VERSLAG VAN DE VERGADERING VAN DE ADVIESCOMMISSIE D.D. 10 FEBRUARI 2009
VERSLAG SPREKERSPLEIN 10 FEBRUARI 2009 Gelegenheid om in te spreken over de privatisering van het zwembad Aquapulca Voorzitter: mw. J. van den Bergh Secretaris: mw. L.D.H. Arlman-Rosier Verslag: mw. E. Verveer Aanwezig Dhr. D.G.E. Cobelens, PvdA Dhr. W.J.M. Nederpelt, GroenLinks Dhr. H. Mostert, ChristenUnie/SGP Dhr. P.J.T. Tiebosch, ECO-Dordt Dhr. J. Bouter, VSP Dhr. H.P.A. Wagemakers, BETER VOOR DORDT Dhr. F. Riet, CDA Dhr. J.C. Rakhorst, VVD Namens het college is aanwezig wethouder J. Lagendijk Namens de ambtelijke organisatie is aanwezig Dhr. M. van Leemput SPREKERSPLEIN De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen welkom, in het bijzonder het publiek en de insprekers. De insprekers krijgen het woord; de adviescommissie krijgt gelegenheid tot het stellen van verhelderende vragen. 1) De heer S. van der Scheur, AbvaKabo Met betrekking tot de werkzekerheid merkt hij op dat Optisport voor 50% in handen is van Equity Fund Waterland NV. Dat heeft het lastig vanwege de economische crisis. Die fondsen onttrekken vaak middelen aan de bezittingen die zij hebben; dat zou een forse bedreiging kunnen zijn voor de mensen die wellicht bij Optisport in dienst komen. Optisport zal maximaal rendement moeten behalen, onder andere door op de kosten te letten. Optisport heeft in 2004 een jaarverslag gedeponeerd en dat gaf niet zo’n goed beeld; hij raadt de raad aan om hier eens naar te kijken. De vraag is of de raad voldoende op de hoogte is van de risico's die hiermee gemoeid zijn. De risico's liggen bij de medewerkers, maar ook de bij de gemeente die een besluit neemt over zo’n privatisering. Er is gekeken naar vergelijkbare situaties elders. Optisport is centraal georganiseerd; de zaken worden vanuit Gorinchem aangestuurd en geregeld. Dat blijkt in de praktijk te betekenen dat elke uitgave vooraf goedgekeurd moet worden. Optisport kan op dit moment al nauwelijks voldoen aan de door de gemeente gestelde inhoudelijke voorwaarden van het zwembadbeleid. Er is veel bureaucratie. Een bureaucratie wil zichzelf in stand houden; er zal weinig flexibiliteit aanwezig zijn en de vrees bestaat dat functies uitgekleed zullen worden. Er is een vorm van een sociaal plan gemaakt waarbij aan de mensen is gevraagd om op termijn 10 procent van hun salaris in te leveren. De verschillen met de gemeente zijn groot; daar is hij behoorlijk van geschrokken en het zal erg moeilijk worden om die verschillen op te lossen. Mensen moeten gelijke arbeidsvoorwaarden kunnen krijgen bij Optisport; dat is een zorgpunt. De heer Wagemakers vraagt of het om primaire of secundaire voorwaarden gaat De heer Van der Scheur antwoordt dat het in grote mate om de secundaire arbeidsvoorwaarden gaat die hoofdzakelijk verslechteren. De enige plus van Optisport is dat de mensen op feestdagen vaker vrij zijn omdat het zwembad dan dicht blijft; verder gaat het alleen op minpunten.
Notulen Adviescommissie d.d. 10 februari 2009
1
De heer Nederpelt vraagt naar eventuele nieuwe functies en of het altijd mogelijk is om over te gaan naar een gelijkwaardige functie. De heer Van der Scheur antwoordt dat ontslag niet aan de orde is; de vraag is wel of iedereen het daar naar zijn zin heeft. De heer Cobelens vraagt of ook in de toekomst sprake is van baanzekerheid. De heer Van der Scheur antwoordt dat hij zijn betoog begon met de financiële situatie van Optisport. Er wordt geprobeerd om harde afspraken te maken over de toekomst, omdat het een punt van zorg is. De heer Tiebosch vraagt naar ervaringen elders met overdracht van accommodaties aan Optisport. De heer Van der Scheur antwoordt dat door vier of vijf gemeenten uiteindelijk niet is gekozen voor overdracht aan Optisport vanwege de geschetste problemen, maar voor verzelfstandiging. Dat betekent zekerheid op het gebied van arbeidsvoorwaarden. Dat bevalt de medewerkers goed, ook met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden en de arbeidsomstandigheden, in tegenstelling tot de mensen die bij Optisport terecht zijn gekomen. De aardigheid gaat er daar een beetje af, zou je kunnen zeggen. De heer Rakhorst wacht ook op het jaarverslag. Hij vraagt wat de reden is van de schrik bij het vernemen van de arbeidsvoorwaarden. De heer Van der Scheur merkt op dat voor ambtenaren een uitgebreide CAO is vastgelegd. Bij een bedrijf is sprake van een veel beperktere CAO; dat leidt tot heel veel minnetjes, met uitzondering van het vrij zijn op feestdagen. Het lijkt hem niet de bedoeling dat er bij een privatisering verdiend wordt aan slechtere arbeidsvoorwaarden, over de rug van de mensen. De heer Rakhorst vraagt of het akkoord is veranderd. De heer Van der Scheur antwoordt ontkennend. De 55 plussers worden gedetacheerd, zodat die zekerheid hebben. In die deal wordt door de jongere mensen op termijn al aardig wat ingeleverd, bijvoorbeeld bij de onregelmatigheidstoeslag. 2) De heer A. van Woerkens, voorzitter commissie sportgebruik zwemaccommodaties In februari 2007 heeft de raad besloten dat er garanties moeten komen voor sporters, vrijwilligers en medewerkers in het geval van privatisering. De verenigingen mogen niet de rekening gepresenteerd krijgen van een andere exploitatievorm. De garanties hebben betrekking op tariefstelling en gebruik van het zwembad en de exploitatie van clubhuizen Er is getoetst of de gedane toezeggingen correct nagekomen zijn, met de volgende uitkomsten. De omschrijving dat het is toegestaan om zwemles te geven is te veel summier en biedt geen garantie aan de verenigingen dat de huidige uren zijn gewaarborgd. Aangezien de verenigingen op dezelfde manier zouden moeten kunnen blijven functioneren, wordt gevraagd om dit alsnog te waarborgen en op te nemen in de te sluiten overeenkomst met de exploitant. Optisport is zoals bekend geen voorstander van deze activiteiten, maar voor de verenigingen is dit een basis voor hun sport: er wordt bij het begin begonnen. In een waterrijk Nederland moeten alle kinderen leren zwemmen en de verenigingen spelen daar een belangrijke rol in. Er is nog niet gewaarborgd of vastgelegd dat de verenigingen over het zelfde tijdsbeslag kunnen blijven beschikken. Er zijn geen huurtarieven bekend voor de nieuwe situatie; hij vraagt om zekerheid. Aanpassing van de subsidieverordening is wellicht noodzakelijk. De meeruren voor training en wedstrijden dienen tegen hetzelfde uurtarief te worden afgerekend. Over de lijst van wensen en eisen is slechts summier overleg gevoerd met de verenigingen. Een aantal zaken in de concept huurovereenkomst moet nog worden ingevuld; de gemeente zou het aanspreekpunt moeten blijven voor de verenigingen. Ten aanzien van de gunningcriteria zijn de belangrijkste: visie op de samenwerking met verenigingen, de visie op het organiseren van aansprekende evenementen, de visie op talentontwikkeling en de visie op de innovatie van het aanbod. De toetsing hierop is voor de verenigingen niet inzichtelijk. Hij vraagt om meer inzicht en ziet graag een businessplan, plus de presentaties van oktober en november 2008. Optisport zal zich in principe verzetten tegen de opstelling van een vereniging die tot financieel nadeel leidt. Hij vraagt hoe dit getoetst gaat worden. Een commerciële exploitant legt win-win anders uit dan een vrijwilligersorganisatie. Notulen Adviescommissie d.d. 10 februari 2009
2
De visie op het organiseren van aansprekende evenementen spreekt niet aan; immers, Optisport gaat niet uit van ambitie, maar van financieel gewin. Hij kan zich niet voorstellen dat deze visie het college heeft overtuigd. Het financiële overzicht leidt tot de vraag wat de gemeente nu ontvangt voor de huur van een investering van 42 miljoen. De gemeente ontvangt kennelijk huur ten bedrage van anderhalf miljoen, maar moet de huur ook aanvullend subsidiëren: vestzakbroekzak. Conclusie: de gemeente krijgt geen vergoeding voor het afstaan van gebouw de Sportboulevard. Hij zou graag een kwaliteitszetel hebben in de Raad van Commissarissen. Sportverenigingen leveren hun maatschappelijke bijdrage natuurlijk vanuit de eerste plaats vanuit hun kernactiviteiten: sportaanbod voor brede lagen van de bevolking. Deze bijdrage is van onschatbare waarde en dient door de gemeente ten volle te worden ondersteund. De heer Mostert vraagt wat “summier overleg” inhoudt. De heer Van Woerkens antwoordt dat de verenigingen steeds aangeven dat de tarieven hetzelfde moeten blijven en dat ook de uren die de verenigingen nu hebben, hetzelfde moeten blijven. Dat is anders verwoord in de verslagen. De andere punten zijn niet onbekend, maar daar is geen overleg over geweest. De heer Riet vraagt hoe de conclusie wordt getrokken dat Optisport geen voorstander is dat verenigingen zich inlaten met zwemles. De heer Van Woerkens antwoordt dat er is afgestemd met een aantal zwemverenigingen. Vrijwel alle voorzitters waren negatief op dit punt. De heer Nederpelt merkt op dat nog niet bekend is wat de huurtarieven zullen worden; hij vraagt of het te duur zou kunnen blijken waardoor verenigingen mogelijk afhaken. De heer Van Woerkens antwoordt dat de verenigingen een bepaald budget hebben voor de huidige accommodatie. Er komen andere bassins dan er nu zijn en dus is niet bekend of de huren betaalbaar zullen zijn. Misschien moet er elders tijd worden gehuurd als het te duur wordt. De heer Tiebosch vraagt in hoeverre de verenigingen betrokken geweest zijn bij de uren en de ambities van het Sportwiel om het aanbestedingsbestek mede op te stellen. De heer Van Woerkens antwoordt dat de verenigingen daar niet bij betrokken zijn. De heer Tiebosch vraagt hoe de verenigingen betrokken zijn geweest bij het vaststellen van de uren en de ambities uit het sportwiel, teneinde het bestek mee op te stellen. De heer Van Woerkens antwoordt dat de verenigingen niet betrokken zijn geweest bij het aanbestedingsbestek. Na 10 juli 2008 zijn de verenigingen met betrekking tot de aanbesteding niet geïnformeerd door de gemeente; wat bekend is, komt uit de krant en dat is nog steeds zo. Vandaar het verzoek om inzage in het business plan en de twee presentaties die Optisport heeft gehouden. De heer Wagemakers merkt op dat er is getoetst op garanties; hij vraagt of er ook is gekeken naar het oorspronkelijke bestek uit 2007 met de bijbehorende garanties. De heer Van Woerkens antwoordt ontkennend; dat document was destijds vertrouwelijk en is nooit openbaar geworden. 3) De heer A. Burgerhout, voorzitter stichting schaats- en activiteitencentrum Drechtstedenhal. De beoogde meerwaarde voor de sport is van de baan omdat er geen aanbieders kwamen voor de combinatie bouw/exploitatie. Er is door de stichting voor meer dan 2.000 mensuren kosteloos aan de gemeente ter beschikking gesteld voor advies en begeleiding. Het risico is dat de mensen overgaan naar een nieuwe exploitant, die nog steeds geen duidelijkheid heeft gegeven over hoe daar invulling aan gegeven gaat worden. De vraag is hoe zij de technische man, al 25 jaar een deskundige op zijn gebied, in dienst houden als het technisch onderhoud wordt uitbesteed. Deze man, en niet alleen hij, verkeert in grote onzekerheid over zijn positie. Er is vijf jaar onderhandeld met de gemeente; steeds was de positie van het personeel een struikelblok. Vlak voor Kerst is getekend, mede onder Notulen Adviescommissie d.d. 10 februari 2009
3
druk van de ontstane subsidiesituatie, met de indruk dat het met de mensen wel goed zou komen, mede op grond van de brief van het Sportbedrijf. Er waren nog wel twijfels en die zijn versterkt door signalen uit de markt. De directeur heeft trouwens ook ongelooflijk veel werk verzet voor de totstandkoming van de Sportboulevard. Er ontstaat een accommodatie die legio mogelijkheden biedt en aansluit bij de ambities: talentontwikkeling, innovatie, samenwerking met verenigingen en evenementen, zoals kampioenschappen. Bij de nieuwe exploitant zie je die ambities niet terug; als het geld kost zijn ze zelfs tegen. Hij vraagt of de gemeente alle ambities al overboord heeft gegooid nu ze afhankelijk wordt van een marktpartij die een voordeeltje belooft, voornamelijk vanwege besparing op de loonkosten. Met andere woorden: een voordeel over de rug van het personeel. Tegenvallers zullen vast niet alleen voor rekening van de exploitant komen; die zal zijn hand op komen houden bij de gemeente. Ook de gevraagde aanpassingen die er nog zijn met betrekking tot groot onderhoud en weerstand roept vragen op. Ondanks contracten is er geen duidelijkheid voor het personeel en wordt het sportbeleid voor een appel en een ei verkwanseld aan een buitenstaander. De gemeente heeft gevraagd om een Ferrari, krijgt een goede middenklasser aangeboden, maar kiest voor de lelijke eend; dat is een verloren kans voor Dordrecht, de sport en de medewerkers. De heer Nederpelt vraagt hoe het kan dat er misschien toch mensen buiten de boot vallen. De heer Van der Scheur antwoordt dat hij spreekt over de mensen van de gemeente; de onderhoudsman van de ijsbaan is geen ambtenaar, maar is in dienst van de stichting. De heer Burgerhout vult aan dat de mensen van de stichting wel over zullen gaan naar Optisport, maar er is geen duidelijkheid op welke manier dat gebeurt. De mensen hebben nog geen enkel zicht op dit moment op functie- en plaatsbehoud. De heer Nederpelt vraagt of er wel overleg wordt gevoerd met Optisport. De heer Burgerhout merkt op dat er één organisatie is, de VKN (Vereniging Kunstijsbanen Nederland) waar Optisport niet bij aangesloten is. Verder is er geen belangenorganisatie; het personeel is zelfstandig. 4) De heer A. van der Graaf, voorzitter van de Sportraad. De Sportraad heeft richting de gemeente een adviesrol, gevraagd en ongevraagd; om die reden is hij hier. De Sportraad zit vanaf 2002 in de stuurgroep. De sport in Dordrecht zou gebaat zijn met een publieke exploitatie vanwege de grotere invloed op het beleid. Het college heeft uiteindelijk echter besloten de exploitatie privaat aan te besteden. Dat is wel te begrijpen, maar de Sportraad blijft dat jammer vinden. De Sportraad is natuurlijk erg blij met de Sportboulevard omdat dit past bij de ambities. Zorg is er over het feit dat het besluit ingegeven lijkt door financiële motieven; de private partij heeft financieel gezien een beter bod gedaan dan het Sportbedrijf en dat geeft de doorslag. Dat is te begrijpen vanuit het uitgangspunt dat gemeenschapsgeld nuttig en efficiënt besteed moet worden; toch zijn er twee kanttekeningen te maken. De vraag is of de private exploitant echt goedkoper zal zijn. De consequentie is dat alles door een commerciële bril worden bekeken; dat wordt bijbetalen als er iets extra's wordt gevraagd, met gevolgen voor gemeente en verenigingen. De flexibiliteit is bij een private exploitatie kleiner, tenzij tegen forse meerkosten. Het nieuwe sportbeleid voorziet in meer dan alleen aantrekkelijke accommodaties. De ambitie is om synergie te bereiken door innovatie en samenwerking met het sportbedrijf, maar ook met andere beleidsterreinen: onderwijs, gezondheidszorg, maatschappelijke instellingen en corporaties. Op die gebieden heeft het sportbedrijf zich sterk ontwikkeld. De commerciële exploitant is daarin niet erg sterk. Kennelijk vond men het bod van de exploitant in eerste instantie onvoldoende op dit terrein. Aanvullend worden zaken geregeld die niet in de aanbesteding zijn opgenomen en waarvoor een apart convenant wordt ondertekend. De Sportraad vindt dat niet sterk en is niet op de hoogte van de inhoud van het convenant. Het lijkt erop dat de voorgenomen keuze vooral een financiële keuze is en dat de ambities niet volledig kunnen worden waargemaakt. Er zal bij commerciële exploitatie zeker sprake zijn van efficiënt beheer, maar wellicht blijven er veel kansen liggen of de kosten zullen hoger zijn dan nu wordt aangenomen. Publieke exploitatie blijft de voorkeur houden teneinde het sportbeleid beter te kunnen borgen.
Notulen Adviescommissie d.d. 10 februari 2009
4
De heer Rakhorst merkt op dat iedereen het convenant volgens hem heeft gekregen. De heer Van der Graaf heeft het niet; het zou vandaag verschenen zijn. De heer Wagemakers vraagt waar het begrip op gebaseerd is voor de achterliggende motieven van het college om tot dat besluit te komen. De heer Van der Graaf antwoordt dat je als werkgever problemen voorziet; het is bijvoorbeeld lastig om vervanging te vinden bij ziekte en dat is iets simpeler bij een commerciële organisatie die veel meer medewerkers heeft en ook kan inzetten. Van de commerciële kant gezien kan hij deze beslissing wel begrijpen, al is hij er niet gelukkig mee. De heer Cobelens vraagt welke gevolgen worden gevreesd voor het sportbeleid. De heer Van der Graaf antwoordt dat hij heeft gezegd dat bij een publieke exploitatie de Sportraad directe invloed zou hebben; die situatie zou hij graag voortzetten. Bij een commerciële exploitant is de invloed ongewis. Hij is bang voor behoorlijk lange onderhandelingen. Als je snel over iets wilt kunnen beslissen, zal dat leiden tot moeizame onderhandelingen; dat is zijn verwachting. De voorzitter sluit het sprekersplein.
Notulen Adviescommissie d.d. 10 februari 2009
5
VERSLAG VAN DE VERGADERING VAN DE ADVIESCOMMISSIE D.D. 10 FEBRUARI 2009
Sociale Infrastructuur
PRIVATISERING VAN DE EXPLOITATIE VAN DE SPORTBOULEVARD U wordt gevraagd uw opvattingen kenbaar te maken over het voornemen van het college inzake de gunning van de exploitatie aan Optisport 1- Raadsinformatiebrief over gunning exploitatie Sportboulevard (118717) 2- Brief van ABVAKABO FNV inzake zwembad Aquapulca en sporthal Sterrenburg (118933) Ter vergadering uitgedeeld: - Brief van de Stg. Schaats- en activiteitencentrum Drechtsteden d.d. 29 januari 2009 - Brief van wethouder Lagendijk van 6 februari 2009 met als bijlage conceptconvenant Voorzitter: mw. J. van den Bergh- Wapperom Secretaris: mw. L.D.H. Arlman-Rosier Verslag: mw. E. Verveer Aanwezig Dhr. D.G.E. Cobelens, PvdA Dhr. W.J.M. Nederpelt, GroenLinks Dhr. A.G. Hoogerduijn, ChristenUnie/SGP Dhr. P.J.T. Tiebosch, ECO-Dordt Dhr. J. Bouter, VSP Dhr. H.P.A. Wagemakers, BETER VOOR DORDT Dhr. F. Riet, CDA Dhr. J.C. Rakhorst, VVD Namens het college is aanwezig wethouder J.H. Lagendijk. Namens de ambtelijke organisatie is aanwezig dhr. M. van Leemput. De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen welkom, in het bijzonder het publiek. INHOUDELIJKE BESPREKING Raadsinformatiebrief gunning aan Optisport De heer Wagemakers stelt vast dat de raad in 2007 in meerderheid een besluit heeft genomen over de private exploitatie van de Sportboulevard, uitgaande van een gekoppelde aanbesteding. Later is dat losgelaten. Er is ook nu maar één partij in beeld gekomen. Hij vraagt of de raad vindt dat er nog steeds gekozen moet worden voor een private exploitatie. Hij hoort vóór alles graag of het traject Optisport überhaupt nog gestopt kan worden; anders is hij snel klaar. Wethouder Lagendijk antwoordt dat er technisch gesproken ruimte is bij het college om af te zien van gunning. Het is wel zo dat als je een aanbestedingstraject start en er is een partij die aan de gestelde eisen voldoet, je waarschijnlijk wel praat over een schadevergoeding. Het college heeft een voorlopig besluit genomen en neemt pas een definitief besluit als de raad is gehoord; dat is ook gecommuniceerd richting Optisport. De heer Wagemakers dankt voor dit antwoord en vervolgt zijn betoog. De Raadsinformatiebrief spreekt over een financieel voordeel van drie ton in 2010, oplopend tot een half miljoen in 2020. Als je kijkt naar het businessplan van het Sportbedrijf scheelt dat 1,5 ton, oplopend naar maximaal 3,5 ton. Hij heeft geen inzicht in de hardheid van die cijfers. Hij vraagt zich af of er niet over een jaar een exploitant op de stoep zal staan die meer geld vraagt. Het voordeel van 1,5 ton kan alleen maar minder worden in zijn optiek. Notulen Adviescommissie d.d. 10 februari 2009
6
Het aanbestedingsbestek uit 2007 gaf een aantal keiharde garanties met betrekking tot huur, tarieven, afspraken met betrekking tot horeca en dergelijke; hij vraagt of dat 1 op 1 is overgenomen. De bouw is in volle gang; er is een beoogde exploitant. Het financiële plaatje biedt volgens hem nog onvoldoende zekerheid. De grootste zorg is het gegeven dat over de invulling nog eigenlijk weinig bekend is. Er is een concept convenant gemaild door de wethouder; dat is niet smart geformuleerd en biedt ruimte voor verschillende interpretaties. Dat is onwenselijk. Een commerciële partij kijkt uiteraard vanuit financiële kaders en niet naar de beoogde maatschappelijke effecten. Optisport kiest steeds voor het financiële kader terwijl het sportbedrijf met betrekking tot de visie op samenwerking, op talentontwikkeling en organisatie van evenementen kiest voor de ambitie om van Dordrecht een sportieve stad te maken. Dat vraagt volgens BETER VOOR DORDT om een publieke exploitatie. De rekenkamercommissie van Heemstede heeft geconcludeerd dat de beoogde doelen slechts ten dele zijn gerealiseerd door Optisport aldaar; door te weinig informatie en overleg waren er te weinig bijsturingmomenten en er was onvoldoende aansluiting bij gemeentelijke en landelijke trends. Er is ook veel kritiek gekomen van gebruikers richting Optisport. Dat heeft in Heemstede zelfs geleid tot het vertrek van een wethouder. Hij vraagt het college om in te gaan op de garanties met betrekking tot de soliditeit van Optisport, met name hoe dat is geverifieerd. Het is heel belangrijk om zekerheid te hebben over de onderbouwing van de cijfers; zijn fractie pleit daarom voor een second opinion. Recreatief zwemmen kost straks bijvoorbeeld gemiddeld € 3,18 in plaats van de huidige € 3,30; hij vraagt zich af hoe Optisport dat kan realiseren. Zijn fractie is zoals bekend geen voorstander van private exploitatie. Hij roept de raad en het college op om hier een succes van te maken onder publieke exploitatie, zodat de gemeente Dordrecht haar zo gewenste icoon kan hebben. Het sportbedrijf heeft de afgelopen jaren een grote slag gemaakt en hij er voor willen pleiten om hen de exploitatie te gunnen, opdat dit een Dordts succes kan worden. De heer Cobelens merkt op dat de PvdA voorstander is van privatisering; na het horen van de insprekers van vanavond heeft zijn fractie echter de volgende vragen alvorens in te kunnen stemmen met de gunning aan Optisport. De exploitatievergelijking leidt tot de vraag of niet-commerciële activiteiten gewaarborgd blijven binnen de accommodaties, en wat dit betekent voor kleinere sportevenementen of kleinere sporten die minder toeschouwers trekken. Hij vraagt of ouders/begeleiders moeten gaan betalen om naar de zwemlessen te kijken. Hij vraagt naar de gevolgen voor het sportbeleid van de gemeente Dordrecht. Hij vraagt wat de meerwaarde is van Optisport voor het Dordtse sportbeleid; het lijkt eerder minder te worden. Hij vraagt of er nog ontwikkelingen te melden zijn met betrekking tot het onderhandelingsproces over de secundaire arbeidsvoorwaarden en welke rol de gemeente daarin speelt. Hij vraagt of Optisport volledig conform het bestek heeft ingeschreven en zo niet, op welke punten er is afgeweken. Hij vraagt of verenigingen in de toekomst beperkt zullen worden in hun activiteiten; deze gunning zou de slagkracht van de verenigingen kunnen beperken. Hij vraagt of stijgende energieprijzen doorbelast zullen worden in de toegangsprijzen; het moet wel voor iedereen betaalbaar blijven om gebruik te maken van openbare voorzieningen. De heer Wagemakers vraagt de fractie van de PvdA om een standpunt ten aanzien van een second opinion en het principebesluit van 2007 ten aanzien van private exploitatie. De heer Cobelens antwoordt dat de exploitatie nu gesplitst is. Zijn fractie wil niet overhaast een besluit nemen en wacht de beantwoording door de wethouder af. Je kunt dan beter nog een vergadering organiseren om meer duidelijkheid te krijgen. De heer Riet merkt op richting de heer Wagemakers dat hij nog niet weet of er een second opinion moet komen, en of het principe van publieke aanbesteding aan de orde moet zijn.
Notulen Adviescommissie d.d. 10 februari 2009
7
Hij dankt voor de beantwoording van de brief van AbvaKabo door de wethouder; die was helder. Hij heeft de volgende vragen. De wethouder spreekt over besparingen als gevolg van een kleinere overhead; hij vraagt om een toelichting. Hij vraagt of de wethouder kan garanderen dat elementair zwemmen door kan blijven gaan bij de verenigingen. Hij vraagt wat er gebeurt met de meerkosten van de organisatie van evenementen en wat er overblijft van de “winst” bij een commerciële exploitatie. Hij vraagt of er wat verandert in de relatie Sportraad – Optisport straks, of zoals nu Sportraad - Sportbedrijf. Hij vraagt wat de status van het convenant is; het lijkt hem allemaal erg vrijblijvend. De heer Rakhorst merkt op dat Dordrecht de mooiste Sportboulevard ter wereld krijgt. Voor de exploitatie is een gunningtraject gestart; de heer Wagemakers zegt wel dat hij daar niets van weet, maar dat betwijfelt hij omdat de heer Wagemakers in die commissievergadering aanwezig was. De heer Wagemakers merkt op dat zijn fractie van het begin af aan geen voorstander is geweest van private exploitatie. Wat nu voorligt, versterkt dat alleen maar. De heer Rakhorst merkt op dat de raad zich in ieder geval wel heeft uitgesproken over publieke en private exploitatie. De heer Wagemakers merkt op dat bij de oorspronkelijke bespreking het uitgangspunt was: een hybride gecombineerde aanbesteding van bouw en exploitatie. In het vervolgtraject is in de commissie niet meer gesproken over een losgekoppelde aanbesteding; er is alleen informatie gegeven. De heer Rakhorst dankt de wethouder voor zijn duidelijke brief in antwoord op de AbvaKabo vragen. Hij vraagt, gezien de vragen van de insprekers, aandacht voor de secundaire voorwaarden; daar moeten nog wel afspraken over gemaakt worden. Er is nog steeds veel onduidelijk voor de verenigingen ten aanzien van de clubhuizen, de rechten en de slagkracht; de vraag is of daar geld voor moet komen. Het is wel belangrijk om geen appels en peren te gaan vergelijken. Met betrekking tot de financiële situatie is hem zojuist gemeld dat het jaarverslag 2007 zal worden toegestuurd. Hij vraagt of het weerstandsvermogen is getoetst in de gunningprocedure. Het is jammer dat er maar één marktpartij is; dat geeft een slechte onderhandelingspositie. Hij vraagt naar de eisen die gesteld worden met betrekking tot de kwaliteit en of er consequenties zijn als die kwaliteit onvoldoende is. De heer Hoogerduijn merkt op in 2000 reeds te hebben ingestemd met uitbesteding aan een private exploitant, uitgaande van een gedegen exploitatie, een financieel voordeel en een zorgvuldig omgaan met personele belangen. Zijn fractie vindt dat de informatie over de aanbestedingsprocedure en het verloop daarvan geen vragen oproepen. In dit geval spelen de belangen van de sportconsumenten en de gemeentelijke medewerkers, maar ook de belastingbetalers een rol. Dus moet er een juist evenwicht gevonden worden. Gunning aan Optisport ligt voor de hand; er zijn voldoende argumenten, zeker op termijn. Hij vraagt om een toelichting op de globale inhoud van het concept convenant, met name met betrekking tot de doelstellingen van het Sportbeleid en bij nieuwe marktontwikkelingen en nieuw sportbeleid (artikel 3.b.). De vraag is of die moeten passen in het convenant of dat eventueel de huur- en exploitatieovereenkomst kan worden opengebroken. Bij elkaar is dit doorslaggevend. Hij vraagt met betrekking tot de exploitatievergelijking om een toelichting op de onderdelen ‘samen met verenigingen’ en ‘evenementen’. Inmiddels wordt toegewerkt naar een definitief sociaal plan en een reorganisatieplan; dat is sinds 2002 een bevoegdheid van het college, maar de raad volgt dit kritisch. Zijn fractie kan instemmen met de voorzetting van de onderhandelingen en vraagt of het eindproduct nog aan de raad wordt voorgelegd alvorens er een definitief besluit wordt genomen.
Notulen Adviescommissie d.d. 10 februari 2009
8
De heer Tiebosch merkt op dat de vraag is wie met de Ferrari gaat rijden; de partij die bereidheid toont of de partij die drive heeft om Ferrari te rijden. De hamvraag is hoe de publieke voorziening efficiënter kan werken en hoe de zeggenschap daarover teruggegeven kan worden aan de burgers voor wie de voorzieningen toch zijn bedoeld. De laatste jaren wordt er gediscussieerd over de vraag of de overheid niet is doorgeslagen als het gaat om privatiseren. Dat is nooit een doel op zich. De wethouder heeft toegezegd in juli 2008 om met de financiële berekeningen naar de raad te komen voor hij in zou stemmen met de aanbesteding. ECO-Dordt vindt dat de raad op geen enkele manier inzicht heeft gekregen in die berekening. Een verslag van de raad weegt zwaarder dan een Raadsinformatiebrief; zijn fractie wil die berekeningen dus nog steeds graag zien. Hij sluit zich volledig aan bij het betoog van de heer Wagemakers. De kwaliteitseisen wegen heel zwaar. Alle verschillende onderdelen van de verenigingen en de gebruikers zouden ten volle mogen genieten van deze investering en volgens ECO-Dordt kan dat met Optisport niet. Optisport gaat voor omzet en winst: de eigen winst en niet de maatschappelijke winst. Er wordt ineens verwezen naar een convenant. Juridisch is de definitie van een convenant: een niet bindende voorwaarde. Er moet dus een echte overeenkomst komen, voorzien van handtekeningen, of het convenant kan in de prullenbak. Dordrecht heeft ook een sociale taak als werkgever. In het sportbedrijf zijn volop mogelijkheden; dat is onlangs weer aangetoond met het NK Jeugd, tot verrassing van Nederland. Zijn fractie maakt zich zorgen om de toekomst van de medewerkers. De heer Nederpelt merkt op dat de AbvaKabo zich zorgen maakt om de solvabiliteit van Optisport; Optisport doet ook in verzekeringen en hypotheken en hij wil weten of het een betrouwbare partner is als het gaat om risico's. Hij vraagt voor welke termijn het contract wordt aangegaan en welke mogelijkheden er zijn om het contract te beëindigen. Optisport heeft voor zover hij heeft kunnen nagaan, geen ervaring met dergelijke grote complexen of met de organisatie van grote evenementen; dat laatste is wel een wens van Dordrecht. Er wordt in de Raadsinformatiebrief gesteld dat er nog gesproken wordt met Optisport over het convenant; zijn fractie wil die berekeningen graag zien vóór de Kadernota, om te zien of de aangekondigde besparing niet opgaat aan de organisatie van allerlei evenementen. De heer Bouter vraagt of de netto salarissen straks gelijk zijn en gegarandeerd en of het ABP blijft gelden. Er wordt straks bespaard op overhead; hij vraagt of dat betekent dat de gemeente nu niet efficiënt werkt. Hij vraagt of de werkzaamheden straks zullen worden uitgevoerd als voorheen, en wat er gevarieerd was in het pakket. De VSP sluit zich aan bij het betoog van de heer Wagemakers; de exploitatie zal meer kosten voor de verenigingen en de leden. Optisport streeft een hoger rendement na. Een publieke exploitatie is beter voor de verenigingen, omdat de invloed van de Sportraad dan groter is. Er is veel te weinig zekerheid voor het personeel en de verenigingen. Wethouder Lagendijk antwoordt dat de aanbesteding inderdaad is gesplitst; BETER VOOR DORDT heeft destijds gevraagd om het principe van particuliere exploitatie ter discussie te stellen. Dat was het college niet van plan, maar de heer Wagemakers heeft wel gelijk in zijn beschrijving van hoe het gelopen is. De risico’s en de omstandigheden toen en nu zijn wel erg verschillend; er is nu ook weer één aanbieder, maar er is een groot verschil. Bij de aanbesteding van de bouw was er de zekerheid dat er maar 1 inschrijver was; er was toen ook sprake van een herhaald uitstelverzoek. Als je toen de aanbesteding had doorgezet was er vervolgens geen keus meer mogelijk geweest: bij één inschrijver die voldoet aan de randvoorwaarden had je moeten gunnen en die situatie is er bij het exploiteren niet. Er was tot het laatste moment geen duidelijkheid over het aantal inschrijvers en er waren ook geen uitstelverzoeken. Bij het doorzetten van de aanbestedingsprocedure behoud je altijd de vrijheid om het uiteindelijk toch zelf te gaan exploiteren; dat is wel een cruciaal verschil als het gaat om de risico's. Het Sportbedrijf is erg serieus uitgewerkt als business case om te kunnen fungeren als referentie op wat de markt aan zou bieden; het verschil in kosten is vrij precies berekend. Er is expliciet niet gegaan voor de goedkoopste, maar er is in het bestek een evenwicht gezocht in kwaliteit en
Notulen Adviescommissie d.d. 10 februari 2009
9
geld. Tot op heden blijft het mogelijk om ervoor te kiezen om de exploitatie zelf ter hand te nemen. De processen verschillen dus enorm van elkaar. De heer Wagemakers vraagt of het klopt dat de businesscase eigenlijk de referentie is voor wat vanuit de markt zou komen en dat het een uitgemaakte zaak was dat er sowieso gekozen zou worden voor de private kant. Wethouder Lagendijk antwoordt dat dit wel en niet klopt. Als je een aanbesteding uitschrijft, zeg je tegen de markt: wij zijn serieus van plan om het aan de markt te geven. Je kunt niet zeggen: je kunt wel inschrijven, maar we weten het eigenlijk nog niet zeker. Het moet wel voldoende kwaliteit garanderen en het moet ook geld opleveren, anders kun je het net zo goed zelf doen. Dat referentiemodel is gemaakt om die discussie goed te kunnen voeren. In die zin was het een terugvaloptie en geen open situatie om eens te vergelijken. Het Sportbedrijf kon niet mee inschrijven. De gemeente houdt in dit geval de accommodatie in eigendom; er wordt dus geen 50 miljoen aan de markt gegeven. De heer Tiebosch merkt op bij interruptie dat iedereen het gevoel moet hebben niet te worden beperkt in de mogelijkheden. Wethouder Lagendijk komt daar later op terug. Hij heeft zelf gemengde gevoelens bij publiek of privaat. Wel is belangrijk dat het om gemeenschapsgeld gaat; dat moet uiteraard maatschappelijk renderen. Als er een goede en goedkopere exploitatie mogelijk is, verdient dat de voorkeur; dat speelt immers geld vrij voor andere investeringen, bijvoorbeeld in de sport. Dat is zijn principe in dit proces. Het bruto verschil tussen Optisport en het sportbedrijf is bijna een half miljoen euro; netto is dat minder door achterblijvende overheadkosten en de kosten van de overgang van het personeel. De heer Nederpelt vraagt bij interruptie hoe het precies zit. Wethouder Lagendijk antwoordt dat er twee aanvliegroutes zijn. Hij geeft een uitleg. Het verschil zit hem de in achterblijvende kosten. Als je kijkt hoeveel op dit moment uitgegeven wordt aan de voorzieningen in de Sportboulevard en hoeveel er wordt bespaard, dan heb je met Optisport een netto besparing van drie ton in 2010 en van vijf ton in 2020. De heer Tiebosch merkt op bij interruptie dat elders de politiek te veel gericht was op kostenbesparing en te weinig op het vasthouden van de kwaliteit. Die kwaliteit is pas vastgesteld; dat is met name ook het sportbeleid. Dat loopt door tot 2012, 2013 en de financiële impact daarvan is nog niet te overzien. Wethouder Lagendijk antwoordt bevestigend en merkt op dat dit in geen enkele situatie kan. Er moet in beide scenario's geld bij als je de ambities ten volle wilt realiseren. Je moet bij het evenwicht van geld en kwaliteit een goed gevoel hebben, maar als je aan de voorkant aannemelijk kan maken dat het je geld oplevert, is dat naar zijn mening een belangrijk argument. Het is gemeenschapsgeld. De heer Hoogerduijn merkt op dat de wethouder zich zegt te richten op alle Dordtse burgers. Hij geeft aan dat gemeenschapsgeld dat bespaard kan worden, elders kan worden ingezet ten behoeve van de belangen van alle burgers. Hij vraagt of de wethouder van mening is dat diverse fracties daar onvoldoende oog voor hebben. De heer Wagemakers en de heer Nederpelt vinden dat die vraag geen pas geeft. Wethouder Lagendijk antwoordt dat iedereen volgens hem zoekt naar het evenwicht. Dat is een serieuze en integere zoektocht. Hij vindt dat dat evenwicht gevonden is, maar daar is kennelijk nog niet iedereen van overtuigd. Evenwicht betekent voor hem dat als je gemeenschapsgeld kunt besparen, hij dat een legitiem uitgangspunt vindt. Als privatiseren interessant lijkt, is dat alleen zo als de kwaliteit voldoende geborgd is en ook de risico's duidelijk zijn. Een belangrijke afweging was ook de context van de Sportboulevard zelf; de gemeente wil graag een voorziening die ook de relatie tussen zorg, gezondheid en sport stimuleert, zowel in preventieve zin als bij revalidatieprogramma’s en dergelijke. Optisport heeft daar heel veel belangstelling voor en richt zich ook landelijk op de relatie gezondheid, zorg en sport. Daarom willen zij er graag fitness bij hebben; of dat doorgaat, wordt bekend voor 1 mei. Het past in een strategie die belangrijk is voor het Gezondheidspark en de Sportboulevard. Ten aanzien van de positionering van de verenigingen is het college van mening dat de verenigingen het hart van het beleid vormen; die moeten tot bloei kunnen komen. Er wordt voortdurend samen met verenigingen gekeken hoe hun positie in het sportbeleid kan Notulen Adviescommissie d.d. 10 februari 2009
10
worden versterkt. Recent zijn bijvoorbeeld afspraken gemaakt over het realiseren van een regionaal talentcentrum voor de zwemsport. Die ambitie moet contractueel geborgd worden. In het contract wordt met door de gemeente vastgestelde tarieven gewerkt, de beschikbaarheid van tijden, de beschikbaarheid voor evenementen, de mogelijkheid voor eigen horeca en de eigen winkel voor de hockeyers tegen een sympathieke huur. De heer Cobelens vraagt bij interruptie of er een mogelijkheid is om extra ruimte te krijgen binnen de afspraken; stel je voor dat een bepaalde vereniging ineens haar ledental sterk ziet stijgen. Hij vraagt of een vereniging daar dan voor moet gaan bloeden, of dat dit binnen de afspraken geregeld zal kunnen worden. De heer Riet merkt op bij interruptie dat het in de huidige situatie ook zo is dat daar extra voor betaald moet worden. Wethouder Lagendijk merkt op dat de heer van Woerkens meer weet dan hij vanavond suggereerde. De precieze uitwerking moet in overleg met Optisport gebeuren; over de invulling zul je met elkaar moeten spreken. Je kunt niet alles regelen in het contract; wat nu al geregeld is over de positionering van verenigingen mag bijzonder genoemd worden, ook als het gaat om de vrije uren. In het contract staat een limitatieve opsomming, in de zin van de rangorde waarin de verhuur zal gaan plaatsvinden. Per onderdeel van de Sportboulevard staat zo’n rangorde vermeld. Voor het zwemmen begint het bijvoorbeeld bij calamiteiten, dan afspraken met scholen, dan alle activiteiten van verenigingen, en dan andere verenigingen of gebruik door individuele sporters. Op die manier is in zijn ogen de positie van de verenigingen gewaarborgd. Het leszwemmen staat heel cryptisch omschreven; hij zal een poging wagen om het helderder te formuleren. In ieder geval moet het zo gelezen worden dat de verenigingen de ruimte hebben om zwemles te organiseren onder hun eigen verantwoordelijkheid en condities. De heer Wagemakers merkt op bij interruptie dat dit punt wel een kern raakt van een relatie tussen gemeente en exploitant; je kunt dit op verschillende manieren lezen. Hij vraagt zich af hoe hij de zin moet interpreteren dat Optisport zich in principe zal verzetten tegen een opstelling van verenigingen die tot een financieel nadeel leidt. Een vereniging kan een bepaald belang hebben voor zijn leden wat tot een financieel nadeel voor Optisport zal leiden; dat kan gedoe opleveren. Wethouder Lagendijk merkt op dat als je alle vrijheden van een marktpartij in een contract weghaalt, je het niet moet doen. De zaken die nu voor de verenigingen worden geregeld, gaan heel ver. Hij heeft het gevoel dat er in het overleg met Optisport heel veel ruimte is voor hoe allerlei dingen nog inhoud moeten krijgen, maar daar zitten ook tarieven aan vast en die zul je moeten opbrengen, maar dat moet nu ook. Veranderingen van zaken die via dit contract zijn geregeld lopen altijd via de gemeente. Hij heeft begrip voor de onzekerheid die de verenigingen hebben; daar komt een behoefte uit voort om heel veel garanties te vragen, die je ook nooit zou krijgen als het een gemeentelijke exploitatie zou zijn. Dat punt moet worden overbrugd door zo spoedig mogelijk contact te leggen tussen Optisport en de verenigingen; Optisport zit eigenlijk in de wacht. De heer Wagemakers merkt op bij interruptie dat er een wezenlijk verschil is tussen de positie van een private exploitant en de gemeente; de gemeente denkt primair vanuit maatschappelijke belangen een private exploitant denkt puur commercieel. Hij vraagt of de gemeente als intermediair zal optreden als alle wijzigingen in het contract via de gemeente zullen lopen. Wethouder Lagendijk antwoordt dat de gemeente intermediair is. Er zijn geen verschillen in randvoorwaarden tussen de gekoppelde aanbesteding en nu; wat destijds is geformuleerd aan borg voor de verenigingen, zit er nog steeds allemaal in. De gemeente heeft serieus de borging gecreëerd die nodig is voor een vereniging om zich verder te ontwikkelen. Die verdere ontwikkeling komt niet alleen van de houding van de exploitant; hij noemt als voorbeeld het regionaal talentencentrum. Uiteraard is Optisport ook een partner in het verder helpen van dergelijke initiatieven en afspraken; bij Optisport is serieuze bereidheid om een bijdrage te leveren aan dat beleid. Zij willen graag in die Ferrari rijden, maar ze weten nog niet precies hoe alles werkt. Het is niet zo dat Optisport alleen kleine accommodaties beheert; los daarvan heeft de gemeente Notulen Adviescommissie d.d. 10 februari 2009
11
ook geen ervaring met wat straks het grootste clubhuis van Nederland zal zijn. De inschatting is dat de expertise op onderdelen er zeker is bij de exploitant; om de ambities scherper te onderstrepen is het convenant gemaakt. Het heeft inderdaad geen rechtskracht in de zin van een contract, maar hij beschouwt het als een officieel document wat intentioneel van waarde is. Er wordt op elk van de vijf spaken uit het sportbeleid geprobeerd een relatie te leggen met wat het zou kunnen betekenen voor de Sportboulevard en voor de initiatieven en de vernieuwing die daar moet plaatsvinden. De kern is dat beide partijen uitspreken dat zij zich in zullen zetten om er iets moois van te maken. Er is volgens hem voldoende borging van de belangen waar dat gewenst is. De heer Cobelens vraagt wat er overblijft van het sportbedrijf als zoveel mensen overgaan naar Optisport en of dit gevolgen heeft voor sportactiviteiten in de rest van de stad. Wethouder Lagendijk antwoordt dat er een cluster mensen is die organiseert en regie voert, en er zijn mensen die uitvoerend werk doen, waaronder de onderhoudsmensen. Zij werken bij Sportstimulering. Van die drie organisatieonderdelen gaat één onderdeel naar buiten. Dat zal de slagkracht en de betekenis van het sportbedrijf voor de stad niet benadelen. Een deel van de inzet van het sportbedrijf betreft mensen die specifiek voor de uitwerking van het sportbeleid zijn aangesteld; zij leveren nu ook een bijdrage aan de vertaling van het beleid naar wat er in de Sportboulevard moet gebeuren en zij blijven dat gewoon doen. Het Sportbedrijf is een belangrijke samenwerkingspartner voor Optisport om met name op het aspect van de gemeentelijke beleidsdoelstellingen te zorgen dat iedereen begrijpt waar het om gaat. Met de AbvaKabo FNV zijn eerder al afspraken gemaakt over de primaire arbeidsvoorwaarden. Op dit moment loopt fase 2; de CAO Recreatie is hier van toepassing. De verschillen met de huidige rechtspositie van de mensen worden nu bekeken; je moet beoordelen welke verschillen relevant zijn. Dat is maatwerk voor die vergelijking afgerond kan worden. De heer Nederpelt vraagt of er eventueel meer geld moet komen om de verschillen te overbruggen. Wethouder Lagendijk antwoordt bevestigend. Er kan best nog tien- of twintigduizend bovenop de twee ton komen, maar dat is het dan wel. Dat de mensen verkwanseld zouden worden, gaat hem te ver. Dat efficiënt opereren wordt nagestreefd is de ene kant; aan de andere kant zijn er vele Optisport vestigingen en dan zijn de interne doorstroommogelijkheden groter dan bij de overheid. Nu moet dus het vervolggesprek plaatsvinden over de precieze plaatsing van de mensen en de exacte taakomschrijving. De heer Rakhorst vraagt naar het tijdpad. De heer Van Leemput antwoordt dat hier voorbereidende werkzaamheden voor worden getroffen, vooruitlopend op een verwacht besluit. In de periode februari/maart worden verdergaande gesprekken gevoerd met de vakorganisatie en zodra het besluit is genomen wordt een kennismaking gepland tussen Optisport en het personeel, uiteindelijk uitmondend in een akkoord met de vakorganisatie, liefst nog in het voorjaar. Wethouder Lagendijk merkt op dat de mensen van de ijshal qua rechten bij de overgang naar een particuliere exploitant worden gelijkgeschakeld met het ambtelijk personeel; dat staat in de randvoorwaarden. De heer Nederpelt vraagt of de gemeente ook een bedrag gaat vergoeden als compensatie richting de mensen die vanuit de stichting overgaan naar Optisport. Wethouder Lagendijk antwoordt dat de draagkracht van de stichting moet worden gemeten; op basis van aannames is een verdeling gemaakt en daar wordt nu mee gewerkt. De stichting is voor een belangrijk deel gesubsidieerd; de gemeente heeft dus een bepaalde verantwoordelijkheid. Aan de andere kant vindt hij wel dat als de stichting eigen mogelijkheden heeft, die ook moeten worden benut. Daar is overeenstemming over. Met betrekking tot de technisch medewerker merkt hij op dat deze persoon niet dubbel geoutsourced wordt; de technici blijven lokaal in dienst van de exploitant. Het college heeft de voorlopige jaarrekening 2007 reeds getoetst; de formele validering gebeurt in maart. Er is gekeken of de verschillen in de exploitatievergelijking verklaarbaar zijn en de conclusie was dat dit het geval was. Voor wat betreft de risico's wordt in het contract geregeld dat er een weerstandsvermogen moet worden opgebouwd, te beginnen
Notulen Adviescommissie d.d. 10 februari 2009
12
met drie ton tot een maximum van een half miljoen na het realiseren van winst, op een geblokkeerde rekening. De heer Cobelens vraagt of er consequenties zijn als er voorlopig geen winst wordt gemaakt. Wethouder Lagendijk antwoordt dat als er sprake is van externe omstandigheden die een winstgevende exploitatie verhinderen, zogenaamde frictiekosten, de gemeente de partij is om dit op te lossen. Dat zou met het Sportbedrijf ook zo zijn. Het waardebehoud van het gebouw wil je als eigenaar garanderen; dat gaat om onderhoud aan de buitenkant, maar ook aan de binnenkant. Er is een onderhoudsfonds en een onderhoudsplan om dit af te dekken. Er is in het contract veel overleg en gegarandeerde inzage in de boeken op elk gewenst moment vastgelegd. De gemeente weet dus wat er in de exploitatie speelt, zodra het contract definitief rond is. Over inkomsten uit sponsoring worden momenteel specifieke afspraken gemaakt. Het primaat van de inkomsten uit sponsoring ligt bij de gemeente. Er zijn afspraken over wat er gebeurt als de exploitant tekort schiet; de gemeente geeft aan hoe de exploitatie in dat geval wordt overgenomen. Dat gaat relatief simpel omdat de accommodatie eigendom is van de gemeente. Als je de verschillende afspraken op een rij ziet, is hij van mening dat geprobeerd is om alle bedrijfsrisico's te ondervangen. Soms krijg je wel de indruk dat Optisport toch een beetje als een stel platte kapitalisten worden gezien, die stinkend rijk willen worden over de ruggen van de medewerkers. Ze willen uiteraard geld verdienen, maar dat doe je vooral door klanten voor je te winnen: dat zijn de bezoekers, de verenigingen, de gemeente en de gezondheidszorg in het gebied. Hun focus in de landelijke netwerken is expliciet sport en leisure. De bekendheid met Optisport is heel klein. Als er geen daadwerkelijk contact is, ontstaan er heel snel hardnekkige beelden die voor een groot deel op misverstanden berusten en die je moeilijk kunt weerleggen. Hij pleit voor spoedig contact tussen de verenigingen en de nieuwe exploitant, opdat die relatie een beetje kan normaliseren. Datzelfde is gebeurd met de Twern bij de aanbesteding van het jongerenwerk. Optisport heeft zoals gezegd als exploitant specifieke risico's; die zijn afdoende geborgd. Maar het is niet alleen de exploitatie die risico's kent. Er staat geen gegarandeerde overheidsexploitatie tegenover. Je zult zien dat er vaak heel veel geld bij moet als een gemeente zelf sportvoorzieningen exploiteert. Daar zou je ook naar moeten kijken. Het verschil is maar relatief. De heer Nederpelt merkt op dat het Sportbedrijf in opdracht van het college een referentiekader heeft ontwikkeld waar je als raad uiteraard naar kijkt. Dan wil je ook weten hoe de gaten in de begroting gedicht worden. Wethouder Lagendijk antwoordt dat je vergelijkbare risico's hebt als je de exploitatie van het Sportbedrijf bekijkt; daar zitten ook tegenvallers in en als je regelmatig evenementen wilt organiseren, dan moet er ook geld naartoe. Beide exploitaties hebben hun eigen specifieke risico's. Hij vindt dat er met betrekking tot de aanbesteding een zorgvuldige procedure is gevolgd en dat de positie van de verenigingen in de contracten heel goed wordt geborgd; dat de risico's van de exploitatie in alle redelijkheid goed gemanaged zullen worden; dat de relatie tussen de inspanningen van de exploitant om bij te dragen aan een succesvol sportbeleid adequaat zijn beschreven in het convenant en dat de betrokkenheid van het sportbedrijf ook goed is geborgd. Uiteindelijk is de gemeente er in geslaagd om een aardig evenwicht te creëren. De voorzitter stelt voor op een later moment verder te spreken over de gunning, bijvoorbeeld in de middagraad. Dit voorstel wordt gesteund door de heer Wagemakers. Wethouder Lagendijk merkt op dat dit een collegebevoegdheid is; een raadsbehandeling lijkt hem niet de goede weg. De heer Nederpelt merkt op dat er nog een voorstel komt voor de Kadernota over dit stuk in verband met de financiën. Dat is wel aan de raad. Wethouder Lagendijk antwoordt dat het geld dat vrijvalt, in de loop der tijd zal worden ingezet voor intensivering van het sportbeleid; dat voorstel vergt raadsbehandeling bij de Kadernota. Maar dat is iets anders dan wat nu voorligt. De heer Wagemakers merkt op nog steeds niet te willen treden in de bevoegdheid van het college, maar wel met de raad de discussie aan te willen gaan over de wenselijkheid van de ingeslagen weg. De heer Rakhorst geeft de voorkeur aan een commissiebehandeling; dan Notulen Adviescommissie d.d. 10 februari 2009
13
is er ook wellicht meer concreet bekend, eventueel in conceptvorm. De heer Cobelens heeft behoefte aan verdere behandeling in verband met nog niet beantwoorde vragen. Wethouder Lagendijk geeft aan best bereid te zijn om hier nog een keer in een commissie over te spreken, maar vindt het niet juist. Als de commissie na de toelichting nog niet kan adviseren, moet er nog een keer over gesproken worden, maar de informatie ligt op tafel en de inhoud wijzigt niet. De heer Riet is het daar mee eens; zijn vragen kan hij ook schriftelijk stellen. Zijn fractie kan met andere woorden een uitspraak doen. De heer Cobelens wil dat zeker niet; hij heeft behoefte aan een tweede termijn volgende week en aan fractieberaad. De heer Wagemakers vraagt of de vanavond aangekondigde stukken volgende week dan compleet en op tijd beschikbaar zijn. De heer Nederpelt pleit voor bespreking in de raad. Besloten wordt om te kiezen voor een nieuwe bespreking in de raad danwel in de adviescommissie, zulks ter beoordeling van de agendacommissie. Dat betekent wel dat dit over de vakantieperiode heen zal gaan. Raadsinformatiebrief over afschaffing OZB compensatie en vaststelling schadeloosstellingregeling sportverenigingen (115847) Dit agendapunt – dat los staat van het onderwerp privatisering exploitatie Sportboulevard – wordt in verband met de tijd doorgeschoven naar een volgende vergadering. De voorzitter sluit de vergadering om 23.20 uur.
Notulen Adviescommissie d.d. 10 februari 2009
14
VERSLAG VAN DE VERGADERING VAN DE ADVIESCOMMISSIE D.D. 10 februari 2009
Sociale infrastructuur
Vaststellen notitie “Aanpak terugdringen alcoholgebruik jongeren 2009-2010 (dossiernr. 115717) Gelegenheid om met elkaar en de portefeuillehouder van gedachten te wisselen over de notitie Voorzitter: dhr. M.P.P.M. Merx Secretaris: mw W.V.E. Verboom Verslag: E. Verveer, Getikt! Notulistenbureau Aanwezig: Mw I.E. Stevens, GroenLinks Mw N. de Smoker, ECO-Dordt Mw E.C. van Wenum, CDA Mw T.I.V. Bonnema, D66 Dhr. W. van Doornik, ChristenUnie/SGP Mw C.M.L. Lambrechts, VVD Dhr. A. Karapinar, fractie Karapinar Dhr. C.A. van Verk, PvdA Dhr. C.E.S.J. Goos, BETER VOOR DORDT Mw S.M. Wemmers, VSP Namens het college is aanwezig wethouder A. Kamsteeg De voorzitter opent de vergadering. Wethouder Lagendijk is verhinderd en wordt vervangen door wethouder Kamsteeg. Mevrouw Stevens merkt op dat zij inhoudelijk niet meer over dit plan hoeft te praten; dat is al in een eerdere commissie gedaan. Ze is blij dat er nu een plan van aanpak ligt. In het stuk wordt pakket B voorgesteld; dat is te mager. Gezien het alcoholmisbruik in Dordrecht gaat haar voorkeur in eerste instantie uit naar pakket C. Daarbij worden de ouders en de jongeren zelf veel meer betrokken en dat is belangrijk. Omdat pakket C volgens haar toch enigszins betuttelend is, zou dit voor een jaar uitgeprobeerd kunnen worden, met daarna een evaluatie. In het stuk mist zij hoeveel jongeren de gemeente wil bereiken; de SMARTformulering. Bij een evaluatie is het goed om te zien welke doelen gerealiseerd zijn. Vooralsnog gaat GroenLinks voor pakket C voor een periode van een jaar, met na afloop van dat jaar een gedegen evaluatie. De heer Van Verk vraagt waar mevrouw Stevens het forse alcoholgebruik onder jongeren uit afleidt. Hij heeft geen cijfers kunnen vinden. In de beleidsnotitie wordt hierover niets vermeld. De gemeente is dus al twee jaar bezig met onbepaalde telwoorden, en om SMART te kunnen formuleren zijn die cijfers wel nodig. Mevrouw Stevens antwoordt dat zij dat geheel met hem eens is. Al eerder heeft zij aangegeven dat het haar ernstig stoorde dat het plan van aanpak er destijds nog niet lag. Het heeft allemaal erg lang geduurd. In de voorliggende stukken worden dezelfde percentages genoemd als in eerdere stukken. De heer Van Verk merkt op dat hij de cijfers anders ziet dan mevrouw Stevens. In Dordrecht ligt het alcoholgebruik lager dan het landelijk gemiddelde. Mevrouw De Smoker merkt op bij interruptie dat de gemeenteraad al twee jaar zegt dat er iets gedaan moet worden aan het alcoholgebruik onder met name de jongeren. Zij vraagt zich af of de PvdA nu een beetje terugkrabbelt. De heer Van Verk antwoordt ontkennend. Hij wil graag cijfers hebben waaruit de omvang van het probleem blijkt en wat je zou moeten doen om dat probleem op te lossen. Hij vindt dat in dit stuk onvoldoende terug. Hij wil graag kunnen meten, weten waar het geld aan
Notulen Adviescommissie d.d. 10 februari 2009
15
besteed is en welke resultaten er zijn bereikt, zoals met de raad is afgesproken. De voorgestelde maatregelen vindt hij overigens uitstekend. Mevrouw De Smoker merkt op dat de cijfers zijn verwoord bij het Meerjarenbeleidplan, bij het daar uit voortvloeiende plan van Alcohol en de onlangs besproken Jeugdmonitor. De heer Karapinar geeft complimenten voor het heldere stuk. Zijn keuze gaat uit naar optie C. De tolerantie van ouders ten aanzien van alcoholgebruik door jongeren is hoog. Alcoholgebruik onder jongeren kan leiden tot tragere hersenontwikkeling ten opzichte van jongeren die niet drinken; dat kan van invloed zijn op studieresultaten en kan later ook leiden tot werkloosheid. De voorgestelde acties vindt hij prima; hij vraagt zich wel af hoe het aanbieden van een adequate training aan verstrekkers van alcohol wordt aangepakt. Mevrouw Lambrechts vindt dat Dordtse jongeren nog steeds te vroeg, te veel en te vaak drinken, met alle gevolgen van dien. De VVD is wel teleurgesteld; er staat eigenlijk weinig nieuws in het plan. Bij alle verslavingsproblematieken gaat het uiteraard over preventie en handhaving. Het is jammer dat er niet meer gekeken wordt naar best practices van elders. Zuidoost Brabant bijvoorbeeld boekt veel succes door het innemen van vergunningen als er alcohol wordt verkocht aan jongeren onder 16 jaar. Deze groep kan te makkelijk aan alcohol komen, doordat er geen controle plaatsvindt op hun leeftijd of doordat een vriend het voor ze koopt. Daar zou je iets mee moeten doen. Ze vraagt wat de verschillen en overeenkomsten zijn met het regionale activiteitenplan. Daar staat trouwens niet in dat Dordrecht niet meedoet; alleen Zwijndrecht wordt vermeld als uitzondering. Wellicht is het handiger om aan te sluiten bij de regio; dat is misschien goedkoper. Ze mist tot haar spijt een aantal ideeën en voorstellen die aangedragen zijn in de vorige commissie. Op schoolfeesten is het bijvoorbeeld ook erg makkelijk om aan alcohol te komen; daar zou meer toezicht moeten zijn. Mevrouw Stevens vraagt bij interruptie over welke voorstellen mevrouw Lambrechts spreekt. Mevrouw Lambrechts antwoordt dat de VVD bij monde van mevrouw Van Benthem enkele suggesties heeft gedaan die hier niet in staan, zoals meer toezicht bij schoolfeesten en de vergunningen van verstrekkers. Het belangrijkste is dat succesvolle ideeën van elders ook hier worden toegepast. In pakket C wordt ook de sociale omgeving erg belangrijk gevonden; in pakket B is dit eigenlijk niet opgenomen. Als het daarbij alleen om de kosten gaat, kiest de VVD voor pakket C vanwege de sociale omgeving; ze hoort graag van de wethouder of dit klopt. Mevrouw De Smoker merkt op dat er erg lang gewacht is op dit plan. Ook zij mist een aantal zaken vanuit de voorgaande commissievergaderingen. Feitelijk is dit een herhaling, behalve dat er nu gekozen kan worden uit verschillende pakketten. De Raadsinformatiebrief is van half december 2008; de nieuwe maatregelen van het CBL staan hier niet in. Vanaf 2 maart wordt in de detailhandel de nieuwe maatregel van kracht dat iedere jongere onder de 20 jaar zich moet legitimeren bij aankoop van alcohol of tabak. Haar fractie wil er voor pleiten om deze maatregel ook te introduceren bij de Dordtse horeca. Er wordt dan één lijn getrokken en is het voor iedereen duidelijk dat je je altijd moet legitimeren om alcohol te mogen kopen. Wat betreft de keus tussen A, B of C vindt zij het voorstel van mevrouw Stevens erg praktisch: plan C voor de duur van een jaar en na afloop evalueren, onderbouwd met cijfers en verbeterde resultaten. Mevrouw Wemmers vraagt om uitleg van de maatregel met betrekking tot het ophogen van de legitimatieleeftijd naar 20 jaar. Mevrouw De Smoker antwoordt dat het CBL (Centraal Bureau Levensmiddelen) een regel heeft doen uitgaan dat aan alle jongeren onder 20 jaar bij aankoop van alcohol naar legitimatie moet worden gevraagd. Dat geldt voor horeca, supermarkten, slijterijen et cetera. Die regel zou doorgetrokken moeten worden naar de horeca en bijvoorbeeld ook sportverenigingen. Mevrouw Wemmers vraagt of het risico dan niet bestaat dat jongeren gaan indrinken op plaatsen waar geen toezicht is. Mevrouw De Smoker antwoordt dat het niet om het indrinken gaat, maar om de verkrijgbaarheid. Ze is van mening dat er geen aantrekkende werking van uitgaat. Immers, een jongere van 16 mag wel alcohol kopen en bier en wijn drinken in de horeca.
Notulen Adviescommissie d.d. 10 februari 2009
16
Mevrouw Van Wenum merkt op dat er nog steeds vooral veel wordt gepraat. De raad heeft geëist dat er voor het einde van het jaar een plan van aanpak zou liggen. Dat lag er, maar ze kan niet zeggen dat dit de gewenste voortvarendheid en daadkracht ademt. Na tweeënhalfjaar moeten nog altijd de mogelijkheden onderzocht gaan worden om te komen tot afspraken over de naleving van de regel ten aanzien van leeftijdgrenzen. Dat had al lang op tafel moeten liggen. Het CDA is blij met de voorgestelde brede opzet, die het college ‘interventies op meerdere fronten’ noemt. Het is goed om stevig in te zetten. Voorlichting alleen is onvoldoende; het enige dat helpt is het beperken van de beschikbaarheid van alcohol. De maatregelen op het gebied van regelgeving en handhaving spreken haar fractie bijzonder aan. Voorlichting zou niet alleen onder jongeren moeten plaatsvinden, maar juist ook onder ouders. Het voorstel begint met een lijst met mogelijke interventies; voor het oog wordt daar willekeurig in geshopt. Zij gaat ervan uit dat daar wel overwegingen aan ten grondslag liggen over de bewezen effectiviteit van maatregelen en dergelijke. Zij vraagt de wethouder om uitleg. De lijst is beperkt tot de interventiemogelijkheden die gemeenten nu hebben, terwijl er een nieuwe drank- en horecawet in de maak is waarin de bevoegdheden van gemeenten aanmerkelijk worden uitgebreid. De uitvoering van de drank- en horecawet wordt mede een bevoegdheid van de burgemeester. Er kunnen bestuurlijke boetes worden opgelegd en het wordt mogelijk om horecavergunningen tijdelijk te schorsen, enzovoort. Ook de gemeenteraad krijgt extra bevoegdheden: de leeftijdsgrens voor alcoholverkoop kan worden opgeschroefd naar 18 jaar, het bezit van alcohol bij jongeren in het openbaar kan strafbaar gesteld worden, de sluitingstijden kunnen worden vervroegd, gekoppeld aan toegangsleeftijden enzovoort. Zij vraagt zich af waarom hier niet al een voorschot op genomen is; bij het optuigen van een nieuw alcoholbeleid zou je rekening moeten houden met toekomstige veranderingen. De heer Van Verk vraagt bij interruptie of het CDA pleit voor vergaande repressieve maatregelen, of dit voorlopig nog niet nodig vindt. Mevrouw Van Wenum antwoordt dat de gemeente dergelijke bevoegdheden gaat krijgen; het lijkt haar verstandig om dat meteen mee te nemen in de planvorming. De heer Van Verk vraagt of het CDA er dus voor pleit om dit soort maatregelen in het verhaal op te nemen en of het CDA verwacht dat dit effectief is. Mevrouw Van Wenum antwoordt dat zij er voor pleit dit mee te nemen in de gedachtevorming; het lijkt haar nuttig als bijvoorbeeld supermarkten concreet aangepakt kunnen worden als zij zich niet aan de leeftijdsgrens houden. Mevrouw De Smoker merkt op bij interruptie dat dat natuurlijk een nuttige maatregel is. Ze vraagt wie dat moet handhaven. De Voedsel- en Warenautoriteit heeft weinig personele capaciteit. Mevrouw Van Wenum antwoordt dat het idee van de nieuwe wetgeving is dat die bevoegdheden naar de gemeente gaan. De burgemeester kan dan toezichthouders aanstellen. Op een vraag van de heer Karapinar antwoordt ze dat een van de mogelijkheden van de nieuwe wet is dat met de horeca sluitingstijden afgesproken kunnen worden voor bepaalde leeftijden; elders zijn daar positieve ervaringen mee opgedaan. Mevrouw Lambrechts merkt op dat deze discussie aansluit bij het voorbeeld dat zij noemde van het project in Zuidoost Nederland. Er worden mensen ingeschakeld om eens per drie maanden de wijze van verstrekking te controleren; vergunningen kunnen dan ingetrokken worden. Indien er onvoldoende controleurs zijn, zou je wel periodiek kunnen controleren. De voorzitter vraagt of de tweede termijn in de raad zou moeten plaatsvinden, gezien de tijd. Mevrouw Lambrechts stelt voor het voorstel van GroenLinks te volgen. Mevrouw Van Wenum vervolgt haar betoog en merkt op dat een aantal gemeenten al experimenteert met deze ruimere bevoegdheden. De raad had graag gezien dat Dordrecht een van deze gemeenten was geweest. Twee jaar geleden heeft het CDA, mede namens ECO–Dordt, het college gevraagd zich aan te melden voor deze pilot, maar er moet nog steeds onderzoek gedaan worden. Ze dringt aan op actie. Notulen Adviescommissie d.d. 10 februari 2009
17
Ze vraagt waar de samenstelling van de pakketten op gebaseerd is, met name met betrekking tot de effectiviteit. Haar fractie wil dat er een voorschot wordt genomen op de voorgenomen uitbreiding van bevoegdheden en vraagt hoe de wethouder daar tegenover staat. De heer Karapinar vraagt of het CDA nog geen keus wil maken voor een bepaald pakket. Mevrouw Van Wenum antwoordt dat ze eerst antwoord wil op haar vraag. De heer Goos merkt op dat ook de fractie BETER VOOR DORDT niet blij is met het toenemende alcoholgebruik bij de jeugd; hij sluit zich aan bij het voorstel van GroenLinks. In het stuk wordt handhaving genoemd als een van de hoofdpijlers; in het licht van de nieuwe APV hoopt hij wel dat daar echt werk van gemaakt wordt. BETER VOOR DORDT wil graag terugkoppeling van het overleg tussen gemeente, horeca en sportverenigingen over dit punt. De heer Van Doornik merkt op dat elke maatregel die gericht is op het terugdringen van overmatig alcoholgebruik bij jongeren nuttig, noodzakelijk en gewenst is. Er is een waslijst aan maatregelen mogelijk, maar de vraag is wat het beste werkt. Uit onderzoek blijkt dat een brede aanpak het meest effectief is. Dat zit eigenlijk in alle pakketten, dus ook in pakket B, maar hij heeft gemerkt dat de invloed van leeftijdgenoten het meeste effect sorteert. Dat mist hij in pakket B en stelt daarom voor om pakket B hier op aan te passen. Hij heeft zelf een onderzoek uitgevoerd onder jongeren in VMBO 4; daaruit bleek dat deze jongeren niet onder de indruk zijn van feitelijkheden als korte termijngeheugenverlies en een veranderende persoonlijkheid. De heer Karapinar vraagt hoe de heer van Doornik aan deze informatie komt. De heer van Doornik antwoordt dat hij in het onderwijs werkt. De heer Karapinar merkt op dat hij voorlichting heeft gegeven aan jongeren; zijn ervaring is dat zij daar enorm van schrokken. De heer Van Doornik merkt op dat hij onder de indruk is van de hoeveelheid alcohol die jongeren kunnen wegwerken in een weekeind en dat er zelfs een competitie-element schijnt te zijn. De meeste indruk maken leeftijdgenoten die over de effecten praten. Zijn fractie stelt pakket C voor. Mevrouw Bonnema merkt op dat haar fractie positief staat tegenover allerlei acties om het alcoholgebruik onder jongeren terug te dringen, maar je moet je wel afvragen wat echt werkt. In eerste instantie dacht haar fractie aan pakket a., bestaande uit evidence based maatregelen. Het verschil tussen pakket a. en b. is een bedrag van 25.000 euro. Haar fractie wil niet inzetten op het doen van allerlei onderzoek, maar wil inzetten op de regels die er al zijn en die handhaven. Een samenwerking met de VWA is mogelijk, die wellicht niet voldoende capaciteit heeft, maar dan kan de gemeente misschien iets bieden in de zin van extra handhavingcapaciteit; dat zou een sterk signaal afgeven. Het gaat tenslotte om het terugdringen van de verkrijgbaarheid van alcohol. Zij stelt voor te focussen op een aantal maatregelen die echt kunnen gaan werken, en vervolgens te kijken naar maatregelen die elders in het land ontwikkeld worden. In aansluiting op de woordvoering van mevrouw van Wenum is zij eveneens benieuwd naar evidence based maatregelen en dergelijke; die worden niet genoemd. Ze zijn wel opgenomen in pakket C, maar er staat niet bij of ze evidence based zijn. Het gaat er om wat jongeren met deze kennis doen. Mevrouw Wemmers merkt op dat haar fractie voor b. had gekozen, maar van gedachten is veranderd en voor C kiest op basis van een jaar. De heer Van Verk gaat ook voor C voor de periode van een jaar, gezien de argumenten. Zijn fractie wil graag resultaten en cijfers zien. Wethouder Kamsteeg merkt op dat in de pakketten A, B en C niet de dingen zijn opgenomen die al gedaan worden; die staan wel in het overzicht op bladzijde 4 en 5, te beginnen met de enige evidence based activiteit, de gezonde school. Dit is de enige activiteit die bewezen effectief is bij jongeren. Alle andere maatregelen zetten misschien wel
Notulen Adviescommissie d.d. 10 februari 2009
18
enige zoden aan de dijk, maar zijn niet bewijsbaar. Er worden ook diverse APV aanpassingen genoemd die in beeld zijn en in studie zijn. De pakketten gaan dus over extra maatregelen of intensiveringen. De effectiviteit speelt een belangrijke rol als het gaat om pakketkeuze. De laatste drie punten uit pakket C zijn vooral gericht op een algemene benadering; het betrekken van ‘peers’ zou op zich wel in onderdelen van pakket B ingevlochten kunnen worden. Daar moet nog over worden nagedacht. Er wordt hard gewerkt aan de uitvoering van het programma; deze discussie moet leiden tot een aantal concrete acties. Een en ander zal moeten blijken uit concrete cijfers. Voor een groot deel is dat al klaar, maar deze discussie was nodig om daarin de richting te bepalen. Mevrouw Lambrechts merkt op bij interruptie dat de twee doelstellingen wel erg algemeen en vaag zijn; er moet wel cijfermateriaal aan toegevoegd worden. Wethouder Kamsteeg beaamt dat het algemeen is; of het vaag is, is de vraag, omdat het uiteindelijk wel de basis is waar het om gaat. Maar als je bij de diverse maatregelen aparte doelen formuleert, moet dat concreet zijn. Als je een handhavingregime formuleert, dat er overigens al is en wat in verandering is, dan moeten daar ook middelen tegenover gezet worden door de raad. Die moet je ook benoemen als prioriteit en dat heeft hij tot nog toe niet uitgebreid gehoord. Bovendien zijn er ook discussies rond de APV waarin voor enige terughoudendheid in handhaving en repressie wordt gepleit. Hij vindt dat bij de uitvoering van dit programma de elementen preventie en repressie goed evenwicht moeten vormen. Preventie is absoluut belangrijk; de gezonde school helpt. In het college is gezegd: moeten we niet gewoon simpel kiezen voor de gezonde school als enige project? Dat is immers het enige wat echt helpt. Uitbreiden naar de basisscholen lukt niet in één keer; dat gebeurt fasegewijs en daar worden ook de ouders bij betrokken. Dat is ook een belangrijke succesfactor. Er worden al jaren voorlichtingsavonden voor ouders, kerkelijke groepen en andere groepen georganiseerd. Voor het evenwicht in het totaalpakket is dit in zijn ogen wel belangrijk. Ook de horeca moet mee willen doen. De ervaring leert dat je er in slechts 2% van de tijd bij bent als handhaver. Dat betekent dat je afspraken moet proberen te maken die iedereen redelijk en noodzakelijk vindt; dan gaat het dus om het kunnen overtuigen van horeca, sportkantines en dergelijke. Wat er op schoolfeesten gebeurt, zit overigens ook in de gezonde school. De verantwoordelijkheden moeten vooral gelegd worden waar ze thuishoren: bij de horeca, bij de winkeliers, bij de opvoeders, bij schooldirecties, bij de politie. Dat is een belangrijke insteek bij dit soort programma’s: je kunt niet alles met repressieve maatregelen in de hand houden. Zelfs met een bedrag van 300.000 euro kun je niet adverteren zoals het rijk dat kan met Postbus 51. Gelukkig wordt er ook in de media veel aandacht besteed aan het probleem van alcoholgebruik en er is sprake van een redelijk publiek debat over dit onderwerp. Dordrecht en de regio kunnen daar niet tegenop communiceren en zoeken het liever in concrete acties. De raad is daar tot nu toe terughoudend in geweest. De heer Goos merkt op bij interruptie dat het niet zozeer gaat om het aantal regels, maar om het feit dat de regels die er zijn, zo goed mogelijk gehandhaafd worden; daar ontbreekt het nog wel eens aan. Mevrouw De Smoker merkt op dat er dus een paar ton tegenover moet staan voor toezichthouders en handhavers. Wethouder Kamsteeg antwoordt dat het dan een ingewikkelde discussie wordt. Er zijn immers meer belangrijke onderwerpen waarop gehandhaafd moet worden. Wat voorgesteld wordt, moet wel binnen de budgettaire kaders passen. Voor 2009 is pakket B mogelijk; de betrokkenheid van ouders en leeftijdsgenoten zijn belangrijke elementen die je toe zou kunnen voegen, maar voor 2010 is nog geen geld beschikbaar voor extra inzet. De heer Van Verk vraagt of dat betekent dat er toch voor pakket B gekozen wordt met elementen uit C, terwijl de commissie eigenlijk voor pakket C kiest. Wethouder Kamsteeg antwoordt dat het college pakket B heeft voorgesteld in verband met het kostenverhaal. Extra activiteiten zijn prima, maar bij de Kadernota is zeker nog een
Notulen Adviescommissie d.d. 10 februari 2009
19
aantal zaken af te wegen. Dit kan daarin een prioriteit zijn, maar het college stelt voor om voor 2009 en 2010 middelen zoeken voor pakket B. De heer Karapinar vraagt bij interruptie of er geen geld is voor pakket C. Wethouder Kamsteeg antwoordt dat pakket B voor 2010 nog niet is gefinancierd. De heer Karapinar merkt op dat de wethouder drie keuzes voorlegt terwijl er eigenlijk geen keus te maken is. De voorzitter merkt op te hebben begrepen dat er zelfs voor pakket B in 2010 geen geld is. Wethouder Kamsteeg merkt op dat pakket B in 2009 gefinancierd kan worden uit het restant van de GSB middelen. Voor 2010 zal nog naar geld moeten worden gezocht. Dat zal volgens het college wel lukken; dat is eigenlijk al een prioriteit die wordt gesteld. Om die reden is hij daarom terughoudend ten aanzien van pakket C, omdat dat nog eens 75.000 euro duurder uitvalt. De heer Van Verk vraagt om uitleg. Het gaat over een uitwerkingsplan 2009-2010; dan verwacht hij dat er wordt gesproken over een tweejarig plan. Voor het tweede jaar blijkt er geen dekking te zijn. Bovendien lijkt het erop dat er een keuzemogelijkheid is, waarbij voor de derde keus ook geen dekking blijkt te zijn en dat vindt hij vreemd. Mevrouw Lambrechts merkt op dat er al een kwart jaar voorbij is en dat het geld dus van B naar C overgeheveld kan worden. Mevrouw De Smoker merkt op dat niet meer ter discussie staat of de raad het belangrijk vindt of niet. Wethouder Kamsteeg antwoordt dat er nog geen begroting 2010 beschikbaar is. Het gaat hier om extra middelen die gevonden kunnen worden binnen GSB. Vanwege de prioriteit die aan dit onderwerp wordt toegekend, is het de inzet van het college om een voorstel te maken om in 2010 in elk geval pakket B te kunnen realiseren. Het wordt een stuk moeilijker als de raad zegt dat er 200.000 euro extra uitgegeven moet worden; hij zou dat niet adviseren. Mevrouw Stevens merkt op dat zij de wethouder kan volgen als het gaat om de financiën. Het is inderdaad verwarrend dat er keuzes voorgelegd zijn; dat had in het stuk vermeld moeten worden. Er is een potje onvoorzien; het gaat om 75.000 euro. Zij vindt het te gek voor woorden dat het na twee jaar praten niet door kan gaan vanwege gebrek aan geld. Mevrouw Lambrechts sluit zich daarbij aan. De heer Karapinar spreekt zijn verbazing uit over het feit dat er bij de grote projecten met miljoenen wordt geschoven, terwijl bij dit onderwerp 75.000 euro een te groot bedrag is. De voorzitter merkt op dat er nog een plan wordt uitgewerkt met daarin opgenomen de opmerkingen van vanavond. Er moet ook nog geld gevoteerd worden; dat vergt een raadsbesluit. Het plan is vrijwel gereed, met uitzondering van hetgeen vanavond is besproken. Hij vraagt de commissie om advisering ten aanzien van de agendering. Mevrouw Stevens adviseert bespreking in de raad, gezien de verwarring. De voorzitter constateert dat dit voorstel gesteund wordt door ondermeer mevrouw De Smoker, mevrouw Lambrechts en de heer Karapinar en dat de heren Goos en van Doornik de uitwerking willen afwachten. Mevrouw Van Wenum geeft aan dat zij eerst fractieberaad wil voeren. Wethouder Kamsteeg merkt op dat in ieder geval doorgewerkt zal worden aan het uitwerkingsprogramma, waarbij de opmerkingen van vanavond meegenomen zullen worden. Het project wordt niet stilgelegd; in maart moet het uitvoeringprogramma af zijn, inclusief de financiering, de dekking en de claim die je legt op de begroting van 2010. De voorzitter stelt bij wijze van compromis voor om het college de tijd te geven om vóór de raad van april het uitvoeringsprogramma klaar te hebben. Lukt dat niet, dan wordt deze notitie geagendeerd voor april. Je zou het ook in de raadsvergadering van maart kunnen bespreken. Mevrouw De Smoker merkt op dat als het college bij de uitwerking blijft uitgaan van pakket B, in april iedereen zal zeggen: we willen meer. De voorzitter merkt op dat dit volgens hem helder is doorgekomen bij het college. Notulen Adviescommissie d.d. 10 februari 2009
20
Wethouder Kamsteeg merkt op dat mevrouw Stevens een pleidooi hield voor pakket C voor een jaar en vervolgens te evalueren. Dat geeft wat lucht voor financiering voor de lange termijn. De uitwerking is op zich niet ingewikkeld; het zijn allemaal modules. Hij bereidt het stuk voor; de kosten voor de onderdelen van pakket C kunnen ook in beeld gebracht worden. Mevrouw De Smoker merkt op dat die 75.000 euro meer bedragen. Ze vraagt of nu pakket C voor 1 jaar of pakket B voor 2 jaar wordt voorbereid. Wethouder Kamsteeg antwoordt dat het college er wel voor moet zorgen dat het financierbaar is. Mevrouw Wemmers vraagt waarom de wethouder dit voorstelt als van te voren bekend is dat het niet financierbaar is. Wethouder Kamsteeg antwoordt dat pakket B wordt voorgesteld vanwege de kosten. Als de raad meer wil dan pakket B, wat uiteraard mag, moet dat bekeken worden. Sommige fracties geven daar feitelijk ook opdracht voor. De voorzitter merkt op dat de meerderheid de voorkeur geeft aan pakket C voor een jaar. Hij vraagt de wethouder of dat hij daartoe bereid is of dat hij daar voorwaarden aan stelt. Wethouder Kamsteeg antwoordt dat het college voor 2009 waarschijnlijk voldoende creatief kan zijn om punten van pakket C erin te stoppen. De voorzitter constateert dat het voorgestelde besluit moet worden aangepast zoals hiervoor geformuleerd. Besloten wordt om pakket C uit te werken tot een uitvoeringsplan 2009. Hamerstuk voor de raad in overleg met de agendacommissie.
Notulen Adviescommissie d.d. 10 februari 2009
21
VERSLAG VAN DE VERGADERING VAN DE ADVIESCOMMISSIE VAN 10 FEBRUARI 2009
Programmakamer Werk en scholing
Toelichting van de samenwerkende scholen op het activiteitenplan. Aansluitend gelegenheid tot het stellen van vragen. PRESENTATIE VOORTIJDIG SCHOOLVERLATEN (dossiernr. 121579) Relevant achterliggend document is: Schoolverlaten: Beleid en aanpak in de periode 20082011 (groslijstnummer 2008.668), dat de gemeenteraad op 6 januari 2009 heeft vastgesteld. Daarnaast heeft de heer Van den Bergh de volgende relevante stukken van het Samenwerkingsverband voortgezet onderwijs 40.2 via de griffie aan de fractiewoordvoerders toegestuurd: 1. Zorgstructuur en ZorgAdviesteam d.d. 4 maart 2008 2. Jaarverslag 2007-2008 Permanente Commissie Leerlingzorg 3. Vijfjarenplan 2009-2013 & Werkplan Zorg 2008-2009 = Tienpuntenplan d.d. 2 juli 2008 4. Uitvoeringsnotitie voortijdig schoolverlaten d.d. 3 februari 2009. ------------------------------------------------------------------------------------------------Voorzitter: dhr. W. van der Kruijff Secretaris: dhr. J.T. de Heus Verslag: mw. E. Verveer, af digitaal bestand Aanwezige raads- en commissieleden: Dhr. W. van der Spoel, PvdA Mw. K.M. Rusinovic, PvdA Mw. E.C. van Wenum-Kroon, CDA Mw. T.I.V. Bonnema-Tekelenburg, D66 Mw. J.L.M. van Benthem, VVD Mw. M.C. Ruisch, GroenLinks Mw. I.E. Stevens, GroenLinks Dhr. O. Soy, BETER VOOR DORDT Dhr. D.F.M. Schalken-den Hartog, BETER VOOR DORDT Mw. N.E. Witsen Elias-Kool, BETER VOOR DORDT Dhr. W. van Doornik, ChristenUnie/SGP Dhr. A. Karapinar, fractie Karapinar Mw. S.M. Wemmers-Wanrooij, VSP De fractie ECO-Dordt is niet vertegenwoordigd. Als gasten zijn aanwezig: de heer T. van den Bergh, coördinator Samenwerkingsverband voortgezet onderwijs 40.2, en de heer K. van de Knijff, projectleider voortijdig schoolverlaten van het Da Vinci College Aanwezig namens het college is: wethouder D.A. van Steensel Aanwezig namens de ambtelijke organisatie zijn: de heer A.P.G.A.M. Backx en de heer P.W.J. van Hattem De voorzitter heet iedereen welkom. De heer Van den Bergh stelt zich voor. Hij is coördinator/directeur van het Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs 40.2. Bij dit samenwerkingsverband zijn VMBO-scholen verplicht aangesloten en het heeft de opdracht om voor alle leerlingen een zo volledig mogelijk zorgaanbod te aan bieden. Deels door de scholen te stimuleren om intern
Notulen Adviescommissie d.d. 10 februari 2009
22
een heleboel te doen en deels door dat bovenschools te organiseren. Hij doet dit werk sinds 1985. De heer Van de Knijff stelt zich voor. Hij werkt bij het Da Vinci College als projectleider voortijdig schoolverlaten en heeft zich de afgelopen jaren vooral bezig gehouden met het verbeteren van de zorgstructuur. De heer Van den Bergh begint met de presentatie. Vooraf is de uitvoeringsnotitie verspreid. Het zal in zijn optiek de helderheid ten goede komen als je je realiseert dat er op dit moment drie subsidiestromen naar Dordrecht en de Drechtsteden komen. Vanavond gaat het om de subsidiestroom die specifiek bestemd is voor Dordrecht. De andere twee zijn bestemd. Over de beleidsnota Voortijdig schoolverlaten in Dordrecht is op 16 december 2008 in de adviescommissie gesproken. De raad heeft hier op 6 januari 2009 een besluit over genomen. De uitvoeringsnotitie was toen al in voorbereiding. Grote delen daarvan zijn inmiddels al in uitvoering. In de voorfase is een aantal zaken geconstateerd. In het VMBO is in de afgelopen 25 jaar een aardige prestatie neergezet door het aantal voortijdig schoolverlaters drastisch te verminderen. Maar er is ook gebleken dat Dordrecht, in vergelijking tot andere steden, niet in staat is om jongeren in voldoende mate van instrumenten te voorzien om zich in de volgende stap, van het VMBO naar het MBO, goed te handhaven. Het Da Vinci College geeft aan dat er tekorten zijn op taal- en rekengebied en op de metacognitieve vaardigheden (het vermogen om te leren) en tekorten op het sociaalemotioneel vlak. Op grond van deze constatering is besloten om in het voortgezet onderwijs wat meer het accent te leggen op de leerprestaties. Het doel is meer jongeren hoger opgeleid af te leveren aan het MBO of aan de samenleving. Hierover is niets terug te vinden in de uitvoeringsnotitie. De middelen die daaruit beschikbaar komen, worden gebruikt voor het overeind houden van een complex stelsel van bovenschoolse opvang in het voortgezet onderwijs, waarbij inbegrepen een Permanente Commissie Leerlingzorg (PCL). Als een jongere uitvalt, wordt de school verondersteld iets te doen en die heeft daarvoor de beschikking over een zorgadviesteam. Wanneer het niet lukt de jongere weer op school te krijgen, dan wordt deze doorgemeld aan de PCL. Die probeert op een ander niveau oplossingen te bieden. Het gaat om jongeren tussen 12 en 17 jaar, per definitie afkomstig uit het voortgezet onderwijs. In de adviescommissievergadering van 16 december 2008 hoorde hij een sterke roep om een meer gezaghebbende coördinatie in het schoolverlatercircuit. De PCL is een gezaghebbend orgaan, dat in staat is om potten te breken om jongeren ergens binnen te krijgen, waar dat anderen niet meer lukt. Hij denkt dat de behoefte aan een sterke coördinator in het voortgezet onderwijs niet meer zo heel groot is. Om dat te illustreren heeft hij het laatste jaarverslag van de PCL meegestuurd. Een PCL is alleen maar handig als daar achter een voorziening is waar op teruggevallen kan worden in het geval de PCL het niet meer weet, namelijk de eigen bovenschoolse opvang. Het voornemen is om hier de gemeentelijke VSV-middelen op in te zetten. Die opvang is ook niet nieuw; die is er al sinds 1989. Sinds 2005 is deze sterk uitgebreid. Er zijn drie typen opvang voor drie verschillende typen jongeren die onder verschillende omstandigheden vastlopen en die verschillende bestemmingen hebben na hun verblijf in de opvang. Er gaat wel geld naar de aansluiting tussen het VMBO en het MBO. In het MBO is de uitval nogal hoog. De heer Van de Knijff legt uit dat, als het gaat om voortijdig schoolverlaten, de insteek van het Da Vinci College vooral is gericht op de overgang van het VMBO naar het MBO en ongeveer het eerste jaar van het MBO. Er is niet zo heel veel bekend over de exacte oorzaken van uitval op het MBO. Wel is bekend dat dit vooral plaatsvindt in de overgang naar en kort na aankomst op het MBO. De afgelopen jaren is daar veel aan gedaan en dat wordt voortgezet. Een deel van de GSB-middelen (= grotesteden-beleid) wordt daarvoor gebruikt. De zorg aan leerlingen waar in het VMBO extra aandacht aan besteed is, moet in het MBO liefst ongestoord voortgezet worden. Dat gebeurt door nadrukkelijk te werken met een eenduidig overdrachtdossier. Met veel VMBO-scholen is afgesproken dat zij de informatie leveren die het Da Vinci College nodig heeft om de juiste zorg te kunnen bieden. Alle VMBO-scholen in Dordrecht werken mee. Bij andere VMBO-scholen uit de regio moet daar nog één en ander aan verbeterd worden. Met name in de West Alblasserwaard is de bereidheid hiertoe overigens buitengewoon groot. Leerlingen vanuit het Notulen Adviescommissie d.d. 10 februari 2009
23
leerwegondersteunend onderwijs en het VMBO hebben extra zorg nodig. Dat is bekend, maar die zorg moet dan ook wel geleverd kunnen worden. Er wordt al een aantal jaren veel geïnvesteerd in de verbetering van de zorgstructuur, erop gericht om leerlingen zowel op het gebied van leren als loopbaankeuze als op sociaal emotioneel gebied te kunnen helpen, daar waar ze vastlopen en wat een belemmering oplevert om de opleiding af te maken. De hele zorgstructuur is erop gericht om knelpunten weg te nemen die de leerlingen tegenkomen op weg naar hun kwalificatie. De opbouw van die zorgstructuur kent een eerste lijn van trajectbegeleiders, een tweede lijn van specialisten, verenigd in het servicecentrum, waar de komende maanden een stuk schoolmaatschappelijk werk aan wordt toegevoegd. Vervolgens is er de derde lijn met specialisten van buiten het Da Vinci College, in te schakelen via het zorgadviesteam. Daar is nog veel in te verbeteren, met name als het gaat om de eerstelijnszorg: de trajectbegeleiding. Daar wordt een belangrijk deel van de gemeentelijke middelen op ingezet. Er wordt geconstateerd dat van de overgang van het VMBO naar het MBO de taal een belangrijk probleem is. Het VMBO slaagt er gelukkig in het aantal vroegtijdige schoolverlaters te verminderen, maar het lukt minder goed om ze voldoende toegerust het MBO binnen te krijgen. Daar ligt een uitdaging voor het MBO. Een ander aandachtspunt voor de komende tijd is het in beeld brengen van het taalniveau op het moment van overgang. Daar moet dan ook een soort reparatieprogramma worden opgezet. De voorzitter geeft gelegenheid tot het stellen van vragen. Mevrouw Bonnema wijst erop dat in het onderzoek melding wordt gemaakt van het feit dat een regiefunctie echt helpt om jongeren op de goede plek te krijgen. Tijdens de presentatie werd gezegd dat de PCL die functie vervult. In het verslag van de PCL leest zij bij thema 12.3, de wachtlijstproblematiek, dat de PCL last heeft van andere instanties die wachttijden hebben. Dan is de PCL ook een partner in de keten. Een regievoerder zou over die keten heen moeten gaan; dat wordt als ideaalbeeld geschetst. De heer Van den Bergh antwoordt dat het zo niet werkt. De PCL is wel regievoerder en is case manager voor alles dat vastloopt. Iedere leerling die aangemeld is of aangemeld is geweest, wordt in de gaten gehouden tijdens zijn gang langs de instanties. In het verleden waren er ellenlange wachtlijsten voor een leerling geïndiceerd kon worden voor cluster 4 onderwijs. Dat proces is aardig versneld. Na indicering volgt plaatsing. Dan blijken er geen plaatsen te zijn. Hetzelfde gebeurt met de wachtlijsten in de jeugdzorg. Er is veel geïnvesteerd in het wegwerken van die wachtlijsten bij bureau Jeugdzorg. De volgende stap is dan het wegwerken van de wachtlijsten in de residentiële voorzieningen in de geïndiceerde zorg. Dat is nog niet gebeurd. De wachtlijsten zijn er nog wel, maar ze liggen ergens anders. Dat is buitengewoon frustrerend. Ooit heeft zich in Dordrecht een cluster 4 school gevestigd waarvan iedereen dacht dat deze in 4 jaar zou doorgroeien van 36 naar 180 leerlingen. Er zijn nu nog steeds 36 leerlingen, terwijl in de opvanggroepen nog steeds allemaal ZMOK-kinderen (zeer moeilijk opvoedbare kinderen) in gewone klassen zitten. Weliswaar zijn deze kinderen soms geïndiceerd en ze hebben soms een rugzak, maar ze horen eigenlijk niet op een reguliere school thuis. Niemand kan dat verhelpen; er kunnen geen 120 ZMOK-plaatsen gecreëerd worden. Dat gaat de functie van een regisseur ver te boven. Mevrouw Bonnema begrijpt dat dit dus instanties zijn die aan elkaar hangen in een keten. Een regievoerder zou naar haar mening boven die keten moeten staan om die voorzieningen op elkaar aan te laten sluiten. De heer Van den Bergh antwoordt dat het wel op elkaar aansluit, maar dat er plaatsgebrek is. Geen enkele regievoerder kan zorgen voor extra plaatsen in deze regio. Als dit kon, was dat al lang gebeurd. Maar het hangt af van wat provincies en het ministerie van onderwijs willen betalen. Mevrouw Ruisch vraagt hoe het kan dat de cluster 4 - school niet heeft kunnen doorgroeien van 36 naar 160 leerlingen? De heer Van den Bergh moet het antwoord schuldig blijven. Iedereen hield rekening met een snelle groei van de Horizon/Parkschool. Er is uitgebreide voorlichting geweest. Er is hem verzekerd dat ze hun uiterste best zouden doen om te voorkomen dat de andere ZMOKNotulen Adviescommissie d.d. 10 februari 2009
24
voorzieningen in Dordrecht niet in het vaarwater van de Horizon/Park-school zouden komen en vice versa. Er is een groei in het vooruitzicht gesteld naar 180 leerlingen, met nieuwbouwplannen in Plan Tij. Maar er gebeurt niets. Mevrouw Ruisch veronderstelt dat die kinderen nu op andere scholen zitten. De heer Van den Berg antwoordt bevestigend. Er wachten nu 16, 17 kinderen in de opvanggroepen met een ZMOK-indicatie op een plaats in een cluster 4 - school. Daar begrijpt hij ook niets van. De heer Karapinar vraagt aan de heer van de Knijff wat de oorzaken zijn dat er vooral uitval is bij de overgang van het VMBO naar het MBO. De heer Van de Knijff antwoordt dat er geen exact inzicht is in alle oorzaken die een rol spelen als het gaat om voortijdig schoolverlaten. Uit literatuuronderzoek is wel heel veel bekend. Uit eigen onderzoek is er veel minder bekend, maar het blijkt dat er heel veel uitval plaatsvindt in de eerste maanden van het MBO. Dat komt voor een belang-rijk deel doordat leerlingen in onvoldoende mate vaardig zijn om in het MBO te kunnen leren. Een tweede belangrijke factor is dat er veel deelnemers binnenkomen die geen flauw benul hebben voor welke opleiding ze eigenlijk gekozen hebben en wat die opleiding van hen vraagt. Ze weten wel dat ze bijvoorbeeld timmerman willen worden, maar ze hebben totaal geen beeld van de weg die gevolgd moet worden om dat beroep te kunnen gaan uitoefenen. Daar moet samen met het MBO heel nadrukkelijk in geïnvesteerd worden. De heer Soy vraagt of er nog contact is met de uitvallers en of die nog teruggehaald kunnen worden naar het onderwijs door met name hun taalachterstand weg te werken? Volgens de heer Van Doornik is de vooropleiding er verantwoordelijk voor dat leerlingen een taalachterstand hebben en niet weten wat er in het MBO van hen wordt verwacht. Hij heeft in een andere programmakamer al eens aandacht gevraagd voor loopbaanoriëntatie en –begeleiding, waarbij de VMBO scholen uitgebreid verantwoor-delijk zijn voor het goed voorlichten van de leerlingen. Het rijk heeft volgens hem extra middelen ter beschikking gesteld om reken- en taalachterstanden op VMBO-scholen op te lossen. Daar is dus geld voor. Hij vraagt of er voldoende aandacht is voor een ‘warme’ overdracht tussen het VMBO en het MBO, want dit is de meeste effectieve manier? Mevrouw Rusinovic vraagt wat er op het punt van het gebrek aan metacognitieve vaardigheden wordt gedaan? Het lijkt haar een lastig punt voor VMBO-scholen om daar nog op te gaan sturen. De heer Van den Bergh licht toe dat er nog meer gebeurt in het VMBO, maar dat is niet zichtbaar in de uitvoeringsnotitie. Met het beschikbaar komen van VSV-middelen zijn de reguliere middelen waarover het samenwerkingsverband kan beschikken, vrijgevallen. Die werden tot op heden in het bovenschoolse onderwijs gestoken. Alle middelen worden gestoken in programma’s die tot doel hebben om VMBO-ers sterker aan het MBO te laten beginnen. In het VMBO worden extra taalondersteuningspro-gramma’s aangeboden, waar onder andere die kwaliteitsimpuls van € 50.000 groten-deels aan besteed wordt. Dat houdt bijvoorbeeld in dat het Stedelijk Dalton Lyceum en het Insula College alle leerlingen die dat nodig hebben, in de eerste twee jaar het dubbele aantal uren Nederlandse les geven: 8 uur in plaats van 4, bedoeld om de achterstand weg te werken. Dat zijn grote investeringen, waar andere middelen dan gemeentelijke VSV-middelen voor aangewend worden. Daar is locaal zorgbudget voor en de genoemde kwaliteitsimpulsgelden. De overdracht van leerlingen van het VMBO naar het MBO wordt nog meer gestructureerd vormgegeven. Op dit gebied zijn er diverse experimenten geweest en nog steeds gaande. Route 2004 is hiervan een goed voorbeeld. Dit is een overstapprogramma binnen de sector administratie. Soms heeft zoiets succes en wordt het voorgezet; anders wordt het afgebroken. Helaas wordt er zelden van geleerd door andere domeinen binnen de verschillende onderwijskolom-men. Zo is er bijvoorbeeld nooit iets dergelijks gebeurd met elektrotechniek. De heer Van de Knijff maakt duidelijk dat het model van Route 2004 wel breder is neergezet. Samen met VMBO-scholen uit de Drechtsteden, met uitzondering van Dordrecht zelf, is een experiment gestart om leerlingen die volgens het VMBO daarvoor echt in aanmerking komen, letterlijk te bespreken door de mentor van VMBO en de trajectbegeleider van het MBO. Dat heeft nu twee jaar gedraaid en er zijn heel goede Notulen Adviescommissie d.d. 10 februari 2009
25
ervaringen meer. Er zijn nog geen resultaten bekend als het om uitval gaat, maar er is wel duidelijk welke specifieke aanpak nodig is bij deze leerlingen om in het MBO te kunnen functioneren. Dit wordt zeker uitgebreid en voortgezet, mogelijk zelfs via een tweetrapsraket, dus aan het begin van het schooljaar en na een half jaar nog een keer om de ervaringen van de trajectbegeleiders te kunnen spiegelen aan die van de mentor. Met uitvallers is geen structureel contact. Veel van de uitstromers blijken uiteindelijk op te duiken bij andere regionale opleidingscentra (ROC ’s) in Breda of Rotterdam, terwijl uitvallers uit Rotterdam hier opduiken. Op dit moment is er geen structuur om daar zicht op te houden. Mevrouw Ruisch is benieuwd of er voor deze leerlingen geen gebruik wordt gemaakt van het project Route 23. De heer Van de Knijff antwoordt dat dit voor sommige leerlingen wel gebeurt. Een groot deel van de uitvallende leerlingen vindt zijn eigen weg, naar werk of naar een vervolgopleiding. Veel uitvallers uit de AKA-opleiding (= arbeidsmarktgekwalificeerde assistent) niveau 1 zijn aangewezen op aansluitende arbeid en krijgen dat niet zelf voor elkaar. Onder andere als uitvoering van het ITJ-rapport (= Inspectie Toezicht Jeugd) is het voornemen om de komende maanden werk te maken van het laten uitstromen van AKAleerlingen naar de arbeidsmarkt, als ze niet in staat zijn de stap naar vervolgonderwijs te maken. Dat wordt samen met Route 23 gedaan. Mevrouw Van Benthem vraagt hoe oud de leerlingen zijn die een AKA-opleiding volgen? De heer Van de Knijff antwoordt dat dit varieert van 16 tot 22, 23 jaar. Een enkeling is 15 jaar. Mevrouw Van Benthem vraagt naar de leeftijdsgrens van Route 23. De heer Van den Bergh antwoordt dat de leeftijdondergrens onlangs is verlaagd van 18 naar 16 jaar. De heer Van de Knijff vermeldt dat het experiment Loopbaanoriëntatie loopt voor een aantal scholen met de theoretische leerweg. Je laat leerlingen daarbij door allerlei activiteiten daadwerkelijk ervaren wat het is om een MBO-opleiding te volgen. Er zijn bijvoorbeeld meeloopdagen en buddysystemen. Leerlingen van de theoretische leerweg hebben nog veel minder dan leerlingen uit de beroepsgerichte leerwegen een beeld van wat het MBO inhoudt. Die maken nu samen met MBO-leerlingen sectorwerkstukken. Het Stedelijk Dalton Lyceum doet dat op grote schaal. Op dat terrein gaat het project bijna aan zijn eigen succes ten onder, want je kunt het bijna niet meer behappen. Mevrouw Wemmers heeft de voorlichtingsavond van het Da Vinci College bezocht. Het viel haar op dat LWO-leerlingen (= leerwegondersteunend onderwijs) desgevraagd niet te horen kregen waar zij op het MBO terechtkomen. Deze belangrijke groep leerlingen valt al overal tussen. Ze vindt het triest dat deze groep aan hun lot werd overgelaten. Mevrouw Van Wenum geeft complimenten voor de samenwerking, die heeft geleid tot een gezamenlijk activiteitenplan, want dat is niet vanzelfsprekend. In de adviescommissie is het ITJ-onderzoek besproken; het was nogal kritisch op een aantal punten. De wethouder heeft die conclusies behoorlijk genuanceerd. Zij vraagt of de conclusies een belangrijke leidraad vormden voor de samenstelling van het activiteitenplan? De heer Van den Bergh antwoordt dat sinds 1989 al het additioneel onderwijsgeld dat in Dordrecht binnenkwam, wordt samengevoegd in een onderwijsvoorrangspot. Sinds 1989 wordt dus al samengewerkt. Vroeger werd ieder jaar in de toenmalige raads-commissie onderwijs en welzijn het activiteitenplan verdedigd en verantwoord. Het ITJ slaat hier en daar de spijker op de kop. Hij wil daarbij uitdrukkelijk melden dat het ITJ de kwaliteit van de keten onderzocht heeft en niet het voortijdig schoolverlaten in Dordrecht. Dat is iets heel anders. Dat blijkt het duidelijkst uit het laatste hoofdstuk. Een leerling wordt daar tot op het bot geanalyseerd en daarbij is alles fout gegaan wat er fout kon gaan. Dit was in geen enkele andere situatie overigens anders gelopen. Het enige dat deze reeks van incidenten duidelijk maakt, is dat de communicatie niet altijd goed verloopt. De PCL speelt daar een rol in. Er wordt eens per 14 dagen vergaderd en als er vorige week iets is besloten en er wordt een vervolgactie verwacht, dan kan dat echt niet meteen de volgende week teruggekoppeld worden. Het ITJ heeft goed werk verricht, maar met een aantal aanbevelingen kon hij weinig. Dit geldt overigens ook voor één van de aanbevelingen van de adviescommissie van Notulen Adviescommissie d.d. 10 februari 2009
26
16 december 2008. Heel uitdrukkelijk is daarbij aan de orde geweest dat het erg prettig zou zijn als binnen het hele schoolverlaterprobleem een grotere rol zou zijn weggelegd voor de ouders. Deze ouders hebben echter veelal niet het vermogen om betrokken te kunnen zijn bij het kind en zijn schoolloopbaan. Of ouders willen niet meer aangesproken worden. Je hoort bijvoorbeeld bij bureau Leerplicht: mijn zoon is gisteren 16 jaar geworden, dus ik houd hem thuis, dan kan hij gaan werken. Over die ouders spreekt hij; dat is dus heel lastig. In het zorgplan is te zien dat er al plannen zijn geweest om iets met ouders te doen, voordat dit door de raad werd gevraagd. Het gaat dan met name om allochtone ouders. De heer Van de Knijff veronderstelt dat de constatering van mevrouw Wemmers ongetwijfeld juist is. LWO-leerlingen zijn niet direct terug te vinden bij het Da Vinci College. Er is nog veel te doen aan de kwaliteitsverbetering van de trajectbegeleiding; dat hangt daarmee samen. Het hulpmiddel om leerlingen uit het leerwegondersteunend onderwijs in beeld te houden is zelfs onvoldoende gebruikt. Het staat hoog op de prioriteitenlijst om dat voor het komend jaar geregeld te hebben. Wethouder Van Steensel gaat (zonder microfoon) in op de vraag of de leerlingen die van school zijn gegaan, in de gaten worden gehouden. Hij vindt dat je dat niet kunt vragen van de instellingen. De voorzitter dankt voor de presentatie. Hij stelt voor dit jaarlijks te herhalen en sluit de vergadering. ------------
Notulen Adviescommissie d.d. 10 februari 2009
27
VERSLAG VAN DE VERGADERING VAN DE ADVIESCOMMISSIE D.D. 10 FEBRUARI 2009
Wonen en leefbaarheid
Presentatie door de voorzitter van de Welstandscommissie Aansluitend gelegenheid tot het stellen van vragen Voorzitter: mw N. de Smoker Secretaris: mw W.V.E. Verboom Verslag: Erna Verveer, Getikt! Notulistenbureau af digitaal bestand Aanwezig: Dhr. H. Tazelaar, VSP Dhr. J. Borsten. D66 Dhr. C.E.S.J. Goos, BVD Mw D. Koppens, BETER VOOR DORDT Mw I. Koene, VVD Dhr. B.C. Moedt, ECO-Dordt Mw J. Heijmans, PvdA Dhr. S. Tasgin, CDA Dhr. B. Staat, ChristenUnie/SGP Namens het college is aanwezig wethouder A. Kamsteeg. Verder zijn aanwezig de heren R. Bruggink en K. Emmens. De voorzitter heet iedereen welkom. De heer Emmens verzorgt een presentatie; deze wordt op het RIS geplaatst. De heer Borsten dankt voor de presentatie. Bij de persoonlijke notities van Jan van der Voort werd de suggestie gedaan dat het werk van de kleine commissie verlicht zou kunnen worden door meer plannen aan het loket af te handelen. Hij vraagt naar de stand van zaken. De binnenstad moet aantrekkelijker gemaakt worden; hij vraagt of dat streven wordt gerealiseerd en welke bijdrage de welstandscommissie daar in heeft geleverd in de afgelopen jaren. De welstandscommissie wordt ook betrokken bij beeldbepalende objecten en projecten; hij vraagt welke rol de commissie hier daadwerkelijk in heeft kunnen vervullen. De heer Emmens antwoordt dat het jaarverslag drie notities omvat van leden die in 2008 aftraden en op verzoek hun ervaringen van de afgelopen zes jaren hebben vastgelegd. Het is heel plezierig om te horen dat het allemaal gelezen en bestudeerd wordt en dat het mensen aan het denken zet. De heer Bruggink heeft de kleine commissie in mei vorig jaar overgenomen van de heer Van der Voort en herkent de beschreven problemen. Elke maandagochtend beoordeelt de kleine commissie circa 30 tot 40 plannen. Een deel daarvan kan meteen door de secretaris worden afgewikkeld, mits ze aan de richtlijnen voldoen en er geen sprake is van bijzonderheden. Hij noemt als voorbeeld een dakkapel. Zodra die dakkapel een stuk groter is of op een vreemde plaats moet komen, kom je in een soort grijs gebied. Sinds 2003/2004 is er een hele duidelijke Welstandsnota met heldere criteria; voor die tijd zijn er dakkapellen gerealiseerd die je nu niet meer zou toestaan. Op dat moment kijk je naar precedenten in de straat; dan moet je misschien toch meegaan in de aanvraag. Er zijn veel gradaties mogelijk in het advies, hetgeen het lastig kan maken en onderzoek vergt in de directe omgeving. De heer Borsten merkt op dat hij uit dit antwoord begrijpt dat het dermate ingewikkeld is en afhankelijk is van de situatie dat een soort standaard leidraad eigenlijk onmogelijk is. De heer Bruggink merkt op dat het belangrijkste criterium is of de buurt welstandelijk gezien nog gaaf is, of waar het een rommeltje is. Je zou in bepaalde buurten de Notulen Adviescommissie d.d. 10 februari 2009
28
sneltoetscriteria kunnen verruimen, zodat je die een gebiedsgerichte component geeft. Dat is een suggestie, maar geen concreet voorstel vanuit de welstandscommissie. Mevrouw Koppens vraagt of dat betekent dat illegale bouwsels achteraf makkelijker toegestaan worden als een buurt eenmaal is verrommeld. De heer Bruggink antwoordt dat het voor de welstandscommissie eigenlijk niet uitmaakt of een bouwsel illegaal is of legaal; je kijkt alsof het als nieuw plan wordt aangeboden. Het zou zelfs beter zijn als hij dergelijke dingen van te voren niet weet om het oordeel helemaal schoon te houden; hij moet puur beoordelen of het welstandelijk voldoet. Mevrouw Koppens merkt op dat je dan net zo goed een dakkapel kan bouwen zonder vergunning, mits die in het straatbeeld past. Ze vraagt wat de represailles zijn voor illegaal bouwen. Wethouder Kamsteeg antwoordt dat het heel vaak voorkomt dat iemand achteraf een vergunning aanvraagt voor een illegaal bouwwerk. Integere mensen schrikken van de term “illegaal”, maar zo wordt dat genoemd. De aanvraag wordt op de gebruikelijke wijze beoordeeld en getoetst. Als aan alle voorwaarden is voldaan, kan de vergunning worden afgegeven. Als het bouwwerk niet voldoet, wordt er geen bouwvergunning verstrekt. Vervolgens komt de vraag of je gaat handhaven. Daarbij spelen prioriteiten, de ernst van de afwijking en dergelijke. De heer Staat verwijst naar de fotocollage; de heer Jan van der Voort spreekt daarbij over een aantal dilemma’s die eigenlijk om een oplossing vragen en verrommeling veroorzaken op een aantal locaties. Dat zou er dan toch voor pleiten om de sneltoetscriteria in ieder geval niet verder te verruimen. De heer Bruggink antwoordt dat je dat zeker niet moet doen voor delen waar het nog gaaf is. Maar in een aantal straten is het in het verleden al zo mis gegaan dat je je af moet vragen welk oordeel je nog op gaat leggen. Als er heel veel foute dakkapellen staan en er komt nog een foute bij, dan kan dat zelfs bijdragen aan een rustiger beeld. De heer Emmens merkt op dat er geen pasklaar antwoord te geven is. De heer Van der Voort signaleert alleen. Een mogelijke verruiming van de criteria betekent dat er veel meer zou mogen, met alle effecten van dien. Het is een afweging of je dat wel wilt of niet. Je kunt er ook voor kiezen om de criteria wat meer gebiedsgericht te maken; daarmee heb je iets meer vat op wat er gebeurt. Maar je bent in feite al te laat omdat er al heel veel gebeurd is. Terugdraaien is onmogelijk. Mevrouw Koppens merkt op dat er voor de openbare ruimte beeldkwaliteitplannen zijn gemaakt met daaraan gekoppeld criteria van wat ordelijk is en wat niet. Ze vraagt of het mogelijk is om de welstandscriteria ook aan dat beeldkwaliteitplan te koppelen, met de Aplus status voor de binnenstad, enzovoort. De heer Emmens antwoordt dat dat een oplossing zou kunnen zijn. Er moet altijd een afweging gemaakt worden als het gaat om wat je kunt verplichten en wat je kunt vragen. Maar als je niets vraagt, zul je ook nooit wat krijgen. Maar als je als gemeente een bepaald beeld voor ogen hebt in een bepaalde wijk, zou je dat vast moeten zetten. Doe je dat niet, dan zul je dat beeld nooit bereiken. Het zou een instrument kunnen zijn, maar of je het kunt verplichten is een andere kwestie. De heer Tazelaar vraagt of het mogelijk is dat de welstandscommissie een sneltoets doet op de haalbaarheid van een globaal plan zonder dat er meteen een kostbare bouwvergunning moet worden aangevraagd. Mevrouw Koppens merkt op dat zij soms het gevoel heeft dat de adviezen van Welstand vaak ondergeschikt zijn aan het algemeen belang; ze mist in plannen voor bijvoorbeeld parkeergarages in de stad een advies van Welstand in het kader van beschermd stadsgezicht. Er komen bijvoorbeeld hoge pijpen boven de beschermde daken uit. Ze mist ook een proactieve inventarisatie; een vroeg 16e eeuwse loods met een monumentale waarde voor wat betreft de dakspanten stond niet op de lijst en was bijna gesloopt. Zo zijn er meer verscholen schatten in de achterafstraatjes van de binnenstad.
Notulen Adviescommissie d.d. 10 februari 2009
29
De heer Moedt vraagt in hoeverre de persoonlijke smaak van de architecten van invloed is op in het bijzonder nieuwbouwprojecten. Mevrouw Heijmans merkt op dat er wel iets aan de sneltoetscriteria gewijzigd zou kunnen worden; ze vraagt of er met betrekking tot de Welstandsnota nog wensen leven bij de welstandcommissie. Een welstandadvies is vaak onderwerp van discussie en ook regelmatig onderwerp van bezwaar en beroep. Ze vraagt hoe vaak een advies is aangevochten en in hoeveel gevallen dat succesvol is gebeurd. De heer Tasgin merkt op dat in de herstructureringswijken nieuwbouw wordt gepleegd; het is prachtig, maar levert wel grote contrasten op met de bestaande bouw. Hij vraagt de mening van de welstandcommissie hieromtrent. De heer Staat merkt op dat in De Hoven volgens de welstandcommissie een reeks van tamelijk ongeïnspireerde ontwerpen is gebouwd. Hij vraagt of daar niets aan veranderd kan worden. De heer Bruggink gaat in op de vraag wat de welstandcommissie bijdraagt aan de kwaliteit in de binnenstad. De adviezen richten zich in eerste instantie op de wettelijke kaders; dan gaat het over de nieuwbouw en de monumentenpanden. Maar het gaat om zaken als reclame en terrassen; de commissie probeert regelmatig een bijdrage te leveren richting het college door aan te geven waar bepaalde problemen liggen. De welstandcommissie is een extern orgaan en is geen onderdeel van het ambtelijk apparaat; de adviezen hebben een zekere vrijblijvendheid. De welstandcommissie kan heel lastig beleid initiëren; eigenlijk kun je alleen een stem laten horen. Er hoeft niet direct een vergunning te worden aangevraagd; een bouwplan kan als principeverzoek worden beoordeeld in een vooroverleg. Dat mag openbaar of besloten. Dan vindt een volledig vrije uitwisseling plaats van gedachten en ideeën waarbij ook de Welstandnota bij nieuwbouw, of de monumentenbepalingen als het een oud pand betreft, op tafel komen. De commissie loopt ook bij zaken als parkeergarages en het dakenlandschap binnenstad tegen het probleem aan dat bepaalde zaken vergunningplichtig zijn vanuit bijvoorbeeld de monumentenwet; dan heb je meer houvast om te zeggen: dat gaan we niet doen omdat je dan de monumentwaarde aantast. Maar een heleboel panden zijn niet aangewezen als monument; dan heb je dus minder mogelijkheden om tegengas te bieden. Daar loop je dus tegen de grenzen aan van de mogelijkheden die de commissie heeft in zijn advisering. Proactief inventariseren zou enorm veel tijd kosten; de commissie zou dat heel graag doen, maar de binnenstad van Dordrecht is qua monumenten heel groot. Dat valt op dit moment buiten de competentie van de commissie. De ervaring is wel dat er vanuit Monumentenzorg wel zeer actief mee wordt omgegaan; er zijn onlangs weer ettelijke honderden potentiële monumenten voorgedragen. Er is dus een proactief beleid. Voor de Vrieseweg 80 was het te laat, en voor het politiebureau wellicht ook; dat klopt. Persoonlijke smaak zou een gevaar kunnen zijn op het moment dat je maar met één persoon te maken hebt; hier bestaat de commissie uit vijf personen, bestaande uit twee architectdeskundigen, twee monumentendeskundigen en een stedenbouwkundige. Vijf meningen worden tot één advies samengebracht. Bovendien is de welstandsnota maatgevend. Juist de interactie tussen de leden leidt vaak tot heel spannende oplossingen die je vervolgens met de aanvrager bespreekt en dat leidt vaak tot betere resultaten. Het voert te ver om op dit moment specifieke adviezen te geven voor de Welstandnota; in het jaarverslag worden wel de problemen aangegeven die worden ervaren. Wethouder Kamsteeg merkt op dat het college in 2007 drie maal voorbij is gegaan aan het advies van de welstandcommissie; dat is drie keer van de negenhonderdzoveel keer, oftewel 0,3%. Het ging om het uitbreiden van een gebouw aan de achterzijde aan de Vissersdijk 13, Tijpoort 40, een glazen balustrade en Zuidendijk 415, uitbreiding van een dakkapel. Daarbij heeft het college gezegd: hoe zwaar is dit ene punt om alleen daarop een bouwvergunning te weigeren? In één geval is een deskundig tegenadvies gegeven; dan kun je ervoor kiezen om het dilemma voor te leggen aan een welstandcommissie van elders, die dan een arbitragerol vervult. Dat is in de afgelopen zes jaar twee keer voorgekomen.
Notulen Adviescommissie d.d. 10 februari 2009
30
De heer Emmens vult aan dat de commissie ook weleens een second opinion vraagt; dat is heel gebruikelijk. Elk orgaan in dit proces van vergunningverlening heeft daarin zijn eigen verantwoordelijkheid, dus ook het college heeft zijn eigen afwegingen om al dan niet een vergunning te verlenen. In bijna 100% van de gevallen worden de adviezen gevolgd en daar is de commissie uiteraard heel blij mee. Als het gaat om het contrast tussen bestaande bouw en nieuwbouw is er vaak sprake van een beeldkwaliteitplan waarin de nieuwe richting wordt aangegeven die in die wijk wordt nagestreefd. De heer Bruggink merkt op dat het inderdaad mogelijk is dat het oude afwijkt van het nagestreefde beeld. De vernieuwing kan vele jaren duren; de bedoeling is dat er op termijn een samenhangend beeld ontstaat. Op korte termijn kan dat inderdaad tot contrast leiden. Wat betreft ongeïnspireerde nieuwbouw is bij de Hoven geëxperimenteerd met een beleid waarbij heel weinig criteria zijn aangegeven. De maat en het bestemmingsplan waren eigenlijk de enige harde criteria. De welstandcommissie is teleurgesteld dat de geboden vrijheid, op een enkele uitzondering na, niet heeft geleid tot geïnspireerde en spannende ontwerpen, maar tot veelal standaard huizen. De heer Staat vraagt wat de welstandcommissie zou willen adviseren met betrekking tot nieuwe uitleglocaties. De heer Bruggink merkt op dat Plan Tij, met meer criteria, een goed voorbeeld is. De voorzitter dankt voor de presentatie en sluit de vergadering.
Notulen Adviescommissie d.d. 10 februari 2009
31
VERSLAG VAN DE VERGADERING VAN DE ADVIESCOMMISSIE D.D. 10 FEBRUARI 2009
Sociale Infrastructuur
RAPPORTAGE ACTIEPROGRAMMA INTEGRATIE 2007-2008 (dossiernr. 118601) Gelegenheid om uw opvattingen kenbaar te maken over deze Raadsinformatiebrief Voorzitter: Mw M.C. Ruisch Secretaris: Mw W.V.E. Verboom Verslag: Erna Verveer, Getikt! Notulistenbureau af tape Aanwezig: Mw Y. van den Berg, GroenLinks Dhr. A. Karapinar, fractie Karapinar Mw G. Yanik, PvdA Dhr. C.A. van Verk, PvdA Dhr. J.C.C. Bruggeman, CDA Mw S.M. Wemmers, VSP Dhr. B. Staat, ChristenUnie/SGP Dhr. O. Soy, BETER VOOR DORDT Mw T.I.V. Bonnema, D66 Mw J.L.M. van Benthem, VVD Namens het college is aanwezig wethouder J.W. Spigt Namens de ambtelijke organisatie is aanwezig dhr. R. Wiegmans De voorzitter opent de vergadering. Op 27 januari waren er te veel vragen om in een keer te kunnen beantwoorden; om die reden krijgt de wethouder vanavond als eerste het woord. Wethouder Spigt geeft aan de vragen aan de hand van het verslag te zullen beantwoorden. Een tweetal leden van de commissie gaf de vorige keer aan dat het duidelijk is dat er resultaten geboekt worden op microniveau, maar dat die resultaten je heel moeilijk naar macro kunt vertalen. Het zijn vaak interacties die op kleinschalig niveau plaatsvinden en dat is goed; daar moet het beginnen. Integratie regel je niet met een draai aan de knop. Er moet zeker worden doorgegaan met die kleinschaligheid, maar er moet ook geprobeerd worden daar meer effect uit halen wat mogelijk ook op andere terreinen toepasbaar zou kunnen zijn. Dat is de reden dat er nu gekozen wordt voor verbinden en verbreden. Een aantal zaken waarmee ervaring is opgedaan zou verder uitgebouwd moeten worden. Aan de ene kant naar organisaties toe die deze ervaring misschien nog niet hebben, Aan de andere kant naar de mensen zelf toe om meer te experimenteren, elkaar op te zoeken en uiteindelijk meer projecten gezamenlijk op te zetten. Dat kan in buurten, wijken, instellingen en organisaties. Voor een deel zullen de effecten van de multiculturele samenleving een goede plek moeten krijgen in het beleid van organisaties. Het is een goede zaak als de Integratiemonitor wordt herhaald; dat gebeurt in 2009. Die gaat trends laten zien en er wordt gespiegeld aan landelijke gegevens over integratie. Vragen als: wat is de staat van integratie in Nederland en welke voetangels en klemmen kom je tegen? Wat zijn op dit moment de grote onderwerpen in de discussie? Hoe spiegelt Dordrecht zich aan wat landelijk aan ontwikkelingen zichtbaar wordt? De vragenlijst wordt volgende maand uitgezet; in het najaar volgen de resultaten. De vragenlijst wordt niet alleen uitgezet bij een aselecte groep mensen, maar er gaan ook enquêteurs langs de deuren als mensen de enquête niet uit zichzelf invullen. Daar wordt veel bekendheid aan gegeven, want hoe meer mensen die vragenlijst invullen, hoe betrouwbaarder de gegevens zijn en hoe beter een aantal trends zichtbaar gemaakt kan worden. Als het gaat over de arbeidsmarkt, doet zich een aantal andere problemen voor die Notulen Adviescommissie d.d. 10 februari 2009
32
ertoe leiden dat veel migranten op dit moment in een kwetsbare positie zitten, nog versterkt door de kredietcrisis. Als je net bent ingestroomd op basis van een tijdelijk contract en dat contract wordt niet verlengd, dan sta je snel weer buiten. Met name in deze groep is men dubbel kwetsbaar: aan de ene kant stromen ze lager in en aan de andere kant lopen ze een groter risico om werkloos te worden. Dit geldt niet alleen voor allochtonen en migranten, maar ook voor ouderen en jongeren zonder diploma. De heer Bruggeman vroeg hoe het zat met het aantal meldingen rondom discriminatie. Er stond in december een presentatie van Radar gepland, waarbij afspraken zijn gemaakt over de wijze waarop Radar aan de ene kant het meldpunt wordt voor discriminatieklachten en aan de andere kant hulp en ondersteuning biedt als mensen geconfronteerd worden met discriminatie. Daarnaast wordt een aantal preventieve taken uitgevoerd, zoals voorlichting op scholen. Het lijkt hem verstandig om als het over discriminatie gaat, daar nog een keer apart met Radar over te spreken. Wat betreft de integratie databank is gevraagd naar de actualisering van gegevens. In januari 2008 waren de gegevens inderdaad nog niet bijgewerkt. Er wordt wel voor gezorgd dat de databank zo goed mogelijk up to date blijft, omdat dit een goede manier is om op de hoogte te blijven van elkaars activiteiten. Met name zelforganisaties maken hier vrij veel gebruik van, omdat er op die manier makkelijk aan gegevens zoals adressen en activiteitenkalenders gekomen kan worden. Mochten er vragen zijn over de DIA, dan kunnen deze eventueel ook beantwoord worden door de heer Zengin, zijnde de voorzitter. De DIA krijgt ongeveer 50.000 euro aan subsidie. Een deel daarvan gaat naar de administratieve en beleidsmatige ondersteuning. Een bedrag van ongeveer 18.000 euro wordt besteed aan activiteiten. Daarvoor doet de DIA steeds meer. Niet alleen belangenbehartiging en advieswerk, maar meer het organiseren van discussies en het betrokken zijn bij actuele thema’s. Vorig jaar was iedereen bijvoorbeeld in de ban van Fitna. Toen heeft de DIA geadviseerd hoe de zaak aangepakt zou kunnen worden als het uitkomen van deze film allerlei agressieve acties tot gevolg zou hebben. Gelukkig viel het allemaal mee, maar het was wel een belangrijke bijdrage van de DIA. Daarnaast heeft de DIA ook de discussie georganiseerd over segregatie in het onderwijs. Dat soort discussies moet gevoerd blijven worden. Het probleem wordt niet opgelost door een discussie te organiseren, maar door het thema iedere keer te agenderen en je te realiseren dat het niet goed is als te veel kinderen vanuit een achterstandsituatie op dezelfde school les krijgen. Het is goed om direct contact te onderhouden met de islamitische school en dit niet als een soort school ”van anderen” te zien. Ook zij moeten betrokken zijn bij het vraagstuk wat er aan de kwaliteit van het onderwijs gedaan wordt, hoe je er voor zorgt dat de kinderen niet alleen in eigen kring contacten hebben, en hoe je er voor zorgt dat het taalgevoel goed ontwikkeld wordt. De heer Staat merkt op dat in het actieprogramma staat dat de DIA de samenwerking nog meer moet zoeken. Hij vraagt of dit in het afgelopen jaar heeft plaatsgevonden. Ook staat in de rapportage dat de samenstelling verbeterd zou moeten worden. Wethouder Spigt antwoordt dat dit een discussie is geweest van BNO platform. Eigenlijk is dat boek al gesloten. De DIA wordt heel nadrukkelijk gezien als een gesprekspartner als het gaat om een aantal vraagstukken rondom integratie. Er wordt aan de DIA geen oplossing gevraagd, maar er wordt gebruik gemaakt van de deskundigheid die bij de leden van de DIA aanwezig is om met elkaar te bekijken welke richting je op zou moeten in het integratiebeleid. Vervolgens worden daar door de DIA activiteiten voor georganiseerd. Zij maken de keus aan welke terreinen aandacht besteed moet worden. Daarom moet het ook geen exclusief allochtone organisatie zijn; ook allochtonen mogen deel uitmaken van de DIA. De heer Soy heeft gelezen dat de DIA heeft getracht autochtone bestuursleden aan te trekken, maar dat dit tot op heden niet is gelukt. Hij vraagt of de gemeente hierin een helpende hand kan bieden. Wethouder Spigt antwoordt dat de leden van de DIA prima in staat zijn dat zelf te doen. Overigens is er al een autochtoon aangetrokken: de heer Frank.
Notulen Adviescommissie d.d. 10 februari 2009
33
De heer Karapinar merkt op dat in het stuk staat dat de DIA goede debatten organiseert, maar dat dit beperkt blijft tot een bepaalde kring. Het zou beter zijn dat er ook bredere debatten georganiseerd worden in het CBK centrum; hij vraagt of dat ook gaat gebeuren. De wethouder antwoordt dat de DIA als platform geen gebouw heeft. Het CBK moet straks het debatcentrum van Dordrecht worden, waar naast de DIA ook de Stichting De Stad en Stichting Perspectief onderdak gaan vinden. Die ruimte is dan beschikbaar voor activiteiten. Het is een goede suggestie om aan de DIA mee te geven. Er zijn vragen gesteld over de inburgering. Er is afgesproken dat er overeenkomstig de afspraak met het ministerie 2.100 mensen in 3 jaar tijd ingeburgerd zouden worden. Daar is een achterstand in ontstaan. 2007 was geen goed jaar. Het jaar 2008 was al iets beter; toen zijn 400 mensen daadwerkelijk aan inburgering begonnen. Voor het komend jaar is met de Sociale Dienst afgesproken dat 700 mensen een inburgeringscursus zouden moeten volgen c.q. afronden. Niet iedereen zal direct zijn diploma halen. De heer Soy vraagt om inzicht in de aantallen van 2007. Wethouder Spigt antwoordt dat die aantallen zijn opgenomen in het jaarverslag van de Sociale Dienst. Dat getal bleef achter, mede omdat er toen moeilijkheden waren met de invoering van de Wet Inburgering. Gaandeweg is dat beter gegaan, mede doordat voormalig minister Vogelaar had aangegeven dat de eigen bijdrage niet meer betaald hoefde te worden. Nu heeft Minister Van der Laan in Buitenhof aangekondigd dat ook het examengeld niet meer betaald hoeft te worden. Hij moet nog zien wat dat betekent en hoe dat wordt georganiseerd; het betekent wel dat er steeds meer mensen bereikt kunnen worden. De heer Karapinar merkt op dat er steeds meer mensen naar hem toekomen die in de war zijn over de regelingen. Het is niet altijd duidelijk wat ze moeten doen. Hij vraagt of er over de taalcursussen vanuit de gemeente beter gecommuniceerd zou kunnen worden. Wethouder Spigt vraagt of de heer Karapinar een concreet voorstel heeft. Er is veel gecommuniceerd; er zijn folders gemaakt en de verschillende moskeeën worden bezocht om uit te leggen hoe mensen via Inburgering ook een taalcursus kunnen volgen. De heer Karapinar merkt op dat de ontwikkelingen snel gaan. Eerst hoefde de eigen bijdrage niet meer betaald te worden en nu ook het examengeld niet meer. Mensen wachten misschien tot het helemaal gratis wordt. Hij stelt voor om de zelforganisaties meer te betrekken bij werving en informatievoorziening. De wethouder merkt op dat als er suggesties zijn uit allochtone kringen, die doorgegeven kunnen worden. De doelstelling is immers om het bereik te vergroten, waardoor meer mensen de cursussen gaan volgen. Mevrouw Wemmers refereert aan een documentaire van Zembla en vraagt waarom het inburgeren in de ene stad wel en in de andere stad niet lukt. Zij stelt voor eens bij die steden te informeren naar de aanpak. Wethouder Spigt antwoordt dat dit onder andere te maken heeft met hoe de inburgering is georganiseerd. Dordrecht heeft bijvoorbeeld een minder groot probleem dan Amsterdam. De tarieven zijn per stad verschillend: Amsterdam vraagt 12.000 euro en Haarlem 5.000 euro. Dat geeft aan dat er grote verschillen in aanbesteding zijn. In Dordrecht is dit aan twee partijen aanbesteed: Sagem en het Da Vinci college. Sagem verzorgt de inburgering die gekoppeld is aan re-integratie en het Da Vinci college doet alle inburgering, ook van oudkomers en opvoeders. Het feit dat niet iedereen in staat is om direct een inburgeringcursus te volgen, speelt mee. Grote groepen mensen moeten eerst een alfabetiseringscursus volgen voordat ze überhaupt kunnen instromen bij een inburgeringcursus. De heer Van Verk merkt op dat minister Van der Laan heeft aangekondigd dat het examengeld komt te vervallen. Hij vraagt zich af of, vooruitlopend op dat beleid, het mogelijk is om dit in Dordrecht al van toepassing te verklaren, zodat mensen geen enkele financiële drempel meer ondervinden. Wethouder Spigt antwoordt dat bij wet is geregeld dat er 270 euro gevraagd moet worden. Als minister Van der Laan zegt dat dit afgeschaft gaat worden, is dat nog geen wetswijziging. Dat zou via een algemene maatregel van bestuur kunnen gaan. Hij heeft de Notulen Adviescommissie d.d. 10 februari 2009
34
VNG gevraagd om daar zo snel mogelijk bij minister Van der Laan duidelijkheid over te krijgen. Het is wel erg makkelijk om zo’n uitspraak op televisie te doen, maar het kost nog enige tijd voordat dit er door is. Zodra het kan, zal er geen examengeld meer gevraagd worden. Vrijwilligers voor organisaties worden zoveel mogelijk geworven via het pad van vrijwilligersactiviteiten. Hij noemt het Participatieprogramma Allochtone Vrouwen, waarin ook ingezet wordt op vrijwilligerswerk. Er is afgesproken om in juni/juli een tussenevaluatie te presenteren om te bekijken of de projecten ergens gestrand zijn of succesvol zijn gebleken. Het mislukken van het promotieteam jongeren is gelegen in de aanpak en in het feit dat de jongeren het idee hadden aan werk te komen, terwijl het eigenlijk om vrijwilligerswerk ging waarbij anderen worden gemotiveerd om zich actief op te stellen om een baan te zoeken, te integreren of terug naar school te gaan. Degenen die zich aanmeldden waren actief, maar warenook weer zo vertrokken. Dat leverde niet het succes op waarop was gehoopt. De heer Karapinar vraagt of degenen die zich aanmeldden succesvol waren, of dat het rolmodellen waren. Wethouder Spigt antwoordt dat de betreffende jongeren niet direct een rolmodel waren; ze waren wel gemotiveerd. De heer Karapinar merkt op dat hij daarom de vorige keer heeft voorgesteld om juist jongeren die een rolmodel kunnen zijn, met andere jongeren in contact te brengen. Wethouder Spigt antwoordt dat het project ISH een geslaagd project is. Hierin is met een aantal rolmodellen gewerkt voor het bereiken van een moeilijke groep jongeren. Die aanpak blijkt te slagen. De aanpak van het promotieteam was te vrijblijvend en vond te weinig aansluiting bij de leefwereld van de jongeren zelf. Wethouder Lagendijk is actief bezig met de diversiteit in het gemeentelijk personeelsbeleid. Dat gaat effect krijgen, maar dat zie je niet direct. Met een aantal adviesbureaus die netwerken hebben van hoogopgeleide allochtonen, is gesproken om die netwerken te binden aan de stad en aan de organisatie. Dat is een opgave op zich, want niet iedereen past altijd bij de functie die wordt aangeboden. Aan de andere kant is het wel belangrijk om die netwerken te kennen. Voorheen werd vrij traditioneel geworven: via advertenties en uitzendbureaus en wat minder via de intermediairs binnen de migrantenorganisaties. Daarbij geldt wel: ook voor mensen die wat kleffer zijn, is Dordrecht niet de plek waar je de rest van je leven wilt blijven; het zijn ook mensen die zich graag willen doorontwikkelen. En dat is ook goed. Bij hetgeen je in Dordrecht kunt leren, heb je straks bij bijvoorbeeld een ministerie heel veel baat. Jonge mensen met nieuwe ideeën hebben vaak een goede inbreng in bestaande organisaties, en dus moet je ook blij zijn met de doorstroom. Je moet mensen niet te lang vasthouden, maar juist die ontwikkelmogelijkheden stimuleren. Daarmee is het mogelijk om een heel interessante stad te zijn voor jonge academici. Mevrouw Wemmers dankt voor het antwoord; ze had vorige keer meer het idee dat de wethouder een heel ander soort sollicitatietraject in zou gaan voor mensen van allochtone afkomst. Ze begrijpt nu dat dat niet aan de orde is, maar dat er netwerken gebruikt gaan worden. Wethouder Spigt antwoordt dat er actief gezocht en geworven moet worden en dat er eisen gesteld moeten worden. Je moet een andere manier van binding zoeken worden met de groepen en met de intermediairs. Je moet echt gebruik maken van de kennis die in allochtone kring aanwezig is. Het gaat ook om het informele circuit, weten waar het zit en weten hoe je mensen benadert. Bij MO werken wel meer migranten dan bij SO of bij het SBC; dat heeft te maken met de belangstelling voor het werkveld of de thema’s die aan de orde zijn. Hij hoopt dat dit soort verschillen na verloop van tijd niet meer aan de orde zal zijn en dat het dan alleen nog maar gaat over welke studie en ervaring iemand heeft. Een aantal vaste activiteiten en evenementen wordt voortgezet. Het Ramadanfestival komt weer terug. Er zal nog meer worden geprobeerd om het een festival te laten zijn van ontmoeting, discussie en debat. Het festival vindt steeds meer aansluiting bij andere organisaties in de stad. De Integratieprijs blijft ook in 2009 gehandhaafd. De heer Karapinar vraagt of er iets minder professionals bij betrokken kunnen worden, en in plaats daarvan de bevolking meer in contact brengen met elkaar. Notulen Adviescommissie d.d. 10 februari 2009
35
Wethouder Spigt antwoordt dat het Ramadanfestival geëvalueerd is. Een aantal activiteiten was erg geslaagd, bijvoorbeeld “eten bij de buren” was een enorm succes. De mensen konden het niet aangekookt krijgen. Dat vraagt misschien om een vervolg. Aan de andere kant zou een aantal debatten misschien wat breder opgezet moeten worden. Suggesties kunnen gedaan worden bij de heer Wiegmans. De heer Soy vraagt waarom er zo weinig gebruik gemaakt wordt van de locale omroep om integratieactiviteiten naar de burgers te communiceren. Hij vraagt wanneer de T1 van de Integratiemonitor 2009 precies verwacht wordt. Volgens hem is de DIA al bezig met het in kaart brengen van hoger opgeleide allochtonen; daar kan de gemeente zo op aansluiten als het gaat om het gewenste netwerk. Wethouder Spigt verwacht de resultaten in oktober. De televisie heeft een eigen verantwoordelijkheid; de programmering bepalen zij. Als een thema-uitzending wenselijk wordt gevonden, valt daar natuurlijk altijd over te praten met RTV Dordrecht. Dan moet er wel een doel zijn en je moet de juiste mensen daarmee kunnen bereiken. De heer Soy merkt op dat bepaalde stukken in de krant niet de juiste doelgroepen bereiken. Daarom moet er ook naar andere media gekeken worden. Wethouder Spigt antwoordt dat hij hulp nodig heeft om de juiste mensen te bereiken; via de televisie zal dat ook niet altijd lukken. Het is een samenspel van mond-tot-mond, langsgaan en informatie verschaffen. De voorzitter nodigt de DIA uit om overige vragen te beantwoorden. De heer Soy vraagt of de middelen die door de gemeente worden verstrekt, voldoende zijn om de doelen te bereiken. De heer Zengin, Stichting DIA antwoordt dat er bij activiteiten altijd een persbericht gestuurd wordt naar RTV Dordrecht. Ook heeft hij hen verzocht of zij aanwezig willen zijn bij activiteiten van de DIA. Hij heeft het gevoel dat er is gekozen voor een aanval, aangezien zij heel kritisch zijn. De gemeente tracht pas de laatste jaren is getracht om er een autochtoon bij te krijgen. Met de huidige middelen is het mogelijk om het bestaande activiteitenprogramma uit te voeren. Als je meer wilt doen, is er meer geld nodig. De heer Soy vraagt of er plannen zijn die kunnen worden uitgevoerd als er meer financiën beschikbaar zijn. Nu is er bijvoorbeeld een halve FTE vanuit de gemeente beschikbaar gesteld in het kader van professionalisering. Hij vraagt of de stichting verder zou kunnen professionaliseren als dit meer zou worden. Mevrouw Van Benthem merkt op dat de DIA geen exploitatiesubsidie zal krijgen, maar gesubsidieerd zou worden op basis van activiteiten. De DIA kan activiteiten bedenken waar die middelen voor vrijgemaakt kunnen worden. De heer Zengin antwoordt dat die afspraak er is met de gemeente. Mocht er extra budget nodig zijn, dan kan er subsidie worden aangevraagd. Op dit moment wordt gewerkt aan een documentaire over integratie die 60.000 euro kost. De gemeente gaat dat niet financieren en dus wordt er nu gezocht naar fondsen. Uiteraard wil de DIA graag meer FTE’s als het gaat om ondersteuning. Mevrouw Van Benthem vraagt hoe het komt dat er een activiteit is die kennelijk niet past binnen de criteria om in aanmerking te komen voor een aanvullend budget. Wethouder Spigt antwoordt dat hij het in deze concrete situatie niet weet. Aan het begin van het jaar wordt op basis van het werkplan in overleg met de DIA afgesproken welke activiteiten zouden moeten plaatsvinden. Dit is een bijzondere activiteit waaraan de gemeente best wil bijdragen, maar het is wel belangrijk dat ook andere fondsen dit steunen. Daarmee wordt meer draagvlak voor deze documentaire gecreëerd. De voorzitter merkt op dat de wethouder voorstelde om RADAR uit te nodigen. Ze vraagt of de commissie er behoefte aan heeft om dit voor te leggen aan de agendacommissie. De heer Karapinar merkt op dat hij RADAR graag zou willen uitnodigen. Notulen Adviescommissie d.d. 10 februari 2009
36
Wethouder Spigt antwoordt dat het geplande bezoek in december is afgezegd vanwege de drukke raadsagenda. RADAR heeft een aantal leuke programma’s; zij confronteren leerlingen op school met het feit dat het heel makkelijk is om te discrimineren, en hoe automatisch dat eigenlijk gaat. Er wordt veel onbewust gediscrimineerd. Het is leuk om te zien hoe daar mee wordt omgegaan. De voorzitter stelt voor dit mee te nemen naar de agendacommissie. De heer Van Verk merkt op dat er dan wel voldoende tijd en ruimte voor moet zijn. De voorzitter is dat met hem eens concludeert dat de commissie de raadsinformatiebrief als genoeg behandeld ziet en adviseert de brief als ter kennisname stuk te agenderen voor de raadsvergadering en sluit de vergadering.
Notulen Adviescommissie d.d. 10 februari 2009
37
VERSLAG VAN DE VERGADERING VAN DE ADVIESCOMMISSIE VAN 10 FEBRUARI 2009
Programmakamer Sociale infrastructuur
BESCHIKBAARSTELLEN VAN EEN KREDIET TEN BEHOEVE VAN ONDERSTEUNING VAN ONTREGELDE HUISHOUDENS/GEZINNEN (dossiernummer 119675) De commissie wordt gevraagd aan te geven of zij in kan stemmen met het gevraagde krediet. Voorzitter: dhr. A.G. van Zanten Secretaris: dhr. J.T. de Heus Verslag: mw. E. Verveer, af digitaal bestand Aanwezig: Dhr. H.J. Tazelaar, VSP Mw. C.M.L. Lambrechts, VVD Dhr. W. van der Spoel, PvdA Dhr. W. van Doornik, ChristenUnie/SGP Dhr. J.C.C. Bruggeman, CDA Mw. I.E. Stevens, GroenLinks Mw. D. Koppens-van Leeuwen, BETER VOOR DORDT De fracties ECO-Dordt, D66 en Karapinar zijn niet vertegenwoordigd Namens het college is aanwezig: wethouder A.T. Kamsteeg Namens de ambtelijke organisatie zijn aanwezig: mevrouw W.E.G.A. Seelen en de heer P.W.J. van Hattem De voorzitter heet iedereen welkom. Mevrouw Stevens vraagt hoe opvoedingsondersteuning, bedoeld voor lichte problematiek, zich verhoudt tot multiprobleemgezinnen? Ze vindt de term ‘ontregelde’ gezinnen overigens verschrikkelijk en niet passend bij deze doelgroep. De heer Bruggeman merkt op dat mensen last zullen krijgen van de bezuinigingen op de AWBZ (= algemene wet bijzondere ziektekosten). Hij vraagt om welke groepen dat gaat in Dordrecht? Kan het ook om eenpersoonshuishoudens gaan? Mevrouw Koppens vraagt in hoeverre deze middelen voor deze gezinnen zich verhouden tot de sociale programma’s van de Vogelaarwijken in Dordrecht? De fractie BETER VOOR DORDT is van mening dat dit geld zonder meer goed besteed zal zijn, maar misschien blijkt na de evaluatie dat het niet genoeg is. Ze is benieuwd naar de evaluatie en verzoekt de wethouder om aan de hand van enkele casussen, waaraan kop en staart zit, te laten zien wat de resultaten zijn. De heer van der Spoel citeert dat er is gekozen voor inzet van de middelen via het Leger des Heils om versnippering te voorkomen. Hij vraagt om een onderbouwing. Elders zijn er ook gezinscoaches. De doelgroep is nog niet precies in beeld, maar hij neemt aan dat dit in de tweede helft van 2009 wel in kaart zal zijn gebracht, zodat je ook als raad weet waar je eigenlijk over spreekt. De heer Tazelaar vraagt waar de hulp uit bestaat en of de betrokken gezinnen eventueel ook financieel worden ondersteund?Het komt van de AWBZ vandaan en dit betekent dat er opnieuw een bedrag wegvloeit. Hij vraagt of dit niet uit een andere pot gehaald kan worden? Mevrouw Lambrechts wil verduidelijking of het nu wel of geen compensatie betreft: de tekst lijkt op dat punt tegenstrijdig. Ze vraagt hoe hoog het oorspronkelijke bedrag was en of dit veel verschilt met wat er nu komt? Het gaat om een structureel bedrag, maar deze Notulen Adviescommissie d.d. 10 februari 2009
38
regeling zou alleen voor 2009 gelden. Ze vraagt om uitleg. Het Leger des Heils kwam voor haar een beetje uit de lucht vallen. Wethouder Kamsteeg antwoordt dat het woord opvoedingsondersteuning hier niet helemaal correct is. Daarbij gaat het inderdaad om lichtere gevallen en hier gaat het juist om de moeilijke gevallen. Daar zou veel beter de term gezinscoaching voor kunnen worden gebruikt. Het is een beetje ingewikkeld omdat alle maatregelen in één stuk zijn vermeld. De fractie ChristenUnie/SGP heeft per motie gevraagd om de gevolgen van de bezuiniging van € 800 miljoen in beeld te brengen en te houden (zie unaniem aangeno-men motie 23 bezuiniging AWBZ, begrotingsraadsvergadering 11/12 november 2008 – secr.). Dit betreft een landelijke bezuiniging op de algemene en de ondersteunende begeleiding. Het onderscheid daartussen komt te vervallen. Lichte problematiek komt niet meer in aanmerking voor uitkering. De vraag is waar je het dan over hebt? Het is heel moeilijk om daar een vinger achter te krijgen, want het gaat om verschillende groepen. De indicatie bepaalt of je nog voor een AWBZ-voorziening in aanmerking komt. Voor dit jaar is de Stichting MEE ingeschakeld. Voor de mensen bij wie de indicatie komt te vervallen, zal MEE bekijken hoe het verder moet. MEE zal beginnen met de inventarisatie van het sociaal netwerk om te zien of daar hulp aan gevraagd kan worden; ter vervanging van de ondersteunende begeleiding. Die activiteiten zitten niet in het Wmo-pakket, maar het is voorstelbaar dat er een groter beroep op mantelzorgers en vrijwilligers gedaan zal gaan worden. Denk aan het naar een sportvereniging brengen van een lichtgehandicapte jongere door een buurman of familielid. Veel mensen hebben gelukkig een netwerk dat hulp kan bieden, maar er zal goed moeten worden gekeken of dat niet leidt tot een sociaal isolement; zeker waar het gaat om ouderen. De gemeente voelt die verantwoordelijkheid wel. Je merkt in de wijken dat mensen verkommeren. Misschien moet het welzijnsbeleid zich meer gaan richten op de doelgroepen die het echt nodig hebben. Dat zou dus een verschuiving in het welzijnsbeleid kunnen betekenen, maar het zal pas in de loop van het jaar bekend zijn welke vraag er naar de gemeente komt. Denk bijvoorbeeld aan het intensiveren van de mantelzorgondersteuning of het vrijwilligerswerk krachtiger positioneren. De gemeente krijgt geen geld: het ministerie van VWS wil 2009 afwachten. Op termijn is er wel een potje geld voor de gemeenten, maar vooralsnog is er dus niets. Dordrecht doet mee aan de monitor om gegevens te verzamelen. Mevrouw Koppens vraagt hoe de signalering plaatsvindt en wie er voor zorgt dat de vragen bij de gemeente terecht komen? Wethouder Kamsteeg vermeldt dat MEE veel inzicht heeft in mensen die mogelijk buiten de boot gaan vallen. Daar zijn afspraken mee gemaakt. Het was voor het ministerie van VWS echter al moeilijk om in beeld te krijgen wat er tot nu toe feitelijk gebeurde. Ondersteunende begeleiding op psychosociale grondslag kent drie vormen: 1. ondersteunende begeleiding algemeen, die nu dus formeel is afgeschaft; 2. ondersteunende begeleiding op psychosociale grondslag met dagbesteding en 3. persoonlijke verzorging. Die regelingen zijn landelijk uit de AWBZ geschrapt. De gemeenten krijgen een soort compensatie voor drie doelgroepen (zie blz. 3), te weten een flink bedrag voor maatschappelijke opvang en vrouwenopvang, een heel klein bedrag voor persoonlijke verzorging en dagactiviteiten en een bedrag ad € 143.000 voor ontregelde gezinnen. In de afgelopen jaren hebben tien tot vijftien organisaties zich daar mee beziggehouden, met Opmaat op kop. Je kunt het bedrag verdelen over die organisaties, maar dat is eigenlijk niks. Er wordt aansluiting gezocht bij het jeugdbeleid en omdat Opmaat veruit het grootste aantal klanten heeft in deze doelgroep zal een groot deel van het bedrag in 2009 naar Opmaat gaan. Er kunnen van dat geld slechts in beperkte mate gezinnen worden bediend, maar gelukkig zijn er nog middelen vanuit de provincie. Na 2009 zal blijken om hoeveel mensen en om hoeveel geld het gaat. Mevrouw Lambrechts vraagt nogmaals naar het verschil in middelen dat de gemeente tot op heden kreeg en nu. Wethouder Kamsteeg zegt dat dit niet bekend is. De gemeenten kregen voorheen zelf niets. Er is een berekening gemaakt, maar je hebt het over een ondoordringbaar woud aan regelingen en potjes. Notulen Adviescommissie d.d. 10 februari 2009
39
Mevrouw Seelen vult het betoog van de wethouder aan. Gezinscoaching wordt uitgevoerd door de GGD, het Leger des Heils, Opmaat en Stichting MEE. Wethouder Kamsteeg verklaart dat het zeker mogelijk is om bij de evaluatie diverse casussen toe te lichten, teneinde zo aan te geven om wat voor soort ontregelde gezinnen het gaat. Zo worden gezinnen met kinderen niet uitgezet op basis van schulden en dergelijke. Daar moet een andere oplossing voor worden bedacht dan huisuitzetting, maar dat kost heel veel werk. Dat zou een casus kunnen zijn, maar zo zijn er meer voorbeelden te bedenken. De voorzitter concludeert dat de wethouder de tekst nog aanpast met betrekking tot de termen opvoedkundige ondersteuning en gezinscoach en dat de raadsinformatiebrief als kennisnamestuk naar de raad kan. Hij sluit de vergadering. ------------
Notulen Adviescommissie d.d. 10 februari 2009
40