Verslag van de vergadering van de Statencommissie Omgeving en Milieu van 4 juni 2008 van 09.25 uur tot 15.05 uur in het Provinciehuis te Groningen. Aanwezig: dhr. J.W. Veluwenkamp (PvdA, voorzitter), dhr. J.G. Abbes (CDA), dhr. B.P.A. Blom (SP), dhr. L.A. Dieters (PvdA), mw. S.J.F. van der Graaf (ChristenUnie), dhr. W. Haasken (VVD), mw. A.A.H. Hazekamp (PvdD), dhr. H.T. Hoiting (PvhN), dhr. F.A.M. Keurentjes (CDA), dhr. H. Miedema (burgercommissielid GroenLinks), dhr. E.J. Luitjens (VVD), mw. I.P.A. Mortiers (PvdA), dhr. W. van der Ploeg (GroenLinks), mw. M.R. Schalij (PvdA), mw. F. Stavast (GroenLinks), dhr. P.G. de Vey Mestdagh (D66), dhr. T.J. Zanen (PvhN). Niet aanwezig: mw. L. van der Tuin-Kuipers (CDA), dhr. H. van der Molen (SP), dhr. L.A.M. Stoop (burgercommissielid PvdD). Voorts aanwezig: dhr. H. Bleker (gedeputeerde), dhr. M.A.E. Calon (gedeputeerde), dhr. P.M. de Bruijne (gedeputeerde), dhr. R.A.C. Slager (gedeputeerde), dhr. D.A. Hollenga (gedeputeerde), D. Folkersma (inspreker), T. Folkersma (inspreker), dhr. Havenga (Wierde en Dijk), mw. Tijdens (inspreker), dhr. J.M.C.A. Berkhout (griffier), mw. M. Verweij (secretaris), dhr. Th. Poggemeier (Verslagbureau Groningen; verslag dhr. E.J.R. ter Veldhuis). Voorafgaand aan de vergadering heeft een presentatie plaatsgevonden door de heer J. van Dijk over het project Omvorming programmabeheer. 1. Opening en mededelingen De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen welkom. Er is bericht van verhindering van dhr. Van der Molen. De commissieleden hebben een brief van LTO Noord ontvangen over het actieprogramma weidevogels. De voorzitter wil de commissieleden wijzen op de twee excursies die komende woensdag plaatsvinden: een excursie die wordt aangeboden door het college van GS naar Dwarsdiep, waarvoor zich tot nu toe twee Statenleden hebben aangemeld. De voorzitter verzoekt overige leden van de commissie om te laten weten of zij zullen meegaan of niet. Hetzelfde geldt voor de excursie van de Milieufederatie op diezelfde middag volgende week op 11 juni, ‘Leren voor duurzame ontwikkeling’. Daar heeft zich tot nu toe één Statenlid voor aangemeld.
1
2.
Regeling van werkzaamheden
De voorzitter geeft aan dat hij de commissie een brief heeft gestuurd over de beslisnota KRW. De vraag is nu – dat heeft de voorzitter ook in de brief van 30 mei gevraagd – of de commissie dit nog voor de zomer wenst te behandelen of na de zomer. Als men het voor de zomer wil doen, moet men een extra commissievergadering aan de beslisnota KRW wijden. De voorzitter stelt voor om het na de zomer te doen en het dan te laten samenvallen met de behandeling van het voorontwerp POP, omdat de zaken die de Staten over de KRW beslissen repercussies hebben voor het voorontwerp, zodat die twee zaken met elkaar in verband kunnen worden gebracht. Aldus wordt besloten. Dhr. Dieters (PvdA) kan begrip opbrengen voor de woorden van de voorzitter. Hij vraagt zich wel af of de KRW ook niet een onderwerp is dat doorwerkt in het POP. Als dat zo is en het voorontwerp er aan komt, hoe zit men dan in dat proces? De voorzitter geeft aan dat het doorwerkt in het voorontwerp POP. Daarom stelde de voorzitter voor om beide min of meer gelijktijdig te behandelen na de zomer, waarbij in de voorbereiding van die discussies kan worden vastgesteld wat men in het POP wil hebben en wat men zou willen bevestigen of veranderen met betrekking tot de beslisnota KRW. Die twee zaken overlappen elkaar namelijk voor een deel. Het betekent dus dat het min of meer gelijktijdig kan worden gedaan, omdat het voor een belangrijk deel over dezelfde problematiek gaat. Als men vindt dat men die kant op moet gaan, dan betreft dat zowel de KRW als het POP voor de wateronderwerpen. -
voorstellen vreemd aan de orde van de dag
Er zijn geen voorstellen vreemd aan de orde van de dag. -
vaststellen van de agenda
De voorzitter stelt een wijziging in de agenda vast met betrekking tot de volgorde van de te behandelen agendapunten in verband met de aanwezigheid van de insprekers. In dit verslag is de gewijzigde nummering, conform de volgorde van behandeling, doorgevoerd. 3.
Gelegenheid tot onderwerpen)
spreken
voor
niet-Statenleden
(m.b.t.
geagendeerde
De voorzitter deelt mee dat er een inspreker is voor agendapunt 12 betreffende weidevogels. Voorts zijn er drie insprekers bij agendapunt 15 POP-uitwerking waterberging. De insprekers krijgen het woord bij de betreffende agendapunten. 4.
Vaststelling verslag van 9 en 14 april 2008
De verslagen worden ongewijzigd vastgesteld. 5.
Toezeggingenlijst
Toezegging 1. Varkensflatvergunningen De vergunningen liggen ter inzage in de Statenkast. Daarmee kan de toezegging van de lijst worden geschrapt.
2
Toezegging 2. Kollo De toezegging blijft staan. Toezegging 3. Lozing zout in de Eems De reactie is binnen en geagendeerd als A8i. De toezegging kan daarmee vervallen. Toezegging 4. Natuurcompensatie Emmapolder/Eemshaven De notitie is nog niet binnen, maar volgt. De toezegging blijft staan. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) verklaart er bij de mededelingen op terug te zullen komen. Toezegging 5. Bazaar Nieuweschans Er is een brief van GS die op de agenda staat als 8k. De toezegging kan vervallen. Toezegging 6. Natuurbeheer Het overzicht komt dit jaar. Toezegging 7. Ontwikkelingsplan Regio West Er is een brief van GS geagendeerd onder 8g. De toezegging kan vervallen. 6.
Mededelingen
Dhr. Calon (gedeputeerde) heeft een mededeling ten aanzien van het interim-beleid intensieve veehouderij. Er is met de Staten afgesproken om nog voor de vakantie het interim-beleid intensieve veehouderij aan de Staten voor te leggen. Het College doet dit niet, omdat het ook kan bij de verordening van POP-2. Het is technisch en juridisch mogelijk. Ook is uitgezocht of de gemeenten in praktische problemen komen. Het hele verhaal staat op anderhalf A4’tje. Dhr. Calon stelt voor om dat aan het verslag toe te voegen. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) heeft een mededeling betreffende de NB-wetvergunningverlening aan Nuon in verband met de vestiging van de kolencentrale. Te lezen was dat die vergunning door de voorzitter van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State is geschorst. Het was een schorsing naar aanleiding van de bezwaren die waren ingediend op procedurele gronden. De Raad van State is de mening toegedaan dat naast het ministerie van LNV, die de vergunning verleend heeft, de provincie Groningen voor het deel van de Waddenzee dat niet omstreden gebied – het omstreden gebied is het gebied tussen Groningen en Duitsland – is, de bevoegde instantie zou moeten zijn om de vergunning te verlenen. In 2006 zijn daar afspraken over gemaakt met het ministerie van LNV, omdat uit de wettekst niet duidelijk op te maken zou zijn wie waarvoor verantwoordelijk was. Het College was wel van mening dat er gestreefd moest worden naar één vergunningverlener. Dat is in de wet ook geregeld voor het overige Waddenzeegebied. Friesland is vergunningverlener voor het totale Waddenzeegebied en niet Groningen. Toen het om het omstreden gebied ging, zijn er afspraken gemaakt tussen Groningen en het ministerie van LNV. De Raad van State heeft dat nu onderuit gehaald. Het College heeft besloten om niet het gevecht aan te gaan over de vraag of dat nu wel of niet is, omdat daar veel tijd door verloren gaat. Er is voor gekozen om zo snel mogelijk, ook als provincie, een vergunning te verlenen die gelijkluidend is aan die van het ministerie van LNV, om dat juridisch goed dicht te zetten. Het zal zo snel mogelijk gebeuren. Het ministerie van LNV moet nu eerst de bezwaren die ingediend zijn behandelen en daar een antwoord op geven, zodat de provincie die antwoorden kan verwerken in de gelijkluidende beschikking als door het ministerie van LNV is verleend. Het betekent ook dat besloten is om voor andere nog lopende procedures of aanvragen die op heel korte termijn op de provincie afkomen extra capaciteit in te zetten om de bedrijven zo goed mogelijk te kunnen voorzien van adequate vergunningen. Dat betekent dat bij de Integrale Bijstelling een voorstel zal komen over hoe dat gefinancierd moet worden. Deze uitspraak kwam begin mei. Dat was ook op het moment dat er druk
3
gewerkt was aan de nota Natuurcompensatie. Op dat moment heeft het College gezegd dat degene die daarmee bezig is nu eerst even prioriteit moet geven aan dit onderdeel. Deze zomer zal die notitie over Natuurcompensatie gereed komen, zodat deze in september/oktober behandeld kan worden. Dhr. Haasken (VVD) merkt op dat dit een harde toezegging is. Hij vindt dat de Staten tot nu toe enigszins aan het lijntje gehouden zijn. Hij heeft er in februari om gevraagd om met betrekking tot de Emmapolder specifiek een notitie van het College te krijgen. Dat werd toen feitelijk toegezegd. Er werd gezegd dat het voor de commissievergadering van april al gedaan zou worden. Inmiddels is het juni en nog steeds ligt het verhaal er niet. Dhr. Haasken vindt dit betreurenswaardig. Hij zou vraagt om een harde toezegging komt, niet één in de sfeer van dat ernaar gestreefd wordt, want dat begint te irriteren. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) verklaart dat hij een harde toezegging had gedaan dat de commissie het op 4 juni zou kunnen behandelen. Er overkwam de provincie echter iets, waardoor er even een andere keuze is gemaakt. Dhr. Hollenga kan zich voorstellen dat men het niet eens is met die keuze. Het wordt de komende weken afgerond, zodat de commissie het in september kan behandelen. 7.
Rondvraag
Dhr. Zanen (PvhN) geeft aan dat er in de behandeling van de Rekening over vorig jaar een discussie is geweest over varkensstallen in Uithuizen. Dat kwam als voorbeeld naar voren. Dhr. Slager meldde daar dat er nieuws over was, dat er wellicht een positie was ingenomen door de provincie, maar dit is niet doorgezet. Aangegeven werd dat het op deze vergadering eventueel naar voren gebracht zou worden. De PvhN is hier benieuwd naar. Dhr. Slager (gedeputeerde) legt uit dat het ging over de vergunningen die inmiddels verleend zijn aan twee varkenshouderijen. De stukken daarvan liggen ter inzage in de Statenkast. Mogelijk dat daarmee een groot deel van de vragen van dhr. Zanen beantwoord is. De gedeputeerde kan er veel over vertellen, maar hij weet niet of dit het goede moment is om dat te doen. Het College heeft de afweging gemaakt wat men hiermee zou doen en wat de provincie in zo’n situatie te doen heeft. Het is de rol van de provincie in dit geheel: kijken of de aanvragen zoals ze zijn ingediend voldoen aan de huidige wet- en regelgeving. Daar zijn een heleboel zienswijzen op ingediend. Geen van die punten heeft ertoe geleid dat het College daar aanleiding in zag om deze vergunningen te weigeren. Dan is het niet een kwestie van of men het leuk vindt of niet. Dat is een heel andere discussie. Het gaat om de vraag of de provincie datgene wat hier is aangevraagd, kan vergunnen of niet. Het College heeft gemeend die vergunning te moeten verlenen. Op dit moment liggen die vergunningen ter inzage. De voorzitter dankt dhr. Slager voor de beantwoording. Het staat natuurlijk elke fractie vrij om zaken te agenderen voor deze of andere vergaderingen. Dhr. Zanen (PvhN) merkt op dat het dhr. Slager was die het agendeerde, niet dhr. Zanen. De voorzitter geeft aan dat het punt niet voor deze vergadering is geagendeerd. 8. a. b.
Ingekomen stukken (ter kennisneming) Brief van GS van 25 maart 2008, nr. 2008-14.854/13/B.17, LGW betreffende Regionaal College Waddengebied Brief van GS van 21 maart 2008 (zonder nummer) betreffende werkzaamheden Kieldiep
4
c. d. e. f. g. h. i. j. k. l.
Brief van GS van 17 april 2008, nr. 2008-21.404, RP, betreffende Toezending conceptvisie Ganzedijk Brief van GS van 8 april 2008, nr. 2008-17.562/15/A.8, MTZ betreffende handhavingsprogramma 2008 Brief van GS van 15 april 2008, nr. 2008-19.212a/16/A.13, MB, + bijlage betreffende rapportage van TNO over het bloedonderzoek uitgevoerd in het kader van de vml. stortplaats Meidoornlaan te Winschoten Brief van GS van 18 april 2008, nr. 2008-19.543/16/A.12, OMB/PB + bijlage betreffende bestuursakkoord Eemsdelta Brief van GS van 6 mei 2008, nr. 2008-23.316/19/A.11, PP, betreffende afhandeling toezegging 7 van de Toezeggingenlijst statencommissie Omgeving en Milieu: Ontwikkelingsplan regio West-Groningen 2008+ Brief van GS van 6 mei 2008, nr. 2008-23.032/19/A.23, OMB/PB, + bijlage + bijlage + bijlage betreffende stand van zaken Intergemeentelijk Structuurplan gemeente Noordenveld en gemeente Leek en Studie Hoofdontsluiting Brief van GS van 6 mei 2008, nr. 2008-19.501/19/A.12, LGW, + bijlage betreffende stand van zaken Eems-Dollard Brief van GS van 13 mei 2008, nr. 2008-24.607/20/A.18, LGW betreffende Dwarsdiepproject Westerkwartier Brief van GS van 25 april 2008, nr. 2008-21.564/17, RP + bijlage betreffende Wereldbazar Nieuweschans Brief van GS van 13 mei 2008, nr. 2008-24.904/20/A.12, FC + bijlage betreffende Onderzoeksrapport doelmatigheid en doeltreffendheid van Bodemsanering uit het programma Schoon/Veilig Groningen
De voorzitter polst wie over de stukken het woord wil voeren. Dhr. Dieters (PvdA) heeft een tweetal opmerkingen ten aanzien van brief 8i. Het is jammer dat de Duitsers het managementplan vertragen vanwege de zieke Eems. Er is ook bij de Duitsers twijfel ontstaan doordat zoutlozing uit de cavernes in dat plan is opgeschort. Dhr. Dieters is hier zeer over te spreken. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) roert brief 8e betreffende de Meidoornlaan aan. Hij is benaderd door mensen uit Winschoten. Mogelijk geldt dit evenzeer voor andere commissieleden. Zij willen graag de commissie toespreken. Dhr. Van der Ploeg zocht naar een gelegenheid om hen daartoe de gelegenheid te geven. Hij vindt dat verontruste burgers daar de gelegenheid voor moeten hebben. Wellicht is het technisch handig om 8e te agenderen voor de volgende keer. Er komen ook nieuwe brieven aan. Die kunnen dan in gezamenlijkheid worden behandeld in de volgende vergadering. Ten aanzien van 8f verzoekt dhr. Van der Ploeg eveneens dit te agenderen voor de volgende keer. De voorzitter constateert dat de punten 8e en 8f voor de volgende vergadering worden geagendeerd. De overige stukken worden voor kennisgeving aangenomen. Bespreekpunten 9.
Voordracht nr 16/2008 van GS betreffende de Voorjaarsnota, nr. 2008-22.214,FC
Dhr. Dieters (PvdA) geeft aan dat, wanneer men de Voorjaarsnota op de onderdelen bekijkt die de commissie betreffen, men in zijn algemeenheid kan stellen dat er fte’s bijkomen, geld
5
voor beleid en niet zozeer voor projecten. De vraag van de PvdA daarbij is of deze fte’s een tijdelijk karakter hebben. Koersverhaal Landschap (blz. 12-13). Het landschap is voor de PvdA-fractie een belangrijk onderwerp. Zij vindt dat ook de uitkomsten van de werkgroep Landschap daarin meegenomen moeten worden. Het gaat met name om het generieke landschap, te onderscheiden van natuurgebieden en Nationale Landschappen. Het gebied zoals de rijksadviseur voor cultureel erfgoed Fons Asselbergs zegt in het maandblad Provincies van mei jl.: “De gewone landschappen die ons dagelijks omringen, het buitengebied tussen steden en dorpen, daar waar verrommelling het hevigst toeslaat.” Dat is tevens de opdracht van de commissie Landschap. Het is de fractie niet geheel duidelijk uit de Voorjaarsnota welk deel van de budgetten – en dat is ook al bij de Rekening gezegd – bestemd is voor dit landschap. De indruk bestaat dat veel naar EHS en naar Nationale Landschappen gaat. De PvdA verzoekt om een toelichting van het College. Besloten is om vier jaar lang € 1 miljoen extra in te zetten voor de versterking van het landschap. Kunnen deze middelen ook ingezet worden voor het generiek landschap? Krimp. Dit onderdeel heeft aandacht in diverse programma’s, voornamelijk bij Welzijn, Zorg, Wonen. Het heeft naar inzicht van de PvdA een veel bredere reikwijdte in ruimtelijk en economisch opzicht, vooral als het gaat om kansen in plaats van bedreigingen. Het onderwerp verdient volgens de PvdA een ruim integraal kader en aparte aandacht in de vorm van een navenant programma van aanpak en een landelijke actie naar het Rijk, samen met andere provincies met dezelfde verschijnselen, analoog aan de Pracht- of Krachtwijken. Ook vandaag was weer in het Dagblad te lezen over de zorg over de leefbaarheid van het landschap, maar dan met kwetsbare regio’s als onderwerp, gericht op potenties. De PvdA vindt het dan ook een heel goede zaak dat in de Voorjaarsnota staat dat het College de ISV3-middelen vooral wil inzetten in de leefbaarheid in de krimpgebieden. Duurzaamheid en wonen. Onderaan op blz. 9 staat dat het College fors wil inzetten op energiebesparende projecten bij bedrijven. De PvdA is hier blij mee. Ook locaal klimaatbeleid is voor de PvdA een belangrijk item. Energiebesparing in de gebouwde omgeving is daar een onderdeel van. De PvdA wil de onderkant van de particuliere woningverbetering subsidiëren waar het de energiebesparing betreft, dus het energiezuinig maken van huizen en waar mogelijk inzet van alternatieven. Het doel is het streven naar meer bewustzijn op het gebied van energieconsumptie, de alternatieven en het streven naar het terugbrengen van loonlasten. Subsidie gekoppeld aan een goedkope woning en een laag inkomen, bijvoorbeeld woningen met een WOZ-waarde van minder dan € 100.000, die nog wel goed genoeg zijn om minstens de komende vijftig jaar niet te hoeven worden gesloopt. De bewoners zouden een inkomen van maximaal € 25.000 mogen hebben. De PvdA verzoekt het College om een reactie op dit initiatief. Is het College bereid om daarnaar onderzoek te doen? Grondbeleid. De PvdA vindt het een goede zaak dat het College een eigen grondbedrijf wil opstarten. Een aantal jaren geleden heeft de PvdA dit al aangezwengeld. De landbouw. Het College ziet de schaalvergroting in de landbouw als een onomkeerbaar proces. Daar waar wenselijk en mogelijk wil het College de schaalvergroting faciliteren. Dit lijkt een logische conclusie, gelet op het eerste. Echter, waar wenselijk en mogelijk kan het wat de PvdA betreft scherper worden geformuleerd door ook de begrenzing aan te geven. Dhr. Keurentjes (CDA) geeft aan dat het Koersverhaal ingaat op een aantal in het oog springende punten in de provincie. De integrale aanpak van Wonen, Welzijn, Zorg spreekt het CDA erg aan. Het driesporenbeleid ten aanzien van de versterking van de positie van kwetsbare groepen, het versterken van de leefomgeving en samen met de gemeenten een visie ontwikkelen over de bereikbaarheid, zou met name voor de krimpregio’s een sterke troef kunnen zijn. Het CDA ziet uit naar de uitvoering van de subsidieregeling particuliere woningverbetering, zoals die door het College zal worden opgepakt. In het kader van de nieuwe WRO heeft de provincie het voornemen om middels een verordening beleid uit te
6
voeren naast bestuurlijk overleg. Volgens het CDA zal het maken van bestuurlijke afspraken tussen gemeenten en provincies op de eerste plaats moeten komen en via een verordening de verantwoording en het toezicht worden ingevuld. In deze Voorjaarsnota staat op blz. 11 dat de provincie vooraf wil sturen in plaats van achteraf. Tevens wordt gezegd dat de inzet van juridische middelen nodig is om beleid uit te voeren naast het maken van bestuurlijke afspraken. Het CDA streeft ernaar dat de bestuurlijke afspraken de basis van beleid zijn, naast de verantwoordelijkheid en het toezicht door de provincie. In de nota Bouwen en Wonen zal de provincie de uitkomsten van de evaluatie en de aanbevelingen overnemen. De nadruk komt op concentratie, versnellen, monitoring en verbetering van de leefbaarheid. Ook hier wil de fractie pleiten voor een goede samenwerking tussen de verschillende overheden en marktpartijen. In de Voorjaarsnota staat ook een opmerking over akkervogels. Die zal ook vandaag nog in een nota worden besproken. Die spreekt de fractie aan, maar de medewerking van de gebieden en hun inwoners moet niet door regelgeving kopschuw gemaakt worden. De realisering van het programma middels meer geld vanuit het Rijk en vanuit de EU vraagt om een sterke lobby. Het CDA dringt er bij het College op aan om daar maximale inzet op te plegen. De extra aandacht voor landschapselementen, zoals cultuurhistorie, kerkhoven, historische terreinen en wierden, is een goede zaak. De aanpak via programma’s voor landschapsontwikkeling ondersteunt het CDA. De fractie dringt erop aan om bij de uitvoering van de cultuurhistorische werken in het landschap de vinger goed aan de pols te houden. In het kader van de bescherming tegen overstroming van zeewater stemt het CDA in met de kijkrichting zoals in de nota staat vermeld. De CDA-fractie wil wel met kracht benadrukken dat de zeewaartse aanpak in samenhang met natuurontwikkeling de hoogste prioriteit verdient. De voorstellen met betrekking tot de derde weg gezien Lauwersoog, ondersteunt het CDA van harte. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) wenst allereerst een vraag aan het College te stellen met betrekking tot de extra inzet op gebied van particulier natuurbeheer. De commissie heeft er zo even voorlichting over gehad. Er komt één rijksregeling met betrekking tot de bekostiging. De vraag die daarbij hoort – omdat er ook particulier natuurbeheer bij hoort, naast agrarisch en overig – is of dat consequenties heeft voor de ondersteuning die wordt voorgenomen. Het bestrijden van de iepziekte. Wanneer hij het praktijkadvies van het Bosschap er op na slaat, staat er dat men nooit meer onder de iepziekte uit komt. Er wordt gezegd dat de bestrijding nog overwogen kan worden waar landschappelijk cultuurhistorische waarden aanwezig zijn. Het levert natuurlijk niet echt een duurzame oplossing op. Zit de provincie voor de eeuwigheid vast aan de kosten met betrekking tot de bestrijding, zo hoog als deze nu zijn? Of zou misschien te overwegen zijn om in het landschap bomen aan te planten die dezelfde karakteristiek hebben, maar die de ziekte niet hebben? Schoon en Veilig. Er staat in de Voorjaarsnota dat er geen knelpunten zijn met betrekking tot bestaand beleid. De vraag aan het College is of zij dat serieus vinden en of zij daar inderdaad geen knelpunten in aanvaarden. Dhr. Blom (SP) entameert allereerst het WRO-beleid. De SP vindt dit goed: inzetten op het gebruik van specifiek voor de provincie bedoelde instrumenten. Wat de EHS betreft, de SP is niet principieel tegen de realisatie via particulier natuurbeheer, maar het moet ook niet de hoofdlijn zijn. Een combinatie waterberging en nieuwe natuur bij Nieuweschans en het daaraan voorafgaande BinnenAa-plan, zijn voorbeelden waar bij de realisatie van EHS natuur min of meer wordt opgeofferd aan boerenbelangen. Dat zou niet zo moeten zijn. De SP ziet schaalvergroting in de landbouw niet zitten, omdat dat juist ten koste gaat van de duurzaamheid, in tegenstelling tot wat in de nota wordt gesteld. Het gaat ten koste van duurzaamheid, diervriendelijkheid en het werkt verschraling van biodiversiteit in de natuur in de hand, omdat je veel kavels krijgt en dus minder akkerranden, et cetera. Het gaat het College hierbij alleen om het stimuleren van de kapitaalkrachtige landbouw, terwijl de kleinere familiebedrijven worden vergeten. Meer inzetten op biologische, kleinschalige
7
landbouw zou naar opvatting van de SP veel beter zijn. Dat wordt in deze nota enigszins gemist. Op blz. 43 viel het dhr. Blom op dat er een opmerking staat over dat de provincie geconfronteerd wordt met een onverwachte hausse aan bestemmingsplannen die gemeenten aan het indienen zijn. Dhr. Blom vraagt of de gedeputeerde kan aangeven wat de gemeenten daarmee willen en welke zaken zij nog even willen regelen. Ten aanzien van het generieke landschap wil dhr. Blom zich aansluiten bij de woorden die de PvdA daarover heeft gesproken. Dhr. Hoiting (PvhN) stelt dat het duidelijk zal zijn dat de PvhN er een voorstander van is dat er rijksbevoegdheden gedecentraliseerd worden en dus naar een landsdeel of een provincie toekomen. Alleen is de PvhN van mening dat dan de daarvoor benodigde middelen ook mee moeten komen en ook gedecentraliseerd moeten worden. Dhr. Hoiting neemt aan dat het College daar ook zo over denkt. Op blz. 52, de WABO, de kosten van de uitvoering van de afdeling Milieutoezicht. Hier valt op dat daar, hoewel de ambitie uitgesproken wordt dat daar met het Rijk over onderhandeld wordt dat die middelen daarvoor ook naar de provincie toekomen, toch alvast de kosten – en dat betreft € 240.000 – voor rekening van de provincie worden genomen. Als je die ambitie hebt, moet het Rijk dat betalen. Dat moet je dan ook zo in de cijfers naar voren laten komen en het niet alvast als kosten nemen, maar als balanspost vooruitbetaalde kosten opnemen. Daarin geeft men de ambitie aan dat dit niet voor rekening van de provincie moet komen, maar voor het Rijk. Dhr. Hoiting mist dit. De kosten van de zware vergunningen voor de Natuurbeschermingswet. Daar is ook te zien dat het overgeheveld wordt en de kosten voor rekening van de provincie komen. Daar zijn het echter de aanloopkosten, terwijl het bij de WABO om een aanzienlijk bedrag gaat. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) verklaart dat hij het een helder stuk vindt, niet alleen op de punten van deze commissie. Op blz. 13 is te lezen dat de provincie de Kustvisie al zou hebben. Dhr. Van der Ploeg gaat ervan uit dat, als de Staten de Voorjaarsnota vaststellen, de Kustvisie er dan ook is. Op blz. 52 gaat het over de kosten die de provincie moet maken voor de coördinatie van procedures en vergunningen van LNG, RWE, Electrabel, Nuon in de Eemshaven. Dhr. Van der Ploeg vraagt waarom de provincie deze kosten niet voor een deel kan doorbelasten. Op de eerste alinea van blz. 52, laatste regel loopt de zin niet, althans de zin eindigt vreemd. “De provincie vindt het van groot belang dat wij hun procedures adequaat en tijdig kunnen verlenen. Wij zijn dus aan het faciliteren.” Dhr. Van der Ploeg neemt aan dat daar ‘vergunningen’ moet staan. Het gaat niet alleen maar om de coördinerende wettelijke taak, zo is de indruk. Daarom zou doorbelasten tot de mogelijkheden behoren. Landschap. Er staat in het hele politieke deel helemaal niets, geen concrete doelstellingen, alleen iets over de EHS. Wel wordt genoemd het bedrag van € 1 miljoen dat bij de Integrale Bijstelling voor drie jaar of vier jaar is vastgelegd. Vorig jaar hebben de Staten op initiatief van GroenLinks informatie gekregen van het College over de kosten die het College denkt te moeten maken. Dat is in dat kader met een quick scan gedaan. Er kwamen tekorten van enkele miljoenen uit voor het ILG. Bij de Jaarrekening kwam naar voren dat op dit moment onvoldoende beeld is over hoe dat allemaal gedetailleerd wordt uitgewerkt. Er komt nog informatie over. Dhr. Van der Ploeg heeft nu wel behoefte om tegelijkertijd de achterliggende informatie van die quick scan ook aangeleverd te krijgen, zodat men zich een integraal oordeel kan vormen over wat de provincie feitelijk van plan is te doen. Dat ligt in het verlengde van de opmerking van dhr. Dieters. Energielasten, onder andere bij lagere inkomens en de hogere inkomsten die de provincie van Essent had. Die discussie is twee à drie jaar geleden ook enkele keren gevoerd. GroenLinks heeft toen ook een initiatiefvoorstel aangekondigd. Vervolgens werd het doorkruist door het Teli-project. Daarmee is het initiatiefvoorstel vertraagd. Dhr. Van der Ploeg constateert nu dat de SP zegt te zullen komen met een initiatiefvoorstel en dat de
8
PvdA ook aangeeft een voorstel te hebben. Hij denkt dat het verstandig is dat deze drie partijen met elkaar goed overleggen welke boodschap zij aan het College meegeven, dat zij een goede regeling gaan ontwikkelen. Dat lijkt hem beter dan dat de fracties elkaar vliegen gaan afvangen over wie het meest links is en voor de lage inkomens het best is. Dhr. Dieters (PvdA) merkt op dat het geen vliegen afvangen was, anders zou dhr. Dieters wel een vliegenmepper meegenomen hebben. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) legt uit dat hij probeert te voorkomen dat er vliegen worden afgevangen. De voorzitter roept op er zorg voor te dragen dat de vliegen niet in de zalf terechtkomen. Dhr. Luitjens (VVD) merkt op dat de Voorjaarsnota een helder en duidelijk stuk is. De opvatting van de VVD over verschillende onderdelen, zoals hoe de verordening op het POP zou moeten werken, hoeft dhr. Luitjens niet andermaal naar voren te brengen. Op blz. 11 gaat het over gebiedsopgaven. De VVD-fractie vindt het geweldig dat er gewerkt wordt aan plannen voor Lauwersoog. Daarbij wordt ook een visiedocument genoemd. Dhr. Luitjens vraagt zich af of de Staten dit hadden moeten zien. Dat er plannen gemaakt worden, is uitstekend. De extra formatie voor de frictiekosten WABO en de zware vergunningen NB-wet. Dit is een kwestie van decentraliseren. In de discussie omtrent het rapport van de Commissie Lodders wordt gesteld dat decentraliseren prima is, maar er moeten ook geld en bevoegdheden meekomen. Dat is de opmerking die dhr. Luitjens bij deze punten wil maken, zeker waar het de zware vergunningen betreft. Ze gaan nu even uit het flexibel budget, maar het zal wel structureel worden voor de periode daarna. Dan zou daar natuurlijk eigenlijk bij horen dat het vergoed wordt door de rijksoverheid, dat de provincie dat van het Rijk overneemt en daar dus geen kosten meer worden gemaakt. Op blz. 51, inhuur expertise Milieuvergunningen grote en complexe inrichtingen. Dhr. Luitjens stelt dat de provincie daar een naam heeft hoog te houden. Mw. Hazekamp (PvdD) wenst zich aan te sluiten bij de opmerkingen die reeds zijn gemaakt over particulier natuurbeheer. De PvdD heeft echter toch twijfels over de rol van particulier natuurbeheer binnen de EHS. Zij vindt het een goede aanvulling op natuurbeleid, maar het is geen vervanging van natuurgebieden en wil graag van het College vernemen hoe het College kan garanderen dat er bij particulier en agrarisch natuurbeheer binnen de EHS samenhang blijft, zeker op het gebied van waterbeheer. De PvdD zou ook graag zien dat de bevindingen van de werkgroep Landschap zouden worden meegenomen in de discussie hierover. Te zien is dat er op allerlei plaatsen aandacht is voor het landschap, maar ook voor dieren in dat landschap. Mw. Hazekamp noemt als voorbeeld akkerrandenbeheer, weidevogelbeheer, stimuleren en beschermen van akkervogels. Wat de PvdD mist, is een integrale aanpak van een diervriendelijk landschap. De PvdD zou graag een reactie horen van het College hoe zij daar tegenover staan. Hoe kan bijvoorbeeld worden gestimuleerd dat er landbouwhuisdieren in de wei komen, het aanplanten van heggen, bomen voor koeien? Biologische landbouw is wat de PvdD betreft nog steeds een ondergeschikt punt, ook in de Voorjaarsnota. Recent heeft men een notitie ontvangen van het kabinet over biologische landbouw. Daarin wordt gezegd dat biologische landbouw veel goede kanten heeft op het gebied van dierenwelzijn en milieu. Daarin wordt ook gezegd dat de overheid daarbij zeker het voortouw en het goede voorbeeld moet geven. De PvdD zou graag zien dat de provincie daarbij ook een voortrekkersrol vervult, meer zoals nu in de Voorjaarsnota genoemd is. Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) geeft aan dat de ChristenUnie in de commissie Welzijn is begonnen met een positief woord over de Voorjaarsnota. Dat zal gehandhaafd worden voor
9
deze commissie. Het is een duidelijke nota en het Koersverhaal bevat veel positieve ontwikkelingen bij onderwerpen die spelen in deze commissie, zoals de inzet die gepleegd wordt op de combinatie tussen Wonen, Welzijn, Zorg, natuur, de realisatie van de EHS, en de uitvoering van het Energieakkoord. Blik Recycling. Mw. Van der Graaf vraagt gedeputeerde Slager of uit het genoemde bedrag in de Voorjaarsnota mag worden afgeleid dat de kosten van het opruimen van het afval bij Blik in elk geval niet hoger zijn dan de aanvankelijk voorgestelde € 1,2 miljoen. Dhr. Calon (gedeputeerde) is aangenaam verrast door de scherpte en de adequaatheid van de bijdrage van de fracties. Men heeft ook wel eens meegemaakt dat er in de commissie al Algemene Beschouwingen plaatsvonden. Hij dankt de fracties hiervoor en dankt ook voor het positieve woord dat door velen is uitgesproken. De vraag of de fte’s tijdelijk zijn. Dhr. Calon merkt op dat hij een lijst kan laten produceren waarin men precies kan zien voor welke periode welke fte’s worden ingezet. Als het over de extra werkzaamheden RO en wonen gaat, is het een bedrag voor alleen 2008 en 2009. Zware vergunningen zijn vanaf 2009 structureel. Extra middelen landschap zijn 0,8 tot en met 2011, dan is men er doorheen. Akkervogels geldt voor de komende drie jaar. Er zit dus een heel gedifferentieerd beeld in. Het is echt measure made. Dhr. Calon zal hier niet ingaan op de verordening – het punt van het CDA. De VVD zegt terecht dat het hier niet besproken zou moeten worden. Het is hier al een keer in de commissie besproken toen het over de verordening POP-2 ging. De verordening POP-2 krijgt de commissie in de herfst. Over het nieuwe POP heeft men bij het voorontwerp in de herfst een debat. De gedeputeerde neemt kennis van de standpunten van de fracties daarover. De kosten van vergunningen en het doorbelasten. De PvhN heeft het over decentralisatie. Daar is men nu mee bezig met de Commissie Lodders. Als het goed is komt men daar ongeveer op dit moment uit. Daar is afgesproken dat artikel 2 van de Financiële Verhoudingenwet geldt. Dat betekent dat middelen de taken volgen. Het is wettelijk vastgelegd. Men heeft gelijk als men stelt het niet te zien bij die WABO. Er staan kosten voor werk dat de provincie doet, maar nog geen geld. Het debat over het geld is nog volop gaande. IPO en VNG samen debatteren met het kabinet dat er geld bij moet, maar dit College vindt ook – en dat is kenmerkend voor dit College en de gedeputeerde hoopt ook voor deze Staten – dat als er problemen zijn in de provincie of kansen die opgepakt moeten worden, daar niet mee gewacht moet worden totdat die debatten afgelopen zijn. Het College heeft al een traject met gemeenten ingezet om de WABO hier te implementeren in de provincie Groningen, terwijl het debat over de WABO nog loopt in de Eerste Kamer in Den Haag. Er is nog gedoe over wettoestanden, of het allemaal formeel klopt. Het debat over de kosten loopt ook nog. Het College heeft gesteld dat dit zo belangrijk is – het overleg met de gemeenten loopt goed – dat het hier wordt geïmplementeerd. De gedeputeerde zegt toe dat het College knokt om het geld binnen te krijgen. Desalniettemin gaat het College door. Het kost geld, dat wordt dus ook opgevoerd. In het verlengde ligt de vraag van dhr. Van der Ploeg of het niet logisch is om de kosten voor de vergunningverlening aan de bedrijven door te berekenen. De VVD zegt precies het omgekeerde – althans, zo interpreteert dhr. Calon de woorden van dhr. Luitjens. Dhr. Luitjens (VVD) stelt dat de ene kant ‘geld volgt werk’ is. Aan de andere kant zou je ook kunnen doorberekenen. Het principe staat: als je de Natuurbeschermingswet moet uitvoeren voor het Rijk, dat dit nu zelf doet, dan gaat geld met werk mee. Dhr. Calon (gedeputeerde) beaamt dit. Alleen, wat nu de situatie is, is dat er een aantal zware aanvragen zijn. De provincie heeft ook economisch beleid. De provincie is ondernemersvriendelijk. Het College wil ook dat ondernemers hier snel en goed kunnen ondernemen. Als er problemen zijn met vergunningen, heeft het College niet de houding van ondernemers van het kastje naar de muur sturen, zodat ze dan vastlopen in het moeras wat je elders wel ziet. Hier is het een één-loket-gedachte. Dhr. Hollenga heeft al een voorbeeld genoemd hoe het werkt met de NB-wetvergunningen als het vastloopt. Het College zegt
10
dan: handen aan de ploeg en het faciliteren! Dhr. Calon vraagt zich af of het in dat kader past – überhaupt gezien je wettelijke taak – om de kosten van die vergunningverlening door te berekenen aan bedrijven. Er is nog geen standpunt van GS hierover, maar dhr. Calon heeft er zijn twijfels over. Hij vindt dat een overheid wetten en regels stelt. Mensen moeten binnen die wetten en regels vergunningen aanvragen. Die overheid moet zorgen dat die vergunningen adequaat verleend worden of adequaat geweigerd worden als de aanvragen er niet aan voldoen. De hausse aan bestemmingsplannen. Wat willen gemeenten daarmee? De gemeenten dacht dat die nieuwe wet op 1 juni in werking zou treden. Dat is ook zo, maar er zit een overgangsregime. Gemeenten willen natuurlijk nog snel bestemmingsplannen waar ze mee bezig zijn onder het oude regime goedgekeurd hebben. Er komt dus echt een stuwmeer aan bestemmingsplannen los. Die willen ze snel goedgekeurd hebben. Dhr. Calon kan dit wel begrijpen. Dhr. Blom (SP) vraagt of het zo kan zijn dat het daarbij veel om oppervlaktes van agrarische bouwvlakken gaat. Dhr. Calon (gedeputeerde) ontkent. De bouwblokken kan men op de vingers van twee handen tellen. De bestemmingsplannen zijn echt tientallen. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) wenst het College ten aanzien van de doorbelasting mee te geven dat het hier gaat over het inhuren van aanvullende externe expertise op hoog niveau. Het is in de wereld niet ongebruikelijk in heel veel landen dat dat soort kosten worden doorbelast en dat daarover gesproken wordt. Dhr. Calon (gedeputeerde) merkt op dat gedeputeerde De Bruijne zegt dat de markt de leges wil afschaffen. Nee, er zijn normale tarieven voor leges. De vraag van dhr. Van der Ploeg is anders, namelijk het doorberekenen van de werkelijke kosten. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) geeft aan het niet over wettelijke kosten te hebben. Dhr. Calon (gedeputeerde) verduidelijkt dat hij repte van ‘werkelijke kosten’. Voor vergunningverlening en al dat soort zaken zijn door de Staten vastgestelde leges, en landelijk door het parlement. Dhr. Calon heeft de vraag van dhr. Van der Ploeg zo begrepen dat GS de werkelijke kosten moeten doorberekenen. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) verduidelijk dat hij doelt op de werkelijke kosten bovenop datgene wat je normaal wettelijk verplicht bent. De voorzitter heeft begrepen dat dhr. Van der Ploeg de suggestie meegaf aan het College. Dhr. Calon (gedeputeerde) geeft aan zijn eerste reactie daarop te hebben gegeven. Als het over dit soort zware zaken gaat, ziet men in het kader van de WABO en ook in het kader van de Commissie Lodders een discussie over zogenaamde omgevingsdiensten. Het heeft ook te maken met toezicht, waarbij je op termijn wellicht zou kunnen komen tot een omgevingsdienst – Rijk, gemeenten, provincie – waarin je kennis bundelt. Dhr. Calon vindt het om twee redenen nu niet opportuun om bovenop de bestaande leges die werkelijke kosten aan de bedrijven door te berekenen. Hij vindt dat de provincie zich moet houden aan de nu vastgestelde leges en dat de provincie faciliterend moet zijn naar bedrijven. De provincie krijgt ook heel veel positieve feedback op terug van bedrijven, dat ze blij en tevreden zijn over de één-loket-gedachte, over de snelheid waarmee er gewerkt wordt. Dat is gewoon een selling point voor de provincie Groningen. Dat moet de provincie vasthouden.
11
De voorzitter stelt dat de gedeputeerde in het begin van zijn betoog repte van een lijst met tijdelijke fte’s. Hij stelt voor om bij de commissie Bestuur en Financiën een compleet lijstje in te leveren. Dhr. Calon (gedeputeerde) zal trachten om dit hedenmiddag nog te regelen. Hij wenst de complete lijst te geven bij de commissie Bestuur en Financiën, maar hij weet nog niet voor 100% in hoeverre ze na deze Collegeperiode tijdelijk zijn of niet. Als de gedeputeerde hier uit komt, zal men dat ook bij de commissie Bestuur en Financiën krijgen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) gaat allereerst in op de kwestie van de iepen. De verwachting is dat men nog jaren met de bestrijding van iepziekte en met vervangende plant te maken zal houden. De gedeputeerde heeft wel eens gehoord dat de iepen die ingeplant worden, iets bestendiger zijn tegen de ziekten dan de oude iepen. Op de langere termijn wordt het derhalve een wat kleinere opgave. De iepen zijn heel karakteristieke elementen langs wegen en in het landelijk gebied. Zodra er problemen met die iepen zijn, wordt de provincie daar op geattendeerd. De provincie heeft in elk geval aandacht voor de iepen die in de bermen van de provinciale wegen staan. Misschien staat er zo nu en dan ook een koe onder. Als iepen echt groot zijn en de koe staat aan de andere kant van de sloot te dromen, dan zou de koe toch gelukkig zijn met die provinciale iep, aldus de gedeputeerde. De Kustvisie. Dhr. Van der Ploeg heeft gelijk. Er staat ‘presenteerden’, er moet staan ‘presenteren’. Op het moment dat deze Voorjaarsnota wordt behandeld, kan het woord weer worden veranderd in ‘presenteerden’, want de Staten krijgen voor de behandeling de Kustvisie vanuit GS aangeboden. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) merkt op dat meerdere partijen het onderwerp landschap nadrukkelijk hebben aangeroerd. Bij de behandeling van de Rekening is het onderwerp ook aan de orde geweest. De PvdA wil meer inzicht in de middelen. Bij de Rekening heeft het College aangegeven, ook in verband met de verantwoording van het Programma Landelijk Gebied, dat er een totaaloverzicht wordt gemaakt. Dat zal meteen na de zomer behandeld kunnen worden. Daar zal dit onderwerp terugkomen. Men noemde onvoldoende inzicht in de middelen. Er is wel voldoende inzicht in de middelen: bij de vaststelling van het Programma Landelijk Gebied was precies in beeld hoe het zat met de middelen en de verdeling over de verschillende onderdelen. Er is toen echter ook geconstateerd dat de provincie ten aanzien van landschap haar eigen broek moet ophouden. Landelijk wordt daar heel weinig aan gedaan. Er komt gelukkig nu wel wat meer beweging in het Haagse. Het College zal daar ook zwaar op inzetten. Volgende week gaat dhr. Hollenga daar nog een eerste discussie over hebben met de minister van Natuur. Hij zal melden dat de provincie op dat onderdeel meer verwacht. Dhr. Dieters (PvdA) stelt dat dhr. Hollenga volstrekt gelijk heeft dat het overzicht er bij het Programma Landelijk Gebied was. Het ging de PvdA er echter om ook het proces te kunnen blijven volgen. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) geeft aan dat men dit bij het PLG ook zal kunnen doen. Het generieke landschap valt daar natuurlijk onder. Als men de gelden wegzet op grond van de LOP’s en het raamwerk Westerkwartier, dan gaat het ook over generiek landschap dat daar voorkomt. Op die manier wordt gekeken of projecten passen in die landschapsvisies. De provincie gaat zelf wel stimulerend optreden, maar zelf natuurlijk geen projecten trekken, omdat je het liefst ook kijkt waar je gelden nog kunt bundelen door projectaanvragers zelf ook mee te laten doen in dat traject. De gedeputeerde wil er graag met de Staten over spreken als dat overzicht er is. De aspecten van de werkgroep Landschap. Dhr. Hollenga kent daar de resultaten daar nog niet van. Het College heeft gesteld dat het onderdeel landschap nadrukkelijk wordt meegenomen in het POP. Men zal dit te zijner tijd in ontwerp zien. De bevindingen van de werkgroep Landschap zal men dan naast het voorstel van het College kunnen leggen. Als er
12
nog geschriften ten aanzien van landschap uit de commissie naar het College komen, dan zal het College bij de vaststelling van het ontwerp kijken of het aanleiding geeft tot aanpassingen van het ontwerp zoals dat in de loop van juni nog wordt behandeld in het College. Het CDA heeft het over akkervogels. De gedeputeerde stelt voor om die discussie mee te nemen bij een volgend agendapunt. Cultuurhistorie zit ook in de visie van de landschapsontwikkelingsplannen. Het College zal daar zeker rekening mee houden en zal ook bij de gebiedscommissies stellen dat dat onderdeel ook een belangrijk onderdeel moet zijn bij de inrichtingsmaatregelen en inrichtingsplannen. Dhr. Hollenga zal er vanuit zijn portefeuille ook zeker steeds aandacht voor hebben. Particulier natuurbeheer en EHS. Daar is ook bij de Rekening over gesproken. Het is landelijk beleid dat het College provinciaal heeft vertaald. Op dit moment heeft het College nog geen aanleiding om te stellen dat het geen goed beleid zou zijn. Het is wel zo dat particulier natuurbeheer dezelfde natuurdoelstellingen moet realiseren zoals die vastgelegd zijn voor de betreffende regio’s. Daar wordt geen onderscheid in gemaakt. Het gaat uiteindelijk om het realiseren van de natuurdoelstellingen. De SP en de PvdD houden een pleidooi voor biologische landbouw. De commissie heeft daar inmiddels een tweetal brieven over ontvangen met nadere informatie en hoe het College daar in Groningen op in wil spelen. Dhr. Hollenga neemt aan dat het onderwerp bij de behandeling van die brieven opnieuw aan de orde kan komen. Het is niet zo dat de provincie specifiek gaat inzetten op kleinschaligheid. Als een ondernemer kleinschalig biologisch wil gaan boeren, dan is dat een ondernemerskeuze en zal hij zelf moeten bekijken of hij op die manier zijn inkomen kan verwerven. Initiatieven ten aanzien van biologische landbouw passen in het provinciaal beleid, zowel voor biologische landbouw als voor het generieke landbouwbeleid. De provincie zal dat ondersteunen. Daarbij wordt uiteraard niet gekeken naar klein of groot. De PvdD vraagt om een diervriendelijk landschapsbeleid. Dhr. Hollenga heeft het idee dat het College daar redelijk invulling aan probeert te geven. De commissie heeft vandaag nog een nota te behandelen over akker- en weidevogels. Men heeft kunnen zien dat het College druk bezig is de muskusratten ruimte te geven in een proef. De gedeputeerde hoopt overmorgen samen met Het Groninger Landschap een bezoek te brengen aan Limburg, omdat men de bever terug wil brengen in bepaalde landschapstypen in Groningen. Op die manier probeert het College invulling te geven aan het diervriendelijke landschap. Ook met ganzenfoerageergebieden is de provincie ruimhartig bezig geweest. Het College zou daar graag nog meer hectares voor beschikbaar willen stellen, alleen legt de minister het geld er niet bij, anders had het College dit wel gedaan. Daar waar nog iepen staan, is het voor ondernemers moeilijk om ze kwijt te raken. Koeien maken in het Westerkwartier graag gebruik van de houtwallen om daar in de schaduw te kunnen staan. Het is niet zo dat in het vlakke open land grote eiken en berken worden geplant, omdat men dan ook weer discussies krijgt of dat wel past. De voorzitter hoort ook wel eens pleidooien tegen bomen in de wei, omdat daar die akelige predators allemaal in zitten. De natuur is soms heel wreed voor dieren. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) acht het mooi dat over de Sociale Agenda Wonen, Welzijn, Zorg instemmende opmerkingen zijn gemaakt. Dhr. Keurentjes zei dat hij in blijde verwachting was van de regeling particuliere woningverbetering van het College. Dhr. Keurentjes (CDA) verduidelijkt dat het CDA uitziet naar de uitvoering van de aanpak zoals het College die in elk geval zou oppakken. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) vond dat men op moest passen dat dit niet een eigen leven gaat leiden, want binnen de kortste keren roept er iemand waar die regeling blijft. In het
13
kader van de planvorming, waar de provincie bij betrokken is in de regio Oost-Groningen, gaat de provincie met gemeenten, woningcorporatie – en men wil ook dat de rijksoverheid zich daar druk om gaat maken – kijken of men tot een dergelijke rekening kan komen. Dat is de inzet van het College op dit punt. Dhr. Dieters had het over een heel concrete regeling waarin zelfs inkomensgrenzen werden genoemd. Dat ging echter over energiebesparing, iets waar dhr. Slager over gaat. Dhr. Slager (gedeputeerde) gaat in op het onderwerp van de energiebesparing. De provincie is op allerlei terreinen bezig met energiebesparing. Allerlei verschillende projecten vinden op dit moment uitvoering. Dhr. Van der Ploeg noemde het Teli-project. Het is een project dat bedoeld is voor mensen in de lagere inkomensklasse. Er zijn inmiddels meer dan 10.000 pakketten afgezet in de provincie. Dat is gedaan door de gemeenten daarbij in te schakelen. Alle 25 gemeenten in de provincie doen daar aan mee. Er is één gemeente die inmiddels zijn taak volledig heeft opgepakt, maar die heeft de gedeputeerde uitgedaagd om verder te gaan, want boven 100% lukt ook als je nu al 100% hebt. Het zijn allemaal projecten die een bepaalde doelgroep hebben. Het zijn enerzijds middelen die de provincie uitdeelt – een doos met energiebesparende middelen – maar anderzijds is het ook een kwestie van bewustwording bij mensen teweegbrengen, dat mensen in gaan zien dat ze zelf op dit terrein veel kunnen doen en zelf heel veel energie kunnen besparen, iets wat ook heel belangrijk is. Daarvoor wordt bij dat Teli-project ook gebruik gemaakt van mensen die werkeloos waren en daarvoor omgeschoold zijn. Op die manier sla je eigenlijk een dubbelslag. Het zijn allerlei kleine projecten. Wat is nu het totaal van dat geheel? De provincie is op dit moment bezig om een actieplan energiebesparing in de gebouwde omgeving op te stellen. Dat zal ongeveer in september klaar zijn. Dan is er een totaalplan waarbij verschillende doelgroepen worden gedefinieerd en verschillende richtingen waarin de provincie haar energie wil richten op energiebesparing. Dan moet men denken aan particulieren, want heel reëel kijkend naar de markt, zijn er veel mensen die een eigen huis hebben en waar over het algemeen veel te besparen is. Het gebeurt ook bij nieuwbouw. Daar zijn ook afspraken voor. De provincie richt zich tot woningbouwverenigingen. Zo zijn er allerlei doelgroepen georganiseerd. Men is ook bezig met dorpshuizen, fabriekscomplexen, en dergelijke. De provincie wil het dus samenbundelen tot één overkoepelend geheel, een actieplan energiebesparing in de gebouwde omgeving. De gedeputeerde kan dit toezeggen voor dit najaar. Er werd een inkomensgrens van € 25.000 genoemd. Dhr. Slager weet niet of dat een goede methode om hiermee om te gaan, omdat de provincie niet de inkomensgegevens heeft van de burgers. Daarom zijn bij het Teli-project ook de gemeenten ingeschakeld, die deze informatie wel hebben. De provincie is overigens heel soepel met die grens omgegaan. Als men € 25.000 als een strakke grens wil hanteren, wordt het heel moeilijk, want dan zal men moeite moeten doen om via de Belastingdienst achter dat soort gegevens te komen. De gedeputeerde denkt dat het meer het idee is van een bepaald deel van de samenleving, de mensen die het het beste kunnen gebruiken. Dat zal men tegenkomen in dat actieplan. Daarmee zullen een groot deel van de vragen opgelost zijn. Het komt misschien de volgende vergadering of anders één later. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) heeft een vraag betreffende de doelgroepen. Hij kan zich voorstellen dat je naar specifieke woningcategorieën die in de verschillende stadia van de historie gebouwd zijn, gaat kijken, bijvoorbeeld de woningen uit de jaren ’60 in OostGroningen à la Ganzendijk. Dhr. Van der Ploeg informeert of dit ook wordt gedaan. Het College beschrijft namelijk doelgroepen die wel heel erg algemeen geformuleerd zijn. Dhr. Slager (gedeputeerde) geeft aan dat hij het even kort moest formuleren. Binnen de groep particuliere woningbezitters gaat men inderdaad ook onderscheiden naar verschillende stromen, want bij woningen die vijf jaar geleden zijn gebouwd, is al veel meer aandacht besteed aan energiebesparing dan bijvoorbeeld woningen uit de jaren ’30. Het actieplan Gebouwde Omgeving doet de provincie samen met de provincies Friesland en Drenthe.
14
Dhr. De Vey Mestdagh maakte een opmerking dat ergens bij Schoon en Veilig staat dat daar geen knelpunten zijn. De bedoeling is in elk geval niet dat daar niets meer te doen is en dat alles onder controle is. Er is misschien geen nieuws te melden, maar men is volop bezig om allerlei zaken op te lossen. Zo dient het gelezen te worden. De WABO. Het hoofdstuk op blz. 52 begint zo mooi met ‘op 1 januari 2009 treedt de WABO in werking’. Dhr. Slager durft bijna met zekerheid te stellen dat dit niet het geval zal zijn, want het hele onderwerp is nog volop in discussie. Toen dit werd geschreven dacht men dat het dit jaar allemaal rond zou komen, maar er moet nog een behandeling plaatsvinden van de WABO in de Eerste Kamer. Dat is nu voorzien voor september tot oktober. Als men een beetje thuis is in de gang van zaken in Den Haag, dan is bekend dat 1 januari 2009 niet meer zal lukken. Een ander punt waar nog steeds onenigheid over is, is de vergoeding van de kosten. Er is een aanbod gedaan door het ministerie met een bepaald bedrag, waarvan de provincies en gemeenten hebben gezegd het daar niet voor te kunnen doen, het bedrag is lang niet toereikend om deze taken uit te voeren. Daar wordt ook nog over gepraat. Er is nog een ander knelpunt, te weten de automatisering. Er is een pakket gemaakt om deze samenwerking van vergunningverlening tot stand te brengen, want het moet immers gestroomlijnd gaan. Er is straks één loket waar men alle aanvragen indient, maar dan moet het wel op de achtergrond door verschillende partijen worden bewerkt. Dat moet zorgvuldig gebeuren, anders worden er fouten gemaakt. Daar zal een pakket voor komen en dat pakket is nog niet af, daar is men in Den Haag nog mee aan het testen. De WABO zal dus waarschijnlijk niet per 1 januari 2009 worden ingevoerd, het zal later worden. Hoeveel later is de gedeputeerde niet bekend. Ondertussen speelt die discussie nog wel van wat de provincie dan gaat doen. Het College heeft gezegd toch maar door te zullen gaan op de weg die is ingeslagen. Er is vroegtijdig begonnen met het inventariseren wat invoering van de WABO voor de provincie zou betekenen. Er zijn enkele voorbereidingen voor gedaan. De plannen worden nu niet in de ijskast gezet om maar af te wachten, de provincie gaat er wel mee door en doet alvast ervaring op op dat gebied. Vandaar ook dat daar financiële voorstellen mee gemoeid zijn. Het College neemt daar vast een voorschotje op. Je kunt dan zeggen het op de balans te zetten als vooruitbetaalde kosten. Er is in het stuk op blz. 52 ook uitgelegd waarom het College daar niet voor heeft gekozen, want dan zou je een negatieve reserve krijgen. Er is geen toestemming voor om dat op die manier te doen. Het College heeft geprobeerd onder woorden te brengen wat de overwegingen op dat punt zijn. Dhr. Hoiting (PvhN) merkt op dat er twee mogelijkheden zijn om die kosten niet alvast voor eigen rekening te nemen. De ene is door een negatieve egalisatiereserve, dat is niet mogelijk. Maar de andere optie is om het inderdaad op de balans te zetten. Waar het om gaat, is dat daaruit een ambitie spreekt dat je die kosten niet voor je rekening wilt nemen. Zoals het nu is en het Rijk komt niet over de brug, is de pijn al geleden en kraait er verder geen haan meer naar. Als je die ambitie wel in de cijfers laat spreken, moet je er in elk geval later op terugkomen. Die ambitie mist dhr. Hoiting hierin. Dhr. Slager (gedeputeerde) geeft aan dat in IPO-verband is afgesproken dat men eerst zekerheid wil hebben over hoe de zaak verder afgehandeld wordt voordat met invoering van de WABO wordt begonnen. In Groningen is afgesproken dat de provincie gewoon begint. Het College wil niet geremd worden door financiën, vandaar dat dit voorstel aan de Staten is gedaan. Dat staat op blz. 52 beschreven. Er was een vraag gesteld over de kosten van Blik Recycling. Degenen die daar regelmatig langskomen, weten dat het overgrote deel verwijderd is. Er ligt nog een relatief klein bultje. Dat wordt op dit moment weg gewerkt. De verwachting is dat het voor 1 juli – althans, dat is de bedoeling van degene die het op moet ruimen – weg is. Er zijn geen aanwijzingen dat de kosten hoger zullen oplopen dan destijds is afgesproken. De provincie heeft met de eigenaar van het terrein en het gebouw afgesproken dat de kosten eerlijk verdeeld zullen worden. Er kan een paar euro verschil in zitten, maar dhr. Slager gaat nog steeds uit van het afgesproken bedrag.
15
Dhr. Calon (gedeputeerde) merkt op dat het goed beschreven staat op blz. 52/53. Toen dhr. Calon de discussie hoorde, dacht hij dat misschien de gedachte zou kunnen ontstaan dat, op het moment dat VNG en IPO met het Rijk een akkoord hebben over die kosten, men dit weer allemaal zou laten vervallen. Dan zal de gang van zaken zijn dat als het akkoord er komt, de middelen worden toegevoegd aan het Provinciefonds en het Gemeentefonds. Wat je dan dus zult zien is dat er een hogere uitkering Provinciefonds ontstaat. Het College stelt voor om het te doen zoals op blz. 52/53 staat. Dhr. Slager heeft reeds goed aangegeven dat het College ook niet wacht. Men is begonnen, het gaat in overleg met de gemeenten, men zit goed op stoom. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) merkt op dat hij een vraag had gesteld met betrekking tot particulier natuurbeheer en het nieuwe stelsel natuur- en landschapsbeheer zoals er voorlichting is geweest. De provincie gaat extra geld reserveren om een soort kennisverbetering tot stand te brengen bij particulieren en agrariërs. In hoeverre heeft dat nieuwe stelsel nog invloed op die post? De voorzitter verduidelijkt dat het gaat om de investering in kennis van particuliere beheerders om aan te sluiten op de regelingen en hoe zich dat verhoudt met de voorlichting die de commissie vanmorgen heeft gehad over dat nieuwe stelsel. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) geeft aan dat het er zeker verband mee houdt. Het College zal daar op dezelfde manier mee omgaan zoals dat nu al gebeurt. Het nieuwe stelsel heeft geen invloed op de voorlichting – het heeft wel invloed op de voorlichting: het nieuwe stelsel ga je uiteraard in de voorlichting betrekken, in die zin heeft het wel invloed. Het is vooral ook een ondersteuning om te kijken of het in je bedrijfsvoering past en enige voorlichting aan mensen (groepen en individuen) die het zouden willen doen. De voorzitter concludeert dat het stuk als A-stuk naar de Statenvergadering gaat. 10.
Brief van GS van 6 mei 2008, nr. 2008-21.140/19/A.15, RP, betreffende Voorontwerp partiële herziening bestemmingsplan De Eems en Dollard, Buitengebied en Borgsweer, gemeente Delfzijl
Dhr. Stevens (ChristenUnie) stelt dat er eindelijk een tunnel onder de Eems komt. Er is lang naar gestreefd. In het stuk is nu te zien dat het gerealiseerd wordt. Dhr. Stevens vroeg zich af wie de eer krijgt om deze tunnel te openen. Hij heeft twee suggesties: het Tweede Kamerlid Rikus Jager die hier al lang voor gepleit heeft en gedeputeerde Bleker, die al gewend is aan landelijke media-aandacht. De ChristenUnie kan zich vinden in het voorstel dat er ligt. Alhoewel het afwijkt van de planologische beperkingen, onder andere in het POP, blijkt uit de verschillende onderzoeken dat het toch logisch is dat er gewoon via een korte rechte lijn een dergelijke tunnel wordt aangelegd. Mw. Stavast (GroenLinks) verklaart dat GroenLinks eveneens akkoord kan gaan met het voorstel. De GroenLinks-fractie vindt wel dat de commissie Bestemmingsplannen belangrijke aanvullende voorwaarden heeft genoemd voor de aanleg. Die voorwaarden zijn ook overgenomen. Overigens, het is vanochtend al eerder aan de orde geweest, blijft het vervelend dat er een omstreden gebied is en dat er na zo veel jaren nog steeds geen duidelijke grens is tussen twee landen in de EU. Het blijft gevoelig, maar het brengt wel hoge kosten en een hoop extra werk met zich mee. Dat is jammer. De voorzitter deelt mee zelf voorstander te zijn van steeds grotere gebieden die onduidelijk aan een land toehoren.
16
Mw. Stavast (GroenLinks) wil op een later moment daar de argumenten wel eens voor horen. De voorzitter zal deze graag geven. Dhr. Keurentjes (CDA) was even verrast door de opmerking van de voorzitter. Hij wil in eerste instantie een reactie geven op de opmerking van de ChristenUnie. Er worden allerlei suggesties gedaan wie de tunnel zou kunnen openen. Dhr. Keurentjes informeert of hij uit de opmerkingen van dhr. Stevens op mag maken dat, wetende hoe die heren zich verhouden tot die tunnel, ook de ChristenUnie vóór een tunnel is met een veel grotere afmeting als wat nu wordt voorgesteld. De voorzitter onderbreekt en merkt op dat wie de tunnel mag openen, niet op de agenda staat. Dhr. Keurentjes (CDA) stelt dat de politieke vraag is of vanuit de ChristenUnie wordt voorgesteld om een tunnel met andere afmetingen voor te stellen. Het CDA kan met het stuk instemmen. Dhr. Calon (gedeputeerde) constateert dat de Staten unaniem kunnen instemmen. Hij is daar blij om. Hij zou het de Gasunie laten openen, want dhr. Jager wil een brug en geen tunnel en dhr. Bleker heeft wel wat anders aan zijn hoofd dan dingen te openen. Het is heel druk. De Gasunie bloedt hier flink. Er is flink onderhandeld. Zeker de provincieambtenaren verdienen hier een compliment. Ze gaan hier ontzettend zwaar betalen voor een praktische oplossing. Er zullen door die tunnel waarschijnlijk ook nog andere leidingen gelegd worden, die worden meegenomen tegen kostprijs. Dat is op zich een goede zaak. Betwist gebied. Er is in de subcommissie Noord al jaren discussie over. Het ligt nu op Landesebene bij de nationale lidstaat en aan de andere kant bij Niedersachsen, zelfs in Bremen. Het schiet in het geheel niet op. Dhr. Calon begrijpt de opmerking van de voorzitter, maar als je dan kijkt wat er aan wetgeving op elkaar afgestemd moet worden, zou hij het op dit moment nog niet willen onderschrijven, want dan wordt de ellende nog veel groter. In tweede termijn Dhr. De Vey Mestdagh (D66) constateert dat er meer functies in die tunnel kunnen. Er is ooit over een brug gesproken richting Emden. Het is natuurlijk een beetje luchtfietserij. Dhr. Calon (gedeputeerde) bevestigt dat het luchtfietserij is. De voorzitter constateert dat het stuk als C-stuk naar de plenaire vergadering gaat. 11.
Brief van GS van 1 april 2008, nr. 2008-16.642/14/A.15, LGW + bijlage betreffende Actieprogramma Weidevogels - Akkervogels Groningen
De voorzitter geeft het woord aan dhr. Havenga. Zijn betoog wordt hier integraal weergegeven. Dhr. Havenga (Agrarische Natuurvereniging Wierde en Dijk): “Dank u wel, voorzitter. Wij als agrarische natuurvereniging Wierde en Dijk hebben u een notitie toegestuurd met onze aantekeningen erop met betrekking tot de nota Minder doen in meer gebieden. Bij ons is vooral de essentie – omdat we in een gebied zitten met heel veel akkerland – dat wij een duidelijke teruggang zien van met name de akkervogels. Juist ook vanwege de afschaffing van de verplichte braak zal dat in toenemende mate plaatsvinden naar ons oordeel. Maar ook in relatie tot de kerngebiedaanwijzingen
17
hebben wij toch het idee dat een kerngebied niet heilig moet zijn. Wij vinden dat daar waar een biotoop aanwezig is voor akker- en weidevogels die mogelijkheid geboden moet worden om daar agrarisch natuurbeheer op basis van vrijwilligheid aanvullend op normaal agrarisch beheer als een bottom up-systeem te handhaven. Waarom vinden wij dat? Omdat de afgelopen jaren is gebleken dat daar waar een biotoop aanwezig is, je een hele verandering kunt krijgen. In 2005 hadden we in ons gebied nul broedparen aan grauwe kiekendief. In 2006 hadden we er één broedpaar. In 2007 ging het om vijf broedparen en nu hebben we al zeven geteld. Dat is gebeurd, omdat wij vrij veel doen aan duoranden. De experts zeggen dat dit de oorzaak is van deze toename. Een gebied dat ook niet in het kerngebied ligt, is het gebied Krangeweer onder Stedum, dat ook dreigt te verdwijnen. Ik heb u aangegeven hoeveel weidevogels wij daar hebben. Dat liegt er niet om. Juist omdat we daar ook te maken hebben met een paar heel enthousiaste boeren, die er veel aardigheid in hebben. Dat moeten we niet teloor laten gaan. Wij willen u vragen in elk geval een mogelijkheid te creëren dat dit door blijft gaan. Het afschaffen van weidevogelbeheer in de witte gebieden heeft ook gevolgen voor ons als agrarische natuurverenigingen in heel Groningen tezamen, omdat wij gelden gegenereerd krijgen via het Programma Beheer, via de San-os gelden. Als we geen weidevogelbeheer meer doen, zullen wij daardoor ook heel veel geld zelf gaan missen en de inspanning die we doen om zeer enthousiast medewerking te kunnen krijgen van boeren voor weidevogelbeheer niet meer kunnen doen, omdat we daar geen geld meer voor hebben om die mensen enthousiast te houden. Een derde punt is dat je randenbeheer eigenlijk zou moeten laten meegaan in een bouwplanrotatie, het laten mee rouleren met bepaalde hoogwaardige teelten, bijvoorbeeld pootaardappelen of peen, opdat je daarmee de volledige akkerrand tot je beschikking hebt. Maar bij teelten als graan of suikerbieten houd je een vast patroon van akkerrandenbeheer. Wat meer flexibiliteit erin, dat is een heel goede regeling naar ons oordeel. Als de provincie dan toch straks deze regeling gaat toepassen van Programma Beheer, dan zouden wij ervoor pleiten dat deze mogelijkheid aanwezig is. Dat is in wezen de grote lijn die ik wil aangeven en toelichten op onze brief. Ik neem aan dat u die brief gelezen heeft, dus daar hoef ik verder niets over te vertellen. Dank u wel.” Dhr. Miedema (GroenLinks) verklaart dat het mooi is dat het actieprogramma weide- en akkervogels er ligt. In januari 2008 is de motie van GroenLinks aangenomen om dit actieprogramma op te stellen. Toenmalig fractievoorzitter Attie Bos had daarvoor al het initiatief genomen om een rondetafelgesprek over weidevogels te organiseren. De fractie is gematigd positief over het voorstel, met een paar punten van kritiek. Gezien de tijd zal dhr. Miedema niet alle positieve punten noemen. Wat hij niet noemt, kan als positief voor de GroenLinks-fractie worden beoordeeld. De voorzitter vraagt dhr. Miedema één positief punt te noemen. Dhr. Miedema (GroenLinks) geeft aan dat GroenLinks het goed vindt dat de akkervogels ook bij dit plan betrokken zijn. Oorspronkelijk ging het alleen om weidevogels. De inrichting en het beheer van weidevogelgebieden moeten beter. Het plan geeft het ook aan. Er moeten goede SAN- en SN-pakketten komen. Dat past in de presentatie die de commissie in het begin heeft gehad, dat het helemaal nieuw wordt opgezet. Wat GroenLinks betreft ziet dat er wel goed uit. De vraag is wel of de herschikking van het geld voor weidevogelbeheer voldoende is om het doel te halen. De tabel op blz. 3 vindt GroenLinks niet heel duidelijk. In veel zoekgebieden voor weidevogels zal minder dan de helft van de oppervlakte onder de subsidieregeling vallen en dus wellicht niet goed beheerd worden. Dhr. Miedema vraagt of dit wel voldoende is. Het is ook de vraag of extra kavelruil en particulier natuurbeheer voldoende zijn om snel alle natuurgebieden in de EHS met weidevogeldoelstelling in te richten.
18
De klachten van de agrarische natuurverenigingen over de begrenzing van de zoekgebieden. Er moet nog eens goed naar gekeken worden welke gebieden daar nu precies onder moeten vallen. Op zich wordt er in het actieprogramma ook al iets over gezegd dat dat nog komt, maar GroenLinks vindt het echt belangrijk dat er geen gebieden buiten de regeling vallen waar wel veel natuurwaarden zijn, zoals nu in Noord-Groningen met die grauwe kiekendieven. Daar moet men snel op in kunnen springen dat het gesubsidieerd wordt, anders ben je het kwijt voordat je het weet. Daarnaast moet er ook nog geld gevonden worden om 2650 hectare akkervogelgebied te realiseren. Daarvoor wil de gedeputeerde vooral bij het Rijk aankloppen. Hoe groot schat de gedeputeerde de kans in dat dat geld ook bij het Rijk gevonden wordt? Het gaat om een heleboel geld. Andere provincies, zoals Noord-Holland en Friesland, hebben wel extra geld van het Rijk gekregen voor het actieprogramma weidevogels. Waarom zou Groningen dat niet kunnen krijgen? Wat GroenLinks betreft zou er eventueel ook geld van de provincie bij gelegd moeten worden als dat echt nodig is. GroenLinks vindt dat er voor akkervogels een apart platform moet worden opgericht. Het wordt nog een beetje in het midden gelaten in de notitie. GroenLinks denkt dat het beter is om daar een apart platform voor op te richten. Het gaat om heel andere vogels, het gaat om andere boeren. Verder vindt GroenLinks het positief dat het compensatiebeginsel van toepassing verklaard wordt op zoekgebieden voor weidevogelbeheer, maar zij vraagt zich wel af hoe dat precies gaat werken. Er wordt in de brief van LTO ook naar verwezen. Dhr. Miedema verzoekt om een uitleg van de gedeputeerde. GroenLinks vindt het negatief dat de huidige functieaanduiding in het POP niet anders kan of mag. Als de huidige functieaanduiding in het POP niet echt klopt, als die niet echt overeenkomt met die zoekgebieden die nu worden vastgesteld, wat ligt er dan meer voor de hand dan om gewoon het POP aan te passen? Het gaat dan met name om de functie landbouw met natuur, dat is specifiek voor weide- en akkervogels. Volgens dhr. Miedema zitten er niet zo veel beperkingen op die functie. Wat GroenLinks betreft zou het POP aangepast moeten worden. Daar zal GroenLinks bij de behandeling van het POP ook zeker op terug komen. Er is gekozen voor de grutto en de veldleeuwerik als gidssoorten. Op zich zijn dat wel goede soorten als gidssoorten, maar GroenLinks is toch bang dat de andere soorten weidevogels wat wegvallen. Ze worden nauwelijks genoemd in dit plan. Het zou best kunnen dat ook andere soorten andere maatregelen nodig hebben, met name kritische soorten als watersnip, kieviet en scholekster, die soms op maïsakkers broeden en soms andere maatregelen nodig hebben. Er moet daarbij goed op worden gelet dat die vogels niet vergeten worden. Tot slot nog een vraag over de monitoring. GroenLinks vindt het verhaal nog een beetje vaag zoals dat in het plan staat. Zij vraagt zich af of er toch niet wat geld voor beschikbaar gesteld moet worden. Dat staat op dit moment nog niet in het verhaal. Dhr. Haasken (VVD) stelt dat de richting die in de nota wordt aangegeven, de VVD-fractie wel aanspreekt. De VVD wil ervoor pleiten om de aanwijzing van de gebieden in nauw overleg met de betreffende beheerders te doen, waarbij je uiteindelijk komt tot een zekere comprimering van de terreinen. Daar ben je aan gehouden om dat te gaan doen. In het verleden is vrij intensief gesproken over diverse vormen van beheer, zoals mozaïekbeheer. Waar in het verleden weinig aandacht aan is besteed en wat volgens dhr. Haasken cruciaal is voor een goed weidevogelbestand, is de bodemvruchtbaarheid. Als die op peil is, heb je ook een intensief bodemleven. Dat is voorwaarde voor de aanwezigheid van weidevogels. Dhr. Haasken zou daar aandacht voor willen vragen. Het betekent gewoon, in de woorden van dhr. Haasken, ‘oude stront in de grond’. Er wordt, zij het enigszins terzijde, gepraat over compensatie. Dhr. Haasken zou graag meer horen over het natuurcompensatiebeginsel van het College.
19
Mw. Hazekamp (PvdD) deelt mee dat de PvdD-fractie zich in grote lijnen volledig kan aansluiten bij de vragen en opmerkingen van GroenLinks. Zij vindt het jammer dat – zoals zo vaak – ook hierbij geld de beperkende factor is voor bescherming van dieren. Als je dan al beperkte middelen hebt, moet je het in elk geval goed investeren op plaatsen die kansrijk zijn. Op blz. 39 staat dat de scenario’s, zoals die nu zijn berekend, uitgaan van een matige schaalvergroting in de landbouw. De PvdD vraagt zich af, als bijvoorbeeld wordt gekeken naar de gebieden die hier nu zijn aangewezen, of de provincie dan ook bereid is om die schaalvergroting te beperken. Mw. Hazekamp noemt als voorbeeld het Oldambt, een kansrijk gebied voor bijvoorbeeld de grauwe kiekendief, maar die heeft er ook geen baat bij als graan daar bijvoorbeeld vervangen wordt door maïs. Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) geeft aan dat dit onderwerp vorig jaar in de Staten aan de orde is geweest. De ChristenUnie heeft toen de moties die daarover zijn ingediend mede ondertekend en de zorg uitgesproken over de weidevogels en gesteld dat deze geholpen moesten worden. Zij heeft toen een aantal opmerkingen geplaatst dat de conclusies en aanbevelingen die werden getrokken nog weinig concreet waren en dat zij zouden moeten worden omgezet naar actiepunten. Voor ligt nu een plan met daarin heel concrete doelstellingen geformuleerd en enkele heldere actiepunten op het gebied van gerichte investeringen in de zoekgebieden en samenwerking met terreinbeherende en particuliere organisaties. In goed overleg worden voorwaarden gecreëerd voor een goed weidevogelbeheer. Dat is voor de ChristenUnie ook een uitgangspunt. Gekozen is voor een benadering van meer doen in minder gebieden. Je kunt daar meerdere interpretaties op loslaten, enerzijds die van het melkpannetje, zoals een fractieondersteuning aanhaalde: als je veel op één plek doet, dan kookt het vanzelf over en zal het vanzelf zijn effect hebben buiten het zoekgebied, of de benadering dat er eventueel te grote witte gebieden tussen die zoekgebieden zullen komen. Wat gebeurt er nu met boeren die buiten de zoekgebieden vallen en die al succesvol met weidevogelbeheer bezig zijn, dus waar al draagvlak is. Niet alleen de inspreker gaat in op dit punt, ook de LTO. De ChristenUnie is zeer benieuwd naar de reactie van de gedeputeerde hierop. Hoe wil hij daarop inspringen? Het zijn reeds lopende initiatieven, je zou dat op een goede manier moeten benaderen. Mw. Van der Graaf ziet de gedeputeerde een beetje bewegen met zijn hoofd, maar zij kan dit niet duiden. Een ander punt is dat de opmerking die onderaan blz. 15 wordt gemaakt, dat als het absorptievermogen van de landbouw te beperkt is om het gewenste beheer in zoekgebieden toe te passen, overwogen zal moeten worden om meer zoekgebieden aan te wijzen als natuurgebied. Er is uit onderzoek niet gebleken dat natuurbeheer beter werkt dan daar buiten als het gaat om weidevogelbeheer. Waarom wordt deze keuze gemaakt? De financiën. Het is belangrijk om voldoende middelen ter beschikking te hebben om hier wat aan te kunnen doen. Aangegeven is dat er inzet wordt gepleegd om nationale middelen daarvoor te gebruiken. Te lezen valt in het document dat dit nog afhankelijk is van de bereidheid van het Rijk. Mw. Van der Graaf informeert of de gedeputeerde kan aangeven wanneer hier meer duidelijkheid over komt. Mw. Mortiers (PvdA) geeft aan dat dit actieprogramma al langere tijd een punt van zorg is. Het is mooi dat de gedeputeerde op dit punt stevig wenst aan te pakken. Daarvoor is hij ook door de agrarische natuurverenigingen onder andere bij brief van Wierde en Dijk terecht geloofd. Voor de PvdA-fractie is echter niet duidelijk wat wordt bedoeld. Op blz. 5 is te lezen: “Daarbij hanteren wij een doelstelling die erop gericht is om voor de negatieve ontwikkelingen van populaties per 2010 te stabiliseren tot op een niveau van 2006”. Dat botst een beetje met wat op blz. 11 te lezen is: “Binnen tien jaar een stabilisatie als doelstelling van de populatie akkervogels en weidevogels realiseren op het niveau van 2006”. Is nu 2018 bedoeld of 2010 als jaar waarin men de populatie wil stabiliseren? Zit er niet een tegenstrijdigheid op blz. 19, waar staat: “De uitdaging zit in de vraag of we in het kader van dit actieprogramma in staat zijn om zonder de landbouw beperkingen op te leggen, de situatie voor de vogels te verbeteren”? Hoe moet dan de subsidie worden
20
gezien die in het kader van het programma Beheer ter compensatie aan boeren wordt verstrekt omdat ze immers beperkt worden in hun bedrijfsvoering? Wierde en Dijk wees in haar brief – en ook zojuist bij monde van de inspreker – op het ontbreken van het gebied Stedum-Krangeweer op de kaart. Kan op grond van het aantal broedende vogels ook dit gebied niet worden betrokken? Verder is de PvdA natuurlijk zeer benieuwd naar de aanleiding van de opmerkingen die Wierde en Dijk hier maakte, hoe de gedeputeerde Hollenga hierop zal antwoorden, want zoals hier terecht naar voren werd gebracht is een aantal boeren zeer enthousiast bezig met het beheer van deze vogels. Mw. Mortiers vindt het minstens zo belangrijk dat een heleboel burgers als vrijwilligers bij dit soort projecten zijn betrokken. Zij weet niet hoe groot die vertegenwoordiging van gewone burgers naast agrariërs is in de agrarische natuurverenigingen, maar zij heeft de indruk dat de agrarische natuurverenigingen steeds meer belangstellende burgers onder hun leden krijgen. Er zijn enthousiaste initiatieven en enthousiaste boeren op dit terrein. Het zou jammer zijn wanneer de bottom up-benadering zou worden verlaten. Een vierde punt betreft het IPO. Heeft de overname van het weidevogelverbond door het IPO en de ter beschikking stelling door het ministerie van LNV van één fte nog consequenties voor de voorliggende plannen? Hoe heeft het Rijk gereageerd op actiepunt 7 om 1905 hectare structureel voor akkervogels te financieren? Dhr. Keurentjes (CDA) stelt dat het actieprogramma ervoor kiest om meer te doen in minder gebieden en concentratie in die gebieden die het meest kansrijk zijn. De plannen voor het programma weidevogels zijn nagenoeg kostenneutraal, maar voor de akkervogels nogal ambitieus. Daarvoor zijn rijksmiddelen nodig. De fractie vindt het actieprogramma een goede aanpak, maar zij vraagt zich wel af hoe realistisch het is als wordt gekeken naar die financiering. Het CDA heeft een vraag of opmerking over het compensatiebeginsel. Het zoekgebied is in het POP gewaarborgd. Dan wordt er echter opeens gesproken over het compensatiebeginsel, ook voor de uitgebreide zoekgebieden. Het CDA verzoekt dit toe te lichten. De zorg van het CDA is dat het van toepassing verklaren van het compensatiebeginsel de vrijwilligheid, de bottom up-gedachte in de weg kan zitten en daarmee de vrijwilligheid benadeelt. Mensen kunnen er kopschuw van worden. Dat zou een ernstige belemmering zijn van dit programma. Dhr. Keurentjes verzoekt het College om een reactie hierop. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) stelt dat in tegenstelling tot het gebied van het arbeidsmarktbeleid waar dit College niet wenst te focussen op belangrijke zaken, dit wel gebeurt met betrekking tot weidevogels en akkervogels. D66 denkt dat het focussen op kansrijke gebieden de effectiviteit ten goede zal kunnen komen. D66 sluit zich deels ook aan bij de vragen van GroenLinks met betrekking tot de POP-uitwerkingen die zij gesteld hebben. Het zou jammer zijn als de focus op kansrijke gebieden bestaande situaties van natuurbewust boeren feitelijk om zeep zou helpen. Akkerranden- en randenbeheer in zijn algemeenheid hebben natuurlijk niet alleen maar invloed ten aanzien van de biotoop voor vogels, maar hebben een veel grotere invloed. D66 zou ook kunnen denken dat separaat aan de concentratie en focussen op kansrijke gebieden voor vogels, er tegelijkertijd wel degelijk ook gekeken wordt naar de mogelijkheid om met betrekking tot groenblauwe diensten andere enthousiaste boeren die daarmee bezig zijn en vrijwilligers in het zadel te houden. Dhr. Blom (SP) verklaart dat de SP in eerste instantie blij is met dit actieplan. Er gebeurt iets meer dan vroeger. De concentratie van beheer in kansrijke gebieden lijkt de SP in eerste instantie een goede insteek. Toch moet men voorzichtig zijn met optimisme. De tijd zal leren of deze aanpak ook daadwerkelijk helpt. De SP geeft het plan het voordeel van de twijfel. Winstpunten zijn duidelijk de conclusies van deze nota, waaronder met name de eerste. Het zijn namelijk de maaimachines die de neergang van de weide- en akkervogelpopulaties bepalen, niet zozeer predators als vossen en dergelijke. Intensief graslandbeheer betekent
21
meer neergang van weidevogels en akkervogels. Juist daarom is het goed dat boeren nu gericht worden betrokken door middel van meer beheerpakketten. Voorts wil dhr. Blom zich aansluiten bij de inspreker. De bijdragen van boeren buiten de gebieden moeten blijven kunnen. Dhr. Haasken (VVD) geeft aan dat dhr. Blom stelde dat de neergang te wijten is aan de maaimachines. Hoe beoordeelt hij dan de teruggang in de weidevogelstand in de natuurterreinen waar juist een specifiek beheer gericht was op weidevogels? Dhr. Blom (SP) erkent hier niet veel verstand van te hebben. Hij richt zich op wat er in het rapport staat, namelijk dat de teruggang van weidevogels bepaald wordt door het intensieve graslandbeheer. Dhr. Haasken (VVD) acht dit een enigszins selectieve conclusie. Tijdens de rondetafel bijeenkomst heeft men heel nadrukkelijk van de kant van de terreinbeheerders kunnen vernemen dat ook in hun terreinen de stand van de weidevogels terugloopt, ondanks het specifieke beheer dat erop werd gepleegd. Dhr. Blom (SP) stelt dat het niet wegneemt dat buiten die natuurgebieden de conclusie boven water blijft. Dat impliceert dat je op dat gebied maatregelen moet treffen. Dan is het alleen maar zinvol als boeren aangelokt en gestimuleerd worden om via beheerpakketten de mogelijkheid te hebben daar wat aan te doen. Als boeren dan ook nog enthousiast zijn om dat te doen, kan men dat alleen maar met beide handen aangrijpen, aldus dhr. Blom. Daarnaast vindt de SP het ook belangrijk dat er betere monitoring komt, omdat het uiteindelijk de bedoeling is dat men kan zien wat er gebeurt. Als het plan op een gegeven moment niet goed blijkt te werken en de teruggang van de akker- en weidevogels door blijft zetten, moet de provincie kunnen doorpakken. Dat wil zeggen dat er meer geld zou moeten komen en eventueel uitbreiding van zoekgebieden en maatregelen. Dhr. Hoiting (PvhN) deelt mee dat de PvhN-fractie blij is met deze notitie met de aandacht voor de weide- en akkervogels in de provincie Groningen. Zij deelt de twijfels die al uitgesproken zijn of het allemaal adequaat zal zijn om de vogels hiermee voldoende te beschermen en de aantallen in stand te houden of te verbeteren, zeker wat betreft de akkervogels. In dat verband is het belangrijk dat men er alert op is dat er ook voldoende akkerbouwgronden blijven bestaan. Er is de laatste decennia een omslag geweest dat er steeds meer veehouderijen bij komen en akkergronden omgezet worden in weidegebieden, wat voor de weidevogels misschien wel interessant is, maar de provincie moet er in haar beleid alert op zijn dat er voldoende akkerbouwgronden blijven bestaan. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) dankt de commissieleden voor het feit dat de keuze die het College gemaakt heeft ten aanzien van de aanpak voortvloeiende uit de moties in januari 2007 Statenbreed wordt onderschreven. Het was voor dhr. Hollenga een uitdaging om met de motie, die hij zelf mede onderschreven heeft en die hij vrij snel na zijn aantreden voor de neus kreeg, aan de slag te gaan, omdat hij daarmee iets had waar te maken dat hij zelf ook wilde. Er is geprobeerd om dat in deze nota ‘Meer doen in minder gebieden’ te verwoorden. Terecht dat Attie Bos genoemd werd als degene die een aanzet heeft gegeven in 2006. Zij was een van de eersten die deze nota van de gedeputeerde toegestuurd kreeg met een begeleidend briefje, waar zij meteen op gereageerd heeft. Als men kijkt naar het beleid dat in het stuk staat, is het de gedeputeerde opgevallen dat de laatste weken met name de presentatie van Hans Schekkerman, een bevestiging vormen van het beleid dat het College wil gaan voeren met betrekking tot akker- en weidevogels. Het geeft een steun in de rug om op deze manier de problematiek op te pakken. Terecht is opgemerkt dat nog moet blijken of het gaat werken. Op basis van de ervaringen van de mensen in dit huis, maar ook van de gesprekken met andere deskundigen en de mensen in het veld is vastgesteld dat dit een werkwijze is die ertoe leidt
22
dat het weer de goede kant op moet gaan. Het moet echter nog wel blijken, want op een gegeven moment kunnen er zich ook andere omstandigheden voordoen die tegenvallers tot gevolg hebben. Er is door meerdere sprekers aandacht gevraagd voor de vrijwilligers die betrokken zijn bij akker- en weidevogelbeheer. Dat is de gedeputeerde bekend. Er is intensief overleg geweest met de terreinbeherende organisaties, maar ook met de agrarische natuurverenigingen. Het College gaf aan – dat was ook een lijn die in het weidevogelverbond al was verwoord – dat je niet overal alles moet willen doen, omdat dat niet werkt. Je moet proberen te concentreren, om op die manier de stabilisatie te realiseren. Ook bij de agrarische natuurverenigingen was het toen wel duidelijk dat het ook gevolgen zou kunnen hebben voor het beleid dat er nu is. De gedeputeerde geeft aan daar wel oog voor te hebben. Er is in de nota getracht aan te geven hoe men daar in bepaalde situaties mee om wil gaan. De agrarische natuurverenigingen zijn tot stand gekomen doordat er de mogelijkheid was voor bijvoorbeeld een licht weidevogelpakket. Daar is ruimschoots gebruik van gemaakt. Het College wil de beschikbare middelen nu geconcentreerd inzetten. Dat betekent dat er hectares afvallen. Dat betekent iets voor het draagvlak van die agrarische natuurverenigingen. De gedeputeerde heeft echter steeds gezegd dat er ook andere interessante zaken zijn die agrarische natuurverenigingen kunnen oppakken. De vereniging die hier heeft ingesproken – Wierde en Dijk – pakt naast akker- en weidevogelbeheer ook andere zaken op die boeren, grondeigenaren als interessant zien als het gaat om natuur en landschap. De provincie moet daar oog voor hebben. Als er verenigingen zijn die ook andere initiatieven oppakken naast biodiversiteit, landschapselementen onderhouden, et cetera, dan moet de provincie die agrarische natuurverenigingen ook kunnen ondersteunen. Zo heeft een project van BoerenNatuur om burgers meer te betrekken bij agrarisch natuurbeheer en bij het boerenbedrijf enige ondersteuning van de provincie gekregen om dat project de komende drie jaar uit te voeren. Daarbij probeert de provincie ook een basis te leggen richting de agrarische natuurvereniging, omdat het College ze in stand wil houden, omdat ze waardevol is voor vele zaken die op het platteland van belang zijn. Het College heeft daar zeker oog voor. Daarnaast is gezegd dat, als je gaat concentreren, er buiten die gebieden soms ook nog gebiedjes zijn waar je toch iets moet doen. Er is een bepaald voorbeeld genoemd. Dat is ook de reden geweest dat het College in elk geval heeft aangegeven dat het College buiten de zoekgebieden sowieso 150 hectare wil reserveren voor ‘de parels’ buiten de zoekgebieden. Die zijn soms tot stand gekomen door toevalligheden, maar vaak ook doordat er op dat moment vrijwilligers en grondeigenaren heel actief bezig zijn geweest. Daar waar die parels gehandhaafd kunnen worden, zal dit ook zeker gebeuren. Vandaar dat daar ook de ruimte voor is gecreëerd. Dhr. Miedema (GroenLinks) vraagt of de begrenzing van de zoekgebieden al voor 100% vastligt. Er moest toch nog over gepraat worden? Dhr. Hollenga (gedeputeerde) ontkent. Het College heeft toegezegd aan de terreinbeherende organisaties en de agrarische natuurverenigingen dat het vaststellen van de zoekgebieden in overleg gaat met de grondeigenaren. Vanmorgen heeft de commissie een presentatie gehad van het nieuwe agrarische natuurbeleid. Daar zit dat ook in. Het College speelt daar dus meteen op in. Na de zomer gaat men in deze provincie al praten met de grondeigenaren hoe men mede op basis van deze nota, rekening houdend met het nieuwe programma Beheer, komt tot de beste zoekgebieden waar in de toekomst de gelden op ingezet worden. Er is gezegd dat het terecht is dat het College de akkervogels apart heeft benoemd. Dat is een strategie geweest, omdat het College van mening is dat de akkervogel een beetje ondergesneeuwd blijft bij de weidevogel, terwijl de akkervogel zeker in de provincie Groningen een heel belangrijk element is. Er is gevraagd of er niet een akkervogelplatform zou moeten zijn. Via de IPO-lijn heeft de gedeputeerde gezegd dat er druk uit Groningen is voor een akkervogelplatform, maar het is beter om gezamenlijk op te trekken als weidevogelverbond en akkervogelverbond dan naast elkaar te werken. Het
23
weidevogelverbond heeft in de laatste regiegroepvergadering op initiatief van dhr. Hollenga gezegd erop terug te zullen komen en van mening te zijn dat de akkervogels op dezelfde manier meegenomen moeten worden in het weidevogelverbond. Heeft de provincie Groningen geen extra middelen voor weidevogels gekregen, net als Friesland en NoordHolland? Ja, dat heeft de provincie Groningen wel. De provincie doet mee in het weidevogelverbond en in het actieplan van dat weidevogelverbond. Ook daarvan heeft men de afgelopen jaren nog wat middelen gekregen. Om meer middelen te krijgen, moet er veel meer gebeuren. Dat is ook de inzet geweest richting het Rijk en richting Europese toeslagrechten om na te gaan in hoeverre daar gebruik van gemaakt kan worden. Minister Veerman heeft nog niet zo lang geleden gezegd dat er € 34 miljoen extra nodig is aan gelden. De provincie claimt daarvan ruim € 3 miljoen, slechts 10%. Het kabinet moet dat echter nu waarmaken. Het College zal het kabinet daar op aanspreken. Dhr. Hollenga is daar mee bezig en gaat daar mee door via de IPO-lijn, maar ook vanuit de provincie. De provincie gaat zeker door met de monitoring. De provincie Groningen is een van de weinige provincies die redelijk veel formatie heeft zitten op monitoring. Dat geeft ook aan dat men zo’n nood met een goede onderbouwing naar buiten kan brengen en verder kan brengen, het land in, ook in de lobbyactiviteiten. Compensatie. Kennelijk is dat niet duidelijk in de nota verwoord. De compensatie waar het om gaat, is de compensatie zoals die nu ook al bestaat. Het gaat om compensaties als wanneer heel interessante weidevogelgebieden in de provincie aangetast worden door infrastructuur, bedrijventerreinen, et cetera. Het gaat dus om situaties waarbij gebieden verloren gaan door ingrepen van overheden. Dan moet gekeken worden of dat gecompenseerd kan worden. Het College wil die vrijwilligheid ten aanzien van weidevogelbeheer en de vrijwilligheid om de vrijwilligers erbij te betrekken, handhaven. Het is niet zo dat als ergens iemand niet mee wil doen aan weidevogelbeheer, dat dit dan gecompenseerd moet worden. Dat zou te gek zijn en dat zet ook de vrijwilligheid onder druk en dat wil het College niet. Het is van belang om zowel de grondeigenaren als de burgers die vrijwillig meedoen zo goed mogelijk vast te houden voor dit belangrijke werk. Dhr. Keurentjes (CDA) vraagt of de gedeputeerde kan toelichten wat hij precies bedoelt. Hij zegt namelijk aan de ene kant dat vrijwilligheid bovenaan staat en aan de andere kant zegt hij dat als door ingrijpen van de overheid er gecompenseerd moet worden, die claim boven de markt hangt. Het gaat om het dilemma dat mensen die vrijwillig meedoen die keuzevrijheid willen behouden. Als er wel een compensatie boven de markt hangt, ligt er een claim. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) geeft aan dat je op dat moment gaat kijken waar je dan met je zoekgebied naartoe moet, uiteraard weer op vrijwillige basis. Dhr. Miedema (GroenLinks) vraagt of de compensatie dus niet geldt in het geval een goed weidevogelperceel, grasland, wordt omgezet in akkerland, in maïsland. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) geeft aan dat er bestemmingsplannen zijn die zeggen dat het in bepaalde gebieden niet eens kan. In bepaalde gebieden is het daarmee veilig gesteld. Dhr. Miedema (GroenLinks) merkt op dat het slechts heel beperkt geldt. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) verklaart dat de zoekgebieden en de plekken waar weidevogelbeheer plaatsvindt, die gebieden zijn waar echt geen grote omzetting in akkerbouw plaatsvindt. 2010 of 2018. Uitgangspunt is 2010 en de zaak te stabiliseren op 2006. Mw. Mortiers (PvdA) vraagt of het dus niet nog acht jaar daarna wordt uitgesteld. Dat stond namelijk als verwarrende factor in het stuk. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) hoopt van niet.
24
Dhr. Havenga (Wierde en Dijk) verklaart dat de agrarische natuurvereniging de duidelijke overeenstemming ziet met datgene wat hier in de Statencommissie wordt besproken. Het is misschien aardig om een toelichting te geven op de activiteit van Wierde en Dijk. De vereniging is een kleine uitzondering op de meeste agrarische natuurverenigingen, omdat zij zowel honderd leden in de agrarische sfeer heeft als honderd leden in de burgersfeer. Die zitten ook in het bestuur. Er is een bijzonder goede uitwisseling. Daarnaast werkt de vereniging met veertig vrijwilligers voor weidevogelbescherming, die zo veel mogelijk proberen aan te geven waar weidevogels zich bevinden. De vereniging heeft al sinds een aantal jaren een schouwprotocol en een schouwcommissie die erop toeziet dat gelden die van de publieke sfeer naar de boeren toe gaan, goed worden besteed en dat de boeren de regels naleven. In tweede termijn Dhr. Miedema (GroenLinks) is op grote lijnen tevreden met de beantwoording. Er zijn nog twee vragen blijven liggen. De eerste vraag betreft de eventuele aanpassing van het POP, of het toch niet handiger zou zijn om daar de functie landbouw met natuur voor die zoekgebieden weidevogels toe te kennen. De tweede vraag is of de andere weidevogels dan de grutto en de veldleeuwerik nog wel aan bod komen in het beleid van de provincie. Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) geeft aan dat er van de ChristenUnie nog een vraag is blijven liggen. Het betrof de keuze natuurgebieden aan te wijzen als landbouwgebied niet voldoet. De ChristenUnie is blij met de inzet van de gedeputeerde, dat hij toch wil kijken naar parels buiten de zoekgebieden. Dhr. Hollenga stelt dat het kabinet het nu moet waarmaken. Vorig jaar werd daar ook al op gewacht. Mw. Van der Graaf vraagt of de gedeputeerde kan aangeven wanneer er wat duidelijkheid over komt. Dhr. Keurentjes (CDA) wenst de constatering bevestigd hebben dat, als het gaat over het compensatiebeginsel, het gewoon een inspanningsverplichting is vanuit de overheid. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) wenst de hoop uit te spreken dat de voortvarendheid van de aanpak van de gedeputeerde ook geldt voor de moties die worden aangenomen die niet door hemzelf persoonlijk mede zijn ondertekend. De afvallende hectares. De gedeputeerde geeft aan dat er wellicht andere zaken opgepakt kunnen worden in het kader van natuurbeheer. Dhr. De Vey Mestdagh informeert hoe actief de gedeputeerde daarmee omgaat. Is het zo dat als straks de gebieden definitief worden aangewezen, ook vanuit de provincie actief gekeken wordt, daar waar op dit moment de gelden voor vogelbeheer een behoorlijke extra natuurwaarde opleveren, die dan wegvallen, of er eventueel groenblauwe diensten voor in de plaats kunnen komen of dat de gedeputeerde dit af laat hangen van de aanvragen die er op dat terrein komen? Dhr. Blom (SP) wenst graag meer toelichting van de gedeputeerde op zijn vraag of, als het plan eventueel niet blijkt te werken, er dan nieuwe initiatieven komen, bijvoorbeeld meer geld en uitbreiding van zoekgebieden. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) gaat in op de compensatie. Hij wijst op de zin: “Daarmee wordt gegarandeerd dat verlies aan natuurwaarden als gevolg van ingrepen van bovenmaatschappelijk belang – uitbreiding stad/dorp, uitbreiding infrastructuur, uitbreiding van industrie – gecompenseerd wordt elders in het zoekgebied”. Daar gaat het om. Op een gegeven moment raak je een stuk kwijt en ga je kijken waar je elders, binnen het zoekgebied, de resultaten zou kunnen halen, omdat je op dat moment ook hectares kwijt bent en het geld dus ook vrijkomt. Je zult het dus op een andere manier in kunnen zetten. Als er stukken verloren gaan, dan komt er geen nieuwe natuur bij. Dan ga je in andere reservaatgebieden kijken waar je alsnog die kwaliteiten ook kunt realiseren. Het is
25
niet zo dat er nieuwe natuur bij komt. Je gaat gewoon binnen de bestaande hectares die je hebt, kijken waar je het kunt inzetten. Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) vindt dit op zich een prima reactie, maar het valt niet af te leiden uit de zin zoals die geformuleerd is. Er staat heel helder dat er dan overwogen moet worden om meer gebieden aan te wijzen als natuurgebied. Mw. Van der Graaf leest dat als nieuwe natuurgebieden. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) geeft aan dat, voordat de nota definitief wordt vastgesteld, er een zin in zal komen: “Binnen de begrensde gebieden”. Aanpassing POP. Bij POP-3 zal worden gekeken hoe daarin het bestaande en het voorgenomen beleid met die gebieden vertaald kunnen worden, of het specifiek als begrensd gebied moet worden aangeduid of – zoals nu ook al het geval is – als zoekgebied. Het College gaat daar rekening mee houden. De veldleeuwerik en de grutto. Op basis daarvan zijn de berekeningen gemaakt. Natuurlijk wordt er ook gekeken naar die andere interessante vogels die meeliften op deze gebieden. Het is niet zo dat alleen wordt gefocust op deze twee soorten. De gelden. De voorganger van minister Verburg – minister Veerman – heeft gezegd dat er een tekort was. Dat was bij de presentatie van het weidevogelverbond. Vandaar dat de gedeputeerde nu ook via het weidevogelverbond aandacht voor de akkervogels vraagt. De minister heeft het duidelijk uitgesproken. Elk jaar bij de Begroting komt het ook terug. Elk jaar gaat de Kamer bij de Begroting echter de fout in, doordat alleen een motie wordt ingediend voor € 1 of 2 miljoen voor één jaar. Ze hebben nog steeds niet structureel geld vastgelegd in hun Begroting. Vandaar dat de gedeputeerde wel eens heeft uitgesproken dat de huidige minister het nu als een uitdaging moet zien om het waar te maken. Desnoods doet ze het maar via de Europese gelden die vrijkomen als er wel een verplichte modulatie komt. Dan komt er in 2009 of 2010 al geld vrij, anders zeker in 2013. Daar zal in de lobby richting de Tweede Kamer en richting Europarlement volop op ingezet worden. Ingaande op de vraag van D66 geeft de gedeputeerde aan regelmatig overleg te hebben met agrarische natuurverenigingen. De suggestie die dhr. De Vey Mestdagh heeft gedaan, is wel met de clubs besproken, maar op het moment dat men bezig is en tot een afronding komt met betrekking tot waar de kerngebieden komen te liggen, zal de gedeputeerde samen met hen op een rijtje zetten wat het betekent voor de agrarische natuurverenigingen en ook met hen bezien wat het betekent voor wat zij nog kunnen betekenen in hun gebied als het gaat om agrarisch natuurbeheer of landschapsbeheer of andere activiteiten in het belang van het landelijk gebied. De voorzitter stelt voor dit naar de Staten te laten gaan als C-stuk. Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) stelt dat als de tekst in het stuk wordt aangepast, het stuk inderdaad als C-stuk naar de Staten kan. Dhr. Blom (SP) verzoekt om een antwoord op zijn vraag wat voor ideeën de gedeputeerde heeft als het plan niet goed blijkt te werken. Mogen er dan nieuwe initiatieven verwacht worden? Dhr. Hollenga (gedeputeerde) geeft te kennen dat dan opnieuw een rondetafelconferentie georganiseerd zal worden. Er zal dan worden besproken wat de analyse is en hoe men tot nieuw aangepast beleid kan komen. De voorzitter verzoekt het daarbij te houden. Men kan moeilijk op alle agendapunten zeggen wat men gaat doen als niet lukt wat men wil. Dhr. Havenga (Wierde en Dijk) heeft van gedeputeerde Hollenga begrepen dat activiteiten anders dan weidevogelbeheer die worden ontplooid door agrarische natuurverenigingen,
26
gefaciliteerd worden. Wierde en Dijk wil graag dat de activiteit van agrarische natuurverenigingen waar op basis van vrijwilligheid nog wel weidevogelbeheer wordt toegepast, gefaciliteerd blijft worden. De voorzitter constateert dat dit naar de Staten kan als C-stuk. 12.
Brief van GS van 18 februari 2008, nr. 2008-08.269/8/A.16, LGW betreffende Partiële herziening POP-uitwerking waterberging en de brief van GS aan PS van 20 mei 2008 nr. 2008-26.090/21/A.17,LGW
De voorzitter geeft het woord aan mw. Tijdens. Haar betoog wordt hier integraal weergegeven. Mw. Tijdens (inspreker): “Goedemorgen allemaal hier in de provincie. Ik ben blij dat ik even de tijd krijg om mijn visie voor te leggen over het plangebied van de Hamdijk inzake waterberging. Ik ben mevrouw Tijdens, eigenaresse van het pand Hamdijk 29. De dijken worden onnodig hoog in het plangebied, omdat ze niet meer als landbouwgrond worden gebruikt, maar omdat het het plan is – voor zover wij hebben begrepen – dat het een waterberging gebied wordt met water er in. Bij veel regen komt hier dus ook veel water in en dus wordt de hoeveelheid water die daar kan worden opgeborgen kleiner gemaakt dan nodig is. Bij veel regen staat er ook meer water in dan noodzakelijk is. Door de hoogte van de dijken wordt de dijk voor mijn gebouw – vrees ik – wel 10,50 meter, omdat voor mijn bedrijfsgebouw een kolk ligt en daardoor het niveau voor de dijk hoger moet worden, anders loopt het er natuurlijk over. Op het ogenblik kijk ik boven over het land, van boven uit, want de boerderij staat op de dijk van de Hamdijk. Ik heb een prachtig uitzicht. De waarde van het bedrijfsgebouw zakt dus sterk en ik weet niet wat ik nog met het bedrijfsgebouw kan doen, verkopen of verbouwen, et cetera. Door het gebied loopt ook een afwatering van het hele gebied voor afwateren van water. Ik weet ook niet waar het diep nu op terechtkomt, dus ik ben bang dat we straks midden in het water komen te zitten als dat niet wordt geregeld. Ook de informatie over dit gebied en de hele situatie vind ik heel slecht. Ik heb allerlei vragen gesteld, maar heb als antwoord gekregen: ‘Mevrouw, we weten wel hoe het wordt, maar we kunnen het u nog niet zeggen’. Ik dank u vriendelijk voor uw aandacht.“ De voorzitter geeft het woord aan Daniël Folkersma. Zijn betoog wordt hier integraal weergegeven. Dhr. Daniël Folkersma (inspreker): “Geachte leden van Provinciale Staten, geachte gedeputeerde en verdere toehoorders. Mijn naam is Daniël Folkertsma en ik zit hier namens mijn oudoom. Dat is meneer Tjakko Folkertsma en ik studeer hier in Groningen rechten. Vandaar dat ik, omdat het dusdanig complex is, enig juridisch advies heb mogen geven. Ik heb ook zo mijn eigen mening hierover. Die wil ik graag met u delen. Vooraf wil ik melden dat deze conceptnota redactioneel gezien bijzonder slecht in elkaar zit. Ik weet niet of u dat toevallig is opgevallen. Pagina 43 linksboven had pagina 11 moeten zijn. Bovendien vind ik mijzelf in mijn privacy aangetast, daar mijn contractgegevens openbaar zijn gemaakt. Dat kan volgens mij niet de bedoeling zijn. Het ingediende stuk van belanghebbende dhr. De Wit is niet integraal overgenomen. Wanneer men er naar zou kijken, zie je dat het direct uit de scanner vandaan komt en dat bepaalde gedeeltes door elkaar heen gehusseld zijn, wat de leesbaarheid niet ten goede komt. Bovendien is in het advies in bijlage 2 de naam van de bewoners van de Hamdijk, zoals te lezen is op blz. 127, niet overgenomen. Dat is redactioneel. Nu naar de inhoud waar het toch om gaat.
27
Is er überhaupt sprake van noodzaak tot waterberging? Ten opzichte van oktober, november 1998 is de noodbergingsruimte al ruimschoots gerealiseerd. Dat staat in een aantal rapportages van dhr. Huisman, u misschien bekend. Als u mij zou mailen, dan kan ik die toezenden. Mocht er sprake zijn van wateroverlast, is dan die waterberging de enige optie? Dat is zeker niet het geval. Het plaatsen van een extra gemaal in Nieuwstatenzijl is een optie. Echter, dit is al in een vroeg stadium afgeschoten daar dit te duur zou zijn. De informatie over de prijzen en de afwegingen daarvoor heb ik niet kunnen navinden, misschien heeft u meer informatie gehad. Ik ben er in elk geval zeer benieuwd naar hoe dat werkt. De relevantie van het voorgaande is dat het plaatsen van een gemaal minder ingrijpend is voor zowel burger, natuur als het landschap in de provincie Groningen. Bovendien heeft de bevolking aan de Hamdijk ook alternatieven ingediend – het is een redelijk megalomaan project, als ik die woorden mag gebruiken – zodat het in elk geval enigszins beperkt zou worden. Het gebied Hamdijk/Bovenlanden is door toeval in eigendom bij de provincie Groningen, althans het BBL. Ik weet niet precies waar die afkorting voor staat. Uit de rapportages van projectgroep 2000+ wordt telkenmale gesproken over het gebied BinnenAa. De eigenaren van de gronden nabij het gebied BinnenAa wilden hun land niet vrijwillig verkopen. Het houdt dus in dat het onteigend zou moeten worden. De eigenaren van deze gronden hadden ook de gronden in eigendom in wat nu noodbergingsgebied Hamdijk wordt genoemd. De landbouw heeft zelf voorgesteld om de gronden aan de Hamdijk aan te kopen, maar dan blijven jullie sowieso met de handen van het gebied BinnenAa af. De verantwoordelijke beleidsmakers hebben dit gebied aangeschaft om af te zien van het plan BinnenAa. Je zou dus eigenlijk al kunnen spreken dat er door middel van willekeur deze gronden in eigendom zijn gekomen bij de beleidsmakers. Ik denk dat het compleet willekeurig is, maar u moet uw conclusie natuurlijk zelf trekken. Zoals in het commentaar en verwerking op blz. 12 van onderhavige nota te lezen valt, is de geschiktheid van de gronden grotendeels na afloop van de aankoop van deze gronden een feit. Dit impliceert dat een grondige analyse op het moment van kopen niet aanwezig was of heeft kunnen zijn. De argumenten om juist dit gebied een waterbergingsfunctie te geven, zijn dus niet zonder meer betrouwbaar. Bovendien zou het wel eens kunnen zijn, dat de redenatie die ten grondslag aan het voornemen ligt, een zeer doelgerichte is, wat de autoriteit van dergelijke redeneringen mijns inziens onderuit haalt. De tunnelvisie bij de verantwoordelijke beleidsmakers. Ik heb gemerkt dat er een bijzonder grote overloop is van ambtenaren die ermee bezig zijn geweest en ook andere beleidsmakers, dat er mensen zitten met dubbele petten op, dus ook lid van het waterschap zijn, ook in een stuurgroep Water zitten die vervolgens eigenlijk de eigen plannen mogen gaan beoordelen. In het kader van de democratie vind ik een en ander niet wenselijk, maar dat is een nevengeschikt argument. Er wordt voorgesteld tot het realiseren van waterbergingen, maar wat wordt er feitelijk voorgesteld? Onderliggende gedachte is het creëren van natte natuur en moerasland in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur. Dit blijkt uit de zogeheten Stapstenen en de gehele inrichting van deze zogeheten waterbergingsgebieden. Standaard komt hierin één meter water te staan. De gewraakte dijken zouden dus ook één meter lager kunnen zijn als je die EHS gedachte zou laten varen. Men zegt dat er nieuwe natuur wordt aangelegd, maar het is een waterbergingsgebied, dus zodra de boel overstroomt, is die hele nieuwe natuur weg. Je creëert natuur om het vervolgens weer weg te laten spoelen. Op dit moment is er al prachtige natuur in het gebied Hamdijk. Het was wel toevallig dat er zonet ook over de vogels en dergelijke gesproken werd. Er is een aantal bijzondere weidevogels, die zijn onder andere gespot door de vogelbescherming, die hun habitat vooral vinden in de graanvelden rondom de Hamdijk. Houdt dat vooral in uw achterhoofd met betrekking tot de voorgaande discussie. Dat gebied van die vogels wordt vernietigd. Dat kunnen wij zwart op wit krijgen. Die komen ook als er nieuwe natuur wordt aangelegd die
28
dergelijke natheid heeft, absoluut niet terug, omdat er namelijk geen graan meer terugkomt. De cultuurhistorische waarde van het gebied is ontzettend groot. Er is onder andere een werkgroep Oldambt waar dhr. Ader zitting in heeft. Die hebben gezegd dat de cultuurhistorische waarde van dit landschap gigantisch groot is. Dit is zo bijzonder, we moeten er een beeldbeschermend gebied van maken. Dat is geen officieel natuurmonument of iets dergelijks, maar beeldbepalend voor heel Nederland. Het moet vooral zo blijven zoals het nu is. De opzet is om er op dit moment een integraal plan voor te laten komen zodat het weer mooi wordt, zodat er bedrijvigheid kan plaatsvinden, et cetera. Er bestaat onder andere nog een rapport van dr. Meulenkamp die ook de cultuurhistorische waarde van dit gebied onderschrijft. Door naar mijn laatste en belangrijkste punt. Op pagina 11 van deze nota van Commentaar en Verwerking wordt gesproken van een interactief gebiedsproces. Op pagina 51 wordt in Commentaar en Verwerking gesproken van een bilateraal dan wel veelvuldig contact en keukentafelgesprekken. Op het eerste gezicht lijkt dit natuurlijk zeer bevredigend. Echter, schijn bedriegt. Ik heb de Dikke Van Dale erbij gepakt. Een gesprek is mondelinge communicatie en/of uitwisseling van informatie. Er moet dus een wisselwerking zijn. Er is tegen de bewoners van de Hamdijk gepraat en niet mee gepraat. Inbreng hunnerzijds is amper serieus genomen. De bewoners hebben eigenlijk het gevoel gebruikt te zijn als praatpaal en naar hun emoties en meningen is niet of nauwelijks geluisterd. De brief naar u, verstuurd op 4 april jl. waarin kort wordt gezegd – en dan chargeer ik een beetje – dat het allemaal koek en ei is met de bewoners van de Hamdijk, is dan ook bezijden de waarheid. Alle bewoners die hun huisadres hebben aan de Hamdijk, daar hebben wij de handtekeningen van dat die zich ernstig tekortgedaan voelen en dat die tegen zijn op het hele project zoals het daar nu ligt. Dus dat er enige instemming van de burger zou zijn, is eigenlijk een aperte leugen. Wij vragen u als gekozen volksvertegenwoordigers naar onze belangen te luisteren. Dan had ik nog als uitsmijter: of is de Hamdijk de nieuwe Ganzendijk van de provincie Groningen? Voor de rest wil ik nog iedereen bedanken die de moeite heeft genomen naar de boerderij van mijn oudoom te komen vorige week. Dat heeft ons zeer gesterkt in onze mening dat er op dat moment in elk geval wel naar ons geluisterd is. Daar zijn wij u ook zeer erkentelijk voor. Tot zover.” De voorzitter geeft het woord aan dhr. Tjakko Folkertsma. Zijn betoog wordt hier integraal weergegeven. Dhr. Tjakko Folkersma (inspreker): “Ik heb een stuk opgeschreven en dat zal ik voorlezen. Het onderwerp is bezwaar bergingsgebied Hamdijk/Bovenlanden. Er gaat niets boven… list en bedrog in Groningen. Waar eens de golven het land Oldambt bedolven hebben, hebben robuuste arbeiders en monniken het land plusminus vierhonderd jaar geleden aan de zee ontworsteld en in cultuur gebracht. Daarna was er grote groei en bloei in deze omgeving, maar op een dag werden er met list en bedrog stap voor stap stenen gelegd door beleidsmakers van provincie en waterschap Hunze en Aa, totdat opperbeleidsmaker Bleker over de robuuste stapstenen het land weer onder water zette, moeras aanlegde onder het mom van bangmakerij waterberging. Via valse voorlichting werd hij ook nog geloofd door het bestuur en politiek. Zelfs de overlast van muggen wordt opgelost voor de omwonenden door de heren en dames bestuurders. Wat zelfs onze lieve Heer niet kan, doet Bleker wel even. Nog sterker: waar honderden jaren het graan groeide en bloeide, lezen we nu in de rapporten dat het geen landbouwgrond is. Wat het wel is, staat er niet bij. Op een bijeenkomst in Winschoten zei Max van den Berg: ‘Hoe houden wij Oost-Groningen zo leefbaar mogelijk?’ Het antwoord wordt gegeven: zo veel mogelijk moeras aanleggen onder het mom van waterberging. De plaats aan Hamdijk is ook door snode plannen tot stand gekomen, daar een landbouwer het initiatief nam en gezegd heeft: ‘Niet mijn land nabij de Binnen Aa, maar op de Hamdijk’. Hier gingen de dames en heren bestuurders het licht branden. Nu komt er
29
moeras, geen landbouwgrond. Er komen otters en bevers en wordt geen rekening met de bewoners gehouden, want die tellen niet mee. Bewoners zijn niet belangrijk, maar exotische diersoorten blijkbaar wel. Zelfs de dijken, 3 meter hoog, zijn geen probleem voor de bestuurders, want als de bewoners de dijk beklimmen en de top bereikt hebben, krijgen ze hetzelfde uitzicht als voorheen. Dijkhoogte. 30 cm in mijn visie, maar dan niet op de grond, maar in de dakgoten, de fundatie dus niet op de grond, maar in de goot. In de conceptnota staat te lezen: 750 meter dijk, maar in werkelijkheid wordt dit 6 km dijk. Van voedseltekorten hebben de bestuurders nog nooit gehoord. Daarom worden zeer goede landbouwgronden van circa 130 ha kunstmoeras gemaakt voor otters en bevers, die dan een groot aquarium hebben met vissen die muggen opeten. Alles geregeld voor de dieren, maar helaas dat daar ook nog mensen wonen. Vroeger was hier kapitalisme, groei en bloei van deze regio. Daarna was er communisme, verloedering en armoede in deze regio. Nu: dictatuur, kunstmoeras, kunstnatuur, moeras en ontvolking in deze regio. De bestuurders gedragen zich als extremisten. Het is zo gemakkelijk. Je hebt een standpunt, daarmee is het klaar. Het vergt nauwelijks denkwerk. Eventuele grondwateroverlast voor de bewoners is niet relevant, als hier maar kunstnatuur en moeras komt. Zelfs als er ter plekke polshoogte genomen wordt door politiek en waterschap worden de bewoners niet geïnformeerd of gehoord, doch vals voorgelicht dat alles in overleg besproken is. Nog meer list en bedrog. Daarom ben ik tegen deze plannen en dat ga ik u bewijzen. Wij zijn op vier zogenaamde voorlichtingen dan wel indoctrinatieavonden voorgelogen. De bijlage en de conclusie. Hierbij teken ik en alle bewoners van de Hamdijk bezwaar aan tegen bovengenoemde plannen, omdat er geen of valse voorlichting heeft plaatsgevonden. Zowel Statenleden als burgers zijn verkeerd voorgelicht. Bij deze krijgt u de bewijzen. Met het schrijven van provincie van 26 april 2007 van de eerste indoctrinatieavond in Drieborg, gehouden op 7 mei 2007, was het voor de heer Bleker en waterschap Hunze en Aa reeds duidelijk wat de situatie was. Op 14 april – ik heb uittreksels van het kadaster – waren de tekeningen plus het land waar Van de Riet zit al gestempeld dat het verkocht was. De bestemmingsplanwijziging is ook van 2007 van vóór de allereerste bijeenkomst, dus ze konden ons niet vertellen wat er aan de hand was. Daar staat het in. Ik kan het u voorlezen, het heeft niets met waterberging te maken. Het zijn robuuste verbindingszones in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur. De bewoner mag op straffe van € 50.000 niets aan de medebewoners vertellen. Dat staat zwart op wit, via het kadaster gekregen. Uit deze drie kadastrale stukken blijkt dat wij opzettelijk valselijk zijn voorgelicht, evenals de leden van de Provinciale Staten. Mijn conclusie is dat er al op 14 april 2007 en zelfs al eerder plannen zijn geweest om een Ecologische Hoofdstructuur aan te leggen, zonder dat hiervoor welke democratische toestemming dan ook gegeven is. Op dit moment was er nog geen enkele voorlichting gegeven aan de burger en Provinciale Staten. Uit belastinggeld zijn gronden aangeschaft zonder dat hier aanleiding toe was en duidelijkheid over bestond. Oftewel: in het geniep zijn de gronden aangekocht. De verkoper van deze gronden is de mond gesnoerd als hij op welke manier dan ook bezwaar zou maken tegen een Ecologische Hoofdstructuur of waterberging. Wanneer de grond een bestemming zou krijgen voor een flatgebouw, mag er wel bezwaar worden gemaakt. Dit handelen komt hem te staan om een direct opeisbare boete van € 50.000. Tot op de dag van vandaag bestaat deze idiote situatie. Een verkopende burger wordt de mond gesnoerd. Het een en ander leidt ertoe dat alle bijeenkomsten waar zogenaamde voorlichting gegeven werd, overbodig zijn geweest en met terugwerkende kracht gezien kunnen worden als een poppenkastshow. Vanaf de brief die ik heb ontvangen op 26 april 2007 en alle correspondentie die erop is gevolgd, ben ik en alle andere bewoners aan de Hamdijk aan het lijntje gehouden. Dit heeft ons ontzettend veel tijd en geld gekost en zorgen opgeleverd. Voor de beleidsmakers van zowel de provincie Groningen en waterschap Hunze en Aa is het van begin af aan duidelijk geworden wat er moest gebeuren. Een Ecologische
30
Hoofdstructuur aanleggen onder het mom van noodberging of waterberging. Ik durf zelfs te beweren dat de herziening van het POP en de MER met het doel zijn geschreven om een Ecologische Hoofdstructuur te realiseren. Er is doelbewust naar het realiseren van een Ecologische Hoofdstructuur toe geredeneerd. Alle rapportages waarin kwalificaties zijn gegeven over de geschiktheid van de aangekochte gronden, zijn achteraf gegeven. Dit is volkomen krankzinnig. Immers, voor de aankoopdatum waren er geen rapporten. Het een en ander is absoluut in strijd met onze democratische rechtsorde en ik hoop dat u als leden van de Provinciale Staten deze zaken een halt doet toeroepen. U bent democratisch gekozen om ons als burgers te beschermen tegen de overheid. Wat er in mijn optiek met de gemaakte plannen moet gebeuren, laat zich raden. Het papier waarop het geschreven staat, is alleen goed genoeg om de open haard ermee aan te maken. Vriendelijk dank.” De voorzitter polst of er informatieve vragen zijn. Dhr. Miedema (GroenLinks) vraagt hoeveel woningen er precies aan het nieuwe waterbergingsgebied grenzen en die direct tegen die dijk aan kijken. Dhr. Daniël Folkersma (inspreker) stelt dat het te lezen is in de conceptnota op blz. 127. Daar staat een lijst met namen. Dat zijn alle mensen die een huisadres hebben. Dhr. Miedema (GroenLinks) informeert of die woningen direct aan het waterbergingsgebied grenzen. Dhr. Daniël Folkersma (inspreker) geeft aan dat twaalf woningen aan het waterbergingsgebied grenzen. Maar de andere mensen wonen er al jaren en zijn solidair. Mw. Tijdens (inspreker) legt uit dat wanneer het waterbergingsgebied er komt, er lege woningen komen te staan die daaraan grenzen, omdat daar straks niemand meer wil wonen. Het heeft derhalve impact voor het hele gebied waar de andere mensen wonen. Er ontstaat een verloederde toestand van de hele Hamdijk. Om deze reden heeft iedereen ondertekend. Dhr. Stevens (ChristenUnie) stelt dat dhr. Folkertsma junior sprak over standaard 1 meter water in de gebieden. Dhr. Stevens vraagt waar dit op gebaseerd is. Dhr. Daniël Folkersma (inspreker) geeft aan dat dit terug te vinden is in de verschenen rapportages. In het kader van de stapsteen en de EHS moet daar die meter water in komen te staan. In eerste termijn Dhr. Dieters (PvdA) dankt de insprekers voor hun informatie. Het liegt er niet om. De commissie heeft het hele pakket ontvangen. Het dossier wordt alleen maar dikker. Dhr. Dieters constateert in brieven dat het raamplan, waar vorig jaar over is gesproken, nu wordt geschrapt. Dat staat zwart op wit in de tekst die de commissie in februari heeft gekregen en is ook terug te vinden in de Partiële Herziening. Voor de PvdA-fractie was toen aan de orde dat zij zich realiseerde dat het raamplan niet realiseerbaar was. Daarom werd gesteld dat men moest doen wat men kon, dat het plan boven tafel moest blijven en wanneer er zich mogelijkheden zouden voordoen, zouden deze aangegrepen moeten worden. Aan de gedeputeerde is gevraagd om ook naar de ontwikkelingen samen met de Duitsers te kijken. In de brief van 20 mei staat dat dat ook wel wordt gedaan, maar de tekst in de brief is zodanig geformuleerd dat er staat dat het raamplan is geschrapt. Vorig jaar heeft de PvdA-fractie aangegeven, dat het een second best-plan was. Zij vond namelijk het aanvankelijke raamplan Binnen Aa het beste plan. Dat vindt de PvdA nog steeds. Waterberging an sich staat niet ter discussie. Het gaat erom hoe je dat invult. Dhr. Dieters beseft dat een Partiële Herziening aan de orde is, zeg maar het Streekplan, en dat
31
de inrichting nog komt. Dhr. Dieters vertelt dat hij zelf in het gebied is geweest en met de heren Folkertsma heeft gesproken. Zij hebben hem getoond wat daar de gevolgen van zijn. Dhr. Dieters kan op dit moment niet de koppeling losmaken van aan de ene kant het Streekplan vaststellen en aan de andere kant het inrichtingsplan, omdat beide zaken sterk met elkaar te maken hebben. Dhr. Dieters heeft voorts geconstateerd dat de bewoners in het gebied zich een aantal zaken realiseren, maar ook actief willen meedenken. Zij willen meedenken over de vraag hoe je dat dan inricht op een zo goed mogelijke manier, met zo min mogelijk aantasting van het landschap. Dhr. Dieters bekent dat hij erg geschrokken is. Hij had voor zichzelf niet het beeld van dijken van 3 meter hoog, en dergelijke. Het gaf hem het gevoel – en hij heeft daar ook in de PvdA-fractie over gesproken – dat het misschien wijs zou zijn om dit aan te houden en dat men, net als vorig jaar bij de familie Koets, wordt geïnformeerd door de ambtenaren over de inrichting. Kan er plaatselijk worden gekeken? Dhr. Dieters wil derhalve op dit moment niet al te inhoudelijk ingaan op het voorliggende. Hij vraagt de gedeputeerde zijn wens te honoreren door het over de vakantie heen te tillen en de zaak met de Statenleden en met de bewoners zodanig te bespreken en te informeren dat iedereen er werkelijk een beeld bij heeft. Dhr. Dieters realiseert zich ook dat er nog beelden blijven bestaan dat men niet tot elkaar komt. Er moet in elk geval worden getracht om meer draagvlak te genereren bij de Staten en bij de bewoners. Dhr. Abbes (CDA) kan zich voor een deel aansluiten bij de woorden van dhr. Dieters. Het is goed om tussen twee zaken onderscheid te maken. In het stuk van vandaag gaat het strikt om de aanwijzing van de waterfuncties voor de verschillende gebieden. Dat staat voor het CDA als zodanig niet ter discussie. De inrichting van de gebieden, de inkleuring daarvan, komt in het stuk niet aan de orde. Dat is echter wel het punt waar heel veel over gezegd is en waarschijnlijk ook nog het een en ander gezegd gaat worden. Het CDA heeft nog de nodige vragen en de nodige opmerkingen. De CDA-fractie is ook in het gebied geweest. Te merken is dat het in Hamdijk en omgeving best de nodige emoties heeft losgemaakt. De CDA-fractie wil er ook voor pleiten om de discussie over de inrichting over de zomervakantie heen te tillen, met dien verstande dat het waterbergingsgebeuren niet ter discussie staat. Het zou het voordeel hebben dat de Staten in elk geval ook nog betrokken kunnen worden bij het gesprek met de bewoners, dat op 26 juni is aangekondigd. Het geeft ook de gelegenheid om zelf nog een keer het gebied in te gaan en met deze en gene te spreken. Dan zouden de Staten de finale discussie in september voeren, waarbij het in één agendapunt wordt gedaan – de waterbergingsproblematiek in combinatie met de inrichtingsvraag. De voorzitter informeert ter verduidelijking of het CDA ook het voorliggende stuk over de zomer heen wenst te tillen. Dhr. Abbes (CDA) beaamt dit. Dit is het beste, omdat het een nauw met het andere samenhangt. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) stelt dat EHS en waterberging van groot belang zijn. Dat blijft zo. Het betekent dat er sowieso iets moet worden gedaan op dat gebied, en niet weinig. Ten aanzien van de waterberging en de EHS Hamdijk is er, al langer geleden, wel degelijk een zoekgebied aangewezen ten aanzien van de EHS in dat gebied. Ten aanzien van de waterberging is dat van nieuwere datum. Het plan voor de Binnen Aa kon niet doorgaan omdat de boer die daar zat, de provincie ‘bij de ballen had’, aldus dhr. De Vey Mestdagh. Er is een alternatief voor ontwikkeld, dat nu voorligt, waarbij toch wel wat kritiek uit met name Hamdijk lijkt te komen met betrekking tot hoe interactief die plannen tot stand zijn gekomen. D66 verzoekt de gedeputeerde om eens in te gaan op dat interactieve proces, of er inderdaad alleen maar tegen de bewoners gepraat is op ‘indoctrinatieavonden’ en in hoeverre er met hen gepraat is. Dhr. De Vey Mestdagh sluit zich aan bij de vorige sprekers om in elk geval ten aanzien van het inrichtingsplan wel degelijk met de bewoners te praten
32
om te kijken in hoeverre dat inrichtingsplan zodanig kan zijn dat aan de belangen van de bewoners ook zo veel mogelijk tegemoet kan worden gekomen. Dhr. Blom (SP) verklaart dat zich de afgelopen tijd bij de SP het fenomeen voordeed dat zich een aantal bewoners van de Hamdijk, waaronder een aantal CDA-stemmers, meldden of de SP niet haar uiterste best kon doen om hun voorman Henk Bleker een ‘pootje te lichten’, althans dit onzalige waterbergingsplan. Dhr. Bleker (gedeputeerde) neemt aan dat ze vervolgens lid zijn geworden van de SP. Dhr. Blom (SP) stelt dat men zich op de hoogte moet houden dat het uit die hoek kwam. De bewoners hebben in ongezouten bewoordingen tegen de SP geklaagd over de handjeklapdeal die eraan vooraf is gegaan met dhr. Bleker. Het was vandaag ook weer te horen. Daar hoeft dhr. Blom niets aan toe te voegen. Het gaat om een deal waarbij in eerste instantie het raamplan Binnen Aa ter discussie stond, dat niet door kon gaan omdat één boer zijn grond niet wilde verkopen. Dat is de enige reden waarom nu, als consequentie, de gronden aan de Hamdijk uitgezocht zijn om die waterberging wel te vestigen. Nu wordt men daardoor dus geconfronteerd met een heel grote groep bewoners die zich in hun belangen gedupeerd voelen. Ze klagen erover dat ze onvoldoende gehoord zijn, te laat zijn geïnformeerd en vinden dat de gedeputeerde over ze heen walst. Er staat hier dus één zakelijk belang van één slimme boer – waar dhr. Bleker veel belangen aan hecht – tegenover rond de veertig private belangen van bewoners van de Hamdijk die unaniem tegen deze waterberging zijn en waar geen belang aan wordt gehecht. Een bewoners kon het doen met de schampere opmerking dat hij nu toch de mooiste natuurachtertuin van Groningen kreeg. Dat zul je maar te horen krijgen! Als je als bestuurder zo met de bevolking omgaat, dan doe je het volgens de SP echt niet goed. Wat ook verder de mogelijkheden van deze waterberging zijn, wat ook de verdere mogelijkheden van de nieuwe natuur zijn, alleen hierom is de SP er al radicaal op tegen. Dhr. Miedema (GroenLinks) interrumpeert en stelt dat dhr. Blom tegen het plan is, met name tegen de waterberging. Het gebied is echter ook bestemd voor een ecologische verbindingszone. Dhr. Miedema vraagt of dhr. Blom er ook tegen is dat die daar gerealiseerd wordt. Dhr. Blom (SP) verklaart in eerste instantie tegen het plan van de waterberging te zijn. Wat de ecologische verbindingszone betreft, moet de SP dit nog nader bezien. Dhr. Dieters (PvdA) heeft hier moeite mee. Het is al lang genoeg bekend. Daar kan de SP best een mening over hebben. Het staat ook in de MER, het is er gewoon. Dhr. Dieters vindt het enigszins ‘flauw’ dat de SP het op die manier moet behandelen. Dhr. Blom (SP) vindt als SP’er dat je altijd met wensen van bewoners rekening moet kunnen houden, wat voor plannen er ook bestaan. Als er werkelijk zo veel weerstand bestaat, moet je daar natuurlijk toch rekening mee kunnen houden. Wellicht zijn er in onderling overleg – en dat geven bewoners zelf ook aan – genoeg mogelijkheden om te kijken of het niet op een manier kan waar iedereen vrede mee kan hebben. Daar moet men op aansturen. Dhr. Hoiting (PvhN) geeft aan dat de PvhN-fractie tussen alle extra vergaderingen, Statenexcursies en rondetafelgesprekken ook even is afgereisd naar het betreffende gebied om met de bewoners te praten en ter plekke poolshoogte te nemen. De eerste conclusie daaruit is dat het hele proces niet goed gevoerd is. De toon van de reacties van de insprekers geeft dat ook al aan. De gedeputeerde heeft gedacht snel zaken te kunnen doen toen het vorige plan mislukte, maar hij heeft daarbij over het hoofd gezien om, voorafgaande aan de verdere planuitwerking, voldoende draagvlak te creëren bij de bewoners. Dat is jammer, niet alleen omdat de hakken nu in het zand staan, maar ook omdat uit de contacten
33
met de bewoners gebleken is dat men zelf heel goede ideeën heeft over hoe het wel zou kunnen, ideeën over de twee functies die aan de orde zijn – de waterberging en de noodwaterberging – teneinde die functies daar toch plaats te laten vinden, zonder dat nadelige effecten optreden die nu aan de orde zijn, bijvoorbeeld in het gebied ten noorden van de Hamdijk. Daar kwam men met een heel goede oplossing om dat noodbergingsgebied daar alsnog te realiseren zonder die nadelige gevolgen. Ook met betrekking tot de EHS zijn er alternatieven mogelijk om de EHS-functie daar toch te realiseren, misschien iets minder robuust, maar wel ook als een belangrijke stapsteen en een robuuste verbindingszone die de provincie daar wil. Met andere woorden: er zijn alternatieven. De bewoners zelf hebben die alternatieven aangedragen. Dhr. Hoiting sluit zich dan ook aan bij vorige sprekers die erop aandringen om hier alsnog eens over te gaan nadenken en in gesprek te komen met de bewoners om met hun instemming de beoogde functies in het gebied te realiseren. Volgens dhr. Hoiting moet dat mogelijk zijn. Dhr. Miedema (GroenLinks) kan zich op hoofdlijnen aansluiten bij de woordvoering van dhr. Dieters. Dat geldt in eerste instantie voor het overeind houden van de ambities van het raamplan voor de Binnen Aa, dat men daar toch goed op moet letten, met name ook aan Duitse kant. Hierop zal men na de vakante terugkomen. De plek van de waterberging en de ecologische verbindingszone is op zich niet verkeerd, met name voor de realisatie van de ecologische verbindingszone maakt men op deze manier een goede slag. Dat neemt niet weg dat er voor de bewoners van de Hamdijk, die tussen die twee gebieden in komen te liggen, een heel vervelende situatie ontstaat. Ze krijgen een dijk voor hun huis, de grondwaterstand gaat omhoog. Er ligt dus wel een probleem. Dhr. Miedema heeft de indruk dat dat niet goed is opgepakt. De inspraak is niet helemaal goed gegaan. Er wordt gezegd dat men nog terugkomt op de inrichting en de aanpassing. Ondertussen, als je nu al een principebesluit neemt, loop je daar al wel op vooruit. Dhr. Miedema is het er derhalve mee eens om dit besluit nog even aan te houden. Dhr. Miedema vraagt zich af waarom voor variant B is gekozen. Deze heeft een kleinere oppervlakte dan variant C. Het zou verder helemaal niets uit maken. Het gaat echter wel om een kleinere oppervlakte. Voor waterberging zou dat wel een effect moeten hebben. Het zuidelijke perceel van het oorspronkelijke watergebied de Bovenlanden wordt uit het plan gehaald, omdat dat ook een huiskavel zou zijn van een boer aldaar. Dat stuk staat wel aangegeven als de plaats waar in de toekomst de ecologische verbindingszone moet gaan lopen. In hoeverre wordt dat nu geblokkeerd door dit besluit? Dhr. Haasken (VVD) merkt op dat halverwege vorig jaar een motie is ingediend door de PvdA en de VVD om wat meer aandacht te hebben voor interactieve planvorming en de burgers nadrukkelijker te betrekken bij die planvorming. Dat was toen mede aanleiding voor dhr. Bleker om de wijziging van de bestemming van de gronden bij de Binnen Aa te verplaatsen naar de gronden langs de Hamdijk. Voor de betreffende bestemming hebben de Staten hem daarin gevolgd. Waar het nu feitelijk over gaat is de begrenzing ervan. Dhr. Haasken vraagt hoe het zit met de planologische houdbaarheid van de bestemmingswijziging. Wordt er op dit moment over dezelfde begrenzing gepraat als waarover indertijd is besloten? Toen de Staten hebben ingestemd met die bestemmings– wijziging, waren daarin alle gronden besloten die in de uiteindelijke planvorming waren opgenomen. Met andere woorden: in de planvorming zaten ook nog gronden gelegen langs de Binnen Aa ten noorden van Nieuweschans, tussen Nieuweschans en Nieuwe-Statenzijl. Dhr. Haasken vraagt of zijn informatie juist is dat in die transacties die toen geweest zijn, gronden er buiten zijn gehouden die alsnog moeten worden aangekocht. Dhr. Haasken heeft enkele technische vragen, maar hij aarzelt die technische vragen nu te stellen, omdat hij geneigd is om mee te gaan enige fasering die is voorgesteld om de zaak te verschuiven in de tijd om de gedeputeerde, de bewoners en de Statenleden de gelegenheid te geven te komen tot meer interactieve planvorming en uiteindelijk tot een beter resultaat dan datgene wat er nu ligt.
34
Mw. Hazekamp (PvdD) dankt de insprekers voor hun bijdrage en voor hun gastvrijheid vorige week, toen zij ter plaatse hebben uitgelegd wat hun visie was. De PvdD maakt zich zorgen over hoe het gegaan is met de communicatie. Dhr. Folkertsma junior gaf zojuist aan dat hij een enorme stapel papier had doorgeworsteld. Mw. Hazekamp heeft dat zelf ook geprobeerd. Zij erkent zelf het spoor ook een beetje te zijn kwijtgeraakt hoe het allemaal gegaan is en wat men hiervan moet vinden. De PvdD heeft in september bij de discussie aangegeven dat zij de gevolgen van het niet doorgaan van het raamplan niet echt goed kon inschatten. Mw. Hazekamp kan dat nog steeds niet echt goed. Het heeft mogelijk ook te maken met de wijze waarop de informatie tot de Staten komt. De PvdD vindt het belangrijk dat de EHS gerealiseerd wordt en de PvdD is in algemene zin nooit tegen meer natuurgebieden. Daarom heeft de PvdD indertijd de motie van GroenLinks om de ambities van het raamplan Binnen Aa overeind te houden. Het is mw. Hazekamp niet geheel duidelijk wat hier nu precies de plannen zijn, waar het hier over gaat en wat de gevolgen daarvan zijn. Gaat het hier over noodwaterberging, een waterberging of over natuurgebied? Als gekeken wordt naar de MER die er lag, dan wordt er vooral gesproken over incidentele overstroming. Er worden nadelige gevolgen genoemd voor de aanwezige planten en dieren, met name de akkervogels die nu aanwezig zijn. Er wordt gezegd dat de hoogte van de dijken ongeveer 1 tot 1,5 meter hoog moet zijn. Er staat zelfs in dat dijken die hoger zijn grootschalige open gebieden, zoals hier, aantasten. Als er wordt gekeken naar de wijziging, dan wordt daar gesproken over vernatting. De inwoners spreken over 1 meter. Mw. Hazekamp heeft het niet in de stukken kunnen vinden, maar neemt aan dat daar iets in zit. De PvdD zou dan ook, voordat er verder over wordt gesproken – dat mag wat de PvdD betreft na de zomer zijn om bewoners en het College de tijd te geven om meer duidelijkheid te geven –, op het moment dat dit weer op de agenda komt, in elk geval antwoord willen op vragen hoe hoog die dijken nu precies worden en of dit gebaseerd is op de noodwater– berging, waterberging of op vernatte natuur. Hoe vaak zal het gebied inunderen? De gevolgen voor de leefbaarheid – aanwezigheid van muggen, stank – maar ook de gevolgen voor de natuurontwikkeling, wat voor vegetatie er ontstaat, zijn sterk afhankelijk van hoe vaak er water staat, of het stroomt of het stilstaat, et cetera. Zolang daar geen duidelijkheid over is, kan de PvdD daar ook niet aangeven wat zij er nu eigenlijk van vindt. Dat staat eigenlijk ook in de stukken die de commissie MER in april heeft opgeschreven. Er staat dat er heel veel verschillen zijn in waterberging, vermogen en gevolgen voor bodem, ecologie, cultuurhistorie, archeologie en leefbaarheid. Op dit moment is dus helemaal niets te zeggen over wat er voorgeschoteld wordt en wat men daarvan moet vinden. De brief van de Milieufederatie over de aanleg van een jachthaven. Mw. Hazekamp vraagt de gedeputeerde of hij kan inschatting wat de gevolgen voor dit gebied zouden zijn als er een jachthaven ten noorden van Nieuweschans zou worden aangelegd. In september is gesproken over de aankoop van de gronden bij de Binnen Aa. Klopt het dat er nog steeds 10 ha in het Binnen Aa-gebied aangekocht moet worden om de plannen te realiseren? Hoe staat het daarmee? Dhr. Stevens (ChristenUnie) geeft aan dat de Partiële Herziening een uitwerking is van een eerder besluit in de Staten dat er gekozen gaat worden voor de combivariant, weliswaar als second best-oplossing, niet als beste oplossing. Uit de reacties van de omwonenden komt nu een beeld naar voren van geen overleg, niet luisteren naar alternatieven, een dijk van 3 meter hoog. Is dat nu wel echt nodig? De omwonenden hebben ook het gevoel dat ze niet gehoord zijn en dat er ook geen rekening is gehouden met de alternatieven die zijn aangedragen. Aangezien veel kritiekpunten betrekking hebben op het inrichtingsplan dat later vastgesteld moet worden, kan de ChristenUnie meegaan in de gedachte van de PvdA om de Partiële Herziening die nu aan de orde is en het inrichtingsplan dat later aan de orde moet komen, meer met elkaar te verbinden en na de zomervakantie daarover te spreken. In de tussentijd kunnen de gedeputeerde, de bewoners en de Statenleden in staat worden gesteld om op de onduidelijkheden die er zijn in te gaan en te kijken of er oplossingen zijn voor de tegenstellingen die er zijn. De ChristenUnie wil op twee punten een vraag stellen,
35
om te bezien of daar vooraf al duidelijkheid over kan komen, omdat het wellicht de nodige onduidelijkheid direct al kan opheffen. Wat is nu de oorzaak van de noodzaak van de hoogte van de dijk? Het probleem van de hoogte van de dijk is natuurlijk behoorlijk bepalend voor de bezwaren die gevoeld worden tegen deze dijken. Veel bewoners – en ook de insprekers – zeggen dat doordat er niet alleen sprake is van waterberging, maar ook van een EHS-functie, de dijk extra hoog moet worden. Ook de suggestie dat er door de EHS-functie al 1 meter water blijft staan en daar bovenop nog 1,5 meter voor de noodberging, zorgt voor dit soort hoge dijken. Is de hoogte van de dijken van 3 meter gedeeltelijk afhankelijk van de EHS-bestemming of vloeit die alleen maar voort uit de bestemming voor berging en noodberging? De tweede vraag betreft het onderscheid enerzijds tussen het bergingsgebied Bovenlanden en anderzijds het noodbergingsgebied Hamdijk, die beide een natte EHSfunctie krijgen. Waarom is het onderscheid gemaakt tussen die beide gebieden en wat zijn de eventuele consequenties voor de inrichting van dat onderscheid? Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat de Staten in juni 2006 nogmaals voor dat gebied op de kaart van het POP hebben aangegeven dat in dat gebied een natte, robuuste verbindingszone moest worden gerealiseerd. In 1999 stond die eerste pijl al op de kaart. Daarom verbaast dhr. Bleker nu ook de opstelling van de SP, die in die Statenvergadering daar nooit bezwaren tegen heeft gemaakt. Vervolgens hebben de Staten in de nota Doorbraak Waterberging een opgave geformuleerd over het totale waterbergingsvolume – noodbergingsvolume, bergingsvolume – dat gerealiseerd zou moeten worden. Dat hebben de Staten eveneens vastgesteld. Vervolgens heeft men wat korter geleden hier in deze Staten – dhr. Dieters en dhr. Miedema refereerden eraan – gesproken over waar nu de locatie waar het gaat om de waterberging in de zone van de Binnen Aa uiteindelijk zou kunnen worden gerealiseerd. Toen is op voorstel van het College gezegd om de waterberging vooral aan de zuidzijde van Nieuweschans, Hamdijk te realiseren en gedeeltelijk aan de noordzijde langs de Binnen Aa, de verbreding van de Binnen Aa, niet omdat dat nu de meest ideale oplossing vanuit de ecologie zou zijn, maar wel een binnen een termijn van enkele jaren te realiseren oplossing voor de waterberging. In de nota Waterberging is met elkaar gezegd dat men voortgang moet boeken met het realiseren van de volumes. Van het gebied hebben de Staten gezegd – dat wordt nu ook bevestigd door PvdA, CDA, VVD, ChristenUnie, GroenLinks – dat het principebesluit om het gebied als zodanig gaan benutten voor noodberging, waterberging in combinatie met natuurontwikkeling, omdat er immers ook al natuurontwikkelingsopgaven eerder waren geformuleerd, vloeit voort uit eerdere heel belangrijke beslissingen van de Staten en ook uit de laatste discussie die men heeft gehad over hoe en wat van de Binnen Aa te realiseren. Dan is het vervolgens politiek relevant om vast te stellen dat er in deze Staten is gezegd het oorspronkelijke raamplan Binnen Aa niet te vergeten. Dat doet het College ook niet. Dan gaat het in elk geval om het versterken en het robuuster maken van de Binnen Aa aan de noordzijde van Nieuweschans, met name ook vanwege de mogelijkheden die daar zijn voor de ecologie – los van de water- en noodberging, want die is dan als het ware aan de zuidzijde primair geregeld. Het College gaat nu niet – dat is ook eerder afgesproken – daar een gebied begrenzen of herbegrenzen, op de kaart aangeven, maar er is wel een bestuurlijk opgave en een politieke uitspraak dat waar zich kansen voordoen in dat gebied, zowel aan Duitse als aan Nederlandse zijde, men die niet aan zich voorbij laat gaan en dat er serieus naar wordt gekeken, dat het College bijvoorbeeld actief is op de grondmarkt. Dat is ook het geval. Eigenaren weten dat de provincie interesse heeft in dat gebied. Wanneer er mogelijkheden zijn die ook passend zijn, zal de provincie daar gebruik van maken. Die actieve houding is aanwezig, alleen leidt dat niet tot een kaartbeeld, maar tot een politieke afspraak. Het gaat om het noordelijk deel van de Binnen Aa. Op dat punt zijn er zelfs recent concrete besprekingen geweest.
36
Dhr. Haasken (VVD) vraagt of de gedeputeerde klaar is met het gebied ten noorden van Nieuweschans. Dhr. Haasken heeft namelijk een vraag met betrekking tot verwerving van die gronden daar. Dhr. Bleker (gedeputeerde) stelt dat de provincie langs de Binnen Aa zo’n 40 ha nodig heeft. Daar is een belangrijk deel van verworven in een ruiloperatie. Daar is ook een deel pachtvrij gekomen in het kader van diezelfde ruiloperatie, maar er zijn nog twee eigendomssituaties die losstaan van die ruiloperatie waar de gedeputeerde het eerder over had, die ertoe leiden dat de provincie daar nog gronden moet verwerven. Dhr. Haasken (VVD) vraagt of die gronden absolute voorwaarde zijn voor de inrichting van die gebieden. Hadden die gronden deel uit kunnen maken van de transactie van vorig jaar? Dhr. Bleker (gedeputeerde) antwoordt de laatste vraag ontkennend. Dat was onmogelijk, want men heeft natuurlijk met andere rechtspersonen van doen dan waar de eerdere transacties om gingen. Dat had de provincie niet in die beweging mee kunnen nemen. Verder heeft de gedeputeerde hier niet de vrijheid om daarop in te gaan, want dan komt men in privacy-gevoelige zaken terecht, waar ook een van de insprekers op wees. Zelfs het noemen van je emailadres kan al als inbreuk op de privacy worden ervaren. Als de gedeputeerde hier nu verder in gaat, wordt het helemaal ongelukkig. Dhr. Haasken (VVD) vraagt of die gronden die nog niet verworven zijn, absoluut noodzakelijk zijn. Dhr. Bleker (gedeputeerde) bevestigt dat die noodzakelijk zijn met het oog op de waterbergingsfunctie die is afgesproken. De provincie heeft daarmee dus ook een onteigeningstitel. Dat is de functie waterberging. De inrichting van het gebied ten zuiden van Nieuweschans. De gedeputeerde kan zich – los van de toon – de reactie van mensen in het gebied goed voorstellen. Men heeft ook het volste recht om nu ten aanzien van die streekplanuitwerking de formele weg te bewandelen en bezwaren aan te tekenen tegen deze planologische ingreep. Daar is de normale zienswijze en inspraak en rechtsbescherming voor. Iedereen die daar in Nederland gebruik van maakt, maakt gebruik van de mogelijkheden die de wet biedt. Als bestuurder moet je die mensen royaal en redelijk in de ogen kijken. Zij kunnen dat doen. Men verschilt erover van mening. Men zal zien wie uiteindelijk in het gelijk wordt gesteld. Dat is niet waar het nu uiteindelijk waar het nu vooral om gaat. Die route zal wel gevolgd worden, een ander punt is: ook in de andere bergingsgebieden en noodbergingsgebieden is de provincie er uiteindelijk bijna altijd geheel in geslaagd om het met omwonenden eens te worden over de precieze inrichting – los van het feit dat diezelfde omwonenden tegen dhr. Bleker zeiden dat als zij het voor het zeggen hadden, het gebied er nooit was gekomen. Toch kun je het met elkaar eens worden over als het dan toch doorgaat, dat het op een manier doorgaat die zo goed mogelijk tegemoetkomt aan de wensen van omwonenden, etc. Dat is de provincie in Haren/Onnen gelukt en voor een belangrijk deel ook op andere locaties. Het is dus mogelijk. De inzet van het College – en als die tekort is geschoten de afgelopen tijd, biedt de gedeputeerde daarvoor zijn excuses aan – is erop gericht om de komende tijd waar dat ook maar mogelijk is tot een zodanig invulling, inrichting, situering van zaken te komen dat het zo veel mogelijk tegemoetkomt aan hoe mensen dat daar het liefste willen, als het dan toch komt. Dan is er dus te spreken over situering van dijken, over wat je dan doet in die gebieden die worden aangewezen, verschuivingen van kleinere of grotere aard. Als men maar zo ongeveer binnen de contouren van datgene wat nu geformuleerd staat, uiteindelijk die waterbergingsopgave realiseert – dus de volumes realiseren – en uiteindelijk de EHSdoelen realiseert. Binnen dat kader is er echt ruimte om men de mensen serieus om tafel te gaan. Maar dan moeten de deuren van beide kanten open, ook bij de vrienden in Hamdijk en ook bij de provincie. De provinciale medewerkers zijn namelijk ook bij deuren geweest – de gedeputeerde kan zich de emoties die er waren voorstellen – die gesloten bleven toen zij
37
aanbelden. Nu komt men misschien in een nieuwe fase. Het is een politieke realiteit dat er steun is voor de keuze van dit gebied voor deze doelen… Dhr. Haasken (VVD) interrumpeert en merkt op dat de gedeputeerde zegt dat in elk geval de doelen met betrekking tot waterberging en natuur gehaald moeten worden. De hoeveelheid kubieke meters kun je meten. Zijn de natuurdoelen vastgesteld? Voor zover dhr. Haasken bekend, hebben de Staten de natuurdoelen ter plekke nog niet vastgesteld, behalve dan dat het een natte, robuuste verbindingszone moest zijn. Dhr. Bleker (gedeputeerde) verklaart dat dhr. Hollenga zal helpen. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) stelt dat dhr. Haasken terecht opmerkt dat er hier sprake is van een robuuste verbindingszone, onderdeel van de ‘natte as’ zoals deze via de nota Ruimte voor natuur op de provincie afgekomen is en waar de provincie zich aan heeft geconformeerd om die als provincie te realiseren. Die ligt vast, de Staten hebben ermee ingestemd. De natuurdoelen die daarin gerealiseerd worden, moeten dus voldoen aan die natte as-doelen. Welke marges daar precies in zitten, daar wil het College de komende tijd nog wel eens over discussiëren. Het kan zelfs een onderdeel zijn van het overleg met de burgers ten aanzien van de inrichting van het gebied. Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat dus zowel ten aanzien van precieze lokalisatie en de inrichting ten behoeve van de waterfunctie als de precieze invulling van de functies voor de ecologie ruimte is om met de provincie om de tafel te gaan. Dhr. Bleker vindt het een prima idee dat van meerdere kanten uit de Statencommissie naar voren is gekomen, om voor te stellen om de komende zomer te benutten om dat gesprek aan te gaan. Er is een ontwerp van de eerste contouren van een inrichtingsplan zo ongeveer klaar. Dat is niet meer dan een eerste aanzet. Als de mensen zeggen dat zij met de provincie om de tafel willen, collectief, groepsgewijs of individueel, om te kijken hoe het dan zou kunnen, dan is de provincie daartoe bereid. Binnen de randvoorwaarden die de gedeputeerde zo-even heeft geformuleerd. Dhr. Hoiting zei ook dat er initiatieven – die de gedeputeerde ook bekend zijn – van mensen die een idee hebben hoe het wel zou kunnen, op een voor hen meer verantwoorde manier. Dan gaat men dat met elkaar doen in het kader van het inrichtingsplan. Dan komt het College daarmee terug, inclusief de afrondende bespreking over de streekplanuitwerking. De gedeputeerde gaat vervolgens in op de vraag van dhr. Stevens met betrekking tot de hoogte van de dijken. Er schijnt de gedachte te zijn dat de dijken hoger moeten omdat er natte natuur wordt gemaakt. Deze gedachte berust niet op waarheid. Het onderscheid tussen berging en noodberging – een vraag van mw. Hazekamp – staat keurig in de stukken: 1 x 100, meer dan 1 x 100. De bergingsfunctie heeft ook te maken met de ecologische functie die in het gebied wordt aangegeven. De gevolgen van de jachthaven – het gaat niet om een nieuwe jachthaven, maar om een bestaande jachthaven die beter geoutilleerd wordt en die enigszins anders gesitueerd wordt. Daar worden, ook vanuit de commissie MER, geen grote veranderingen qua effecten verwacht. Dhr. Abbes wees niet alleen op ecologie en water, maar ook op de landschappelijke betekenis van het gebied en de cultuurhistorische betekenis van het gebied. Als de provincie ergens in een gebied iets wil, ziet men met elkaar beter de cultuurhistorische waarde dan voorheen, zo is de indruk van de gedeputeerde. Dit stukje was al een mooi stukje voordat de provincie zich ermee ging bemoeien. Dat is tenminste wat de gedeputeerde vond. Hij heeft er de vorige zomer nog eens op een zondagmiddag een paar keer linksom, rechtsom doorheen gefietst. Het is wel een bijzondere plek met bijzondere zichtlijnen en verkavelingspatronen. Als dhr. Abbes zegt dat daar ook rekening mee moet worden gehouden bij de nadere invulling – net als met leefbaarheid, etc. – en de waterfuncties en natuurfuncties, dan stelt de gedeputeerde dat het College dat ook gaat doen. Als er
38
mogelijkheden zijn om op dat punt de plannen binnen de randvoorwaarden te verbeteren, dan zal dat gebeuren. Er is ook een vraag gesteld over het zuidelijk perceel bij de Bovenlanden. Als de informatie van de gedeputeerde juist is, dan is dat wel een perceel dat in de toekomst voor ecologische doelen zou kunnen worden ingezet. Dhr. Bleker hoort ook geluiden uit het gebied, die hem ook via de Staten bereiken, dat zich daar mogelijkerwijs ook verwervingsmogelijkheden zouden voordoen en dat dat dan weer de druk op met name het noordelijk deel van de Hamdijk wat zou kunnen verlichten. Gekeken zal worden of dat het geval is en of het allemaal binnen de financiële randvoorwaarden past die de provincie en het waterschap met elkaar hanteren. Het overgrote deel wordt betaald door het waterschap en er zijn dus grenzen aan wat het allemaal mag kosten. Het lijkt dhr. Bleker goed dat het College van GS aanstaande dinsdag alle vakanties opschort van medewerkers die hiermee te maken hebben. Dan kan in september verder worden gesproken. De voorzitter geeft de insprekers de gelegenheid kort te reageren. Dhr. Tjakko Folkersma (inspreker) is blij dat dhr. Bleker dit voorstel doet. Hij hoopt alleen dat als de onderhandelaars komen, het onderhandelaars zijn die niet liegen en de bewoners niet bedriegen. Er moet serieus worden onderhandeld en naar de bewoners geluisterd worden. Er moet met elkaar, niet tegen elkaar worden gepraat. Dhr. Daniël Folkersma (inspreker) bedankt de leden van de Provinciale Staten. Hij vroeg zich vroeger wel eens af wat die mensen doen. Die mensen luisteren eigenlijk toch heel goed naar de burgers. Een praktijkvoorbeeld van hoe het zou moeten in het land. Dhr. Folkersma is zeer blij dat het voorstel Statenbreed is overgenomen om het in elk geval aan te houden. De bewoners vinden het wel jammer dat pas nu tot een dergelijke dialoog gekomen wordt en niet eerder. Zij zijn benieuwd naar de voortzetting. Mw. Tijdens (inspreker) sluit zich bij deze woorden aan. Zij vindt het ook jammer dat de bewoners niet voor die tijd goed werden ingelicht. Mw. Tijdens heeft enige vragen gesteld waar zij zeer vreemde antwoorden op heeft gekregen. Zij hoopt dat het nu beter wordt. In tweede termijn Dhr. Stevens (ChristenUnie) blijft met een vraag zitten. Wat is nu het nut van het maken van onderscheid tussen een bergings- en een noodbergingsgebied als beide gebieden even hoge dijken krijgen en beide gebieden worden ingericht als natte EHS. Dhr. Dieters (PvdA) stelt dat de vragen later aan de orde zullen komen. In het interactieve proces zou het goed zijn dat hetzelfde wordt gedaan als vorig jaar bij de Binnen Aa: gezamenlijk in een bus of auto plaatsnemen om zich nog eens goed in het gebied te oriënteren wat de gevolgen zijn van waarover wordt gesproken. Dhr. Abbes (CDA) dankt de gedeputeerde voor de toezegging om het door te schuiven. Hij heeft nog een vraag aan de insprekers. Hij heeft, toen hij in Hamdijk op bezoek was, gemerkt dat er bij de bewoners grote creativiteit en bereidwilligheid is om mee te werken met de plannen. Dhr. Abbes constateert nu dat die bereidwilligheid er nog steeds is om constructief mee te denken over een oplossing. Dhr. Abbes is benieuwd naar de mening van de insprekers – los van wat in de commissie bediscussieerd gaat worden. Wanneer de natuurontwikkeling in het gebied in de sfeer getrokken zou gaan worden van meer droge natuur, landbouw, cultuurhistorie, etc., zou dat dan de pijn verzachten? De voorzitter wenst in de commissie geen voorschot te nemen op de gesprekken die deze zomer gevoerd zullen gaan worden. De lijnen staan open, iedereen kan contact hebben met de mensen.
39
Dhr. Haasken (VVD) dankt de insprekers voor de wijze waarop zij dit naar voren hebben gebracht en de wijze waarop zij de Statenleden hebben ontvangen. Dhr. Haasken dankt eveneens het College. Zij hebben zich flexibel getoond. Daartoe was de noodzaak dan ook volledig aanwezig. Dhr. Haasken roept het College op volledig interactief te zijn in lijn met de motie zoals die ruim een jaar geleden is aangenomen en die interactiviteit ook nadrukkelijk met de betrokken bewoners in te zetten. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) vertelt dat, toen de commissie aan de eerste termijn begon, hem af en toe het gevoel bekroop dat het in het midden bleef liggen of het wel of niet zou worden gedaan, an sich, bij een aantal fracties. Dhr. De Vey Mestdagh is blij met de beantwoording van de gedeputeerde die daar ook heel duidelijk over is geweest wat de verwachting is geweest wat de verwachting is die de bewoners mogen hebben. In dat verband laten zachte heelmeesters zeker stinkende wonden achter. Het is van groot belang dat het duidelijk is waarover het interactieve proces verder gaat. Dhr. De Vey Mestdagh denkt dat de bewoners daar nu een goed beeld van hebben. Het is van groot belang om, als je het over de inrichting hebt, te kijken of je tot een goed compromis kunt komen in dialoog met het gebied. De gedeputeerde heeft duidelijk aangegeven dat hij dat wil en kan en dat het uitstel dat nu komt met betrekking tot de beslissingen die genomen zullen worden, niet een uitstel betekent ten aanzien van de hoofdzaken. Mw. Hazekamp (PvdD) is blij met de beantwoording en de toezeggingen van de gedeputeerde. Zij wenst aan te geven dat bij het interactieve proces heel duidelijk wordt gekeken naar de mogelijke inrichtingsvarianten en dat duidelijk in kaart wordt gebracht wat de gevolgen zijn, want de gevolgen van vernatten met behulp van bijvoorbeeld incidentele inundatie of bijvoorbeeld 10 cm water, zijn volledig anders dan wanneer daar 50 cm op wordt gezet. De gevolgen voor vegetatie en wat voor natuur je er mag verwachten, dienen ook aan de bewoners duidelijk gemaakt te worden. Dhr. Blom (SP) wil benadrukken dat de SP natuurlijk niet tegen waterberging is en ook niet tegen EHS en ook niet tegen nieuwe natuur. Daar waar er mogelijkheden zijn om ze zo in te richten dat iedereen blij is met de begrenzing, moeten die mogelijkheden natuurlijk gepakt worden, zeker in dit geval, waar een aantal mensen toch zeer verbolgen is geraakt en waar sprake is van het in de ogen van de SP opofferen van veertig private belangen aan één zakelijk belang. Dat is een gang van zaken die eigenlijk, wat de SP betreft, niet door de beugel kan. Dhr. Bleker (gedeputeerde) wenst over dit laatste slechts een ding te zeggen: er is een heel groot zakelijk belang gediend met het op tijd realiseren van bergings- en noodbergingsgebieden op een financieel verantwoorde manier en ook nog in combinatie met natuurontwikkeling. Dat grote zakelijke belang wordt ook gediend met het plan zoals dat nu voorligt. Het doen voorkomen alsof het hier de overheid is die maar een beetje wijkt voor de eerste de beste onwillige grondeigenaar en dan met een ‘flutplan’ komt, is verre bezijden de waarheid. Als de provincie in ellenlange procedures verzeild was geraakt en het in 2011 mis was gegaan in Oost-Groningen, dan zou men aan dhr. Bleker hebben gevraagd waarom hij er niet voor gezorgd heeft dat er wel een noodbergingsgebied was in de buurt van Nieuweschans. Noodberging/berging. Het enige verschil is niet de natuurfunctie, dat staat er geheel los van, maar de volgorde van inzet in geval van wateroverlast. Berging wordt eerder ingezet, noodberging als allerlaatste. Dhr. Stevens (ChristenUnie) begrijpt dit, maar hij vraagt wat het nut is van het maken van dat onderscheid in dit gebied als er verder geen enkele consequentie is, zou je toch ook van beide gebieden berging kunnen maken en ze om de beurt gebruiken?
40
Dhr. Bleker (gedeputeerde) merkt op dat de provincie hierover gaat nadenken. Er is een heldere afspraak. Het College gaat zijn uiterste best doen om net als in andere gebieden nu in die fase van die uitwerking van het inrichtingsplan zo veel mogelijk tegemoet te komen aan redelijke wensen en aan goede suggesties vanuit het gebied. Om te verwachten dat iedereen dan na afloop blij is, moet men wel een rasoptimist zijn. Dhr. Bleker vindt wel dat je met elkaar aan het eind van zo’n proces moet kunnen zeggen dat men het niet helemaal eens is geworden, maar dat wel al het mogelijke gedaan is om er op een goede manier uit te komen, dat men het op een aantal punten helemaal heeft gered zoals men eigenlijk zou willen als burgers, maar dat men wel de overtuiging heeft dat de overheid in redelijkheid en openheid in gesprek is geweest om tot een redelijk resultaat te komen. Dan moet je elkaar recht in de ogen kunnen zien, ook na afloop van zo’n proces. Dat vindt de gedeputeerde de toetssteen van het geheel. Daar zet het College zich voor in. Dhr. Bleker denkt dat er straks een goede herstart gemaakt kan worden. De voorzitter concludeert dat dit stuk wordt aangehouden en niet naar de Staten gaat. Over een aantal maanden zal hier weer over worden gesproken. 13.
Brief van GS van 15 april 2008, nr. 2008-19.538/16/A.14, KB + bijlage + bijlage + bijlage + bijlage + bijlage betreffende Proef met het niet bestrijden muskusratten; Daarbij kan worden betrokken: - Brief van Dierenbescherming mede namens De Faunabescherming en Bont voor Dieren, van 4 maart 2008 betreffende discussienotitie muskusrattenbestrijding - Brief van landelijk Coördinatiecommissie Muskusrattenbestrijding (LCCM) van 19 maart 2008 betreffende reactie op brief van Dierenbescherming voornoemd
De voorzitter merkt op dat de gedeputeerde heeft aangegeven dat dit wellicht een heel kort agendapunt zou kunnen zijn. Dhr. Bleker (gedeputeerde) heeft een voorstel. Het College heeft een discussienotitie gemaakt. De Staten hebben een hoorzitting georganiseerd. Het College heeft kennis genomen van de inbreng die in die hoorzitting is geleverd. De provincie is zelf bezig om twee gebiedsbijeenkomsten te beleggen. Eén ervan heeft afgelopen vrijdag al plaatsgevonden, in Boven-Pekela. Eén is er volgende week. Het College wil graag de gelegenheid om op basis van die gebiedsbijeenkomsten en op basis van de inbreng die er door diverse deskundigen en betrokkenen is gegeven tijdens de hoorzitting, een en ander allemaal op een rij te zetten en in een meer definitief voorstel in september aan de Staten voor te leggen. Als de commissie zich met dat procedurevoorstel kan verenigen, dan is een echt inhoudelijke discussie nu over deze discussienotitie misschien minder opportuun. De voorzitter stelt voor om dit punt nu niet te bespreken en het te bespreken wanneer het definitieve voorstel van het College op tafel ligt. Het punt wordt dan aangehouden. Mw. Mortiers (PvdA) merkt op dat de opmerkingen tijdens het rondetafelgesprek zowel van bestuurlijke aard als van wetenschappelijke aard waren. Zij kan zich natuurlijk voorstellen dat bij de gebiedsbesprekingen die bestuurlijke elementen zoals die door de burgemeester en wethouders naar voren kwamen, aan de orde komen. Dat laat onverlet dat er ook van wetenschappelijke zijde tegen het huidige voorliggende voorstel heel wat kritiek naar voren kwam. Mw. Mortiers heeft daar zelf ook de nodige twijfels bij. De voorzitter vat de vraag samen: of de gedeputeerde van plan is om daar ook aandacht aan te schenken.
41
Mw. Mortiers (PvdA) geeft aan dat te willen vragen, zonder dan in detail hier nog verder op in te gaan. Dhr. Bleker (gedeputeerde) antwoordt bevestigend. Voordat het College zijn definitieve notitie aan de commissie stuurt, zal men zich nog rechtstreeks verstaan met enkele van de wetenschappers die zich hierover hebben uitgesproken. De voorzitter constateert dat het stuk wordt aanhouden. 14.
Brief van GS van 22 april 2008, nr. 2008-19.643/17/B.9, LGW, betreffende Ontwerp planwijziging herinrichting Haren
Mw. Mortiers (PvdA) heeft bij dit onderwerp een vraag. Deze vraag rees naar aanleiding van de brief die de minister van LNV eergisteren naar de Tweede Kamer stuurde met als onderwerp uitstel reactie op advies van de Raad Landelijk Gebied, namelijk het advies met als titel ‘De mythologie van de onteigening’. De minister meldt daarin dat de rapportages van de provincies inzake natuurbeleid intussen binnen zijn. Mw. Mortiers vraagt het College of het College in zijn reactie, te weten de rapportage ILG, aan de minister ook melding gemaakt dat bij dit plan landeigenaren niet allemaal meewerken aan zaken van algemeen belang. Uit de brief die men van de Milieufederatie kreeg, heeft men vernomen dat de gedeputeerde in Gelderland daarover een zeer uitgesproken standpunt had. Wat verandert er nu in grote lijnen ten opzichte van het oorspronkelijke plan? In de brief van het College van 24 april wordt gesteld dat het gemaal in de polder het Oosterland vervalt. De PvdAfractie zou graag willen weten of dit nu uitstel of afstel is. Kortom: komt het al dan niet nog een keer terug? Met Natuurmonumenten en Het Groninger Landschap pleit de PvdA-fractie – en dat heeft zij al eerder gedaan als afzonderlijk agendapunt, een aantal maanden geleden – voor het begrenzen van Scharlakenhof als reservaatgebied. De argumenten heeft de PvdA destijds al geleverd. Dhr. Abbes (CDA) deelt mede dat de CDA-fractie kennis heeft genomen van dit stuk. Zij heeft vastgesteld dat de procedures goed zijn doorlopen. Ook heeft zij begrepen dat alle partijen ingestemd hebben met het voorstel. De landinrichtingscommissie Haren heeft in haar vergadering op 4 april ook met deze aanpassingen ingestemd. Het CDA kan op basis hiervan ook met het stuk instemmen. Mw. Stavast (GroenLinks) verklaart dat het plan er in het algemeen goed uitziet. Er is – zoals kort geleden ook al gememoreerd is – noodberging gerealiseerd. Dat is een pluspunt. Het zal geen verbazing wekken dat GroenLinks wat betreft wegen verheugd is dat er een recreatieve verbinding voor fietsers en wandelaars gerealiseerd is, dwars door de Drentse Aa. Men mag eigenlijk geen woordspelingen maken met ‘polderen’, maar hier is mooi overlegd en er zijn af en toe mooie resultaten bereikt. Dat wil niet zeggen dat er na de herinrichting nu een ideale situatie ontstaan is. Het probleem dat gesteld is van landbouw in reservaatgebied, is iets wat GroenLinks in deze nota niet opgelost ziet, maar wat wel een probleem is dat blijft bestaan. Verder is er in de inspraaknotitie door Natuurmonumenten gezegd wat betreft de waterbeheersing van de polder Oosterland dat er problemen overblijven, omdat aan de ene kant van de Drents/Groningse grens iets wel gelukt is en aan de andere kant niet. Op grond daarvan zijn de nieuwe watergang en het gemaal wel geschrapt, dus er is tegemoet gekomen aan de inspraak. De reactie van het College is ook dat het College de analyse deelt. De vraag van de GroenLinks-fractie is echter wel: en dan? Juist als die analyse gedeeld wordt… Wat GroenLinks betreft moet het afgemaakt worden, op de wijze zoals de bedoeling was en kan Collegiaal contact daar misschien nog aan bijdragen. GroenLinks wenst in elk geval te vernemen hoe de situatie nu is.
42
Mw. Hazekamp (PvdD) geeft te kennen dat ook de PvdD-fractie het plan zoals het er nu ligt, overwegend positief vindt. Zij deelt echter de zorgen van de Milieufederatie Groningen, Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten ten aanzien van de waterhuishouding, de cruciale factor bij het realiseren van de natuurdoelstellingen aldaar. Vanochtend is bij een ander onderwerp al even gesproken over particulier en agrarisch natuurbeheer en de knelpunten die kunnen ontstaan bij het realiseren van de natuurdoelen. Ook dat speelt hier nadrukkelijk. Doordat er een deel agrarisch beheer plaatsvindt binnen de EHS en daarmee het lage waterpeil dat daarvoor gehandhaafd moet worden, is het lastig om de natuurdoelen hier te realiseren. De PvdD vraagt aan het College hoe het dat wil oplossen. Mw. Hazekamp is benieuwd naar wat het College vindt van het voorstel van de Milieufederatie Groningen om bij het verwerven van de EHS, als het uiteindelijk allemaal niet lukt op basis van vrijwilligheid, over te gaan tot onteigening. Wil het College dat als mogelijkheid open houden? Dhr. Hoiting (PvhN) onderschrijft in grote lijnen wat de fracties voor hem gezegd hebben. Hij begrijpt dat het probleem met één agrariër in Oosterland die betekent dat daar landbouwfunctie blijft bestaan en het waterpeil dus gedifferentieerd gehouden moet worden. In de brief van Natuurmonumenten las dhr. Hoiting dat zij aangeven dat zij mogelijkheden zien om met dhr. Woldring er wel uit zullen komen om in verband met de landruil dan alsnog het hele gebied alleen voor natuurdoeleinden te kunnen reserveren. Dhr. Hoiting vraagt de gedeputeerde of die optie nog wordt onderzocht. Dhr. Haasken (VVD) deelt mede dat de VVD akkoord gaat met deze planwijziging. Daar waar sprake is van enige vorm van onteigening, waartoe men wordt opgeroepen, kan dhr. Haasken de mededeling doen dat de VVD-fractie daar faliekant tegenstander van is, al was het alleen maar om dat je daarmee tijdens de wedstrijd de spelregels verandert. Toen indertijd ook in dit gebied en ook in de rest van de provincie Groningen de EHS is afgesproken, is nadrukkelijk van de kant van het College van GS van Groningen meegegeven in elk donker en rokerig zaaltje, dat de EHS zou worden gerealiseerd op basis van vrijwilligheid en niet op basis van onteigening. Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) verkondigt dat de ChristenUnie zich kan aansluiten bij de woorden die zijn uitgesproken door het CDA op dit punt. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) gaat allereerst in op het gemaal Oosterland. Naar aanleiding van de reacties in goed overleg met Natuurmonumenten is gesteld dat voorlopig niet te doen. Het had ook te maken met het feit dat aan Drentse kant ook een probleem is met het feit dat daar ook nog niet alles verworven is. Zowel aan Drentse kant als aan Groningse kant wordt gewoon voort gegaan met de verwerving en de verwervingmogelijkheden van gronden die men wil hebben. Het klopt ook dat ook Natuurmonumenten verzocht heeft om het nog even niet te doen, omdat zij nog kansen zien, mogelijk door ruil of iets dergelijks, om er op niet al te lange termijn uit te komen. Dat betekent dat men ook vanuit Groningen via de landinrichting daaraan blijft werken. Hoe het staat met die onderhandelingen en die contacten, daar kan dhr. Hollenga op dit moment niet over uitweiden. Dat is ook niet interessant. Het gaat erom dat bekend is waar men voor wil gaan en wat men wil realiseren. De landbouwgronden nog in de EHS. De PvdD noemde agrarisch natuurbeheer in de EHS, maar waarschijnlijk werd bedoeld dat er nog landbouwenclaves binnen de EHS liggen, waardoor het reservaat niet gerealiseerd kan worden. Als wordt gekeken naar deze landinrichting, zit deze nu in de fase dat men met de toedeling gaat beginnen. Dat betekent dat er vrij snel daarna ook heel grote gebieden al ingericht gaan worden. De commissie zal dat in september zien bij de voortgangsrapportage. Er worden behoorlijke vorderingen op dit gebied gemaakt. Uiteraard blijven er altijd nog wat knelpunten liggen. Het College hoopt dat die in de loop der komende jaren worden opgelost. Het College sluit dat niet uit. Men gaat gewoon door met de kansen die er zijn. Het is een landinrichting die al heel lang loopt. Het is een landinrichting – de gedeputeerde heeft dat ook tegen de commissie gezegd – waar dhr.
43
Hollenga heel veel waardering voor heeft, want als men ziet dat die begonnen werd voordat de EHS er kwam… Er was een landinrichting en toen kwam de EHS. Toen werd er een vrij grote claim van de EHS in dit gebied neergelegd. Daarmee kwamen de robuuste verbindingszones. Ook dat moest in dit gebied weer een behoorlijke invulling krijgen. Die commissie heeft voor forse opgaven gestaan. Die opgaven bestaan ten aanzien van een reservaat en landbouw, die tot een einde komt, maar dat sluit niet uit dat er een aantal percelen niet verworven zijn die in het reservaat liggen, maar die kun je ook niet daar buiten neerleggen, want je hebt zoveel hectare voor reservaat en zoveel hectare voor landbouw. Je moet proberen daar zo goed mogelijk uit te komen. Dat is de commissie ook echt van plan. Ten aanzien van de vragen over onteigening merkt de gedeputeerde op dat er in de Staten een motie is aangenomen met betrekking tot dit onderwerp, waar in staat: als het om de laatste hectares gaat, dan wordt niet uitgesloten dat het middel misschien een keer ingezet wordt. Tot nu toe is dat nog nooit gebleken. Het College gaat er voorshands vanuit dat ook in deze landinrichting voorlopig niet aan de orde is, omdat er nog voldoende tijd en gelegenheden komen om datgene te realiseren wat men wil realiseren. De voorzitter tast af of er behoefte is aan een tweede termijn. In tweede termijn Mw. Hazekamp (PvdD) informeert of zij goed begrijpt dat dhr. Hollenga zegt dat, vanwege die motie, het ook niet uit te sluiten is dat uiteindelijk, wanneer dit niet volledig aangekocht kan worden, er overgegaan kan worden tot onteigening. Dhr. Hoiting (PvhN) stelt dat de gedeputeerde aangeeft dat hij niet in detail wil treden met betrekking tot de onderhandelingen, gesprekken die plaatsvinden. Dhr. Hoiting heeft hier alle begrip voor. De gedeputeerde zegt dan echter dat het College wel weet waar het naartoe wil. Dhr. Hoiting vraagt of het College toe wil naar een situatie waarin er geen landbouwgronden meer in die polder liggen. Is dat de gewenste situatie? Mw. Stavast (GroenLinks) zou die vraag, nu er toch nog even op doorgegaan wordt, voor het Kamsteeg-gebied willen hebben. Daar staat de stepping stone-theorie. Het is de bedoeling dat na afloop van de herinrichting nog wel mogelijkheden worden opgenomen voor aankoop van gronden door Beheer Landbouwgronden en particulier natuurbeheer. Nu wordt het grotendeels alleen aangewezen als beheergebied, een heel klein gedeelte als reservaatgebied. Mw. Stavast wenst te vernemen of daar nog een grotere ambitie is, als die mogelijkheden er zijn. Mw. Mortiers (PvdA) wenst van de gedeputeerde te vernemen op welke termijn de gedeputeerde denkt dat de EHS in dat gebied uiteindelijk gerealiseerd zal zijn. Daarnaast is de vraag met betrekking tot Scharlakenhof blijven liggen. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) zal geen jaartal noemen wanneer de EHS is gerealiseerd. Hij kan één jaartal noemen, namelijk 2018. Dhr. Hollenga heeft de verwachting dat voor die tijd al heel veel reservaten in dit gebied verworven kunnen worden. Daar maakt hij zich geen zorgen over. De Oosterpolder is aangewezen als reservaatgebied. Er wordt gestreefd naar verwerving. Dat betekent dat, als je praat over hoe dat met het gemaal zit, of het uitstel of afstel is, dat het wat de gedeputeerde betreft afstel is, want je wilt daar een reservaat realiseren. Kan er nog meer reservaatgrond bij komen? Er ligt de opgave om het aantal reservaatgronden te realiseren dat is afgesproken. Daar streeft het College ook naar. Als dat op een gegeven moment door verschuiving ergens anders heen moet en het past, dan doet de provincie dat. Anders is dat ook de opgave die de landinrichtingscommissie van de provincie heeft gekregen.
44
Scharlakenhof. Daar is een afspraak mee dat via de ruime jas-methode agrarisch natuurbeheer gerealiseerd kan worden. Dat betekent ook dat daar ook geen reservaatgronden gerealiseerd worden, want dat betekent dat je gronden die die bestemming nu niet hebben, die dan zou geven, terwijl er andere afspraken zijn gemaakt, ook met de landinrichtingscommissie en met de betreffende omgeving. De voorzitter informeert ter verduidelijking of het over het Scharlakenhof of over het Scharlakenbos gaat. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) legt uit dat het gaat over het Scharlakenhof. Het Scharlakenbos is het bosje waar eerder ook over is gesproken. Scharlakenhof is het gebied dat er omheen ligt en waar agrarisch natuurbeheer mogelijk is. Dhr. Miedema (GroenLInks) vraagt wat er dan gebeurt met het Scharlakenbos. Wordt dat ook niet als reservaat aangewezen? Dhr. Hollenga (gedeputeerde) geeft aan daarover reeds een toezegging te hebben gedaan dat bij de begrenzing van de EHS in POP-3 daar uitsluitsel over gegeven zal worden. De voorzitter constateert dat het stuk als C-stuk naar de Staten gaat. 15.
Brief van 20 maart 2008, nr. 2008-15.351/12/A.18, LGW betreffende Verkaveling Middag-Humsterland
Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) onthult dat hij nogal schrok toen hij deze brief voor het eerst las. Aan de andere kant was wel bekend dat er links en rechts sloten werden gedempt. Maar als het dan zwart op wit staat en het College met zo’n brief komt, gaat men nog eens achter zijn oren krabben. Vervolgens wordt gekeken hoe tot een oplossing gekomen kan worden. De GroenLinks-fractie constateert met deze brief ook dat het in feite een failliet is van de vrijwilligheid van private partijen om zich te houden aan landschapsgerichte doelen. In feite geeft het ook de beperktheid van het instrument bestuurlijke convenant aan. Bij de Voorjaarsnota werd daar door dhr. Keurentjes een opmerking over gemaakt. Als hij deze brief leest, weet hij – bestuurlijke convenanten kan men wel op de eerste plaats zetten – dat hij voor een deel ook een ineffectief instrument naar voren haalt. Je zou ook kunnen zeggen dat men de afgelopen periode leergeld heeft moeten betalen. Nu moet het gewoon op een andere manier en beter worden gedaan. Vervolgens worden er vier varianten beschreven. Toen dhr. Van der Ploeg het een week of zes geleden voor de eerste keer las, dacht hij dat varianten 1 t/m 4 in strengheid oplopend zijn. Bij betere lezing dacht hij dat dit niet helemaal klopte en dat het best zou kunnen dat, als je twee en drie combineert, je daarmee een 3+variant hebt gecreëerd. Dhr. Van der Ploeg informeert of zijn indruk in tweede instantie klopt. Het zit hem nog altijd in de uitvoering. Dhr. Van der Ploeg leest dat vanuit de landbouw wordt aangegeven wat de mogelijkheden zijn, maar dat er niet specifiek gevraagd is aan landschapsdeskundigen wat vanuit hun visie de beperkingen zouden moeten zijn of de mogelijkheden zouden kunnen zijn. Waarom deze eenzijdige wijze van aanpak? Een wat meer algemene procedurele vraag: het stappenplannetje dat op de laatste pagina staat. Een aantal data is gepasseerd, derhalve zou dhr. Van der Ploeg het College willen uitnodigen om uit te leggen wat de huidige stand van zaken is met het gebied en met de partijen waar overleg mee is gevoerd en wordt gevoerd. Vervolgens zou men de vraag kunnen stellen of het bij bepaalde sloten ook niet geëigend zou zijn om herstel te gaan uitvoeren. Dhr. Van der Ploeg vraagt in hoeverre de provincie concreet in beeld heeft wat er gedempt is en wat niet. Zijn daar foto’s van? Is dat in die zin gedetailleerd te vergelijken? Zijn er ook sloten die eigenlijk blauw of zwart waren, niet gedempt en moeten ze dus niet hersteld worden?
45
Een algemene opmerking om mee af te sluiten is afkomstig van Attie Bos, die vorige week hierover sprak. Zij zei: “Maak vooral ook de opmerkingen over de agrarische bijgebouwen in dit Nationaal Landschap”. Ze komen als paddestoelen uit de grond. Dhr. Van der Ploeg kan dit ook uit eigen waarneming halen. Dat kan iedereen die zich door het landschap heen beweegt in Groningen, met name bij de melkveehouderijen. Er is een gigantische investeringsslag die plaatsvindt. De vraag is of je in een Nationaal Landschap daar niet een apart regime voor zou moeten entameren. Dat zou dan op gemeentelijk niveau vormgegeven moeten worden, want de provincie heeft daar haar grenzen voor binnen het POP. Als men naar een gebiedsgericht landschapsbeleid gaat, zou je daar maatgevend naar moeten kijken. Hier gaat het over een Nationaal Landschap. Je komt op de rolverdeling uit. Als het om een vergunningenstelsel gaat, wie heeft dan welke rol? Dat is uit deze brief niet duidelijk, derhalve verzoekt dhr. Van der Ploeg om een toelichting. Dhr. Abbes (CDA) geeft aan dat ook de provincie bij de beoordeling van locale bestemmingsplannen heeft geconstateerd en aangegeven dat het traditionele verkavelingspatroon onvoldoende wordt beschermd en dat het behoud beter gewaarborgd moet worden. Om dat te realiseren is een aantal scenario’s opgesomd. Allerlei overwegingen spelen erbij een rol: de status van Nationaal Landschap, landbouw, veeteelt, toerisme, recreatie, etc. Nu komt het College tot het volgende standpunt. Om de verkaveling van Middag-Humsterland beter te beschermen willen zij extra sloten aanwijzen die samen met de huidige convenantsloten in het bestemmingsplan tot water worden bestemd. De zogenaamde vrij dempbare sloten worden onder aanlegvergunningsstelsel gebracht waarbij op basis van verkavelingskarakteristieken per deelgebied maatwerk wordt geleverd. Op deze wijze moet de waardevolle verkaveling in het gebied grotendeels behouden worden, maar tegelijkertijd gaan bepaalde deelgebieden ook niet op slot voor verdere perceelsvergroting. Dit betreft dus een nadere uitwerking van een combinatie van scenario 2 en 3. De CDA-fractie kan zich wel vinden in die aanpak van het College. De status van Nationaal Landschap voor het gebied MiddagHumsterland is voor het CDA ook onbestreden. Ook het CDA ziet de grote waarde van het gebied. De CDA-fractie wil er echter een strikte kanttekening bij maken. De agrarische sector in het gebied moet ook kunnen blijven functioneren en zo veel mogelijk dezelfde mogelijkheden en kansen hebben die bij de normale bedrijfsvoering ook hoort. Eenzijdig de agrarische sector in het gebied alleen maar lasten en beperkingen opleggen, terwijl de landschappelijke status door de landelijke en regionale politiek wordt aangewezen, is voor de CDA-fractie te kort door de bocht. Level playing field. De CDA-fractie vindt dat de plaatselijke agrariërs voor hun aan te tonen schade en derving van inkomsten als gevolg van de beperking die het Nationaal Landschap met zich mee brengt, in aanmerking zouden moeten kunnen komen voor compensatie. Dhr. Abbes verzoekt de gedeputeerde om een reactie. Ook wenst hij te vernemen welke inspanning de gedeputeerde voor ogen heeft om die compensatie te realiseren. Mw. Mortiers (PvdA) merkt op dat door GroenLinks en het CDA al naar voren is gebracht dat de convenantafspraken die voor Middag-Humsterland golden, niet blijken te werken. Daardoor komen de kwaliteitseisen op grond van de gebiedskenmerken die aan het Nationaal Landschap gesteld mogen worden, zwaar onder druk te staan. Het predikaat ‘Nationaal Landschap’ legt restricties op aan de bewoners, met name aan de agrariërs. Maar – en dat zou mw. Mortiers hier toch met nadruk willen stellen, en dat is wellicht in de stukken onderbelicht gebleven – het biedt ook kansen voor verbreding van de agrarische bedrijfsvoering. Ook biedt het kansen voor de andere ondernemers en organisaties in het gebied. Als er ergens gebiedsgericht beleid nodig is, dan is het juist in dit Nationale Landschap, waar een veel bredere groep van ondernemers en burgers betrokken moet worden om gezamenlijk ook de vruchten – onder andere in de toeristisch recreatieve sfeer – van de vererende titel ‘Nationaal Landschap’ te kunnen plukken. De PvdA is in dit gebied bij uitstek voorstander van een integrale aanpak. De agrarische ondernemers worden dan niet geïsoleerd van de rest van de samenleving en collega-ondernemers. De voorlichting en de communicatie over deze mogelijkheden mogen wat de PvdA betreft nog wat worden
46
aangescherpt. In de rekening met betrekking tot de productverantwoording voor het gebied wordt veel geld uitgetrokken voor communicatie en voorlichting aan vooral agrarische ondernemers, maar de PvdA zou er hier toch voor willen pleiten om dat breder in te zetten. Dhr. Haasken (VVD) vraagt of de PvdA de agrarische sector vooral aanbeveelt hun heil in toerisme en recreatie te zoeken. Mw. Mortiers (PvdA) antwoordt dat dit vanzelfsprekend geheel aan de ondernemer zelf is. Maar de mogelijkheden die de titel ‘Nationaal Landschap’ zijn veel groter. Als mw. Mortiers zich het goed herinnert, was dhr. Haasken medepassagier in de bus, toen men bij de IPObijeenkomst in Brabant aldaar een Nationaal Landschap bezocht en men daar toch geconfronteerd werd met een aantal grote voordelen wanneer men daar gezamenlijk optrekt… Dhr. Haasken (VVD) vraagt of mw. Mortiers er voorstander van zou zijn om de betreffende agrarische ondernemers ter plekke bijvoorbeeld in het gebied Middag-Humsterland de ruimte te geven om bijvoorbeeld tien recreatiebungalows te laten boven. Het heeft namelijk wel een consequentie. De PvdA vraagt ergens om en duidt ergens op. Dat betekent dat mensen worden opgeroepen om in een bepaalde richting te gaan investeren. Dan moet men ook iets voor durven houden, zo stelt dhr. Haasken. Dat hoort hij mw. Mortiers nog niet doen. Mw. Mortiers (PvdA) geeft aan dat dhr. Haasken er nu misschien toch een beetje een karikatuur van maakt. Er is een initiatief ‘Zet het Hogeland op de kaart’. Dhr. Haasken (VVD) stelt dat dit nog geen inkomsten oplevert. Mw. Mortiers (PvdA) geeft aan dat het op dit moment nog geen inkomsten oplevert, maar zij gaat niet voor ondernemers invullen hoe zij hun bedrijfsvoering moeten gaan inrichten. Op een level playing field is hier al herhaaldelijk gewezen. Mw. Mortiers vraagt zich af of, gelet op de fysieke context, een gebied als Middag-Humsterland gelijk kan worden gesteld aan bijvoorbeeld de Oekraïne. Er zijn wat dat betreft enige beperkingen. Misschien kan men daar juist ook een voordeel van maken. Dat is het enige waar mw. Mortiers hier vandaag voor pleit, dat men een veel bredere groep van ondernemers – en zij begrijpt niet wat dhr. Haasken daar tegen zou kunnen hebben –… Dhr. Haasken (VVD) stelt voor om binnenkort op excursie te gaan naar de Oekraïne. De voorzitter geeft te kennen dat dit in overweging zal worden genomen. Dhr. Veluwenkamp dacht een moment dat mw. Mortiers ging pleiten voor betaalde elandenjacht in het Middag-Humsterland. Mw. Mortiers (PvdA) stelt dat men kennelijk geen hoge pet op heeft van de ondernemers die zich daar misschien potentieel bevinden. De PvdA is groot voorstander van een integrale aanpak in het gebiedsgerichte beleid, ook hier. Het is niet handig om de agrarische ondernemers hier te isoleren van de rest van de samenleving en van collega-ondernemers. De voorlichting en informatie zouden op een bredere doelgroep moeten worden gericht. Het brand ‘Nationaal Landschap’ biedt perspectief, en zoals het er nu uitziet, lijkt het alleen een beperking. Wat dat betreft zou mw. Mortiers er graag over een jaar in de commissie over van gedachten wisselen, wanneer het instrument voor een bredere doelgroep wordt ingezet. Als er compensatie, c.q. vergoedingen worden verleend aan agrarische ondernemers – waar de PvdA op zichzelf niet tegen zou zijn –, mag daar wel tegenover staan dat er eisen worden gesteld waarbij het gebied wat de grootte van de kavels en de waterlopen betreft zo intact mogelijk blijft.
47
Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) legt uit dat de voorliggende brief ter informatie aan de commissie is verzonden om te informeren over de scenario’s, het standpunt van GS en de vervolgprocedure. De ChristenUnie wenst te vernemen waar de provincie nu in het proces zit. Wanneer wordt het standpunt van de provincie precies bepaald? Er is al een aantal keren uiteengezet wat er niet bleek te werken, namelijk de convenantafspraken. Ze hadden niet voldoende en het bedoelde effect. Daarom zijn ze ook aangescherpt. De oplossing van het College is te vinden in een gecombineerde oplossing van scenario 2 en 3. Dit vertolkt ook de gedachte van de ChristenUnie op dit punt, want op deze manier wordt er recht gedaan aan de boeren in het gebied door de perceelsvergroting niet uit te sluiten, en de verkavelingsstructuur blijft in het gebied grotendeels behouden. In de brief is te lezen dat de resultaten van het landbouwonderzoek in mei beschikbaar zijn. De ChristenUnie informeert of de commissie deze resultaten kan ontvangen. Het is namelijk goed om deze resultaten mee te nemen bij het al dan niet verlenen van compensatie voor de boeren. De ChristenUnie ziet de boeren ook als onderhouder van het landschap, als drager van het landschap. Er zijn gesprekken gevoerd, ook vanuit de ChristenUnie, met boeren uit het gebied. Daaruit – vooruitlopend op het landbouwonderzoek, waarvan men de resultaten nog zal vernemen – is naar voren gekomen dat er boeren zijn die wel degelijk nadeel ondervinden, beperkingen ondervinden voor hun bedrijfsvoering en daar soms ook financieel nadeel van ondervinden. De ChristenUnie vindt dat ze voor de inspanningen die ze plegen, gecompenseerd mogen worden. De vraag is ook wat nu mogelijkheden zijn voor eventuele compensatie als boeren gewoon boer blijven en zich niet per definitie als landschapsbeheerder opwerpen. Het is goed dat er nu sprake is van een stand still-situatie, even niet dempen. Toch vindt de ChristenUnie dat men niet langer moet wachten dan nodig is met het nemen van een besluit op dit punt, zodat gemeenten ook weten waar ze aan toe zijn. Mw. Hazekamp (PvdD) kan zich aansluiten bij de vragen zoals deze gesteld zijn door GroenLinks. In de brief staat dat de kernkwaliteit van het gebied de onregelmatige blokverkaveling is die op haar beurt weer het gevolg is van kleinschaligheid. Als je dat weghaalt, wat is dan het Nationaal Landschap nog waard? Kunnen met schaalvergroting, het slopen van karakteristieke verkavelingspatronen en het dempen van de bijbehorende sloten toch deze kernkwaliteiten gehandhaafd blijven? De PvdD denkt van niet. Op dit moment is het zo dat de landbouwsector bepaalt welke sloten straks open blijven en welke sloten eventueel gedempt zouden kunnen worden. Natuurlijk is het zo dat de landbouwsector verantwoordelijk is voor het onderhouden van het landschap zoals dat er nu ligt. Aan de andere kant zijn zij ook degenen die het gebied en het landschap zoals het er nu ligt, heel erg gemakkelijk kunnen veranderen op een wijze die niet past binnen een Nationaal Landschap. De vraag werd gesteld of agrariërs gecompenseerd moesten worden voor de schade die zij eventueel lijden door het feit dat zij beperkt worden in hun bedrijfsvoering. Er zitten bijvoorbeeld ook ondernemers in het gebied die afhankelijk zijn van het feit dat het zo’n prachtig Nationaal Landschap is. Worden hotels, restaurants ook gecompenseerd op het moment dat dat Nationaal Landschap zijn aantrekkelijkheid verliest? Dhr. Haasken (VVD) hoort het CDA en de PvdA spreken over een level playing field. Naar zijn gevoel spreken ze hetzelfde woord uit, maar bedoelen ze allebei iets anders. Dhr. Haasken denk dat, wanneer je het hier hebt over level playing field, je meteen moet stoppen met het predikaat ‘Nationaal Landschap’. Dan heb je het over de agrarische sector, want daar werd met name op gedoeld door zowel de PvdA als het CDA. De VVD-fractie heeft geen behoefte aan een extra beschermende status van sloten, omdat dhr. Haasken niet het gevoel heeft dat deze wijze bijdraagt aan de beleving van dat landschap. De agrarische sector heeft zelf behoefte aan sloten. Dat zal altijd zo blijven. Ze zijn ervan afhankelijk. Dat er hier en daar een sloot verdwijnt en op een andere plek terugkomt, zal niet bijdragen aan de afbreuk van dat predikaat ‘Nationaal Landschap’. De veronderstelling dat de private sector in dezen zich niet houdt aan de afspraken en dat daarom deze aanpassing van het convenant noodzakelijk is, moet naar het inzicht van dhr. Haasken juist andersom zijn.
48
Volgens hem liggen de werken die zijn uitgevoerd wel degelijk binnen de afspraken van het convenant. Het is de provincie die zich nu niet houdt (aan de afspraken) en de spelregels wijzigt tijdens de wedstrijd. Dat roept de vraag op of de provincie ook van plan is om daar een extra financiering onder te leggen. Dhr. Haasken ziet een papiertje voor zich waarop staat: “Times are changing”. Dat is zo, maar als je wilt bijdragen aan een betrouwbare overheid, dien je ook betrouwbaar te zijn en je te houden aan de afspraken. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) geeft aan dat men op moet passen dat men wat MiddagHumsterland betreft, niet noch vlees, noch vis krijgt. Hij had in eerste instantie opgeschreven dat de notitie ‘allemaal verbieden’ is. Het komt een beetje in de buurt van wat GroenLinks in de eerste termijn het failliet van de vrijwilligheid heeft genoemd. Wat bedoelt dhr. De Vey Mestdagh met ‘noch vlees, noch vis’? Aan de ene kant wil men dat kleine verkavelingspatroon handhaven, aan de andere kant hebben boeren belang bij grotere percelen. Straks is er te weinig kleine verkaveling om nog echt van een karakteristiek landschap te spreken en te weinig grote percelen om echt modern mee te kunnen gaan als boeren in de rat race met betrekking tot een grote productie. Tegelijkertijd is ook bekend dat de boeren absoluut noodzakelijk zijn om het karakter van dat landschap invulling te geven. Het kan niet zonder die boeren die daarop boeren, overigens ook met voornamelijk grasland. Misschien moet men, naast dat men zo’n verbodachtige opstelling kiest, ervoor zorgen dat de mensen trots zijn op hun gebied. Daarnaast moet men misschien die manier van boeren gaan stimuleren die op kleine kavels goed mogelijk is en die tegelijkertijd het karakter van dat landschap voldoende ondersteunt. Dhr. De Vey Mestdagh had opgeschreven: “Enclave van biologisch boeren met de stront van de VVD uitrijden en vogelbeschermingsgebied”. Dat zijn misschien ideeën waarlangs zo’n stimulans zich zou kunnen ontwikkelen. Dhr. De Vey Mestdagh denkt namelijk dat men zowel het Nationaal Landschap te kort doet als men van twee walletjes probeert te eten, als de boeren die daar zitten. Dhr. Blom (SP) verklaart dat de vorige spreker hem de woorden uit de mond haalt. Dhr. Blom denkt dat in dit gebied goede kansen liggen om bedrijfsactiviteiten te kiezen die te maken hebben met kleinere kavels. Persoonlijk twijfelt hij enigszins aan de enorme noodzaak van kavelvergroting in dit gebied, omdat het toch om graslanden gaat. Daar lopen koeien op. Die koeien kan men heel gemakkelijk op meerdere kavels houden, dat hoeft niet op een enorme kavel te zijn. Voor het gevoel van dhr. Blom wordt hier gesproken over een probleem dat eigenlijk niet zo’n enorm probleem is. Men zou gemakkelijk in staat moeten zijn om het landschap van Middag-Humsterland te behouden en daar toch goede mogelijkheden te hebben voor agrarische bedrijfsvoering. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) geeft te kennen dat hij was vergeten een opmerking te maken over de compensatie. Er stond een paar intrigerende regels op blz. 3. Het lijkt dhr. Van der Ploeg een gevaarlijke weg om te zeggen dat er een recht is om te dempen, dat wordt ontnomen en dat er dus gecompenseerd moet worden. Het landschap wordt je gegeven. Er is een soort rentmeesterschap, verantwoordelijkheid voor dat landschap. Dhr. Van der Ploeg wenst een opmerking te maken ten aanzien van de compensatie voor kleinschaligheid in het onderzoek dat er wordt gedaan. Dat staat namelijk in de brief. Dhr. Van der Ploeg vroeg zich toen af of men hier eigen bergboeren gaat creëren in deze regio. Het zou op zich interessant kunnen zijn als je dat wat breder trekt, ook naar andere provincies en andere regio’s in deze provincie, want dan zou je wel iets landelijk moeten regelen. Het lijkt dhr. Van der Ploeg wat onlogisch om dat provinciaal of alleen voor een Nationaal Landschap te regelen. Het is wel een intrigerende opmerking. Dhr. Van der Ploeg verzoekt om een nadere toelichting. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) merkt op dat er nogal wat vragen zijn gesteld over het convenant, alsof het niet gewerkt heeft. De gedeputeerde is het daar niet mee eens. Het convenant heeft gewerkt. De afspraken die men gezamenlijk – landbouw, overheden,
49
waterschap, natuurorganisaties – heeft gemaakt in het convenant, zeker waar het ging om slootdempingen, liggen keurig vast op een kaart. Alle partijen hebben zich gehouden aan die kaart. Wat men niet heeft voorzien – en daar is de discussie door ontstaan – is dat het aantal vrij dempbare sloten – en die waren vrij dempbaar, je kunt er geen enkele boer op aanspreken dat hij een aanvraag indient om een vrij dempbare sloot te dempen – veel sneller gedempt zou worden dan men had gedacht. Dat gaf aanleiding tot een discussie of dit niet te snel ging. Het heeft dus helemaal niets te maken met het convenant. Dat moet dus ook niet gezegd worden, want dan worden partijen beschuldigd die zich wel aan het convenant hebben gehouden. Het convenant heeft dus gewerkt. Je kunt hooguit zeggen dat men nu bezig is met het bijstellen van het convenant. De bestemmingsplannen van de beide gemeenten zijn in concept hier geweest. Toen heeft ook de provincie gesteld dat er nu gekeken moet worden welke nieuwe afspraken er gemaakt kunnen worden, met inachtneming van het convenant. Daar is men eigenlijk op dit moment mee bezig. Mw. Hazekamp (PvdD) vraagt of de gedeputeerde stelt dat er geen sloten zijn gedempt die niet gedempt hadden mogen worden, die dus niet vrij dempbaar waren. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) geeft aan dat er heel wat kilometers sloot zijn. Het waterschap heeft een controlerende functie waar het om die sloten gaat. Men heeft wel in beeld wat het aantal dempingen is. De gedeputeerde gaat niet zeggen dat er geen sloot gedempt is die niet gedempt had mogen worden, want misschien komt men morgen met zo’n sloot aan. Er is echter een systeem van welke sloten wel en niet gedempt mogen worden. Die zijn op een kaart aangegeven. Men moet daar een aanvraag voor indienen. Bij sommigen sloten krijgen ze toestemming, maar moeten ze ergens anders waterberging realiseren en een andere sloot hergraven. Binnen het convenant zijn die afspraken altijd nagekomen. Dhr. Haasken (VVD) stelt dat de suggestie wordt gewekt dat het convenant niet gewerkt zou hebben. Kent het convenant een eindtijd? Dhr. Hollenga (gedeputeerde) geeft aan dat dit volgens hem niet het geval is. Het is alleen nu zo dat de provincie en de gemeenten er belang bij hebben om het beeld duidelijker in het bestemmingsplan vast te leggen, zodat je het nog beter kunt handhaven. Dat gaat men nu doen. Dhr. Haasken (VVD) merkt op dat dit dus betekent dat de provincie zelf komt met voorstellen die verder gaan dan de afspraken die zijn vastgelegd in het convenant. Dus heeft men het daarmee concreet wel over het convenant. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) beaamt dat men het dan over het convenant heeft. Het resultaat van waar men nu mee bezig is, zal er waarschijnlijk toe leiden dat er meer sloten een aanduiding krijgen die niet gedempt mogen worden. Dhr. Haasken (VVD) stelt dat het daarmee de provincie is die de spelregels wijzigt. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) ontkent dat de provincie de spelregels wijzigt. Men is in gesprek met alle partijen en de provincie probeert om met alle partijen tot overeenstemming te komen om ervoor te zorgen dat dit Nationaal Landschap ook Nationaal Landschap kan blijven. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) merkt op dat, als het convenant gewerkt heeft, en het College wil een uitbreiding plegen, en het College doet dit nu via bestemmingsplannen omdat men wil handhaven, hij dit niet geheel kan volgen. Dan kan het College ook het convenant wat uitbreiden.
50
Dhr. Hollenga (gedeputeerde) geeft aan dat de provincie op dit moment ook in een discussie zit met het Rijk over de Nationale Landschappen. Er is al een discussie geweest waarbij het Rijk zich afvraagt of het Rijk niet via een verordening of een algemene maatregel van bestuur alle beschermingsmaatregelen van Nationale Landschappen binden zou moeten voorschrijven. Het IPO heeft aangegeven dat het Rijk dat gedecentraliseerd heeft en dat de provincies hun eigen verantwoordelijkheid nemen voor de Nationale Landschappen. De provincie heeft dus ook een verantwoordelijkheid voor de instandhouding van het Nationaal Landschap. Daar wordt op dit moment aan gewerkt volgens de voorstellen zoals die in de brief voorliggen. Op dit moment is het zo – want er was ook naar het proces gevraagd – dat de gemeenteraden zich nog moeten uitspreken over die voorstellen. Hopelijk doen ze dat nog voor de zomer, zodat men na de zomer meteen verder kan gaan in de invulling. Het heeft ook te maken met de inventarisatie die er bij de landbouw plaatsvindt om te kijken hoe het er op de individuele bedrijven bij ligt. De gedeputeerde neemt afstand van de opmerking dat de provincie de boeren laat bepalen wat de vorm van het Nationaal Landschap mag zijn. Het gesprek met die boeren gaat namelijk op basis van datgene wat de eigen landschapsarchitecten voorbereiden. Op basis van zo’n kaart wordt er ook met die boeren gesproken. De provincie heeft dus zelf ook ideeën vanuit landschap hoe het zou moeten. Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) constateert dat de gedeputeerde zegt dat gemeenten zich nog moeten uitspreken over de voorstellen. Zij informeert over welke voorstellen het dan gaat. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) geeft aan dat de gemeenten nog geen discussie hebben gehad. De Staten hebben dit voorgelegd gekregen. De gemeenteraden hebben dat ook voorgelegd gekregen. Die hebben zich daar nog niet over uitgesproken. Op de bijeenkomst van 20 maart zijn door raadsleden wel wat uitspraken gedaan. Eén wilde twee, een ander wilde drie, weer een ander wilde weer een ander. Het zal in de discussie met de gemeenten nog verder uitgekristalliseerd moeten worden waar men uiteindelijk op uitkomt. Men wil proberen om gezamenlijk tot een standpunt te komen. Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) vraagt of dat dus een andere uitspraak is dan de voorbereidingsbesluiten die in april zijn vastgesteld door de gemeenten. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) legt uit dat de voorbereidingsbesluiten er liggen. Net als vorig jaar mag er zonder toestemming niets gebeuren. Allebei de gemeenten hebben weer voorbereidingsbesluiten tot april volgend jaar. Tot die tijd kan er niets verkeerd gaan. De gedeputeerde vervolgt zijn betoog. Met name de PvdA heeft nogal wat gezegd over de branding en het verkopen van Middag-Humsterland. Dat is één van de aandachtspunten van de gebiedscommissie. Er is het afgelopen jaar ten opzichte van vorige jaren een hele slag gemaakt, omdat men regelmatig heeft aangesloten bij initiatieven. Er is een DVD verschenen, er is televisieprogramma geweest, ondernemers zijn zelf heel actief geweest. Dhr. Hollenga is zelf ook op een avond geweest waar dat gepresenteerd werd. Je ziet steeds meer beweging om het gebied te verkopen. Twee weken geleden heeft de gedeputeerde aan 27 mensen een certificaat uitgereikt die tien dagdelen een cursus gevolgd hebben om gids te zijn voor Middag-Humsterland. Dat zijn de betrokken mensen bij het gebied. Dat zijn trekkers die de PR ook heel goed naar buiten kunnen dragen. De gebiedscommissie investeert daarin en gaat daar mee door. Moet je iets aan compensatie doen? Het CDA stelt dat je (voor) een level playing field (moet zorgen). Voor dat je iets doet, moet er dus compensatie komen. Dat zal zo moeten zijn. De provincie heeft de afgelopen jaren de landbouw meerdere keren voorgehouden dat er in het kader van groenblauwe diensten wel iets mogelijk is. Men is op dit moment nog bezig, maar de eerste analyse is dat daar heel weinig mogelijkheden zijn, tenzij een ondernemer besluit om aan slootkantenbeheer te doen of natuurbeheer langs slootkanten. Maar dat is weer in strijd met kenmerken van het gebied: strakke, diepe slootjes
51
en geen schuine kanten. Men is op dit moment bezig om a) te kijken of men een eigen groenblauwe dienst kan ontwikkelen die past binnen de catalogus die door de Europese Commissie is vastgesteld – want dat heeft de provincie nodig om vergoeding tot de mogelijkheden te laten behoren, nog afgezien van de vraag waar de middelen vandaan moeten komen – b) een eigen regeling voor het instandhouden van het landschap te maken, de vroegere bergboerenregeling. Bij de afspraken in het plattelandsontwikkelingsprogramma is dit een paar jaar geleden even ter discussie geweest, maar toen is er gekozen voor twee weidegebieden, waar het geld heen gaat. In dit soort gebieden zijn er geen mogelijkheden. Dus ook daar: geen mogelijkheden. Toch is de gedeputeerde van mening dat, als je zegt de verkaveling en de kleinschaligheid in stand te willen houden – misschien niet overal in het gebied, maar er zit een aantal heel interessante ‘pareltjes’ in dit gebied die je eigenlijk zo zou moeten houden – dat je dan ook het lef moet hebben om te besluiten het zo te houden, waarbij er een vergoeding tegenover staat voor de meerkosten die men heeft. Waar je dan op uitkomt, is de gedeputeerde onbekend. Het is een item dat hij volgende week bij de minister gaat neerleggen, samen met zijn collega’s van het IPO. Als men landschappen in stand wil houden, zal men moeten kijken in hoeverre er beheervergoedingen mogelijk zijn. Dhr. Hollenga heeft gezien dat er ook in Brussel op dit moment weer gesproken wordt over de bergboerenregeling, dus via de provinciale lobbyist in Brussel heeft de gedeputeerde het ook aangekaart. Hij kan echter niet garanderen dat hij het volgend jaar voor elkaar heeft. Het College gaat wel het beschermingsniveau om het landschap in stand te houden, op de manier invullen zoals in de brief is voorgesteld aan de Staten. Er moet namelijk wel iets gebeuren. Het zou niet goed zijn om te besluiten om twee jaar alles los te laten, omdat er nog geen vergoeding is. Dan weet men namelijk zeker dat men over twee jaar helemaal geen vergoeding meer hoeft te geven. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) stelt dat vanmorgen is gesproken over weidevogels. Een deel van het gebied valt daar in, maar niet het integrale gebied. Dhr. Van der Ploeg vraagt of er nog een mogelijkheid is om dat wat te verbreden. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) geeft aan dat een gedeelte waarschijnlijk toegerekend zal kunnen worden aan een van de kerngebieden. Dan hebben die wat mogelijkheden. Dat is dan voor weidevogelbeheer, daarmee heb je geen vergoeding voor de extra kosten die je hebt als je besluit om je perceeltjes op 1,5 of 2 ha te houden, terwijl je eigenlijk naar 8 ha toe wilde. In tweede termijn Dhr. Abbes (CDA) houdt er een enigszins onbevredigend gevoel aan over dat men wel een maat van bescherming voor het gebied gaat opleggen, terwijl tegelijkertijd het compensatieverhaal nog min of meer open staat. De gedeputeerde gaat de discussie aan met de minister. Er wordt gekeken naar het Rijk, er wordt gekeken naar Brussel, etc. Dhr. Abbes vindt dat meer gas moet worden gegeven als het hierom gaat. Hij informeert of de gedeputeerde ook andere scenario’s kan bedenken als het gaat om het uitpluizen van de mogelijkheden dat die compensatie er ook komt. Het voelt niet goed dat je iets oplegt, zonder dat je daarvoor ook een redelijke compensatie op tafel legt. Mw. Mortiers (PvdA) vraagt of de gedeputeerde enig inzicht zou kunnen geven in de aard van de rijksmiddelen voor het Nationaal Landschap. Zijn er misschien ook middelen voor ondernemers in brede zin of voor verbreding van de landbouw beschikbaar? Waar zijn de middelen? Ze zijn waarschijnlijk beperkt, maar zijn ze ook geoormerkt? Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) stelt dat, als het gaat om de varianten die voorliggen en je zou kunnen kiezen tussen 2, 3, 3+, 4, hij op dit moment geen definitieve keuze wil maken. GroenLinks is voor een strak regime als het gaat om het landschap. Het principe is ‘nee, tenzij er geen schade is voor het landschap’. Dhr. Van der Ploeg is blij te horen dat er in elk
52
geval vanuit het provinciale niveau voldoende kennis op dat niveau is ingezet. De gedeputeerde stelt dat het convenant wel heeft gewerkt. Dhr. Hollenga roept het een beetje over zich heen met deze brief, omdat het een aantal kenmerken aangeeft die nadelig zijn, maar kennelijk is het een breder gedragen constatering van alle convenantpartijen. Op zich is dat natuurlijk een goede basis om daar ook gezamenlijk weer uit te komen. Dhr. Van der Ploeg zal in elk geval de opmerking ten aanzien van de werking het convenant op dit punt inslikken, want dat is op dit moment terecht. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) verklaart niet te hebben gesproken over bergboerencompensatie. De vraag die hij heeft gesteld aan de gedeputeerde, en die is blijven liggen, is of je boeren daar zodanig zou kunnen bevorderen waar heel grote kavels minder noodzakelijk voor zijn. Dhr. De Vey Mestdagh heeft enkele voorbeelden genoemd waarbij dat zou kunnen. Dan gaat het gebied zichzelf dragen. Dat heb je nodig, als je zo’n karakteristiek op de lange termijn wilt handhaven. Dhr. Haasken (VVD) constateert dat de provincie een strakke regelgeving wenst. Dat betekent vervolgens dat daar geld bij hoort. Dhr. Haasken heeft begrepen dat het College dat pad verder wil ontwikkelen. Het kan wat hem betreft niet zo zijn dat als dat er niet komt, toch het zwaard van een strakkere regelgeving blijft bestaan. Dan geldt gewoon het huidige convenant en niet anders. Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) merkt op dat in de brief staat: “Hiervoor – het gaat over de compensatie aan de boeren – is echter in eerste instantie noodzakelijk dat in beeld wordt gebracht wat de nadelige effecten zijn van beperktere mogelijkheden van slootdempingen”. Daarna wordt er gesproken over het landbouwonderzoek. Mw. Van der Graaf informeert of het daarin mee wordt genomen of dat daar momenteel nog geen onderzoek naar wordt verricht. In het laatste geval zou zij daar op willen aandringen. Mw. Hazekamp (PvdD) stelt dat dhr. Van der Ploeg zijn bewering over het convenant toch weer een beetje introk. Dhr. Hollenga zegt dat het convenant heeft gewerkt, alleen ging het tempo iets sneller dan verwacht. Als mw. Hazekamp de brief leest, ziet zij dat bij het handhaven van het huidige convenant het gebied niet beschermd blijft en de karakteristieke landschapselementen en kernkwaliteiten niet behouden blijven. Dan zou je zeggen dat het convenant niet werkt, of het convenant was niet geschikt om überhaupt karakteristiek landschap te behouden. Mw. Hazekamp heeft niet helemaal helder wat de gevolgen waren van het convenant. De gedeputeerde gaf aan dat sloten wat sneller zijn gedempt dan verwacht, maar hij gaf ook aan dat hij niet precies in beeld heeft welke sloten nu gedempt zijn. Mw. Hazekamp vraagt dit omdat GroenLinks ook gevraagd had of het noodzakelijk is dat misschien nog sloten hersteld worden. Zij zou hier graag inzicht in krijgen. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) merkt op dat het CDA verzoekt om meer gas. De gedeputeerde zal kijken, maar volgens hem drukt hij het gaspedaal zo ongeveer tot de vloer in. Als het gaat om middelen beschikbaar stellen voor compensatie, dan moet je een goede afweging maken van wanneer je dat doet en het moet je ook mogelijk gemaakt worden. De gedeputeerde kan morgen wel zeggen dat hij van de € 500.000 die hij beschikbaar heeft voor Middag-Humsterland, bijvoorbeeld van het geld dat de provincie van de overheid krijgt, € 250.000 gaat uittrekken om boeren te compenseren, maar dat mag hij niet doen. Dan krijgt de provincie problemen met staatssteun, etc. Het moet binnen de regels passen. Er wordt nu links en rechts, op allerlei manieren, uitgezocht waar de mogelijkheden liggen. Waar de middelen vandaan worden gehaald, komt dan pas aan de orde. Het College gaat ondertussen wel richting de overheid zeggen: “Als jullie toeslagrechten willen inzetten in bepaalde gebieden, dan is landschap er één van!” De provincie heeft daar een goed verhaal bij waarom landschap daarvoor in aanmerking zou kunnen komen. Het College gaat daar dus mee door. Het College gaat echter niet zeggen dat als het niet binnen een half jaar rond
53
is, het College zijn handen gaat aftrekken van Middag-Humsterland. Daarvoor is het gebied dhr. Hollenga te lief. Het College is dat met hem van mening. De middelen voor het Nationaal Landschap. Er is € 1 miljoen tot en met 2013, dat is dus heel weinig geld. Dat is ook de discussie die de provincie met het Rijk heeft. Ingaande op de opmerking van GroenLinks ten aanzien van het niet werken van het convenant, dankt de gedeputeerde de correctie van dhr. Van der Ploeg. Voordat het convenant er was, in de periode ’87-’98, steeg het aantal slootdempingen geweldig. Dat nam toe tot 6 km per jaar in 2000. Daarna is het convenant begonnen. Het is inmiddels gedaald tot 3 tot 3,5 km per jaar. Te zien is dus dat het convenant invloed had. Vandaar dat de gedeputeerde stelt dat het convenant werkt. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) vraagt of de gedeputeerde ook inzicht heeft in wat nu de gemiddelde kavelgrootte is. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) bevestigt dat de provincie dat inzicht ook heeft. Hij vervolgt zijn betoog. Er zijn zelfs sloten hersteld, omdat ten aanzien van sommige sloten, die een bepaalde aanduiding hadden, die men graag zou willen dempen, een alternatief werd gezocht om een ander sloot te maken of te verbreden. Er zijn ook sloten die op de nominatie staan om te herstellen. Op een gegeven moment moet er wel een partij zijn die het initiatief neemt om die te herstellen, hetzij een overheid, hetzij in het kader van een gebiedscommissie. De VVD stelt dat er geld bij hoort. De gedeputeerde is het niet met de VVD eens. De VVD is in staat om het Middag-Humsterland te laten vallen. Die zegt: “Het convenant opzeggen, stop er maar mee”. Dat is niet de intentie van het College. Het College is van mening dat het Middag-Humsterland kan blijven, dat ook de agrarische sector daar kan en moet blijven, maar dat je tegelijkertijd enige ontwikkeling moet geven. Dat betekent niet dat er alles kan. Dhr. Hollenga is de laatste om te zeggen dat daar alles kan. Boerderijbouw is ook genoemd. Ook daar moet de provincie heel kritisch in zijn. Dat is het College ook, want ook Middag-Humsterland heeft een aparte bescherming waar het gaat om inpassing bedrijfsgebouwen. Er vinden twee onderzoeken plaats. De meerkosten die er zijn in verband met een ca 2 ha groot perceel ten opzichte van een ca 8 hectare groot perceel, worden meegenomen in de berekeningen die dhr. Hollenga volgende week mee moet hebben naar minister Verburg om aan te tonen hoe belangrijk dat is. Het andere onderzoek is per bedrijf kijken – het zijn 150 bedrijven – hoe de situatie is, hoe men tegen de toekomst aankijkt. Het is niet zo dat dat bepalend is. Het is bepalend, samen met datgene wat je vanuit landschap zelf wenselijk vindt. Zo probeer je toch tot een gemeenschappelijke noemer te komen. Men zit gezamenlijk in zo’n gebiedscommissie. Dat wil men zo lang mogelijk zien vol te houden. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) deelt mede dat enkele woorden soms heel veel waard zijn om aan te geven waar je het over hebt. 6 km naar 3 km. Dhr. Van der Ploeg vindt het jammer dat dat niet in de brief stond, maar hij is blij dat het alsnog even naar voren komt, want dat geeft heel helder aan waar men het over heeft. Als er wat materiaal toegevoegd zou kunnen worden, dan zou dhr. Van der Ploeg daar blij mee zijn. De voorzitter informeert of de gedeputeerde nog wat materiaal kan toevoegen. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) beaamt dit. Dhr. Abbes (CDA) vraagt zich af op welke manier de commissie een terugkoppeling van de gedeputeerde mag krijgen ten aanzien van het punt van compensatie. Wordt het als toezegging toegevoegd aan de toezeggingenlijst of moet het nog weer een keer worden geagendeerd? Dhr. Hollenga (gedeputeerde) verklaart dat de commissie op de hoogte wordt gehouden van de ontwikkelingen ten aanzien van Middag-Humsterland, zowel de mogelijkheden van
54
vergoedingen, maar ook – wat het meest essentieel is – hoe men er gezamenlijk uitkomt en hoe het neerdaalt in het POP. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) vraagt hoe de gedeputeerde er tegenover staat om eventueel te stimuleren dat er daar een wijze van bedrijfsvoering gaat plaatsvinden die bij kleine percelen past. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) geeft aan dat als het zo is dat er ondernemers zijn die hun bedrijfsvoering willen aanpassen en mogelijkheden zien om op kleine percelen hun inkomen te verdienen, ook al zou dat moeten leiden tot bepaalde aanpassingen of tot een projectmatige aanpak, de gedeputeerde daar dan zeker positief tegenoverstaat. Het is echter de keuze van die ondernemer. Het College kan moeilijk zeggen: “Gij zult biologisch boeren, dat kan op 2 ha”, want direct komt er een biologische boer bij die zegt 8 ha nodig te hebben om goed biologisch te kunnen boeren, of misschien nog wel groter, omdat hij nog veel extensiever moet boeren om een goed inkomen te verdienen. Mw. Hazekamp (PvdD) begrijpt dat er steeds gesproken wordt over vergoedingen voor boeren die beperkt worden door de grenzen die nu eenmaal zo’n Nationaal Landschap stelt. Op het moment dat ze percelen willen samenvoegen of grotere gebouwen willen neerzetten, moeten ze daarvoor gecompenseerd worden als dat niet kan, terwijl volgens het voorstel van dhr. De Vey Mestdagh iemand die zijn bedrijfsvoering wil aanpassen, zodat hij binnen die grenzen die gesteld worden blijft, geen recht heeft op een vergoeding. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) geeft aan dat hij in reactie op dhr. De Vey Mestdagh heeft aangegeven dat als er boeren zijn die met voorstellen komen hoe je daar zou kunnen boeren, hij wil kijken hoe hij dat projectmatig kan ondersteunen. Als het gaat om de handhaving van de kleinschaligheid, moeten er voor een groot deel van het gebied generieke maatregelen zijn die voor iedereen gelden. De voorzitter concludeert dat de brief voor kennisgeving wordt aangenomen. 16.
Brief van 25 maart 2008, nr. 2008-13.767/13/A.7, MTZ, betreffende Kollo Sic. b.v. brief van GS aan PS over stand van zaken onderzoeken geurreducerende maatregelen
Dhr. Miedema (GroenLinks) geeft aan dat in 2005 de milieuvergunning van Kollo geactualiseerd moest worden, zodanig dat de overlast tot een aanvaardbaar niveau werd teruggebracht. Het leek erop dat dit Kollo zou lukken, maar dan moesten ze wel uiterlijk september 2007 alle stukken bij de provincie inleveren. Sinds september heeft de commissie verschillende keren bericht gehad van de gedeputeerde dat het is uitgesteld, dat de rapporten niet volledig waren. Nu ligt er een brief van 25 maart, waarop de commissie te horen krijgt dat Kollo de onderzoeksrapporten eindelijk heeft ingeleverd. Nu blijkt dat de rapporten niet goed zijn onderbouwd. De onderzoeksgegevens zijn niet herleidbaar en dus twijfelachtig. Ook worden de kosten van de maatregelen niet duidelijk en het is onduidelijk of gevraagde geurreductie wel gehaald zal worden. Daarnaast misbruikt Kollo ook nog het argument van vertrouwelijkheid om publicatie en informatievoorziening richting commissie te voorkomen. Er deugt dus eigenlijk niets van. Na zo’n verhaal verwacht je van de gedeputeerde dat hij stevig zal ingrijpen in het bedrijf, via bijvoorbeeld het opleggen van een dwangsom het bedrijf dwingt om binnen de kortste keren de gevraagd gegevens boven tafel te komen. Waar wat doet de gedeputeerde? Er wordt nu met het bedrijf gesproken en ze krijgen tot 1 juni de tijd om een conceptrapport op te sturen. Dhr. Miedema vraagt of dat inmiddels al is gebeurd. Op 1 juli moet er dan toch echt een definitief rapport ingeleverd zijn. Dhr. Miedema vindt het niet getuigen van een krachtdadig optreden van de gedeputeerde en van het hele College. De provincie wordt keer op keer aan het lijntje gehouden en het bedrijf
55
krijgt gewoon weer uitstel. Het wordt tijd dat de gedeputeerde gaat ingrijpen en het in gebreke blijven van Kollo aanpakt door het opleggen van een dwangsom. De provincie heeft nu lang genoeg gedoogd. Dhr. Miedema is benieuwd wat de gedeputeerde hier van vindt en wat de andere partijen hierover te vertellen hebben. Dhr. Dieters (PvdA) gaat ervan uit dat hij op 1 juli 2008 stukken van het College ontvangt. Dhr. Miedema (GroenLinks) vraagt dhr. Dieters wat hij vindt van het optreden van de gedeputeerde in dit dossier. Dhr. Dieters (PvdA) herhaalt dat hij op 1 juli 2008 van de gedeputeerde stukken krijgt. Dhr. Abbes (CDA) merkt op dat de CDA-fractie zich heeft verdiept in de stukken. Volgens dhr. Abbes zijn de procedures correct gevolgd. Het CDA wacht het eindrapport, dat op 1 juli komt, af. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) sluit zich grotendeels aan bij de opmerkingen die GroenLinks hierover gemaakt heeft. Bij de vergunningverlening in 2005 is ook gezegd dat gedurende de periode al aanpassingen zouden worden gepleegd met betrekking tot de geurreductie naar aanleiding van de onderzoeken die zij hebben gehad. D66 vraagt of er de afgelopen jaren inderdaad aanpassingen zijn geweest die reeds hun intrede hebben gedaan. Hebben deze veel geholpen? Als dhr. De Vey Mestdagh de brief goed leest, lijkt het zo dat het College het acceptabele geurhinderniveau uitsluitend op basis van de kosten wil instellen. Hij neemt aan dat, voor zover die interpretatie mogelijk is op basis van de laatste zin van blz. 1, deze een onjuiste is. Dhr. Blom (SP) verklaart dat de SP zich volledig aansluit bij het standpunt van GroenLinks. De SP is ook van mening dat deze wel wat steviger aangepakt kan worden. Mw. Hazekamp (PvdD) sluit zich aan bij de opmerkingen van GroenLinks. Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) geeft aan dat de ChristenUnie zich aansluit bij de opmerkingen die het CDA hierover heeft gemaakt. Zij is benieuwd naar de reactie van de gedeputeerde op alle opmerkingen die gemaakt zijn door de andere fracties. Dhr. Slager (gedeputeerde) merkt op dat Kollo Silicon Carbide – voorheen ESD – al ruim dertig jaar werkt in het gebied van Farmsum met een milieuvergunning, maar ook met veel te veel stankoverlast. In het voorjaar van 2005 heeft de provincie Kollo een nieuwe vergunning gegeven, maar daar ook een aantal voorwaarden aan gesteld. Kollo werd namelijk verplicht gesteld om een aantal onderzoeken te doen om de geuroverlast terug te dringen. Daarvoor moesten zeven onderzoeken worden gedaan – de commissie heeft bij een eerdere brief die zeven met name genoemde onderzoeken wel onder ogen gekregen – met een overkoepelend rapport. Op basis van deze onderzoeken van Kollo moest dan vervolgens de provincie, het bevoegd gezag in dezen, een acceptabel geurhinderniveau kunnen vaststellen. De gedeputeerde kan zich voorstellen dat men het vreemd vindt als de provincie een acceptabel geurhinderniveau moet vaststellen op basis van onderzoeken die Kollo zelf moet doen naar het verbeteren van zijn productieproces. Dat is het lastige in deze materie. De beleving van geur is subjectief. De een vindt de suikerfabrieken lekker ruiken, de ander zegt dat het stinkt. Dhr. Slager gelooft dat de eerste groep in de meerderheid is. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) kent niet zo veel mensen die rotte eieren… Dhr. Slager (gedeputeerde) geeft aan hier niet zo veel twijfel te hebben. Er zijn bij Kollo weinig mensen die zullen vinden dat dit lekker ruikt. Maar het is heel anders dan met geluid, waar je een decibelmeter voor registratie hebt.
56
Dhr. Blom (SP) is het als geluidsman heel erg met de milieugedeputeerde oneens. Bij geluid is de subjectieve waardering nogal sterk. Dhr. Slager (gedeputeerde) werpt tegen dat het bij geur nog veel erger is, omdat je daar geen meters voor hebt. De menselijke neus is eigenlijk de enige meter die goed functioneert in dezen. Dat is de moeilijkheid in het hele gebeuren. Nu is de standoverlast van Kollo buiten alle perken, daar is men het in grote lijnen over eens. De provincie wil dat dus terugdringen. Kollo heeft die onderzoeken gedaan. Er werd zonet genoemd dat het allemaal langer duurt, dat er steeds weer uitstel van de zaak is. Dat is inderdaad ook de problematiek in dezen. Er komen rapporten uit die vervolgens niet aan de eisen van de provincie voldoen, want als Kollo zou doorvoeren wat ze in de rapporten hadden geschreven, dat voorzag de provincie dat op dat punt terugdringing van geur onvoldoende zou zijn. Op zo’n moment zegt de provincie dat zij niet akkoord gaat met zo’n rapport. De provincie wil andere eisen aan Kollo stellen. Kollo moet verder gaan. De nu voorgestelde maatregelen werken onvoldoende. Dhr. De Vey Mestdagh vroeg of zij al eerder bepaalde maatregelen hebben genomen en of deze effect hebben gehad. Ze hebben inderdaad op een aantal terreinen maatregelen genomen, maar die effecten waren voor de provincie onvoldoende. Aanvankelijk denk je dat het wel zou moeten werken, als je dan vervolgens gaat meten met menselijke neuzen, is toch weer de conclusie dat het onvoldoende was en dat het niet heeft geholpen zoals werd verwacht. Reden temeer om er bovenop te blijven zitten en te zeggen dat het zo niet kan. Dhr. Slager kan zich voorstellen dat dan de indruk ontstaat dat het College niet daadkrachtig is, dat er nu moet worden ingegrepen omdat ze de zaak maar laten slepen. De keus voor het College is anders. De keus is: ga je nu maatregelen nemen, zodanig dat het een kwestie van afdwingen wordt – dan moet je je ook realiseren dat het neer zou kunnen komen op het sluiten van het bedrijf, want de maatregelen die Kollo zou moeten nemen om de stank daar afdoende weg te halen, zou wel eens een zodanige investering kunnen zijn dat je gaat afvragen of het wel de goede weg is. Dat is het afwegingsproces waar je in zit. Het College heeft tot nu toe steeds gezegd dat de provincie met Kollo in gesprek blijft en gaat proberen om die stankoverlast zodanig terug te dringen. Technisch gaat het om één geureenheid per kubieke meter. De provincie heeft het rapport van Kollo van 1 juni binnen gekregen. Het is vandaag 4 juni, dus zijn er nog geen conclusies getrokken. Het rapport wordt op dit moment door de eigen deskundigen bestudeerd. Het College houdt Kollo er aan dat er op 1 juli een definitief rapport moet liggen. Dhr. Miedema (GroenLinks) vraagt de gedeputeerde of hij de indruk heeft dat het bedrijf goed meewerkt aan de hele procedure. Uit de hele briefwisseling proeft dhr. Miedema dat daar wel vraagtekens bij gezet kunnen worden. Dhr. Slager (gedeputeerde) zal niet beweren dat Kollo niet meewerkt. De provincie heeft goed contact met Kollo. De maatregelen die zij nemen of die zij voorstellen, gaan de provincie echter niet ver genoeg. In die zin is het College daar niet tevreden over. Ook Kollo ziet in dat zij veel overlast bezorgen en zijn daar zelf ook niet blij mee. Het is echter een beetje eigen aan hun productieproces. Zij willen dat wel terugdringen, maar zij realiseren zich ook dat iedere geureenheid minder direct een enorme investering betekent. Vanuit het bedrijf geredeneerd is best te begrijpen dat zij niet meer doen dan strikt noodzakelijk is. Maar die discussie is steeds gaande. Hoewel misschien de indruk heeft dat het College niet krachtdadig is opgetreden, is de gedeputeerde van mening dat het College dat juist wel heeft gedaan. Aan de andere kant is men ook in gesprek met het bedrijf gebleven, om te proberen te voorkomen dat het bedrijf moet worden gesloten. Als er op 1 juli niet een sluitende rapportage bij de provincie binnenkomt waar de provincie iets mee kan, zal de provincie overgaan tot een handhavingstraject. Dat is een aanschrijving. Vervolgens krijgt men een bepaalde tijd om maatregelen te doen en dan gaat er een dwangsom lopen. Dhr. Slager denkt niet dat je kunt zeggen dat het College te lankmoedig is geweest. De provincie is wel in gesprek gebleven, met de bedoeling om het bedrijf van de ondergang te redden. De
57
overlast is echter zodanig groot, dat de provincie deze uit de wereld wil. Dat is het dilemma waar je tussen heen en weer zweeft om dat op te lossen. De gedeputeerde verzekert dat het een heel moeilijke, bijna onbegaanbare weg is om dat op een goede manier op te lossen. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) bevreemdt het enigszins dat Kollo niet meer zou willen doen dan noodzakelijk. Hun eigen doelstelling, als je die op de website opzoekt, is dat ze het meest milieuvriendelijke bedrijf op de wereld willen zijn dat deze zaken produceert. De gedeputeerde geeft aan dat het College op een gegeven moment tot handhaving over gaat. De prangende vraag is echter: handhaving van wat? Die geurniveaus zijn nog niet vastgesteld en dat gebeurt op basis van de onderzoeken. Dhr. Slager (gedeputeerde) kent meer bedrijven die een pracht van een website hebben. Als je daar op kijkt, krijg je tranen in de ogen. Maar als je dan met de werkelijkheid van het bedrijf geconfronteerd wordt, dan is die toch iets anders. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) merkt op dat de gedeputeerde het misschien als argument in de strijd kan gooien, als hij spreekt met het bedrijf. Dhr. Slager (gedeputeerde) neigt ertoe om te zeggen dat het een van de meest stinkende bedrijven in de provincie is. Je kunt op die website natuur van alles zetten, maar de overlast ervan is enorm. Dat handhaven wil wel. De voorzitter stelt dat het in zijn soort misschien wel het meest milieuvriendelijke bedrijf ter wereld is. Dhr. Slager (gedeputeerde) geeft aan dat het bedrijf redelijk uniek is. Dat maakt het vergelijken met andere bedrijven moeilijk. Handhaven kan wel, want de provincie kan gewoon ook zelf eisen stellen, dat de geur niet meer dan zoveel mag zijn, waar het bedrijf zich dan aan te houden heeft. In de vergunning die er nu is, van 2005, staan voorwaarden. Als het bedrijf niet aan die voorwaarden voldoet, dan is dat een handvat om mee verder te gaan. Dhr. Miedema (GroenLinks) stelt dat de gedeputeerde de commissie misschien op 1 juli op de hoogte kan stellen als hij met het vervolgtraject aan de slag gaat of als de onderzoeken er zijn. Dhr. Slager (gedeputeerde) bevestigt dit. De voorzitter dankt de commissieleden voor de discipline waarmee men heeft vergaderd. De vergadering wordt om 15.05 uur gesloten.
58
Toezeggingenlijst statencommissie Omgeving en Milieu (inclusief behandeling in commissievergadering 4 juni 2008)
1.
Datum toezegging 5/12/07 (pag. 4)
2.
05/03/08 (pag. 5)
3.
05/03/08 (a.p. 11)
Onderwerp
Deadline
Portefeuille houder Slager
Stukken betreffende Kollo worden naar de commissie gezonden Er zijn onderzoeksrapporten opgesteld, echter deze blijken vertrouwelijke onderdelen te bevatten. Aan Kollo is gevraagd openbare onderzoeksrapporten op te stellen.
De definitieve, openbare rapporten van Kollo worden uiterlijk 1 juni 2008 verwacht. ged. informeert de commissie op 1 juli over de stand van zaken
Natuurcompensatie Emmapolder / Eemshaven Er zal een notitie hierover van het College ter bespreking in de commissie worden opgesteld. Natuurbeheer Er komt een totaaloverzicht van de kosten van regulier en van particulier natuurbeheer (ten laste vallend van de provinciale begroting).
Het streven is de notitie tijdig aan te leveren zodat deze op 3 september kan worden behandeld.
Hollenga
Overzicht is na de zomer te verwachten, in ieder geval dit jaar.
Hollenga
59
Bijlage bij verslag vergadering Statencommissie Omgeving en Milieu van 4 juni 2008 Intensieve veehouderij (geen interimbeleid nodig) Bijna onmiddellijk na haar aantreden in 2007 heeft het college van GS besloten dat het huidige (liberale) beleid voor intensieve veehouderij in het POPII moet worden omgebogen naar een meer restrictief beleid, dit indachtig de commotie in delen van de provincie en elders in het land over de komst van megastallen. Op dat moment was bepaald niet duidelijk hoe ver de provincie zou kunnen en willen gaan bij het inperken van de ruimte voor intensieve veehouderij. Verondersteld werd dat die duidelijkheid er niet eerder dan bij de vaststelling van het nieuwe POP in 2009 zou zijn. In verband daarmee is de gedachte ontstaan om voor de tussenliggende periode een soort "interimbeleid" vast te laten stellen dat er op gericht is om ontwikkelingen te voorkomen die haaks zouden staan op het te ontwikkelen nieuwe beleid. Daarbij zijn tevens de volgende factoren in aanmerking genomen: 1. In de loop van 2007 en (begin) 2008 zijn diverse plannen buitengebied voor overleg aangeboden met daarin verschillende regelingen voor intensieve veehouderij; regelingen die deels gebaseerd zijn op het "oude" interimbeleid en deels nieuwe regelingen die wat meer ruimte laten voor intensieve veehouderij; 2. De verwachting dat een deel van die plannen voor de inwerkingtreding van de nieuwe Wro voor goedkeuring zouden worden aangeboden en dus nog onder het regime van POPII zouden moeten worden beoordeeld. Over een en ander is met PS gecommuniceerd. Inmiddels liggen de feiten en omstandig wat anders. A. Uit onderzoek is gebleken dat er voor 1 juli a.s. geen bestemmingsplannen voor het buitengebied in procedure worden gebracht en deswege goedkeuring van de provincie behoeven (o.g.v. het overgangsrecht). B. Het nieuwe beleid voor intensieve veehouderij is thans voldoende uitgekristalliseerd en kan op bestuurlijk en maatschappelijk draagvlak rekenen. Tegen deze achtergrond bestaat er geen aanleiding om nog - vooruitlopend op het nieuwe POP - een partiele herziening van POPII te laten vaststellen. Dat neemt niet weg dat voorkomen moet worden dat voor de inwerkingtreding van het nieuwe POP en de daarbij behorende verordening, bestemmingsplannen en projectbesluiten worden vastgesteld en van kracht worden die in strijd zijn met het nieuwe beleid voor intensieve veehouderij. Om dat te bewerkstelligen zal het nieuwe beleid al moeten worden vertaald in de interimverordening. Op zich is dat geen probleem omdat er geen juridische koppeling is tussen het beleidskader (POPII) en de verordening. De verordening kan dus afwijken van het beleid, mits dat deugdelijk wordt gemotiveerd. Dat kan in dit geval goed en zal dus ook moeten gebeuren. De verwachting is dat de interimverordening, gezien de voorbereidingsprocedure, de vakantieperiode van 3 maanden en het vergaderschema van PS, ergens in november 2008 van kracht kan worden. Daarvoor is dan wel een extra PSvergadering nodig. In die tussentijd kunnen er geen dingen misgaan. In de eerste plaats zijn de betreffende gemeenten in het kader van het vooroverleg gevraagd om hun beleid voor intensieve veehouderij af te stemmen op het nieuwe provinciale beleid. Via het keuzedocument weten gemeenten inmiddels hoe dit beleid eruit komt te zien en dat dit - op voet van de provinciale verordening - in hun bestemmingsplannen moet doorwerken. In de volgende fase, dat wil zeggen als het ontwerpbestemmingsplan formeel in de vaststellingsprocedure wordt gebracht, moet dat ontwerp worden toegezonden aan de provincie. Zou dat ontwerp strijdig zijn met het nieuwe provinciaal beleid dan kan en zal een officiële zienswijze worden ingediend. Er mag vanuit worden gegaan dat deze vorm van betrokkenheid van de provincie bijdraagt aan een evenwichtige afstemming van het lokale en provinciale ruimtelijke beleid.
60
Mocht (onverhoopt) vooruitlopend op de vaststelling van de interimverordening toch een plan of project in strijd zijn met het desbetreffende provinciale belang – en de gemeenteraad dus een provinciale zienswijze naast zich zou neerleggen – dan kan deze door middel van een reactieve aanwijzing worden tegengehouden. In de memorie van antwoord aan de Eerste Kamer heeft de minister van VROM verhelderd dat de Wro verlangt dat bij het gebruik maken van die bevoegdheid wordt gemotiveerd welk belang met die aanwijzing wordt beschermd en waarom dat belang door middel van een andere bevoegdheid nog niet kon worden beschermd. Door de communicatie over het nieuwe provinciale beleid en het in procedure brengen van de interimverordening (met daarin regels voor intensieve veehouderij), is het duidelijk dat in de periode waarin de verordening tot stand komt de inzet van de reactieve aanwijzing past binnen de wettelijk criteria daarvoor. Gedeputeerde M.A.C. Calon
61