle nieuwe modellen uitgerust met een airbagbestuurder, de airbag-passagier vooraan is eerder uitzondering dan regel omwille van de mogelijke gevaren voor babyzitjes. De (Skandinavische) automerken met een hoog veiligheidsprofiel pakken al een tijdje uit met zijdelingse airbags. Renault pakt nu uit met een adaptieve airbag die opblaast naargelang de ernst van de aanrijding. Bij Toyota experimenteert men al jaren met de zgn. exterior airbag, die aan de buitenkant van het voertuig bescherming moet bieden voor de zwakke weggebruikers. Terwijl Opel, bij voorbeeld, de actieve hoofdsteunen introduceert om halswervelkwetsuren te vermijden bij kop-staartaanrijdingen. Tijdens het Autosalon in Brussel pakten nog andere merken uit met variantes op hetzelfde thema. Wegens de hoge installatieen reparatiekosten zijn airbags in de States overigens erg gegeerd geworden bij dieven. Waaraan een dashboard moet voldoen werd wel gereglementeerd door Europa; ook hier zijn scherpe uitsteeksels uit den boze. Het gebruikte materiaal voor het bord, de spiegel en het stuur moet ook energie kunnen opvangen (u kent beslist die zwarte, zacht aanvoelende kunststofbekleding, ofwel rijdt u met een voertuig met oldtimerambities). Andere wetgevende initiatieven van de Europese Commissie in de autobranche hebben betrekking op de uitstoot van polluerende gassen. De normen voor een meer milieuvriendelijke uitstoot van gassen liggen vast, de Europese richtlijn is goedgekeurd en wordt normaliter in 2001 van toepassing. Diverse lidstaten ontwikkelen initiatieven die bij het Europese beleid terzake aansluiten. Zo lanceerde Frankrijk het voorstel om alle nieuwe voer-
33
tuigen uit te rusten met (auditieve) snelheidsbegrenzers; de invoering ervan kan zowel een impuls zijn voor de bescherming van het leefmilieu als voor de verkeersveiligheid.
CEA, partner van de Europese Commissie Gezien de groeiende impact van de Europese reglementering, vertolkt het CEA*, de koepelvereniging van de nationale beroepsverenigingen van verzekeringsondernemingen, een belangrijke rol inzake informatie-uitwisseling en lobbying. Dit is ook het geval voor alles wat verkeersveiligheid betreft. Zo hebben de Europese autoverzekeraars een subcommissie verkeerspreventie die de Europese regelgeving van nabij volgt en haar leden op de hoogte houdt van de „best practices” uit de verschillende landen. Het CEA is als lid van de European Transport Safety Council (ETSC) een volwaardige partner van de Europese instellingen. Zo werkt het samen met de Europese Commissie – meer bepaald de DG Tren, bevoegd voor transport – die het beleid inzake verkeerspreventie uitstippelt. Het CEA werkt aan verscheidene dossiers inzake verkeersveiligheid, maar heeft in het bijzonder voorrang verleend aan het gebruik van de veiligheidsgordel, onder meer via een remindersysteem. De verzekeraars wensen de installatie van een gordelreminder in alle nieuwe voertuigen. Volvo en Saab hebben al wat ervaring terzake, maar onder impuls van de verzekeraars zou de EU in haar aanbevelingen voor de autoconstructeurs een stapje verder kunnen gaan. Er wordt gedacht aan een gordelverklikker met een dubbele werking: visueel en auditief. Een licht zou feller gaan knipperen en een geluid feller gaan luiden, naargelang de snelheid van het voertuig. Het CEA hoopt dat het voorstel in een EU-richtlijn wordt gegoten. Het gordel-voorstel sluit aan bij de prioriteiten die de Europese Commissie legt op korte en middellange termijn. Het prioriteitenlijstje van de Commissie ziet er (in 2000) als volgt uit: – – – – –
verderzetting van het Europees programma voor de evaluatie van nieuwe automodellen; campagnes en wetgeving met betrekking tot de gordeldracht; aanbevelingen voor de lidstaten m.b.t. het maximum toegelaten alcoholgehalte in het bloed; snelheidsbegrenzers voor lichte vrachtwagens; oriëntaties met het oog op een beter beheer van de zogenaamde „zwarte punten” (plaatsen waar veel ongevallen
* CEA staat voor Comité européen des assurances.
34
–
gebeuren) en ontwikkeling van „zachte” infrastructuur (uitrusting van de wegen om de lichamelijke schade bij ongevallen te beperken); wetgeving om de frontale delen van voertuigen minder gevaarlijk te maken voor de zwakke weggebruikers.
Europa steunt ook nog tal van projecten die buiten dit prioriteitenlijstje vallen. Zo loopt in Duitsland en Oostenrijk een experiment rond het gebruik van de zwarte doos in voertuigen van jonge bestuurders.
Alleterreinwagens kunnen veiliger Af en toe komt de veiligheid, of beter gezegd de onveiligheid van 4x4-wagens ter sprake in de dagbladpers of in consumentenmagazines. De Zwitserse groep Winterthur en Dekra, een Europese organisatie die een referentie is inzake verkeersveiligheid, onderwierpen een aantal 4x4-voertuigen aan een reeks tests. In hun weinig rooskleurige conclusies doen ze een aantal preventieve aanbevelingen ter attentie van de autoconstructeurs. Het Amerikaanse Insurance Institute for Highway Safety berekende dat 4x4’s tweemaal zoveel bij dodelijke ongelukken betrokken zijn dan doorsneewagens*. De doden vallen bijna altijd in de andere betrokken voertuigen of bij de zwakke weggebruikers. Volgens de Amerikaanse onderzoekers ligt de reden vooral bij de chauffeurs. Dit type wagen heeft blijkbaar een grote aantrekkingskracht op dominante chauffeurs die er een behoorlijk agressieve en vooral onvakkundige rijstijl op nahouden. En de Amerikanen zouden wel eens gelijk kunnen hebben. De schadestatistieken van de Belgische autoverzekeraars bevestigen die minder goede reputatie. De gemiddelde schadefrequentiegraad bedraagt in ons land ruim 7% (d.w.z. dat op 100 verzekerde auto’s gemiddeld 7 binnen het jaar een schadegeval kennen). Uit een steekproef van de BVVO-studiedienst** blijkt dat de frequentiegraad voor de 4x4-modellen boven de 10% uitkomt. De verzekeraar en het testcentrum Dekra onderzochten de zwakke punten van het voertuig zelf. Hoe verleidelijk en zelfverzekerd de alleterreinwagens er ook uitzien, uit laterale crashtests blijkt dat ze gemakkelijker kantelen dan andere voertuigen. Over hun opvallende schokbrekers laat Winterthur Insurance geen twijfel bestaan: die zijn niet enkel gevaarlijk maar ook totaal nutteloos in het stadsverkeer. De bal ligt in het kamp van de
* „Alle terreinwagens zorgen voor steeds meer doden in het verkeer”, De Morgen, 2 december 1999. ** Steekproef op basis van het aantal schadegevallen in het jaar 1996.
35
autoconstructeurs. Het is echter de vraag of die de stoere look van de 4x4 willen afzwakken om de veiligheid van de andere weggebruikers te verhogen. Om de ernst van de ongevallen met 4x4-karren te verminderen moeten bij het ontwerp van die modellen meer afgeronde vormen en mensvriendelijke materialen gebruikt worden. Het zwaartepunt mag wat lager liggen, temeer daar slechts 5% van de alleterreinwagens ook echt worden gebruikt voor verplaatsingen op „alle terreinen”.
Zwarte doos temt „cowboys” van de stad Jarenlang zocht de eigenaar van het taxibedrijf Autolux, naar de juiste remedie om zijn kwaal – het hoge aantal ongevallen met taxi’s – te genezen. Na talloze experimenten vond hij de oplossing in een klein doosje.
”Het niet respecteren van de voorrang van rechts en het van achter inrijden op een ander voertuig vormen samen meer dan 60% van alle taxi-ongevallen”. De baas van het Brusselse taxibedrijf heeft van alles geprobeerd om tot een efficiënt preventiebeleid te komen. Een van de formules die werd uitgeprobeerd was de tombola. Elke bestuurder kreeg een aantal tombolabiljetten toegewezen; wie een ongeval „in fout” veroorzaakte verloor twee tickets, wie bij een ongeval „in recht” was verloor één ticket. Op het einde van het jaar vond de trekking plaats. Wanneer het globale ongevallenpercentage laag bleef voorzag het reglement bovendien in mooiere, grotere prijzen. Van elektrische apparaten zoals een wasmachine, tot en met een kleine auto. Die prijs is nooit door iemand gewonnen. Niemand was voldoende ongevallenvrij om er aanspraak op te maken. Het taxibedrijf dokterde vervolgens een bonussysteem uit, maar ook dat werkte niet. De goede, voorzichtige bestuurder bleef voorzichtig en streek de premie op, maar wie niet zo voorzichtig reed veranderde zijn rijgedrag niet. Nu hanteert Autolux statistieken per bestuurder en dit vanaf de aanwerving van de betrokkene: zoveel ongevallen in recht (met
36
een onderscheid tussen grote en kleine schadegevallen), zoveel met gedeelde verantwoordelijkheid (groot en klein) en zoveel in fout (groot en klein). Aan elke categorie werd een gewogen waarde gegeven. Het systeem penaliseert uiteraard meer de bestuurders met ongevallen in fout dan met ongevallen in recht. De mix van deze elementen met het aantal gereden kilometers levert een score op. Hoe wordt het taxipersoneel gestimuleerd om goed te scoren? Wie zich bovenaan de ranking bevindt, mag altijd met de nieuwste modellen of zeer recente voertuigen rijden. Wie minder goed scoort moet de stad doorkruisen in een ouder voertuig, dit wil zeggen met meer gereden kilometers. De taxibestuurders zijn hier gevoelig voor, weet de bedrijfsleider. Dit werkt dus. En wie het te bont maakt moet natuurlijk op zoek naar een andere job. Er gelden uiteraard nog andere preventiemaatregelen. Zo wordt bij de aanwerving van nieuwe bestuurders erg streng geselecteerd. Kandidaat-taxibestuurders moeten een bewijs van goede zeden en gedrag kunnen voorleggen, mogen niet uit het recht tot besturen ontzet zijn tijdens de laatste tien jaar – wat ook de reden hiervoor mag zijn – en moeten ouder zijn dan 25.
De geheimen van de zwarte doos Autolux laat sinds enkele jaren in al haar nieuwe voertuigen – met de hulp van de Duitse firma Kienzle – een zwarte doos installeren. De inhoud van die magische dozen wordt overgeladen op diskettes die na een kleine bewerking op pc de printer een UDS-diagram (Unfall Daten Speicher) laat uitspuwen. Bedoeld diagram is voor de leiding van het taxibedrijf van goudwaarde. Per strook van 50 meter kan je het gebruik nagaan van remmen, richtingaanwijzers, stadslichten, koplampen, … Een ander diagram toont de opgetekende snelheid. Al die gegevens helpen de bedrijfsleiding bij de interpretatie van een ongeval. De taxibestuurder kan de taxibaas dus nog moeilijk iets wijs maken. En om helemaal tot een betrouwbare reconstructie van een bepaald ongeval te komen haalde Autolux ook een Duitse software in huis waarmee de snelheid van de tegenpartij kan berekend worden. Die elementen worden soms aan de verzekering doorgespeeld als argument om eventueel te pleiten voor een gedeelde verantwoordelijkheid.
37
Intussen heeft zowat 80% van het autopark het UDS-systeem aan boord. Het preventiegehalte ervan is hoog. Er speelt een psychologisch effect: de bestuurders weten dat alles erop staat.
38
BRAND & INBRAAK Collectieve preventie Nationale Vereniging voor Beveiliging tegen Brand en binnendringing Een ander wel bekend initiatief van de verzekeraars betreft de Nationale Vereniging voor Beveiliging tegen Brand (NVBB), opgericht in 1957. De rol van de NVBB is sindsdien geëvolueerd. Aan de originele benaming en bevoegdheid werd enkele jaren geleden het aspect „binnendringing” toegevoegd. De verzekeraars besloten immers hun nieuwe inspanningen op het snel evoluerende terrein van de diefstalbeveiliging via de NVBB te concretiseren. Net zoals Prevent ontvangt ook de NVBB een toelage van de BVVO, maar de financiële onafhankelijkheid van de NVBB is onbetwistbaar toegenomen en bedraagt vandaag ongeveer 90%. Die autonomie dankt de NVBB aan de succesrijke diversifiëring. De oprichting van een tweede opleidingscentrum in Neder-overHeembeek, de uitbouw van een aantal laboratoria (branddetectie, elektronische beveiliging tegen binnendringing en elektronische alarmsystemen voor voertuigen) en de verdere specialisering in controle-activiteiten zijn niet vreemd aan deze gunstige trend. Die controle-activiteiten van de NVBB hebben vooral betrekking op de uitvoering van planstudies, berekeningsnota’s, opleveringen en periodieke controles van branddetectie- en blusinstallaties en of rookafvoerinstallaties. Het opleidingscentrum inzake brandpreventie en brandbestrijding dat zich in Louvain-la-Neuve bevindt, geniet een voortreffelijke reputatie en een zeer ruime bekendheid. Jaarlijks krijgt men er duizenden mensen over de vloer voor cursussen en oefeningen.
NVBB Parc scientifique, 1348 Louvain-la-Neuve Tel.: 010/47.52.11 Fax: 010/47.52.70 http://www.wpi.edu/Academics/Library/InFire/anpi/flemish.html
39
Stap naar het grote publiek Voor de NVBB treedt een nieuwe faze aan in haar bestaan. De hogere financiële onafhankelijkheid (t.o.v. de verzekeraars) via een doorgedreven diversifiëring is bereikt. De volgende uitdaging voor de directie en de 70 medewerkers bestaat er in de opgebouwde know-how ook te delen met het grote publiek. Binnen de industrie en de veiligheidssector in het bijzonder kan de NVBB bogen op een grote naambekendheid en een prima reputatie. Op verzoek van de verzekeraars gaat de vereniging meer dan vroeger het preventiepad bewandelen om met al haar nuttige informatie en praktische tips de huiskamers en indien mogelijk ook de scholen te bereiken. Hoe dat moet gebeuren, via welke kanalen en met welke middelen wordt uitgemaakt in nauw overleg met de BVVO, en met een werkgroep die daartoe werd opgericht door de brandverzekeraars. Over een aantal projecten bestaat reeds duidelijkheid. Zo wordt in 2001 via de website enerzijds nuttige informatie ter beschikking gesteld van de verzekeringsondernemingen en anderzijds het grote publiek gesensibiliseerd voor een aantal items. In 2000 werd die „stap naar de burger” concreet ingevuld door een speciale editie van NVBB-magazine, een actie die vermoedelijk zal worden herhaald. In het verleden zijn al heel wat preventiefolders en videocassettes gerealiseerd met of zonder commerciële partner. Een aantal hiervan dienen opgefrist, sommige geactualiseerd en een paar volledig herdacht. Van de NVBB-leiding wordt verwacht dat zij in de media proactief optreden van zodra de actualiteit daartoe aanleiding geeft (bv. grote brand). In een persbericht worden dan meteen – kort op de bal spelen, luidt de opdracht – lessen getrokken uit het gebeurde en praktische tips opgenomen die de media kunnen overbrengen naar het grote publiek.
Onderwijs Vermoedelijk de beste piste om het grote publiek op het belang van preventie te wijzen en een blijvende bewustmaking te verwezenlijken is het onderwijs. Acties in scholen dringen zich dus op. Anderzijds lijkt op het hoogste niveau lobbywerk aangewezen om met veel goodwill van de onderwijsautoriteiten
40
preventie- of veiligheidslessen in het leerprogramma te krijgen. In dergelijke cursussen kunnen, volgens de NVBB-directie, zeer uiteenlopende preventie-items aan bod komen: veiligheid thuis, veiligheid op het werk, verkeersveiligheid, gezondheid, sport, reizen, … In het verleden verspreidde de vereniging reeds preventiefolders in samenwerking met een verzekeraar. Zo was er bv. het drukwerk „Vermijd brand thuis” dat P&V met elke brandpolis meestuurde. Nieuwe vergelijkbare samenwerkingsprojecten zijn voor de verzekeringsondernemingen het overwegen waard.
Statistieken: medewerking vereist Een andere uitdaging die de NVBB wacht is het inzamelen, verwerken en beschikbaar stellen van statistieken m.b.t. branden. Tot 1993 waren – praktisch overigens moeilijk te hanteren – statistieken beschikbaar bij het ministerie van Binnenlandse zaken, maar die inspanning is niet verdergezet. Nu bestaan er links en rechts wel een aantal cijfers, maar ze zijn niet volledig en worden niet optimaal beheerd. Om tot degelijke, betrouwbare statistieken te komen is de actieve medewerking van de verzekeraars vereist. Naar aanleiding van brandstichtingen hangen journalisten wel eens aan de telefoon bij de NVBB. Precieze gegevens kunnen dan helaas niet worden vermeld, wel de algemeen aanvaarde wetenschap dat bij vier op tien branden opzet in het spel is. Rekening houdend met dit verontrustende cijfer, dient inzake preventie beslist werk gemaakt te worden van acties om het aantal brandstichtingen terug te dringen.
Samenwerking met ministeries en Europa Regelmatig levert de NVBB studies af aan het ministerie van Binnenlandse zaken, over de brandpreventie in gebouwen bij voorbeeld. De rol die de vereniging speelt bij de totstandkoming van nieuwe reglementen en wetten, is zeer belangrijk. Hoewel niet alles per sé dient gereglementeerd. De vereniging werkt mee aan een soort van „Performance Best Code” ten behoeve van de architecten van moderne gebouwen. Men pleit voor een eerder soepele houding ten overstaan van bouwprojecten, op voorwaarde dat de planberekeningen worden gecheckt en dat er periodieke controles worden gepland.
„De veiligheid in een hotel aan de costa’s en de riviera’s is niet dezelfde als in het noorden van de Europese Unie”.
41
De Confederatie van Europese brandpreventie-organisaties (CFPA) heeft hard gezwoegd en gesleuteld om tot een tekst te komen die de brandveiligheid regelt in alle hotels van de Europese Unie. Onder druk van de mediterrane landen is het geen officieel aanvaard reglement geworden, maar is het bij een aanbeveling gebleven…
Voorzorgen nemen tegen winterweer Eind november, begin december, op het ogenblik dat koning winter zijn neus laat zien, neemt de BVVO nu al enkele jaren het initiatief om – via een persbericht – een aantal preventietips in herinnering te brengen. In die tekst maakt de beroepsvereniging ook duidelijk wat een verzekerde, bij voorbeeld in geval van waterschade, van zijn verzekeraar mag verwachten. De verzekeraars denken soms nog terug aan de winters 1978/1979, 1984/1985 en 1996/1997. Tijdens die laatste strenge winter hebben zij voor de waarborg „waterschade” meer dan 20.000 meldingen genoteerd, voor een gemiddeld bedrag van 61.500 fr. (1.525€), zegge en schrijve een totale schadelast die de 1,3 miljard fr. (32 miljoen €) benadert. Maar dit zegt nog niets over de ontmoediging en soms zelf de wanhoop van wie in volle koudegolf of lang daarna tot de ontdekking komt dat het vocht het behang, het parket, het tapijt of het plafond heeft vernield. Een gematigd zeeklimaat beschermt onze contreien traditioneel tegen de hevigste koude, zonder daarom de zekerheid te bieden dat het kwik niet onder de –10 graden zakt. Een temperatuur die, zoals tijdens de hierboven vermelde strenge winters bleek, soms volstaat om schade toe te brengen aan waterleidingen, kraantjes of zelfs machines en ketels. Schade aan waterleidinginstallaties komt vooral voor bij plotse vriestemperaturen van –5 graden of lager, maar ook bij langdurige perioden van matige vorst. Vooral installaties met stilstaand water of zeer weinig verbruik zijn kwetsbaar.
Weekendhuisjes Bewoners en eigenaars van weekendhuisjes of tweede verblijfplaatsen waar tijdens de winter geen waterverbruik is, doen er goed aan hun binneninstallatie helemaal te ledigen of voor voldoende verwarming te zorgen, zoals de verzekeringscontracten trouwens voorschrijven.
42
Een aantal maatregelen is van bij het aanleggen van de waterleidingen aangewezen. Zo is het aanbevolen om kraantjes aan te brengen om de installatie desgewenst leeg te laten lopen; het is daarentegen gevaarlijk om leidingen buitenshuis of door buitenmuren te laten lopen en meer algemeen langs plaatsen die aan de koude zijn blootgesteld. Nog vóór de winter echt op dreef komt is het veiliger om de dakgoten en de plaatsen waarlangs het water weg moet lopen, schoon te maken. Behalve op de plaatsen waar een verluchting strikt noodzakelijk is, dient men tegen de winter de keldergaten te dichten en de isolering van waterleidingen en watermeters te controleren, de radiatoren open te draaien in de vertrekken die weinig gebruikt worden en waar desnoods gezorgd moet worden voor een verwarming met hulptoestellen. Waterleidingen naar een kraantje aan de gevel, of naar tuinen, garages en bergplaatsen moeten voor de eerste vorst afgesloten worden. Zo nodig is het mogelijk om de leidingen te beschermen met een elektrische bedrading die aan de leidingen zelf bevestigd wordt en waarborgt dat zij niet zullen vastvriezen. Daar waar het mogelijk is, kan men het bevriezen ook voorkomen door het water constant te laten doorstromen. Men doet er overigens goed aan te bedenken dat niet alleen de waterleidingen bedreigd worden door de vorst: ook de stookolieleidingen kunnen schade ondervinden bij de vorming van paraffine, die de oorzaak kan zijn van het stilvallen van de verwarming, met alle mogelijke schade van dien. Het kan dus nodig zijn ook deze leidingen te beveiligen of additieven aan de brandstof toe te voegen.
Studentenkamers In de winter is het niet raadzaam een gebouw onverwarmd of met open vensters achter te laten: de winter 1996/1997 heeft aangetoond dat nogal wat studenten hun kamers in de universiteitssteden hadden verlaten om de eindejaarsfeesten thuis te vieren, zonder hierop te letten. Hetzelfde geldt voor de enkele vrije dagen die de studenten na de januari-zittijd zouden nemen, of nog voor de krokusvakantie, die koud kan uitvallen. Wanneer een leiding vastgevroren is, doet men er goed aan ze geleidelijk te ontdooien met de nodige zorg voor de materialen en voor het vermijden van brandgevaar: het aanvoeren van warme lucht of damp houdt als dusdanig geen bijzondere risico’s
43
in, maar het gebruik van een soldeerlamp kan wel degelijk gevaarlijk zijn. Na een periode van strenge vorst is het goed, om bij de dooi extra te letten op mogelijke lekken: het is dan raadzaam om de staat van het dak na te gaan en de zolders, kelders en andere onbewoonde vertrekken te inspecteren, waar een klein lek grote gevolgen zou kunnen hebben, gewoon omdat het niet op tijd is opgemerkt. Bij de dooi is het uiteraard ook veiliger om de stalactieten af te breken, die tijdens de vorstdagen zouden zijn gevormd.
Kijk de polis na De „multi-risico”-verzekeringspolissen die aangegaan worden voor woningen, bevatten meestal een onderdeel dat betrekking heeft op „waterschade”, en waarvan de precieze draagwijdte van de ene maatschappij tot de andere kan variëren. Deze polissen dekken meestal de schade aan goederen die het resultaat is van insijpeling langs het dak, of van een lek of barst in de waterleidingen. De verzekeraar vergoedt dus normaliter de schade aan tapijt, behang, parket, enz. Hij dekt ook de reddingskosten die, zoals de wet en het contract het eisen, gemaakt werden om het schadegeval te voorkomen of er de gevolgen van te beperken.
Verzekeraars en leefmilieu: Premaz In december 1998 hielden de verzekeraars, samen met vertegenwoordigers van de overheid, de waterwinningsmaatschappijen en de stookoliebranche, de vereniging Premaz boven de doopvont. Premaz – de samentrekking van Preventie Mazout – werd opgericht om na te gaan hoe het gesteld is met onze ondergrondse stookolietanks en de schade die ze eventueel toebrengen aan het leefmilieu. Oudere exemplaren willen al eens lekken en verontreinigen de bodem. Dit kan leiden tot erg hoge saneringskosten. Eigen schade door dergelijke lekken is meestal niet gewaarborgd. De overheid is zich ter dege van de problematiek bewust. Vlaanderen en het Waalse gewest hebben decreten die de controle van die tanks verplichten, het Brussels Gewest nog niet. Van begin 1999 tot midden 2000 liep een Premaz-proefproject, met de bedoeling een systeem uit te werken om het gevaar voor
44
verontreiniging te meten en te voorkomen. In zes gemeenten werden daartoe een groot aantal stookolietanks gratis onderworpen aan een dichtheids- en een corrosieproef (die proeven gaan verder dan de wettelijk verplichte controles). 3,5% van de gecontroleerde tanks bleken niet dicht, 0,8% lekte ook effectief. In die gevallen werd de vervuilde grond onmiddellijk gesaneerd op kosten van het project. Dankzij de corrosieproef kon de degradatie van de tanks worden gemeten. Zo is 13% van de onderzochte tanks aan vervanging toe binnen de vijf jaar. Uit het onderzoek blijkt dat de ouderdom van de tank niet van doorslaggevend belang is, terwijl de wanddikte en vooral de kwaliteit van de initiële plaatsing een veel belangrijker rol speelt. Begin 2001 werd het eindrapport van het project ingewacht zodat de verschillende partners van Premaz de definitieve conclusies kunnen trekken. Intussen werd de haalbaarheid onderzocht van een specifieke verzekering voor dit verontreinigingsrisico.
Succes door franchisedreiging Binnen de Europese Unie hebben de Zweedse collega’s zich op het vlak van brandpreventie een ijzersterke reputatie opgebouwd. Zij zetten regelmatig resultaatgerichte acties op het getouw. Zo stelden ze enkele jaren geleden vast – statistieken kunnen erg nuttig zijn – dat maar liefst 18% van de bedrijfsbranden te wijten was aan het gebruik van „gasbranders”. De Zweden zetten prompt een bewustmakingsactie op, organiseerden specifieke opleidingen voor dakwerkers en hun certificatie. Het mocht geen vrijblijvende operatie met weinig effect zijn. Daarom zetten de verzekeraars enige druk op de betrokken bedrijven door de hoogte van de vrijstelling afhankelijk te maken van het al dan niet volgen van de veiligheidscursussen. Het werkte: vandaag is in Zweden nog slechts 2% van de branden te wijten aan het gebruik van de bedoelde gasbranders. De NVBB organiseert in België overigens al jaren een cursus „brandveiligheid dakdichtingswerken” voor de gespecialiseerde aannemersbedrijven. De Zweedse zustervereniging van de NVBB (Swedish Fire Protection Organisation) is net zoals bij ons opgericht en geruggensteund door de verzekeraars, maar heeft een gedecentraliseerde structuur van gewestelijke centra die samenwerken met de brandweer.
45
Handelaars voelen zich belaagd De laatste jaren tekende zich een nieuw fenomeen af: de ramkraken op juweliers en andere handelszaken. Deze overvaltechniek, waar vroeger al bankfilialen mee kennismaakten, wordt gebruikt om de gevels en de ramen van winkels in te beuken. Toen in september 1999 een juwelier te Harelbeke een overvaller doodschoot, kwam de problematiek ook terecht op de politieke agenda. Het kabinet van de minister van Justitie organiseerde een rondetafelconferentie die uitmondde in een „Overlegplatform veiligheid van zelfstandige ondernemers”. De BVVO leidde een werkgroep Verzekeringen om oplossingen te kunnen aanreiken voor de verzekeringsproblemen van bv. handelaars die al enkele keren overvallen zijn. De verzekeraars dringen er bij de verzekerden continu op aan hun preventie-inspanningen te vergroten of hun beveiliging efficiënter te maken om nieuwe schadegevallen, zijnde overvallen of ramkraken, te voorkomen. Niet alle preventieve inspanningen vergen een grote investering: naast een vaak gesofisticeerde en dus dure elektronische beveiliging worden mechanische hulpmiddelen aanbevolen (sloten, metalen rasterrolluiken e.d.), maar evenzeer eenvoudige technieken of gedragingen die geen kosten meebrengen en toch zeer effectief kunnen zijn (namaaksierstukken, opbergen van waardevolle juwelen, gesloten deur die na aanbellen wordt geopend e.d.).
46
Intussen werden met de steun van de verzekeringssector belangrijke preventie-inspanningen geleverd bij de zelfstandige ondernemers. De middenstandsorganisatie UNIZO organiseerde samen met KBC een cyclus van 300 voordrachten in evenveel gemeenten, terwijl het Vast Secretariaat voor Preventiebeleid (VSPP) een folder met tips over technopreventie uitbracht over hetzelfde onderwerp. In opdracht van het VSPP stelde een werkgroep met alle betrokken partijen intussen een lastenboek op met het oog op de certificatie van inbraakvertragende gevelelementen door BOSEC (Belgian organisation for security and certification). De BVVO stelde ook een gids samen met preventiemaatregelen voor de handelaars. Het betreft een lange lijst van aanbevelingen waar ook de verzekeraars rekening mee houden bij de analyse van een risico met het oog op het sluiten van een verzekeringscontract.
Individuele acties Hoe preventieminded zijn de bedrijfsleiders? In de onderschrijving en het beheer van brandrisico’s en aanverwante industriële risico’s is preventie, zijnde voorkoming en beveiliging, voor de verzekeraars – uiteraard – van het allergrootste belang. Maar ook de bedrijfsleiders hebben hierbij belang. Niet enkel wat betreft het effect op hun verzekeringspremie, maar ook gelet op het belang van de continuïteit van de werking van een bedrijf die bij voorbeeld na een brand voor korte of lange tijd in het gedrang kan komen. Verzekeraars besteden dus heel wat energie in het sensibiliseren van hun klanten. Volgens Pascal Jacobs van Fortis Corporate Insurance (FCI) moet men – bij prospectie – vaak opboksen tegen een mentaliteit van „dat kan bij ons niet gebeuren”, een mentaliteit die nog sterk leeft bij heel wat KMO-bedrijfsleiders. Ook voor bestaande klanten is het van belang regelmatig eens te toetsen hoe groot de preventiebereidheid van de leiding is. De beslissers in een bedrijf overtuigen van het belang van preventie is niet gemakkelijk. De opdracht van de preventieingenieurs van de verzekeraar (bij Fortis heten zij „risk control consultants”) luidt dan ook: sensibiliseren en nog eens sensibiliseren.
47
De aanpak bij FCI is deze van een geintegreerd riskmanagement, dat automatisch gelinkt is aan preventie-inspanningen. Die ruime aanpak kan gaan tot en met financieel riskmanagement, maar daar is vandaag in België nog maar weinig vraag naar, ervaart Jacobs. De Amerikanen hebben er wel kaas van gegeten, maar in onze contreien lopen bedrijven niet warm voor het idee alles in eenzelfde korf te plaatsen. De onderschrijvingscapaciteit wordt mede bepaald op basis van de TMS, zijnde de Totale Mogelijke Schade. De beveiliging wordt onder de loupe genomen, is er een risk manager of niet, is er een preventieadviseur of niet, maar het belangrijkste onderdeel van de voorbereiding is beslist het gesprek met het management. Is de bedrijfsleiding preventieminded of niet, dat is de vraag. Is dat niet het geval, dan heeft het weinig zin om met die prospect verder te gaan. Als de bedrijfsleiding preventie geen prioriteit vindt, gaat er sowieso weinig in geïnvesteerd worden, wordt er weinig aandacht aan besteed. Na een ernstige schade, wil FCI de klant meer proactief gaan benaderen. Nu blijven de zaken vaak beperkt tot een expertise en een financiële regeling conform de contractuele afspraken. De verzekeraar wil zijn technici ook na een schadegeval ter beschikking stellen van het bedrijf. Het doel is dubbel: samen met de klant lessen trekken uit het gebeurde om herhaling in de toekomst te vermijden én de service opdrijven door de klant als een echte partner bij te staan in zijn stappen om de productie zo snel mogelijk te laten hernemen.
Financiële problemen leiden tot ongevallen Bij de risico-evaluatie informeert de verzekeraar zich ook over de financiële situatie van het betrokken bedrijf. Ervaring wijst uit dat een slechte financiële situatie vaak risicoverhogend werkt omdat dan gemakkelijker wordt bespaard op veiligheidsinvesteringen, onderhoud en dergelijke. Enkele universiteitsprofessoren hebben een model uitgewerkt dat toelaat falingsvoorspellingsratio’s te berekenen. Uit tests blijkt dat ook hier een correlatie bestaat met de schadelast. Een verhoogde kans op faling en weinig investeringen in preventie kunnen leiden tot de opzeg van een polis of het afhaken bij een prospectie.
„Een slechte financiële situatie werkt vaak risicoverhogend omdat dan gemakkelijker wordt bespaard op veiligheidsinvesteringen”.
48
Maar ook bij financieel „gezonde” bedrijven heb je als verzekeraar overtuigingskracht nodig en stuit je soms op investeringslimieten. In brandvoorkoming en beveiliging zijn in veel gevallen rookdetectoren en sprinklerinstallaties ideale investeringen, maar het prijskaartje dat hieraan vasthangt is vaak zwaar voor een bedrijf en zeker voor KMO’s. Er kan in brandpreventie natuurlijk ook gewerkt worden op basis van compartimentering met de bedoeling de VMS, zijnde de Vermoedelijke Maximum Schade te beperken. Opteert een organisatie niet voor een sprinklersysteem, dan gaat de verzekeraar zoeken naar de bottle neck van het productieproces – dat kan een bepaalde machine zijn – en specifieke objectbeveiliging aanbevelen. Andere belangrijke elementen in de analyse van het te verzekeren risico zijn de hoeveelheid en wijze van opslag (hoe snel kan een brand zich uitbreiden), de constructie-elementen, de elektrische controles en de aanvullende thermografische controles (die soms aanleiding geven tot het toestaan van kortingen), het werken met open vlam of andere verzwaringen. Een andere, weliswaar subjectieve parameter is de housekeeping in het bedrijf. Hoe zit het met de orde en netheid, zijn de doorgangen vrij en veilig,… Het lijken misschien banale of zeer evidente zaken, maar ze brengen in beeld of in de onderneming preventie au sérieux wordt genomen of niet. Wanneer het bij een prospect niet zo optimaal gesteld is met brandpreventie en veiligheid, zal de verzekeraar een preventieplan uitschrijven dat heel gerichte acties omvat op korte en middellange termijn. Als de bedrijfsleiding zich niet engageert om dat plan uit te voeren, heeft het geen zin die klant binnen te halen.
Alarmbel Als er in een relatief kort tijdsbestek van 2 à 3 jaar verschillende schadegevallen binnenkomen, grijpt de verzekeraar in om die hoge frequentie tegen te gaan. Bedrijven waar bv. een elektrische panne, een machinebreuk en een kleine brand snel op elkaar volgen, vormen een verhoogd risico op een grote brand of op een ander groot schadegeval. De verzekeringsmaatschappij luidt dan preventief de alarmbel en een preventieingenieur gaat ter plaatse om concrete verbeteringen voor te stellen.
49
Invloed op de premies Financiële stimuli gebruiken om de preventie aan te moedigen is eigenlijk onmogelijk omdat in de brandverzekering (eind 1999) de premies al zo laag zijn. Pascal Jacobs vreest dat de techniciteit die traditioneel bij het verzekeren van het risico brand komt kijken stilaan verloren gaat bij een aantal maatschappijen. Verschillende marktspelers hebben nu al de neiging om aan de klant te zeggen: „Ziehier onze voorwaarden”. Hij betreurt die laconieke te nemen of te latenhouding. Hij gelooft in een goede partnerrelatie tussen verzekeraar en verzekerde. In functie van het schadeverloop tijdens de voorbije drie jaar kan de premievoet meeëvolueren. Een alternatieve vorm van beloning voor gunstige statistieken bestaat in het uitkeren van winstdeelnames. FCI wil in de toekomst nog breder gaan; kijken naar de globale rentabiliteit bij grote klanten en indien die gunstig is globale winstdeelnames uitkeren. De verzekeraar beklemtoont dat de makelaars ook een belangrijke rol in het preventiegebeuren (kunnen) vertolken. Zij dienen zeer snel de verzekeraar in te lichten over eventuele uitbreidingen zodat de preventiespecialisten het bedrijf in de voorbereidende faze kunnen bijstaan, met steeds het zelfde objectief: zo goed mogelijk schadegevallen voorkomen en de continuïteit van het bedrijf garanderen.
Bijstand op afstand of salvage ter plaatse De term „salvage” staat voor het materieel en emotioneel beredderen van de klant na een schadegeval. Het doel van salvage is duidelijk: hulp verlenen aan de slachtoffers van een brand en – hier zit de preventie – de schade van de brand beperken. Salvage lijkt binnen de Belgische verzekeringsondernemingen nog niet tot ontwikkeling gekomen. Onze noorderburen hebben er al meer dan tien jaar ervaring mee. Een blik over de Moerdijk. Tien jaar geleden werd in Nederland de „Stichting Salvage” opgericht. De Nederlanders haalden zelf de mosterd bij de Britten en de Skandinaviërs. Genoemde Stichting doet dienst als alarmcentrale. Die benoemt bij een schadegeval de salvage-coördi-
50
nator. Er wordt gekozen uit daartoe opgeleide schade-experten. De beslissing om iemand aan te stellen wordt genomen door de brandweercommandant ter plaatse. Ook de erkenning van bedrijven die zich bezighouden met reconditionering en opruiming na een schadegeval hoort tot het takenpakket van de Stichting. Een belangrijk punt is dat de verzekeraars de kosten van de werkzaamheden die door de coördinator bevolen worden onvoorwaardelijk ten laste nemen. Er bestaat zelfs een regeling wanneer blijkt dat het slachtoffer niet verzekerd is. In ons land is de schadebeheerder van de maatschappij niet altijd op de hoogte van de mogelijke schadebeperkende maatregelen. Doorgaans wordt het fiat tot dergelijke acties pas gegeven wanneer de expert zijn advies heeft uitgebracht, meent Luc Devlamynck van de Federatie voor Verzekerings- en Financiële tussenpersonen*. Het is inderdaad zo dat expertises niet altijd de dag zelf kunnen plaatsvinden en ondertussen kan de schade verergerd zijn. Bij voorbeeld wanneer bij de verbranding van kunststoffen waarbij waterchloride (zoutzuur) vrijkomt is een snelle reactie uitermate belangrijk om corrossie te voorkomen. Vooral elektro-apparatuur zoals tv, video, stereo, microgolf, enz. is daar op langere termijn zeer gevoelig aan. Vaak is de makelaar als eerste ter plaatse. Wanneer die in België echter een beslissing neemt met het oog op de beperking van de schade dient hij zich vaak achteraf tegenover de expert of de schadebeheerder te verantwoorden.
Verzekerden kennen onvoldoende de bijstandmogelijkheden Na een schadegeval gaat de klant gebukt onder een stress-situatie en blijft hij met heel wat vragen zitten. Op dit punt blijft de verzekeringssector vaak in gebreke, meent de makelaar. Het slachtoffer voelt zich in de steek gelaten, wat zich uit in een negatieve reactie tegenover de verzekeraar. Soms komt het tot een gerechtelijke procedure, terwijl een tijdig en correct advies van de verzekeraar voor een minnelijke oplossing had kunnen zorgen.
„Het slachtoffer voelt zich in de steek gelaten, wat zich uit in een negatieve reactie tegenover de verzekeraar”.
* Verzekeringswereld van 15 september 1999.
51
Bij brand of ontploffing bieden onze Belgische verzekeraars concrete hulp. Hiervoor werkt bijna elke onderneming samen met een gespecialiseerde bijstandorganisatie. Die extra service in de polis wint de jongste jaren aan populariteit, maar wordt door de makelaars minder sterk bevonden dan het sturen van een coördinator ter plaatse. In Nederland is het de salvage-coördinator die bedrijven inschakelt voor het nemen van schadebeperkende maatregelen. Hij schat de situatie in, verzamelt gegevens en maakt een beschrijving van schade-omvang en schadebeeld. Zodra de situatie is gestabiliseerd of zodra een expert namens de verzekeraar(s) ter plaatse komt, beëindigt hij zijn werkzaamheden en meldt hij zich telefonisch af bij de alarmcentrale. Hij laat zich ook niet uit tegenover derden over het schadegeval, noch tegenover de pers. In Nederland wordt momenteel uitsluitend aan salvage gedaan na brand in gebouwen, ontploffing en blikseminslag. Er wordt onderzocht in hoeverre een uitbreiding van het werkterrein met bijvoorbeeld storm- en waterschade haalbaar is.
Kosten maken en besparen Het inschakelen van een coördinator, een mannetje ter plaatse sturen, betekent voor de verzekeraars een extra kostenpost. Anderzijds is die kost snel uitgespaard door het correct inschatten van de situatie en het snel nemen van schadebeperkende maatregelen. Salvage ondersteunt de continuïteit van de productie en de andere bedrijfsactiviteiten. Daarom wordt dit soort dienstverlening niet enkel door particulieren maar ook door bedrijfsleiders zeer geapprecieerd.
Stormschade voorkomen door dakinspecties Nederland is qua zware stormen net als België de laatste jaren gelukkig redelijk buiten schot gebleven. De laatste zware stormen in Nederland dateren van 1990. In dat jaar keerden de Nederlandse verzekeraars een schadebedrag uit van meer dan 1,5 miljard gulden (750 miljoen €). De laatste jaren hebben onze Noorderburen – net zoals wij overigens – in toenemende mate te maken met zomerstormen: korte maar hevige stormen die plots opkomen en daardoor veel schade kunnen aanrichten. Nederland voerde onderzoek naar het ontstaan van stormschade en hieruit bleek dat bij storm de daken het meest kwetsbaar zijn.
52
Wanneer de wind langs en over een gebouw waait treedt bij hoeken en randen een verandering op in snelheid en richting. Hierdoor onstaan drukverschillen. De zuiging die zo ontstaat is verantwoordelijk voor de meeste schade. Omdat de constructie vaak niet geheel winddicht is kan de wind naar binnen dringen waar hij wordt omgezet in een opwaartse kracht die de dakbedekking aan de onderzijde omhoog tilt. Bij het ontwerpen van dakconstructies en door middel van aanvullende bouwkundige voorzieningen kan de stormvastheid van daken worden verbeterd. Zowel bedrijven als particulieren kunnen preventieve maatregelen nemen om de gevolgen van een storm zoveel mogelijk te beperken. Men dient er in de eerste plaats voor te zorgen dat de dakconstructie – vooral de dakrand – winddicht is, zodat de wind geen aangrijpingspunt vindt onder de dakbedekking. Een ballastlaag op het dak – een laag grind of betonnen tegels – vormt, mits op de juiste wijze berekend en uitgevoerd, een stormzekere oplossing. Bij daken zonder ballastlaag moet het dakbedekkingssysteem, om stormschade te voorkomen, goed worden bevestigd aan de onderconstructie. Ook de dakrand moet goed verankerd zijn. Houd het dak verder goed schoon, luidt de laatste tip van het Nationaal Centrum voor Preventie in Nederland. Een storm wordt meestal aangekondigd op radio en tv. Dat is de aanleiding om na te denken over de maatregelen die nog kunnen genomen worden. Specifiek voor particulieren is het advies: houd ramen en deuren gesloten, laat zonneschermen niet uitgerold staan en zet tuinmeubels weg in huis of in het tuinhuisje. Aandacht dient ook gegeven aan het vastmaken van alle „losse” elementen in de tuin, zoals werkgereedschap of bloempotten.
Samenwerking tussen dakdekkers en verzekeraars Gewapend met de wetenschap dat veel schade het gevolg is van onvoldoende onderhoud, hebben dakdekkers en verzekeraars, o.m. Nationale-Nederlanden, gezamenlijk een systeem ontwikkeld van preventieve dakinspecties voor bedrijven. De inspecties richten zich op het voorkomen van schade aan objecten door storm, water of brand. Bij een inspectie brengt men de onderhoudstoestand van het dak in kaart en doet men aanbevelingen over eventuele herstellingen.
53
54
ARBEIDSVEILIGHEID Collectieve preventie Prevent In 1997 werd de Nationale Vereniging ter Voorkoming van Arbeidsongevallen (NVVA) omgedoopt tot Prevent. De NVVA werd reeds opgericht in 1951, op initiatief van de arbeidsongevallenverzekeraars. Prevent heeft als basisopdrachten studie, documentatie, informatie, advies, opleidingen, publicaties en didactische hulpmiddelen. De actieradius en de organisatiestructuur van Prevent werd de jongste tijd verruimd en aangepast aan de actuele behoeften van de bedrijven en in de geest van de nieuwe, ruimere bevoegdheden die de wetgever de preventiemensen toewijst. De instelling beperkt zich niet meer tot de preventie van technische beroepsrisico’s, maar mikt tevens op de kwaliteit van de arbeidsomstandigheden, de verbetering van de arbeidsorganisatie en de uitbouw van het ondernemingsbeleid inzake leefmilieu. De instelling fungeert een beetje als katalysator die de inspanningen van werkgevers, verzekeraars en overheid versterkt. Prevent is vooral bekend dankzij een breed gamma van goed ingeburgerde periodieke publicaties (zie kader p. 55). De jaarlijkse reeks veiligheidsaffiches, die worden gecreëerd in samenwerking met het erkende controle-organisme AIBVinçotte, en de bijbehorende actiebladen vinden eveneens hun weg naar duizenden ondernemingen. Ze sensibiliseren er een veelvoud werknemers voor concrete risicosituaties. En Prevent heeft nog andere campagnemiddelen in huis: gaande van brochures, dossiers, videocassettes, cd-roms en didactische koffers tot en met demonstratiepoppen.
Prevent Gachardstraat 88, 1050 Brussel Tel.: 02/643.44.63 Fax: 02/643.44.40 www.prevent.be
55
Sensibiliseren via publicaties •
•
•
• •
Gezond ondernemen (4x per jaar) Voor de hiërarchische lijn, kaderleden, werknemersafgevaardigden, … Teksten uit de praktijk om hen bewust te maken van de problematiek van preventie en bescherming op het werk. Operatie Veiligheid (maandelijks) Voor de werknemers. Inhoud heeft vnl. betrekking op de veiligheid en gezondheid op de werkplek, maar er wordt ook aandacht besteed aan verkeersveiligheid en veiligheid thuis. PreventActua (tweewekelijks) Voor preventiedeskundigen, arbeidsgeneesheren, ergonomen, milieucoördinatoren, enz. Nieuwsbrief met concrete, praktische informatie over nieuwe wetgeving, onderzoek, praktijkvoorbeelden, enz. PreventInfo (driemaandelijks) Informatie over alles wat reilt en zeilt binnen en buiten Prevent. Werk en Welzijn (5 per jaar) Voor iedereen die betrokken is bij de uitbouw van een preventiebeleid in een bedrijf. Toegankelijk vakblad met achtergrondinformatie over welzijn op het werk.
Mentaliteitswijziging en wetswijziging Zoals reeds aangehaald hierboven, is het actieterrein van de instelling gevoelig verruimd, net zoals het actieterrein van de preventieadviseurs is verruimd ingevolge de welzijnswet. Men kan die welzijnswet* beschouwen als een algemene beleidsverklaring ten overstaan van het publiek. Die wet is er niet plots gekomen of eenzijdig op initiatief van de minister, ze is het resultaat van een mentaliteitswijziging op het terrein. Bovendien gaf ook Europa een duwtje in de richting van de integratie van de diverse aspecten van het welzijn op het werk. De wet beantwoordt aan veranderingen in het bedrijfsleven, in de maatschappij en in de politiek.
* Wet van 4 augustus 1996.
56
Prevent wil in die gewijzigde omstandigheden nog steeds datgene realiseren wat elkeen individueel niet kan bewerkstelligen. Maar de organisatie weigert haar rol te beperken tot die van een soort „aankoopcentrale” met als enig doel besparingen te doen door de grotere schaal waarop ze actie voert. Integendeel, koestert Prevent de ambitie haar activiteiten te diversifiëren en samenwerkingen te ontwikkelen met diverse partners. Zo neemt het bij voorbeeld al een aantal taken inzake informatie en documentatie over van de ministeries waarmee het samenwerkt.
„Het concept „preventie” beperkt zich niet meer tot het „opsporen van een risico”.” Typisch voor de nieuwe aanpak van Prevent is ook het integreren van aspecten zoals de tertiaire preventie (employability). Hierbij worden initiatieven gesteund die tot doel hebben de arbeidsongeschiktheidsduur van een slachtoffer te verkorten of een herwaarderingsbeleid te volgen en, in het algemeen, elk (medisch of niet-medisch) initiatief dat het slachtoffer een beter herstel garandeert. Dit illustreert goed de ontwikkeling van het concept „preventie”, dat zich duidelijk niet meer beperkt tot het „opsporen van een risico”.
Statistieken: voer voor discussie De globale statistieken voor de afgelopen jaren vertoont een dalcurve: na de daling van het aantal arbeidsongevallen in 1996 en de status-quo in 1997 gaat het aantal ongevallen sinds 1998 weer omhoog. In 2000 nam het aantal dodelijke arbeidsongevallen overigens spectaculair toe. De economische heropleving en de verhoogde werkdruk zijn de meest geciteerde verklaringen voor dit fenomeen. Op de cijfers die Prevent of het VBO jaarlijks bekend maken, kwam in het verleden een paar keer kritiek van vakbondszijde, ze zouden onvolledig zijn en onjuist. Bedoelde cijfers zijn afkomstig van het ministerie van Arbeid en Tewerkstelling. De statistieken zijn gebaseerd op de verslagen van de comités voor veiligheid en preventie. Dit houdt in dat de ongevallencijfers van KMO’s niet altijd mee verwerkt worden, wat een waakzaamheid tegenover de cijfers verantwoordt.
57
Aan het aantal arbeidsongevallen is overigens niet af te lezen of de ernst van de arbeidsongevallen minder gunstig evolueert. De vakbonden nemen ook de juistheid van de beschikbare cijfers op de korrel. Zij geloven niet dat de frequentie van het aantal ongevallen gedurende enkele jaren is afgenomen. Die daling zou te maken hebben met de morele druk op de werknemers om kleinere ongevallen niet meer aan te geven; dit om kosten te besparen of een premieverhoging te vermijden.
Jaarlijks worden twaalf nieuwe veiligheidsaffiches verspreid.
Volgens de Prevent-leiding is de daling voor een stuk het gevolg van de concentratiegolf bij ondernemingen: grotere bedrijfseenheden zijn beter uitgerust, beschikken over de middelen om zelf de eerste zorgen toe te dienen. Voorts worden ook de vruchten geplukt van de toegenomen beveiliging van de werkomgeving. Een derde reden heeft te maken met de papierwinkel die gepaard gaat met de aangifte van een arbeidsongeval. De arbeidsongevallenverzekeraars hebben dit ingezien en bereiden in BVVO-verband een gevoelige versoepeling voor van de procedure voor kleinere ongevallen.
Preventie op de schoolbanken Ook inzake onderwijs heeft het preventiegebeuren nog een hele weg af te leggen. Prevent probeert het lerarenkorps in de technische scholen bij te staan met informatie en documentatie. Af en toe borrelt links of rechts het idee op om preventielessen in te lassen in het studiepakket van diverse onderwijsrichtingen. De kostenreducerende hervormingen in het onderwijs maken het bewandelen van die denkpiste zeer moeilijk, wegens een sterk vermoeden van onhaalbaarheid. Het idee verdient toch te worden aangekaart bij de minister(s) van Onderwijs. Wie neemt de handschoen op?
58
Individuele acties Preventie is … gestructureerd werken De Belgische arbeidsongevallenverzekeraars hebben meer dan honderd preventieadviseurs in dienst. De preventieploeg van AXA Royale Belge is de grootste en telt ongeveer 24 personen, verspreid over het land. Die preventieadviseurs hebben een all round-opdracht te vertolken, maar elkeen heeft ook een specialisatie. Bij de samenstelling en recrutering wordt er voor gezorgd dat de preventieadviseurs een zo verscheiden mogelijke achtergrond hebben. De meeste zijn ingenieur, maar er zit ook een economist tussen, een architect, een chemicus, ... Ze hebben allen een verplichte veiligheidsopleiding genoten. Er wordt gewerkt aan arbeidsongevallenvoorkoming, maar ook aan brandpreventie, autovloten, machinebreuk, transport, BA, milieu e.a. De preventiedienst heeft drie soorten klanten: de bedrijven, de makelaars en het interne personeel.
Doelstellingen Eerste doel is het verminderen van de frequentie en de ernst van de ongevallen. Een tweede, achterliggende doel is het fideliseren van de klanten. Een derde kenmerk van het preventiedienst betreft de rechtstreekse toegang tot de klanten. Enkel in de afdeling preventie en arbeidsongevallen heb je direct contact met de klant, (meestal) zonder tussenkomst van makelaar of andere tussenpersoon. Een preventieactie moet goed gestructureerd zijn, beklemtoont de Caumia, hoofd van de preventiedienst bij AXA Royale Belge. De organisatie van zijn dienst en de werking ervan steunt op de principes van het „Rad van Deming”* en op de managementbeginselen van het dynamisch risicobeheer. Schematisch voorgesteld, veronderstelt deze aanpak vier stappen: –
de eerste faze behelst het bepalen van een preventiebeleid, m.a.w. een beroep doen op een degelijke diagnose, risicoanalyse, enz.;
* Edward Deming (VS 1900-1993), goeroe van het kwaliteitsdenken die in het westen aanvankelijk hardnekkig werd genegeerd. In Japan echter juichend binnengehaald, waarna hij alsnog doorbrak in het westerse bedrijfsleven.
59
– – –
tweede faze: programmeren, een actieplan opstellen met doelstellingen, deadlines enz. de derde faze is het toepassen van dat plan: de uitvoering; vierde faze: opvolgen en evalueren van acties en beleid.
Welke klanten worden systematisch benaderd door de preventiedienst? Die selectie is gebaseerd op verschillende objectieve criteria: niveau van de loonmassa, niveau van de premie, frequentie en ernst van de schadegevallen (min. 5 jaar), potentieel tot verbetering. En op een subjectief criterium: de bereidwilligheid van het bedrijf. Soms is een polis deficitair en wordt al snel de link gelegd naar de preventiedienst om iets te ondernemen. Maar dat wil niets zeggen! Het is perfect mogelijk dat een klant zo goed heeft onderhandeld ofwel dat de verzekeraar het risico niet goed genoeg heeft ingeschat en dat er dus sprake kan zijn van een te laag tarief. Wanneer zo’n vraag toch binnenkomt „om iets te doen”, bekijkt de preventiedienst eerst of er een potentieel tot verbetering bestaat bij die bewuste klant. Met andere woorden: de scores inzake frequentie en ernst vergelijken met de gemiddelde scores van bedrijven werkzaam in dezelfde sector.
„De preventieadviseurs van de verzekeraar geven raad, maar de klant heeft het laatste woord”. Soms kan het potentieel groot zijn, maar het betrokken bedrijf moet ook nog willen verbeteren. De preventieadviseurs van de verzekeraar zijn een soort van consultant, ze geven de klant raad, proberen hem van de diverse voordelen (sociaal, economisch, juridisch, enz.) van een actieplan te overtuigen, maar de klant blijft vrij, hij heeft het laatste woord. Sommigen argumenteren dat hen dat nog meer zou kosten…
Wordt een klant die geen verbetering van de ongevallensituatie bereikt, opgezegd of een fikse premieverhoging opgelegd? Eerste mogelijkheid: er is geen potentieel tot verbetering. Dan neemt de commerciële dienst zijn verantwoordelijkheid om een
60
premieverhoging voor te stellen. De klant gaat daar al of niet met akkoord. Tweede mogelijkheid: er is wel een potentieel tot verbetering. Dan gaan de preventieadviseurs van de verzekeraar proberen dat bedrijf te overtuigen van de voordelen van een preventieplan; de grote middelen worden ingeschakeld, de makelaar wordt erbij betrokken; een ontmoeting met de algemene directie samen met de verschillende betrokkenen. Op dat ogenblik wordt getoetst of bij de bedrijfsleiding de wil aanwezig is om concrete inspanningen te leveren om tot een betere ongevallenpreventie te komen. Ofwel stuurt het bedrijf de verzekeraar wandelen, ofwel – en dit is het meest voorkomende geval – geeft het bedrijf de preventieadviseur gelijk en engageert het zich tot het nemen van maatregelen. ‘s Anderendaags ontvangt die directie een brief waardoor dat engagement wordt geofficialiseerd met concrete afspraken, plannen en termijnen. Na enige tijd wordt gekeken of er ook resultaat wordt geboekt. Als het niet snel genoeg gaat, wordt de klant herinnerd aan de afspraken, nog eens wakker geschud bij wijze van spreken, maar daarna is het afgelopen. Als de resultaten niet de goede kant op gaan, wordt de productie verwittigd en zal er onvermijdelijk een voorstel tot premieverhoging volgen.
Financiële stimuli voor verzekerde bedrijven met goede statistieken? Het antwoord van de verzekeraar is zeer duidelijk: nooit anticiperen. Het is niet omdat een bedrijf met een geweldige preventiecampagne begint dat men het tarief al zou moeten aanpassen, luidt zijn standpunt. Financieel anticiperen is dodelijk. Maar contractueel een verband vastleggen tussen goede resultaten op lange termijn (min. 3 jaar) en een premieverlaging, vindt hij wel een prima idee want het kan een buitengewone stimulans betekenen voor de verzekerde onderneming. Wie als verzekeraar het verband tussen ongevallenscore en premieniveau niet wil leggen, steekt zijn eigen ogen uit. In ieder geval zal het verzekerde bedrijf de kans niet laten voorbijgaan om de verzekeraar te wijzen op haar goede resultaten met de bedoeling een betere prijs te bedingen. En als de verzekeraar daar geen oor naar heeft, zal het niet lang duren alvorens dat bedrijf op zoek gaat naar een andere verzekeraar.
61
Preventiestrategie voor autovloten De impasse van de arbeidsweg is beslist een uitdaging voor de toekomst. AXA Royale Belge ontwikkelt reeds een preventiestrategie voor de autovloten. Hier is nog zeer veel werk aan de winkel. Inzake preventie bevinden de vloten zich nog in het prehistorisch tijdperk. Is daar een verklaring voor? In de klantbenadering moeten we het stellen zonder partner met enige impact. Het is moeilijk aan een bedrijf reglementen of een sanctiebeleid inzake auto-ongevallen op te dringen. Tenslotte rijdt ook de directie met wagens uit de vloot en hebben ook zij geen zin om bij een ongeval in fout in de portemonnee te tasten… Franchises kunnen opgelegd worden door de verzekeraar, maar dat ressorteert bij een vloot enkel een financieel gevolg, het gedrag van de bestuurders zal er niet door wijzigen. Aan sommige klanten worden reeds cursussen defensief rijden gegeven.
Preventie is … opleiding geven Bij de Federale Verzekeringen, een directe verzekeraar, is een klant over het algemeen een totaalklant. Een bedrijf plaatst er dus het hele verzekeringspakket: niet enkel arbeidsongevallen en BA, maar ook auto, brand enz. Op die laatste terreinen voert deze verzekeraar geen specifiek preventiebeleid. In brand beperkt men zich tot preventie bij onderschrijving en nadien eventueel tot dienstverlening wanneer een klant advies vraagt.
„In de bouwsector moet je elke dag opnieuw beginnen” Aangezien de grootste groep klanten tamelijk homogeen is, met name de bouwbedrijven, onderzoekt de preventiedienst, jaarlijks de frequentie en de ernst van de ongevallen. Met behulp van een informaticaprogramma gaat men na welke bedrijven met meer dan 20 werknemers naar boven afwijken van het gemiddelde. Zo ontstaat een lijstje met namen van ondernemingen die eventueel hulp kunnen gebruiken. Naargelang de regio waarin het bedrijf actief is, neemt één van de zes preventieadviseurs van de verzekeraar contact op. Die zes hebben allemaal het diploma bouwkundig ingenieur op zak en minstens vijf jaar ervaring. Zij bevinden zich vier dagen op vijf op het
62
terrein en opereren zeer zelfstandig. Een zevende man zorgt in Brussel voor de coördinatie en voor niet-bouwkundige problemen. Een diensthoofd en een administratieve kracht maken de negenkoppige ploeg compleet. Aan de bouwbedrijven met enigszins onrustwekkende statistieken biedt de verzekeraar de jongste jaren vooral opleiding. Vroeger lag het accent meer op periodieke bezoeken aan bouwterreinen, kwestie van eens te kijken wat er wel of niet gebeurt qua veiligheid. Zo’n bezoek kan er nu nog bijkomen om een beeld te krijgen van een bepaald bedrijf. Die controlebezoeken hadden weinig impact op die werven. Het komt er immers op aan de hiërarchie, de beslissers in die bedrijven te overtuigen over de noodzaak van veiligheids- en preventiemaatregelen. Dankzij het gunstig effect van de huidige certificatiegolf van veiligheids- en kwaliteitssystemen verbetert momenteel het veiligheidsniveau in heel wat bouwbedrijven. Naast de gerichte acties op maat van het geselecteerde bedrijf is er een globale preventiebenadering met semestriële publicaties bestemd voor alle ondernemingen/klanten. De „steekkaart arbeidsongevallen preventie”, een zes bladzijden tellende brochure (bv. over de tafelcirkelzaag), vertrekt steeds van een leerrijk schadegeval en de „technische steekkaart preventie” met items ter voorkoming van schade aan derden (bv. graafwerken naast gebouwen).
Van pijnpunten tot actieplan Wanneer onderzoek een tekort aan preventie blootlegt, contacteert de preventieadviseur van de verzekeraar het bedrijf. Tijdens een werfbezoek gaat hij checken of de ontdekte pijnpunten overeenkomen met de realiteit. Vervolgens stelt hij een actieplan op, op maat gesneden van dat bedrijf. Zo’n plan is niet bindend, het heeft geen verplichtend karakter. De directie van die onderneming beslist. Zegt die volmondig „ja, we gaan de preventie-inspanningen opdrijven”, prima, zeggen ze echter „neen”, dan volgt misschien een voorstel tot premieverhoging.
Geen rooskleurige statistieken De statistieken arbeidsongevallen van de jongste jaren zijn eerder stabiel of positief, maar voor de bouwsector zijn de cijfers niet rooskleurig. Heeft een preventieverantwoordelijke, actief in die sector, een sluitende verklaring hiervoor?
63
Guido Dewilde van De Federale Verzekeringen wijst op de eigenheid van de bouwsector. In een fabriek kan je soms met een goed geplande actie rond een bepaalde productie of machine snel concreet resultaat halen. Met één (grote) investering kan men soms een stijgende curve in de arbeidsongevallencijfers ombuigen. In de bouw lukt dat niet. Daar moet men bij wijze van spreken elke dag opnieuw beginnen… Als je een werfleider overtuigt van kwalitatief en veilig werken, wil dat nog niet zeggen dat zijn collega op een andere werf dat ook is en dezelfde filosofie toepast. Volgens Dewilde is in de bouw – en ook in andere sectoren – de verleiding altijd groot om te willen besparen. Wie bij de afwerking van een appartementsgebouw de vijfde verdieping tijdens de werken niet met afspanningen beveiligt, doet een onmiddellijke besparing op voorwaarde dat er niemand afvalt natuurlijk. In de industrie doet men een investering die geldig is voor tien jaar, in de bouw doet men een investering in veiligheid die geldig is voor een paar dagen of een paar weken. Het nalaten levert een besparing op in manuren en resulteert uiteraard niet in een hoger veiligheidsniveau. Het economisch aspect speelt hard. Men leeft in de waan winst te hebben gemaakt, weliswaar een valse winst op termijn.
Communicatieprobleem Een handicap waarmee de preventiedeskundige leeft is dat hij geen vat heeft op het doorstromen van de informatie en veiligheidsadvies naar de bouwvakkers. Verantwoordelijken en opzichters krijgen een opleiding aangeboden van de verzekeraar, maar hoe zeer ze ook overtuigd geraken van het belang van preventie, ze moeten de arbeiders nog kunnen motiveren de richtlijnen toe te passen om tot een hoger veiligheidsniveau te komen. Hier stelt zich een bijkomend communicatieprobleem: veel allochtonen werken in de bouwsector en zij spreken vaak onze taal niet. Bovendien is er veel personeelsrotatie in de sector.
Correlatie tussen ongevallen en premieniveau? Wie qua premievoet zeer nauw wil aansluiten bij de statistieken, kan dat alleen waarmaken bij grote bedrijven. Omdat anders de statistiek niet representatief is. Als je de premie verlaagt van een klein bedrijf in bv. dakwerken dat vijf jaar veilig heeft gewerkt of gewoon geluk heeft gehad
64
– wat wij niet kunnen verifiëren – en geen ernstig ongeval heeft gehad, ben je verkeerd bezig. Want het zesde jaar valt er dan toch iemand van het dak… Er zijn bepaalde risico’s in de bouwsector, waar je het risico moet gaan tarifiëren rekening houdend met de activiteit en waar de marge die je hebt om rekening te houden met de preventie zeer klein is. Dit is zeker het geval bij kleine bedrijven. In de realiteit wordt er natuurlijk meer en meer geshopt, als een bedrijf zeer goede cijfers heeft qua ongevallen, contacteert het de markt en zal het inderdaad een beter tarief bekomen. Maar spontaan na vijf jaar zonder grote schadegevallen 30% premieverlaging doorvoeren, vindt de preventieverantwoordelijke een verkeerde taktiek.
65
Op tarifair vlak volgt elke verzekeraar ten slotte zijn eigen strategie.
„De verzekeringskost verbonden aan een arbeidsongeval is slechts het topje van de ijsberg voor een bedrijf”. Men mag niet vergeten dat de verzekeringskosten verbonden aan een arbeidsongeval, slechts het topje van de ijsberg is. Zo’n ongeval brengt voor een bedrijf veel andere indirecte kosten met zich mee, storingen in de productie. Wie de laatste drie jaar een opmerkelijk beter resultaat kan voorleggen dan de twee voorgaande jaren, is duidelijk iets aan het opbouwen qua preventie of heeft een duidelijke visie daarop ontwikkeld. Dan kan er inderdaad een financiële stimulans gegeven worden. Maar dat mag niet de hoofdmotivatie zijn om aan preventie te doen. De preventiebaas van De Federale Verzekeringen geeft ruiterlijk toe dat de premie kan bijgestuurd worden: bij goede resultaten naar beneden maar bij slechte resultaten ook naar boven. Een aanpassing naar beneden is door het frequenter consulteren van (of: benaderd worden door) de markt geen uitzondering meer; het gebeurt regelmatig. Voor alle duidelijkheid: dit is niet het werk van de preventiemensen.
Risk managers en verzekeraars: partners in preventie Marie-Gemma Dequae, corporate risk manager bij de NV Bekaert, is voorzitster van Belrim, de vereniging van Belgische risk managers. De BVVO klopte bij haar aan om te horen wat risk managers denken over preventie en verzekeringen, om te vernemen hoe hun relatie is met de preventieadviseurs in de bedrijven en om even in te pikken op de impact van trends zoals outsourcing, Just in Time-leveringen en crisismanagement. Toen de eerste risk managers eind jaren zeventig hun opwachting maakten bij de grote bedrijven, stelden de verzekeraars zich nogal sceptisch op tegenover die nieuwe, Amerikaanse benadering van risicobeheer. Is de risk manager intussen een volwaardige partner geworden voor de verzekeraars? Dequae: „Dat groeit in de goede richting, meen ik. Je moet alle managers nog steeds overtuigen van het wat en waarom van risk management. Er bestaat nog altijd een zekere argwaan. Die
66
argwaan is er ook tegenover de verzekeraars. Vooral bij oudere collega’s risk managers. Dit is minder het geval bij de jongere generatie; zij staan voor een andere aanpak. Maar als wij er voor kunnen zorgen dat het niet verkeerd loopt of als er toch iets verkeerd loopt er voor kunnen zorgen dat de gevolgen minder zwaar zijn, dan is dat toch voor beide partijen positief”. „In de samenleving leeft nog altijd de reflex: als er iets verkeerd loopt, dan moet de verzekeraar maar betalen. Dat is feitelijk een verkeerde reflex. Dan zou alles beperkt blijven tot een transfer van de risico’s. Er kan dan geen toegevoegde waarde ontstaan. Velen dienen er nog van bewust te worden dat een verzekeringscontract een levend iets is, een contract dat pas tussenkomt wanneer een bepaald risico zich voordoet, waarvan je weet dat je ook alles hebt gedaan wat binnen de normale economische normen als redelijk wordt beschouwd om het te vermijden (of iets waaraan je helemaal niets kan doen)”. Wie investeert in preventie, verbetert de kwaliteit van het risico, aldus de voorzitster van Belrim. Het is daarbij wel handig voor een risk manager te kunnen beschikken over een meetinstrument, een indicator of barometer, die je toelaat ook een bedrijf uit de groep of een afdeling van een fabriek t.o.v. een andere afdeling te vergelijken en te positioneren inzake risicokwaliteit. Die interne benchmarking is heel belangrijk, meent zij.
De verhouding risk manager – preventieadviseur De verhouding tussen risk manager en preventieadviseur is niet steeds duidelijk voor de buitenwereld. Overlappen beide functies elkaar niet? Dequae: „Risk manager en preventieadviseur hebben een aanvullende rol. De rol die de preventieadviseur vertolkt is gebaseerd op een reeks wettelijke verplichtingen. Als risk manager wordt elk risico apart benaderd; per risico werkt hij bij voorbeeld met een technische specialist of met de preventieadviseur voor de materiële veiligheid en met de preventieadviseur voor de arbeidsveiligheid. De risk manager kan onmogelijk met de verzekeraar negociëren als hij niet weet hoe binnen het bedrijf de technische prioriteiten worden gelegd. Te beginnen bij de identificatie van het zwaarste risico, en zo verder”. De risk manager maakt niet altijd deel uit van het bedrijf. Ook de grote consultingbedrijven en de makelaarsbureaus doen aan risk management. De eerstgenoemden vertrekken vanuit hun auditachtergrond, vanuit hun global business risk approach.
67
Werken met consultants biedt enkele voordelen: op psychologisch vlak naar de onderneming en de medewerkers toe, maar vooral qua snelheid van uitvoering. Makelaarskantoren werken niet altijd verruimend, aldus Dequae, zij hebben soms een enge zienswijze en proberen vooral alternatieve verzekeringstechnieken te verkopen. Hier is nog een mooie taak voor de verzekeringsondernemingen weggelegd. Meedenken en meewerken aan risicobeheer van de klant. De grote spelers doen het al, maar nog niet in de mate waarin het Amerikaanse verzekeringsgroepen dat reeds langer plegen te doen.
Packagedeal Premieverminderingen in ruil voor belangrijke preventie-inspanningen lijken haar moeilijk haalbaar. De premies zijn al relatief laag. Als risk manager gelooft zij in een packagedeal met een verzekeraar: „Je hebt een contract en een premie, maar van de verzekeraar wordt ook verwacht dat hij meedenkt en meehelpt bij het coachen van de risico’s bij het verzekerde bedrijf. Trouwens, als de verzekeraar meer betrokken raakt bij dat risicobeheer van de klant, weet hij ook of hij qua prijs goed zit of niet”.
„Van de verzekeraar wordt ook verwacht dat hij meedenkt bij het coachen van de risico’s bij het verzekerde bedrijf”.
Nieuwe risico’s, nieuwe topics In de huidige sociaal-economische context waarbij kostenbesparende maatregelen legio zijn, kunnen nieuwe risico’s ontstaan. Het afstoten of pensioneren van oudere, ervaren medewerkers kan ongunstige gevolgen hebben: know-how gaat verloren. Dequae: „Afslankingen – zoals het vervroegd pensioneren van oudere medewerkers – kunnen wel gepaard gaan met opleidingscampagnes voor de jongere generaties. Maar het blijft uitkijken, want jongere arbeiders die versneld het arbeidsproces moeten integreren, maken meer kans op een arbeidsongeval”. Outsourcing is een van de trends met gevolgen voor het preventie- en verzekeringsgebeuren. Meer en meer grote bedrijven plooien terug op hun core business en besteden neven- of ondersteunende activiteiten uit of koppelen ze los. In plaats van met interne diensten of afdelingen, zit je dan praktisch gezien, maar
68
ook juridisch gezien met „derden”. „Inzake verzekeringscontracten, komt het erop aan nieuwe clausules op te stellen om er feitelijk voor te zorgen dat het partnership dat bedrijf en verzekeraar hebben opgebouwd niet kapot gaat bij het eerste probleem dat zich stelt”, luidt het. Just-in-Time-levering is een ander economisch fenomeen dat nieuwe risico’s kan veroorzaken. Het doel heet hier het werkkapitaal te minimaliseren en stocks te vermijden. Hier bestaat vaak nog een leemte in de verzekeringscontracten wanneer er iets fout loopt tussen het fabriceren en het leveren, wat met een last minute breuk of een transportprobleem? Voor dat soort nieuwe toestanden bestaat, volgens de Belrim-voorzitster, nog geen globale afdekking. Al die gewijzigde omstandigheden en werkwijzes zullen de volgende maanden en jaren van de verzekeraars creatieve oplossingen vergen. Een nieuwe topic in het hedendaagse preventie- en risicogebeuren is het crisismanagement na een schadegeval*. Na de diverse rampen en diverse crisissen van 1999 (dioxine, Coca-Cola, …) is de moderne risk manager anno 2001 ook daar mee bezig. Een crisisactieplan voorbereiden en bepaalde scenario’s inoefenen kan erg zinvol zijn. Wie moet wat doen als er bv. een ernstige storm of orkaan op komst is. Hoe kan je de installaties beschermen? Maar ook: wat moet je doen voor het personeel? Een tornado of aardbeving kan hun loopbaan plots afbreken. Ook over die dingen moet worden nagedacht.
* Mevrouw Dequae’s bedrijf Bekaert kreeg met crisismanagement te maken toen in augustus 1999 een van de fabrieken in Turkije werd getroffen door een aardbeving.
69
GEZONDHEID Collectieve preventie Roker of niet-roker? De Beroepsvereniging van verzekeringsondernemingen schreef het voorbije decennium in haar begroting leven elk jaar een bedrag in voor de sponsoring van medische preventie. Het betreft een vorm van subsidiëring en niet van mecenaat. Alle subsidieaanvragen worden op voordracht van een aangesloten onderneming door de BVVO uitsluitend bekeken uit het oogpunt van de preventie en moeten een bepaalde „return” kunnen opleveren. Zo steunde de BVVO jarenlang de Belgische Cardiologische Liga, waarvan het hoofddoel de preventie van hart- en vaatziekten is via voorlichting van het groot publiek. De Liga probeert ook de familiale, sociale en professionele revalidatie van hartpatiënten aan te moedigen. De Liga organiseert elke herfst de „Week van het hart”, die via brochures en affiches telkens een ander thema in de kijker plaatst (bv. bloeddruk). De preventieprojecten die door de BVVO financieel worden gesteund hoeven niet per se uit de medische sector te komen. In de jaren tachtig cosponsorde de beroepsvereniging verschillende veiligheidscampagnes op verzoek van het ministerie van Binnenlandse zaken. Het jongste project dat de BVVO steunde was een anti-tabakscampagne onder de leiding van professor Marcel Frydman, van de dienst sociale psychologie van de Université de Mons-Hainaut. Tal van epidemiologische en klinische onderzoeken, zowel prospectieve als retrospectieve, hebben overduidelijk aangetoond dat tabak de gezondheid schaadt, zo verklaart de professor. Sigaretten zijn niet alleen de belangrijkste oorzaak van kanker, maar ook van ziekten of kwalen bij jonge volwassenen en van vroegtijdig overlijden. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) sterven jaarlijks vier miljoen mensen aan de gevolgen van roken. Anders uitgedrukt: om de acht seconden sterft iemand van het roken. De algemene directrice van de WGO, Gro Harlem Brundtland, deed eind 1999 – o.a. in De Morgen – een oproep tot de leiders van alle landen om de komende generaties te behoeden voor
70
„een dood te wijten aan een oorzaak die volkomen vermeden kan worden”. De verzekeraars beseffen dat tabak de levensverwachting en de kwaliteit van het leven verlaagt. Zij houden daar rekening mee bij het sluiten van verschillende soorten van verzekeringen: roken of niet, is meer dan een onschuldige keuze die bij een of andere persoonlijke levenswijze hoort. Vandaar dat getracht wordt de jongeren aan te spreken en hen de mechanismen uit te leggen die tot roken leiden, om hen ervan te overtuigen daarmee te stoppen. Marcel Frydman legt uit: „Het ziekte- en sterfterisico van de sigaret is veel groter dan dat van eender welk consumptieproduct. Belangrijk is dat dit risico de laatste 25 jaar fors is toegenomen. Terwijl het hoge aantal rokers bij de volwassenen sinds 1963 gestaag is afgenomen, is het gebruik enorm toegenomen bij jongeren en in het bijzonder bij de meisjes, waar de verslaving onrustwekkende proporties heeft aangenomen. Deze laatsten roken vooral lichte sigaretten, die evenwel meer kankerverwekkend zijn; bovendien is het zo dat het risico groter is voor het vrouwelijke geslacht. Slechts 30% onder hen slaagt erin te stoppen met roken bij de aanvang van een zwangerschap. Aangezien de moederkoek de schadelijke stoffen van de rook niet tegenhoudt, wordt de ontwikkeling van de foetus gehinderd en nemen alle risico’s onvermijdelijk toe (vroeggeboorte, perinatale sterfte, plots overlijden van de zuigeling, ziekte en sterfte tijdens het eerste levensjaar, enz.)”. De verzekering wil de volksgezondheid op het vlak van preventie bijstaan. Om de jongeren echt aan te spreken, moeten evenwel de gepaste didactische strategieën worden gevolgd. Een geleerde uiteenzetting zal duidelijk minder aanslaan, aangezien die als moraliserend wordt ervaren; de boodschap komt dan ook absoluut niet over. Een goed uitgedachte en goed gebruikte film daarentegen maakt het niet alleen mogelijk om de gevolgen van tabaksgebruik duidelijk over te brengen, maar ook om de mogelijk door nicotineverslaving veroorzaakte kwalen beter te begrijpen. Video-cassettes kunnen tieners ook tot rede brengen door hen te doen nadenken over de houding van de roker en de aanleiding tot het roken. Met de steun van de BVVO werd (in 2000) een video aangemaakt over keelkanker met als titel „Ontstemd”. De film toont
71
de waarheid over keelkanker, slechts één van de vele kankers die elke roker bedreigen. Om bij keelkanker een kleine overlevingskans te hebben, moet er bijna altijd een wrede prijs betaald worden, nl. laryngectomie. Deze ingreep is een regelrechte verminking, die het definitieve verlies van de stem inhoudt. Vanuit de bezorgdheid om nicotineverslaving bij jongeren te voorkomen is deze film ongewoon hard.
Depressie: de belangrijkste ziekte van de 21ste eeuw Als we de cijfers en de voorspellingen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) in acht nemen zullen de verzekeraars, net als de overheid overigens, in hun preventie-inspanningen op het vlak van de gezondheid nieuwe thema’s moeten aanboren. Uit het jaarrapport van de WGO voor 1998 blijkt dat de neuropsychiatrische aandoeningen de meeste slachtoffers vellen: 23% in landen met een hoge inkomensklasse (10% in de andere landen). Aan de top van het lijstje met neuropsychiatrische aandoeningen prijken de depressies, gevolgd door alcoholverslaving, schizofrenie, drugsverslaving en epilepsie. Het aandeel van de depressie neemt almaar toe, zowel in de welvarende landen als in de andere landen. Ook alcoholverslaving is aan een opmars bezig, vooral bij volwassen mannen. Het overige deel van de niet-overdraagbare ziekten wordt in de geïndustrialiseerde landen vertegenwoordigd door cardiovasculaire aandoeningen (18%) en longkanker (15%). Het aandeel van de neuropsychiatrische aandoeningen zal tegen het jaar 2020 stijgen tot niet minder dan 73%, waarschuwt de WGO. De organisatie houdt in haar methode om tot een inventaris te komen niet enkel rekening met het aantal doden dat een bepaalde ziekte veroorzaakt, maar ook met alle gevallen die werkonbekwaamheid of een handicap met zich mee brengen.
Preventiefolders met de hulp van geneesheren In België bestaat er in de omgeving van de verzekeraars geen instelling of vereniging die zich specifiek toelegt op de preventie van ziekte en privé-ongevallen. Onze Zuiderburen hebben dat wel. De vzw Assureurs, Prévention, Santé (APS) werd in 1982 opgericht onder de vleugels van de Fédération française des sociétés d’assurances (FFSA). Vandaag zijn meer dan 250 Franse verzekeringsondernemingen – actief in de takken ziekte en leven – lid van de vereniging.
72
De missie van APS: preventie-acties bestuderen en promoten, en meer in ‘t algemeen, het aanmoedigen van initiatieven die de gezondheid beschermen of verbeteren. De organisatie zorgt met weinig personeel voor de totstandkoming van verschillende publicaties. Alain Foulon, directeur ziekte van de FFSA, coördineert de acties en beschikt over twee medewerksters. Het budget – een dotatie van het FFSA – bedraagt ongeveer 5 miljoen FF (762.000€). Met die centen laat APS jaarlijks verschillende preventiefolders van de drukpersen rollen. Het betreft deels nieuwe, deels oude thema’s maar dan wel volledig opgefrist en geactualiseerd. De oplage van die succesvolle vouwfolders schommelt tussen de vijf en de zes miljoen exemplaren per jaar (n.b.: Frankrijk telt ongeveer 60 miljoen inwoners). Voor de redactie doet men telkens een beroep op een dokter of een professor, aangeduid door het medisch adviescomité, waarin vooraanstaande geneesheren-specialisten zetelen verbonden aan gerenomeerde ziekenhuizen. Via diverse kanalen – van maatschappijen, makelaars, scholen en dokters tot en met radiostations – bereikt de preventieboodschap van APS het grote publiek. TV-spots zijn eerder uitzondering dan regel, wegens te duur.
73
Om de twee à drie jaar voert APS ook een grotere en langere campagne zoals deze rond kankerpreventie, die van eind 1998 tot begin 2000 verderliep. Bij grote campagnes blijft het niet bij de verspreiding van een kleine folder. Dan komen er meer documentatie, interviews, studiedagen en radiospots aan te pas. Net zoals de BVVO steunt de Franse zustervereniging via APS ook wetenschappelijk onderzoek. In 1999 werden twee projecten gesponsord: een dermatologisch onderzoek over de rode vlekjes in de gezichten bij kinderen en een studie over zwaarlijvigheid en de voedingsgewoonten bij adolescenten.
Meer care en minder cure Het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie (VIG) werkt soms samen met verzekeraars aan preventiecampagnes. Dat gebeurde onder meer rond het thema brandwonden („Eerst water, de rest komt later”) en rond het voorkomen van ongevallen met vuurwerk. Dr. Stephan Van den Broucke leidt de afdeling onderzoek en documentatie van de instelling. Hij heeft een duidelijke visie op gezondheid en preventie. Van den Broucke: „Na de boom van de gezondheidszorg in de naoorlogse jaren is men, naarmate de levensstandaard verbeterde, gaan inzien dat er meer en meer rond leefstijlfactoren moet gewerkt worden, omdat daar de grootste bedreigingen voor de gezondheid zitten”. Vandaag overlijdt tweederde van de mensen aan hart- en vaatziekten of kanker. Beiden zijn in sterke mate mee bepaald door leefstijlfactoren: wat men eet, of men rookt of men voldoende beweegt…
Streven naar kwaliteit Vandaag bedraagt de levensverwachting in de lage landen om en bij de 80 jaar (ongeveer 75 jaar voor een man en 81 voor een vrouw). Volgens Van den Broucke moeten we niet de ambitie hebben die levensverwachting te kunnen optrekken tot 90 of 100 jaar. Het komt er op aan de kwaliteit van die levensjaren te verhogen. Hij verwacht een evolutie naar meer care en minder cure.
74
Mensen aanzetten tot een gezonde leefstijl is niet gemakkelijk. Goede raad geven, sensibiliseren via brochures of via de media helpt, maar gedragswetenschappers wijzen erop dat dit niet voldoende is. Kennis leidt niet tot gedragsverandering. Daar is meer voor nodig. Het probleem is dat veel dingen in onze door reclame en consumptie gedreven omgeving de mensen uitnodigen om zich ongezond te gedragen. Een andere rem op de gewenste mentaliteitsverandering vormt het imago van gezondheidsinspanningen. Iedereen kent de uitspraak: „Liever een kort en boeiend leven dan een lang, bang en saai leven”. De uitdaging luidt: hoe maken we een gezonde leefstijl aantrekkelijk. Het komt er volgens Van den Broucke op aan de mensen te stimuleren om anders te leven.
„In de Verenigde Staten behoren de verzekeringsondernemingen tot de grootste sponsors van gezondheidsbevordering”. Gezondheid is ook een zaak voor verzekeringsondernemingen, aldus de dokter. Als er al instanties zijn die belang hebben bij gezondheid dan zijn zij het wel. In de Verenigde Staten, waar veel meer een systeem van privéziekteverzekering van toepassing is, behoren de verzekeringsondernemingen tot de grootste sponsors van gezondheidsbevordering. „Verzekeraars hebben er niet alleen belang bij gezondheidsinitiatieven te sponsoren maar ook mee te denken over preventie”, benadrukte Van den Broucke in 1999 in het magazine van KBC Verzekeringen.
Individuele acties Kankeronderzoek De verschillende verzekeringsondernemingen doen individueel soms aan mecenaat. De „goede doelen” kunnen al eens wisselen, maar soms bouwt een onderneming hierin een traditie op. Fortis Bank Verzekeringen (ex-ASLK) steunt bij voorbeeld al een paar decennia het fundamenteel kankeronderzoek. In 1992 richtte de bankverzekeraar de vzw VIVA op. De door VIVA gefinancierde programma’s omvatten de ontwikkeling door vorsers van de VUB en de UCL van een therapeutisch vaccin tegen sommige vormen van kanker. Om gelden in te zamelen organiseert de vereniging diverse concerten, met galavoorstellingen in de Brusselse Muntschouwburg.
75
Ongevallen thuis De EHLASS*-cijfers bewijzen het elk jaar. De meeste dodelijke ongevallen gebeuren niet op de weg, maar thuis of in de privésfeer. In het krantje Operatie Veiligheid raakt Prevent regelmatig ook een thema aan uit de gezondheidssfeer of kaart het gevaarlijke situaties aan die thuis of tijdens de vrijetijdsbeoefening voor onheil kunnen zorgen. Af en toe profileert een verzekeraar zich rond het thema veiligheid thuis. Zo gaf DVV samen met het Rode Kruis een handboek eerste hulp uit, dat in afleveringen bij Het Laatste Nieuws werd gestopt. Dezelfde onderneming helpt ook het Instituut voor medische dringende hulpverlening van Brugge de enige helikopter voor medische hulpverlening in België in de lucht houden.
Bewustmaken van de kosten Tijdens het jaarlijks congres van de International Insurance Society in Sydney, in de zomer van 1998 maakte Patrick Warin (intussen AGF) de zienswijze van CNP Assurances wereldkundig inzake aanvullende gezondheidsverzekering in Frankrijk. CNP wenste niet langer een verzekeraar te zijn die zich beperkt tot het innen van premies en het uitkeren van vergoedingen. Hoewel de verzekeraars in het Franse systeem van gezondheidszorg maar een bescheiden positie innemen, is CNP ervan overtuigd dat verzekeraars een belangrijkere rol kunnen spelen en in die zin de overheid aanvullen. CNP wil de aanvullende gezondheidsverzekering optimaliseren d.w.z. een bredere dekking aanbieden voor dezelfde premie door een betere kostencontrole en bewustmaking. De Franse verzekeraar klaagt geldverspillende praktijken aan zoals overbodige consultaties en overbodige medische zorgen. Ze wil haar verzekerden meer verantwoordelijkheid bijbrengen en hen helpen „bewuste of wakkere patiënten” te zijn, opdat ze onnodige kosten zouden vermijden. In een eerste testfaze heeft CNP vooral gefocust op alles wat te maken heeft met tand- en oogprotheses. In die sector is het Franse sociale zekerheidssysteem niet zo gul en zijn de per-
* European Home and Leisure Accidents Surveillance System.
76
soonlijke uitgaven van de verzekerden bijgevolg hoog. Daarom ging de verzekeraar in die branche elke vorm van verspilling te lijf. Om die testen in goede banen te leiden en die activiteit netjes te structureren richtte CNP de aparte entiteit Gestion-Conseil Carrés Blues in het leven. Die huisvest onder meer een call center dat allerlei vragen beantwoordt over gezondheidszorg, claims, dekkingsvoorwaarden, preventietips, enz. Carrés Bleus stelt als objectief het proactief coachen van het gezondheidsrisico van de verzekerden. Anticiperen, luidt de boodschap. Zes bedrijven met 8.000 werknemers namen deel aan de test. 45% onder hen beslisten lid te worden van Gestion-Conseil Carrés Bleus. Negen maanden later, tijdens een eerste tussentijdse balans, werd duidelijk dat het call center aan een behoefte beantwoordde (een dertigtal oproepen per 100 verzekerden per maand, bovenop de talrijke schriftelijke informatie-aanvragen). Heel wat documentatie over diverse medische topics werd naar de doelgroep gestuurd, in een poging het bewustzijn met betrekking tot preventieve zorg op te schroeven.
Tandarts of opticien: prijzen vergelijken Inzake kostenbesparing leverde de test eveneens bemoedigende resultaten op. Alleen het feit van het opvragen van kostenramingen alvorens de behandeling te starten leidt tot kostenbesparing. In 20% van de gevallen worden die kostenramingen verlaagd na onderhandeling met de zorgverstrekker of omdat een meer gunstige kostenraming is verkregen bij een andere tandarts of opticien. Zo komt men uiteindelijk tot een besparing van 13% op de uitgaven. Na een half jaar bleek uit een onderzoek naar de klanttevredenheid dat 91% van de verzekerden tevreden of zeer tevreden was over de dienstverlening. Sommigen verzekerden gaven aan nog meer hulp te willen bij het onderhandelen met hun opticien of tandarts wanneer het over de prijs van een prothese of over een anti-reflecterende coating op hun brilglazen gaat.
77
Volgende bijdrage staat los van de vorige hoofdstukken. Het betreft een leerrijke case: de organisatie van een grote preventiecampagne als onderdeel van het preventiebeheer van een verzekeraar.
HOE EN WAAROM VAN EEN GROTE CAMPAGNE Een verzekeringsonderneming die de afgelopen jaren een sterk profiel heeft opgebouwd inzake preventie is KBC Verzekeringen (en vroeger ook al ABB). Jaarlijks pakt deze onderneming uit met enkele campagnes waarvan de krachtlijnen door de acties en de jaren heen samenhangend blijven. De groep heeft een duidelijke visie en aanpak terzake.
Diepgaand en via de particulier KBC wenst enkel diepgaande imagocampagnes te voeren of daar als commerciële partner aan mee te werken. Die campagnes zijn altijd gekoppeld aan praktische tools en worden niet beperkt tot het verbinden van een logo bij een bepaalde actie. Ze mikken steevast op de particulier. Dat is een bewuste keuze, argumenteert preventieverantwoordelijke Jan De Strooper, want op die manier worden ook andere regionen bereikt. Zo’n campagne naar het groot publiek heeft zijn repercussies op de bedrijfswereld. Als je iemand bereikt met een boodschap op privé-niveau, tref je hem ook in zijn zaken doen, in zijn job, in zijn bedrijf. Via een campagne die op particulieren is gericht en alsdusdanig is opgezet, maak je heel wat dingen los op andere vlakken, krijg je een aantal positieve neveneffecten. Toen de maatschappij enkele jaren geleden een brandpreventiecampagne voerde en 20.000 rookmelders verspreidde, leverde dat bij voorbeeld talrijke reacties op van bedrijven, bejaardentehuizen en andere instellingen die met vragen zitten over hun brandveiligheid.
Wie bedenkt wat? Meestal borrelen de ideeën op bij de preventiedienst, hoewel dat varieert; ideeën kunnen eigenlijk van overal in de organisatie komen. De preventiedienst bereidt basisteksten voor, de communicatiedienst herschrijft en schakelt een externe tekenaar in. Tekeningen dragen de voorkeur weg, foto’s vindt men in Leuven te afstandelijk. In de campagnes van KBC Verzekeringen ziet
78
men nooit vreselijke toestanden, geen hyperrealistische foto’s, geen afgerukte handen, geen verminkingen. De tekeningen of beelden die gebruikt worden zetten aan tot denken. Alle illustraties worden overigens „gecontroleerd” door de preventiedienst. Een preventiedeskundige gaat na of ze technisch correct zijn en dat kan heel ver gaan.
Interne sensibilisering Grootschalige campagnes gaan gepaard met interne sensibilisering. Het commercieel apparaat denkt voor een stuk mee in zo’n campagne. Het komt erop aan het verkoopnet te stimuleren. Stimuleren kan door het organiseren van infonamiddagen, studiedagen voor schade-inspecteurs, en dit in samenwerking met de dienst vorming. Bovendien leunt risicoacceptatie nauw aan bij preventie, merkt De Strooper op. Of het volledige personeel ingelicht wordt wanneer een nieuwe campagne uit de startblokken schiet? Het antwoord luidt ja, zowel schriftelijk als mondeling. Via de interne media kondigt men de start van de campagne aan en herhaalt men de voornaamste elementen ervan. De preventiedienst laat ook weten hoe de werknemers aan de actie kunnen meewerken. De dag voor de persconferentie roept de hoofdzetel alle provinciedirecteurs samen voor een toelichting, met onder meer aandacht voor de gevolgen op regionaal niveau. De schadeinspecteurs worden apart gebriefd door de preventieadviseurs. Het commerciële agentennet ontvangt een mailing, met een aantal brochures, een affiche enz. Intern poogt men iedereen te betrekken bij het preventiegebeuren. Preventie is overigens ook een luikje in de „functiekaart” (jobbeschrijving-evaluatie) van de schade-inspecteurs in de maatschappij. Ze moeten met andere woorden oog hebben voor bepaalde zaken. Wanneer zich een schadegeval voordoet; zij moeten de klant sensibiliseren om de nodige maatregelen te nemen om herhaling te voorkomen. Zijn het moeilijke gevallen, dan roept de inspecteur de hulp in van een regionale preventieadviseur. Het prikkelen, het aankaarten van het aspect preventie is van belang.
„Bang maken heeft geen zin, want de mensen reageren daar weinig of niet op”.
79
Angst inboezemen heeft geen zin, meent Jan De Strooper. Sommige verzekeraars gebruiken wel eens die taktiek en ook banken proberen – in hun meer publicitaire benadering – de cliënt warm te maken voor bepaalde producten door hem te wijzen op gevaren, hem een beetje bang te maken. Deze verzekeraar legt het accent echter volledig op de voorkoming, op tips en praktische voordelen. Bang maken heeft geen zin, want de mensen reageren daar weinig of niet op. Je kan de mensen best sensibiliseren door de omgekeerde benadering, zo van: denk hier eens over na. En tegelijkertijd geef je die cliënt ook concrete tips mee.
Een win-win-operatie Aan een grootschalige preventiecampagne worden serieuze kapitalen besteed. Die kosten budgettair correct inschatten kan niet. Het aanvankelijke budget voor de campagne handletsels bedroeg ettelijke miljoenen, maar door het wakker worden van de hele omgeving die mee wil doen, zwellen de financiële middelen aan. Je mag al die geïnteresseerden in zo’n project niet in de kou laten staan. Vandaar dat een campagne soms uitkomt op het dubbele of het driedubbele van het oorspronkelijk voorziene budget. Als we het doen doen we het goed, luidt de filosofie van KBC. Ten slotte komt het ten goede van iedereen. Als een campagne de schadepost helpt verlichten komt dit ook ten goede van de klant. Als bv. de revalidatie van handletsels beter wordt, is iedereen daarbij gebaat. Op die manier is aan preventie doen een win-win-operatie. Wil je slagen in het opzet moet je hele groepen meetrekken. Zo’n diepgaande voorbereiding maakt zo’n campagne niet eenvoudiger. De hele discussie over het project handletsels is twee jaar gevoerd. Daar kruipt veel tijd in. De investering is dus heel groot. De voorbereiding van een andere recente campagne rond milieu, heeft eveneens twee à drie jaar geduurd. Door vervolgens misschien een nieuw product te lanceren, breekt een verzekeraar de markt open en dat is positief voor alle verzekeraars. Nieuwe initiatieven kunnen opengetrokken worden naar andere verzekeraars toe. Het probleem is immers dat als je met iedereen op de markt tegelijkertijd aan iets nieuw moet werken, er veel meer tijd nodig is. Dan is er geen twee jaar nodig, maar vijf of zes jaar.
80
Continuïteit en imago
D/2001/0377–4
Grafisch concept: Tertio – Gedrukt in België door Peeters – Herent.
Het preventiebeleid van KBC werd de afgelopen jaren zorgvuldig opgebouwd. De directie wil duidelijk op de ingeslagen weg verdergaan, met hieraan gekoppeld een imagobeleid dat voor de maatschappij gunstig is. Maar het imagogebeuren mag niet op zich alleen staan. Dat is, denkt De Strooper, het verwijt dat een aantal verzekeraars in de toekomst zullen terugkrijgen vanuit de markt, dat hun campagnes vooral publicitair gericht zijn. Sommige campagnes mikken vooral op naambekendheid en zijn niet voldoende resultaatgericht.