International contacten en economische groei
© Charles van Marrewijk, 2004
Verschenen in Eclaire, jaargang 25, scholieren special, 2004-2005 INTERNATIONALE CONTACTEN EN ECONOMISCHE GROEI 1 Het is algemeen bekend dat we op dit moment in de rijke landen van de wereld een, in historisch perspectief gezien, ongekend welvaartsniveau bereikt hebben. We strooien achteloos wat peper op ons vlees, zonder erbij stil te staan dat dit een aantal eeuwen geleden slechts tegen zeer hoge kosten (in termen van geld én mensenlevens) beschikbaar was (vandaar de term ‘peperduur’). We kunnen het hele jaar door verse groenten en fruit eten, van mango’s uit Kenia to Kiwi’s uit Nieuw Zeeland. We razen met een snelheid van 120 kilometer per uur in comfortabele auto’s in twee uur en dertig minuten over de snelweg van Rotterdam naar Groningen. Daarbij klagen we over de 10 minuten oponthoud door een file bij Utrecht, zonder ons te realiseren dat die reis voor vrijwel al onze overgrootvaders hooguit bij grote uitzondering mogelijk zou zijn (en meerdere dagen zou duren). Het is nu zelfs mogelijk te vliegen naar Japan en vandaaruit met onze mobiele telefoon verslag te doen aan het thuisfront, inclusief electronisch verstuurde foto’s van plaatselijke schoonheden. En ondanks al ons gemopper over ons hectische en drukke bestaan kunnen we ons al deze luxe veroorloven door niet 6 dagen per week 12 tot 14 uur per dag te werken, zoals minder dan twee eeuwen geleden gebruikelijk was, maar 4 of 5 dagen per week zo’n 7 of 8 uur per dag, inclusief koffie - en theepauze. Het is iets minder bekend dat zelfs de huidige arme la nden in de wereld in historisch perspectief een veel hogere welvaart bereikt hebben dan twee of drie eeuwen geleden. Ten dele terecht en ten dele ten onrechte, wordt veel meer aandacht besteed aan de vraag of de arme landen in relatieve termen achterblijven ten opzichte van de rijke landen. Binnen de economische wetenschap zijn zeer veel (technische) artikelen geschreven die die vraag probeert te beantwoorden door nauwkeurig te kijken naar de ontwikkelingen in de afgelopen 40 of 50 jaar. Het definitieve antwoord is echter recent gegeven door Angus Maddison, een engelse econoom die in Parijs woont en werkt en ook onderzoek verricht in Groningen, in een lange-termijn studie voor de OECD (2001): The world economy: a millennial perspective. Gebruik makend van zijn datamateriaal kunnen we dit illustreren door naar de relatieve positie van landen te kijken aan de hand van een index van inkomen per inwoner ten opzichte van het wereldgemiddelde inkomen per inwoner. Hardlopers en achterblijvers Bij het begin van onze kalender (in het jaar nul) waren West Europa (het Romeinse Rijk), China, India en de rest van Azië (exclusief Japan) de rijke gebieden op aarde. Omdat dit ook de volkrijkste gebieden waren, was het geschatte inkomen per inwoner in die regio’s slechts één procent boven het wereldgemiddelde. De achterblijvers in het jaar nul waren Oost Europa, de voormalige Sovjet Unie, de Westerse Afstammelingen (bijvoorbeeld de Verenigde Staten en Australië), Latijns Amerika, en Japan, met een geschat inkomen per inwoner van 10 procent onder het wereldgemiddelde. Door de stabiele ontwikkeling in China, India, en de rest van Azië vormden die regio’s na het eerste millennium nog steeds de koplopers. De ineenstorting van het Romeinse Rijk en de ontwikkelingen daarna zorgden ervoor dat West Europa bij de achterblijvers terechtkwam, met een geschat inkomen per inwoner van 8 procent onder het wereldgemiddelde. In de daarop volgende 500 jaar (van 1000 tot 1500) steeg het wereld inkomen per inwoner met ongeveer 30 procent. Vanaf die periode is meer gedetailleerd statistisch materiaal beschikbaar, wat het mogelijk maakt nauwkeuriger rijke en arme regio’s te bepalen. De opkomst van de Italiaanse stadstaten – Florence, Genua, Pisa, Milaan en Venetië – zorgt dat dit de rijkste regio 1
Dit artikel is in belangrijke mate gebaseerd op mijn oratie Economische Groei en Agglomeratie.
1
International contacten en economische groei
© Charles van Marrewijk, 2004
ter wereld wordt, met een inkomen van 95 procent boven het wereldgemiddelde. De stagnerende ontwikkelingen in de Amerika en de achteruitgang in Afrika maken dit de achterblijvende regio’s met een inkomen per inwoner van 29 procent onder het wereldgemiddelde. Vanaf 1500 is Maddison’s data verzameling compleet, met schattingen voor 20 landen en 11 regio’s voor de jaren 1500, 1600, 1700, 1820, 1870, 1913, 1950, 1973, and 1998. Figuur 1 illustreert de relatieve posities van de hardlopers en achterblijvers sinds 1500. 2 Figuur 1 Hardlopers en achterblijvers in inkomen per inwoner Leaders and laggards in GDP/capita; index relative to world average
500 United States
400 United Kingdom Netherlands
300
200
Italy
Western Offshoots
100
China Africa
0 1500
1600
1700
1800
1900
2000
Bron: van Marrewijk (2003), Economische groei en agglomeratie, oratie Erasmus Universiteit.
De leidende landen in termen van inkomen per inwoner waren respectie velijk: Italië, Nederland, het Verenigd Koninkrijk, en de Verenigde Staten. Zoals blijkt uit figuur 1 en bovenstaande discussie, is het gat tussen de wereldleider en het wereldgemiddelde in de loop van de tijd steeds groter geworden. Op het toppunt van haar relatieve macht was het inkomensniveau per inwoner 95 procent boven het wereldgemiddelde voor Italië, vergeleken met 234 procent voor Nederland, 268 procent voor het Verenigd Koninkrijk, en 379 procent voor de Verenigde Staten. De achterblijvers in termen van inkomen per inwoner waren respectievelijk Afrika (aanvankelijk samen met de Westerse Afstammelingen), China, en opnieuw Afrika. Het gat tussen Afrika en het wereldgemiddelde is gedurende de afgelopen 500 jaar gestegen van 29 procent onder het gemidde lde in 1500 tot 76 procent onder het gemiddelde in 1998. Het is duidelijk dat gedurende de afgelopen 2000 jaar het inkomensverschil tussen de leidende en achterblijvende regio’s in de wereld steeds groter is geworden. Globalisering? In het algemeen probeer ik terughoudend te zijn met het gebruik van de term ‘globalisering’ omdat dit begrip voor verschillende mensen een totaal verschillende betekenis kan hebben. 2
Voor de duidelijkheid negeert de figuur Zwitserland (met het hoogste inkomen per inwoner rond 1973).
2
International contacten en economische groei
© Charles van Marrewijk, 2004
Internationaal economen leggen vooral de nadruk op de toenemende internationale handelscontacten en verstrengeling van produktiestructuren en proberen oorzaak, gevolg en belang van die aspecten beter te begrijpen. Anderen leggen de nadruk bijvoorbeeld meer op het taalgebruik, de internationale beeldvorming, culturele invloeden, en dergelijke. Sommige Franse restaurateurs ageerden tegen de komst van McDonalds omdat die de rijke Franse culinaire traditie zou bedreigen. De studie economie probeert allerlei facetten van rijkdom, groei en schaarste beter te begrijpen, en zou er dus bijvoorbeeld enerzijds op wijzen dat niemand de Fransen dwingt om naar McDonalds te gaan zodat dit alleen een extra keuzemogelijkheid biedt en anderzijds dat de toenemende welvaart er voor zorgt dat de Fransen steeds meer buitenshuis eten, wat de Franse culinaire traditie alleen maar ten goede komt. Hoe dit ook zij, veel mensen houden ‘globalisering’ verantwoordelijk voor de groeiende kloof tussen arm en rijk. Zelfs als we ons beperken tot een strikt economische interpretatie van het begrip globalisering is het niet eenvoudig te bepalen of die opvatting terecht is. De toenemende internationale contacten zijn enerzijds een weerspiegeling van evoluerende economische en technische krachten, zoals lagere transportkosten, toenemende integratie en verbeterde communicatie middelen, en anderzijds van beleidskeuzes van overheden, zoals de beslissing van Noord Korea zich af te sluiten van de wereldeconomie en van Zuid Korea om zich daar juist voor open te stellen. Internationaal economen wijzen op het belang van een open economie, onder andere omdat het landen in staat stelt zich te concentreren op de produktie van die goederen en diensten waarin ze relatief goed zijn, om beter gebruik te maken van overvloedig aanwezige produktie faktoren, om door internationale spreiding beter gebruik te maken van schaalvoordelen in het produktieproces en, wellicht als belangrijkste, om optimaal gebruik te kunnen maken van buitenlandse kennis, bijvoorbeeld door de import van nieuwe (kapitaal-)goederen en diensten. Uitvoerig empirisch en theoretisch onderzoek, waar ik in dit stadium niet nader op in kan gaan omdat de ruimte ontbreekt en omdat het kennis van ongeveer twee jaar economische studie vergt, leidt tot een zich ontwikkelende consensus onder internationaal economen: de toenemende internationale verstrengeling leidt tot (i) een stijging van economische groei en welvaart en (ii) een toenemende economische ongelijkheid. De eerste conclusie wordt al heel lang zeer breed gedragen, de tweede wordt pas relatief recent schoorvoetend onderkend. Betekent dit dat landen er wellicht beter aan doen niet met de ‘globalisering’ mee te doen? Nee. De wereldeconomie groeit snel. Niet meedoen is geen optie; op basis van de eerste conclusie blijkt immers dat dat de relatieve achterstand alleen maar zou doen toenemen. Een voorbeeld: Japan Ik wil, tot slot, het belang van internationale contacten voor economische voorspoed en vooruitgang adstrueren aan de hand van de ontwikkelingen in Japan, een groot land waarmee Nederland bijzondere historische banden heeft. Vanaf de 7e eeuw dient China als voorbeeld voor de inrichting van de Japanse maatschappij en wordt het Chinese schrift, de kleding, de kalender en de rijstcultuur overgenomen. De ontwikkelingen gaan trager dan in China. Dit duurt tot ongeveer halverwege de 16e eeuw. Het oude regime in Japan komt ten val na een eeuw van burgeroorlog die begint in 1467. Voorafgegaan door Nobunaga en Hideyoshi slaagt Tokugawa Ieyasu erin Japan met geweld te verenigen en vanaf 1603 een langdurige vrede tot stand te brengen, waarbij de rurale gebieden gedemilitariseerd worden. Dit is het begin van het Togukawa shogun en Edo (nu Tokio) tijdperk dat stand houdt tot 1868. In 1543 landen Portugese kooplui op het zuid-Japanse eiland Tanegashima, 6 jaar later gevolgd door de Spaanse jezuïet Francisco Xavier die een succesvolle christelijke missie in Japan begint waarna het aantal bekeerlingen in het zuiden van Japan stijgt tot 300.000. De Japanners krijgen de indruk dat de Spanjaarden de macht in handen willen zoals ze op de Filippijnen hadden gedaan en verleggen hun contacten naar Engelse en Nederlandse handelaren die geen religieuze ambities hebben. De eerste Nederlandse contacten dateren van 19 april 1600 als het schip Liefde in Usuki baai in Kyushu arriveert met aan boord 24 halfverhongerde mannen, waarvan er later
3
International contacten en economische groei
© Charles van Marrewijk, 2004
nog 7 sterven. Het zijn de overlevenden van een expeditie van 5 schepen die twee jaar eerder Rotterdam had verlaten. Gedurende meer dan twee eeuwen, van 1641 tot 1854, zijn de Nederlanders de enige westerlingen die handel mogen drijven in Japan. Hun verblijf is beperkt tot Deshima, een kunstmatig waaiervormig eiland van 70 bij 210 meter in de haven van Nagasaki, waar Japanse handelaren, vertalers en prostituees hen bezoeken. Meestal komen er twee Nederlandse schepen per jaar in Nagasaki, wat een grote gebeurtenis is voor iedereen en zeker voor de Nederlanders. Uit alles blijkt dat de Japanners behoorlijk onder de indruk zijn van de Nederlanders, bijvoorbeeld uit een deel van het bijschrift van een Japanse prent van een Nederlands schip : “Bij het vertrek vuren ze ook kanonnen af, en voordat de rook is opgetrokken hebben ze tot verbazing van de toeschouwers al de zeilen gehesen. Hun hantering is werkelijk wonderbaarlijk snel en mysterieus .”
Figuur 2 De Japanse economie, 1500 - 2000 Japan: GDP and exports, percent of world total 9
Portuguese expelled
6
end of shogun era GDP
3 export Portuguese landing 0 1500
Dutch landing
1600
treaty of Kanagawa 1700
1800
WW II
1900
2000
In deze periode ontwikkelt de Japanse economie zich voorspoedig. De agrarische produktie stijgt snel, niet alleen doordat de rust in het Tokugawa tijdperk het aantrekkelijk maakt nieuw land te ontginnen, maar ook door het gebruik van nieuwe technieken, snel rijpende zaden, dubbele oogsten en meststoffen. Bovendien komen er nieuwe culturen, zoals katoen, suiker, tabak, oliezaden en zijde, die nauwelijks aan belasting onderhevig is. De graanproduktie stijgt met meer dan 50 procent van 1600 tot 1700 en maakte een groei van de bevolking en een trek naar de stad mogelijk. In 1500 leeft 2,9 procent van de Japanners in steden van 10.000 inwoners of meer. Dit aandeel stijgt tot meer dan 12 procent in 1800. Na een periode van ruim 100 jaar waarin de economie snel groeit worden de beperkingen van de rigide en afgesloten Japanse bestuursstructuur en van het monopolie van Nederland voor de buitenlandse handel langzaam zichtbaar. De economie groeit nog wel, maar minder snel dan de wereldeconomie. Het shogun systeem is inefficiënt met haar belasting op goederen, zodat 97 procent van de belasting door de agrarische sector wordt betaald, en haar beperkingen op de verspreiding van technologie. Uit veiligheidsoverwegingen zijn bijvoorbeeld voertuigen met wielen verboden op de Japanse wegen en zijn er bijna geen bruggen. Uiteraard maakt dit reizen en handel drijven tijdrovend en onnodig duur. Ook de beperking op de grootte van boten voor kusthandel en buitenlandse handel werkt remmend. In 1853 dwingt een Amerikaanse vloot onder commando van Matthew Perry Japan onderhandelingen op die resulteren in het handelsverdrag van Kanagawa in 1854. Andere landen volgen, wat een einde betekent voor het Nederlandse handelsmonopolie. Een nieuw tijdperk van economische groei begint met de Meiji Restoratie van 1868. De macht van de keizer wordt hersteld en er volgt grote institutionele verandering op allerlei gebieden in
4
International contacten en economische groei
© Charles van Marrewijk, 2004
een poging het gat met het westen te verkleinen. Een democratiseringsproces komt op gang en de grenzen tussen de sociale klassen vervagen. Het onderwijs systeem wordt hervormd naar Frans en later naar Duits model. Een algemene dienstplicht wordt ingevoerd, waarbij het leger wordt gemodelleerd naar Pruisisch voorbeeld en de marine naar Brits voorbeeld. Japanse geleerden worden naar het buitenland gestuurd om talen en wetenschappen te leren voor het opzetten van een industrie terwijl buitenlandse experts in Japan les geven. Het transport en communicatie netwerk wordt verbeterd door grote overheidsinvesteringen en de overheid steunt ook direct het bedrijfsleven, vooral de grote en machtige zaibatsu. Wederom komt tegelijkertijd met de economische groei het urbanisatieproces weer op gang. Het aandeel van de bevolking in de steden stijgt van 12,3 procent in 1800 tot 78,9 procent in 2001. De grootte van de steden, die steeds meer aaneenklonteren tot metropolen, neemt ongekende vormen aan. De agglomeratie van Tokio, waaronder begrepen Yokohama en Kawasaki, is de grootste ter wereld met meer dan 35 miljoen inwoners. Figuur 2 illustreert het samengaan van internationale contacten en economische groei. De opkomst van Japan in relatieve termen mede als gevolg van de eerste Europese contacten in de periode 1600-1700, de absolute stagnatie en relatieve achteruitgang in verband met de gelimiteerde contacten in de periode 1700-1868, en tot slot de spectaculaire stijging van de welvaart door de intensieve internationale contacten door de Meiji Restoratie. Een land dat het beste voorheeft met haar inwoners heeft geen andere keuze dan haar economie zo veel mogelijk open te stellen voor de tuchtiging van de wereldmarkt. Zelfs heel grote landen, zoals China met bijna 1,3 miljard inwoners, zijn recentelijk tot die conclusie gekomen. Charles van Marrewijk
5