Verslag panelbijeenkomst DNB ZBO-verantwoording 2009 op 15 april 2010 Verslag van de panelbijeenkomst over de door DNB opgestelde Toezichtverantwoording 2009. De vertegenwoordigers van de representatieve organisaties geven via dit overleg advies naar aanleiding van de verantwoording. De instemmingbevoegdheid ligt bij de ministers van Financiën en Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Aanwezig: Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) Vereniging Internationaal Management Services (VIMS) Raad van de Effectenbranche (REB) Dutch Fund and Asset Management Association (Dufas) Zorgverzekeraars Nederland (ZN) Verbond van Verzekeraars (Verbond) FOV Namens Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen, Unie van Beroepspensioenfondsen en Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen
De heer mr. drs. J.C. Barnard
Ministerie van Financiën
De heer drs. R.J.L. Linssen
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
De heer mr. Th.J.M. Roos (wnd. voorzitter)
De Nederlandsche Bank
De heer drs. R.P. Kleijwegt De heer mr. dr. F. de Vries De heer drs. J.R. Heuvelman De heer drs. P. van der Voort RA De heer ir. H.M. Kooy (secretaris) De heer drs. L.J. Schröder
1
1. Welkom door De heer Roos De heer Roos heet iedereen welkom bij de panelbijeenkomst en introduceert de deelnemers van DNB.
2. Vaststellen agenda De heer Roos herinnert dat tijdens de evaluatie van het functioneren van het adviserend panel is afgesproken dat beleidsinhoudelijke onderwerpen op de agenda kunnen worden geplaatst. Van de sectoren zijn geen voorstellen hiervoor ontvangen. DNB heeft agendapunt 5, Visie op Toezicht 2010-2014, opgenomen, waarbij zal worden ingegaan op de Visie op Toezicht 2010-2014 die DNB onlangs heeft gepubliceerd.
Vervolgens refereert de heer Roos aan de herbezinning bekostiging toezicht. Tijdens deze panelbijeenkomst wil DNB niet inhoudelijk ingaan op de bekostigingssystematiek, omdat daarvoor een apart traject loopt onder leiding van het Ministerie van Financiën. Hierover is overleg geweest met de sector. In de voorliggende verantwoording is uitgegaan van de bestaande systematiek. Inmiddels is er op 18 maart een brief door het Ministerie van Financiën aan de Tweede Kamer verstuurd waarin is aangegeven dat binnenkort begonnen wordt met de uitwerking van in het bekostigingssysteem aan te brengen veranderingen. De sectorvertegenwoordigers hebben een afschrift van deze brief gekregen. 3. Status actielijst en adviezen De REB vraagt om een nadere toelichting op de status van punt 33 van de actielijst. De heer Kooy geeft aan dat de gewenste informatie terug te vinden is in de verslaggeving van de AFM en dat DNB geen verslaggeving zal doen over activiteiten van andere toezichtouders. De REB merkt op dat dit actiepunt is opgesteld om inzicht te krijgen in de kosten die de AFM en DNB maken en in rekening brengen voor het verstrekken van vvgb’s. De REB geeft aan dat zij graag een nieuw actiepunt wil toevoegen: een vergelijk van de kosten van vvgb’s die DNB en de AFM in rekening brengen. De heer Roos geeft aan dat dit zal worden opgenomen in de actielijst.
De REB vraagt nadere toelichting op actiepunt 34. Mevrouw de Vries geeft een nadere toelichting. Beleggingsondernemingen en beheerders van beleggingsinstellingen nemen binnen het prudentiëel toezicht een bijzondere plaats in. In het geval van een incident bij een instelling, wordt het vermogen van de cliënt niet rechtstreeks geraakt aangezien sprake is van een in de Wft verankerde vermogensscheiding. Van systeemrisico is beperkt sprake. Wel relevant is het waarborgen van het vertrouwen in de stabiliteit van de financiële markt en van de continuïteit van de dienstverlening ter bescherming van de positie van
2
de kleine belegger. Geen prudentieel toezicht is dus geen optie. DNB is wel voornemens om in de invulling van het toezicht op beleggingsondernemingen meer proportionaliteit te betrachten. Daartoe zal voor een grote groep beleggingsondernemingen met een relatief laag risicoprofiel een beperktere invulling worden gegeven aan het Bazel II kader. DNB onderzoek momenteel de haalbaarheid om - binnen de Europees geldende afspraken - voor deze groep een vereenvoudigd rapportageformat te ontwikkelen. Pijler II (risico-self assessment) en Pijler III blijven van toepassing maar zullen door DNB risicogebaseerd worden toegepast.
De toezichtpraktijk van de afgelopen jaar heeft de beperkingen van het toezichtkader voor beheerders blootgelegd. Dit kader ontbeert een minimale rapportageplicht, solvabiliteitseisen (anders dan een minimum eigen vermogenseis) en inzicht in de groepsstructuur (zoals wel aanwezig bij het geconsolideerde toezicht op belegginggsondernemingen). DNB is van oordeel dat zij met dit beperkte toezichtkader geen adequaat toezicht kan houden en heeft dit bij het Ministerie van Financiën gesignaleerd. Voornemen is om samen met AFM te komen tot voorstellen richting het Ministerie van Financiën om het toezichtkader voor beheerders van beleggingsfondsen te versterken, aldus spreekster.
De REB merkt op dat de uitkomsten van het onderzoek, waaraan actiepunt 034 refereert (zie ook advies 042), nooit is gedeeld met de sector. Mevrouw de Vries geeft aan dat het onderzoek zeer recent is afgerond. Deze panelbijeenkomst leek daarom een geschikt moment om uitleg hierover te geven. Het is overigens prima dat hierover nog nader overleg plaatsvindt, aldus spreekster. REB stelt voor dat het Ministerie van Financiën ook deelneemt aan dit overleg. Het Ministerie van Financiën stemt hiermee in. De heer Roos concludeert dat aan het actiepunt wordt toegevoegd dat ook Financiën wordt uitgenodigd. De REB vraagt of de voorgestelde nieuwe aanpak van het toezicht op beleggingsondernemingen en – instellingen invloed heeft op de ZBO-begroting van DNB. Mevrouw de Vries geeft aan dat dit geen consequenties heeft. De capaciteit van het toezicht wordt risicogebaseerd ingezet, waardoor er capaciteit van het toezicht op instellingen met een laag risico verschuift naar het toezicht op instellingen met een hoger risico. In de huidige situatie gebeurt dat ook al.
ZN merkt bij actiepunt 37 op dat er een bestuurlijk overleg plaatsvindt op 26 april aanstaande.
De heer Roos stelt vast dat er een nieuw actiepunt aan de actiepuntenlijst wordt toegevoegd en dat actiepunt 034 wordt aangevuld. Vervolgens stelt de heer Roos voor om door te gaan naar de adviezenlijst.
3
Het VIMS vraagt naar de stand van zaken voor het advies 033. Het Ministerie van Financiën geeft aan dat zij een concept rapport heeft verstuurd aan DNB en dat zij op haar reactie wacht. Het ministerie zal de uitkomsten van de evaluatie met de sector delen tijdens de bijeenkomst die heden middag met de trustkantoren plaatsvindt, onafhankelijk van de reactie van DNB.
Naar aanleiding van advies 046 vragen de pensioenkoepels hoe er wordt tegemoetgekomen aan het verzoek. De heer Roos meldt dat de bekostigingssystematiek op dit punt ongewijzigd blijft. Mevrouw de Vries geeft aan dat met het risicogebaseerde toezicht van DNB al in zekere zin recht wordt gedaan aan het uitgangspunt dat goed georganiseerde pensioenfondsen minder worden belast met toezicht. Mevrouw de Vries stelt voor dat zij, indien gewenst, tijdens een bijeenkomst met de koepels uitleg geeft hoe DNB invulling geeft aan dit uitgangspunt. Mevrouw de Vries zegt toe dit onderwerp graag te agenderen voor het volgende overleg met de koepels.
De REB verwijst naar bladzijde 7 van het gespreksverslag van de panelbijeenkomst in april 2009. De sector merkt op dat de uitkomsten van de externe evaluatie van het risicogebaseerde toezicht op verzekeraars met alle sectoren zou worden gedeeld. De heer Kooy antwoordt dat de resultaten zijn gepubliceerd op de website van DNB. Voorts merkt de REB op dat er een beleidsoverleg bestaat tussen DNB en de NVB. De REB zou graag eenzelfde overleg met DNB hebben. De heer Roos reageert dat DNB dit in overweging zal nemen.
De heer Roos geeft aan dat hierbij de adviezenlijst is besproken en stelt vast dat er één nieuw actiepunt aan de actiepuntenlijst wordt toegevoegd.
4. Toezichtverantwoording DNB 2009 De heer Roos introduceert dit agendapunt. De ZBO-verantwoording DNB 2009 is op 19 februari jl. goedgekeurd door de Raad van Commissarissen en vervolgens ter instemming verstuurd naar de ministers van Financiën en Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Beide ministeries hebben inmiddels ingestemd met de verantwoording. Op 25 maart jl. heeft de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AvA) plaatsgevonden en is de Jaarrekening van DNB goedgekeurd. De ZBO-verantwoording DNB 2009 is op 25 maart j.l. naar de panelleden verzonden. Deze bijeenkomst richt zich primair op de bespreking van de ZBO-verantwoording. De verantwoording geeft per doelgroep inzicht in de realisatie van de toezichtdoelstellingen van DNB, de daarvoor verrichte inspanningen en de bijbehorende kosten. De totale
4
toezichtkosten zijn EUR 9,1 miljoen hoger dan begroot, vooral vanwege hogere pensioenlasten ad EUR 7,4 miljoen. In de navolgende presentatie zal hierop worden ingegaan.
De heer Van der Voort geeft een toelichting op de ZBO-verantwoording 2009, waarin wordt ingegaan op de resultaten, kosten en financiering van het toezicht in 2009 (zie verstrekte presentatie).
De heer Kleijwegt vult de toelichting van de heer Van der Voort aan. 2009 is voor het toezicht een uitzonderlijk zwaar jaar geweest. DNB heeft in 2009 veel tijd moeten besteden aan het afleggen van verantwoording over haar handelen als toezichthouder (w.o. comissie De Wit, het onderzoek van de Algemene Rekenkamer en de comissie Scheltema). Dit zal in 2010 onverminderd doorgaan. Daarnaast is 2009, vooral het eerste kwartaal, een uitzonderlijk en bijzonder zwaar jaar geweest voor het uitvoerende toezicht. Nog steeds heeft DNB niet het gevoel dat de bankensector gestabiliseerd is. In 2009 is er EUR 200 miljard aan liquiditeitssteun ter beschikking gesteld door de overheid. Daarnaast is het risico van zogenaamde alt-a portefeuilles door de staat overgenomen. Ook heeft DNB een uitgebreid onderzoek uitgevoerd naar het beloningsbeleid bij instellingen, een activiteit die niet gepland was. Naast het afleggen van verantwoordelijkheid en het zeer intensieve lopende toezicht is er in 2009 ook vooruitgekeken. Er zijn veel internationale initiatieven gestart op het gebied van internationaal toezicht op verschillende sectoren. Daarnaast worden de kapitaal- en liquiditeitsraamwerken tegen het licht gehouden. Dit heeft zeer waarschijnlijk een zeer grote impact op de bankensector. Om hier meer zicht op te krijgen, worden kwantitatieve impactstudies gedaan.
De REB vraagt aan wie de kosten worden toegerekend van de inzet van DNB voor externe onderzoeken. Daarnaast vraagt de REB hoe het kan dat er in 2009 met minder personele inzet is gewerkt dan begroot, zoals blijkt uit de overzichten in de ZBO-verantwoording over 2009. De heer Kooy antwoordt dat een deel van de toezichtcapaciteit is ingezet voor werkzaamheden ten behoeve van de financiële stabiliteit functie van DNB. Dit hangt onder meer samen met de genoemde externe onderzoeken. Voor zover deze een algemeen financiële stabiliteitskarakter hebben, zijn de hiermee samenhangende kosten en personele inzet ten laste gekomen van financiële stabiliteitstaak van DNB.
Het Verbond vraagt of de uitvraag van kwartaalrapportages bij verzekeraars doorgezet wordt tot de invoering van Solvency2. De heer Heuvelman antwoordt dat dit inderdaad het geval is. Het Verbond merkt op dat het testen van Solvency II proportioneel c.q. Solvency II basic nog niet is afgerond, in tegenstelling tot wat in de presentatie wordt gesuggereerd. Het FOV sluit zich hierbij aan.
5
De pensioenkoepels merken op dat het onjuist is om de uitbesteding van pensioenadministraties te kenmerken als een wijziging in de marktstructuur. Deze uitbesteding is al een geruime tijd aan de gang. Mevrouw de Vries geeft aan dat er, los van de woordkeuze, een groter risico wordt gesignaleerd dat gepaard gaat met de uitbesteding door pensioenfondsen en dat deze risico’s niet altijd goed worden beheerst.
De REB vraagt waarom er voor EUR 2,5 miljoen aan mensen is ingehuurd voor het toezicht op pensioenfondsen. De heer Heuvelman antwoordt dat voor het beoordelen van de 340 herstelplannen extra capaciteit noodzakelijk was, waaronder aanvullende actuariële expertise. Om de beoordeling van de herstelplannen in een korte termijn te kunnen voltooien zijn de reguliere toezichtactiviteiten nagenoeg volledig stilgelegd. Daarnaast zijn er ongeveer 15 tot 20 mensen ingehuurd.
De heer Roos vraagt aan de panelleden of er nog vragen en opmerkingen zijn over de ZBOverantwoording van 2009.
Het Verbond spreekt haar waardering uit voor de inzet en het kwaliteit van het werk van DNB in 2009, dat een zeer moeilijk jaar is geweest. Vervolgens merkt spreker op dat er twee onjuistheden staan in de ZBOverantwoording 2009 op pagina 22 en 23. Op de laatste regel van pagina 22 staat dat het aantal consumenten dat positief oordeelde over verzekeraars is gedaald tot 34%. Dit percentage is niet correct, het juiste percentage is 50%. In de tweede alinea van pagina 23 staat dat de recessie een domper zet op de resultaten van de schadeverzekeraars. Dit is niet een geheel correcte weergave van de situatie. Deze verzekeraars zijn relatief ongevoelig voor conjunctuurschommelingen en zijn daardoor minder hard geraakt door de crisis dan hier wordt voorgesteld.
ZN wijst op de op-één-na-laatste regel van de tweede alinea op pagina 24 van de ZBO-verantwoording 2009. Hier refereert de tekst aan het “risicovereveningsysteem”. Dit moet zijn “het ex-post risicovereveningsysteem”. Zodra het ex-ante model is verbeterd, zal het ex-post mechanisme grotendeels wegvallen.
VIMS wijst op de alinea “4.4.2. Aansprakelijkstellingen” op pagina 45 en vraagt of de kosten van eventuele claims terechtkomen bij de sectoren. VIMS is van mening dat de kosten eerder bij de overheid moeten neerslaan. De heer Kooy verwijst naar een discussie die eerder is gevoerd in het paneloverleg. Daar is in overleg met de sector besloten dat er voor het resterende risico geen
6
aansprakelijkheidsverzekering wordt afgesloten, aangezien dit relatief hoge kosten met zich meebrengt. Het VIMS heeft sterk de voorkeur dat de aansprakelijkheid van DNB wordt ingeperkt.
De pensioenkoepels verwijzen naar pagina 7 en vragen wat het versterken van het beloningsbeleid betekent voor de pensioenfondsen. De functie van pensioenbestuurder is onbezoldigd, de sector stoort zich dan ook erg aan de suggestie dat het beloningsbeleid binnen de pensioensector niet op orde is. Zij geeft aan dat hier sprake is van verkeerde beeldvorming. Het Verbond geeft aan dat de minister praat over het naar voren halen van maatregelen, waarbij het lijkt alsof hij over de gehele financiële sector praat terwijl het hier met name om de bancaire sector gaat. Mevrouw de Vries geeft aan dat DNB geen grootschalig onderzoek zal doen naar het beloningsbeleid in de pensioensector. De heer Heuvelman merkt daarbij op dat het beloningsbeleid van de pensioenuitvoeringsorganisaties mogelijk wel zal worden onderzocht, aangezien de praktijk hier duidelijk verschilt van die van de pensioenfondsen zelf. De REB vraagt zich af of voor DNB nog wel een rol is weggelegd bij het vaststellen van een beloningsbeleid. De REB wijst erop dat er momenteel een stuk over beloningsbeleid in de Tweede Kamer wordt behandeld, waaruit een beleidsregel volgt. De heer Kleijwegt geeft aan dat DNB in ieder geval guidance zal geven middels good practices. Een deel zal bestendigd worden via AMVB’s. DNB zal er voor waken om dingen dubbel te doen. De NVB geeft aan dat DNB en het ministerie moeten waken voor het stapelen van regels. Regels verhelderen lijkt echter zeer de moeite waard, waarbij consistentie tussen de regels een belangrijk aandachtspunt is. De heer Roos geeft aan dat dit advies door DNB ter harte wordt genomen. Het Verbond stelt voor om in de adviezenlijst op te nemen dat de sectoren DNB en het Ministerie adviseren verheldering en consistentie van de regels te waarborgen en stapeling voor zover mogelijk te voorkomen.
De pensioenkoepels tekenen bezwaar aan tegen het woord “te” in de regel op pagina 28 voor het woord “optimistische”. Mevrouw de Vries geeft aan dat DNB de pensioenfondsen zeer bewust heeft gewezen op te optimistische veronderstellingen.
De pensioenkoepels merken op dat de tekst in paragraag 3.3.3 op bladzijde 29 over herverzekerde pensioenfondsen erg summier is. In deze tekst wordt niet ingegaan op de rangorde bij faillissementen. Spreekster merkt verder op dat: -
de tekst van paragraaf 3.3.5 onduidelijk is;
-
de pensioenkoepels de conclusie die wordt getrokken in paragraaf 3.3.6 niet begrijpen; hier worden schaalvoordelen en het uitbesteden van taken door elkaar gehaald;
7
-
niet duidelijk is wat de afloop van de overgangsregeling, zoals vermeldt in paragraaf 3.3.7, te maken heeft met de herstelplannen.
Mevrouw de Vries licht een en ander toe en zegt toe dat DNB, indien gewenst, een en ander nog nader kan toelichten.
Naar aanleiding van paragraaf 3.7.4. (pagina 41), vraagt de REB verduidelijking over de bezwaarzaken van voormalige klanten van een failliete beleggingsonderneming, de aanspraak die deze partijen willen maken op de Beleggerscompensatieregeling (BCR) en hoe het bestuur van de Stichting BCR omgaat met claims die er nog liggen in relatie tot de aanstaande verrekening met de sector. De sector zal binnenkort haar jaar afsluiten en wil graag duidelijkheid. Mevrouw de Vries antwoordt dat het bestuur van de Stichting BCR vragen heeft gesteld aan DNB over de afwikkeling van de BCR voor de onderneming. DNB beantwoordt deze vragen op korte termijn. Verder kijkt DNB zeer kritisch naar de aanvragen, aldus spreekster. De REB vraagt of zij op de hoogte gehouden kan worden van de reactie van het bestuur van het beleggerscompensatiestelsel. De heer Heuvelman zegt dit toe en vult aan dat er één rekening zal volgen in 2010.
FOV wijst op de eerste alinea van pagina 26 waar een onderscheid wordt gemaakt tussen grote en kleine verzekeraars. FOV vraagt in deze welke criteria gebruikt zijn voor de duiding van groot en klein. De heer Roos antwoordt dat DNB dit niet zal specificeren omdat dan mogelijk de uitspraken van DNB te herleiden zijn naar individuele instellingen. Daarbij merkt de heer Roos op dat de FOV vanuit haar kennis van de markt waarschijnlijk wel een inschatting kan maken welke partijen als groot en welke als klein worden gezien.
De heer Roos concludeert dat het advies van het Verbond wordt opgenomen op de lijst met adviezen.
5. Overige onderwerpen: Visie op Toezicht 2010-2014 De heer Heuvelman geeft een toelichting op de onlangs gepubliceerde Visie op Toezicht 2010-2014 (zie verstrekte presentatie).
De REB vraagt of DNB tevreden is over de huidige samenwerking met de AFM. De heer Heuvelman antwoordt dat de samenwerking tussen DNB en AFM goed verloopt. Medewerkers kunnen elkaar goed vinden, er zijn duidelijke afspraken gemaakt en DNB en de AFM krijgen weinig concrete klachten over
8
overlappende werkzaamheden. Spreker roept nogmaals op om concrete klachten zo snel mogelijk te melden over dubbel toezicht. De REB stelt in dit verband dat het ICAAP goed te combineren is met het bijdragemodel van de AFM. Mevrouw de Vries geeft aan dit te noteren en het mee te zullen nemen ter overweging.
De NVB merkt op dat concrete casussen soms moeilijk zijn te vinden, maar dat het verschil in werkwijze en publiciteit bijdraagt aan de beeldvorming over de samenwerking tussen beide toezichthouders. Daarbij merkt spreker op dat DNB een goede invulling geeft aan haar uitingen.
VIMS merkt op dat er in de samenvatting van de Visie op Toezicht 2010-2014 niets gezegd wordt over de samenwerking met de AFM. Het Ministerie van Financiën geeft aan dat de Visie op Toezicht 2010-2014 niet elk onderdeel van toezicht beslaat. Het document richt zich voornamelijk op de taken van DNB. Er hoeft niet per-se iets geschreven te worden over de samenwerking tussen de AFM en DNB in dit stuk. In de Wft-evaluatie wordt ook ingegaan op de samenwerking van DNB en de AFM. Het voorlopige beeld is dat dit heel behoorlijk gaat. Belangrijk is dat in er de dagelijkse toezichtpraktijk geen overlap en lacunes zijn. De heer Kleijwegt bevestigt dat de samenwerking tussen DNB en de AFM zeer goed verloopt, ook op het hoogste niveau. Daarbij treedt de AFM prominenter naar voren in de publiciteit en heeft een andere stijl.
De REB biedt aan om de kennis van haar leden over financiële markten en complexe financiële producten te delen met DNB. De heer Heuvelman uit zijn dank voor het aanbod, maar merkt tegelijkertijd op dat het voor DNB belangrijk is om een onafhankelijk oordeel te kunnen vormen. DNB kijkt daarbij vooral naar de implicaties van deze producten op de balans van de instellingen en het samenspel met de verplichtingen en risicomanagement van de instellingen.
Het verbond vraagt of het roulatiebeleid dat onderdeel uitmaakt van de Visie op Toezicht 2010-2014 ook voor ogen heeft om DNB medewerkers te rouleren tussen sectoren. De heer Heuvelman bevestigt dat er zowel binnen als tussen sectoren gerouleerd wordt met medewerkers. De NVB constateert dat de timing van het rouleren van werknemers een belangrijk aandachtspunt is, omwille van de borging van kennis en het behouden van bestaande relaties. Het Verbond vult aan dat het niet alleen gaat om kennis, maar ook om het behouden van de ontwikkelde ervaring met de instelling en de kwaliteit van dialoog tussen de instelling en DNB. Een hoge omloop van mensen kan een concreet risico met zich meebrengen. De heer Heuvelman geeft aan dat het rouleren van medewerkers met grote zorgvuldigheid geschiedt, waarbij bovenstaande zaken in acht worden genomen. De heer Kleijwegt
9
herkent de zorgen vanuit de NVB en geeft aan dat het roulatiebeleid binnen het bankentoezicht hiermee ook rekening zal houden. De REB sluit zich aan bij de stelling van NVB betreffende het roulatiebeleid en waarschuwt DNB niet het kind met het badwater weg te gooien. Het is belangrijk om de kennis over beleggingsondernemingen goed te borgen.
Dufas vraagt of het document Visie op Toezicht 2010-2014 geconsulteerd is en zo niet, om welke reden. De heer Heuvelman geeft aan dat het hier gaat om de visie van DNB. Dit document is daarom niet geconsulteerd. Er is daarentegen wel veel dialoog geweest.
VIMS wijst op de eerste alinea op pagina 16 waarin staat dat er momenteel nagedacht wordt over het al dan niet houden van toezicht op trustkantoren. VIMS is hierdoor verrast en heeft dit voornemen van DNB moeten vernemen vanuit de pers. VIMS vraag DNB om goed te communiceren over keuzes die zij in de toekomst maakt.
Het Verbond constateert twee speerpunten waarvan zij de hoofdrichting onderschrijft, namelijk het instellingsoverschrijdend toezicht en het voornemen om meer forward looking toezicht toe te passen door kritisch te kijken naar bedrijfsmodellen. Daarbij merkt zij op dat het mogelijk interessant is om op basis van de lessen vanuit de lopende externe onderzoeken nogmaals te kijken naar de Visie op Toezicht. Voorts merkt het Verbond op dat DNB haar nieuwe ambitie mogelijk vanuit haar bestaande organisatie kan verwezenlijken door deze slimmer te laten werken. Tenslotte geeft het Verbond aan dat zij het erg belangrijk acht dat over de samenwerking met de AFM en de publieke uitingen goed nagedacht wordt. De heer Heuvelman geeft aan dat DNB de laatste twee punten ter harte zal nemen. De heer Heuvelman geeft aan dat hij het eerste punt van het Verbond begrijpt. Hij geeft aan dat DNB enigszins heeft getwijfeld over het moment van publiceren van de Visie op Toezicht 2010-2014, zo snel mogelijk na de piek van de crisis danwel nadat alle uitkomsten van de onderzoeken zijn verschenen. Uiteindelijk achtte DNB het belangrijker om met enige snelheid haar nieuwe visie te publiceren, waarbij in de uitwerking nieuwe inzichten vanuit onderzoeken natuurlijk worden meegenomen.
Het Verbond vraagt of zij in het najaar al een voorstel kan verwachten van de implicaties. De heer Roos antwoordt dat DNB de implicaties van de Visie op Toezicht 2010-2014 mee zal nemen in het opstellen van haar begroting voor 2011.
10
6. Rondvraag De REB vraagt of zij een verslag kan krijgen van het bilaterale overleg tussen de NVB en DNB over pensioenlasten. De NVB meldt dat dit een technische toelichting betrof. De REB geeft aan dat ook meer toelichting is gewenst over de toerekening van de overhead, waaronder de wisselwerking met de centrale bank taak van DNB. De heer Roos zegt toe dat DNB de REB zal uitnodigen voor een nadere toelichting. Voorts merkt de REB op dat bij het verslag van de panelbijeenkomst in het najaar van 2009 niet de toevoegingen van de REB zijn gevoegd. De heer Kooy meldt dat de toevoegingen wel zijn verstuurd naar de Raad van Commissarissen van DNB en het Ministerie van Financiën, maar dat deze per abuis ontbreken in het voorliggende dossier.
De heer Roos rondt de bijeenkomst af en meldt dat:
de presentaties aan de deelnemers zal worden verstuurd;
binnen twee weken het conceptverslag wordt verstuurd aan de deelnemers. Commentaar op het conceptverslag moet binnen twee weken na datum van verzending van het verslag door DNB zijn ontvangen.
Bijlagen: 1. Actielijst adviserend panel (gezamenlijke lijst voor alle panelbijeenkomsten): naar aanleiding van overleg op 15 april 2010 is actiepunt 038 – 040 toegevoegd. 2. Lijst met voortgang adviezen (gezamenlijke lijst voor alle panelbijeenkomsten): naar aanleiding van overleg op 15 april 2010 is advies 047 toegevoegd.
11