Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen
Bestuur Laboratoria - FLVVG
MET-FLVVG-224
Voeding Kwantitatieve bepaling van anorganisch arseen met HPLC-ICP-MS na waterbadextractie
Versie Datum van toepassing
03 2014-02-07
Opgesteld door :
Luc Van De Weghe, industrieel ingenieur
Nazicht door :
Vanessa Schotte, industrieel ingenieur, 2014-02-03
Goedkeuring vrijgave door :
Inge Van Hauteghem, sectieverantwoordelijke AC; 2014-02-07
Beheer & locatie geldende versie :
Dienst KVM; Centrale server FLVVG
Bestemmelingen :
Sectie AC, medewerkers voedinganalyses
Trefwoorden :
Voeding, anorganisch arseen, HPLC, ICP-MS
LAB I-MET-FLVVG-224-v.03-2014-02-07.doc 1/18
Voeding Kwantitatieve bepaling van anorganisch arseen met HPLC-ICP-MS na waterbadextractie Overzicht wijzigingen Herziening door/datum* IVH / 23-1-2014 IVH / 31-1-2014
Reden van herziening
Tekstdeel/draagwijdte van de herziening § 10.2 ; § 11.3 + D01
Opmerkingen interne audit Opmerking Waterbad (NC-B audit) + min 4000 tpm centrifugatie ; controle retentietijd ook met 25 ppb standaard
§ 10.2 ; § 10.3
*
Het verschil tussen de huidige datum en de laatste herziening mag niet meer dan 5 jaar bedragen.
Wijzigingen ten opzichte van de vorige versie worden gemarkeerd in rood. Indien omwille van de omvang van de wijzigingen, de tekst door gebruik van markeringen niet meer leesbaar wordt, wordt de markering van wijzigingen weggelaten in de nieuwe versie. Dit wordt vermeld in de historiek van het document.
LAB 00 P 180 F 001 I-MET model v.01 2011-07-01
LAB I-MET-FLVVG-224-v.03-2014-02-07.doc 2/18
Voeding Kwantitatieve bepaling van anorganisch arseen met HPLC-ICP-MS na waterbadextractie INHOUDSTABEL 1
DOEL .................................................................................................................................. 5
2
TOEPASSINGSGEBIED .................................................................................................... 5
3
WETTELIJKE EN NORMATIEVE DOCUMENTEN........................................................... 5
4
DEFINITIES EN AFKORTINGEN ...................................................................................... 5
5
PRINCIPE........................................................................................................................... 5
6
PRESTATIEKENMERKEN ................................................................................................ 6
7
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN EN BIJZONDERE MAATREGELEN .......................... 6
8
REAGENTIA EN HULPSTOFFEN..................................................................................... 6 8.1 8.2
9
REAGENTIA..................................................................................................................... 6 HULPSTOFFEN ................................................................................................................ 9
TOESTELLEN .................................................................................................................... 9 9.1. ICP-MS (A ICP-MS 1, LAB 22-I-LOG-AC 8) .................................................................... 9 9.2. HPLC (A HPLC 1, LAB 22-I-LOG-AC 38) ........................................................................ 9
10 WERKWIJZE...................................................................................................................... 9 10.1 BEREIDING VAN HET ANALYSEMONSTER ....................................................................... 9 10.2 W ATERBADEXTRACTIE .............................................................................................. 10 10.3 BEPALING VAN DE CONCENTRATIE IN HET EXTRACT ..................................................... 10 10.3.1 Algemeen ........................................................................................................... 10 10.3.2 Methode ............................................................................................................. 11 10.3.3 Voorbereiding op de meting met HPLC – ICP-MS ............................................ 11 10.3.4 Meten van de extracten met HPLC - ICP-MS .................................................... 12 10.3.5 Uit te voeren controles ter evaluatie van de analysereeks ................................ 12 11 KWALITEITSCONTROLE ............................................................................................... 13 11.1 CONTROLE VAN HET GEHALTE AS IN DE STOCKOPLOSSINGEN (8.1.11 TOT 8.1.14) ....... 13 11.2 CONTROLE VAN HET GEHALTE AS IN DE MIX TUSSENOPLOSSING (8.1.16) .................... 13 11.3 CONTROLE VAN DE BLANCO IJKOPLOSSING................................................................. 13 11.4 CONTROLE VAN DE PROCEDUREBLANCO’S ................................................................. 13 11.5 CONTROLE OP DRIFT................................................................................................. 14 11.6 CONTROLE VAN DE PERFORMANTIE VAN DE ICP-MS .................................................. 14 11.7 LINEARITEIT.............................................................................................................. 14 11.8 EERSTELIJNSCONTROLE ........................................................................................... 14 11.8.1 Evaluatie van het resultaat van de eerstelijnscontrole ...................................... 14 11.8.2 Gevolg van de evaluatie van de eerstelijnscontrole voor de meetreeks ........... 15 12 BEREKENING EN RAPPORTERING ............................................................................. 15 12.1 HPLC-ICP-MS RAPPORT ......................................................................................... 15 12.2 REGISTRATIE KWALITEITSCONTROLE.......................................................................... 15 12.2.1 Registratie controle blanco ijkoplossing............................................................. 15 12.2.2 Registratie controle procedureblanco ................................................................ 15 12.2.3 Registratie controle op drift ................................................................................ 16
LAB 00 P 180 F 001 I-MET model v.01 2011-07-01
LAB I-MET-FLVVG-224-v.03-2014-02-07.doc 3/18
Voeding Kwantitatieve bepaling van anorganisch arseen met HPLC-ICP-MS na waterbadextractie 12.2.4 Registratie controle van de performantie van de ICP-MS ................................. 16 12.2.5 Registratie lineariteit .......................................................................................... 16 12.2.6 Registratie van de resultaten van de eerstelijnscontrole ................................... 16 12.2.7 Registratie van de controle van het gehalte As in de stockoplossingen en de mix tussenoplossing (§ 10.3 en § 10.4) .................................................................................. 16 12.3 RESULTATEN VAN DE ANALYSESTALEN ....................................................................... 16 12.3.1 Berekening van de resultaten van de analysestalen en eerstelijnscontrolestalen 16 12.3.2 Registratie analysegegevens ............................................................................. 16 12.3.3 Evaluatie van de resultaten van de stalen ......................................................... 17 12.3.4 LIMS en resultatenkaft ....................................................................................... 18 13 VERWIJZING NAAR BIJHORENDE PROCEDURES, INSTRUCTIES, DOCUMENTEN, FORMULIEREN OF LIJSTEN ................................................................................................ 18
LAB 00 P 180 F 001 I-MET model v.01 2011-07-01
LAB I-MET-FLVVG-224-v.03-2014-02-07.doc 4/18
Voeding Kwantitatieve bepaling van anorganisch arseen met HPLC-ICP-MS na waterbadextractie 1
Doel
Dit voorschrift beschrijft de methode voor de bepaling van anorganisch arseen (iAs) in voeding (met uitzondering van melk, melkproducten, oliën en vetten) met HPLC-ICP-MS (High Performance Liquid Chromatografie - Inductively Coupled Plasma – Mass Spectrometry) na waterbadextractie.
2
Toepassingsgebied
De methode is van toepassing voor voeding, met uitzondering van melk, melkproducten, oliën en vetten. De bepaalbaarheidsgrens van de methode is 0,020 mg/kg.
3
Wettelijke en normatieve documenten
Working document van CEN TC 275 WG 10, projectleider Jens Sloth: Wi 00275238 - Foodstuffs – Determination of inorganic arsenic in foodstuffs of marine and plant origin by anion-exchange HPLC-ICPMS following waterbath extraction. Tabel 1. Verschilpunten I-MET en CEN Working document CEN Working document Stockoplossingen aanmaak 1000 ppm
4
Definities en afkortingen
Afkorting WG Wi CEN ICP-MS QC iAs AsB DMA MMA As(III) As(V) MM
5
I-MET-224 100 ppm
Origine CEN CEN CEN -
Betekenis Work Group Work item Centre Européenne de Normalisation Inductively Coupled Plasma – Mass Spectroscopy Quality Control Inorganic Arsenic (anorganisch arseen) Arsenobetaine (arsenobetaïne) Dimethylarsinate (dimethylarsinaat) Monomethyl arsonate (monomethylarsonaat) III Arsenite (arseniet = AsIII = As ) V Arsenate (arsenaat = AsV = As ) Molecuulmassa
Principe
Dit werkvoorschrift heeft tot doel anorganisch arseen iAs (= som van As(III) en As(V)) te bepalen. De organische verbindingen AsB, DMA en MMA worden eveneens geanalyseerd naast het anorganisch arseen.
LAB 00 P 180 F 001 I-MET model v.01 2011-07-01
LAB I-MET-FLVVG-224-v.03-2014-02-07.doc 5/18
Voeding Kwantitatieve bepaling van anorganisch arseen met HPLC-ICP-MS na waterbadextractie Hiertoe wordt een representatief deel van het monster behandeld met een oplossing van verdund salpeterzuur en waterstofperoxide in een verwarmd waterbad. Hierbij worden de arseen species geëxtraheerd in de oplossing en wordt alle As(III) geoxideerd naar As(V). Het anorganisch arseen wordt vervolgens selectief gescheiden van andere species door anionexchange HPLC gekoppeld aan ICP-MS. Er wordt via externe kalibratie met standaarden (matrix-matched) een kwantificatie gedaan van het gehalte aan anorganisch arseen in de monsters. Ter informatie worden ook de organische verbindingen AsB, DMA en MMA gekwantificeerd. Anorganisch arseen is meest schadelijk voor de gezondheid.
6
Prestatiekenmerken
Voor de prestatiekenmerken van de methode wordt verwezen naar het validatiedossier.
7 -
8
Veiligheidsvoorschriften en bijzondere maatregelen Vermijd contact van huid en ogen met salpeterzuur. Salpeterzuur is toxisch. Respecteer de veiligheidsvoorschriften voor werken met de ICP-MS. De arseenverbindingen zijn toxisch. Anorganisch arseen is toxisch. Respecteer de veiligheidsvoorschriften voor manipuleren van deze reagentia.
Reagentia en hulpstoffen
Verwijzingen naar een product en/of fabrikant dienen enkel ter informatie en identificatie en houdt geen uitsluiting in van andere producten en/of fabrikanten die mogelijk ook voldoen. Deze verwijzingen dienen om vergissingen te vermijden en het uitvoeren van bestellingen te vereenvoudigen. De in de procedure vermelde reagentia en apparatuur kunnen aldus door materiaal van minstens evenwaardige kwaliteit worden vervangen.
8.1
Reagentia
Water gebruikt voor de speciatie analyse moet van zeer hoge kwaliteit zijn, nl. water type I of Milli-Q water. Reagentia moeten van bijzondere zuiverheid zijn. Pro analyse kwaliteit is meestal niet voldoende zuiver. De reagentia van J.T. Baker type Instra Analysed Reagent, of equivalent, voldoen wel. 8.1.1. 8.1.2. 8.1.3. 8.1.4. 8.1.5. 8.1.6.
Water type I (Milli-Q) (PA 0) HNO3 suprapur: Nitric Acid 69 – 70 % J.T. Baker (PA 807 = 01-0421-05068) H2O2 30% (J.T. Baker) (PA 808 = 01-0291-05067) AsB: arsenobetaine (C5H11AsO2 ; MM: 178,06 g/mol), ≥ 95 % zuiver (05-0298-05620) DMA: dimethylarsenic acid = cacodylic acid ((CH3)2AsO2H ; MM: 138 g/mol), > 99 % zuiver (05-0298-0156). MMA: monosodium methane arsonate (CH4AsNaO3 ; MM 161,95 g/mol) in de vorm: monosodium acid methane arsonate sesquihydrate (CH4AsNaO3 met 3 molecules H2O per 2 molecules MMA of 1,5 H2O per molecule MMA ; MM: 189,0 g/mol), 98 % zuiver (05-0298-05667)
LAB 00 P 180 F 001 I-MET model v.01 2011-07-01
LAB I-MET-FLVVG-224-v.03-2014-02-07.doc 6/18
Voeding Kwantitatieve bepaling van anorganisch arseen met HPLC-ICP-MS na waterbadextractie 8.1.7.
As(V): arsenic(V) oxide hydrate (As2O5.xH2O ; MM zonder xH2O 229,84 g/mol) in de vorm: sodium arsenate dibasic heptahydrate (Na2AsO4.7H2O ; MM: 312,01 g/mol), 99,995 % zuiver (05-0298-05621)
8.1.4 tot 8.1.7 worden bewaard in de koele kamer 2.3. 8.1.8. Ammoniumcarbonaat (01-0074-05624) 8.1.9. Ammoniumhydroxide oplossing 25 % (01-0062-00107) 8.1.10. Methanol (HPLC grade) (01-0369-00571) 8.1.11. Stockoplossing AsB 100 mg As/l Bereiding: - Breng 250,3 mg AsB (8.1.4) in een plastiek maatkolf van 1 l. - Leng aan met Milli-Q water (8.1.1) tot de maatstreep. 8.1.12. Stockoplossing DMA 100 mg As/l Bereiding: - Breng 185,1 mg DMA (8.1.5) in een plastiek maatkolf van 1 l. - Leng aan met Milli-Q water (8.1.1) tot de maatstreep. 8.1.13. Stockoplossing MMA 100 mg As/l Bereiding: - Breng 257,4 mg MMA (8.1.6) in een plastiek maatkolf van 1 l. - Leng aan met Milli-Q water (8.1.1) tot de maatstreep. 8.1.14. Stockoplossing As(V) 100 mg As/l Bereiding: - Breng 416,5 mg As(V) (8.1.7) in een plastiek maatkolf van 1 l. - Leng aan met Milli-Q water (8.1.1) tot de maatstreep. De stockoplossingen 8.1.11 tot 8.1.14 worden in plastiek potten bewaard in de frigo gedurende 1 jaar. 8.1.15. Extractans (0,1 M HNO3 in 3 % H2O2) Bereiding: - Breng 6,5 ml HNO3 (8.1.2) in een maatkolf van 1 l. - Voeg ongeveer 800 ml Milli-Q water (8.1.1) toe. - Voeg 100 ml H2O2 (8.1.3) toe. - Leng aan met Milli-Q water (8.1.1) tot de maatstreep. Het extractans wordt telkens vers aangemaakt. 8.1.16. Mix tussenoplossing 250 ppb, met 250 µg/l AsB, DMA, MMA en As(V) Bereiding: - Breng in plastiek maatkolf van 250 ml: o 625 µl Stockoplossing AsB (8.1.11) o 625 µl Stockoplossing DMA (8.1.12) o 625 µl Stockoplossing MMA (8.1.13) o 625 µl Stockoplossing As(V) (8.1.14)
LAB 00 P 180 F 001 I-MET model v.01 2011-07-01
LAB I-MET-FLVVG-224-v.03-2014-02-07.doc 7/18
Voeding Kwantitatieve bepaling van anorganisch arseen met HPLC-ICP-MS na waterbadextractie - Leng aan met extractans (8.1.15) tot aan de maatstreep. De mix tussenoplossing kan maximum 10 dagen bewaard worden in de koele kamer 2.3. 8.1.17. Blanco ijkoplossing = extractans = 8.1.15 8.1.18. Standaard 1: 0,5 ppb, met 0,5 µg/l AsB, DMA, MMA en As(V) Bereiding: - Breng 100 µl ‘Mix tussenoplossing 250 ppb’ (8.1.16) in plastiek maatkolf van 50 ml. - Leng aan met extractans (8.1.15) tot aan de maatstreep. 8.1.19. Standaard 2: 5 ppb, met 5 µg/l AsB, DMA, MMA en As(V) Bereiding: - Breng 1000 µl ‘Mix tussenoplossing 250 ppb’ (8.1.16) in plastiek maatkolf van 50 ml. - Leng aan met extractans (8.1.15) tot aan de maatstreep. 8.1.20. Standaard 3: 10 ppb, met 10 µg/l AsB, DMA, MMA en As(V) Bereiding: - Breng 2000 µl ‘Mix tussenoplossing 250 ppb’ (8.1.16) in plastiek maatkolf van 50 ml. - Leng aan met extractans (8.1.15) tot aan de maatstreep. 8.1.21. Standaard 4: 25 ppb, met 25 µg/l AsB, DMA, MMA en As(V) Bereiding: - Breng 5000 µl ‘Mix tussenoplossing 250 ppb’ (8.1.16) in plastiek maatkolf van 50 ml. - Leng aan met extractans (8.1.15) tot aan de maatstreep. De standaarden 8.1.18 tot 8.1.21 worden telkens vers aangemaakt. 8.1.22. Eluens HPLC: 50 mM diammoniumcarbonaat pH 10,3 = OPLOSSING B Bereiding: - Weeg 4,8 g (NH4)2CO3 (8.1.8) af in een maatkolf van 1 l. - Los op in ongeveer 800 ml Milli-Q water (8.1.1) en voeg 30 ml methanol (8.1.10) toe. - Breng op pH 10,3 met NH4OH oplossing (8.1.9). - Leng aan tot 1 l met Milli-Q water (8.1.1). 8.1.23. 5 % Methanol = OPLOSSING C = OPLOSSING E Bereiding: Breng 50 ml methanol (8.1.10) in een maatkolf van 1 l en leng aan met Milli-Q water (8.1.1) tot aan de maatstreep. 8.1.24. Setup/Stab/MassCal Solution: PE #N8125030; 10 ppb Mg, Cu, Rh, Cd, In, Ba, Ce, Pb, U in 1 % HNO3 (PA 809 = 05-0293-02442) 8.1.25. Spoeloplossing ICP-MS (1 % HNO3) Bereiding: Breng 40 ml HNO3 (8.1.2) in een bidon en leng aan met Milli-Q water (8.1.1) tot 4 liter.
LAB 00 P 180 F 001 I-MET model v.01 2011-07-01
LAB I-MET-FLVVG-224-v.03-2014-02-07.doc 8/18
Voeding Kwantitatieve bepaling van anorganisch arseen met HPLC-ICP-MS na waterbadextractie De aanmaak van de verschillende standaarden, het extractans, het eluens en andere oplossingen wordt schematisch weergegeven in LAB I-MET-FLVVG-224 D01 : Bijlage 1 : ‘Flowchart bepaling van anorganisch arseen’. De houdbaarheid van zelfbereide oplossingen, indien dit niet expliciet vermeld wordt, is 1 jaar bij kamertemperatuur. De geschiktheid van de gebruikte oplossingen, buffers en standaardoplossingen wordt nagegaan aan de hand van ingebouwde borgingspunten en langetermijnvalidatie. Indien hieraan voldaan wordt, wijst dit op de aanvaardbaarheid van deze reagentia en toont dit eveneens aan dat de kwaliteit van de analyse gewaarborgd blijft.
8.2
Hulpstoffen
8.2.1. Plastiek maatkolven van 50 ml, 100 ml en 1000 ml 8.2.2. Plastiek vials voor HPLC 8.2.3. Plastiek falconbuisjes van 50 ml 8.2.4. Plastiek proefbuisjes van 10 ml 8.2.5. Plastiek flessen met brede hals van 500 ml en bijpassende schroefdop 8.2.6. Micropipetten met passende tips (Micropipetten, LAB 22-I-LOG-AC 5) 8.2.7. Spuiten 8.2.8. Microfilters (0,45 µm)
9
Toestellen
9.1. ICP-MS (A ICP-MS 1, LAB 22-I-LOG-AC 8) 9.2. HPLC (A HPLC 1, LAB 22-I-LOG-AC 38) 9.3. Warmwaterbad (A WATERBAD 2, TF-AC-39) 9.4. Centrifuge (A CENTRIFUGE 1, TF-AC-21) 9.5. Ika Minishaker (A IKA MS 1, TF-AC-6)
10 Werkwijze In alle stappen van de bepaling van het gehalte anorganisch arseen dient erover gewaakt dat contaminatie via stof, contact met de huid, contact met een vuil oppervlak, vuile recipiënten, … vermeden wordt. Een overzicht van de belangrijkste stappen in de werkwijze en uit te voeren controles is terug te vinden in LAB I-MET-FLVVG-224 D01 : Bijlage 1 : ‘Flowchart bepaling van anorganisch arseen’.
10.1 Bereiding van het analysemonster De analysemonsters en de referentiemonsters worden bereid volgens de procedures beschreven in LAB I-MET-FLVVG-077 : ‘Preparatie van levensmiddelen voor de analyse van elementen’.
LAB 00 P 180 F 001 I-MET model v.01 2011-07-01
LAB I-MET-FLVVG-224-v.03-2014-02-07.doc 9/18
Voeding Kwantitatieve bepaling van anorganisch arseen met HPLC-ICP-MS na waterbadextractie 10.2 Waterbadextractie 1. Weeg 0,2 – 0,5 g monster tot op 1 mg nauwkeurig af in een falconbuis van 50 ml (8.2.3) bv. tarwe: ± 0,5 g; rijst: ± 0,2 g; algen: ± 0,2 g; wijn: ± 1,5 g; plantaardige melk: ± 0,5 g (zie LAB I-MET-FLVVG-224 D01 : Bijlage 1 : ‘Flowchart bepaling van anorganisch arseen’) Vul hierbij het analyseformulier LAB I-MET-FLVVG-224-F02 : Bijlage 2 : ‘Analyseformulier iAs’ aan. 2. Voeg 10 ml extractans (8.1.15) toe aan elke buis. 3. Vortex de buis om het monster volledig te bevochtigen. Bij poedervormige monsters is het aan te raden om te extraheren gedurende enkele uren of overnacht. 4. Breng de buizen over in het warmwaterbad (9.3) op 90 ± 1 °C en laat 1 uur extraheren bij die temperatuur. Ga na of er voldoende water in het waterbad zit en vul bij indien nodig. Laat op temperatuur komen alvorens de buizen in het waterbad te plaatsen. 5. Buizen centrifugeren: minstens 4000 tpm – 10 minuten. 6. Supernatans filtreren d.m.v. spuiten (8.2.7) van het supernatans door een microfilter (8.2.8) in een proefbuisje (8.2.4). Deze extracten kunnen gedurende maximum 1 week bewaard worden in de frigo voor analyse.
10.3 Bepaling van de concentratie in het extract 10.3.1 Algemeen HPLC is een kwalitatieve en kwantitatieve analysemethode. De identificatie van de in het staal aanwezige verbindingen gebeurt door vergelijking van de retentietijden van de verschillende geëlueerde species met de retentietijd van de standaardoplossing die 4 species bevat: AsB, DMA, MMA en As(V). As(III) wordt in deze methode niet apart bepaald, omdat enkel het totale gehalte anorganisch arseen van belang is, namelijk de som van As(III) en As(V). Tijdens de extractiefase wordt alle As(III) omgezet naar As(V). De concentratie van elk species wordt bepaald met behulp van een kalibratiecurve die wordt geconstrueerd met een blanco en 4 standaardoplossingen met concentraties van respectievelijk 0; 0,5; 5; 10 en 25 ppb (8.1.17 tot 8.1.21). Met een reeks wordt het geheel aan stalen bedoeld dat op eenzelfde dag geëxtraheerd wordt. In 1 reeks worden steeds 2 procedureblanco’s meegenomen. 1 procedureblanco wordt steeds vooraan de meetreeks gemeten (net na de ijklijn en de onafhankelijke controlestandaard), de andere wordt steeds achteraan de reeks gemeten. Deze procedureblanco’s zijn bedoeld om de verschillende stappen in de voorbereiding van de stalen te controleren. Ze omvatten dan ook alle behandelingen maar dan zonder staal. De monsters in een reeks worden steeds in duplo meegenomen. In een reeks worden steeds ook minimum 2 referentiemonsters in duplo meegenomen. Ter controle van de retentietijden wordt de standaard 10 ppb of de standaard 25 ppb éénmaal gemeten met de laatst bewaarde versie van de methode alvorens de meetreeks te starten.
LAB 00 P 180 F 001 I-MET model v.01 2011-07-01
LAB I-MET-FLVVG-224-v.03-2014-02-07.doc 10/18
Voeding Kwantitatieve bepaling van anorganisch arseen met HPLC-ICP-MS na waterbadextractie Om het toestel te controleren op drift wordt de standaard van 10 ppb ongeveer om de 5 oplossingen opnieuw gemeten als ‘QC’ oplossing. Het resultaat van een monster is het gemiddelde resultaat bekomen uit duplo bepaling van het monster en berekend zoals omschreven in LAB I-MET-224 D04 : Bijlage 4 : ‘Berekening van het gemiddelde’. 10.3.2 Methode De volledige lijst met instellingen van de methode is opgenomen in LAB I-MET-FLVVG-224 D03 : Bijlage 3 : ‘Arseen speciatie Sloth AsO’. De scheiding gebeurt isocratisch in een buffer van 50 mM diammoniumcarbonaat bij pH 10,3 (8.1.22) (eluens of mobiele fase). Voor de speciatie van arseen wordt een anionenuitwisselingskolom gebruikt : een Hamilton PRP-X100 150 x 4,6 mm met deeltjes van 5 µm. De autosampler wordt net voor de analyse geflushed met 4 keer 500 µl 5 % methanol oplossing (8.1.23) = oplossing E. De kolom wordt na analyse ook gespoeld en gevuld met deze methanol oplossing (positie C). Met de ICP-MS detector worden de gescheiden As pieken gemeten als AsO (in DRC mode met O2 gas) bij massa 91 (dit wordt aangegeven in de methode bij Channel name). De bepaling van anorganisch arseen gebeurt met de cyclonische verstuiverkamer en bij een RFvermogen van 1300 W. Er worden 40 sweeps/reading, 1 reading/replicate en 3 replicates per analyse gemeten. 10.3.3 Voorbereiding op de meting met HPLC – ICP-MS 10.3.3.1 Reagentia HPLC 1. Vul fles A met Milli-Q (8.1.1) 2. Breng het eluens (8.1.22) over in fles B 3. Fles C en E dienen gevuld te zijn met 5 % methanol (8.1.23) (Fles D wordt niet gebruikt tijdens deze bepaling) 10.3.3.2 Voorbereiden HPLC 1. Chromera software opstarten 2. RUNTIME o Leidingen naar de pomp spoelen (5 ml/minuut) met ongeveer 20 ml Milli-Q (Fles A) en daarna met ongeveer 20 ml eluens (Fles B). o Kolom: debiet eluens geleidelijk aan opbouwen, zodat de druk op de kolom geleidelijk aan verhoogt: debiet verhogen van 0,2 ml/min naar 1 ml/min in stappen van 0,2.
LAB 00 P 180 F 001 I-MET model v.01 2011-07-01
LAB I-MET-FLVVG-224-v.03-2014-02-07.doc 11/18
Voeding Kwantitatieve bepaling van anorganisch arseen met HPLC-ICP-MS na waterbadextractie 3. SEQUENCE o Aanmaken analysereeks: model openen, wijzigen en opslaan onder nieuwe naam (bv. ANORG As 17.12.2013). Extra kolommen ‘sample amount’ (voor gewicht) en ‘multiplier’ (voor volume) moeten toegevoegd worden. o Een sequence wordt als volgt opgebouwd: Blanco ijkoplossing Ijkoplossingen (0,5; 5; 10 en 25 ppb) Reeks monsters: eerste procedureblanco, monsters in duplo, referentie in duplo, tweede procedureblanco QC (= 10 ppb standaard) hermeten ongeveer iedere 5 monsters. 4. RUNTIME o De aangemaakte sequence openen o Flush de autosampler 4 keer met 500 µl 5 % methanol oplossing (Fles E wordt automatisch gekozen) 10.3.3.3 Voorbereiden ICP-MS 1. Monteer de cyclonische verstuiverkamer (zie LAB I-MET-FLVVG-224 D04 : Bijlage 4 : ‘Schematisch overzicht wisselen verstuiverkamer’). 2. Vul de ‘spoeloplossing’ (8.1.25) bij en zorg dat de aanzuigtubing goed in de spoeloplossing blijft zitten. 3. Stel het RF-vermogen op 1300 W, start plasma en voer na stabilisatie (minimum 15 min) Daily Performance uit. Steek hiervoor de aanzuigtubing in de Setup/Stab/MassCal Solution (8.1.24). 4. Pas het debiet van het reactiegas O2 aan (= nebulizer gas flow) en conditioneer de ICP-MS (DRC-cel spoelen met O2 gedurende 30-60 minuten, methode ‘FAVV Conditioning the DRC gas O2’). 10.3.4 Meten van de extracten met HPLC - ICP-MS -
Plaats de blanco, de standaarden en de extracten van de monsters in vials in de HPLC autosampler.
-
Ga in ICP-MS software (Elan) om het conditioneren van de DRC-cel te stoppen.
-
Keer terug naar de Chromera software en controleer daar of de DRC mode nog steeds actief is (niet: standaard mode).
-
Analyseer standaard 10 ppb om retentietijden te checken. Indien nodig kunnen via METHOD de retentietijden en hun vensters aangepast worden, zodat de methode de pieken bij de daaropvolgende meetreeks automatisch herkend.
-
Start de sequence op.
10.3.5 Uit te voeren controles ter evaluatie van de analysereeks Alvorens over te gaan tot de berekening van de resultaten, moet worden nagegaan of de meting goed is verlopen. Evalueer de resultaten van de analysereeks. Controleer de resultaten van de kalibratie-oplossingen, de QC oplossing, de procedureblanco’s en de referentiestalen.
LAB 00 P 180 F 001 I-MET model v.01 2011-07-01
LAB I-MET-FLVVG-224-v.03-2014-02-07.doc 12/18
Voeding Kwantitatieve bepaling van anorganisch arseen met HPLC-ICP-MS na waterbadextractie 11 Kwaliteitscontrole 11.1 Controle van het gehalte As in de stockoplossingen (8.1.11 tot 8.1.14) Na aanmaak van de stockoplossingen (8.1.11 tot 8.1.14) worden deze in vijfvoud gemeten met de ICP-MS methode voor As om de juistheid van het gehalte As te controleren. Deze controle gebeurt dus tegenover de ijklijn die gebruikt wordt voor bepaling van As in voeding en water. CRITERIUM: Er wordt een afwijking van 10 % toegestaan t.o.v. het nominaal gehalte van 100 ppm.
11.2 Controle van het gehalte As in de Mix tussenoplossing (8.1.16) Na aanmaak van de mix tussenoplossing (8.1.16) wordt deze in vijfvoud gemeten met de ICP-MS methode voor As om de juistheid van het gehalte As te controleren. Deze controle gebeurt dus tegenover de ijklijn die gebruikt wordt voor de bepaling van As in voeding en water. CRITERIUM: Er wordt een afwijking van 10 % toegestaan t.o.v. het nominaal gehalte van 1000 ppb.
11.3 Controle van de blanco ijkoplossing Controleer het signaal van de blanco ijkoplossing (8.1.11). Het signaal van de blanco wordt niet weergegeven in de tabel, maar de intensiteit (cps) van de pieken kan wel worden geschat a.d.h.v. de grafiek. Piekoppervlakte wordt niet berekend, het betreft hier een louter kwalitatief criterium dat als richtlijn dient. Als richtlijn geldt: Het signaal (intensiteit in cps) van de blanco mag niet hoger zijn dan 1/3 van het signaal van standaard 1. Als het niet mogelijk is een vergelijking te maken van het signaal van de blanco met het signaal van de eerste standaard, bv. omdat er geen piek wordt herkend voor As(V) in de blanco ijkoplossing, dan vervalt deze richtlijn.
11.4 Controle van de procedureblanco’s Controleer het signaal van de procedureblanco’s. Als richtlijn geldt: Het signaal (area) van de procedureblanco’s mag niet hoger zijn dan 1/3 van het signaal van standaard 1. Als het niet mogelijk is een vergelijking te maken van het signaal van de procedureblanco met het signaal van de eerste standaard, bv. omdat er geen piek wordt herkend voor As(V) in de procedureblanco, dan vervalt deze richtlijn. Indien het signaal van de procedureblanco te hoog is, moet gezocht worden naar de oorzaak van de contaminatie (bv. extractans dat gebruikt werd voor de reeks controleren). Als alleen de eerste procedureblanco te hoog is, kan gedacht worden in de richting van memory effect van de hoogste standaard die er net voor werd gemeten. Dit memory effect kan gecontroleerd worden door meten van een Milli-Q monster.
LAB 00 P 180 F 001 I-MET model v.01 2011-07-01
LAB I-MET-FLVVG-224-v.03-2014-02-07.doc 13/18
Voeding Kwantitatieve bepaling van anorganisch arseen met HPLC-ICP-MS na waterbadextractie 11.5 Controle op drift Controle op drift gebeurt door het hermeten van standaard 10 ppb (8.1.20) als QC oplossing en dit ongeveer elke 5 te meten oplossingen. Criterium 1: De gemeten waarde van de QC-standaardoplossing voor de controle op drift mag niet meer dan 15 % (relatief) afwijken van de nominale waarde van de standaard. Criterium 2: Het verschil tussen twee opeenvolgende resultaten van de controle op drift mag niet meer afwijken dan 15 % van de nominale concentratie van de te controleren standaard. Bij controle met de standaard van 10 ppb, mag het verschil tussen twee opeenvolgende driftcontroles niet hoger zijn dan 1,5 ppb. Indien het resultaat van een controle niet voldoet, moeten alle oplossingen gemeten vanaf de laatste goede controle hermeten worden. Als de resultaten voorafgegaan aan een te hoge driftcontrole alle lager zijn dan de LOQ, moeten die resultaten niet verworpen worden.
11.6 Controle van de performantie van de ICP-MS Dagelijks wordt een Daily Performance Check uitgevoerd vooraleer kan gestart worden met de analyses op ICP-MS (9.1). De uitvoering van de Daily Performance Check en de geldende criteria voor goedkeuring van de Daily Performance Check zijn beschreven in LAB 22 D 109 : ‘Daily Performance Check’.
11.7 Lineariteit Bij het meten van de ijklijn wordt per species de correlatie weergegeven op het verslag. De correlatiecoëfficiënt moet minstens 0,999 bedragen. Als de correlatie minder is, moet de ijklijn hermeten worden. Is de correlatie daarna nog steeds niet goed genoeg moet gezocht worden naar de oorzaak hiervan.
11.8 Eerstelijnscontrole Bij een meetreeks worden als eerstelijnscontrole gecertificeerde stalen en/of ringteststalen en/of zelf bereide referentiestalen gebruikt. De referentiemonsters worden in duplo geanalyseerd. Het resultaat komt op het verslag in mg/kg. Het gehalte is hier reeds gecorrigeerd voor de afgewogen massa, het eindvolume en de eventuele verdunning. 11.8.1 Evaluatie van het resultaat van de eerstelijnscontrole Het resultaat van de eerstelijnscontrole wordt geëvalueerd a.d.h.v. een elektronische werkcontrolekaart. De werkcontrolekaart is een Excel document dat bewaard wordt onder: M:\AC\z_CTRL_kaarten In LAB 22 L 66: ‘Overzicht referentiematerialen’ wordt aangegeven waartussen een gemeten waarde van een referentie dient te liggen om de eerstelijnscontrole goed te keuren.
LAB 00 P 180 F 001 I-MET model v.01 2011-07-01
LAB I-MET-FLVVG-224-v.03-2014-02-07.doc 14/18
Voeding Kwantitatieve bepaling van anorganisch arseen met HPLC-ICP-MS na waterbadextractie 11.8.2 Gevolg van de evaluatie van de eerstelijnscontrole voor de meetreeks -
-
Eerstelijnscontroles met gehalte rond de bepaalbaarheidsgrens worden niet meegenomen in de evaluatie van de meetreeks. Deze worden louter informatief gemeten. Eerstelijnscontroles waar duidelijk contaminatie werd vastgesteld (extreem hoge waarde), worden niet meegenomen in de evaluatie van de meetreeks. Om tot een conclusie te komen voor de meetreeks, geldt volgende richtlijn: Van zodra 75 % van de gemeten eerstelijnscontrole-oplossingen die worden meegenomen in de evaluatie (dus niet de LOQ-controles) OK zijn, dit is met resultaat binnen de 3s-grenzen van de controlekaart, wordt de meetreeks goedgekeurd. Als minder dan 75 % van de gemeten eerstelijnscontrole-oplossingen die worden meegenomen in de evaluatie (dus niet de LOQ-controles) OK zijn, wordt de meetreeks niet goedgekeurd. Dan moet gekeken worden of er een oorzaak is voor het groot aantal ongunstige resultaten, zeker indien alle ongunstige resultaten bv. in dezelfde richting afwijken, en moet de meetreeks herdaan worden. Opmerking: de 75 % regel wordt dus toegepast op de individuele metingen van de eerstelijnscontroles en niet op de gemiddelden en dit per element. Als de eerstelijnscontroles afgekeurd worden, moet de analyse volledig heropgestart worden.
12 Berekening en rapportering 12.1 HPLC-ICP-MS rapport De resultaten van de metingen met HPLC-ICP-MS (9.1 en 9.2) worden automatisch uitgeprint. Het rapport geeft de meetresultaten van de blanco, de standaarden, de QC oplossingen, de analysemonsters en de controlemonsters. De meetresultaten worden weergegeven per species. Verder worden de datum van analyse, de gebruikte methode en de naam van de sequence weergegeven. De naam van de sequence bevat de datum van de analyse en Anorg As (bv. ANORG As 17.12.2013). Resultaten die uitgeprint worden, worden bewaard in lokaal 2.10 in archiefdozen. Op de archiefdozen komt een etiket met aanduiding van de datum van de resultaten, zodat men analyseformulieren gemakkelijk kan terugvinden. De archiefdozen worden na 3 maanden definitief bewaard in het archief in lokaal K6. De resultaten kunnen ook elektronisch uitgeprint worden en bewaard worden op de M-schijf.
12.2 Registratie kwaliteitscontrole 12.2.1 Registratie controle blanco ijkoplossing Deze controle wordt niet op een apart document geregistreerd. De analist maakt aanduidingen op het rapport indien nodig. 12.2.2 Registratie controle procedureblanco Deze controle wordt niet op een apart document geregistreerd. De analist maakt aanduidingen op het rapport indien nodig.
LAB 00 P 180 F 001 I-MET model v.01 2011-07-01
LAB I-MET-FLVVG-224-v.03-2014-02-07.doc 15/18
Voeding Kwantitatieve bepaling van anorganisch arseen met HPLC-ICP-MS na waterbadextractie 12.2.3 Registratie controle op drift Deze controle wordt niet op een apart document geregistreerd. De analist maakt aanduidingen op het rapport indien nodig. 12.2.4 Registratie controle van de performantie van de ICP-MS De rapporten van de ‘Daily Performance’ worden bijgehouden op de M-schijf. 12.2.5 Registratie lineariteit De analist maakt aanduidingen op het rapport indien nodig. 12.2.6 Registratie van de resultaten van de eerstelijnscontrole -
-
De analist vult de datum van uitvoering en de resultaten van de eerstelijnscontroles in op de elektronische controlekaart (zie § 11.10.1 en LAB 22 I 24 : ‘Prestatiekenmerken & Meetonzekerheid van kwantitatieve methoden’). De elektronische controlekaarten worden afgeprint wanneer ze volledig ingevuld zijn of wanneer een staal opgebruikt is. De uitgeprinte grafieken en het invulblad worden bewaard in het validatiedossier.
12.2.7 Registratie van de controle van het gehalte As in de stockoplossingen en de mix tussenoplossing (§ 10.3 en § 10.4) Een Excelfile met de bekomen resultaten wordt bewaard op de M-schijf (M:\AC\ICPMS\standaarden).
12.3 Resultaten van de analysestalen 12.3.1 Berekening van de resultaten van de analysestalen en eerstelijnscontrolestalen Aan de hand van de rapporten berekent de analist de resultaten van de stalen en de eerstelijnscontrolemonsters. Algemeen is het eindresultaat van een staal gelijk aan het gemiddelde resultaat van de duplo bepaling van dat monster. Indien het eindresultaat lager is dan 0,020 mg/kg, wordt het resultaat gerapporteerd als volgt: < 0,020 mg/kg. Deze berekening wordt niet door de analist zelf uitgevoerd, maar gebeurt automatisch in het LIMS systeem. Indien meer dan 2 analyseresultaten bekomen werden doordat resultaten bevestigd werden n.a.v. een te groot verschil tussen duplo-resultaten (cfr. § 12.3.3.1), dan wordt het eindresultaat berekend a.d.h.v. de werkwijze beschreven in LAB I-MET-FLVVG-224 D05 : Bijlage 5 : ‘Berekening van het gemiddelde’. 12.3.2 Registratie analysegegevens De analist vult de gegevens van het Analyseformulier (zie LAB I-MET-FLVVG-224 F02) aan met: - het resultaat van de stalen en de blanco’s, - de evaluatie van de eerstelijnscontroles.
LAB 00 P 180 F 001 I-MET model v.01 2011-07-01
LAB I-MET-FLVVG-224-v.03-2014-02-07.doc 16/18
Voeding Kwantitatieve bepaling van anorganisch arseen met HPLC-ICP-MS na waterbadextractie De ingevulde analyseformulieren worden bewaard in de kaft “Analyseformulieren VOEDING” in lokaal 2.17. 12.3.3 Evaluatie van de resultaten van de stalen Er kan worden overgegaan tot de evaluatie van de resultaten van de analysemonsters als de kwaliteitscontrole gunstig werd bevonden, m.a.w. als voldaan was aan de criteria voor: de blanco ijkoplossing, de procedureblanco’s, de controle op drift, de performantie van de ICP-MS, de lineariteit van de ijklijn, de eerstelijnscontroles. Algemeen geldt dat resultaten slechts gerapporteerd worden wanneer er minstens één geldig resultaat bekomen is. Duplo-resultaten van eenzelfde staal moeten ook voldoen aan het criterium i.v.m. het maximaal toegelaten verschil tussen duplo-bepalingen (cfr. § 12.3.3.1). 12.3.3.1 Duplo-bepalingen Algemeen worden stalen in tweevoud geanalyseerd. Indien van een monster twee resultaten beschikbaar zijn (in één analysereeks bekomen), is het maximaal toegelaten verschil tussen de duplo bepalingen afhankelijk van het gemeten gehalte in het staal, nl. als volgt:
0,020 mg/kg ≤ gehalte ≤ 0,200 mg/kg: maximum 0,020 mg/kg gehalte > 0,200 mg/kg: maximum 10 % relatief van het gemiddelde Indien het gemiddelde lager is dan de LOQ, vervalt dit criterium en is het eindresultaat < LOQ. Zie ook LAB I-MET-FLVVG-224 D05 : Bijlage 5 : ‘Berekening van het gemiddelde’. Indien niet aan deze voorwaarde is voldaan, moet het monster opnieuw geanalyseerd worden. Ga eerst na of de oorzaak ligt bij de meting door het opnieuw meten van de twee oplossingen van het staal. Als het verschil tussen de twee duplo-bepalingen te groot blijft, moet de extractie en de meting herdaan worden. Het eindresultaat wordt berekend a.d.h.v. de werkwijze beschreven in LAB I-MET-FLVVG-224 D05 : Bijlage 5 : ‘Berekening van het gemiddelde’. 12.3.3.2 Vergelijking van het resultaat met de norm 12.3.3.2.1 Normen O.w.v. praktische redenen wordt een overzicht van de vigerende wetgeving bewaard in de kaft “Gevraagde proeven Voeding”. De elektronische versie is te vinden onder: M://ANORANISCHE CHEMIE/data IVH/wetteksten/voeding/ Bij wijziging van de wetgeving wordt dit overzicht aangepast. Op moment van uitgifte van deze I-MET zijn voor iAs nog geen normen bekend.
LAB 00 P 180 F 001 I-MET model v.01 2011-07-01
LAB I-MET-FLVVG-224-v.03-2014-02-07.doc 17/18
Voeding Kwantitatieve bepaling van anorganisch arseen met HPLC-ICP-MS na waterbadextractie 12.3.4 LIMS en resultatenkaft -
-
De analist vult de eindresultaten van de analyses in op de afgedrukte lijsten met proefaanvragen voor stalen van de sectie voeding die worden bewaard in de kaft “Gevraagde proeven Voeding”. De resultaten van bevestigingen worden eveneens in deze kaft genoteerd. De kaft wordt bewaard in lokaal 2.17. De eindresultaten van de analyses worden ingevoerd in het LIMS. De ingevoerde gegevens worden gevalideerd door de analist d.m.v. een elektronische handtekening.
13 Verwijzing naar bijhorende procedures, instructies, documenten, formulieren of lijsten LAB I-MET-FLVVG-224 D01 : Bijlage 1 : ‘Flowchart bepaling van anorganisch arseen’ LAB I-MET-FLVVG-224 F02 : Bijlage 2 : ‘Analyseformulier iAs’ LAB I-MET-FLVVG-224 D03 : Bijlage 3 : ‘Arseen speciatie Sloth AsO’ LAB I-MET-FLVVG-224 D04 : Bijlage 4 : ‘Schematisch overzicht wisselen verstuiverkamer’ LAB I-MET-FLVVG-224 D05 : Bijlage 5 : ‘Berekening van het gemiddelde’ LAB 22 D 109 : ‘Daily Performance Check’ LAB 22 P 007 : ‘Monsterbeheer’ LAB I-MET-FLVVG-077 : ‘Preparatie van levensmiddelen voor de analyse van elementen’ LAB 22 L 66 ‘Overzicht referentiematerialen’
LAB 00 P 180 F 001 I-MET model v.01 2011-07-01
LAB I-MET-FLVVG-224-v.03-2014-02-07.doc 18/18
Bijlage 1 bij LAB 22 I-MET-FLVVG-224
p. 1/2
Flowchart bepaling van anorganisch arseen
LAB I-MET-FLVVG-224 D01-v.02-2014-01-23.doc
Bijlage 1 bij LAB 22 I-MET-FLVVG-224
p. 2/2
Flowchart bepaling van anorganisch arseen
LAB I-MET-FLVVG-224 D01-v.02-2014-01-23.doc
Bijlage 2 bij LAB 22 I-MET-FLVVG-224
Analyseformulier iAs
LAB I-MET-FLVVG-224 F02-v.01-2014-01-19.doc
Analyseformulier iAs
p. 1/2
Bijlage 2 bij LAB I-MET-FLVVG-224
Kwantitatieve bepaling van anorganisch arseen met HPLC/ICP-MS na waterbadextractie
Analist : Datum extractie :
Buis
1
identifcatie monster
BLANCO
aard monster
massa inweeg (g)
AsB
DMA
MMA
AsV
ppm
ppm
ppm
ppm
0,0000
2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
LAB I-MET-FLVVG-224 F02-v.01-2014-01-19.xls
Analyseformulier iAs
p. 2/2
Bijlage 2 bij LAB I-MET-FLVVG-224
Kwantitatieve bepaling van anorganisch arseen met HPLC-ICP-MS na waterbadextractie
Analist : Datum extractie :
Buis
identifcatie monster
21 BLANCO
aard monster
massa inweeg (g)
AsB
DMA
MMA
AsV
ppm
ppm
ppm
ppm
0,0000
22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40
LAB I-MET-FLVVG-224 F02-v.01-2014-01-19.xls
Bijlage 3 bij LAB 22 I-MET-FLVVG-224
Arseen speciatie Sloth AsO
LAB I-MET-FLVVG-224 D03-v.01-2014-01-19.doc
Bijlage 4 bij LAB 22 I-MET-FLVVG-224
Schematisch overzicht wisselen verstuiverkamer
LAB I-MET-FLVVG-224 D04-v.01-2014-01-19.doc
Bijlage 4 bij LAB 22 I-MET-FLVVG-224
p.1/2
Schematisch overzicht wisselen verstuiverkamer
LAB I-MET-FLVVG-224 D04-v.01-2014-01-19.doc
Bijlage 4 bij LAB 22 I-MET-FLVVG-224
p.2/2
Schematisch overzicht wisselen verstuiverkamer
HPLC-ICP-MS opstelling
LAB I-MET-FLVVG-224 D04-v.01-2014-01-19.doc
Bijlage 5 bij LAB I-MET-FLVVG-224
Berekening van het gemiddelde Voeding - Kwantitatieve bepaling van anorganisch arseen met HPLC-ICP-MS na waterbadextractie Afkortingen: Xi = resultaat µ = gemiddelde LOQ = Limit of Quantification = rapporteringsgrens = bepaalbaarheidsgrens START:
X1, X2
Bereken het gemiddelde resultaat (X1 + X2) 2
(X1 + X2) < LOQ 2
µ = ‘< LOQ’
JA
Met: LOQ = 0,020 mg/kg
Met: LOQ = 0,020 mg/kg NEEN ALS 0,020 mg/kg ≤ µ ≤ 0,200 mg/kg: (|X1 – X2|) ≤ 0,020 mg/kg
JA
ALS µ > 0,200 mg/kg: [(|X1 – X2|).100/µ] ≤ 10 %
µ = (X1 + X2) 2
NEEN Herneem de analyse nogmaals in duplo ⇒ X3 en X4
ALS 0,020 mg/kg ≤ µ ≤ 0,200 mg/kg: (Xmax – Xmin) ≤ 0,020 mg/kg ALS µ > 0,200 mg/kg: [(Xmax – Xmin).100/µ] ≤ 10 %
NEEN
JA
µ = (X1 + X2 + X3 + X4) 4
Waarbij : X1 ≥ X2 ≥ X3 ≥ X4
µ = (X2 + X3) 2
LAB I-MET-FLVVG-224 D05-v.01-2014-01-19.doc