Vlaamse klimaatconferentie Vervolgtraject juni-september 2005
1 van 5
Vlaamse klimaatconferentie Vervolgtraject juni- september 2005 Thema Bedrijven Eindverslag werkgroep kleine bedrijven
1
SITUERING .................................................................................................................................................. 2 1.1 1.2
SITUERING EN OBJECTIEVEN VAN WERKGROEP ....................................................................................... 2 PROGRAMMA WERKGROEP ....................................................................................................................... 2
2
OVERZICHT RESULTATEN ............................................................................................................................... 3
3
PROGRAMMA WERKGROEP NA SEPTEMBER 2005 ......................................................................................... 5
4
BIJLAGE .......................................................................................................................................................... 5
Het klimaat verandert! En U?
Vlaamse klimaatconferentie Vervolgtraject juni-september 2005
2 van 5
1 Situering Dit verslag gaat over kleine bedrijven. Daaronder wordt verstaan (productie)bedrijven die jaarlijks minder dan 0,1 PJ energie verbruiken. Andere bedrijven (die wel meer dan 0,1 PJ energie per jaar verbruiken), worden gevat door het benchmarkingen auditconvenant, de CO2-emissiehandel en het besluit energieplanning voor energie-intensieve vestigingen. Naar schatting gaat ongeveer 10% van het totale energiegebruik van de industrie naar industriële bedrijven die minder dan 0,1 PJ per jaar verbruiken.
1.1
Situering en objectieven van werkgroep
Op 6 juni 2005 vond het startmoment van de Vlaamse Klimaatconferentie plaats. Tijdens de sessie over bedrijven, en in de “discussienota bedrijven” (te raadplegen op www.vlaanderen.be/lucht) werd specifieke aandacht besteed aan “kleine energieverbruikende bedrijven”. Een algemene vaststelling is immers dat de bestaande maatregelen vooral de grote en middelgrote ondernemingen bereiken. De kleinere bedrijven maken onvoldoende gebruik van deze maatregelen zodat er hier nog een bijkomend en onbenut besparingspotentieel kan worden gerealiseerd. Doelstelling van de werkgroep was om op basis van een inventarisatie van reeds bestaande instrumenten ter bevordering van de energie-efficiëntie bij bedrijven met een jaarlijks primair energieverbruik < 0,1 PJ, te komen tot aanbevelingen, tot verder onderzoek van welbepaalde nieuwe beleidsinstrumenten voor deze doelgroep.
1.2
Programma werkgroep
De werkgroep is op 12 september 2005 samen gekomen op basis van een discussienota opgesteld door de administratie. Het eindverslag is gebaseerd op de discussie tijdens deze bijeenkomst. De discussienota gaf een overzicht van de bestaande overheidsinstrumenten gericht op kleine bedrijven en bevatte enkele eerste voorstellen voor nieuwe maatregelen. Het door de administratie geïnventariseerde instrumentarium gericht op kleine bedrijven omvat1: Ecologiepremie. Meer info op www.vlaanderen.be/ecologiepremie . Verhoogde investeringsaftrek Investeringssubsidies van distributienetbeheerders van elektriciteit PRESTI 5-subsidieprogramma GOM-energieconsulenten PRODEM (=PROmotie en DEMonstratie van milieuvriendelijke technologieën) (een VITO-programma dat KMO’s ondersteunt bij het zoeken naar milieuvriendelijke oplossingen op maat en het implementeren ervan in hun bedrijfsvoering). Meer info op www.vito.be. Steun voor elektriciteitsopwekking uit fotovoltaïsche zonnepanelen (groenestroomcertificaat + “gegarandeerde” productiesteun). Meer info op www.energiesparen.be en www.vreg.be. Energieprestatie-eisen (isolatie-eisen, energieprestatie-eisen en binnenklimaateisen, zie het energieprestatiedecreet van 7 mei 2004 en het besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de eisen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen van 11 maart 2005). Meer info op website www.energiesparen.be IWT-steun voor O&O - KMO-programma (niet uitsluitend voor energiebesparende investeringen). Zie http://www.iwt.be/kmo/kmoprog.htm, zie tevens de werkgroep innovatie IWT-steun voor O&O – DTO-regeling (Duurzame Technologische Ontwikkeling). Meer info op www.iwt.be, zie tevens de werkgroep innovatie KMO – adviescheques. Meer info op www.vlaanderen.be/adviescheques Eco-efficiëntiescan (subsidies voor audits van de eco-efficiëntie). Meer info op www.ovam.be/jahia/Jahia/pid/671 Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) - cofinanciering vanuit de Europese Unie voor initiatieven van overheden/instellingen gericht op bv. energiebesparing in KMO’s.
1
voor meer achtergrondinformatie bij deze instrumenten wordt tevens verwezen naar de discussienota bedrijven die werd opgemaakt voor het startmoment van de klimaatconferentie. Het klimaat verandert! En U?
Vlaamse klimaatconferentie Vervolgtraject juni-september 2005
3 van 5
2 Overzicht resultaten A Strategie/inhoud
Uit het overzicht van bestaande instrumenten blijkt dat er al heel wat bestaat voor de doelgroep kleine bedrijven. Het probleem is evenwel dat het bestaande instrumentarium nog te weinig wordt gebruikt door kleine bedrijven of te weinig impact heeft. Dat kan worden verklaard door volgende vaststellingen: De energiekosten zijn dikwijls eerder laag in vergelijking met andere kosten. Voor kleine bedrijven is energiezorg dan over het algemeen minder een aandachtspunt dan voor bedrijven waarvoor de energiekost een substantieel aandeel van de kostenstructuur betekent. Energie is meestal geen corebusiness. Daardoor is de kennis en interesse van de betrokken bedrijfsleiders voor energieaspecten niet zo groot en hebben energie-investeringen het moeilijk in de concurrentie met andere investeringen, zelfs al zijn ze rendabel. In het licht van het voorgaande, schiet de communicatie over het bestaande instrumentarium tekort. De maatregelen zijn vaak onvoldoende bekend bij KMO’s. Het bestaande instrumentarium wordt te weinig gebruikt als gevolg van de transactiekosten en de administratieve lasten verbonden aan het zich goed informeren, het opzoeken van bedrijfsgegevens, het invullen van formulieren en het rapporteren over resultaten. Als men het gevoel heeft dat het allemaal meer kost en moeite is dan wat het oplevert, haken de KMO’s af. Knelpunten zijn in elk geval de onoverzichtelijkheid en versnippering in het aanbod aan steunmaatregelen (hetgeen de transactiekosten verhoogt), de veelvuldige wijzigingen van de regelgeving (idem) en de administratieve lasten en looptijd van procedures (bv; ecologiepremie, investeringsaftrek, subsidies netbeheerders, …) De modaliteiten van sommige steunregelingen hebben voor gevolg dat het effectieve bedrag van de financiële steun voor energieinvesteringen laag ligt (bv. ecologiepremie, investeringsaftrek). Het bestaande instrumentarium is vaak algemeen en niet specifiek gericht op energie. In de praktijk ligt voor sommige instrumenten de klemtoon in het aanbod en de communicatie veel meer op milieuaspecten (afval, water, bodem, …) dan op energieaspecten (bv. Presti2, Prodem, KMO-programma IWT, eco-efficiëntiescan, EFRO). Bij de adviescheques komt energie vrijwel niet aan bod. Sommige initiatieven zijn te kleinschalig om voldoende bereik en impact te hebben (bv. overlap aan brochures, energieconsulenten GOM’s die nuttig werk doen maar slechts een beperkt aantal kleine bedrijven kunnen bereiken in een drietal provincies; er is ook een groot personeelsverloop3). Op basis van dit overzicht meent de werkgroep dat een belangrijk energiebesparingspotentieel bij KMO’s kan worden aangeboord als tegelijk op verschillende sporen wordt gewerkt: 1. De versterking van de focus en schaalvergroting door bundeling van de inspanningen rond specifieke maatregelen. Momenteel zijn er veel initiatieven die eerder versnipperd zijn over alle mogelijke sectoren heen. De werkgroep meent dat in veel sectoren de procestechnologieën zo bedrijfsspecifiek zijn dat de focus van de overheid op dit moment beter zou liggen op een beperkt aantal processen (met focus op utilities) die in zeer veel sectoren voorkomen en waar de ervaring uitwijst dat er nog zeer veel efficiëntiewinst te boeken valt. Concreet gaat het om de bundeling van de inspanningen inzake communicatie, advisering en steunverlening via specifieke programma’s rond: motoren (voor aandrijving van pompen, ventilatoren, aggregaten of compressoren); perslucht; verwarming van hallen; koeling isolatie Dat belet niet dat er ruimte moet blijven voor andere en innovatieve technieken (zie verder).
2
Een uitzondering op de regel is het project van VOKA-Kamers van Koophandel: “Steek Watt euro’s in je zak” Van 10 januari 2004 tot 10 juli 2005 liep binnen de milieucellen van vijf VOKA - Kamers van Koophandel, onder coördinatie van VOKA-Kamer van Koophandel Mechelen, het project “Steek Watt euro’s in je zak. Een handleiding voor rationeel energiegebruik in de KMO”. Het project werd mede mogelijk gemaakt door steun vanuit het Presti 5-programma. De handleiding is te raadplegen op http://www.steekwattinjezak.be/. 3 De GOM Oost-Vlaanderen bv. kreeg voor zijn acties inzake rationeel energiegebruik subsidies vanwege ANRE (Afdeling Natuurlijke Rijkdommen en Energie), de Provincie Oost-Vlaanderen, het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO). In de loop van 2003 en 2004 kregen 59 bedrijven uit Oost-Vlaanderen daardoor energieadvies, in de meeste gevallen een (gratis) energiedoorlichting aangevuld met (betalend) advies van externe specialisten. De GOM Oost-Vlaanderen stelde tevens in juni 2005 een brochure op inzake “Rationeel energiegebruik in KMO’s. Een aspect van duurzame ontwikkeling” waarin de meest voorkomende energiebesparende maatregelen in KMO’s worden beschreven. http://www.oostvlaanderen.be/public/economie_landbouw/bedrijven/energie_milieu/reg/1421.cfm.
Het klimaat verandert! En U?
Vlaamse klimaatconferentie Vervolgtraject juni-september 2005
4 van 5
2. De verbetering van de algemene informatieverspreiding en communicatie richting KMO’s Inzake algemene informatieverspreiding en adviesverlening naar de KMO's toe, bestaat er vanuit de Vlaamse overheid, hetzij specifiek naar de KMO's toe, hetzij via hun sectoren, bijna geen of toch onvoldoende ondersteuning. Communicatieinitiatieven zoals algemene sensibiliseringsacties of informatiecampagnes bereiken KMO’s onvoldoende. Er is nood aan gerichte en direct bruikbare informatie die wordt verspreid via de netwerken waarin KMO’s zich bevinden. Aangezien de overheid doorgaans niet rechtstreeks participeert in zulke netwerken, is werken via intermediairen noodzakelijk: vakpers, federaties, consultants, architecten, verenigingen van aannemers, … 3. De verbetering van de kennis en diffusie van energiebesparende technieken en methoden (technische informatie op maat) Naast informatie over overheidsmaatregelen is er behoefte aan concrete, technische informatie op maat. Dat omvat maatregelen zoals (de bevordering en de ondersteuning van): Praktische handleidingen en checklists voor zelfevaluatie (Cf. prestihandboeken) Audits door energiedeskundigen Verspreiding van goede voorbeelden - demonstratieprojecten Advies en begeleiding op maat - energieconsulenten Peterschapsprojecten Energieclusters op bedrijventerreinen4 Belangrijk is dat er in deze initiatieven op dit vlak een veel grotere klemtoon op energieaspecten zal moeten liggen dan nu het geval is. 4. De bewaking en vermindering van de administratieve lasten en transactiekosten van beleidsinstrumenten Een belangrijk knelpunt in de bestaande instrumenten heeft te maken met de onoverzichtelijkheid en versnippering in het aanbod aan steunmaatregelen, de veelvuldige wijzigingen van de regelgeving en de administratieve lasten en looptijd van procedures. De transactiekosten kunnen worden verlaagd door een uniek loket (cf. www.energiesparen.be), maar dat is op zich onvoldoende. Het is wenselijk dat de modaliteiten van de bestaande steunregelingen worden vereenvoudigd waar mogelijk en dat er een opschaling gebeurt van de geïsoleerde, kleine en al te verschillende steunprogramma’s. Een specifiek aandachtspunt vormt het vermijden van onnodige administratieve lasten van de (deels nog uit te werken) EPB-regeling en het energieprestatiecertificaat. 5. De versterking en verbreding van de financiële ondersteuningsmogelijkheden. De werkgroep beveelt aan om verder te onderzoeken hoe de vastgestelde knelpunten inzake financieringsmogelijkheden best worden opgelost: De modaliteiten van sommige steunregelingen hebben voor gevolg dat het effectieve bedrag van de financiële steun voor energieinvesteringen laag ligt. Voor adviescheques blijkt er grote belangstelling, maar is het geld dat de overheid ter beschikking stelt snel opgebruikt. Instrumenten zoals Third Party Financing zijn zeer beloftevol, voornamelijk voor ‘utilities’ die bedrijven gemakkelijk uibesteden zoals verlichting, WKK, perslucht, stoom, … , maar worden nog onvoldoende gebruikt. In het Verenigd Koninkrijk wordt door het Carbon Trust aan KMO’s de mogelijkheid geboden om gratis leningen aan te gaan voor investeringen ter bevordering van de energie-efficiëntie. 6. Structurele aandacht voor KMO’s bij de opmaak van beleid en regelgeving Nalevingskosten vallen dikwijls disproportioneel ten laste van KMO’s. Zij worden onevenredig getroffen door administratieve en andere regelgevingslasten. Dat is het gevolg van het feit dat de inspanningen die nodig zijn om aan een bepaalde verplichting te voldoen, soms weinig gerelateerd zijn met de omvang van de bedrijven. In de mate dat er vaste nalevingskosten zijn, vallen zij dus zwaarder uit voor KMO's. Ze hebben ook minder mogelijkheden om gespecialiseerd personeel te voorzien om aan de verplichtingen te voldoen, waardoor de nalevingskosten hoger kunnen uitvallen. Veel regelgeving kan ook voor gevolg hebben dat bedrijfsleiders in KMO's minder tijd kunnen spenderen aan het leiden en ontwikkelen van hun onderneming. De betrokkenheid van KMO's tijdens het opmaakproces van de regelgeving tot slot is eveneens vaak lager dan die van grote bedrijven. KMO's hebben niet de middelen en tijd om ontwerpregelgeving op te volgen en suggesties voor verbeteringen te formuleren. Gezien het belang van KMO’s in de Vlaamse economie, is bijzondere aandacht bij de opmaak van nieuwe regelgeving voor de effecten op KMO’s gerechtvaardigd. De werkgroep beveelt aan dat de Kenniscel Wetsmatiging zou nakijken hoe de aandacht voor de effecten op KMO’s in reguleringsimpactanalyses (RIA’s) kan worden versterkt. 4
Cf. de projecten “Milieuclusters” op bedrijventerreinen: Via het project “Milieuclusters” op 3 bedrijventerreinen in Gent, Brugge en Zeeland wordt door de GOM’s o.a. getracht een betere uitwisseling van energie, grondstoffen en water tussen de aanwezige bedrijven te bewerkstelligen. Meer info op www.milieuclusters.be.
Het klimaat verandert! En U?
Vlaamse klimaatconferentie Vervolgtraject juni-september 2005
5 van 5
c Proces
De mogelijkheden van de werkgroep in de context van de klimaatconferentie waren zeer beperkt. Om de voorstellen beter te onderbouwen en uit te werken ontbrak te tijd. De rechtstreekse pariticipatie van KMO’s in de klimaatconferentie is niet evident.
3 Programma werkgroep na september 2005 Er zijn voorlopig geen verdere werkzaamheden van de werkgroep gepland. Dat belet niet dat er in de werkgroep bedrijven bijzondere aandacht wenselijk is voor de specifieke problematiek van kleine bedrijven.
4 Bijlage Samenstelling van de werkgroep: Boris Fornoville Gedis Joris Recko ANRE Lieven Top Kabinet Minister Peeters Marc Van Den Bosch VOKA Peter Van Humbeeck SERV Piet Vanden Abeele UNIZO
Het klimaat verandert! En U?