Georganiseerd Overleg Sector Defensie Werkgroep Reorganisaties Overleg d.d. 22 november 2012 Peter Schotman inlichtingen
[email protected] 070-3765764 0 bijlage(n) REO/12.00936 briefnummer G.1.33 zaaknummer 30 november 2012 verzenddatum
Verslag van de extra vergadering van de werkgroep Reorganisaties van 22 november 2012 van 15.00 uur tot 16.15 uur in de Baljuwzaal van het CAOP te Den Haag.
Aanwezig: defensie: E.H. Dekker (voorzitter), E. Aarts (HDP), mevr. J.C. Bouwman, J. Evers, T.A.F.A. Klomberg (CDC), R. Pieterse, J.P. Tack (CLAS), mevr. I.E.W. Maas (DCO), mevr. M.D. Mol (ROND), R.E. Hulselman, J.G. Kuijper, G. van Putten, E. Westermeijer (DMO). centrales: L.C. van der Hulst (CCOOP), R.N.L. Segers (ACOP), L.H. Schipper, J.A.F. Stassen (AC), P.J.G. van Sprang (CMHF). CAOP: P. Schotman. Verslaglegging: P.O. Loppies. Agenda (REO/12.00856): 1. Opening en mededelingen 2. VRP OG&K (REO/12.00789) 3. VRP MCD (REO/12.00790) 4. VRP Staf Elementen DMO (Staf Elem) (REO/12.00806) 5. VRP Joint IV-Commando (JIVC) (REO/12.00805) 6. VRP Materieellogistiek (Matlog) (REO/12.00807) 7. Brief synchronisatie Staven/DPOD (REO/12.00870) 8. Rondvraag en sluiting.
Georganiseerd Overleg Sector Defensie Werkgroep Reorganisaties Overleg d.d. 22 november 2012
Agendapunt 1: Opening en mededelingen Opening De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen welkom. Mededelingen Er zijn geen mededelingen. Agenda Op verzoek van de centrales wordt agendapunt 7 verschoven naar de vergadering van de WG REO op donderdag 29 november 2012 (pm).
Agendapunt 2: VRP OG&K (REO/12.00789) De heer Klomberg geeft een toelichting bij het VRP. Spreker geeft aan dat 23 personen zijn aangemerkt als zijnde knelpuntcategorie. Er wordt tot dusver echter weinig gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. Hij geeft aan weinig overtolligheid te verwachten, omdat er onder andere actief vacaturemanagement is toegepast. Hierdoor wordt een overtolligheid van maximaal 14 medewerkers verwacht. Volgens spreker is de P-organisatie dusdanig ingericht dat deze mensen goed naar een nieuwe functie kunnen worden begeleid. Desgevraagd door de heer Stassen, benadrukt mevrouw Bouwman dat P&O-Advies geëquipeerd is voor de begeleiding van personeel gedurende de herplaatsingperiode, alsmede voor de drie maanden hieraan voorafgaande. De heer Schipper vindt het moeilijk om een beeld te krijgen van alle overhevelingen. Mevrouw Bouwman zegt toe om het verschil tussen de IST en de SOLL voortaan inzichtelijker te maken in de plannen. De heer Klomberg geeft aan dat de overhevelingen expliciet zijn weergegeven in bijlagen A en B. De heer Schipper zegt dit te zullen bezien. De heer Stassen refereert aan de laatste alinea van hoofdstuk 7 uit het VRP, waarin wordt verwezen naar de nota Dedicated Werken. Spreker neemt aan dat het dedicated werken op dezelfde wijze wordt toegepast als bij andere VRP’n. Als mensen dedicated te werk gesteld worden bij een onderdeel en dit onderdeel reorganiseert, dat die dedicated functie teruggaat naar de moederorganisatie. Mevrouw Bouwman legt uit dat wat dergelijke functies vorig jaar zijn ondergebracht bij Staf CDC tijdens de Herinrichting CDC. Reorganisaties bij de divisies waar deze medewerkers dedicated werken, hebben op hen dus geen invloed. De heer Van der Hulst wijst op de discussie omtrent de dedicated P&O-ers die in het kader van IVENT werden omgehangen naar DMO. Deze kwestie zou nog in de WG AP worden behandeld. Partijen komen overeen om deze alinea te verwijderen (pm). De heer Stassen maakt zich zorgen over de vaststelling van de transitiecodes in de functievergelijkingstabel (FVT). Volgens spreker zijn er functies waarvan de functiebeschrijving gelijk is gebleven. In verband het neerwaarts bijstellen van het opleidingsniveau zou er echter een code 3/4 zijn toegekend. Spreker wil ervoor waken dat deze ontwikkeling een trend wordt, nu dit ook in andere reorganisatieplannen voorkomt. 2/8
Georganiseerd Overleg Sector Defensie Werkgroep Reorganisaties Overleg d.d. 22 november 2012
De voorzitter vraagt de centrales om een signaal af te geven, wanneer zij hiervan concrete voorbeelden hebben. De heer Schipper wijst erop dat het relateren van een verandering van het functieniveau aan een code 3/4, rechtspositionele gevolgen heeft in het kader van de personele vulling. Zo zou het kunnen zijn dat iemand nu op basis van zijn opleidingsniveau een code 3/4 krijgt, terwijl deze persoon diezelfde werkzaamheden al jaren verricht. De voorzitter antwoordt dat op grond van het URD de omvang, de kwaliteit en het niveau van de werkzaamheden bepalend zijn voor de waardering en zegt toe deze kwestie in dit traject te bekijken (pm). De heer Stassen verwijst naar de eerste voetnoot op blz. 25 van het VRP. Spreker heeft vernomen dat de hiergenoemde 8 VTE aan de EDP-Audit-capaciteit verkeerd waren opgehangen bij het CDC en dat dit nu middels een nota is gecorrigeerd. Spreker vraagt of er dientengevolge ook aanpassingen zijn gedaan in het VRP. Mevrouw Bouwman legt uit dat deze functies foutief verwerkt waren in PeopleSoft. Ze stonden echter wel juist in het VRP. Op basis van ontvangen signalen hieromtrent, vraagt de heer Stassen of de toekenning van de transitiecodes gebaseerd is op de numerus fixus of op de taak/middelen-discussie. Mevrouw Bouwman antwoordt dat dit is gebeurd op basis van de taken en middelen, zoals dat ook door de C-CDC is opgedragen. De voorzitter vraagt naar de beslissing van de centrales ten aanzien van het vervolg van dit reorganisatieplan. Namens de centrales maakt de heer Van der Hulst een voorbehoud. Spreker zegt niet akkoord te zullen gaan met het plan, als blijkt dat de verantwoordelijkheid voor de Centrale Klachtencommissie Militaire Gezondheidszorg is belegd bij de Inspecteur Militaire Gezondheidszorg (IMG). Spreker wijst op de wettelijk opgelegde taak om een dergelijke commissie ingericht te hebben. Als lid van deze commissie weet spreker echter dat er hieraan verwante functies komen te vervallen als gevolg van de reorganisatie. De heer Klomberg geeft aan dat er in de IMG-organisatie geen inhoudelijke veranderingen hebben plaatsgevonden, behalve een omhanging vanuit de Bestuursstaf naar CDC. De heer Van der Hulst werpt tegen dat er wel wijzigingen hebben plaatsgevonden bij de Centrale Klachtencommissie Militaire Gezondheidszorg. Voorheen was de verantwoordelijkheid voor de klachtencommissies belegd bij de diverse defensieonderdelen, nu is dit echter centraal geregeld. Spreker wil dan ook weten waar de verantwoordelijkheid nu ligt. Als blijkt dat nu de IMG verantwoordelijk is, moeten ook de medewerkers van de Centrale Klachtencommissie Militaire Gezondheidszorg in het plan betrokken worden. Hierbij gaat het voornamelijk om het secretariaat van de commissie. De voorzittter herinnert eraan dat in de WG AP door Defensie is toegezegd dat de capaciteit voor deze commissie gewaarborgd zou zijn. Desalniettemin zegt spreker toe om deze kwestie uit te zoeken en de centrales hiervan tussentijds op de hoogte te stellen (pm).
Agendapunt 3: VRP MCD (REO/12.00790) De heer Evers geeft een korte toelichting bij het VRP. Spreker geeft aan beperkte overtolligheid te verwachten, onder andere als gevolg van de toepassing van planlijnen en personeelsplanning. Ook van de knelpuntcategorieën wordt weinig gebruik gemaakt. Voor P&O-capaciteit wordt 3/8
Georganiseerd Overleg Sector Defensie Werkgroep Reorganisaties Overleg d.d. 22 november 2012
teruggevallen op de Divisie Facilitair en Logistiek (DF&L) van het CDC, welke volledig voorbereid en ingericht is om dit traject te kunnen doorlopen. De heer Schipper geeft aan dat de centrales geen vragen hebben bij dit VRP. De voorzitter concludeert dat het plan daarmee is vastgesteld.
Agendapunt 4: VRP Staf Elementen DMO (Staf Elem) (REO/12.00806) De heer Kuijper geeft een korte toelichting bij het VRP. Spreker geeft aan dat de in het IO REO DMO gemaakte opmerkingen zijn meegenomen in het VRP. De punten die door de medezeggenschap zijn aangekaart zijn besproken, waarna een positief advies is ontvangen. Met betrekking tot de personele consequenties, gaat spreker voor wat betreft 2013, uit van een reductie van 20%. De situatie in 2016 is echter nog onduidelijk, omdat er nog een uitgestelde reductie zal plaatsvinden in het P&O-veld en er tevens sourcingstrajecten zullen worden aangelopen bij het JIVC. Desgevraagd door de heer Schipper, geeft spreker aan dat aan de betrokken functies geen einddatum is gehangen, omdat er nog onvoldoende duidelijkheid is over de mogelijke sourcing. Mettertijd moet er dus een nieuwe reorganisatie worden aangelopen. De heer Hulselman vult aan dat de reducties die in 2014 zijn gepland voor het P&O-veld, ook een separate reorganisatie zal zijn. Aan de betrokken functies is dan ook geen zogenoemde Datum tot en met (DTM) toebedeeld. Spreker benadrukt dat er nog onvoldoende zicht is op mogelijke gevolgen van het sourcingstraject. De heer Kuijper geeft aan grosso modo geen overtolligheid te verwachten. In specifieke functiegebieden zou er echter nog overtolligheid kunnen ontstaan als gevolg van een mogelijke kwalitatieve mismatch. De heer Hulselman wil een en ander uitleggen over de P-ondersteuning in het kader van zowel de Staf Elementen DMO als voor Materieellogistiek (Matlog), nu is gebleken van een aantal zorgpunten hieromtrent. Hierbij gaat om enerzijds de werving en selectie, anderzijds om de begeleiding van herplaatsingkandidaten. Volgens spreker probeert men zich hierop voor te bereiden, door middel van bijvoorbeeld strakke procedureafspraken en het zo breed mogelijk inzetten van de P-capaciteit. Het werving- en selectietraject wordt nauwkeurig ingepland, om de vulling ten tijde van het omklapmoment te kunnen garanderen. Hoewel er nog geen zicht is op het aantal herplaatsingkandidaten, houdt spreker alvast rekening met een fors aantal. De P&Oorganisatie wordt hier niet op aangepast, wel worden de taken toegespitst op de begeleiding bij herplaatsing. Desgevraagd door de heer Schipper, beaamt spreker dat het bovenstaande geldt voor het gehele DMO-veld. Spreker legt een en ander uit over de procedures bij de DMO op dit gebied. Desgevraagd door de heer Segers, legt spreker uit dat de P&O-capaciteit, gelet op de volgtijdelijkheid van het traject, eerst wordt weggezet voor de werving en selectie. De fase van herplaatsing volgt hierna. De heer Segers wijst erop dat de periode van herplaatsing aanvangt na de tweede BCO. De heer Van der Hulst vult aan dat veel mensen ook begeleiding behoeven, zo gauw zij hun transitiecode kennen. Dit geldt in het bijzonder voor diegene met een code 4. Mevrouw Mol merkt op dat de P&O-organisaties van defensieonderdelen zich hier uitermate van bewust zijn. Derhalve zijn deze zo ingesteld dat dergelijke begeleiding na BCO 2 en 3 mogelijk is. Desgevraagd door de heer Segers, antwoordt de heer Hulselmans dat men pas daadwerkelijk herplaatser wordt met het vervallen van de arbeidsplaats. Spreker’s organisatie is dus in de eerste 4/8
Georganiseerd Overleg Sector Defensie Werkgroep Reorganisaties Overleg d.d. 22 november 2012
plaats gericht op de werving en selectie. Daarnaast worden er vanaf het omklapmoment ook medewerkers dedicated ingezet voor begeleiding van herplaatsers. De heer Segers is het oneens met de gekozen structuur. Mevrouw Mol legt een en ander uit over de procesgang voor wat betreft herplaatsing. Spreekster merkt hierbij op dat er nu al veel inspanningen worden verricht voor de begeleiding van deze medewerkers. In de periode voorafgaande aan het omklapmoment, ligt de focus echter op de werving en selectieprocedure. De heer Stassen verwijst naar de laatste zin van het vijfde tekstblok op bladzijde 211 van het VRP (“Per situatie zal (na gebleken geschiktheid) worden bezien of er een match kan worden gevonden tussen de opgelegde randvoorwaarden en de gewenste arbeidsduur van de sollicitant.”). Spreker vraagt welke randvoorwaarden hiervoor worden gehanteerd. Volgens de heer Hulselman gaat het erom dat er een mogelijkheid wordt gecreëerd voor medewerkers die zelf aangeven een deeltijdfunctie te ambiëren, ook wanneer dit een fulltimemedewerker betreft. Er wordt dus een stuk flexibiliteit beoogd. De voozitter concludeert dat het VRP kan worden vastgesteld. De heer Van der Hulst voegt hieraan toe dat dit VRP onderdeel is van het synchronisatietraject.
Agendapunt 5: VRP Joint IV-Commando (JIVC) (REO/12.00805) De voozitter geeft aan dat dit VRP, naar aanleiding van hetgeen besloten in het IO REO DEF van 22 november 2012, zal worden geagendeerd voor de WG REO van 29 november 2012 (pm).
Agendapunt 6: VRP Materieellogistiek (Matlog) (REO/12.00807) De heer Westermeijer geeft een korte toelichting bij het VRP. Spreker memoreert dat er ten tijde van de behandelingen in het IO REO DEF op 4 juli 2012 nog een aantal veiligheidsonderzoeken gaande waren, met betrekking tot de lucht- en zeewaardigheid. Op basis van de uitkomsten van deze onderzoeken, zijn er in het kader van de zeewaardigheid enige aanpassingen gedaan in de formatie. In het kader van de luchtwaardigheid zijn er op dit moment geen aanpassingen nodig. Desgevraagd door de heer Stassen, beaamt spreker dat de luchtwaardigheid op basis van het VRP kan worden gegarandeerd. Het VRP gaat uit van de situatie in 2016, waarbij ondermeer gebruik wordt gemaakt van tijdelijke functies die pas in de loop der jaren zullen afbouwen. Een aantal van deze functies wordt ingezet binnen het ressort Luchtsystemen. Spreker legt een en ander uit over de IST en SOLL. Hij geeft hierbij aan dat er een aantal knelpuntcategorieën zijn gedefinieerd en dat hiervan ook gebruik wordt gemaakt. De heer Schipper refereert aan eerdere discussies over het voorzieningenniveau van het Kleding en Persoonlijke Uitrustingbedrijf (KPU-bedrijf). De geplande reductie van 10 VTE zou hierop van invloed kunnen zijn. Spreker vindt het zorgelijk dat hier nu al een voorschot op wordt genomen, terwijl de discussie nog loopt,. De heer Westermeijer antwoordt dat er is ingeschat dat de versobering en de reducties bij Defensie zullen leiden tot een vermindering van de werklast bij het KPU-bedrijf. Spreker weet dat de discussie over het voorzieningenniveau is behouden aan de WG AFR. In het VRP is dit ook als risico onderkend: wanneer de uitkomst van die discussie anders zal zijn dan thans verwacht wordt, zullen er maatregelen worden genomen. Hierbij wordt gedacht aan inhuur. 5/8
Georganiseerd Overleg Sector Defensie Werkgroep Reorganisaties Overleg d.d. 22 november 2012
De heer Schipper geeft aan dat de centrales betreffende dit onderwerp, een voorbehoud maken op dit plan (pm). De voorzitter concludeert dat wanneer het huidige voorzieningenniveau ongewijzigd blijft, dit tevens in de uitvoering moet zijn geborgd. Om hieraan te kunnen voldoen, moeten waar nodig ook extra maatregelen worden getroffen. Dit is ook als risico onderkend en ook zijn de nodige voorbereidingen getroffen om dit te kunnen garanderen. De heer Schipper vraagt of het relatief grote aantal KMar-functies daadwerkelijk kan worden gevuld. De heer Westermeijer antwoordt dat de plaatsingauthoriteiten hebben gegarandeerd dat hiervoor functies geleverd kunnen worden. Derhalve gaat spreker ervan uit KMar-personeel te kunnen vinden. Spreker wijst erop dat, hoewel deze functies in de eerste plaats KMar-gelabeld zijn, het in de tweede plaats ook mogelijk is om personeel van andere defensieonderdelen op functie te zetten. Desgevraagd door de heer Stassen geeft de heer Westermeijer aan dat er inmiddels nog enige aanpassingen zijn gedaan in de FVT. Aan de romptekst van het VRP is niets veranderd. De heer Stassen weet dat er een discussie is geweest over het vertrekpunt van DC Inkoop. In het VRP wordt er uitgegaan van 60 verwervers (zie blz. 17, 18 en 35). Volgens spreker is echter afgesproken dat dit 67 VTE zou zijn, omdat dit ook de IST was toen deze functies overkwamen vanuit CDC. Spreker vraagt of dit wordt nog wordt gecorrigeerd. De heer Westermeijer legt uit dat de genoemde bladzijdes de opdracht beschrijft uit het beleidsvoornemen, waarin werd uitgegaan van 60 VTE. Naderhand is er discussie ontstaan over 7 VTE, behorend bij een eerdere reorganisatie, die ondertussen bij het CDC waren uitgezet. Uiteindelijk is besloten om deze kwestie administratief op te lossen, door uit te gaan van 67 arbeidsplaatsen. In de IST wordt nu dus uitgegaan van 67 VTE, in de SOLL blijft er 60 VTE over . De voorzitter voegt toe dat de 7 VTE’n die vervallen, kunnen worden beschouwd als zijnde een administratieve reductie. Hierbij zijn geen rechtsposities in het gedrang gebracht. Het gaat immers alleen om een correctie aan de O-kant. De heer Stassen geeft aan dit goed moet worden aangemekt in de functievergelijkingstabel. Spreker wil voorkomen dat er medewerkers tussen wal en schip vallen. De voorzitter zegt toe om dit specifiek te verwoorden in de nota en bij de FVT (pm). Desgevraagd door de heer Schipper, antwoordt de heer Westermeijer dat er taken overgaan naar het CLAS, het CLSK, het CZSK en het CDC. Hieraan zijn een aantal DMO-arbeidsplaatsen gekoppeld. Per defensieonderdeel is een overdrachtsnota uitgezet, waarin ook de specifieke functies zijn gedefinieerd. Deze functies worden dan ook meegenomen in het reorganisatieplan van het betrokken defensieonderdeel en krijgen aldaar een transitiecode. Het kan dus zo zijn dat medewerkers bij het andere onderdeel alsnog een code 2- krijgen. In de nota is dan ook aangegeven dat de DMO betrokken moet zijn in de TRMC van de betreffende organisatie. De heer Van der Hulst heeft in de FVT gemerkt dat de functie ‘directeur Munitiebedrijf’ (code 4), terugkomt als ‘commandant Munitiebedrijf’ (code 3). Spreker vraagt of dit verschil louter is gelegen in de naam, of ook door een verandering in de functie-inhoud. De heer Westermeijer antwoordt dat dit verschil ligt in het feit dat de taakinhoud van deze functie wordt verbreed. De heer Hulselman vult aan dat het nieuwe Munitiebedrijf wezenlijk zal verschillen van de oude organisatie. Het verschil in de functie ligt dus zeker niet slechts in de naamswijziging. 6/8
Georganiseerd Overleg Sector Defensie Werkgroep Reorganisaties Overleg d.d. 22 november 2012
De heer Stassen heeft uit stukken begrepen dat Defensie van een baten/lastenstelsel, overgaat naar een kasverplichtingstelsel. Nu dergelijke zaken per boekjaar gaan, vraagt spreker in hoeverre de organisatie al is voorbereid op deze omslag. De heer Hulselman antwoordt dat voor deze VRP’n geldt dat de organisaties al reeds zijn overgegaan naar het nieuwe stelsel. De voorzitter concludeert dat dit VRP kan worden vastgesteld, met de opmerking dat ook dit traject valt binnen de synchronisatie van DMO-trajecten.
Agendapunt 7: Brief synchronisatie Staven/DPOD (REO/12.00870) Dit punt is niet behandeld (zie: agendapunt 1).
Agendapunt 8: Rondvraag en sluiting. Rondvraag De heer Segers heeft vernomen dat defensieonderdelen in een te vroeg stadium de coderingen, FVT’n en vacatures bekend maken richting hun personeel. Spreker verzoekt om de defensieonderdelen erop te wijzen dat de juiste procedures in acht genomen moeten worden. De voorzitter zegt dit toe (pm). De heer Stassen wijst erop dat het advies van de medezeggenschap nog niet is gevoegd in het VRP Reorganisatie CZSK, welke in de WG REO van 29 november behandeld zal worden. Als dit advies leidt tot vele wijzigingen in het VRP, verzoekt spreker om de stukken zo spoedig mogelijk aan te bieden zodat de centrales zich kunnen voorbereiden. De voorzitter zegt dit toe (pm). Desgevraagd door de heer Schipper, zegt de voorzitter toe om in de aanbiedingsbrief van de VRP’n, ook de specifieke bespreekpunten te benoemen. Sluiting De voorzitter geeft aan dat hij de centrales per mail een conceptagenda voor de WG REO van 29 november 2012 zal doen toekomen. Eén van de punten die hij wil bespreken is de bijalge G (Personeelsparagraaf). Spreker wil spoedig duidelijkheid over de nog openstaande punten, zodat hierover defensiebreed kan worden gecommuniceerd. De heer Schipper geeft aan dat de centrales dit onderwerp nog onderling willen bespreken. De voorzitter zegt de uitkomsten af te wachten. Niets meer aan de orde zijnde, sluit de voorzitter de vergadering.
7/8
Georganiseerd Overleg Sector Defensie Werkgroep Reorganisaties Overleg d.d. 22 november 2012
Actiepuntenlijst bij het verslag van het overleg d.d. 1 november 2012 Nr.
Onderwerp
Korte omschrijving actie
Vindplaats
Actienemer
1.
VRP Auditfunctie Defensie
- brief met voorstel voor rechtspositionele regeling overgang naar ADR en resultaat arbeidsvoorwaardenvergelijking naar centrales;
blz. 2, agpt. 2
HDP
- onder voorwaarde van overeenstemming in wg. AP en positief advies TRMC afhandelen in wg. REO 2.
Herinrichting Museaal Bestel
- openstaande vragen beantwoorden (SBK/pensioenen) - centrales informeren over stand van zaken
Partijen
blz. 16, agpt. 16
Defensie
Actiepuntenlijst bij het verslag van het overleg d.d. 22 november 2012 Nr.
Onderwerp
Korte omschrijving actie
Vindplaats
Actienemer
1.
Brief synchronisatie Staven/DPOD
Agenderen voor de WG REO van 29-11-2012.
blz. 2, agpt.1
HDP, CAOP
2.
VRP OG&K
Schrappen laatste alinea van H 7 van VRP.
blz. 2, agpt. 2
Defensie
Bezien of het neerwaarts bijstellen van het opleidingsniveau gevolgen heeft gehad voor de codering.
blz. 3, agpt. 2
Partijen
Onder voorwaarde dat er duidelijkheid komt over de verantwoordelijkheid voor de Klachtencommissie Militaire Gezondheidszorg.
blz. 3, agpt. 2
HDP
3.
VRP Joint IVCommando (JIVC)
Agenderen voor de WG REO van 29-11-2012.
blz. 5, agpt. 5
HDP, CAOP
4.
VRP Materieellogistiek (Matlog)
Toelichten correctie van 7 VTE bij DC Inkoop in nota en FVT.
blz. 6, agpt. 6
HDP
Onder voorwaarden (m.b.t. de discussie in de AFR over het voorzieningenniveau van het KPU-bedrijf).
blz. 6, agpt. 6
Partijen
5.
Openbaar maken FVT, vacatures e.d.
Defensieonderdelen wijzen op procedure.
blz. 7, agpt. 8
HDP
6.
VRP Reorg. CZSK
Toesturen stukken m.b.t. advies medezeggenschap.
blz. 7, agpt. 8
HDP
Aandachtspunt: - 22-11-12, agpt. 8: Benoemen bespreekpunten in aanbiedingsbrieven.
8/8