Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen
Bestuur Laboratoria - FLVVG
MET-FLVVG-207, 207EW, 208 en 208EW
Voeding Kwantitatieve bepaling van mineralen, P, Cu, Fe en Zn met ICP-OES in extracten van levensmiddelen
Versie
04
Datum van toepassing
2014-02-21
Opgesteld door :
Vanessa Schotte, industrieel ingenieur AC
Nazicht door :
Inge Corryn, laborante AC; 2014-02-21
Goedkeuring vrijgave door :
Inge Van Hauteghem, sectieverantwoordelijke AC; 2014-02-21
Beheer & locatie geldende versie :
Dienst KVM; Centrale server FLVVG
Bestemmelingen :
Sectie AC, medewerkers voedingsanalyses
Trefwoorden :
Extracten, mineralen, ICP-OES
LAB 00 P 180 F 001 I-MET model v.01 2011-07-01
LAB I-MET-FLVVG-207-208-v.04-2014-02-21.doc-1/20
Voeding Kwantitatieve bepaling van mineralen, P, Cu, Fe en Zn met ICP-OES in extracten van levensmiddelen Overzicht wijzigingen Herziening door/datum*
Reden van herziening
Tekstdeel/draagwijdte van de herziening
VS/16-10-2012 Driftcontrole Fe ruimer VS/06-11-2012 Toevoegen aanmaak en gebruik van hoge ijklijn; toevoegen lims-methode (207EW en 208EW) voor resultaat in mg/100 kcal VS/10-2-2014 Invoeren digiPREP ontsluiting, algemene update o.a. elektronisch printen
§ 11.3 § 8 en § 10.3 en § 11; § 2 ; § 12.3 Volledig document Bijlage D01
*
Het verschil tussen de huidige datum en de laatste herziening mag niet meer dan 5 jaar bedragen.
Wijzigingen ten opzichte van de vorige versie worden gemarkeerd in rood. Indien omwille van de omvang van de wijzigingen, de tekst door gebruik van markeringen niet meer leesbaar wordt, wordt de markering van wijzigingen weggelaten in de nieuwe versie. Dit wordt vermeld in de historiek van het document.
LAB 00 P 180 F 001 I-MET model v.01 2011-07-01
LAB I-MET-FLVVG-207-208-v.04-2014-02-21.doc-2/20
Voeding Kwantitatieve bepaling van mineralen, P, Cu, Fe en Zn met ICP-OES in extracten van levensmiddelen INHOUDSTABEL 1
DOEL .................................................................................................................................. 5
2
TOEPASSINGSGEBIED .................................................................................................... 5
3
WETTELIJKE EN NORMATIEVE DOCUMENTEN........................................................... 5
4
DEFINITIES EN AFKORTINGEN ...................................................................................... 6
5
PRINCIPE........................................................................................................................... 6
6
PRESTATIEKENMERKEN ................................................................................................ 6
7
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN EN BIJZONDERE MAATREGELEN .......................... 6
8
REAGENTIA EN HULPSTOFFEN..................................................................................... 6 8.1 8.2
9
REAGENTIA..................................................................................................................... 6 HULPSTOFFEN ................................................................................................................ 9
TOESTELLEN .................................................................................................................... 9
10 WERKWIJZE.................................................................................................................... 10 10.1 BEREIDING VAN HET ANALYSEMONSTER ..................................................................... 10 10.2 MICROGOLFONTSLUITING .......................................................................................... 10 10.3 BEPALING VAN DE CONCENTRATIE IN HET EXTRACT ..................................................... 10 10.3.1 Algemeen ........................................................................................................... 10 10.3.2 ICP-OES ............................................................................................................ 11 10.3.3 Meten van de extracten met ICP-OES .............................................................. 11 11 KWALITEITSCONTROLE ............................................................................................... 12 11.1 PROCEDUREBLANCO................................................................................................. 13 11.2 CONTROLE VAN CONTAMINATIE DOOR MEMORY EFFECT BIJ DE METING MET ICP-OES . 13 11.3 CONTROLE OP DRIFT TIJDENS DE METING MET ICP-OES ............................................ 13 11.4 CONTROLE VAN DE PERFORMANTIE VAN DE ICP-OES ................................................ 14 11.5 LINEARITEIT.............................................................................................................. 14 11.6 CONTROLE VAN DE ZELFGEMAAKTE STANDAARDOPLOSSINGEN.................................... 14 11.7 EERSTELIJNSCONTROLE ........................................................................................... 15 11.7.1 Evaluatie van het resultaat van de eerstelijnscontrole ...................................... 15 11.7.2 Gevolg van de evaluatie van de eerstelijnscontrole voor de meetreeks ........... 15 12 BEREKENING EN RAPPORTERING ............................................................................. 16 12.1 ICP-OES RAPPORT .................................................................................................. 16 12.2 REGISTRATIE KWALITEITSCONTROLE.......................................................................... 16 12.2.1 Registratie procedureblanco .............................................................................. 16 12.2.2 Registratie contaminatie door memory effect .................................................... 16 12.2.3 Registratie controle op drift ................................................................................ 16 12.2.4 Registratie controle van de performantie van de ICP-OES ............................... 16 12.2.5 Registratie lineariteit .......................................................................................... 16 12.2.6 Registratie controle van de zelfgemaakte standaarden .................................... 16 12.2.7 Registratie van de resultaten van de eerstelijnscontrole ................................... 16 12.3 RESULTATEN VAN DE ANALYSESTALEN ....................................................................... 16
LAB 00 P 180 F 001 I-MET model v.01 2011-07-01
LAB I-MET-FLVVG-207-208-v.04-2014-02-21.doc-3/20
Voeding Kwantitatieve bepaling van mineralen, P, Cu, Fe en Zn met ICP-OES in extracten van levensmiddelen 12.3.1 12.3.2 12.3.3 12.3.4
Berekening van de resultaten van de analysestalen en eerstelijnscontrolestalen 16 Registratie analysegegevens ............................................................................. 17 Evaluatie van de resultaten van de stalen ......................................................... 17 LIMS en resultatenkaft ....................................................................................... 19
13 VERWIJZING NAAR BIJHORENDE PROCEDURE, INSTRUCTIES, DOCUMENTEN, FORMULIEREN OF LIJSTEN ................................................................................................ 19
LAB 00 P 180 F 001 I-MET model v.01 2011-07-01
LAB I-MET-FLVVG-207-208-v.04-2014-02-21.doc-4/20
Voeding Kwantitatieve bepaling van mineralen, P, Cu, Fe en Zn met ICP-OES in extracten van levensmiddelen 1
Doel
Dit voorschrift beschrijft de methode voor de kwantitatieve bepaling van de mineralen (Ca, Mg, Na en K), P, Cu, Fe en Zn in levensmiddelen met ICP-OES (Inductively Coupled Plasma – Optical Emission Spectroscopy) na microgolfontsluiting of na digiPREP ontsluiting.
2
Toepassingsgebied
De methode is van toepassing op extracten van levensmiddelen bekomen door microgolfontsluiting of door digiPREP ontsluiting. De bepaalbaarheidsgrens van deze methode is afhankelijk van het element (zie Tabel 1). Tabel 1. Bepaalbaarheidsgrens per element Element
I-MET
Ca
207Ca 207CaEW 207K 207KEW 207Mg 207MgEW 207Na 207NaEW 207P 207PEW 208Cu 208CuEW 208Fe 208FeEW 208Zn 208ZnEW
K Mg Na P Cu Fe Zn
LOQ (µg/l) (in de meetoplossing) 100 100 200 200 125 125 200 200 200 200 20 20 20 20 20 20
LOQ 18 mg/kg (*) mg/100 kcal 36 mg/kg (*) mg/100 kcal 23 mg/kg (*) mg/100 kcal 36 mg/kg (*) mg/100 kcal 36 mg/kg (*) mg/100 kcal 4,5 → 5 mg/kg (*) mg/100 kcal 4,5 → 5 mg/kg (*) mg/100 kcal 4,5 → 5 mg/kg (*) mg/100 kcal
(*) Voor monsters waarvoor een energiewaarde opgegeven is, wordt de gemeten concentratie in mg/kg omgerekend naar mg/100 kcal als volgt: Gehalte in mg/100 kcal = concentratie (mg/kg) x 10 / energiewaarde monster per 100 g (kcal). In de hiervoor aangepaste methoden in LIMS (EW) wordt deze berekening automatisch uitgevoerd. Ook de LOQ wordt automatisch omgerekend naar mg/100 kcal.
3
Wettelijke en normatieve documenten
KB van 18/02/1991 betreffende voedingsmiddelen bestemd voor bijzondere voeding. MINISTERIE VAN MIDDENSTAND EN LANDBOUW EN MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN, VOLKSGEZONDHEID EN LEEFMILIEU: Bijlage tot het koninklijk besluit van 13
LAB 00 P 180 F 001 I-MET model v.01 2011-07-01
LAB I-MET-FLVVG-207-208-v.04-2014-02-21.doc-5/20
Voeding Kwantitatieve bepaling van mineralen, P, Cu, Fe en Zn met ICP-OES in extracten van levensmiddelen maart 2000 tot vaststelling van de maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen toegelaten in en op voedingsmiddelen (p. 43). EN 14084:2003 “Foodstuffs – Determination of trace elements – Determination of lead, cadmium, zinc, copper and iron by atomic absorption spectrometry (AAS) after microwave digestion”.
4
Definities en afkortingen
Afkorting EN KB ICP-OES
5
Origine Wetgeving -
Betekenis European Norm Koninklijk Besluit Inductively Coupled Plasma – Optical Emission Spectroscopy
Principe
In de extracten van levensmiddelen hetzij bekomen na microgolfontsluiting volgens LAB IMET-FLVVG-078 : ‘Microgolfontsluiting van levensmiddelen voor de analyse van elementen’, hetzij bekomen na digiPREP ontsluiting volgens LAB I-MET-FLVVG-213 : 'DigiPREP ontsluiting van levensmiddelen voor de analyse van elementen', wordt het gehalte mineralen, P, Cu, Fe en/of Zn gemeten met ICP-OES.
6
Prestatiekenmerken
Voor de prestatiekenmerken van de methode wordt verwezen naar het validatiedossier.
7 -
8
Veiligheidsvoorschriften en bijzondere maatregelen Vermijd contact van huid en ogen met salpeterzuur. Salpeterzuur is toxisch. Respecteer de veiligheidsvoorschriften voor werken met de ICP-OES.
Reagentia en hulpstoffen
Verwijzingen naar een product en/of fabrikant dienen enkel ter informatie en identificatie en houdt geen uitsluiting in van andere producten en/of fabrikanten die mogelijk ook voldoen. Deze verwijzingen dienen om vergissingen te vermijden en het uitvoeren van bestellingen te vereenvoudigen. De in de procedure vermelde reagentia en apparatuur kunnen aldus door materiaal van minstens evenwaardige kwaliteit worden vervangen.
8.1
Reagentia
Water gebruikt in de analyse van elementen in levensmiddelen moet van zeer hoge kwaliteit zijn, nl. water type I of Milli-Q water.
LAB 00 P 180 F 001 I-MET model v.01 2011-07-01
LAB I-MET-FLVVG-207-208-v.04-2014-02-21.doc-6/20
Voeding Kwantitatieve bepaling van mineralen, P, Cu, Fe en Zn met ICP-OES in extracten van levensmiddelen Reagentia moeten van bijzondere zuiverheid zijn. Pro analyse kwaliteit is meestal niet voldoende zuiver. De reagentia van J.T. Baker type Instra Analysed Reagent, of equivalent, voldoen wel. 8.1.1. Water type I (Milli-Q) (PA 0) 8.1.2. Calcium standaard oplossing, 1000 mg/l (Merck) (05-0759-05328) 8.1.3. Kalium standaard oplossing, 1000 mg/l (Merck) (05-0848-05331) 8.1.4. Magnesium standaard oplossing, 1000 mg/l (Merck) (05-0849-05332) 8.1.5. Natrium standaard oplossing, 1000 mg/l (Merck) (05-0850-05330) 8.1.6. Fosfor standaard oplossing, 1000 mg/l (Merck) (05-0757-05329) 8.1.7. Ijzer standaard oplossing, 1000 mg/l (Merck) (PA 642=05-0767-04060) 8.1.8. Koper standaard oplossing, 1000 mg/l (Merck) (PA 644=05-0762-04082) 8.1.9. Zink standaard oplossing, 1000 mg/l (Merck) (PA 646=05-0769-04083) 8.1.10. HNO3 suprapur: Nitric Acid 69 – 70 % (massafractie) J.T. Baker (PA 807=01-0421-05068) 8.1.11. Tussenoplossing 100 mg/l Cu, Fe en Zn Bereiding: • 5 ml koper standaard oplossing (8.1.8) • 5 ml ijzer standaard oplossing (8.1.7) • 5 ml zink standaard oplossing (8.1.9) aanlengen tot 50 ml met gedemineraliseerd water (8.1.1) in een maatkolf van 50 ml (8.2.1). 8.1.12. Blanco ijkoplossing (8,9 % v/v HNO3) Bereiding: 178 ml HNO3 suprapur (8.1.10) in maatkolf van 2000 ml (8.2.1) brengen en aanlengen tot 2000 ml met gedemineraliseerd water (8.1.1). Opmerking: Omdat de blanco ook gebruikt wordt voor verdunnen van extracten (zie § 10.3.3) wordt hiervan een groter volume aangemaakt. 8.1.13. Lage ijklijn - Standaard 1 in 8,9 % v/v HNO3 (1 mg/l Ca, K, Mg, Na, P en 100 µg/l Cu, Fe en Zn) Bereiding: • 500 µl calcium standaard oplossing (8.1.2) • 500 µl kalium standaard oplossing (8.1.3) • 500 µl magnesium standaard oplossing (8.1.4) • 500 µl natrium standaard oplossing (8.1.5) • 500 µl fosfor standaard oplossing (8.1.6) • 500 µl ‘Tussenoplossing 100 mg/l Cu, Fe en Zn’ (8.1.11) • 44,4 ml HNO3 suprapur (8.1.10) in maatkolf van 500 ml (8.2.1) brengen en aanlengen tot 500 ml met gedemineraliseerd water (8.1.1). 8.1.14. Lage ijklijn - Standaard 2 in 8,9 % v/v HNO3 (5 mg/l Ca, K, Mg, Na, P en 250 µg/l Cu, Fe en Zn) Bereiding: • 5 ml calcium standaard oplossing (8.1.2) • 5 ml kalium standaard oplossing (8.1.3)
LAB 00 P 180 F 001 I-MET model v.01 2011-07-01
LAB I-MET-FLVVG-207-208-v.04-2014-02-21.doc-7/20
Voeding Kwantitatieve bepaling van mineralen, P, Cu, Fe en Zn met ICP-OES in extracten van levensmiddelen • 5 ml magnesium standaard oplossing (8.1.4) • 5 ml natrium standaard oplossing (8.1.5) • 5 ml fosfor standaard oplossing (8.1.6) • 2,5 ml ‘Tussenoplossing 100 mg/l Cu, Fe en Zn’ (8.1.11) • 89 ml HNO3 suprapur (8.1.10) in maatkolf van 1 l (8.2.1) brengen en aanlengen tot 1 l met gedemineraliseerd water (8.1.1). Opmerking: Omdat deze standaard gebruikt wordt voor de driftcontrole (zie § 11.3) wordt hiervan een groter volume aangemaakt. 8.1.15. Lage ijklijn - Standaard 3 in 8,9 % v/v HNO3 (10 mg/l Ca, K, Mg, Na, P en 500 µg/l Cu, Fe en Zn) Bereiding: • 5 ml calcium standaard oplossing (8.1.2) • 5 ml kalium standaard oplossing (8.1.3) • 5 ml magnesium standaard oplossing (8.1.4) • 5 ml natrium standaard oplossing (8.1.5) • 5 ml fosfor standaard oplossing (8.1.6) • 2,5 ml ‘Tussenoplossing 100 mg/l Cu, Fe en Zn’ (8.1.11) • 44,4 ml HNO3 suprapur (8.1.10) in maatkolf van 500 ml (8.2.1) brengen en aanlengen tot 500 ml met gedemineraliseerd water (8.1.1). 8.1.16. Hoge ijklijn – Standaard 1 in 8,9 % v/v HNO3 (10 mg/l Ca, K, Mg, Na, P) Bereiding: • 2 ml calcium standaard oplossing (8.1.2) • 2 ml kalium standaard oplossing (8.1.3) • 2 ml magnesium standaard oplossing (8.1.4) • 2 ml natrium standaard oplossing (8.1.5) • 2 ml fosfor standaard oplossing (8.1.6) • 17,8 ml HNO3 suprapur (8.1.10) in maatkolf van 200 ml (8.2.1) brengen en aanlengen tot 200 ml met gedemineraliseerd water (8.1.1). 8.1.17. Hoge ijklijn – Standaard 2 in 8,9 % v/v HNO3 (50 mg/l Ca, K, Mg, Na, P) Bereiding: • 25 ml calcium standaard oplossing (8.1.2) • 25 ml kalium standaard oplossing (8.1.3) • 25 ml magnesium standaard oplossing (8.1.4) • 25 ml natrium standaard oplossing (8.1.5) • 25 ml fosfor standaard oplossing (8.1.6) • 44,4 ml HNO3 suprapur (8.1.10) in maatkolf van 500 ml (8.2.1) brengen en aanlengen tot 500 ml met gedemineraliseerd water (8.1.1). 8.1.18. Hoge ijklijn – Standaard 3 in 8,9 % v/v HNO3 (100 mg/l Ca, K, Mg, Na, P) Bereiding: • 20 ml calcium standaard oplossing (8.1.2)
LAB 00 P 180 F 001 I-MET model v.01 2011-07-01
LAB I-MET-FLVVG-207-208-v.04-2014-02-21.doc-8/20
Voeding Kwantitatieve bepaling van mineralen, P, Cu, Fe en Zn met ICP-OES in extracten van levensmiddelen • 20 ml kalium standaard oplossing (8.1.3) • 20 ml magnesium standaard oplossing (8.1.4) • 20 ml natrium standaard oplossing (8.1.5) • 20 ml fosfor standaard oplossing (8.1.6) • 17,8 ml HNO3 suprapur (8.1.10) in maatkolf van 200 ml (8.2.1) brengen en aanlengen tot 200 ml met gedemineraliseerd water (8.1.1). 8.1.19. Spoeloplossing verdund HNO3 voor ICP-OES Bereiding: 28 ml HNO3 suprapur (8.1.10) in maatkolf van 1000 ml (8.2.1) brengen en aanlengen tot 1000 ml met gedemineraliseerd water (8.1.1). 8.1.20. Gecertificeerde referentieoplossing Standard multi-element 500 ppm Ca, K, Mg, Na, P en 25 ppm Cu, Fe en Zn in 8,9 % v/v HNO3 (SCP) 8.1.21. Controleoplossing voor lage ijklijn (100 keer verdund) Standard Multi-element 5 ppm Ca, K, Mg, Na, P en 250 ppb Cu, Fe en Zn in 8,9 v/v % HNO3 Bereiding: 1 ml aangekochte gecertificeerde referentieoplossing (8.1.20) in maatkolf van 100 ml (8.2.1) brengen en aanlengen tot 100 ml met de blanco oplossing (8.1.12). 8.1.22. Controleoplossing voor hoge ijklijn (10 keer verdund) Standard Multi-element 50 ppm Ca, K, Mg, Na, P in 8,9 v/v % HNO3 Bereiding: 10 ml aangekochte gecertificeerde referentieoplossing (8.1.20) in maatkolf van 100 ml (8.2.1) brengen en aanlengen tot 100 ml met de blanco oplossing (8.1.12). De houdbaarheid van zelfbereide oplossingen, indien dit niet expliciet vermeld wordt, is 1 jaar bij kamertemperatuur. De geschiktheid van de gebruikte oplossingen, buffers en standaardoplossingen wordt nagegaan aan de hand van ingebouwde borgingspunten en lange-termijnvalidatie. Indien hieraan voldaan wordt, wijst dit op de aanvaardbaarheid van deze reagentia en toont dit eveneens aan dat de kwaliteit van de analyse gewaarborgd blijft.
8.2
Hulpstoffen
8.2.1. Maatkolven van 100 ml, 250 ml, 500 ml, 1000 ml en 2000 ml 8.2.2. Micropipetten met passende tips (Micropipetten, LAB 22-I-LOG-AC 5) 8.2.3. Plastiek proefbuisjes van 10 ml met bijpassende dop 8.2.4. Falcon buizen van 50 ml 8.2.5. DigiTUBEs van 50 ml (02-0009-06614)
9
Toestellen
9.1. ICP-OES (A ICP-OES 2, LAB 22-I-LOG-AC 33) 9.2. Microgolfovens (A MARS 1-2, LAB 22-I-LOG-AC 15) 9.3. DigiPREP (A DIGIPREP 1; LAB 22-I-LOG-AC 36)
LAB 00 P 180 F 001 I-MET model v.01 2011-07-01
LAB I-MET-FLVVG-207-208-v.04-2014-02-21.doc-9/20
Voeding Kwantitatieve bepaling van mineralen, P, Cu, Fe en Zn met ICP-OES in extracten van levensmiddelen 10 Werkwijze In alle stappen van de bepaling van elementen dient erover gewaakt dat contaminatie met die elementen via stof, contact met de huid, contact met een vuil oppervlak, vuile recipiënten, … vermeden wordt.
10.1 Bereiding van het analysemonster De analysemonsters en de referentiemonsters worden bereid volgens de procedures beschreven in LAB I-MET-FLVVG-077 : ‘Preparatie van levensmiddelen voor de analyse van elementen’.
10.2 Microgolfontsluiting De bereide analysemonsters en referentiemonsters worden ontsloten door microgolfontsluiting volgens de procedures beschreven in LAB I-MET-FLVVG-078 : ‘Microgolfontsluiting van levensmiddelen voor de analyse van elementen’, hetzij door digiPREP ontsluiting volgens de procedure beschreven in LAB I-MET-FLVVG-213 : 'DigiPREP ontsluiting van levensmiddelen voor de analyse van elementen'.
10.3 Bepaling van de concentratie in het extract 10.3.1 Algemeen Het gehalte Ca, K, Mg, Na, P Cu, Fe en Zn in de bekomen extracten wordt gemeten met ICP-OES (9.1) met de methode ‘mineralen + P + Cu + Fe + Zn’. De ijklijn voor deze elementen wordt geconstrueerd met een blanco en 3 standaardoplossingen met concentraties van respectievelijk 0, 1, 5 en 10 mg/l Ca, K, Mg, Na, P en 0, 100, 250 en 500 µg/l Cu, Fe en Zn (8.1.12 tot 8.1.15). Voor het meten met ICP-OES (9.1) van hoge gehaltes (> 5 mg/l in de meetoplossing) Ca, K, Mg, Na en P in de bekomen extracten kan men gebruik maken van de methode ‘Mineralen + P hoog’. In deze methode wordt de ijklijn voor deze elementen geconstrueerd met een blanco en 3 standaardoplossingen met concentraties van respectievelijk 0, 10, 50 en 100 mg/l Ca, K, Mg, Na en P (8.1.12 en 8.1.16 tot 8.1.18). In de methoden is geprogrammeerd dat de blanco ijkoplossing (8.1.12) nogmaals gemeten wordt als ‘Reagent blank’ die wordt gebruikt voor correctie van de resultaten voor de blanco. De ‘Reagent blank’ wordt direct na de hoogste standaard gemeten. Opmerking: Voor de ‘Reagent blank’ waarmee de resultaten worden gecorrigeerd, wordt niet de procedureblanco gebruikt, wel de Calib blank (8.1.12) en dit om te vermijden dat een eventueel memory effect van de hoogste standaard in de daaropvolgende oplossing (hier de Reagent blank) niet meer traceerbaar is. Immers, indien hier de eigenlijke procedureblanco zou gemeten worden en een hoge waarde wordt bekomen (zie verder voor de criteria), dan is de oorzaak niet eenduidig toewijsbaar (memory of vervuilde injector ter hoogte van de ICPOES / vervuild glaswerk of contaminatie tijdens de extractie).
LAB 00 P 180 F 001 I-MET model v.01 2011-07-01
LAB I-MET-FLVVG-207-208-v.04-2014-02-21.doc-10/20
Voeding Kwantitatieve bepaling van mineralen, P, Cu, Fe en Zn met ICP-OES in extracten van levensmiddelen Na het meten van de standaardreeks en de Reagent blank, worden de stalen gemeten. De procedureblanco’s worden gewoon als staal gemeten en achteraf beoordeeld (zie § 11.1 ). Telkens na maximum 6 oplossingen en op het einde van de meetreeks wordt standaard 2 (8.1.14 voor de lage ijklijn en 8.1.17 voor de hoge ijklijn) hermeten als staal (Re-standaard heeft geen effect op de ijklijn) om het toestel te controleren op drift. Ter afsluiting van de analyse wordt de blanco (8.1.12) nogmaals gemeten. Het resultaat van een monster is het gemiddelde resultaat bekomen uit de duplo bepaling van het monster en berekend zoals omschreven in LAB I-MET-207-208 D03 : Bijlage 3 : ‘Berekening van het gemiddelde’. 10.3.2 ICP-OES De volledige lijst met instellingen van de methoden “Mineralen + P + Cu + Fe + Zn” en “Mineralen + P hoog” is opgenomen in LAB I-MET-FLVVG-207-208 D02 : Bijlage 2 : ‘Methoden ‘Mineralen + P + Cu + Fe + Zn’ en ‘Mineralen + P hoog’‘. De mineralen Ca, K, Mg en Na worden radiaal gemeten, terwijl P, Cu, Fe en Zn axiaal worden gemeten. Tabel 2 en 3 geven per methode weer bij welke spectraallijnen de elementen worden gemeten. De spectraallijnen werden geselecteerd a.d.h.v. de instructies van de fabrikant van de ICP-OES (9.1). Tabel 2. Spectraallijnen opgenomen in de methode “Mineralen + P + Cu + Fe + Zn” Element Ca K Mg Na P Cu Fe Zn
Spectraallijnen (nm) 317.933 766.490 279.077 589.592 213.617 327.393 238.204 213.857
Tabel 3. Spectraallijnen opgenomen in de methode “Mineralen + P hoog” Element Ca K Mg Na P
Spectraallijnen (nm) 317.933 766.490 279.077 589.592 213.617
10.3.3 Meten van de extracten met ICP-OES Volg de instructies van het logboek van de ICP-OES (9.1) voor het meten van het gehalte Ca, K, Mg, Na, P, Cu, Fe en/of Zn in de oplossingen: -
Plaats de kolf met verdund HNO3 (8.1.16) op de plaats van de spoeloplossing. Extracten hebben dezelfde zuurconcentratie als de standaardreeks nl. 8,9 % v/v HNO3 en kunnen bijgevolg onverdund gemeten worden. Bij hoge concentraties worden de
LAB 00 P 180 F 001 I-MET model v.01 2011-07-01
LAB I-MET-FLVVG-207-208-v.04-2014-02-21.doc-11/20
Voeding Kwantitatieve bepaling van mineralen, P, Cu, Fe en Zn met ICP-OES in extracten van levensmiddelen extracten meer verdund met de blanco ijkoplossing (8.1.12). Giet de blanco oplossing (8.1.12) en de standaardoplossingen (8.1.13 tot 8.1.15 of 8.1.16 tot 8.1.18) over in falconbuisjes van 50 ml (8.2.4). De extracten worden in de autosampler geplaatst zonder over te gieten in andere proefbuizen van 10 ml (8.2.3), m.a.w. in falconbuizen van 50 ml (8.2.4) of digiTUBEs van 50 ml (8.2.5). Eventuele verdunningen van extracten worden aangemaakt in plastiek proefbuisjes van 10 ml (8.2.3) en zo in de autosampler van de ICP-OES (9.1) geplaatst. De blanco- en standaardoplossingen moeten op volgende posities geplaatst worden: Positie 1: Blanco ijkoplossing (8,9 % v/v HNO3) (8.1.12) Positie 2: Standaard 1 in 8,9 % v/v HNO3 Lage ijklijn: 1 mg/l Ca, K, Mg, Na, P en 100 µg/l Cu, Fe en Zn(8.1.13) Hoge ijklijn: 10 mg/l Ca, K, Mg, Na, P (8.1.16) Positie 3: Standaard 2 in 8,9 % v/v HNO3 Lage ijklijn: 5 mg/l Ca, K, Mg, Na, P en 250 µg/l Cu, Fe en Zn(8.1.14) Hoge ijklijn: 50 mg/l Ca, K, Mg, Na, P (8.1.17) Positie 4: Standaard 3 in 8,9 % v/v HNO3 Lage ijklijn: 10 mg/l Ca, K, Mg, Na, P en 500 µg/l Cu, Fe en Zn(8.1.15) Hoge ijklijn: 100 mg/l Ca, K, Mg, Na, P (8.1.18) Opmerking: voor de analyse ‘Reagent blank’ moet geen apart proefbuisje worden gevuld, de ICP-OES (9.1) zal hiervoor automatisch de Calib Blank hermeten (8.1.12). Wanneer een meetwaarde buiten de kalibratielijn valt, m.a.w. groter is dan de grootste standaard, dan moet het extract meer verdund worden. De verdunning gebeurt in dat geval in de blanco oplossing (8.1.12). Op het analyserapport van de ICP-OES verschijnt de mededeling ‘Sample concentration is greater than that of the highest standard’. -
Meet de oplossingen volgens de procedures beschreven in het logboek van de ICP-OES (9.1): - Roep de methode “Mineralen + P + Cu + Fe + Zn” of “Mineralen + P hoog” op. - Open een nieuwe sample info file, “sample massa.sif” en vul de nodige parameters in als monsteridentificatie, afgewogen massa, volume, verdunning, … - Start de analyse.
Opmerking: Een overzicht van de werkwijze is samengevat in LAB I-MET-FLVVG-207-208 D01 : Bijlage 1 : ‘Flowchart mineralen, P, Cu, Fe en Zn in voeding’.
11 Kwaliteitscontrole Alvorens over te gaan tot de berekening van de resultaten, moet worden nagegaan of de meting goed is verlopen. Evalueer de resultaten van de analysereeks. Controleer de resultaten van de kalibratie-oplossingen, de tussentijdse metingen van standaard 2, de procedureblanco’s en de referentiestalen.
LAB 00 P 180 F 001 I-MET model v.01 2011-07-01
LAB I-MET-FLVVG-207-208-v.04-2014-02-21.doc-12/20
Voeding Kwantitatieve bepaling van mineralen, P, Cu, Fe en Zn met ICP-OES in extracten van levensmiddelen 11.1 Procedureblanco Het resultaat van de procedureblanco wordt geëvalueerd a.d.h.v. het resultaat in de meetoplossing ervan voor de elementen van toepassing. Indien het resultaat van de procedureblanco te hoog is, moet gezocht worden naar de oorzaak van de contaminatie, van de gebruikte reagentia, ... De ‘mean concentration’ in de meetoplossing van de procedureblanco mag niet groter zijn dan de LOD van dat element: 100 µg/l voor K, Na en P; 50 µg/l voor Ca; 62,5 µg/l voor Mg en 10 µg/l voor Cu, Fe en Zn.
11.2 Controle van contaminatie door memory effect bij de meting met ICP-OES Contaminatie door “memory” effect is het achterblijven van analyt aan de onderdelen van het injectiesysteem en de sproeikamer van de ICP-OES (9.1). Bij elke serie bepalingen wordt de blanco (8.1.12) meegenomen voor de constructie van de ijklijn. Dezelfde blanco ijkoplossing (8.1.12) wordt nogmaals gemeten als ‘Reagent blank’ direct na de hoogste standaard (8.1.12) en op het einde van de meetreeks als staal. Het resultaat van deze blanco controlestalen wordt geëvalueerd a.d.h.v. het resultaat in de meetoplossing ervan voor de elementen van toepassing. De ‘mean concentration’ in de meetoplossing van de ‘Reagent blank’ en van de blanco gemeten op het einde van de reeks, mag niet groter zijn dan de LOD van dat element: 100 µg/l voor K, Na en P; 50 µg/l voor Ca; 62,5 µg/l voor Mg en 10 µg/l voor Cu, Fe en Zn. Indien de ‘mean concentration’ groter is dan de vooropgestelde grenzen, is er contaminatie opgetreden. In dat geval moeten de onderdelen van het injectiesysteem en de sproeikamer van de ICP-OES (9.1) grondig gereinigd worden en moet de meting opnieuw gestart worden. Als reiniging niet volstaat, moet gekeken worden of de spoeltijd tussen twee injecties moet verhoogd worden.
11.3 Controle op drift tijdens de meting met ICP-OES Drift is ongewenst. Controle op drift gebeurt door het hermeten van een standaardoplossing (in dit geval standaard 2) als staal en dit met een frequentie van minstens om de 6 te meten oplossingen. Het resultaat van de controle op drift wordt geëvalueerd a.d.h.v. het resultaat in de meetoplossing ervan. Criterium 1: Het resultaat mag voor alle elementen, behalve Fe, maximaal 5 procent relatief afwijken van de nominale waarde van de standaard. Voor Fe mag de afwijking maximaal 10 procent afwijken van de nominale waarde van de standaard.
Het resultaat van de controle op drift met standaard 2 bij de lage ijklijn: - Ca, K, Mg, Na en P: 5 mg/l: mag minimum 4,75 mg/l en maximum 5,25 mg/l bedragen, - Cu en Zn: 250 µg/l: mag minimum 237,5 µg/l en maximum 262,5 µg/l bedragen, - Fe: 250 µg/l: mag minimum 225 µg/l en maximum 275 µg/l bedragen.
Het resultaat van de controle op drift met standaard 2 bij de hoge ijklijn:
LAB 00 P 180 F 001 I-MET model v.01 2011-07-01
LAB I-MET-FLVVG-207-208-v.04-2014-02-21.doc-13/20
Voeding Kwantitatieve bepaling van mineralen, P, Cu, Fe en Zn met ICP-OES in extracten van levensmiddelen -
Ca, K, Mg, Na en P: 5 mg/l: mag minimum 47,5 mg/l en maximum 52,5 mg/l bedragen.
Criterium 2: Het verschil tussen twee opeenvolgende resultaten van de controle op drift mag voor alle elementen, behalve Fe, niet hoger zijn dan 5 % van de nominale concentratie van de te controleren standaard. Voor Fe mag het verschil tussen twee opeenvolgende resultaten van de controle op drift niet hoger zijn dan 10 % van de nominale concentratie. Lage ijklijn: Het verschil tussen twee opeenvolgende driftcontroles mag niet hoger zijn dan 0,25 mg/l voor Ca, K, Mg, Na en P, niet hoger dan 12,5 µg/l voor Cu en Zn en niet hoger dan 25 µg/l voor Fe.
Hoge ijklijn: Het verschil tussen twee opeenvolgende driftcontroles mag niet hoger zijn dan 2,5 mg/l voor Ca, K, Mg, Na en P. Indien het resultaat van de controle niet voldoet, moeten alle oplossingen gemeten vanaf de laatste goede controle tot de volgende goede controle hermeten worden. Als de resultaten voorafgegaan aan een te hoge driftcontrole alle lager zijn dan de LOQ, moeten die resultaten niet verworpen worden.
11.4 Controle van de performantie van de ICP-OES De intensiteiten van de standaardoplossingen (8.1.13 tot 8.1.15) uitgedrukt in counts geven een indicatie van de performance van de ICP-OES (9.1). Indien de intensiteit opvallend lager is dan de voorgaande waarden, kan dit een indicatie zijn van een verminderd vermogen van de generatorbuis, van een slechte positie van de toorts, of gewoon het niet opzuigen van de meetoplossing ... (zie ook het logboek van de ICP-OES (9.1)). Bij een opvallend lager resultaat, moet eerst gedacht worden aan het slecht opzuigen van het staal en moet het deel van de meetreeks waarvan het opzuigen niet gewaarborgd is door gunstige controleoplossingen, hermeten worden.
11.5 Lineariteit Controleer de ijklijn door naar het resultaat van de correlatiecoëfficiënt bij de “calibration summary” te gaan kijken. Deze moet minstens 0,999 zijn. Bij een lagere correlatiecoëfficiënt moet de meting herbegonnen worden. De correlatiecoëfficiënt moet minstens 0,999 zijn. Opmerking: De analist voert deze controle zelf uit omdat acties n.a.v. afwijkende correlatiecoëfficiënt niet kunnen geprogrammeerd worden in de ICP-OES (9.1).
11.6 Controle van de zelfgemaakte standaardoplossingen De blanco en de standaardoplossingen (8.1.12; 8.1.13 tot 8.1.15 voor de lage ijklijn en 8.1.16 tot 8.1.18 voor de hoge ijklijn) worden gemaakt in het laboratorium. Er wordt naar gestreefd deze oplossingen gelijktijdig aan te maken en te controleren. Bij aanmaak van de nieuwe standaardreeks moet aan twee criteria voldaan worden: - De juistheid van de concentraties wordt gecontroleerd t.o.v. controleoplossingen (8.1.21 voor de lage ijklijn en 8.1.22 voor de hoge ijklijn) die aangemaakt worden door een
LAB 00 P 180 F 001 I-MET model v.01 2011-07-01
LAB I-MET-FLVVG-207-208-v.04-2014-02-21.doc-14/20
Voeding Kwantitatieve bepaling van mineralen, P, Cu, Fe en Zn met ICP-OES in extracten van levensmiddelen aangekochte referentieoplossing (8.1.20) 100 of 10 keer te verdunnen. Hier wordt een afwijking van 5 % toegestaan. - Naast dit criterium moet de nieuwe standaardreeks ook een lineair verband vertonen. Vandaar dat de nieuw bekomen correlatiecoëfficiënt minstens 0,999 moet zijn (zie § 11.5). Criteria voor de nieuwe standaardoplossingen samengevat: Controle van nieuw aangemaakte standaardoplossingen – lage ijklijn: - Aangekochte referentieoplossing: Voor Ca, K, Mg, Na, P: > 4,75 mg/l en < 5,25 mg/l Voor Cu, Fe, Zn: > 237,5 µg/l en < 262,5 µg/l - Correlatiecoëfficiënt ≥ 0,999
Controle van nieuw aangemaakte standaardoplossingen – hoge ijklijn: - Aangekochte referentieoplossing: Voor Ca, K, Mg, Na, P: > 47,5 mg/l en < 52,5 mg/l - Correlatiecoëfficiënt ≥ 0,999 Als niet aan bovenstaande criteria voldaan wordt, moet de standaardreeks opnieuw aangemaakt worden.
11.7 Eerstelijnscontrole Bij een meetreeks worden als eerstelijnscontrole gecertificeerde stalen en/of ringteststalen en/of zelf bereide referentiestalen gebruikt. De referentiemonsters worden in duplo geanalyseerd. Het resultaat komt op het verslag in mg/kg. Het gehalte is gecorrigeerd voor de blanco en voor de afgewogen massa, het eindvolume en de verdunning. 11.7.1 Evaluatie van het resultaat van de eerstelijnscontrole Het resultaat van de eerstelijnscontrole wordt geëvalueerd a.d.h.v. een elektronische werkcontrolekaart. De werkcontrolekaart is een Excel document dat bewaard wordt onder: M:\AC\z_CTRL_kaarten In LAB 22 L 66: 'Overzicht referentiematerialen' wordt aangegeven waartussen een gemeten waarde van een referentie dient te liggen om de eerstelijnscontrole goed te keuren. 11.7.2 Gevolg van de evaluatie van de eerstelijnscontrole voor de meetreeks -
Eerstelijnscontroles met gehalte rond de bepaalbaarheidsgrens worden niet meegenomen in de evaluatie van de meetreeks. Deze worden louter informatief gemeten. Eerstelijnscontroles waar duidelijk contaminatie werd vastgesteld (extreem hoge waarde), worden niet meegenomen in de evaluatie van de meetreeks. Als de eerstelijnscontroles afgekeurd worden, moet de analyse volledig heropgestart worden.
LAB 00 P 180 F 001 I-MET model v.01 2011-07-01
LAB I-MET-FLVVG-207-208-v.04-2014-02-21.doc-15/20
Voeding Kwantitatieve bepaling van mineralen, P, Cu, Fe en Zn met ICP-OES in extracten van levensmiddelen 12 Berekening en rapportering 12.1 ICP-OES rapport De resultaten van de meting met ICP-OES (9.1) worden elektronisch uitgeprint. De elektronische versie van het rapport wordt bewaard op de M-schijf. Het ICP-OES rapport geeft de meetresultaten van de blanco, de standaarden, de tussentijdse metingen van standaard 2, de water stalen, de procedureblanco’s en de referentiestalen. De resultaten op het ICP-OES-rapport zijn gecorrigeerd voor de blanco. Verder worden de datum van analyse, de gebruikte methode en de naam van de resultatenfile weergegeven.
12.2 Registratie kwaliteitscontrole 12.2.1 Registratie procedureblanco De analist maakt aanduidingen op het rapport van de ICP-OES (9.1) indien nodig. 12.2.2 Registratie contaminatie door memory effect De analist maakt aanduidingen op het rapport van de ICP-OES (9.1) indien nodig. 12.2.3 Registratie controle op drift De analist maakt aanduidingen op het rapport van de ICP-OES indien nodig. 12.2.4 Registratie controle van de performantie van de ICP-OES De analist maakt aanduidingen op het rapport van de ICP-OES indien nodig. 12.2.5 Registratie lineariteit De analist maakt aanduidingen op het rapport van de ICP-OES indien nodig. 12.2.6 Registratie controle van de zelfgemaakte standaarden De controle van de standaardoplossingen die nieuw in gebruik worden genomen, wordt bijgehouden in bijlagen horende bij het logboek van de ICP-OES (9.1). 12.2.7 Registratie van de resultaten van de eerstelijnscontrole -
-
De analist vult de datum van uitvoering en de resultaten van de eerstelijnscontrole in op de elektronische controlekaart (zie § 11.7.1 en LAB 22 I 24 : ‘Prestatiekenmerken & Meetonzekerheid van kwantitatieve methoden’). De elektronische controlekaarten worden afgeprint wanneer ze volledig ingevuld zijn of wanneer een staal opgebruikt is. De uitgeprinte grafieken en het invulblad worden bewaard in het validatiedossier.
12.3 Resultaten van de analysestalen 12.3.1 Berekening van de resultaten van de analysestalen en eerstelijnscontrolestalen Aan de hand van de ICP-OES rapporten berekent de analist de resultaten van de stalen en de eerstelijnscontrolemonsters in mg/kg.
LAB 00 P 180 F 001 I-MET model v.01 2011-07-01
LAB I-MET-FLVVG-207-208-v.04-2014-02-21.doc-16/20
Voeding Kwantitatieve bepaling van mineralen, P, Cu, Fe en Zn met ICP-OES in extracten van levensmiddelen Voor stalen waarvoor de energiewaarde gekend is, worden de lims-methoden 207EW en 208EW gebruikt voor rapportage van de resultaten. Het eindresultaat wordt in mg/100 kcal uitgedrukt. Algemeen is het eindresultaat van een staal gelijk aan het gemiddelde resultaat van de duplo bepaling van dat monster. Indien het eindresultaat lager is dan LOQ van een element, wordt het resultaat gerapporteerd als volgt: < LOQ. Deze berekening wordt niet door de analist zelf uitgevoerd, maar gebeurt automatisch in het LIMS systeem. Indien meer dan 2 analyseresultaten bekomen werden doordat resultaten bevestigd werden n.a.v. een te groot verschil tussen duplo-resultaten (cfr. § 12.3.3.1), wordt het eindresultaat berekend a.d.h.v. de werkwijze beschreven in LAB I-MET-FLVVG-207-208 D03 : Bijlage 3 : ‘Berekening van het gemiddelde’. Indien meer dan 2 analyseresultaten bekomen werden doordat de resultaten bevestigd werden n.a.v. een overschrijding van een norm/actielimiet, waarbij aan het criterium i.v.m. het verschil tussen de duplo-resultaten voldaan was, wordt het eindresultaat berekend uit het gemiddelde van alle bekomen resultaten. 12.3.2 Registratie analysegegevens De analist vult de gegevens van het Analyseformulier (zie LAB I-MET-FLVVG-078 F03 of LAB I-MET-FLVVG-213 F01) aan met: - het resultaat van de stalen en de blanco’s, - de evaluatie van de eerstelijnscontroles (‘OK’ voor gunstige, ‘NOK’ voor ongunstige, ‘LOQ’ voor informatieve eerstelijnscontrole met gehalte rond de LOQ, ‘C’ voor eerstelijnscontrolemonsters waar contaminatie werd vastgesteld). De ingevulde analyseformulieren worden bewaard in de kaft “Analyseformulieren VOEDING” in lokaal 2.17. 12.3.3 Evaluatie van de resultaten van de stalen Er kan worden overgegaan tot de evaluatie van de resultaten van de analysemonsters als de kwaliteitscontrole gunstig werd bevonden, m.a.w. als voldaan was aan de criteria voor: - de procedureblanco’s, - de ‘Reagent Blank’ vooraan de meetreeks en de blanco gemeten op het einde van de meetreeks ter controle van memory effect, - de controle op drift, - de performantie van de ICP-OES (intensiteiten), - de lineariteit van de ijklijn, - de eerstelijnscontrole. Algemeen geldt dat resultaten slechts gerapporteerd worden wanneer er minstens één geldig resultaat bekomen is. Duplo-resultaten van eenzelfde staal moeten ook voldoen aan het criterium i.v.m. het maximaal toegelaten verschil tussen duplo-bepalingen (cfr. § 12.3.3.1). 12.3.3.1 Duplo-bepalingen Algemeen worden stalen in tweevoud geanalyseerd. Indien van een monster twee resultaten beschikbaar zijn (in één analysereeks bekomen), is het maximaal toegelaten verschil tussen
LAB 00 P 180 F 001 I-MET model v.01 2011-07-01
LAB I-MET-FLVVG-207-208-v.04-2014-02-21.doc-17/20
Voeding Kwantitatieve bepaling van mineralen, P, Cu, Fe en Zn met ICP-OES in extracten van levensmiddelen de duplo bepalingen afhankelijk van het gemeten gehalte in het staal en het element, nl. als volgt: Voor Ca, K, Mg, Na, P: gehalte ≤ 250 mg/kg: 250 mg/kg < gehalte < 2500: ≥ 2500 mg/kg: Voor Cu, Fe, Zn: gehalte ≤ 50 mg/kg: 50 mg/kg < gehalte < 500: ≥ 500 mg/kg:
maximum LOQ maximum 15 % maximum 10 % maximum LOQ maximum 15 % maximum 10 %
Indien het gemiddelde lager is dan de LOQ, vervalt dit criterium en is het eindresultaat < LOQ. Zie ook LAB I-MET-FLVVG-207-208 D03 : Bijlage 3 : ‘Berekening van het gemiddelde’. Indien niet aan deze voorwaarde is voldaan, moet het monster opnieuw geanalyseerd worden. Ga eerst na of de oorzaak ligt bij de meting door de ICP-OES (9.1) door het opnieuw meten van de twee oplossingen van het staal. Als het verschil tussen de twee duplobepalingen te groot blijft, moet de ontsluiting en de meting herdaan worden. Het eindresultaat wordt berekend a.d.h.v. de werkwijze beschreven in LAB I-MET-FLVVG-207-208 D03 : Bijlage 3 : ‘Berekening van het gemiddelde’. 12.3.3.2 Vergelijking van het resultaat met de norm 12.3.3.2.1 Normen O.w.v. praktische redenen wordt een overzicht van de vigerende wetgeving bewaard in de kaft “Gevraagde proeven Voeding”. De elektronische versie is te vinden onder: M://ANORANISCHE CHEMIE/data IVH/wetteksten/voeding/ Bij wijziging van de wetgeving wordt dit overzicht aangepast. De geldende normen (op moment van uitgifte van deze I-MET) voor Cu zijn terug te vinden in Bijlage tot het koninklijk besluit van 13 maart 2000 tot vaststelling van de maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen toegelaten in en op voedingsmiddelen (p. 43). Specifiek voor babyvoeding gelden aparte maximum en minimum toegelaten waarden. Deze zijn vermeld in KB van 18/02/1991 betreffende voedingsmiddelen bestemd voor bijzondere voeding. De normen zijn opgedeeld per specifiek type babyvoeding (babyvoeding, opvolgzuigelingenvoeding, babyvoeding op basis van granen, …) en ze zijn uitgedrukt in mg/100 kJ en mg/100 kcal. In de technische fiches van FAVV (DIS) zijn de verschillende normen per type babyvoeding uitvoerig beschreven. 12.3.3.2.2 Resultaat vergelijken met een norm Indien een norm of actielimiet gekend is, wordt het eindresultaat hiermee vergeleken. Indien het eindresultaat (zonder rekening te houden met meetonzekerheid) hoger is dan de norm, wordt het monster nogmaals in duplo geanalyseerd.
LAB 00 P 180 F 001 I-MET model v.01 2011-07-01
LAB I-MET-FLVVG-207-208-v.04-2014-02-21.doc-18/20
Voeding Kwantitatieve bepaling van mineralen, P, Cu, Fe en Zn met ICP-OES in extracten van levensmiddelen Het eindresultaat is het gemiddelde van alle bekomen resultaten, tenzij bij de eerste analyse niet voldaan was aan het criterium van het verschil tussen de duplo’s. In dat geval wordt het eindresultaat berekend a.d.h.v. de werkwijze beschreven in LAB I-MET-FLVVG-207-208 D03 : Bijlage 3 : ‘Berekening van het gemiddelde’. Voor de normen die gelden voor babyvoeding uitgedrukt in mg/100 kJ en mg/100 kcal wordt de gemeten concentratie in mg/kg omgerekend als volgt: Gehalte in mg/100 kcal = concentratie (mg/kg) x 10 / energiewaarde monster per 100 g (kcal) en Gehalte in mg/100 kJ = concentratie (mg/kg) x 10 / energiewaarde monster per 100 g (kJ) De methoden 207EW en 208EW voorzien een uitdrukking van het eindresultaat in mg/100 kcal. 12.3.4 LIMS en resultatenkaft -
-
De analist vult de eindresultaten van de analyses en indien gekend, de energiewaarde, in op de afgedrukte lijsten met proefaanvragen voor stalen van de sectie voeding die worden bewaard in de kaft “Gevraagde proeven Voeding”. De resultaten van bevestigingen worden eveneens in deze kaft genoteerd. De kaft wordt bewaard in lokaal 2.17. De eindresultaten van de analyses worden ingevoerd in het LIMS. De ingevoerde gegevens worden gevalideerd door de analist d.m.v. een elektronische handtekening.
13 Verwijzing naar bijhorende procedure, instructies, documenten, formulieren of lijsten LAB I-MET-FLVVG-207-208 D01: Bijlage 1: ‘Flowchart mineralen, P, Cu, Fe en Zn in voeding’ LAB I-MET-FLVVG-207-208 D02: Bijlage 2: ‘Methoden ‘Mineralen + P + Cu + Fe + Zn’ en ‘Mineralen + P hoog’’ LAB I-MET-FLVVG-207-208 D03: Bijlage 3: ‘Berekening van het gemiddelde’ LAB 22 L 43 : ‘D-nummers AC’ LAB 22 P 007 : ‘Monsterbeheer’ LAB 22 I 24 : ‘Prestatiekenmerken & Meetonzekerheid van kwantitatieve methoden’ LAB I-MET-FLVVG-077 : ‘Preparatie van levensmiddelen voor de analyse van elementen’ LAB I-MET-FLVVG-078 : ‘Microgolfontsluiting van levensmiddelen voor de analyse van elementen’
LAB 00 P 180 F 001 I-MET model v.01 2011-07-01
LAB I-MET-FLVVG-207-208-v.04-2014-02-21.doc-19/20
Voeding Kwantitatieve bepaling van mineralen, P, Cu, Fe en Zn met ICP-OES in extracten van levensmiddelen LAB I-MET-FLVVG-078 F03b en c: Bijlage 3: ‘Analyseformulieren Xpress’ LAB I-MET-FLVVG-213 : 'DigiPREP ontsluiting van levensmiddelen voor de analyse van elementen' LAB I-MET-FLVVG-213 F01 : Bijlage 1 : 'Analyseformulier digiPREP voeding' LAB 22 L 66: 'Overzicht referentiematerialen'
LAB 00 P 180 F 001 I-MET model v.01 2011-07-01
LAB I-MET-FLVVG-207-208-v.04-2014-02-21.doc-20/20
Bijlage 1 bij LAB I-MET-FLVVG-207-208
Flowchart mineralen, P, Cu, Fe en Zn in voeding Element Ca K Mg Na P Cu Fe Zn
LOD (µg/l) (in de meetoplossing) 50 100 62,5 100 100 10 10 10
Element
LOQ (µg/l) (in de meetoplossing) 100 200 125 200 200 20 20 20
Gemeten gehalte µ ≤ 250 mg/kg
Ca, K, Mg, Na, P
Cu, Fe, Zn
LOQ (mg/kg) 23 36 18 36 36 4,5 → 5 4,5 → 5 4,5 → 5
Maximaal toegelaten verschil tussen duplo’s LOQ
250 mg/kg < µ < 2500 mg/kg
15 %
µ ≥ 2500 mg/kg
10 %
µ ≤ 50 mg/kg
LOQ
50 mg/kg < µ < 500 mg/kg
15 %
µ ≥ 500 mg/kg
10 %
LAB I-MET-FLVVG-207-208 D01-v.04-2014-02-21.doc
Bijlage 2 bij LAB I-MET-FLVVG-207-208
Methoden ‘Mineralen + P + Cu + Fe + Zn’ en ‘Mineralen + P hoog’
LAB I-MET-FLVVG-207-208 D02-v.02-2012-11-13.doc
Bijlage 3 bij LAB I-MET-FLVVG-207-208
Berekening van het gemiddelde Voeding - Kwantitatieve bepaling van mineralen, P, Cu, Fe en Zn met ICP-OES in extracten van levensmiddelen Afkortingen: Xi = resultaat µ = gemiddelde LOQ = Limit of Quantification = rapporteringsgrens = bepaalbaarheidsgrens START:
X1, X2
Bereken het gemiddelde resultaat (X1 + X2) 2
JA
(X1 + X2) < LOQ 2
µ = ‘< LOQ’
NEEN OK
Zie Tabel voor criteria voor |X1 - X2|
µ = (X1 + X2) 2
NOK Herneem de analyse nogmaals in duplo ⇒ X3 en X4
OK Zie Tabel voor criteria voor |Xmax – Xmin|
NOK
µ = (X1 + X2 + X3 + X4) 4
Waarbij: X1 ≥ X2 ≥ X3 ≥ X4
µ = (X2 + X3) 2
Element
Gemeten gehalte µ ≤ 250 mg/kg
Ca, K, Mg, Na, P
Cu, Fe, Zn
Maximaal toegelaten verschil tussen duplo’s LOQ
250 mg/kg < µ < 2500 mg/kg
15 %
µ ≥ 2500 mg/kg
10 %
µ ≤ 50 mg/kg
LOQ
50 mg/kg < µ < 500 mg/kg
15 %
µ ≥ 500 mg/kg
10 %
LAB I-MET-FLVVG-207-208 D03-v.03-2014-02-21.doc