Verslag van de bijeenkomst ‘Eenzaamheid en sociaal isolement bij ouderen: de inzet van vrijwilligers’, 8 april 2014. Programma: 09.30 uur - Inloop met koffie en thee 10.00 uur - Eenzaamheid en sociaal isolement: achtergronden en mogelijkheden voor een aanpak. Dr. Anja Machielse (LESI) 10.30 uur - De inzet van vrijwilligers: meerwaarde en behoeften. Dr. Marina Jonkers (LESI). 11.00 uur - Pauze 11.30 uur - Groepsgesprekken: ervaringen uitwisselen. O.l.v. Marina Jonkers en Anja Machielse. 12.30 uur - Wat hebben we geleerd en hoe gaan we verder? 13.00 uur - Gezamenlijke lunch verzorgd door RestoVanHarte. 14.00 uur - Afsluiting Datum en locatie: Dinsdag 8 april 2014. Pastorie van de Kathedraal van Rotterdam, Robert Fruinstraat 36 (achterzijde kathedraal). Voor wie? Vrijwilligers en coördinatoren van informele (kerkelijke) organisaties in Rotterdam.
Op dinsdagochtend 8 april 2014 vond een kennisbijeenkomst plaats over de inzet van vrijwilligers bij het terugdringen van eenzaamheid en sociaal isolement bij ouderen in Rotterdam. De bijeenkomst was georganiseerd door Sint Laurensfonds en LESI (Landelijk Expertisecentrum Sociale Interventie ). Er waren vrijwilligers en coördinatoren van informele (kerkelijke) organisaties in Rotterdam uitgenodigd. Doel van de bijeenkomst was om in beeld te krijgen wat vrijwilligers nodig hebben aan deskundigheid en ondersteuning om een bijdrage te kunnen leveren aan de aanpak van eenzaamheid en sociaal isolement bij ouderen in Rotterdam. De kennisbijeenkomst vond plaats in de Pastorie van de Kathedraal van Rotterdam. Aan de bijeenkomst deden 46 deelnemers van uiteenlopende organisaties mee.
Opening en inleiding
De bijeenkomst werd geopend door Chris Nolet, bestuurslid van het Sint Laurensfonds. Hij benadrukt dat het Sint Laurensfonds er veel belang aan hecht dat het groeiend probleem van sociaal isolement bij ouderen in Rotterdam wordt tegengegaan. Sint Laurensfonds wil daarom gerichter inspelen op de ondersteuningsbehoeften van informele (kerkelijke) organisaties zodat de inzet van vrijwilligers bij de aanpak van eenzaamheid en sociaal isolement bij ouderen wordt verbeterd. De inleiding werd gehouden door Dr. Anja Machielse en Dr. Marina Jonkers, senior onderzoekers bij LESI.
Anja Machielse ging nader in op de achtergronden en mogelijkheden voor een aanpak van eenzaamheid en sociaal isolement. Thema’s die aan bod kwamen waren: het belang van sociale relaties; de begrippen sociale kwetsbaarheid en sociale competenties; verschijningsvormen sociaal isolement; het herkennen en signaleren en interventietypologieën. Anja Machielse stelde vast dat blijkt uit de laatste monitor van de GGD dat Rotterdam landelijk het hoogste percentage eenzame en sociaal geïsoleerde inwoners heeft.
Marina Jonkers vervolgde daarna de inleiding met een bijdrage over de meerwaarde van de inzet van vrijwilligers en de verschillende behoeften bij die inzet. Besproken thema’s waren: maatschappelijkeen beleidsontwikkelingen waardoor het vrijwilligerswerk steeds belangijker en complexer is geworden; veranderingen in het vrijwilligerswerk zelf; begripsverheldering vrijwilligerswerk en vrijwillige inzet; meerwaarde van de inzet van vrijwilligers; de relatie met de sociaal kwetsbare doelgroep; signaleringsnetwerken en thema’s in de samenwerking met professionals. Marina Jonkers eindigde haar inleiding door vast te stellen dat de tijd rijp is dat vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties hun identiteit herdefiniëren, herpositioneren en stevig profileren naar buiten toe.
2
Subgroepen uitwisselen van eigen ervaringen en behoeften In vier subgroepen werd met de deelnemers verder gesproken over de eigen ervaringen en behoeften van vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties bij het signaleren en de hulp aan sociaal geïsoleerde ouderen. Vragen waren: Op welke wijze komt u in uw werk sociaal isolement tegen? Hoe gaat u ermee om? Met wie werkt u daarbij samen? Welke ondersteuning heeft u nodig om sociaal isolement beter te signaleren en aan te pakken? Een inventarisatie van de subgroepen: Bereik van de doelgroep
-
-
Vrijwel alle deelnemers aan de subgroepen hebben in hun werk te maken met ouderen die in een sociaal isolement verkeren. De deelnemers geven aan dat de conferentie veel relevante informatie heeft geboden waar ze in hun werk met sociaal geïsoleerde ouderen mee verder kunnen. Eenzame en sociaal geïsoleerde ouderen worden bereikt via huisbezoeken, buurthuiswerk, taalles, groepsactiviteiten zoals eettafels in de buurt, via aanverwante problemen zoals ouderenmishandeling, inloopspreekuren, outreachend werk. Het is vaak de lichtere categorie sociaal geïsoleerde ouderen die wordt bereikt.
Wel zijn een aantal duidelijke knelpunten benoemd: -
-
-
De kerk kan als preventief netwerk worden gezien tegen sociaal isolement, maar de rol van de kerkelijke gemeente in de buurt is sterk veranderd (schaalvergroting). Maar ook zijn er te weinig kerkelijke vrijwilligers voor het bezoekwerk waardoor sociaal kwetsbare oudere parochianen niet goed in beeld blijven. Dit komt ander andere door vergrijzing van het ‘netwerk kerk’. Het bereik van de ouderen met ‘stille’ problematiek is onvoldoende. Er is behoefte aan handvatten om dit te verbeteren. Een lastig punt is dat de vraag vanuit de doelgroep vaak ontbreekt; mensen in een isolement komen zich niet melden vanwege problemen met sociale contacten. Dat maakt het lastig om de problematiek bespreekbaar te maken en de juiste hulp in te zetten. Migrantenouderen worden onvoldoende bereikt vanwege een taalbarrière bij de vrijwilligers. Dat maakt het moeilijk om met hen te spreken over hun problemen en behoeften; het is ook lastiger om geschikte vrijwilligers voor hen te vinden. Ook wonen ouderen van de kleinere anderstalige migrantengroepen te veel verspreid over verschillende wijken en is hun vrijwillige belangenorganisatie stedelijk georganiseerd.
3
-
-
-
Vrijwilligers zijn niet altijd voldoende toegerust om mee te kunnen in de bedrijfscultuur van de organisatie en in begeleidende contacten met de doelgroep, dit is vooral het geval bij migrantenvrijwilligers. De kans op afhaken is dan groot. Soms is er rolonduidelijkheid bij vrijwilligers zelf, wat voor type inzet zij willen geven (praktisch of sociaal begeleidend). Die onduidelijkheid kan leiden tot een mismatch naar de cliënt. Maar ook bij de organisatie is niet altijd duidelijk wat het type gewenste inzet is van de vrijwilliger en wat onderliggende behoeften zijn waardoor er niet altijd goed wordt gekoppeld naar de doelgroep. Soms zijn vrijwilligers zelf cliënt of ervaringsdeskundigen bijvoorbeeld in inloophuizen. De meeste professionals beschikken niet over de tijd om uitgebreid met cliënten te praten en hun situatie in beeld te brengen. Vrijwilligers hebben die tijd vaak wel, maar beschikken weer niet altijd over de benodigde deskundigheid.
Samenwerking met professionele en vrijwillige organisatie -
-
In de praktijk werken deelnemers samen met welzijnsorganisaties, maatschappelijk en cultureel werk, buurthuiswerk, KSA, SKIN, huisarts, diëtist, zorgloketten, scholen, verzorgingshuizen. Maar ook is er samenwerking via voorlichtingsactiviteiten zoals GGD over financiële uitbuiting. Soms worden cliënten door professionele organisaties doorverwezen naar vrijwilligersorganisaties maar ook vragen vrijwilligersorganisaties om advies of verwijzen door naar professionals zoals de GGZ, of GGD als de situatie van een cliënt te ingewikkeld wordt. De praktijk laat ook zien dat samenwerken nog lang niet vanzelfsprekend is. Er zijn organisaties die nog nauwelijks samenwerken met andere organisaties. Ook onderling wordt er tussen vrijwilligersorganisaties nog niet heel veel samengewerkt.
Knelpunten die naar voren zijn gekomen: -
Vaak zijn andere professionele- en vrijwilligersorganisaties in de buurt die hulp bieden aan sociaal geïsoleerde ouderen niet bekend. Ook niet bij welke organisatie of opvang gemeld of naar doorverwezen kan worden of advies gevraagd kan worden bij zorgen over sociaal geïsoleerde buurtbewoners of verontrustende signalen. Ook is de VraagWijzer bij veel vrijwilligers en buurtbewoners nog onbekend.
4
-
-
-
-
-
In het verleden zijn er slechte ervaringen met samenwerking met professionals; buurtbewoners/cliënten van vrijwilligers zijn niet goed geholpen, professionals zijn betweterig en willen snelle resultaten, meldingen zijn niet serieus behandeld of het vervolg is niet teruggekoppeld naar de vrijwilligersorganisatie. Professionele organisaties weten de vrijwilligers vaak niet te vinden. Voor het signaleren van sociaal isolement is het belangrijk dat professionals contacten hebben met sleutelfiguren/vrijwilligers in de wijken die als ‘ogen’ en ‘oren’ kunnen functioneren; zij zien vaak veel in hun omgeving, hebben een goed beeld van bewoners en hun omstandigheden. De begrenzing van vrijwillige inzet met professionele hulp is een probleem aan het worden. De taal verschuift: van vrijwilligerswerk naar vrijwillige inzet en informele organisaties! Wat is het eigene van vrijwilligerswerk? Waar bereikt het haar grens? Wat is haar kracht en beperking? Moeten vrijwilligers wel worden ingezet bij de zware categorie geïsoleerden. Moet dat niet het terrein blijven van professionals? Er zijn vrijwilligers die in staat zijn hele moeilijke mensen met zware, complexe problematiek te begeleiden. De tijdsinvestering bij het ondersteunen van sociaal geïsoleerde ouderen is groot, vanwege het proces van vertrouwen winnen en een relatie opbouwen. Tegelijkertijd wordt snel concrete resultaten verwacht, niet alleen bij professionals, maar ook steeds meer bij vrijwilligers. Dat staat haaks op de gewenste werkwijze.
Ondersteuningsbehoeften -
-
Hoe kom ik aan adressen van sociaal geïsoleerden? Hoe kom ik achter de voordeur? Hoe leg ik contact en krijg ik de vraag duidelijk? Verder ontwikkelen van professionaliseren van vrijwilligers door meer deskundigheidsbevordering. Minder nadruk op privacybescherming in professionele organisaties, privacy moet minder een belemmering zijn. Hoe kan dat worden geregeld? Up-to-date sociale kaart per wijk. Er is behoefte aan praktische facilitering zoals financiële middelen voor reiskosten, en een fysieke ruimte voor activiteiten of begeleidingsgesprekken met de vrijwilliger, bijvoorbeeld in het buurthuis. Er is behoefte aan een gedeelde duidelijkheid over de begrenzing van het vrijwilligerswerk en het helder krijgen van de identiteit van de vrijwilliger. Hier hebben we met elkaar in Rotterdam discussie over nodig. Stedelijk Platform Informele Zorg Rotterdam (SPIZ) geeft aan in het najaar over dit thema een bijeenkomst te willen organiseren met vrijwilligersorganisaties.
5
-
-
-
Ook is er behoefte dat vrijwilligers in de praktijk beter worden ondersteund wanneer zij grenzen trekken in de hulp aan hun cliënt: b.v. geen medische zorg; niet de volledige verantwoordelijkheid voor iemand c.q. als die persoon zich te veel aan één vrijwilliger gaat ‘ophangen’. Dan is inzet van medevrijwilligers nodig en/of coaching en/of de aanvulling van een professional. Er is behoefte aan een goede back-up vanuit de organisatie in termen van begeleiding, deskundigheidsbevordering en mogelijkheden tot het uitwisselen van ervaringen. Er is een ‘over en weer’ nodig van vrijwilligers en professionals. Als ik als vrijwilliger iets signaleer naar een wijkteam, hoe gaat dat dan werken? Krijg ik te horen wat er mee gebeurt? Kan ik voorkomen dat zo iemand in een vragenlijstendossier terecht komt in plaats van gehoord te worden? Er is veel behoefte aan ‘best practices’, aan voorbeelden van succesvolle interventies. Tegelijkertijd is men ervan overtuigd dat interventies nooit integraal kunnen worden overgenomen omdat het succes van een interventie sterk afhankelijk is van de lokale situatie (bevolking, woonomgeving, cultuur etc.).
Afsluitende conclusies De bijeenkomst werd plenair afgesloten met een evaluatie van de ochtend en de belangrijkste conclusies: -
-
-
Er is in de praktijk nog te weinig contact, uitwisseling en samenwerking met andere organisaties met name professionele organisaties. Het zou goed zijn dat organisaties elkaar beter leren kennen, met elkaar in gesprek gaan en het signaleren en ondersteunen van eenzame en sociaal geïsoleerde ouderen beter op elkaar afstemmen en de verschillen in de inzet afbakenen. Er is een grote diversiteit in vrijwilligersorganisaties, uiteenlopende typen organisaties en typen vrijwilligers. Er zou meer bewustwording moeten komen van deze diversiteit. Organisaties hebben verschillende werkwijzen en verschillende typen vrijwillige inzet. De identiteit van de vrijwilliger, mogelijkheden en beperkingen, vragen sterke aandacht om een eigen positie te kunnen innemen c.q. bewaren in het veld van veranderende maatschappelijke kaders. Organisaties hebben behoefte aan het (gezamenlijk) duidelijk krijgen van de identiteit.
Na de bijeenkomst was er een gezamenlijke lunch, verzorgd door RestoVanHarte. Organisaties maakten van de gelegenheid gebruik om nader kennis te maken met elkaar en informeel ervaringen uit te wisselen.
6