Verslag mini-seminar ‘Succesvol dyslexiebeleid binnen passend onderwijs’ 3 oktober 2013, Stadskasteel Oudaen te Utrecht De bijbehorende presentaties van de sprekers zijn te vinden op internet: www.dedicon.nl/node/640. Vanuit haar expertise op het gebied van compenserende hulpmiddelen voor leerlingen met een leesbeperking, zoals dyslexie, heeft Stichting Dedicon regelmatig contact met scholen in het basis- en voortgezet onderwijs. Daarin wordt duidelijk dat het voor scholen lastig is een duidelijke weg te banen bij het formuleren en uitvoeren van dyslexiebeleid. Zeker met de eisen die het passend onderwijs aan ze stelt. Met het organiseren van dit mini-seminar wil Dedicon scholen een aantal concrete handvatten bieden om aan de slag te gaan. Vijf inspirerende sprekers gaven vanuit verschillende invalshoeken de aanzet. De middag stond onder de deskundige leiding van Mieke Urff, Themamanager Dyslexie bij Dedicon. Edwin Meijerink: spelen met Lego is fijn! Na het welkomstwoord door Maarten Verboom, directeur van Stichting Dedicon, was Edwin Meijerink (Manager Klant, Markt en Innovatie bij Dedicon) de eerste spreker. Het thema van zijn presentatie was „Spelen met Lego is fijn!‟. Lego bestaat namelijk uit bouwstenen waar je van alles van kunt maken. Het succes van Lego is dat de bouwstenen gestandaardiseerd zijn, arrangementen die bij elkaar horen; je kunt er van alles mee maken en het kind staat centraal; daar is het voor bedoeld. Dit kun je ook toepassen op dyslexiebeleid. Er zijn namelijk al heel veel bouwstenen beschikbaar. Kern van zijn verhaal is dat na het maken van een prachtig beleidsplan, het plan van aanpak wordt vergeten. Als het gaat om resultaat is dat echter het belangrijkste. Daarbij is een aantal kritische succesfactoren van belang: tijd, geld, kennis, duidelijkheid, draagvlak en vaardigheid. Opvallend is vaak de verhouding tijd die besteed wordt aan het maken van het beleid en de tijd die wordt besteed aan de uitvoering ervan. Hoe vaak komt het niet voor dat er heel veel tijd wordt besteed aan het beleidsplan, waarna er geen tijd meer is voor de uitvoering ervan. Boodschap: ga aan de gang! Zorg dat het proces in het plan van aanpak gecontroleerd wordt. Zorg dat de mensen weten wat, wanneer en hoe zaken moeten worden uitgevoerd en stel mensen daartoe in staat.
Is men er niet toe in staat, pas dan de normen aan of leidt op, zodat de vaardigheid er wel is. Het is dus constant balanceren. Als het fout gaat, komt dit vaak door een gebrek aan handhaving. Bij kleine afwijkingen, ingrijpen! Probeer daarbij niet te verzanden. Begin met de bestaande bouwstenen. Er is ervaring in de school en maak daar gebruik van. Google bijvoorbeeld ook eens. Er zijn al zorgplannen die u kunnen inspireren. Daarnaast kunt u te rade gaan bij organisaties als Dedicon, Lexima, Kennisnet, Masterplan Dyslexie, andere scholen, enzovoort. Kies vooral één eindpunt en houd dat in het oog! Verlies je echter niet in beleid. En dóe het vooral! Olaf de Groot: Vier in Balans Olaf de Groot van Kennisnet komt uit het onderwijs en heeft al vroeg ICT opgepakt en geïntegreerd binnen zijn lessen. Hij is tegenwoordig vaak te vinden bij De Verdieping, een inspiratieruimte bij Kennisnet. Hij gaat in op de implementatie van ICT middels het Vier in Balans-model. In zijn presentatie gaat hij in op de meerwaarde van de inzet van ICT in het onderwijs m.b.t. dyslexie. Leerlingen met dyslexie kunnen baat hebben bij gebruik van bijvoorbeeld een smartphone. Tablets in het onderwijs is een andere trend. Er zijn al diverse apps en toepassingen daarvoor, zoals Prismo, Edu-app, Yoleo, Kees Komma, App-writer. De leerling wil al die ICT wel gebruiken, maar dit beleid is ook heel erg gebaat bij een inbedding in de visie van de school. “Hulpmiddelen hebben pas echt nut als ze ingebed zijn in het leren en het pedagogisch klimaat in de klas, als ze passen bij de leerling en samen met die leerling zijn overeengekomen.” Het Vier in Balans model is bedoeld om na te denken over ICT-implementatie. De monitor is te downloaden op de website van Kennisnet: http://www.kennisnet.nl/onderzoek/vier-in-balans-monitor/. Visie, deskundigheid, inhoud en toepassingen en infrastructuur zijn de pijlers die in balans moeten zijn voor een succesvolle implementatie. De leerling staat weliswaar centraal, maar de leraar moet het doen. Dus het niveauverschil tussen zijn vaardigheden en de didactische inzet in de klas is nog wel eens verschillend. Kennisnet ondersteunt daarbij. Kijk hiervoor ook bij http://ictbekwaamheid.kennisnet.nl. Er wordt gesproken over techniek gedreven innovatie vs. onderwijs gedreven innovatie. Daarbij zijn menselijke en materiële factoren van belang die met elkaar verband houden. Deze factoren moeten in balans zijn. Bij welke onderwijskundige visie heb je welke infrastructuur nodig? In het model kun je zien of je als school daarbij in balans bent of niet.
Olaf geeft aan dat de visie gedreven aanpak vaak het meest kansrijk is, maar dat er ook succesverhalen zijn bij een techniek gedreven implementatie. Dit ligt vaak aan het doel van de veranderingen/innovatie op een school. Vanuit visie gedacht geeft wel meer succeservaringen. Kennisnet ziet dat visie tegenwoordig niet zomaar vergeten wordt. Er wordt gelukkig niet meer alleen vanuit de infrastructuur gedacht. Herman Franssen: toezicht op taal en lezen en hulp aan zwakke leerlingen Herman Franssen is inspecteur PO bij de Inspectie van het Onderwijs. In overheidsbeleid heeft de verbetering van de basisvaardigheden taal en rekenen een centrale plaats. Daarbij werkt de Onderwijsinspectie risicogericht. Wat verwachten wij van scholen in de begeleiding van leerlingen met een taalprobleem. Het proces is voor deze middag dus vooral van belang. - Leerstof aanbod: wat zit in het programma van de school, is dat dekkend voor de kerndoelen, zit daar een opbouw in? - Tijd voor de leerling; hoe wordt die besteed, zijn de leerlingen tijdens die tijd betrokken? - Didactisch handelen: wat doet de leraar, wat doet hij om de kinderen te activeren - Schoolklimaat: veiligheid, welbevinden, het beleid daarbij. - Afstemming en zorg: wat doet de leraar om in te spelen op verschillen tussen leerlingen? - Kwaliteitszorg: wat doet de school op schoolniveau met toetsresultaten, analyseren ze die? Hij licht twee aspecten uit die te maken hebben met kinderen met leesproblemen: afstemming en zorg. Afstemming is in de visie van de Onderwijsinspectie meer preventief gericht. De leraar moet het onderwijsleerproces zo inrichten dat het tegemoet komt aan de verschillen tussen de leerlingen. Bijvoorbeeld een extra aanbod ten aanzien van technisch lezen. Je moet de ontwikkeling van de leerlingen wel op een systematische wijze volgen. Toetsresultaten spelen daarbij een rol. Bij PO zit vaak een groot bereik van capaciteiten van leerlingen in de klas (van VMBO tot gymnasium). De Onderwijsinspectie verwacht echter wel dat de leraar hier op inspeelt in de klas. Bij de curatieve kant gaat het om leerlingen die meer gericht hulp nodig hebben; zorg. Die kinderen moet je signaleren, daarna hun toetsen analyseren om de hulpvraag van de leerling beter in kaart brengen. Dit moet dan op een planmatige manier worden uitgewerkt. En vervolgens evalueren. Herman Franssen geeft wat meer uitleg bij een paar themaonderzoeken. Er zijn grote verschillen m.b.t. technisch lezen tussen scholen. De verklaring lag vooral in de inrichting van het leesonderwijs van een school. Verschillen tussen goede en slechte scholen kunnen worden verklaard in de mate van afstemming en het aanbod en inrichting van de zorg. In de
planmatigheid van de zorg is nog wel winst te halen. Hij toont teven s een overzicht dat te maken heeft met taal/reken verbetertrajecten. Je kunt zien waar scholen vooral mee bezig zijn. Opvallend is dat er slechts een zeer klein deel met dyslexie bezig is. Nadruk ligt echter wel vooral op lezen (technisch, begrijpend). Verder gaat hij in op een casestudy onder 16 scholen. Dit kan dus niet gegeneraliseerd worden. Maar het zegt wel íets over het algemene beeld. Alle VO-typen zaten in dit onderzoek. De verbeterslag zit er in dat er meer maatwerk van gemaakt moet worden. De leerling moet centraal staan. Opmerkelijk was dat als er een beleidsevaluatie was, er weinig gekoppeld was aan de prestaties van de zorgleerlingen. Een grote fout die er vaak gemaakt wordt heeft te maken met de „dyslexiekaart‟. De kwaliteit van dyslexieverklaringen is vaak erg divers en bevat vaak zeer uiteenlopende adviezen. Het is vaak weinig sturend voor een docent als het gaat om welke hulpmiddelen de leerling nodig heeft. Vanuit het publiek komt naar voren dat dit te maken heeft met feit dat er vaak zoveel mogelijk hulpmiddelen worden voorgeschreven, voor het geval dat de leerling later in zijn schooljaren andere nodig blijkt te hebben. Hedwig de Krosse haalt het onderzoek van Koos Henneman aan waarin ook naar voren komt dat er nog veel te verbeteren valt bij de indicerende diagnose. Er zouden richtlijnen moeten komen over wat het minimum is wat je als school mag verwachten van een dergelijk rapport. Wat de Inspectie bij het VO opvalt, is dat de schil rondom de klas met dyslexieverklaringen, hulpklassen en –lessen is opgerekt en dat in de klas de docent vaak terugvalt op de gebruikelijk manier van lesgeven en differentiatie. Volgens Mieke Urff zou dat kunnen komen door het feit dat in het VO de docent vakdocent is en minder dan in het PO bezig is met de zorg voor de leerling. Conclusie: er gebeurt al veel, maar er kan nog wat meer zorg voor de kwaliteit ervan komen. Dikla de Munnik: dyslexiebeleid en passend onderwijs in de praktijk Dikla de Munnik, coördinator van het Kenniscentrum Dyslexie in Deventer presenteert hoe de begeleiding van dyslectische leerlingen in het PO in Deventer is ingericht. Na een grappig filmpje van een voorstelling van Sanne Wallis de Vries (titel: Spreekbeurt) gaat ze in op de weg richting passend onderwijs in de regio Deventer m.b.t. dyslexie. Ze legt uit hoe het Samenwerkingsverband Sine Limite is ingericht, waarbij SBO Panta Rhei een soort van spin in het web is. De zorg voor leerlingen met dyslexie staat bij Sine Limite al lang hoog in het vaandel. Het Kenniscentrum zorgt voor voorlichtingsbijeenkomsten en kennisverspreiding onder alle aangesloten scholen. Daarnaast is er
een Loket waar scholen terecht kunnen met vragen. De dyslexiespecialisten die zijn verbonden aan het zorgteam kunnen adviezen geven. Er worden ook dyslexieverklaringen afgegeven. Ze streven er naar dat elk kind met dyslexie een passend onderwijsaanbod gaat krijgen en dat alle scholen dat kunnen gaan realiseren. Binnen Panta Rhei zijn er twee dyslexiegroepen. Het Kenniscentrum ondersteunt deze groepen. Er zijn scholingsbijeenkomsten voor leraren. Ook is de aandacht voor ICT-ers erg belangrijk, omdat het vaak een ondergeschoven kindje is. Goede ICTondersteuning was echter erg belangrijk bij het slagen van de dyslexiegroepen. De dyslexiegroepen waren een initiatief van Panta Rhei en Sine Limite samen. Zo kan er een goed aanbod gedaan worden met aandacht voor implementatie van de hulpmiddelen. De leerlingen hebben daar namelijk veel baat bij. Zo kunnen ze functioneren op een niveau dat past bij hun capaciteiten. Kinderen van de scholen in het samenwerkingsverband kunnen een jaar lang instromen in de dyslexiegroepen. Daarna worden ze teruggeplaatst naar hun eigen school. Dan moet er natuurlijk wel meer gebeuren, zoals scholing voor het team, zodat leerlingen als ze terugkomen goed opgevangen kunnen worden en verder kunnen werken zoals ze gewend zijn in dat jaar. Het is duidelijk dat het beleid ver is uitgewerkt: er worden profielen opgesteld, een programma vastgesteld en afstemming (met ouders en zorgteam) gedurende het jaar als de leerling buiten de eigen klas en in de dyslexiegroep zit. Past inclusief onderwijs bij deze methode, waarbij kinderen uit hun eigen klas worden gehaald? Volgens Dikla de Munnik is de ervaring het voor kinderen heel erg prettig is om onder gelijkgestemden is, maar het ook weer fijn vinden als ze weer terug gaan. Ze zijn na dat jaar vaardiger, ze zijn gegroeid en worden sterker taaltechnisch gezien. Het doel is dat de leerlingen met een passend aanbod teruggaat naar zijn eigen klas. Ook is er aandacht voor de verbetering van de professionaliteit van de leraren op dit gebied. De groepen zijn daarbij vooral voor ernstig dyslectische leerlingen, niet voor diegenen die de basisschool wel gewoon kunnen volgen. Dikla de Munnik geeft aan dat de dyslexiegroepen duidelijk positieve ervaringen hebben opgeleverd. Als laatste geeft ze nog wat uitleg bij het implementatietraject dat is gestart met het programma SprintPlus.
Hedwig de Krosse: het dyslexieprotocol in het VO Na wat meer uitleg over wat het passend onderwijs met betrekking tot dyslexie behelst, gaat ze in op het nieuwe dyslexieprotocol VO. In haar presentatie staan internetlinks naar de verschillende protocollen op internet. Aan de hand van twee bijlagen in het seminarmapje ligt ze het protocol toe. In de eerste bijlage staan de grote thema‟s, de belangrijkste vragen die je als school moet stellen en waar je de informatie hierover kunt vinden in het protocol. In de tweede bijlage staat een format voor het opstellen van een plan van aanpak. Maak de doelen in een dergelijk plan van aanpak SMART. Met dit format worden scholen gedwongen om zaken op papier te zetten. Er volgt een korte uitleg over de verschillende onderwijszorgniveaus: 1. In de klas geïntegreerd 2. Voor iedereen die dat nodig heeft extra maatregelen 3. Buiten de school ondersteuning geven Na deze uitleg presenteert Hedwig hoe, aan de hand van de genoemde zorgniveaus, een tweetal scholen hun dyslexiebeleid hebben aangepakt. Daarbij geeft ze ook aan welke valkuilen elke aanpak met zich meebracht. Er zijn de afgelopen jaren diverse onderzoeken uitgevoerd n.a.v. verscherpte exameneisen. Masterplan Dyslexie heeft van daaruit ook een eigen onderzoek gedaan: wat gebeurt er nu op de scholen, hoe gaat het in de praktijk wat zou je anders willen hebben en welke valkuilen kwamen ze tegen. Daaruit kwam een aantal aanbevelingen: - Maatwerk - Geïntegreerde of ketenzorg - Ouderbetrokkenheid - Evaluatie - Auditieve ondersteuning - Facilitering zorgspecialisten - Dyslexie op de agenda
Na een afsluitende vragenronde en een welgemeend bedankje aan alle sprekers, konden er in Oudaen nog ervaringen worden uitgewisseld onder het genot van een hapje en een drankje. Deze middag heeft iedereen een aantal concrete handvatten gegeven om het dyslexiebeleid op een succesvolle manier op te zetten en uit te voeren.