•
memo
Betreft:
Verslag NBW-themabijeenkomst “Verleden, heden en toekomst”
Datum overleg: 14 november 2013 Locatie
De Observant, Amersfoort
Aanwezig
Verschillende leden van de themagroep NBW, adviseurs van NBWproducten, Stowa en Unie van Waterschappen
Welkom door Michelle Talsma (Stowa) Michelle heet iedereen welkom namens de Unie van Waterschappen en Stowa. Zij geeft het woord aan André Oldenkamp, de dagvoorzitter. André neemt het programma door en merkt op dat, gezien het aantal presentaties, de borrel aan het eind van de dag echt verdiend moet worden. Programma 09:30 Welkom en toelichting programma – André Oldenkamp 09:45 Verleden: de context waarbinnen normen tot stand kwamen – Matthijs Kok 10:30 Discussie met de zaal over verleden 11:15 Koffiepauze 11:30 Heden: gerealiseerde instrumenten voor toetsing aan normen - Durk Klopstra 12:00 Heden: ervaringen met de Wateropgave in hoog Nederland – Tom Grobbe 12:30 Lunch 13:15 Heden: ervaringen met de Wateropgave in laag Nederland – Dolf Kern 13:45 Discussie met de zaal over heden 14:15 Toekomst: Schaderegelingen – Robert van Kleef 14:45 Koffiepauze 15:00 Toekomst: Verzekeringen – Matthijs Kok 15:30 Discussie met de zaal over toekomst 15:45 Gesprek met de zaal over vragen en wensen rondom de Wateropgave: hoe verder – André Oldenkamp 16:15 Afsluiting en borrel
•
memo
Verleden: de context waarbinnen normen tot stand kwamen – Matthijs Kok (HKV Lijn in water) Matthijs blikt met ons terug op het ontstaan van de normen die we nu hanteren. Daarbij hebben we het over de normen die zijn opgenomen in de Provinciale verordeningen en die in grote lijnen overeen komen met de werknormen uit NBW 2003 en NBW-actueel 2008. In 1998 is de discussie over normen gestart vanwege de extreme neerslag in dat jaar. Voor die tijd waren er richtlijnen. Ook was er net een wet aangenomen voor schade waardoor Minister Zalm flink moest uitkeren. De schade liep op tot bijna 1 miljard gulden. Dit resulteerde in de vraag of de Waterschappen (WS) het watersysteem wel op orde hadden. De functie van de normen was expliciete communicatie over de inzet van de WS. Matthijs laat een filmpje zien van het neerslagverloop van 12-15 september 1998. Vooral in Zeeland en Delfland bleef het maar regenen. Cumulatief viel op sommige plekken in 4 dagen meer dan 150 mm. Een maand later kregen Drenthe, Overijssel, Flevoland en een deel van Noord-Holland het flink voor de kiezen. Hierbij viel plaatselijk binnen een etmaal meer dan 75 mm. De eerder genoemde schade was vooral groot vanwege de aardappeloogst die verloren ging. Van de schade nam Rijksoverheid 75%, bedrijfsleven 20% en verzekeringsmaatschappijen 5% voor hun rekening. Vervolgens neemt Matthijs het tijdspad van doorlopen stappen met ons door: § Eind 1998 wordt vastgesteld dat onduidelijk is aan welke eisen het waterbeheer moet voldoen. Stellen we dat vast met een regionale kosten-baten analyse (KBA) of met landelijke normen? § In augustus 2000 geeft de Commissie Waterbeheer 21ste eeuw (WB21) het advies tot het invoeren van een normenstelsel volgens landelijke systematiek. § December 2000 komt de regering met het volgende standpunt: “Voor het regionale systeem is niet vastgelegd welke mate van bescherming de regionale overheden aan de burger moeten bieden. Verkend zal worden op welke wijze
•
memo
en met welke status normering van wateroverlast ingevoerd kan worden. Deze verkenning vindt plaats onder regie van de Unie van Waterschappen en in samenwerking met rijk, IPO, en VNG. Het kabinet wil hier uiterlijk in 2002 een besluit over nemen”. § In februari 2001 worden een drietal afspraken gemaakt met de Unie, WS en andere betrokken overheden. De wateropgave en watertoets komen hierbij ter sprake. § De kerngroep Normering brengt in oktober 2001 een advies uit waarbij de kern is: “Landelijke normen per type grondgebruik, met mogelijkheid om regionaal af te wijken (werknormen)”. § De werknormen worden in juli 2003 opgenomen in NBW 2003. § In juni 2008 worden zij gebiedsgericht gemaakt in NBW-actueel 2008 § Tenslotte worden de normen vastgelegd in de Waterwet en Provinciale verordeningen in december 2009. Ook al heb je normen, soms gebeuren er dingen die je niet kunt voorzien: de extreme neerslag op 26 augustus 2010. De schade is, vooral in de Achterhoek, enorm. Wederom rijst de vraag: Wie gaat dat betalen? Bij de evaluatie van het watersysteem blijkt dat het maaibeheer heeft bijgedragen aan de wateroverlast door fors hogere waterstanden bij zware regenval. Het maaibeheer is niet ‘getoetst’ aan de normen voor regionale wateroverlast. Ook blijkt ook het moment waarop hevige neerslag plaatsvindt deels te bepalen of er schade optreedt. Zo kan de grond wel of niet verzadigd zijn, of kunnen aardappels al gerooid zijn of nog niet. Matthijs stuurt ons de toekomst in met de vraag: Op basis van welke neerslagstatistiek moeten we ons met normen bezighouden: Stationswaarnemingen, gebeurtenissen (omvang en duur) of een optredende gebeurtenis ‘ergens in Nederland’?
•
memo
Uit het publiek komt de vraag waarom het tijdselement niet is meegenomen in de discussie. Gras kan bijvoorbeeld dagenlang onder water staan. Ook komt de vraag ter sprake of er bij het vaststellen van de normen gekeken is naar gebieden waar eigenlijk helemaal geen probleem wordt ervaren. Dit is niet het geval, volgens Matthijs. Na verloop van tijd poneert iemand de stelling dat de normering nodeloze discussie op gang heeft gebracht in plaats van helderheid te creëren. Matthijs is het hier niet mee eens. Normering heeft geleid tot beter begrip van het watersysteem. Men moet naar knelpunten in het systeem kijken en bewust keuzes maken. Op de opmerking dat het hele proces doorlopen is om geen geld te hoeven uitkeren bij schade, zegt Matthijs dat er investeringen zijn gedaan waardoor de (kans op) schade minder is. Vervolgens wordt de vraag gesteld hoe anderen met Provincie en Gemeenten omgaan als zij beslissen te bouwen op plekken waar kans op overstroming is. Het systeem was op die pek op orde, maar nu ligt er een opgave. Uit reacties hierop blijkt dat in sommige gebieden in koopcontracten al melding wordt gemaakt van overstromingskansen. Ook investeren sommige WS in communicatie en samenwerking met genoemde overheidspartijen. Heden: gerealiseerde instrumenten voor toetsing aan normen – Durk Klopstra (Stowa) In 2005 is voor het eerst de wateropgave bepaald. Hieruit werd onder meer geconcludeerd dat de WS-grenzen terug te zien zijn in de toetsing. Met het oog op uniformering heeft de NBW-themagroep instrumenten beschikbaar gesteld en ingezet op kennisdeling. Voor de diverse onderzoeken zijn begeleidingscommissies in het leven geroepen en er zijn NBW-themabijeenkomsten georganiseerd. Resultaten zijn: § Inzicht in verschillen in Provinciale verordeningen § Standaard werkwijze § Neerslag- en verdampingsreeksen en –statistiek (www.meteobase.nl) § BOWA: GIS-applicatie om wateropgave en onzekerheden te kwantificeren § Waterschadeschatter (WSS) voor KBA (www.waterschadeschatter.nl)
•
memo
Momenteel wordt ingezet op integratie van BOWA met WSS en een NBW-portaal met daarop alle producten. Durk geeft ook aan waarvoor (nog) geen uniforme werkwijze beschikbaar is. Denk daarbij aan modellering en statistische werkwijze. Stowa en UvW willen hier best energie in steken als er vraag is vanuit de WS. Uit de zaal komt de vraag of de WSS gebruikt wordt. Durk geeft aan dat dit een aantal keer per week is, door een relatief kleine club. Het gebruik wordt geïntensiveerd door een gebruikersgroep eromheen te zetten. Het instrument werkt niet in zandgebieden. De WSS berekent alleen schade door inundatie. Schade door hoge grondwaterstanden zit er niet in. De WSS kan, naar wens, doorontwikkeld worden. Momenteel speelt ook de update van de HELP-tabellen. Mogelijk kan die uitkomst bieden bij het bepalen van schade door grondwater. Heden: ervaringen met de Wateropgave in hoog Nederland – Tom Grobbe (WS Velt en Vecht) Binnen Rijn-Oost waren de grenzen van de verschillende WS ook zichtbaar in de toetsing. In de uitkomst van de toetsing zaten grote verschillen, terwijl Provincies Drenthe en Overijssel een vergelijkbaar kader hebben. De fusie van WS Regge en Dinkel en WS Velt en Vecht was de katalysator voor de andere 3 WS om deel te nemen. Tom noemt 6 punten waarop de 5 partijen konden uniformeren: § Begrippen en definities (wateropgave, maatregelenpakket, klimaatopgave) § Normeringskaart § Feitelijke toetsing (rekenkundige toetsing en beheerdersoordeel) § Knelpuntenkaart § Strategie aanpak knelpunten § Feitelijke aanpak knelpunten Voor deze toetsingsronde richt de werkgroep zich vooral op eenzelfde look en feel
•
memo
van de 2 kaarten en op één lijn zitten qua begrippen en definities. Voor de feitelijke beoordeling hebben de WS verschillende vertrekpunten wat model betreft. Er was geen behoefte om dat te synchroniseren. De werkgroep was ten tijde van deze presentatie 10 weken op weg en loopt tegen de volgende uitdagingen op: § Rijn-oost heeft te maken met 3 verschillende provincies, waarbij Drenthe en Overijssel constructief en pro-actief meewerken, maar Gelderland helaas niet. Zij verwijst naar het Stowa-rapport. Mogelijk leidt dit tot een knelpunt als het plan (zonder medewerking van Provincie Gelderland) straks af is. Bovendien liggen er in Drenthe en Gelderland WS die niet in Rijn-Oost deelnemen. § Grootste uitdaging is mogelijk nog wel dat uniformeren verandering inhoudt. Wil men nog uniformeren als men terug moet komen op reeds in gang gezette ontwikkelingen (geformuleerde doelen, bergingsopgaven, knelpunten, projecten)? Tot 2 keer toe heeft de werkgroep bot gevangen bij het DB toen zij consequenties van uniformering bij hen teruglegden. § Planningstechnisch is e.e.a. moeilijk hard te maken vanwege de fusie van Regge en Dinkel en Velt en Vecht en verkiezingen. Uit vergelijking van vorige toetsing blijkt: § Water- en klimaatopgave zijn nu met elkaar verweven en moeten uit elkaar. § Valt tegen om één taal te spreken: m3 of hectaren . § Sommige knelpunten zijn deels weggeschreven. De Dinkel inundeert bijvoorbeeld regelmatig. Dit is een geaccepteerd gegeven. Maar als je naar heel Rijn-Oost kijkt, geldt dat misschien ook voor andere vergelijkbare beken/gebieden. § Sterk verschillende schaalniveaus (normen landgebruik, maaiveldcriterium). § Achter sommige keuzes zit heel veel historie. De komende tijd blijft de werkgroep contact houden met de portefeuillehouders en de provincie, worden de definities en het uniformeringsvoorstel verder uitgewerkt en consequenties in beeld gebracht.
•
memo
Vanuit de zaal wordt de verbazing geuit dat sectorhoofden aangeven over definities na te denken terwijl het ‘5 voor 12’ is. Er zouden doelmatige maatregelen moeten worden vastgesteld. Een ander vindt de door Rijn-Oost ingezette lijn juist een betere strategie. Tom voegt toe dat sommige maatregelen vooralsnog niet hardop genoemd worden vanwege gevoeligheid. Dit is een bestuurlijk charme-offensief. Vanuit de zaal wordt toegegeven dat het heel lastig ligt om op bestuurlijke beslissingen terug te komen. Toch wordt ook de vraag gesteld hoe de Rijn-Oost-WS straks praktisch aan de slag gaan. Tom geeft aan dat er globale GIS-exercities worden uitgevoerd, maar dat ook daarin niet alle WS even ver zijn. Heden: ervaringen met de Wateropgave in laag Nederland – Dolf Kern (HHRS van Rijnland) Het resultaat van de toetsingsronde in 2005 was een enorme opgave voor WestNederland. Dit zorgde voor een band tussen deze WS: samen zouden ze de lijn van de UvW bijsturen, want de doelen voor 2015 waren onbereikbaar. Een flinke wind in de rug was de uitkomst van het Bestuursakkoord Water in 2011: het moest goedkoper en doelmatiger. In de evaluatie van NBW 2011 was ook een verschuiving zichtbaar, namelijk van norm- naar doelgericht. Klap op de vuurpijl was de komst van een nieuw GS in Zuid-Holland, dat aangaf het proces belangrijker te vinden dan het resultaat. Dit was in het begin wennen, maar samenwerking met de Provincie is waardevol gebleken, omdat zij de wetgeving bepalen. Dus, hoe word je doelmatiger? Dolf geeft aan dit op 3 punten in te steken: § Faseren § Slimmer te werk gaan § Norm aanpassen M.b.t het faseren laat Dolf een kaart zien met de gebieden die in 2015 niet op orde
•
memo
zijn. Hiermee creëert hij transparantie. De normoverschreiding was moeilijk uit te leggen en dit heeft ook geleid tot een soort gevecht met Provincie over de kaderstelling en uitvoering. Wat ligt bij Provincie en wat bij WS? Uiteindelijk is daar op een constructieve manier inhoud aan gegeven. Dolf is slimmer te werk gegaan door coalities aan te gaan. Daarbij is afgesproken op het huidige klimaat te toetsen. Ook is onderzoek gedaan naar de winst van operationeel beheer (voorbemalen). De Schadeschatter is veel gebruikt om maatregelen te vergelijken. Ook bleek uit onderzoek dat een schaderegeling kan, maar bestuurlijk stevige consequenties heeft. Dolf blijft wat langer stilstaan bij normaanpassing. In verschillende cases hebben ze in een gebiedsproces naar een nieuwe gebiedsnorm toegewerkt. Boskoop is daar een mooi voorbeeld van. Ook is generiek gekeken naar de norm voor veenweide, samen met enkele omliggende WS. Na een KBA voor de Papenwegsepolder is de veenweidenorm getoetst per seizoen. Hieruit bleek dat gras alleen schade leidt in het groeiseizoen, waardoor de norm van ‘1:10’ verantwoord aangepast kan worden naar ‘1:10 in het groeiseizoen’. Bij de laatste sheet concludeert Dolf het volgende: § Je hebt de Provincie nodig § Communicatie over normaanpassing is bestuurlijk complex § Aanpassing van verordening vergt juristen § Meenemen van de eigen achterban (o.a. rekenaars) vraagt aandacht § Het is en blijft mensenwerk De discussie die volgt, opent André met de vraag of we met de normen te ambitieus zijn geweest. Is er ooit gevraagd om het serviceniveau dat we willen gaan leveren? Dolf is van mening dat het opstellen van normen een goede zet is geweest. Door ermee te werken, loop je tegen dingen aan die beter of verstandiger kunnen. Uit het publiek komt de vraag waarom het zo moeilijk te communiceren is dat grasland van de norm ‘1:10’ naar ‘1:10 in het groeiseizoen’ kan. Dolf geeft aan
•
memo
dat de Provincie het best begrijpt als je het uitlegt, maar dan moet de afgevaardigde gaan communiceren over ‘versoepeling’ van een norm die is vastgesteld voor bescherming van haar inwoners. Dat is gevoelsmatig lastig. Toekomst: Schaderegelingen – Robert van Kleef (Sterk Consulting) De titel van Roberts presentatie is “Schade door wateroverlast: voorkomen, afkopen of vergoeden?” Hoe doelmatig om te gaan met de schadevraag? Robert begint met een illustratie en vraagt ons wat wij zouden doen: Schade accepteren of er (vrijwel) alles aan doen om schade te voorkomen? Wij lijken in eerste instantie toch wel moeite te hebben om er niet alles aan te doen om schade te voorkomen, bijna tot in een buitenproportionele hoeveelheid geld en tijd. Robert schetst de ruimte voor doelmatigheidsafweging binnen de NBW-normen: § Inspanningsplicht (Prov. Friesland en Noord-Brabant) i.p.v. resultaatsverplichting § Naast technische compensatie ook schaderegeling denkbaar; zorgvuldige belangenafweging vereist § Ondoelmatig is potentiële schade door wateroverlast voorkomen met onevenredig hoge kosten § Onevenredigheid opheffen door het treffen van een schaderegeling De alternatieven voor het omgaan met schade door wateroverlast zijn: § Normaanpassing (valt buiten het onderwerp van deze presentatie) § Schade voorkomen / technisch mitigeren § Schade vooraf regelen (uitkopen eigenaar of contractuele schadevergoeding) § Niets (extra) doen en schade achteraf vergoeden Sterk Consulting heeft bij zes WS onderzoek gedaan naar de ervaringen met schaderegelingen. Conclusies aangaande het vooraf regelen van schade zijn: § Een afzonderlijke schadevergoedingsregeling voor schade als gevolg van NIET gestuurde wateroverlast is niet doelmatig. De systeemkosten zijn relatief hoog, het aantal en de omvang van de claims zijn beperkt en het kan claims uitlokken.
•
memo
§ Bij uitkopen zijn de systeem- en uitkoopkosten disproportioneel hoog. § Bij vergoeden is het aangaan van individuele overeenkomsten af te raden. Er is een wanverhouding tussen systeemkosten (wederom erg hoog) en de kosten van de uiteindelijke schade-uitkeringen (erg laag). Daarbij is er het risico van niet tekenen en alsnog claims achteraf. Conclusies t.a.v. schaderegelingen achteraf: § Meest doelmatig is het afhandelen van de ontvangen schadeclaims (Waterwet). § Afhandeling via Adviescommissie schade: kostbaar (> 10 K euro per zaak), maar wenselijk bij (juridisch) complexere claims op ad hoc basis en mogelijk in samenwerking met andere WS § Afhandeling zelf doen: doelmatig bij relatief eenvoudige en financieel lage claims, bijv. met vergoedingsnormentabel Tenslotte noemt Robert de KBW (Kosten Baten Waterbeheer): Een uniforme en breed gedragen werkwijze die het mogelijk maakt keuzes in projecten en beleid tegen elkaar af te wegen via een analyse van financiën en (maatschappelijke) effecten. De eerste vraag die gesteld wordt in de discussie is: Hoe scheidt je rechtmatige claims van onrechtmatige? Vooraf goed communiceren van goed onderbouwd en gedocumenteerd beleid is hierbij de crux, volgens Robert. Je kunt schadeclaims afwijzen als je als waterschap aan de inspanningsverplichting hebt voldaan. Toekomst: Verzekeringen – Matthijs Kok (HKV Lijn in water) Verzekeren is gebaseerd op solidariteit: een groep mensen loopt een risico. Op voorhand staat niet vast wie van hen getroffen wordt. Om financiële gevolgen van het verwezenlijken van het risico af te wenden, sluit men een verzekering. Met de ingelegde premie worden diegenen schadeloos gesteld die daadwerkelijk getroffen zijn.
•
memo
Er zijn 6 typen waterschade: 1. In huis (CV, waterbed) 2. Grondwater
3. Riolering
6. Primaire keringen
4. Oppervlakte water
7. Doorbraak (in
5. Regionale keringen
buitendijks gebied)
Met de opstal/inboedelverzekering kunnen alleen 1, 3 en 4 worden verzekerd. Agrarische schade door neerslag is verzekerbaar via aparte verzekering. Tot 2009 waren er 2 verzekeraars voor agrarische schade. Momenteel is dat er één: Agriver. Bij hen is een regenwateroverlastverzekering af te sluiten die de getaxeerde schade volledig uitkeert na een eigen risico van 25 % en bij bepaalde extreme neerslag. Daarnaast bieden ze een brede weersverzekering aan waarin 25 % van de schade als gevolg van bijv. droogte, vorst, hagel, erosie, blikseminslag wordt opgevangen, na een eigen risico van 30 %. Schade bij doorbraak van primaire of regionale kering, valt onder de WTS (wet tegemoetkoming schade bij rampen) als sprake is van een nationale ramp. Bij Wilnis was dat het geval. Sinds 1 september 2012 biedt EigenHuis/Neerlandse BV ook een verzekering aan, waarbij de premie afhankelijk is van risico en dekking. Overstromingsschade is ook te verzekeren via EigenHuis/Neerlandse BV. De premie is hierbij afhankelijk van overstromingsdiepte en –kans. Eén van de eerste vragen die gesteld wordt, is “Wat kunnen WS met deze kennis?” Matthijs geeft aan dat bij waterschade altijd de vraag speelt of verzekeraars dat niet kunnen vergoeden. Wanneer gevraagd wordt of WS zich moeten verzekeren, zegt Matthijs dat WS niets te vrezen hebben als ze hun systeem op orde hebben. Je bent als WS verantwoordelijk voor de afspraken die je maakt. Gesprek met de zaal over vragen en wensen rondom de NBW opgave: hoe verder? – André Oldenkamp Op de vraag wat Stowa en UvW de komende tijd kunnen doen of wat de WS nodig hebben, worden de volgende opmerkingen geplaatst: § Heldere aanbevelingen uit rapport uniformering uitvoeren.
•
memo
§ Misschien kunnen we nog een uniformeringsslag slaan in schaderegelingen? § Ervaringen delen in het nemen van doelmatige maatregelen. § Onzekerheden BOWA meer benutten. Dit is ingewikkelde materie, dus hierin gezamenlijk optrekken. § Momenteel kijken we vrij sectoraal naar wateroverlast. Meer de samenhang zoeken met bijv. inundatie vanuit regionale keringen, grondwater, droogte; het geheel vereenvoudigen. Er komt een korte discussie op gang over het nadrukkelijk zoeken van samenwerking met RO om water als leidend principe te krijgen. De politieke/bestuurlijke discussie is de verantwoordelijkheid van WS zelf: zoek naar maatwerk met Provincie en Gemeenten. Stowa en UvW kunnen echter de strategische boodschap uitdragen: hoe droog zijn de voeten in 2015? André vraagt Durk en Mark wat hen uit deze dag is opgevallen en wat zij eruit halen. Durk geeft aan dat er veel progressie is geboekt. Er zijn nog wat losse eindjes, maar hij ervaart niet de roep naar nieuwe ontwikkelingen. Mark geeft aan dat nu het instrumentarium om uniformering te brengen in de toetsing goed op de rails staat vooral voor de meer beleidsmatige integratie van NBW met andere beleidsterreinen (waterveiligheid, zoetwater, droogte, natuur, KRW) aandacht moet komen. Die taak ligt meer bij de Unie dan bij Stowa. Mark heeft nog 2 vragen: 1. Is het voorjaar een goed moment om in beeld te brengen hoe het watersysteem van Nederland ervoor staat? De meeste WS geven aan dit te kunnen, omdat ze naar 2015 toe werken. Een enkel WS kan in plaats daarvan aangeven welke maatregelen geformuleerd zijn om doelen te halen. 2. Volgend jaar weer bij elkaar komen of moet het vaker? Het heeft zeker meerwaarde om jaarlijks bij elkaar te komen. Volgende keer kunnen we bespreken wat de situatie zal zijn in 2015 en hoe we verder moeten. Verzoek uit de zaal is dan minder op inhoud te focussen en meer tijd te nemen om elkaar te spreken.