Verpleegkundige Monitoring bij Gebruik van Antipsychotica (VMGA) De ontwikkeling van een meetinstrument voor het monitoren van bijwerkingen en complicaties bij patiënten die antipsychotica gebruiken.
Naam: Digna van der Kellen Groep: VS08B Datum: 6-11-2010 Opleider: Brenda Bootsma Aantal woorden: 3720
Verpleegkundige Monitoring bij Gebruik van Antipsychotica (VMGA).
Binnen Delta Psychiatrisch Centrum is een start gemaakt met het structureel monitoren, door verpleegkundigen, van patiënten op mogelijke complicaties van antipsychotica. Aanleiding hiervoor is het onderzoek dat gedaan is naar de bijwerkingen van antipsychotica en naar geschikte meetinstrumenten om deze bijwerkingen mee te monitoren (Van der Kellen, 2010c). Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat er geen compleet meetinstrument bestaat dat ingaat op alle complicaties die kunnen ontstaan als gevolg van antipsychoticagebruik en tegelijk ook geschikt is voor afname door verpleegkundigen. Tijdens dit onderzoek werd een nieuw meetinstrument ontwikkeld dat wel ingaat op alle complicaties: de zogenaamde Verpleegkundige Monitoring bij Gebruik van Antipsychotica (VMGA). In dit artikel wordt beschreven hoe de VMGA tot stand is gekomen en er wordt aan de hand van vignetten een beschrijving gegeven van de verschillende onderdelen van het instrument. Het artikel eindigt met aanbevelingen en een kritische noot. Aanleiding voor het onderzoek Patiënten met een psychiatrische stoornis - in het bijzonder schizofrenie - zijn zwaar belast door hun ziekte en door de sociale consequenties van de ziekte. Vanwege levensstijl, ziektebeeld en medicatie-effecten lopen patiënten met schizofrenie significant meer risico op cardio-metabole aandoeningen (Meyer & Stahl, 2008). Antipsychotica zijn over het algemeen effectieve geneesmiddelen die veel worden voorgeschreven aan een grote groep patiënten. Naast de gewenste werking van antipsychotica zijn er echter ook ongewenste bijwerkingen die kunnen optreden bij gebruik hiervan. Wanneer wij tegenwoordig praten over bijwerkingen van antipsychotica, wordt er vaak direct gedacht aan metabole bijwerkingen. Sinds bekend is dat patiënten een groter risico lopen op vroegtijdige sterfte door hart- en vaatziekten, wordt er heel wat gemeten om de mogelijke risicofactoren hiervan op te sporen. We zetten mensen op de weegschaal, controleren frequent de bloeddruk en meten de buikomvang. Het meten is noodzakelijk, maar voorkomen moet worden dat andere complicaties die kunnen optreden, over het hoofd gezien worden. Diabetes is een voorbeeld van een ernstige metabole complicatie, maar naast diabetes kennen antipsychotica nog andere bijwerkingen die impact kunnen hebben op het leven van mensen, en die dus onze aandacht en zorg behoeven. Zo blijkt bijvoorbeeld uit onderzoek dat antipsychotica in 30 tot 60% van de gevallen gepaard gaan met seksuele functiestoornissen (Knegtering et al., 2007). Ook blijkt dat het monitoren van bijwerkingen, hoewel iedere arts de noodzaak ervan kent, vaak niet op een systematische manier gebeurt, mede omdat de arts de patiënt niet extra wil belasten. Toch lijken patiënten het juist te waarderen als er aandacht is voor somatische problematiek (Cahn et al., 2008). Daarnaast blijkt dat verpleegkundigen moeite hebben om bepaalde symptomen te herkennen en/of deze in relatie te brengen met mogelijke complicaties van het antipsychoticagebruik. Veel Digna van der Kellen, november 2010, GGZ-VS08
2
Verpleegkundige Monitoring bij Gebruik van Antipsychotica (VMGA).
somatische complicaties worden dan ook gemist of verkeerd geïnterpreteerd omdat deze lijken op psychiatrische symptomen (Harten, 2004). Om de medicamenteuze therapie te optimaliseren en de morbiditeit en de mortaliteit te kunnen verlagen, zijn tijdige screening en monitoring van deze groep patiënten noodzakelijk (Scheepers-Hoek et. al, 2008). Verpleegkundigen zien de patiënt over het algemeen het vaakst en fungeert in veel gevallen als spil in de direct zorg. McDevitt (2004) betoogt dat verpleegkundigen in de ideale positie zijn om somatische comorbiditeit te herkennen, te verwijzen en de behandeling te monitoren. Te verwachten valt dat wanneer verpleegkundigen structureel somatische klachten uitvragen, bijvoorbeeld met behulp van een vragenlijst, somatische complicaties die nu nog niet opgemerkt worden, dan wel aan het licht zullen komen. Het is daarom van groot belang een meetinstrument te vinden of te ontwikkelen dat ook geschikt is om afgenomen te worden door verpleegkundigen. Onderzoek Het onderzoek bestond uit vijf fasen. In de eerste fasen zijn, met behulp van het farmacotherapeutisch Kompas (2009), alle mogelijke bijwerkingen en complicaties in kaart gebracht die kunnen optreden bij (langdurig) gebruik van antipsychotica. Bestaande gevonden complicaties zijn omgezet naar indicatoren, die zijn gebruikt in fase drie. In de tweede fase van het onderzoek is er literatuurstudie gedaan naar bestaande meetinstrumenten en interventies die gericht zijn op het in kaart brengen van klachten, bijwerkingen of complicaties van antipsychoticagebruik. In de derde fase zijn de gevonden bestaande instrumenten vergeleken en beoordeeld op relevantie en volledigheid aan de hand van de indicatoren uit fase één. In fase vier is er, omdat er geen compleet instrument werd gevonden, een nieuw meetinstrument samengesteld dat wel ingaat op alle mogelijke complicaties van antipsychotica. In de vijfde fase is het nieuwe meetinstrument, middels Delphi-onderzoek, ter beoordeling voorgelegd aan experts op het gebied van somatiek en psychiatrie en werd de gegeven feedback verwerkt in het instrument. Dit heeft uiteindelijk geleid tot de totstandkoming van het nieuwe meetinstrument de zogenaamde “Verpleegkundige Monitoring bij Gebruik van Antipsychotica (VMGA)”. Meetinstrument VMGA De VMGA bevat, naast een algemeen onderdeel, vijf onderdelen die de verschillende wijzen beschrijven waarop complicaties opgespoord kunnen worden: A meten, B labcontroles, C bijwerkingen, D observaties en E incidenten. Alle 77 complicaties die in fase één van het literatuuronderzoek naar voren zijn gekomen en die gebruikt waren voor beoordeling van de
Digna van der Kellen, november 2010, GGZ-VS08
3
Verpleegkundige Monitoring bij Gebruik van Antipsychotica (VMGA).
gevonden meetinstrumenten uit fase twee, dienden als uitgangspunt voor de opbouw van het nieuwe meetinstrument. In het algemene onderdeel van het instrument staan de patiëntengegevens beschreven en wordt er naar mogelijke problemen gevraagd die interacties zouden kunnen geven met de bijwerkingen van antipsychotica. Verder biedt het algemene onderdeel ruimte om de bijzonderheden uit de monitoring te beschrijven. Onderdeel A: meten Veranderingen in de gezondheidstoestand worden vaak pas opgemerkt wanneer een toevallige meting plaatsvindt of wanneer er een duidelijke aanleiding is voor een (extra) meting. Door vanaf het allereerste moment meetgegevens te verzamelen en deze te bewaren op een vaste plaats binnen in het elektronisch patiëntendossier, kunnen eventuele veranderingen sneller worden opgemerkt en eerder maatregelen genomen worden. Gezien de hoge prevalentie van het metaboolsyndroom bij patiënten met schizofrenie en het sterk verhoogde cardiovasculaire risico waartoe het metaboolsyndroom leidt, is het belangrijk juist deze groep te screenen (Hägg e.a. 2006). Onderdeel A van de VMGA biedt ruimte voor alle meetgegevens die van belang zijn om iets te kunnen zeggen over de gezondheidstoestand van de patiënt. Het biedt ruimte voor meetgegevens zoals lengte, gewicht, bloeddruk, BMI, buikomvang en pols. Ook kan worden aangegeven of er eventueel een elektrocardiogram is aangevraagd, wat soms noodzakelijk is bij het instellen van antipsychotica. Een belangrijk doel bij het ontwikkelen van het instrument was de gebruiksvriendelijkheid voor verpleegkundigen. Om deze reden zijn alle referentiewaarden van alle meetgegevens opgenomen in het instrument. Of een waarde nu wel of niet afwijkend te noemen is, hoeft dus niet meer door de beoordelaar te worden uitgezocht. Bijzonderheden of uitzonderingsituaties van de meetgegevens zijn met een voetnoot opgenomen in dit onderdeel. Gewichtstoename na het starten met clozapine. Melvin is een man van 42 en woont al jaren in een beschermde woonvorm, waar hij het erg naar zijn zin heeft. Drie maanden geleden werd hij in verband met een psychotische decompensatie en gevaar voor zichzelf een poosje opgenomen op een crisisafdeling. Inmiddels gaat het uitstekend met hem. Omdat hij in afgelopen jaren chronisch psychotisch is geweest en nauwelijks leek te reageren op de verschillende antipsychotica die er in de loop der jaren waren voorgeschreven, werd hij als laatste mogelijkheid ingesteld op clozapine. Voor het eerste sinds jaren lijkt hij echt in contact te staan met zijn omgeving. Zijn begeleiders zijn verheugd met deze veranderingen en geven aan dat zij hem nog nooit zo goed hebben gezien. Helaas is er niet alleen een verandering te merken in zijn psychische
Digna van der Kellen, november 2010, GGZ-VS08
4
Verpleegkundige Monitoring bij Gebruik van Antipsychotica (VMGA). gesteldheid. Bovenop het overgewicht waar Melvin al mee kampte, laat de weegschaal zien dat hij in de afgelopen drie maanden nog eens ruim 6 ½ kilo is aangekomen.
De snelle gewichtstoename na de start van behandeling met antipsychotica is met name het gevolg van de stimulatie van histamine-1-receptoren in de hersenen, die resulteert in een toegenomen hongergevoel (American Diabetes Association e.a. 2004; Casey 2005; Fenton & Chavez 2006; Muller e.a.2004). Bovenstaand vignet geeft aan hoe belangrijk het is om vanaf het allereerste moment metingen goed bij te houden. Kleine veranderingen kunnen meteen worden opgemerkt waardoor er sneller (preventieve) maatregelen kunnen worden genomen om te voorkomen dat iemand ernstige complicaties ontwikkelt. In dit geval is het geven van voorlichting over het niet te bevredigen hongergevoel een belangrijke preventieve interventie die wellicht kan voorkomen dat patiënten door blijven eten na een voor hen gebruikelijke portie. Onderdeel B: labcontroles De ervaring is dat het nogal afhankelijk is van de behandelverantwoordelijke, welke labcontroles er worden gedaan bij een patiënt. Het is tegenwoordig geen uitzondering dat psychiaters van meer dan tweehonderd patiënten behandelaar zijn. Dat er dan zo nu en dan iets tussendoor glipt, is dan ook niet verwonderlijk. Het onderdeel ‘labcontroles’ heeft naast de functie van labprotocol ook de functie van richtlijn waarmee verpleegkundigen bestaande labuitslagen kunnen controleren. Diabetes Kees is een man van 61 en verblijft al jaren op een afdeling voor langdurig verblijf. Al vanaf zijn achttiende woont hij in een psychiatrische instelling, wat hij ook als prettig ervaart. Iedere twee weken krijgt hij een depot toegediend, dat bij hem de positieve symptomen van zijn ziektebeeld schizofrenie zoals hallucinaties en wanen onderdrukt. Vijf jaar geleden is hij overgestapt naar een moderner atypisch middel, dat mogelijk een positieve werking zou hebben op de negatieve symptomen waar hij veel last van had, zoals energieverlies, inactiviteit en vervlakking van gevoelens. Het switchen van het depot leek een goede zet, omdat ook de negatieve symptomen steeds meer naar de achtergrond verdwenen. Het valt op dat de normaal altijd ietwat stevige Kees de afgelopen maanden veel gewicht heeft verloren, hij klaagt ook weer steeds vaker over vermoeidheid en niet lekker in zijn vel zitten. Kees wordt voor uitgebreid onderzoek doorverwezen naar de somatisch arts. Nadat het bloed van Kees uitgebreid is onderzocht, komt er al snel een verklaring voor de afname van zijn gewicht en de vermoeidheidsklachten. Kees heeft diabetes!
Uit onderzoek van Cohen et al. (2006 a, 2006b) werd al geconcludeerd dat atypische antipsychotica het risico op het krijgen van diabetes vergroten. Daarbij komt dat diabetes bij Digna van der Kellen, november 2010, GGZ-VS08
5
Verpleegkundige Monitoring bij Gebruik van Antipsychotica (VMGA).
mensen met schizofrenie vaker voorkomt. Omdat mensen met schizofrenie meestal ook antipsychotica gebruiken, zijn zij dus dubbel vatbaar voor het krijgen van diabetes (Cohen et al., 2006a, 2006b). De landelijke Werkgroep Somatische Complicaties bij Antipsychoticagebruik heeft een leidraad opgesteld die in het artikel van Cahn et al. (2008) is opgenomen. De leidraad ‘systematische monitoring ter preventie van somatische complicaties bij antipsychoticagebruik’ geeft een globaal beeld van actiepunten die op een bepaald moment ondernomen kunnen worden. Met betrekking tot de labcontroles wordt er in ieder geval geadviseerd jaarlijks te controleren op nuchter glucose, nuchter cholesterol, hdlcholesterol en het triglyceridencholesterol. Het vignet over diabetes benadrukt dat, naast het hebben van kennis over de risicofactoren van antipsychotica en diabetes, labcontroles belangrijk kunnen zijn. Onderdeel B van de VMGA beschrijft het labprotocol bij antipsychoticagebruik, waarvoor de leidraad van de werkgroep als uitgangspunt diende, aangevuld met belangrijke toevoegingen vanuit het Delphipanel. Zo is het jaarlijks prikken op natrium opgenomen in het protocol, omdat uit onderzoek naar voren is gekomen dat antipsychotica, vooral in combinatie met diuretica, natriumtekort als bijwerking kunnen geven. Om iets te kunnen zeggen over wanneer afwijkingen in het bloed zijn ontstaan, is het van belang om uitgangswaarden te hebben, alvorens te starten met het antipsychoticum. Hierom zijn bloedbeeld en leverfuncties nu standaard opgenomen in de nulmeting van het labprotocol. Het prikken op vitaminen is ook toegevoegd in het protocol en kan op indicatie worden aangekruist. Onderdeel C: bijwerkingen Dit onderdeel bevat alle bijwerkingen van antipsychotica die door middel van een vragenlijst gemonitord kunnen worden. Dit onderdeel kan de patiënt zelf invullen maar kan wanneer dit niet mogelijk is ook worden ingevuld door de hulpverlener. Seksuele bijwerkingen Jim, een jongen van 19, zit in zijn laatste jaar van het VWO. Hierna wil hij graag naar de universiteit om medicijnen te studeren. De laatste tijd merkten zijn ouders wel dat zijn gedrag wat veranderd was, maar ze brachten dit in relatie met de drukte op school. Vlak voor het examen gaat het helemaal mis. Jim zit op zijn kamer angstig in een hoekje, met grote ogen om zich heen te kijken. Hij is er van overtuigd achtervolgd te worden door een hogere macht die in staat is om in zijn hoofd te zien wat hij denkt. Tijdens een korte opname waarbij hij ingesteld wordt op atypische antipsychotica, verdwijnen de symptomen als sneeuw voor de zon. Jim heeft wel wat vertraging opgelopen, maar kan zonder al te veel problemen zijn studie weer oppakken. Na een half jaar gaat het weer mis. Jim blijkt al een paar weken gestopt te zijn met zijn medicatie omdat hij, zoals hij dat nu zegt, moeite had met het krijgen van een erectie en hier niet over had durven praten met zijn psychiater.
Digna van der Kellen, november 2010, GGZ-VS08
6
Verpleegkundige Monitoring bij Gebruik van Antipsychotica (VMGA).
Onderzoek heeft aangetoond dat antipsychoticagebruik in 30 tot 60% van de gevallen gepaard gaat met seksuele functiestoornissen, maar tegelijk wordt er slechts door 10% van de patiënten spontaan melding van gemaakt (Knegtering et al., 2007). Het is te begrijpen dat seksuele bijwerkingen verminderde medicatietrouw in de hand kunnen werken. Medicatieontrouw verhoogt echter wel de kans op een slechter beloop van de ziekte (Bruggen et al., 2001). In het vignet over seksuele bijwerkingen wordt wederom duidelijk welke impact bijwerkingen kunnen hebben op de kwaliteit van leven van een patiënt. Door de patiënt van te voren goede voorlichting te geven over mogelijke bijwerkingen, door het onderwerp seksualiteit bespreekbaar te maken en door bijwerkingen serieus te nemen, kan een hoop ellende worden voorkomen. Onderdeel C van de VMGA bevat 55 bijwerkingen die zijn opgenomen in een vijfpuntslikertschaal oplopend van nooit, zelden, soms, regelmatig tot vaak. Ook is er ruimte om aan te kruisen wanneer informatie onbekend is. Daarnaast kan door de hulpverlener bij ieder item aangekruist worden of wel of geen actie gewenst is. Bij de seksuele bijwerkingen is er een onderscheid gemaakt tussen mannen en vrouwen, die elk hun eigen gedeelte kunnen invullen. Het onderdeel eindigt met de vraag een cijfer te geven tussen de 1 en 10 over de ervaren tevredenheid van de lichamelijke gezondheid (1 is zeer slecht en 10 is zeer goed). De keuze van een likertschaal heeft verschillende redenen: het maakt het mogelijk de ernst van de klachten te meten, de behandeling te evalueren, doelen te formuleren en Routine Outcome Monitoring (ROM) toe te passen. Onderdeel D: observatie Het is van groot belang dat verpleegkundigen bewegingsstoornissen herkennen, zodat snel de juiste acties kunnen worden ondernomen. Door vroegtijdig bewegingstoornissen te signaleren of bestaande bewegingsstoornissen met regelmaat te monitoren, kan er sneller gezocht worden naar passende oplossingen. Tardieve dyskinesie Nancy is 53 jaar en bekend met schizofrenie van het gedesorganiseerde type. Al sinds ze 27 is gebruikt zij hetzelfde middel: halperidol, een klassiek antipsychoticum dat zij via een depot toegediend krijgt. De laatste tijd maakt ze steeds vaker van die kleine smakkende bewegingen met haar mond, die door verpleegkundigen, net als de rare bewegingen met haar vingers, worden geïnterpreteerd als weer een van haar nieuwe vreemde gewoontes.
Digna van der Kellen, november 2010, GGZ-VS08
7
Verpleegkundige Monitoring bij Gebruik van Antipsychotica (VMGA).
Uit onderzoek blijkt al dat 66% van de mensen die klassieke antipsychotica gebruiken, onomkeerbare bewegings- en houdingsaandoeningen ontwikkelen, meestal tardieve dyskinesie (Zaleon & Guthrie, 1994). Ook worden complicaties vaak gemist of verkeerd geïnterpreteerd, zoals in het vignet over tardieve dyskinesie. Onderdeel D van de VMGA bevat alle losse symptomen die bij de verschillende bewegingsstoornissen kunnen horen, zoals parkinsonisme, acathisie, tardieve dyskinesie en (acute)dystonie. De beoordelaar hoeft alleen datgene aan te kruisen dat geobserveerd wordt, zonder kennis te hoeven hebben van welk verschijnsel bij welke bewegingsstoornis hoort. Dit maakt dat dit onderdeel ook uitermate geschikt is voor beoordeling door verpleegkundigen. De voorschrijvende behandelaar blijft uiteraard wel eindverantwoordelijk en stelt de diagnose. Wel bevat dit onderdeel een schema waarmee de verpleegkundige een inschatting kan maken over de mate van ernst van een bewegingsstoornis. Verder biedt dit onderdeel ruimte voor het beschrijven van de gegevens zoals deze verkregen worden uit het bewegingsonderzoek, zoals de aan- of afwezigheid van rigiditeit en het tandradfenomeen. In de speciaal ontwikkelde training om de VMGA eenduidig te kunnen afnemen, komt het bewegingsonderzoek uitgebreid aan bod. Onderdeel E: incidenten Antipsychotica kunnen verschillende complicaties geven, maar niet alle complicaties kunnen op ieder gewenst moment met een monitoringsinstrument in beeld worden gebracht omdat ze soms plotseling kunnen optreden, zoals het maligne neurolepticasyndroom. Om tijdig de juiste maatregelen te kunnen nemen, is het van belang dat dit soort incidenten in relatie worden gebracht met het antipsychoticagebruik. Maligne neurolepticasyndroom Jeanette is een rustige, vriendelijke vrouw, die zelfstandig woont en op psychiatrisch gebied al jaren stabiel is. Zij is goed ingesteld op antipsychotica en haar begeleider heeft, naast een maandelijks bezoekje, weinig omkijken naar haar. Mensen die bij haar in de buurt wonen, kennen haar als een rustige, vriendelijke vrouw en als verstokt rookster. Een aantal jaar geleden heeft ze van de huisarts omeprazoltabletten voorgeschreven gekregen tegen maagklachten. De laatste maanden heeft ze echter helemaal geen last meer van haar maag. Om niet meer medicatie te slikken dan noodzakelijk, besluit de huisarts in samenspraak met Jeanette de medicatie die voor haar maag staat voorgeschreven, te staken. Drie dagen later belt de buurman van Jeanette dat het niet goed met haar gaat. Ze heeft hoge koorts, kan zich niet goed meer bewegen en komt verward over. Met spoed wordt ze opgenomen in het ziekenhuis, waar de diagnose maligne neurolepticasyndroom wordt gesteld, datgene wat haar begeleider al had vermoed toen hij haar had aangetroffen.
Digna van der Kellen, november 2010, GGZ-VS08
8
Verpleegkundige Monitoring bij Gebruik van Antipsychotica (VMGA).
Uit een casestudie kwam naar voren dat omeprazol (een middel dat wordt voorgeschreven bij maagklachten) kan worden geassocieerd met een reductie van de clozapinespiegel tot wel meer dan 40% (Frick et al., 2003). Het staken van omeprazol kan dan ook een plotselinge verhoging geven van de clozapinespiegel. Wanneer omeprazol als comedicatie gegeven wordt bij clozapinegebruik, wordt dan ook geadviseerd de clozapinespiegel goed te contoleren. Ook stoppen met roken kan gepaard gaan met een verhoging van de clozapinespiegel. Meyer (2001) beschreef dat bij patiënten in Amerika de spiegel gemiddeld ruim 40% steeg nadat zij stopten met roken vanwege het nationale rookverbod in gezondheidszorginstellingen. Een dergelijke stijging kan voor patiënten die ingesteld zijn op een (hoog)therapeutische spiegel tot intoxicatie leiden. De ClozapinePlusWerkgroep adviseert daarom spiegelbepalingen bij het stoppen of (her) starten van roken en een lagere startdosis voor patiënten die niet roken (Ruissen et al., 2009). Het vignet over het maligne neurolepticasyndroom geeft maar weer eens aan hoe belangrijk het is om alert te zijn op ernstige reacties die antipsychoticagebruik kunnen veroorzaken. Niet alle reacties zijn namelijk te monitoren op een vast moment. Het neurolepticasyndroom in dit voorbeeld is een incident waarbij een beroep wordt gedaan op het kennisniveau van de hulpverlener en van de patiënt. Informatie geven aan de patiënt over wat te doen bij koorts en griepverschijnselen is een voorbeeld van een preventieve interventie die veel ellende kan voorkomen. Onderdeel E biedt ruimte voor het noteren van eerder doorgemaakte ernstige bijwerkingen, zoals het neurolepticasyndroom, convulsies en allergische reacties. De beelden zijn uitgewerkt in concrete verschijnselen die gezien worden bij deze ernstige syndromen. Ook kan er bij dit onderdeel worden aangegeven of de patiënt onder controle staat bij een bepaalde specialist en of gebruik maakt van medicijnen die niet op doktersvoorschrift zijn verkregen. Aanbevelingen Aanbevolen wordt om de VMGA minimaal eenmaal per jaar in zijn geheel af te nemen, maar bij het starten van (een nieuw) antipsychoticum dient dit vaker volgens de richtlijn te gebeuren. Om gegevens te kunnen vergelijken dient er in ieder geval een startmeting gedaan te worden. Op indicatie zouden enkele onderdelen vaker kunnen worden afgenomen. Ook in de richtlijn schizofrenie (2005) wordt geadviseerd: bij opname in een psychiatrisch ziekenhuis dient er gericht aandacht te zijn voor de lichamelijke gezondheidstoestand. De betrouwbaarheid van de VMGA wordt vergroot door deze alleen te laten afnemen door verpleegkundigen die goed geïnstrueerd zijn over het gebruik van het instrument. Er wordt dan ook aangeraden eerst een instructietraining te volgen, waarin Digna van der Kellen, november 2010, GGZ-VS08
9
Verpleegkundige Monitoring bij Gebruik van Antipsychotica (VMGA).
ook de achtergrondinformatie van de verschillende complicaties worden behandeld en waarin uitgebreid besproken wordt wat wel/niet teruggekoppeld wordt aan de behandelaar. Maar ook het bewegingsonderzoek vergt oefening, en wordt dus behandeld in de training. Verder zal de VMGA in de aankomende periode uitgebreid onderzocht moeten worden om meer te kunnen zeggen over de betrouwbaarheid en validiteit van dit instrument. Kritische noot Nu er met behulp van de VMGA ook bijwerkingen periodiek kunnen worden gemeten door verpleegkundigen, is het wel goed om in het achterhoofd te houden dat de behandelaar eindverantwoordelijk blijft. De Verpleegkundig Specialist kan hier een belangrijke rol in vervullen omdat zij vanuit haar kennisgebied in de ideale positie zit om behandelverantwoordelijkheid te combineren met haar expertise op het gebied van de beperkingen die voortvloeien uit het ziektebeeld. Om de VMGA succesvol in de instelling te implementeren, dient het monitoren met behulp van de VMGA breed gedragen te worden vanuit verschillende disciplines en lagen binnen de organisatie. Het gemak dat de VMGA voor verpleegkundigen biedt, om naast de bijwerkingen ook de referentiewaarden te beschrijven, schept ook de verplichting om deze constant aan te passen aan de op dat moment geldende richtlijnen. Samenvatting Vrijwel alle patiënten rapporteren bij het gebruik van antipsychotica naast de gewenste effecten, ook ongewenste effecten zoals bewegingsstoornissen, eetlust en gewichtstoename, sedatie, emotionele vervlakking en duizeligheid (Wolters et al., 2003). De VMGA is een instrument dat speciaal ontwikkeld is om alle bijwerkingen te monitoren die kunnen ontstaan door gebruik van antipsychotica. De referentiewaarden, voetnoten en uitgebreide uitwerking van bepaalde syndromen, maken het instrument uitermate geschikt voor afname door verpleegkundigen. De verschillende onderdelen van de VMGA zijn los van elkaar in te vullen. Met behulp van de VMGA kan een bijdrage geleverd worden aan het vroegtijdig opsporen van somatische complicaties. Ook is niet onwaarschijnlijk dat verpleegkundigen zich meer bewust worden van bestaande symptomen waardoor complicaties sneller worden herkend of met behulp van preventieve maatregelen, misschien zelfs kunnen worden voorkomen. Tot slot Het schrijven van dit artikel is een manier om naamsbekendheid te geven aan de VMGA, met als hopelijk resultaat, dat veel hulpverleners aan de slag zullen gaan met het instrument en zo (indirect) meewerken aan een gezonder leven voor onze patiënten. Patiënten waar wij Digna van der Kellen, november 2010, GGZ-VS08
10
Verpleegkundige Monitoring bij Gebruik van Antipsychotica (VMGA).
als hulpverleners toch met hart en ziel voor werken. Als laatste moet gezegd worden dat de tijd die het kost om de VMGA te gebruiken, in schril contrast staat met het aantal jaren plezier, gezondheid en verlenging van levensduur dit voor patiënten zou kunnen opleveren. Wanneer verpleegkundigen periodieke monitoring van bijwerkingen bij antipsychoticagebruik voor hun rekening gaan nemen en dit in nauwe samenwerking doen met de Verpleegkundig Specialist en/of behandelend psychiater, kan het gewoon niet anders zijn dan dat de somatische zorg voor deze patiëntengroep enorm verbetert (Citrome & Yeomans, 2005).
Digna van der Kellen, november 2010, GGZ-VS08
11
Verpleegkundige Monitoring bij Gebruik van Antipsychotica (VMGA).
Literatuurlijst American Diabetes Association, American Psychiatry Association, American Association of Clinical Endocrinologists, e.a. (2004). Consensus development conference on antipsychotic drugs and obesity and diabetes. The Journal of Clinical Psychiatry, 65, 267272. Bruggen, J.M. van, Linszen, D.H., Dingemans, P.M.A.J & Gersons, B.P.R (2001). Gewichtstoename en antipsychotica. Tijdschrift Voor Psychiatrie, 43, 95-104. Cahn, W., Ramlal, D., Bruggeman, R., Haan, de, l., Scheepers, F.E., Soest, M.M. van, Assies, J. & Slooff, C.J.(2008). Preventie en behandeling van somatische complicaties bij antipsychoticagebruik. Tijdschrift voor Psychiatrie, 50, 579-591 Casey, D.E. (2005). Metabolic issues and cardiovascular disease in patients with psychiatric disorders. The American Journal of Medicine,118 (suppl. 2), S15-S22. Cohen, D., Dekker, J.J., Peen, J., e.a. (2006a). Prevalence of diabetes mellitus in chronic schizophrenic inpatients in relation to longterm antipsychotic treatment. European Neuropsychopharmacology, 16, 187-194.
Cohen, D., Stolk, R.P., Grobbee, D.E., et al. (2006b). Hyperglycemia and diabetes in patients with schizophrenia or schizoaffective disorders. Diabetes Care, 29, 786-791. Citrome, L. & Yeomans, D. (2005). Do guidelines for severe mental illnes promote physical health and well-being?. Psychofarm Journal of Psychofarmacology, 104-109 Fenton, W.S., & Chavez, M.R. (2006). Medication-induced weight gain and dyslipidemia in patients with schizophrenia. The American Journal of Psychiatry, 163, 1697-1704. Frick, A., Kopitz, J. & Bergemann, N. (2003). Omeprazole reduces clozapine plasma concentrations: a case report. Pharmacopsychiatry, 36, 121-123 Hägg, S., Lindblom, Y., Mjörndal, T., e.a. (2006). High prevalence of the metabolic syndrome among a Swedish cohort of patients with schizophrenia. International Clinical Psychopharmacology, 21, 93-98.
Digna van der Kellen, november 2010, GGZ-VS08
12
Verpleegkundige Monitoring bij Gebruik van Antipsychotica (VMGA).
Harten, P.N. van (2004). Bewegingsstoornissen door medicijngebruik: een handleiding voor psychiatrisch verpleegkundigen. Soesterberg: Van Harten Education en Research Kellen, van der, D. (2010a). Diabetes mij’n zorg: de rol van de verpleegkundige in de zorg voor de psychiatrisch patiënt met een (dreigende) diabetes. Sociale psychiatrie: vakblad Sociaal Psychiatrische Verpleegkunde, 92, 32-36. Kellen, van der, D. (2010b). Monitoren van complicaties bij antipsychoticagebruik. Tijdschrift voor verpleegkundigen (TvZ), 9, 40-44. Kellen, van der, D. (2010c). Verpleegkundigen en het monitoren van somatische complicaties die kunnen optreden bij gebruik van antipsychotica: een kwantitatief onderzoek naar geschikte meetinstrumenten voor het monitoren van somatische complicaties die het gevolg kunnen zijn van antipsychoticagebruik en die geschikt zijn voor afname door verpleegkundigen (niet gepubliceerd). Knegtering, H., Bruggeman R., Castelein, S & Wiersma D. (2007). Antipsychotica en seksueel functioneren bij mensen met psychosen. Tijdschrift voor psychiatrie, 49, 733-742. McDevitt, J. (2004). Primary care for mental health nursus: evidence based guidelines for nursing assessments, intervention en follow-up. Journal of Psychosocia Nursing, 10, 2235. Meyer, J.M. (2001). Individual changes in clozapine levels after smoking cessation: results and a predictive model. Journal of Clinical Psychopharmacology, 21, 569-574.
Meyer, J.M. & Stahl, S.M. (2009). The metabolic syndrome and schizophrenia. Acta Psychiatrica Scandinavica, 119, 4-14 Muller, D.J., Muglia, P., Fortune, T., e.a. (2004). Pharmacogenetics of antipsychotic-induced weight gain. Pharmacological Research, 49, 309-329. Multidisciplinaire Richtlijn Schizofrenie: Richtlijn voor de diagnostiek, zorgorganisatie en behandeling van volwassen cliënten met schizofrenie (2005). Trimbos instituut, Landelijk kennisinstituut voor geestelijke gezondheidszorg, verslavingszorg en maatschappelijke zorg. Digna van der Kellen, november 2010, GGZ-VS08
13
Verpleegkundige Monitoring bij Gebruik van Antipsychotica (VMGA).
Ruissen, A.M., schaik van, A.M. & Beijnen, J.H. (2009). Clozapinegebruik en abrupt stoppen met roken; een potentieel levensbedreigende combinatie. Tijdschrift voor psychiatrie, 51, 699-703. Scheepers-Hoeks, A.M.J.W., Wessels-Basten, S.J.W., Scherders, M.J.W.T., Bravenboer, B., Loonen, A.J.M., Kleppe, R.T., en Grouls, R.J.E. (2008). Schizofrenie en antipsychotica: samenhang met het metabool syndroom. Tijdschrift voor Psychiatrie, 50, 645-654. Wolters, H.A., Knegtering, H. & Wiersma, D., e.a. (2003). The spectrum of subjective effects of antipsychotic medication. Acta Neuropsychiatrica, 15, 274-279. Zaleon, C.R. & Guthrie, S.K. (1994). Antipsychotic Drug use in Older Adults. American Journal of Hospital Pharmacy, 51, 2917-2943.
Digna van der Kellen, november 2010, GGZ-VS08
14