Verslag van de expertbijeenkomst over de verklaring van de geobserveerde daling van (geregistreerde) criminaliteit, 28 april 2015, 12:00 – 16:30, gebouw van het CAOP, Lange Voorhout Den Haag (verslag Jaap de Waard) Voorzitter: Frans Leeuw (directeur WODC) Deelnemers: Thomas Boeschoten (Universiteit Utrecht), Marnix Eysink Smeets (Hogeschool InHolland / directeur Expertgroep Veiligheidsbeleving), Jos de Haan (SCP / bijzonder hoogleraar ICT, Cultuur en Kennissamenleving Erasmus Universiteit), Inge Henneken-Hordijk (ministerie van Veiligheid en Justitie), Victor Jammers (lid Raad van Bestuur Slachtofferhulp Nederland), Herman Kroes (ministerie van Veiligheid en Justitie), Margriet van Laar (Trimbos Instituut Utrecht), Erik Leertouwer (WODC), Jeroen Slot (hoofd bureau O&S gemeente Amsterdam), Wouter Stol (NHL Hogeschool / Politieacademie / Open Universiteit), Guido Suurmond (Parket-Generaal), Peter Versteegh (hoofd afdeling Onderzoek en Analyse, Politie Eenheid Den Haag), Ben Vollaard (Universiteit Tilburg, School of Economics and Management Department of Economics), Jaap de Waard (ministerie van Veiligheid en Justitie), Frank Weerman, (Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving). Voorstelronde De voorzitter heet iedereen welkom en legt in het kort uit wat het doel van de bijeenkomst is. Hij hoopt dat tijdens de expertbijeenkomst iedereen vanuit zijn of haar expertise en perspectief mogelijke verklaringen voor de criminaliteitsdaling zal geven. Iedereen stelt zich kort voor. Presentatie De opsteller van de notitie (Jaap de Waard) “Daling van (geregistreerde) criminaliteit: Trends en mogelijke verklaringen’’ geeft een korte PowerPointpresentatie. De vraag wordt beantwoord of het nationale en internationale niveau van criminaliteit is gedaald. Vervolgens wordt de krimpende markt van jeugdige verdachten in Nederland toegelicht. Dan volgt een samenvattend overzicht van wat in de nationale en internationale literatuur als mogelijke verklaring wordt gegeven voor de geobserveerde daling van de criminaliteit. De zogenaamde security hypothese krijgt hierbij bijzondere aandacht. Ten slotte wordt een aantal conclusies getrokken. De voorzitter roept op basis van de presentatie de volgende vragen op: wat weten we niet?, wat meten we niet? En wat snappen we niet? De deelnemers krijgen kort de gelegenheid om op de presentatie te reageren. Van te voren is afgesproken dat het niet de bedoeling is om de notitie uitputtend te bespreken. De notitie dient als achtergrondmateriaal met als doel om de deelnemers een indruk te geven van de meest bekende en gangbare verklaringen op dit moment. Samenvatting van de reacties op notitie en bijbehorende presentatie De vraag komt naar voren wat de achterliggende drijfveer is naar de vraag vanuit V&J waarom de criminaliteit is gedaald? Wat wil het beleid hiermee? Waarom wil het beleid dit weten, wat is de geheime agenda? De wetenschappelijke interesse is evident. Opgemerkt wordt dat er geen sprake is van een geheime agenda. Het is beleidsmatig van belang om
1
veelbelovende verklaringen voor de criminaliteitsdaling in kaart te brengen. Want wat naar beneden gaat kan ook weer stijgen. Het is dan van belang om te weten welk beleid en interventies effectief blijken te zijn geweest. Bij een eventuele criminaliteitsstijging kunnen die succesvolle interventies weer (meer intensief) worden toegepast. Voorbeelden hiervan zijn de intensieve aanpak van straatroof, overvallen en woninginbraak nadat na een daling een opwaartse trend werd waargenomen. In hoeverre is de geobserveerde ontwikkeling een effect van het gevoerde beleid? Bij formuleren van (nieuw) beleid moet vaker worden nagedacht over mogelijkheden tot evaluatie en meten van effecten. Het is nu een lastige zaak om het effect van het gevoerde beleid op de criminaliteitsdaling te bepalen. De vraag ligt dus nog voor of de daling ons is overkomen of mede is toe te schrijven aan het gevoerde (overheids)beleid. Bij formuleren van beleid moet dus vaker worden nagedacht over mogelijkheden tot evaluatie en meten van effecten. Er is nu vaak sprake van innovatie maar een gebrek aan evaluatie. Het onderwerp ‘’cybercriminaliteit’’ of ‘’internetcriminaliteit’’ is niet aan de orde gekomen in de notitie. Dat komt door de recente opgang van dit nieuwe fenomeen en daardoor de onvolkomenheid van de beschikbare statistische informatie hieromtrent. Er moet niet te smal worden gekeken naar het totale criminaliteitsfenomeen, er zijn nieuwe vormen van onveiligheid ontstaan. Doordat overheid en individuen veel beperkingen hebben aangebracht in de gelegenheid tot het plegen van misdrijven in de offline wereld, lijkt criminaliteit zich te hebben verplaatst naar de online wereld. Straatcriminelen zijn geswitcht naar oplichting via internet. Er zijn aanwijzingen voor een domeinverschuiving. Vooral jongeren brengen veel tijd op het internet (games, sociale media) door en plegen daar nieuwe vormen van criminaliteit als cyberpesten en identiteitsfraude. Er moet niet onderschat worden wat door de jeugd op internet wordt gedaan. Er is sprake van een splitsing tussen een criminele offline- en onlinewereld. Wellicht is het beter te spreken van traditionele criminaliteit die daalt, en nieuwe vormen van onlinecriminaliteit waar nauwelijks zicht op bestaat voor wat betreft ernst en omvang. Verkrijgen van kwantitatieve informatie hierover staat nog in de kinderschoenen. Er is dus geen totaal zicht op de ontwikkeling van het totale volume van criminaliteit. Verschuiving naar internetcriminaliteit ondersteunt security hypothese, verschuiving van offline (want te goed beveiligd) naar online (onontgonnen gebied). Opgemerkt wordt dat internet ook positieve effecten met zich mee brengt, het kan de samenleving ook veiliger maken. De jeugd kent een andere vrijetijdsbesteding dan vroeger. Internet draagt hier ook in positieve zin bij. Substantiële hoeveelheden tijd worden besteedt aan internet en dus niet aan rondhangen op straat. Er is wellicht sprake van kick-substitutie in games (het in elkaar slaan van mensen in de publieke ruimte is verschoven naar het mishandelen van vijanden in de virtuele spelwereld). De deelnemers zijn het er over eens dat de fysieke wereld veiliger is geworden, veiliger in de traditionele zin, bij vermogenscriminaliteit en geweldscriminaliteit. Vooral in de grote steden is de economie en bevolkingssamenstelling totaal anders dan in de jaren ’80. Er zijn tegenwoordig minder no-go areas en er is veel meer sociale controle en toezicht. Er is sprake van meer ‘’beschaving’’ maar ook van meer extremen. In steden speelt een andere
2
problematiek ten aanzien van security. Iedereen houdt iedereen in de gaten. Interessant is om te kijken naar wie er nu uitvalt. Welke criminelen, welke slachtoffergroepen? Is er daadwerkelijk sprake van verharding en extreme gevallen die over blijven? Het is niet veiliger geworden voor iedereen. Op basis van analyses is duidelijk dat criminaliteit zich concentreert in zogenaamde ‘’hotspots’’. Zowel bij daders, slachtoffers en plekken en plaatsen is sprake van concentratie van criminaliteit. Het is twijfelachtig of de security hypothese ook kan worden gebruikt om andere ontwikkelingen dan binnen de vermogenscriminaliteit te verklaren. Testen die gebruikt zijn om de verklaringen te toetsen kunnen ter discussie worden gesteld. Opvallend is de sterke daling bij jeugdige verdachten. Er is sprake van toename in de periode 2002 – 2007. Deze toename kan worden gezien als registratie-effect, met name toen was er veel aandacht voor jeugd (Programma Jeugd Terecht) en dus ook veel registraties. Drie paralelsessies: jeugdcriminaliteit, geweldscriminaliteit, en vermogenscriminaliteit De voorzitter vraagt de deelnemers om zich op te splitsen in drie paralelsessies. Ten behoeve van de discussie in deze sessies is een vijftal vragen geformuleerd: Is er sprake van een kwalitatieve verandering op de criminaliteitsmarkt (domeinverandering)? Een aantal fenomenen was tot voor kort slechts in beperkte omvang aanwezig of geheel afwezig (typen van cybercrime of hightech crime zoals ideologisch gemotiveerde misdaad, grooming, hacking en ID-fraude). Welke rol speelt de internationalisering van criminaliteit, in samenhang met digitalisering, waardoor criminele handelingen minder grijpbaar, meer fluïde, en minder gebonden aan het territorium van de nationale rechtsstaat? Is het voor jongeren steeds lastiger geworden om een zogenaamd ’eerste instapdelict’ te plegen vanwege toegenomen gelegenheid beperkende maatregelen (situationele criminaliteitspreventie)? Of is er een jongere generatie in op komst die gewoon minder geïnteresseerd is in, of minder geneigd tot, crimineel gedrag? Is er sprake van een echte vermindering van de reëel voorkomende criminaliteit, of is het slechts een daling van de gemeten criminaliteit, volgens – wellicht verouderde – definities van fenomenen? Heeft de politie enige invloed gehad op de daling van de criminaliteit? Jeugdcriminaliteit: verslag van de paralelsessie Het beeld in de notitie van de geobserveerde daling van de jeugdcriminaliteit en het aantal jeugdige verdachten klopt. Het is wel zo dat registratie met beleid meebeweegt. Krijgt het beleidsmatig meer aandacht, dan wordt het anders geregistreerd. Hier moet wel rekening mee worden gehouden. Politie registreert wellicht selectief, het is dan interessant om te kijken naar de ontwikkeling van criminaliteit wanneer de lichtste groepen eruit gefilterd worden. De daling is al meerdere jaren aan de gang en zou dus een lange termijn daling kunnen inhouden. Hierbij zou dan de piek als registratie-effect moeten worden gezien en kunnen worden uitgevlakt. Verder is er de kracht van herhaling: sinds Balkenende is de aanpak van onveiligheid, inclusief jeugdcriminaliteit zeer nadrukkelijk op de agenda gezet. Er is sprake van een tegenstrijdige beweging. Door verstedelijking zij er enerzijds meer mensen, dus meer gelegenheid voor criminaliteit. Anderzijds is er sprake van meer controle
3
door de medemens, er zijn permanent mensen op straat (flexibelere/ruimere openingstijden winkels). Omgekeerd zijn er meer mensen op straat en dat betekent minder mensen in huis en meer gelegenheid tot diefstal of inbraak (afwezigheid is grote risicofactor voor woninginbraak). Als mogelijke verklaring wordt gezien dat veranderingen in tijdsbesteding een grote rol spelen. Dat geld ook voor de tijdbesteding van de opvoeders. Opvoeders vergroten de veiligheid van kinderen. Ze passen beter op, dat geldt ook voor verkeersdeelname. Ook deelname aan clubjes en verenigingen dragen bij aan meer toezicht. Tijdsbesteding is bij alle lagen van de bevolking vergelijkbaar. Internet is bij iedereen beschikbaar. Echter, dit kan op termijn ook een weerslag hebben, kinderen zijn niet meer in staat om zich zelf te vermaken, daardoor ontstaat verveling en is men minder zelfstandig. Pinker wordt aangehaald: de geschiedenis van afname van geweld. Dit kan ook bezien worden in combinatie de beschavingstheorie van Elias met aanpassing van de (evolutie) van hersenfuncties. Urbanisatie speelt ook en rol, er zijn minder kinderen per huishouden. Er is ook sprake van een ruwe verstoringen door migratie in bepaalde wijken. Deze kenmerken zich door een hoog kindertal, en worden vaak als slechte wijken aangeduid. Impact van criminaliteit verandert, de gevoeligheid neemt toe en er is minder ruimte voor gedogen. Er is sprake van verschuiving van offlinecriminaliteit naar onlinecriminaliteit. In welke mate en in hoeverre de impact zich heeft verplaatst is niet bekend. Internetcriminaliteit blijkt omvangrijk, ook aan slachtofferkant Zo wordt 3% slachtoffer van online fraude en 8 % van virtuele diefstal. Het betreft hier een enquête onder jongeren tussen de 10-18 jaar. Op internet is nog geen sprake van civilisatie. Hierop wordt gereageerd dat dit ook een kwestie van tijd is. Er is nu nog sprake van een terrein met beperkt toezicht waarbij grenzen worden verkend. Het is dus zoeken naar grenzen. Veel nieuwe uitingen op internet verdwijnen weer snel zodra ook bedacht is hoe hierop te reageren. Het wel of niet toestaan van bepaalde uitingen, zoals bij Happy Slapping met boetes, is hier een voorbeeld van. Tegenwoordig is de schaal en snelheid veel groter wanneer er iets op internet wordt gezet wat niet door de beugel kan. Er is sprake van een enorm bereik, waar vroeger alleen vijf omstanders getuige waren. De spanning blijft hetzelfde, er is sprake van een zelf wassend mechanisme. Er is een groot aantal vragen, zijn de motieven veranderd? Geeft het dezelfde kick online als bij offline? In de historie van internet is 2004-2007 de tijd van gamen en online gamen. Deze netwerken nemen dan aanzienlijk toe in grootte inclusief de onderlinge afhankelijkheid. De groei in het aantal Ddosaanvallen is spectaculair te noemen. Echter wanneer dit wordt afgezet tegen groei van internet dan is de relatieve groei beperkt te noemen. Vraag is wel: wat is criminaliteit op internet? Is virtueel meubels stelen een strafbaar feit? Het is een normatieve kwestie wat nu als criminaliteit moet worden gezien in de virtuele wereld. Normen ontbreken nog. In andere landen wordt hier wel naar gekeken, zie Duitsland met hoge boetes voor illegaal downloaden, of Frankrijk met zelfs 3 strikes you’re out, (al is dat nu teruggedraaid naar hoge boetes, want de straf inclusief de inperking van vrijheden bleek te zwaar. Ten opzichte van de bestaande definities uit het wetboek van strafrecht is hier nog veel werk te verrichten. Internetcriminaliteit is zeer toegankelijk, dus in feite geen drempels meer voor ook de minder begaafde criminelen. De pakkans is laag en de aangiftebereidheid is laag.
4
Geweldscriminaliteit: verslag van de paralelsessie Recent onderzoek laat zien dat geweld gericht op slachtoffers buiten de relatiesfeer de afgelopen jaren is gedaald. Geweld in de relatiesfeer vertoont een stabiel beeld. Over de gehele linie is er sprake van een daling van geweldscriminaliteit. Vanuit het individuele slachtofferschap bezien lijkt licht geweld de afgelopen jaren sterk gedaald, terwijl de meer ernstige vormen van geweld een minder sterke daling vertoont. Er is de afgelopen jaren het nodige aan zowel preventieve als repressieve maatregelen en interventies genomen. De gerichte aanpak binnen de zogenaamde High Impact Crimes (straatroof, overvallen en woninginbraken) heeft effect gehad op het terugdringen van geweldsdelicten. Wellicht heeft de uitbreiding van de politiecapaciteit een positief effect gehad. Het blijft echter de vraag of het aantal agenten op straat (blauw) is toegenomen. Situationele criminaliteitspreventieve maatregelen blijken effectief te zijn. Uit recent Engels onderzoek naar zogenaamd cyberbullying en trolling blijkt dat in 2014 cyberpesten voor het eerst in omvang vaker voorkwam dan face-to-face pesten. Opvallend is het feit dat de criminaliteitsdaling niet waarneembaar is in Zuid-Amerika. De vraag is wat daar anders is, of deze landen achter lopen bij de ontwikkeling in het Westen en of daar nog een criminaliteitsdaling gaat plaats vinden. Het is lastig om te bepalen hoe een domeinverschuiving naar het virtuele domein voor geweld precies zou werken. Voor lichtere delicten kan verschuiving een rol spelen, maar voor zwaardere geweldsdelicten lijkt er geen vergelijkbaar virtueel delict als substituut te zijn. Er kan hier geen sprake zijn van een verschuiving naar de virtuele wereld. Het zou zinvol zijn om onderzoek te verrichten in hoeverre de groep delinquenten die aan cybercrime doet zich eerder in de fysieke wereld bezighield met criminaliteit. Of dat er sprake is van twee geheel verschillende groepen. Opvallend is de dramatische daling van het aantal moorden en doodslagen wereldwijd. Is de mens ‘’braver’’ geworden? Is de tolerantie ten opzichte van geweld gedaald, vergelijkbaar bijvoorbeeld met de tolerantie ten opzichte van roken? Er is veel inperking van de publieke ruimte waarneembaar. Denk bijvoorbeeld aan cameratoezicht aan de ene kant, en aan de andere kant de opkomst van de ‘’all-nighters’’, feesten op 1 specifieke locatie. Tevens is er een toename van grote en kleine festivals, waardoor jongeren onder invloed zich minder op straat begeven. Het mechanische en functionele toezicht is beduidend toegenomen. Betere beveiliging heeft het geweld in de publieke ruimte doen afnemen. Er is de laatste jaren veel aandacht uitgegaan naar het managen van groepen, bijvoorbeeld voetbalsupporters. Ook de toepassing van toegangspoortjes, cameratoezicht, en een verscherpte focus op horeca en uitgaansgebieden en scholen werpt zijn vruchten af. De toegepaste interventies worden steeds effectiever en de reikwijdte van de toepassing daarvan neemt toe. De relatie tussen alcoholgebruik en geweld geeft een diffuus beeld. Aan de ene kant veel preventie, zoals de aandacht voor alcoholmisbruik en verhogen van de minimumleeftijd. Aan de andere kant is er sprake van een toename, tenminste in de berichtgeving over comazuipen bij (zeer) jeugdige personen. De CBS statistiek laat de laatste jaren weer een lichte toename zien van zwaar alcoholgebruik na jaren van een lichte maar gestage daling. Vermogenscriminaliteit: verslag van de paralelsessie
5
De ‘’klassieke‘’ vermogenscriminaliteit is afgenomen. Er is sprake van een domeinverandering, er heeft een ‘’digitalisering’’ van criminaliteit plaats gevonden. Vooral kleine groepen zijn in staat om activistisch gerichte aanvallen uit te oefenen, de maatschappelijke kwetsbaarheid is daardoor toegenomen. Kleine groepen gelijkgestemden laten zich via internet faciliteren om een concentratie van illegale markten te bewerkstelligen. Het gaat daarbij vooral om handelaren en niet zo zeer om consumenten van illegale waar (drugs, wapens, medicijnen). Er is een algemene regel dat internet niet een eenduidige uitwerking heeft op iedereen. Internet creëert geen slechte mensen, het zijn vaak individuen en groepen die internet misbruiken, die ook in de niet digitale wereld crimineel gedrag vertonen. Men maakt in feite gebruik van een andere modus operandi: de elektronische snelweg. Onderzoek door het VK Home Office toont aan dat de daling van criminaliteit slechts ten dele is verplaatst naar vormen van cybercrime. Het is van belang om bij de daling van vermogenscriminaliteit ook rekening te houden met de maatschappelijke kosten die zijn uitgespaard. De criminaliteitsdaling laat zowel aan slachtofferkant als aan overheidskant een gunstige batenontwikkeling zien. Naast slachtofferenquêtegegevens en geregistreerde criminaliteit is het ook zaak om een ernstscore toe te kennen aan criminaliteitsfenomenen. De zogenaamde verwervingscriminaliteit door drugverslaafden in Nederland is afgenomen. Het aantal heroïneverslaafden is fors afgenomen. Voor de groep die over blijft is een goede opvang en vangnet geregeld. Het medische model heeft zijn vruchten afgeworpen. De huidige vormen van drugsverslaving, zoals ‘’new legal highs’’, GHB, XTC, brengen minder verwervingscriminaliteit met zich mee. Deze vormen van druggebruik zijn voor iedereen te betalen vanwege de lage kosten, bij heroïnegebruik lag dat beduidend anders. Het cohort zware drugsverslaafden neemt af. Het integrale beleid binnen de veiligheidszorg waarbij (verplichte) samenwerking een kenmerk is, heeft bijgedragen aan de criminaliteitsdaling. Er is sprake van een krachtig en effectief beleid. Gelegenheid beperkende maatregelen blijken een goede verklaring te zijn voor de daling. Er is sprake van veelbelovende en effectieve interventies, zowel repressief als preventief. Preventieve investeringen van andere departementen (schooluitval, alcoholbeleid, volkshuisvesting, gebouwde omgeving) renderen en zijn effectief gebleken. Het is vooral zaak om preventieve investeringen te blijven stimuleren om hiermee de integrale veiligheidszorg verder vorm te geven. Er is sprake van toegenomen preventieve inspanningen van vele partijen, zowel particulier, privaat, overheid en bij producenten. Ook de politiezorg wordt veel meer gericht ingezet dan in het verleden, er is sprake van gerichte politiezorg. Er is zowel aan slachtofferkant en daderkant sprake van een concentratie van de problematiek. Criminaliteit concentreert zich in zogenaamde ‘’hot spots’’. De groepen worden kleiner, maar de ernst van daderschap en slachtofferschap neemt toe. Criminele jeugdgroepen zijn bijvoorbeeld ten opzichte van vijf jaar geleden kleiner in omvang geworden. De groepen die overblijven zijn in problematiek hardnekkiger geworden. Het nationale beeld is dat de (dader)mobiliteit van kleine groepen jeugdige criminelen is toegenomen. Ze verplaatsen zich door geheel Nederland en ook regelmatig over de grensgebieden. Er is sprake van professionalisering en ernstiger vormen van gepleegde criminaliteit.
6
Wrap-up en conclusies De voorzitter stelt voor om gezamenlijk tot een aantal conclusies van de middag te komen. Er wordt kort verslag gedaan van de belangrijkste uitkomsten uit de drie paralelsessies waarvan bovenstaand verslag is gedaan. Wat nu volgt is een aantal opmerkingen en conclusies van meer algemene aard. Er is overeenstemming over het gegeven dat er sprake is van een langdurige criminaliteitsdaling, zowel in Nederland als daarbuiten. Over de gepresenteerde verklaringen van die criminaliteitsdaling bestaat discussie, deels overeenstemming en deels verschil van mening. Er is inderdaad geen ‘’magic bullit’’ die een exclusieve verklaring geeft. Er is ondersteuning voor de zogenaamde ‘’security hypothese’’ bij de verklaring van de daling van vermogenscriminaliteit. Die hypothese gaat uit van het gegeven dat de toename en kwaliteit van de toepassing van grootschalige beveiligingsmaatregelen, zoals startonderbrekers, inbraakpreventieve maatregelen, private beveiliging, gelegenheid beperkende maatregelen de grote drijfkracht is geweest achter de geobserveerde (internationale) criminaliteitsdaling. Bij de verklaring van de daling van typen van geweld wordt deze hypothese als minder geschikt beoordeeld. Bovendien is het de vraag hoe lang extra security maatregelen nog voor een daling van de criminaliteit blijven zorgen. Vanwege de toegenomen digitalisering is veel meer zichtbaar dan wat vroeger niet zichtbaar was. De overheid moet zich meer proactief opstellen in het aanpakken van zaken als online asociaal gedrag en online racisme. Er wordt al wel veel gemonitord en kwantitatief gemeten, maar dat kan nog beter en op andere plekken worden gedaan door overheden en politie. Politie heeft al vrij veel ervaring met analyses van de inhoud van Twitter, maar nog nauwelijks met Facebook of Dark Web. De verantwoordelijkheid voor eigen veiligheid wordt in de fysieke wereld heel anders ervaren dan in het virtuele domein. In de fysieke wereld wijzen burgers vooral politie en andere overheden aan als eerstverantwoordelijk. In de virtuele wereld leggen ze die vooral bij zichzelf en bij facilitators zoals internetproviders. Is er een verschuiving van lokaal naar internationaal en grensoverschrijdende criminaliteit? Gebieden waar de criminaliteitsdaling het meest zichtbaar is, zijn vooral lokaal. De gevoeligheid voor slachtofferschap is groter geworden. Dat geldt ook voor slachtofferschap buiten de eigen landgrenzen. De gevoeligheid voor mensenhandel en moderne slavernij neemt toe als gevolg van de huidige immigratie- en illegalenproblematiek. Fraude en economische delicten zijn nog weinig zichtbaar in de statistiek, maar zijn wel grootschalig verbreid. De ongrijpbaarheid en onaantastbaarheid van criminele groepen lijkt een groter probleem te worden. Binnen illegale markten, zoals de drugsmarkt, is een verschuiving naar meer integraal crimineel ondernemerschap zichtbaar. Voorbeeld is verhuur via AirBnB waarbij de verhuurder ook drugs regelt, de gasten naar illegale feesten stuurt etc. waardoor inkomsten in dezelfde illegale zakken verdwijnen.
7
Is er een fundamentele verandering in de samenleving gaande waardoor jongeren niet meer een eerste instapdelict plegen? De maatschappij is beter georganiseerd en er vindt een intensievere begeleiding van jongeren plaats door bijvoorbeeld Halt en casusoverleg in Veiligheidshuizen. Wordt daardoor recidive voorkomen? Er zijn nog steeds veel jongeren die weleens een delict hebben gepleegd maar recidive blijft vaker uit. Pleegt men geen eerste delict omdat men verlies van privacy vreest (VOG)? Is de criminaliteit gedaald doordat men minder tijd buitenshuis doorbrengt? Is men minder geneigd de wet te overtreden, zie bijvoorbeeld de AH To Go waar jongeren netjes zelf staan te scannen. Heeft deze verandering wellicht een ‘tipping point’ bereikt, vergelijkbaar met rookgedrag of verkeersdelicten? Is wellicht het lokale bestuur steviger geworden en de overheid beter georganiseerd waardoor er meer beweging vanuit de onderwereld naar de bovenwereld wordt geconstateerd? De politiezorg via de probleemgerichte aanpak en aanpak van hotspots blijkt succesvol. Het duurzaam beleggen daarvan is echter een probleem. Evaluatie van politieaanpak wordt nauwelijks serieus gedaan. Experimenteel onderzoek bij de politie komt maar moeizaam van de grond. Veel effectieve interventies zijn bekend, maar vinden nauwelijks hun weg in de politiezorg. De veiligheidscommunicatie in Nederland is niet goed. Het succes van de aanpak en het beleid wordt te weinig benadrukt en verzilverd. Dat niet de politie of het ministerie van V&J, maar vooral het Algemeen Dagblad vooraanstaand de publieke opinie beïnvloedt over veiligheid is veelzeggend. Afsluitend Ten slotte krijgen de deelnemers de mogelijkheid om een laatste opmerking te maken of suggestie te doen. Er is onderzoek nodig naar demografische ontwikkelingen in relatie tot criminaliteit. Slachtofferschap onder ouderen neemt bijvoorbeeld toe op dit moment. Het lijkt verstandig dat meer wordt geïnvesteerd in een alternatief voor meten via politieregistratie en slachtofferenquêtes, zodat echt de maatschappelijke ontwikkelingen worden gemeten. Online criminaliteit is nog niet helder gedefinieerd, en het is onduidelijk wat de maatschappelijke impact is. Hoe erg is het? Op zowel macro- als microgebied is er nog veel te onderzoeken over mogelijke verplaatsingseffecten van criminaliteit. Gelegenheidscriminaliteit lijkt te zijn afgeroomd door combinatie van preventie en repressie, wat blijft er over? Wellicht een harde meer professionele kern die moeilijker aan te pakken is, meer onderzoek is nodig. Traditionele criminaliteit zal blijven dalen, wel is er dan meer verbinding met de burger nodig. Om de criminaliteitsdaling door te zetten wordt het steeds belangrijker om inwoners door politie en justitie te betrekken bij prioritering van wat wordt aangepakt. Hoe verhoudt de daling van de criminaliteit zich tot de ontwikkelingen in de GGZ? Wat is het effect van enerzijds de langjarige toename van medicijngebruik voor psychiatrische aandoeningen versus anderzijds de toename van verwarde personen in de publieke ruimte die onveiligheidsgevoelens verhogen? De crime drop en de fear drop (positieve ontwikkeling in de angst voor criminaliteit) gaan meestal hand in hand, maar lopen in Nederland uit elkaar in
8
periode 2002-2007. Toen ging de fear drop de crime drop voor. Dit lijkt te duiden op succes van beleid. Laten we vooral ruimte laten voor de slachtoffers om zich GEEN slachtoffer te voelen. Juridisch kan er sprake zijn van een delict, echter gevoelsmatig niet. Dank De voorzitter dankt alle deelnemers voor de actieve inzet en het ter beschikking stellen van de persoonlijke inhoudelijke expertise. Het verslag van de bijeenkomst zal over twee weken voor commentaar aan de deelnemers worden verzonden. 3999 woorden
9