OVERZICHT De Raad Aanvang: Tijd
01-03-2011 19:00
Molendijkzaal 0.01
Vermeerzaal 1.03
19:00 Kinderopvang Rondetafelgesprek
PvdA: Motie korting subsidie bij overschrijding Balkenende-norm Peiling (motie)
20:00
Actualisatie detailhandelsbeleid Voorbereiding besluit
20:30 Vragen raadsleden aan college
Het Plein
(nog) geen aanmeldingen
20:45 21:00
1
Tijd
Raadzaal 1.02
21:30 1. Vaststelling agenda 1a. BPA: Interpellatieverzoek over ’ Toepassen hardheidsclausule bouwleges voor Meander Medisch Centrum’ Toelichting : Artikel 48, lid 2, Reglement van orde van de raad 2010: De raad beslist over het verzoek en wanneer de interpellatie zal worden gehouden. Besluit met debat 2. Vervolgproces Westelijke ontsluiting - bijlagen agendapunt 8 februari 2011 - nadere informatie vervolgproces - nota van randvoorwaarden - participatie- en communicatieparagraaf Portefeuillehouder : J.C. Buijtelaar______ Woordvoerder 1e termijn: S.R.Smits Alvarez Besluiten zonder debat, met motie/amendement 3. Koersnota Verkeer- en Vervoerplan Koersnota - Amendement GrL: Koersnota Verkeer- en Vervoerplan 2011-2030 Toelichting: De Koersnota is een eerste processtap om te komen tot een nieuw Verkeer- en Vervoerplan (VVP). In de Koersnota worden de ambities voor de lange termijn geformuleerd; tijdens een rondetafelgesprek op 4 januari 2011 is gediscussieerd over de ambities. Het voorstel is besproken in De Ronde op 8 februari 2011. Op twee plaatsen zijn ambities opgenomen: zowel in het raadsvoorstel als in de Koersnota. De toelichtende tekst bij de ambities verschilt. Om geen onduidelijkheid te laten bestaan over de vastgestelde ambities stelt het presidium voor het besluit als volgt te laten luiden (in cursief toegevoegde tekst): 1. De ambities genoemd onder argument 1.4 tot en met 1.7 van het raadsvoorstel op gebied van verkeer en vervoer vast te stellen en bij de uitwerking van het Verkeer- en Vervoerplan de Koersnota als inspiratiebron te beschouwen. Besluiten zonder debat 4. Starten vrijstellingsprocedure ex artikel 19, lid 1, WRO en nemen voorbereidingsbesluit voor hondenopvang Hoefseweg 3 - Ruimtelijke onderbouwing - Tekening situatie Hoefseweg Toelichting : In november 2010 heeft de Rechtbank het beroep van omwonenden gegrond verklaard tegen de in oktober 2008 verleende vrijstelling ex art. 19, lid 3, WRO en de verleende bouwvergunning voor het legaliseren van een hondenopvang aan de Hoefseweg 3. Voorgesteld wordt de vrijstellingsprocedure ex art. 19, lid 1, WRO op te starten en een voorbereidingsbesluit te nemen, waardoor legalisering alsnog mogelijk wordt gemaakt. Dit omdat het bestemmingsplan ouder van 10 jaar is. 5. Vaststellen bestemmingsplan "Hogeweg 239" Zienswijzennota Toelichting : Voor het achterterrein van perceel Hogeweg 239 zijn plannen ontwikkeld voor de bouw van een drietal kleinschalige kantoorgebouwen. Het uitwerkingsplan De Wieken-Vinkenhoef, fase 1 kent deze bestemming niet. Het bestemmingsplan heeft de procedure volgens model 1 doorlopen (LIS 12 oktober 2010). De raad is bij RIB 2010-97 geïnformeerd over het voornemen van het college om een formele bestemmingsprocedure te starten. Het bestemmingsplan is te raadplegen op: http://www.amersfoort.nl/smartsite.shtml?ch=&id=225436 6. Vaststellen bestemmingsplan "Doorsteek Soesterweg" (model 1) Toelichting : Al geruime tijd bestaat de wens bij gemeente en bewoners om een directe fietsverbinding (doorsteek) aan te leggen tussen het Piet Mondriaanplein/Station Noordzijde en de Soesterweg. Het bestemmingsplan heeft de procedure volgens model 1 doorlopen (LIS 30 november 2010). De raad is bij RIB 2010-119 geïnformeerd over het voornemen van het college om een formele bestemmingsprocedure te starten. Door vaststelling van het bestemmingsplan "Doorsteek Soesterweg" wordt dit planologisch mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan is te raadplegen op: http://www.ruimtelijkeplannen.nl/web-roo/?planidn=NL.IMRO.0307.BP00022-0201 7. Vaststellen bestemmingsplan "Dierenbeschermingscentrum Loes van Overeemlaan 8" Toelichting : Al geruime tijd bestaat de wens bij de gemeenten Amersfoort, Leusden en Woudenberg om aan de Loes van Overeemlaan een nieuw dierenbeschermingscentrum met bedrijfswoning te realiseren. Het bestemmingsplan heeft de procedure volgens model 1 doorlopen (LIS 27 oktober 2009). Door vaststelling van het bestemmingsplan "Dierenbeschermingscentrum Loes van Overeemlaan 8" wordt dit planologisch mogelijk gemaakt. De raad is bij RIB 2010-123 geïnformeerd over het voornemen van 2 het college om een formele bestemmingsprocedure te starten. Het bestemmingsplan is te raadplegen op: http://www.amersfoort.nl/smartsite.shtml?ch=&id=227019 8. Vaststellen verslagen en besluitenlijsten februari 2011 Toelichting : Benoemingen
Het Besluit Datum: Aanvang: 1.
dinsdag 1 maart 2011 21:30
Vaststelling agenda
1a. BPA: Interpellatieverzoek over ’ Toepassen hardheidsclausule bouwleges voor Meander Medisch Centrum’ Toelichting : Artikel 48, lid 2, Reglement van orde van de raad 2010: De raad beslist over het verzoek en wanneer de interpellatie zal worden gehouden. Besluit met debat 2.
Vervolgproces Westelijke ontsluiting - bijlagen agendapunt 8 februari 2011 - nadere informatie vervolgproces - nota van randvoorwaarden - participatie- en communicatieparagraaf Portefeuillehouder : J.C. Buijtelaar______ Woordvoerder 1e termijn: S.R.Smits Alvarez Besluiten zonder debat, met motie/amendement
3.
Koersnota Verkeer- en Vervoerplan Koersnota - Amendement GrL: Koersnota Verkeer- en Vervoerplan 2011-2030 Toelichting: De Koersnota is een eerste processtap om te komen tot een nieuw Verkeer- en Vervoerplan (VVP). In de Koersnota worden de ambities voor de lange termijn geformuleerd; tijdens een rondetafelgesprek op 4 januari 2011 is gediscussieerd over de ambities. Het voorstel is besproken in De Ronde op 8 februari 2011. Op twee plaatsen zijn ambities opgenomen: zowel in het raadsvoorstel als in de Koersnota. De toelichtende tekst bij de ambities verschilt. Om geen onduidelijkheid te laten bestaan over de vastgestelde ambities stelt het presidium voor het besluit als volgt te laten luiden (in cursief toegevoegde tekst): 1. De ambities genoemd onder argument 1.4 tot en met 1.7 van het raadsvoorstel op gebied van verkeer en vervoer vast te stellen en bij de uitwerking van het Verkeer- en Vervoerplan de Koersnota als inspiratiebron te beschouwen. Besluiten zonder debat
4.
Starten vrijstellingsprocedure ex artikel 19, lid 1, WRO en nemen voorbereidingsbesluit voor hondenopvang Hoefseweg 3
- Ruimtelijke onderbouwing - Tekening situatie Hoefseweg Toelichting : In november 2010 heeft de Rechtbank het beroep van omwonenden gegrond verklaard tegen de in oktober 2008 verleende vrijstelling ex art. 19, lid 3, WRO en de verleende bouwvergunning voor het legaliseren van een hondenopvang aan de Hoefseweg 3. Voorgesteld wordt de vrijstellingsprocedure ex art. 19, lid 1, WRO op te starten en een voorbereidingsbesluit te nemen, waardoor legalisering alsnog mogelijk wordt gemaakt. Dit omdat het bestemmingsplan ouder van 10 jaar is. 5.
Vaststellen bestemmingsplan "Hogeweg 239" Zienswijzennota Toelichting : Voor het achterterrein van perceel Hogeweg 239 zijn plannen ontwikkeld voor de bouw van een drietal kleinschalige kantoorgebouwen. Het uitwerkingsplan De Wieken-Vinkenhoef, fase 1 kent deze bestemming niet. Het bestemmingsplan heeft de procedure volgens model 1 doorlopen (LIS 12 oktober 2010). De raad is bij RIB 2010-97 geïnformeerd over het voornemen van het college om een formele bestemmingsprocedure te starten. Het bestemmingsplan is te raadplegen op: http://www.amersfoort.nl/smartsite.shtml?ch=&id=225436
6.
Vaststellen bestemmingsplan "Doorsteek Soesterweg" (model 1) Toelichting : Al geruime tijd bestaat de wens bij gemeente en bewoners om een directe fietsverbinding (doorsteek) aan te leggen tussen het Piet Mondriaanplein/Station Noordzijde en de Soesterweg. Het bestemmingsplan heeft de procedure volgens model 1 doorlopen (LIS 30 november 2010). De raad is bij RIB 2010-119 geïnformeerd over het voornemen van het college om een formele bestemmingsprocedure te starten. Door vaststelling van het bestemmingsplan "Doorsteek Soesterweg" wordt dit planologisch mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan is te raadplegen op: http://www.ruimtelijkeplannen.nl/web-roo/?planidn=NL.IMRO.0307.BP00022-0201
7.
Vaststellen bestemmingsplan "Dierenbeschermingscentrum Loes van Overeemlaan 8" Toelichting : Al geruime tijd bestaat de wens bij de gemeenten Amersfoort, Leusden en Woudenberg om aan de Loes van Overeemlaan een nieuw dierenbeschermingscentrum met
bedrijfswoning te realiseren. Het bestemmingsplan heeft de procedure volgens model 1 doorlopen (LIS 27 oktober 2009). Door vaststelling van het bestemmingsplan "Dierenbeschermingscentrum Loes van Overeemlaan 8" wordt dit planologisch mogelijk gemaakt. De raad is bij RIB 2010-123 geïnformeerd over het voornemen van het college om een formele bestemmingsprocedure te starten. Het bestemmingsplan is te raadplegen op: http://www.amersfoort.nl/smartsite.shtml?ch=&id=227019 8.
Vaststellen verslagen en besluitenlijsten februari 2011 Toelichting : Benoemingen
9.
Benoeming lid Rekenkamercommissie (stembriefje) Toelichting : Met de benoeming van de heer Tigelaar tot wethouder, is in de rekenkamercommissie een plaats voor een raadslid vacant. Volgens artikel 3 van de Verordening op de Rekenkamercommissie 2011 benoemt de raad de leden van de rekenkamercommissie. Vanuit de fractievoorzitters is het raadslid mevrouw M. de Kruijf aangemeld voor benoeming als lid van de rekenkamercommissie.
10. Benoeming voorzitter Commissie Begroting & Verantwoording (stembriefje) Toelichting : Met de benoeming van de heer Tigelaar tot wethouder, is de functie van voorzitter van de commissie B&V vacant geworden. Volgens het Reglement van orde van de raad (artikel 3.4) benoemt de raad de voorzitter van deze commissie. Het RvO maakt het mogelijk dat buitengewoon fractieleden lid zijn van de commissie B&V. Vanuit de fractievoorzitters is het buitengewoon fractielid de heer E. Hinloopen (PvdA) aangemeld voor benoeming tot voorzitter van de commissie. De heer F. Prins (GroenLinks) is beschikbaar als vice-voorzitter maar hoeft daartoe niet door de raad benoemd te worden. 11. Benoeming plaatsvervangend lid algemeen bestuur gemeenschappelijke regeling Afvalverwijdering Utrecht Toelichting : Op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen is het de bevoegdheid van de raad bestuursleden van gemeenschappelijke regelingen te benoemen. Op 25 januari j.l. is de heer Tigelaar benoemd als opvolger van wethouder Stoelinga en dient de vertegenwoordiging in gemeenschappelijke regelingen te worden aangepast.
Moties x.
Einde
1.
Vaststelling agenda Reg.nr .: 3703062
1a. BPA: Interpellatieverzoek over ’ Toepassen hardheidsclausule bouwleges voor Meander Medisch Centrum’ Reg.nr .: 3714252
Toelichting : Artikel 48, lid 2, Reglement van orde van de raad 2010: De raad beslist over het verzoek en wanneer de interpellatie zal worden gehouden.
Besluit met debat
2.
Vervolgproces Westelijke ontsluiting - bijlagen agendapunt 8 februari 2011 - nadere informatie vervolgproces - nota van randvoorwaarden - participatie- en communicatieparagraaf Reg.nr.: 3686355 Van: College van B&W Ambtelijk contact: Abrahams (033 469 4245) Portefeuillehouder: Buijtelaar Opsteller: Abrahams Samenvatting: Op 16 februari 2010 heeft de gemeenteraad, bij de vaststelling van het ruimtelijk scenario voor Amersfoort West, ook ingestemd met het uitwerken van alternatieven ter verbetering van de doorstroming van het verkeer aan de westkant van de stad. Een raadsvoorstel over het vervolgproces is toen aangekondigd. Bij motie is toen gevraagd om een consultatie van de randvoorwaarden bij de verschillende betrokkenen (bewoners, organisaties, bedrijfsleven). Deze consultatie is gehouden van oktober tot en met december 2010 en de resultaten zijn verwerkt in het nu voorliggende raadsvoorstel + bijlagen. Alle inbreng, zowel uit het verleden als uit de consultatie, heeft geleid tot de nu vast te stellen randvoorwaarden. Reden van aanbieding: De raad stelt de randvoorwaarden vast, waaraan de verdere uitwerking moet voldoen en stelt het participatieproces vast om te komen tot een voorstel voor de verbetering van de verkeersdoorstroming. Van de raad wordt gevraagd: zich voor te bereiden op besluitvorming. De raad wordt gevraagd: • de randvoorwaarden (zie Nota van Randvoorwaarden 1.1 tot en met 6.12)waaraan de oplossing voor de verbeterde doorstroming van het verkeer aan de westkant van Amersfoort moet voldoen vast te stellen; • de wijze waarop de participatie van belanghebbenden (zie Participatie en communicatie-paragraaf en de samenvatting daarvan in het raadsvoorstel) wordt vormgegeven vast te stellen. Vervolgtraject: Na vaststelling van de randvoorwaarden en het participatieproces starten onderzoeken naar herkomst en bestemming verkeer. In augustus 2011 besluit de raad over de nader uit te werken varianten. In juni 2012 stelt de raad de definitieve variant en de modelkeuze voor de bestemmingsplanprocedure vast (het college zal model 2 voorstellen). In maart 2013 zal het bestemmingsplan, om de uitvoering mogelijk te maken, ter vaststelling aan de raad worden voorgelegd. Doel activiteit: Voorbereiding besluit Soort document: Raadsvoorstel Soort verslag: Besluitenlijst Bijbehorende documenten: Raadsvoorstel (/smartsite.shtml?id=228407) : /smartsite.shtml?id=228401 : /smartsite.shtml?id=228403
: /smartsite.shtml?id=228404 : /smartsite.shtml?id=218871 : Verslag werkbijeenkomst inventarisatie randvoorwaarden (/smartsite.shtml?id=228405) : Verslag participatiebijeenkomst (/smartsite.shtml?id=228406) Reg.nr .: 3650858 Motie 16 februari 2010 (pdf) nota van randvoorwaarden (pdf) participatie- en communicatieparagraaf (pdf) nadere informatie vervolgproces (pdf)
Portefeuillehouder : J.C. Buijtelaar______ Woordvoerder 1e termijn: S.R.Smits Alvarez
Besluiten zonder debat, met motie/amendement
3.
Koersnota Verkeer- en Vervoerplan Koersnota - Amendement GrL: Koersnota Verkeer- en Vervoerplan 2011-2030 Reg.nr .: 3671772 Amendement GrL: Koersnota Verkeer- en Vervoerplan 2011-2030 (pdf) Koersnota (pdf)
Toelichting: De Koersnota is een eerste processtap om te komen tot een nieuw Verkeer- en Vervoerplan (VVP). In de Koersnota worden de ambities voor de lange termijn geformuleerd; tijdens een rondetafelgesprek op 4 januari 2011 is gediscussieerd over de ambities. Het voorstel is besproken in De Ronde op 8 februari 2011. Op twee plaatsen zijn ambities opgenomen: zowel in het raadsvoorstel als in de Koersnota. De toelichtende tekst bij de ambities verschilt. Om geen onduidelijkheid te laten bestaan over de vastgestelde ambities stelt het presidium voor het besluit als volgt te laten luiden (in cursief toegevoegde tekst): 1. De ambities genoemd onder argument 1.4 tot en met 1.7 van het raadsvoorstel op gebied van verkeer en vervoer vast te stellen en bij de uitwerking van het Verkeer- en Vervoerplan de Koersnota als inspiratiebron te beschouwen.
Besluiten zonder debat
4.
Starten vrijstellingsprocedure ex artikel 19, lid 1, WRO en nemen voorbereidingsbesluit voor hondenopvang Hoefseweg 3 - Ruimtelijke onderbouwing - Tekening situatie Hoefseweg Reg.nr .: 3661230 Tekening situatie Hoefseweg (pdf) Ruimtelijke onderbouwing (pdf)
Toelichting : In november 2010 heeft de Rechtbank het beroep van omwonenden gegrond verklaard tegen de in oktober 2008 verleende vrijstelling ex art. 19, lid 3, WRO en de verleende bouwvergunning voor het legaliseren van een hondenopvang aan de Hoefseweg 3. Voorgesteld wordt de vrijstellingsprocedure ex art. 19, lid 1, WRO op te starten en een voorbereidingsbesluit te nemen, waardoor legalisering alsnog mogelijk wordt gemaakt. Dit omdat het bestemmingsplan ouder van 10 jaar is.
5.
Vaststellen bestemmingsplan "Hogeweg 239" Zienswijzennota Reg.nr .: 3612012 Zienswijzennota (pdf)
Toelichting : Voor het achterterrein van perceel Hogeweg 239 zijn plannen ontwikkeld voor de bouw van een drietal kleinschalige kantoorgebouwen. Het uitwerkingsplan De Wieken-Vinkenhoef, fase 1 kent deze bestemming niet. Het bestemmingsplan heeft de procedure volgens model 1 doorlopen (LIS 12 oktober 2010). De raad is bij RIB 2010-97 geïnformeerd over het voornemen van het college om een formele bestemmingsprocedure te starten. Het bestemmingsplan is te raadplegen op: http://www.amersfoort.nl/smartsite.shtml?ch=&id=225436
6.
Vaststellen bestemmingsplan "Doorsteek Soesterweg" (model 1) Reg.nr .: 3691760
Toelichting : Al geruime tijd bestaat de wens bij gemeente en bewoners om een directe fietsverbinding (doorsteek) aan te leggen tussen het Piet Mondriaanplein/Station Noordzijde en de Soesterweg. Het bestemmingsplan heeft de procedure volgens model 1 doorlopen (LIS 30 november 2010). De raad is bij RIB 2010-119 geïnformeerd over het voornemen van het college om een formele bestemmingsprocedure te starten. Door vaststelling van het bestemmingsplan "Doorsteek Soesterweg" wordt dit planologisch mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan is te raadplegen op: http://www.ruimtelijkeplannen.nl/web-roo/?planidn=NL.IMRO.0307.BP00022-0201 http://www.ruimtelijkeplannen.nl/web-roo/?planidn=NL.IMRO.0307.BP00022-0201
7.
Vaststellen bestemmingsplan "Dierenbeschermingscentrum Loes van Overeemlaan 8" Reg.nr .: 3690509
Toelichting : Al geruime tijd bestaat de wens bij de gemeenten Amersfoort, Leusden en Woudenberg om aan de Loes van Overeemlaan een nieuw dierenbeschermingscentrum met bedrijfswoning te realiseren. Het bestemmingsplan heeft de procedure volgens model 1 doorlopen (LIS 27 oktober 2009). Door vaststelling van het bestemmingsplan "Dierenbeschermingscentrum Loes van Overeemlaan 8" wordt dit planologisch mogelijk gemaakt. De raad is bij RIB 2010-123 geïnformeerd over het voornemen van het college om een formele bestemmingsprocedure te starten. Het bestemmingsplan is te raadplegen op: http://www.amersfoort.nl/smartsite.shtml?ch=&id=227019
8.
Vaststellen verslagen en besluitenlijsten februari 2011 Reg.nr .: 3704472
Toelichting : -
Benoemingen
9.
Benoeming lid Rekenkamercommissie (stembriefje) Reg.nr .:
Toelichting : Met de benoeming van de heer Tigelaar tot wethouder, is in de rekenkamercommissie een plaats voor een raadslid vacant. Volgens artikel 3 van de Verordening op de Rekenkamercommissie 2011 benoemt de raad de leden van de rekenkamercommissie. Vanuit de fractievoorzitters is het raadslid mevrouw M. de Kruijf aangemeld voor benoeming als lid van de rekenkamercommissie.
10. Benoeming voorzitter Commissie Begroting & Verantwoording (stembriefje) Reg.nr .:
Toelichting : Met de benoeming van de heer Tigelaar tot wethouder, is de functie van voorzitter van de commissie B&V vacant geworden. Volgens het Reglement van orde van de raad (artikel 3.4) benoemt de raad de voorzitter van deze commissie. Het RvO maakt het mogelijk dat buitengewoon fractieleden lid zijn van de commissie B&V. Vanuit de fractievoorzitters is het buitengewoon fractielid de heer E. Hinloopen (PvdA) aangemeld voor benoeming tot voorzitter van de commissie. De heer F. Prins (GroenLinks) is beschikbaar als vice-voorzitter maar hoeft daartoe niet door de raad benoemd te worden.
11. Benoeming plaatsvervangend lid algemeen bestuur gemeenschappelijke regeling Afvalverwijdering Utrecht Reg.nr .: 3695113
Toelichting : Op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen is het de bevoegdheid van de raad bestuursleden van gemeenschappelijke regelingen te benoemen. Op 25 januari j.l. is de heer Tigelaar benoemd als opvolger van wethouder Stoelinga en dient de vertegenwoordiging in gemeenschappelijke regelingen te worden aangepast.
Moties
x.
Einde
NOTA VAN RANDVOORWAARDEN WESTELIJKE ONTSLUITING
#3672840 Nota van randvoorwaarden Westelijke Ontsluiting
17-02-2011
1.
Participatie
1.1
De participatie zal plaatsvinden op het niveau van adviseren zoals beschreven in de door de gemeenteraad vastgestelde nota "Uitgangspunten, spelregels en afwegingsinstrumentarium voor participatie".
1.2
Er wordt ingezet op optimale communicatie.
1.3
Alle randvoorwaarden en parameters voor onderzoeken, input in verkeersmodellen e.d. worden goed inzichtelijk gemaakt voor iedereen.
1.4
Terugkoppeling naar participanten vindt plaats op relevante momenten, tijdig opdat partijen hun standpunt kunnen formuleren.
1.5
De normale rechtsgang blijft voor de participanten onverkort mogelijk.
1.6
Alle belangen zijn vertegenwoordigd in de participatiegroep. Indien later tijdens de uitwerking van de varianten blijkt, dat een belang niet wordt vertegenwoordigd, kan de participatiegroep daarmee worden uitgebreid.
1.7
Op bestuurlijk niveau vindt overleg plaats met regiogemeenten en provincie binnen het Utrechts verkeer- en vervoerberaad (UVVB).
1.8
De participatiegroep wordt betrokken bij de opdrachtformulering voor externe onderzoeken, civieltechnische uitwerkingen etc . De gemeente is verplicht een aanbestedingsprocedure met meerdere bureaus te voeren.
1.9
Het uitgangspunt is dat door een goede opdrachtverlening voor onderzoek geen second opinion op de resultaten noodzakelijk is. Mocht blijken tijdens de participatie dat er toch aanleiding is voor een second opinion, beslist daarover de gemeenteraad en wordt daarvoor budget beschikbaar gesteld.
#3672840 Nota van randvoorwaarden Westelijke Ontsluiting
17-02-2011
2.
Onderzoek
2.1
Het verkeerskundig onderzoek richt zich op de eerste plaats op de doorstroming van het autoverkeer, maar het belang van een goed functionerend openbaar vervoer zal nadrukkelijk worden betrokken in de verdere uitwerking van de varianten. Ook zal er aandacht zijn voor een goede infrastructuur voor de fietser, waarbij ook de oversteekbaarheid belangrijk is.
2.2
Het zoekgebied voor de oplossing ligt in principe tussen de Radiumweg en de oprit A28. In de onderzoeken naar oplossingen wordt echter ook verder gekeken naar mogelijke oplossingen buiten dat gebied.
2.3
Waar het binnen het bereik van de gemeente ligt, worden voor de oplossingsrichting de stappen uit de methodiek Verdaas gevolgd: 1. Sturen op ruimtelijke visie programma. 2. Anders betalen voor mobiliteit (prijsbeleid). 3. De mogelijkheden van mobiliteitsmanagement. 4. Een optimalisatie van het openbaar vervoer. 5. Benutting van de bestaande infrastructuur. 6. Aanpassingen van bestaande infrastructuur. 7. Een onderbouwing van de noodzaak tot nieuwe infrastructuur.
2.4
Vooraf wordt gedefinieerd wat onder sluipverkeer wordt verstaan en moet er duidelijkheid over de hoeveelheid sluipverkeer komen.
2.5
Onderzocht wordt in welke mate het lokaal verkeer gebruik maakt van de snelwegen A1 en A28.
2.6
Oude onderzoeken worden waar mogelijk geactualiseerd. Nieuwe onderzoeken, zoals een kentekenonderzoek (om o.a. inzicht te geven in het sluipverkeer) worden in gang gezet.
2.7
Toekomstige ontwikkelingen zullen voor zover bekend in de onderzoeken worden meegenomen.
2.8
Er moet inzicht komen in het toekomstig gebruik van het spoor, zowel door het personenvervoer als het goederenvervoer.
2.9
Alle bekende varianten voor verbetering van de doorstroming van het verkeer, ook uit het verleden, zowel schetsmatige als gedetailleerde worden in de eerste onderzoeksfase tegen het licht gehouden.
2.10
In de verkeersmodellen worden de effecten van de verbeterde verkeerssituatie op de snelwegen meegenomen.
2.11
Bij onderzoeken naar de varianten zullen de gevolgen per wijk en gebied (Soesterkwartier, Berg, DF-laan eo, BW laan, Birkhoven Bokkeduinen, Amsterdamseweg, Amersfoort noord, Soest) zichtbaar worden gemaakt, zowel in verkeersmodellen als in mileukaarten.
2.12
De uitgewerkte varianten worden afgewogen in een strategische milieubeoordeling (SMB), omdat de SMB zich niet alleen beperkt tot de milieugevolgen in het zoekgebied, maar ook breder kijkt naar (verkeers)alternatieven. Daarnaast zal een maatschappelijke kosten batenanalyse MKBA worden uitgevoerd, waarin o.a. de omgevingskwaliteiten, de kosten van de verschillende alternatieven in relatie tot de maatschappelijke opbrengsten en de financiële gevolgen voor het vastgoed worden afgewogen.
#3672840 Nota van randvoorwaarden Westelijke Ontsluiting
17-02-2011
3.
Planning
3.1
In deze collegeperiode wordt een definitief besluit genomen over de oplossing voor een verbeterde doorstroming van het verkeer aan de westkant van Amersfoort.
4.
Uitvoering
4.1
De bereikbaarheid van woningen, voorzieningen en instellingen in het gebied wordt zowel tijdens werkzaamheden als na realisatie gewaarborgd.
5.
Ruimtelijk model
5.1
In Amersfoort West geldt dat de huidige functies de mogelijkheid wordt geboden om te optimaliseren. Mocht uitbreiding of intensivering nodig zijn om als functie vitaal te blijven, dan wordt dat toegestaan binnen de grenzen van de eigen kavel. De rode functies worden terughoudend benaderd met uitzondering van de ontwikkeling van het spoorwegemplacement met meer dan de al vastgelegde 1000 woningen.
5.2
De ‘rode’ ontwikkelingen worden terughoudend benaderd. Randvoorwaarde is dat het groen en landschappelijke karakter van het gebied wordt bewaard en versterkt.
5.3
Voor overig Amersfoort worden de huidige bekende ontwikkelingen (o.a. Maatweg) en het vigerende of op korte termijn vast te stellen beleid (o.a. Visie Werklocaties voor de Isselt) als uitgangspunt genomen voor de onderzoeken.
6.
De oplossing voor de verbeterde doorstroming van het verkeer
6.1
Er is € 60 miljoen beschikbaar gesteld vanuit het programma VERDER. Bij plannen die verder gaan kan aanvullende financiering worden gezocht.
6.2
Indien de kosten voor een optimale oplossing boven het beschikbare budget uitkomen, zal een afweging binnen een Maatschappelijke Kosten Baten Analyse worden gemaakt voordat aanvullende financiering wordt gezocht.
6.3
De functie van de westelijke ontsluiting wordt beperkt tot regionaal/lokaal verkeer. Verkeer dat niet op de westelijke ontsluiting thuishoort (sluipverkeer A1/A28) dient te worden voorkomen. Extra verkeer ten gevolge van het ruimtelijk model Optimaliseren en ten gevolge van de autonome ontwikkeling wordt in de berekeningen wel meegenomen.
6.4
Er wordt een integraal naar het gebied gekeken voor wat betreft bebouwing, infrastructuur, landschap en milieu.
6.5
De uiteindelijke oplossing moet een verbetering opleveren voor het totaal van alle inwoners en gebruikers.
#3672840 Nota van randvoorwaarden Westelijke Ontsluiting
17-02-2011
6.6
De oplossing moet leiden tot behoud cq verbetering van het milieu (lucht, geluid, fijnstof e.d.) in de aanpalende buurten. Eventuele ecologische schade wordt gecompenseerd, bij voorkeur in het gebied zelf en zo dit niet lukt, dan binnen Amersfoort.
6.7
De oplossing moet leiden tot behoud cq verbetering van de leefbaarheid in de aanliggende buurten (bereikbaarheid, verkeersveiligheid). Een doodlopende BW-laan is daarbij onwenselijk.
6.8
De woningen, instellingen, bedrijven en voorzieningen in het gebied moeten goed en veilig bereikbaar blijven.
6.9
De langzaam verkeersroutes (fietsers en voetgangers) in het gebied worden verbeterd.
6.10
Met het beschermd stadsgezicht Bergkwartier wordt rekening gehouden.
6.11
Indien de oplossing leidt tot een nieuw tracé, dan: a. moet dat tracé adequaat en landschappelijk worden ingepast b. mag het tracé geen barrière vormen tussen de woonwijken en het groene gebied c. moeten waar mogelijk groene verbindingen worden gerealiseerd.
6.12
Indien de oplossing leidt tot een aanpassing van de Daam Fockemalaan, dan a. moet deze oplossing een goede ruimtelijke en stedenbouwkundige kwaliteit hebben b. leiden tot een bereikbare en verkeersveilige buurt in samenhang met het Bergkwartier.
6.13
Indien de oplossing leidt tot een tracé over de Bernhardkazerne, dan zijn de voorwaarden vanuit Defensie: a. geen opdeling defensieterrein b. tracé tussen kazerne en Vlasakkers alleen als het een viaduct is c. een openbare weg over defensieterrein moet afgeschermd zijn d. toegang tot kazerne moet via DF- BWlaan mogelijk blijven e. volwaardige secundaire ontsluiting kazerne is nodig f. compenseren te slopen bebouwing 1 op 1 g. terreincompensatie marktconform en/of aanvullend bebouwingspercentage h. geluidswerende en beperkende maatregelen treffen i. wijziging zonering bedrijfsvoering kazerne voor rekening gemeente.
#3672840 Nota van randvoorwaarden Westelijke Ontsluiting
17-02-2011
Participatie- en communicatieparagraaf Westelijke ontsluiting Bij het vaststellen van het niveau van participatie is het belangrijk te weten hoeveel ruimte er is voor bewoners, organisaties en bedrijven om mee te denken en hoeveel tijd er beschikbaar is. In de zoektocht naar een oplossing voor de Westelijke ontsluiting is inhoudelijk voldoende ruimte voor bewoners en organisaties om mee te denken over oplossingen. Bewoners, organisaties en bedrijven kunnen meedenken over al eerder bedachte oplossingen of over nieuwe varianten. De beschikbare tijd om tot een keuze te komen is echter niet oneindig. In het coalitieakkoord is afgesproken dat in deze collegeperiode een definitief besluit genomen is over een oplossing voor een verbeterde doorstroming van het verkeer aan de westkant van Amersfoort. In de wijze waarop de participatie wordt vormgegeven moeten we hiermee rekening houden. Het college van B en W stelt voor te werken met een participatiegroep bestaande uit circa 15 deelnemers onder extern voorzitterschap, waarin de verschillende belangen, leefbaarheid, bereikbaarheid, doorstroming en ecologie zijn vertegenwoordigd. Samen met de leden van de participatiegroep werkt het college van B en W aan een oplossing, waar uiteindelijk de gemeenteraad over beslist. De door de gemeenteraad vastgestelde randvoorwaarden vormen het kader voor een oplossing. Voor de participatiegroep is dit het vertrekpunt waarvan uit aan oplossingen wordt gewerkt. Adviserende rol De groep heeft een adviserende rol, zoals ook door de gemeenteraad is vastgesteld in het besluit van 16 februari 2010. Conform het participatiebeleid van gemeente Amersfoort is de definitie: de gemeente maakt nog geen uitgewerkt plan, maar bedenkt wel aan welke eisen of voorwaarden een project moet voldoen. Binnen deze regels/eisen is er de ruimte om oplossingen te bedenken of alternatieven aan te dragen, uitwerkingen mede vorm te geven. Dit gebeurt vaak in een . participatiegroep die een aantal keer onder begeleiding aan een onderwerp werkt. Met uw inbreng werken we projecten en voorstellen verder uit en komen daarna weer bij u terug om het resultaat te bespreken. Tekst over het participatiebeleid van de website gemeente Amersfoort Het college legt uit welke adviezen wel of niet overgenomen kunnen worden en legt de adviezen uiteindelijk voor aan de gemeenteraad die een besluit neemt. Voor alle duidelijkheid is het goed te melden dat de participatiegroep geen besluiten neemt. Het is een adviserend platform. Daarnaast toetst het college op een aantal momenten de plannen bij een grotere groep (vergelijkbaar met de eerste twee bijeenkomsten) om die ook te blijven informeren en te betrekken. Voor deze groep is er binnenkort ook een digitale community waarop iedereen in gesprek kan met de gemeente en onderling over de bereikbaarheid van Amersfoort West. De gemeente neemt ook deel aan deze community en zal de tips en suggesties die daar worden gedaan uiteraard ook meenemen. Alle laatste informatie is er ook te vinden. Afstemming andere trajecten Op 16 februari 2010 heeft de gemeenteraad voor de ontwikkeling van Amersfoort West gekozen voor het ruimtelijk model Optimaliseren, met als toekomstige potentie de ontwikkeling van het spoorwegemplacement boven het binnen de NV Utrecht afgesproken aantal van 1000 woningen. Dit scenario houdt in dat we ruimte geven aan groei van bestaande bedrijven, sportverenigingen en zorginstellingen binnen de grenzen van de eigen kavel. Alles met behoud van de groene en landschappelijke waarden van dit gebied. Dit model is met dit besluit uitgangspunt geworden voor de Structuurvisie. De oplossing voor een verbeterde doorstroming van verkeer aan de westkant van Amersfoort moet voldoen aan het ruimtelijke model. De oplossing is dan weer een uitgangspunt voor het Verkeers- en Vervoerplan. Samenstelling participatiegroep In de participatiegroep zijn de belangen leefbaarheid, bereikbaarheid, doorstroming en ecologie vertegenwoordigd. Door de partijen met verschillende belangen mee te nemen in het proces en ze ook met elkaar in gesprek te laten daarover, ontstaat er beter zicht op elkaars belangen en op eventuele #3714232 Participatie- en communicatieparagraaf Westelijke ontsluiting
17-02-11
gezamenlijk belangen. Zo kan aan een gezamenlijke oplossing worden gewerkt waarbij aan zo veel mogelijk wensen wordt voldaan. Hieronder volgt een voorstel voor de samenstelling van de participatiegroep. Dit voorstel is besproken in de bijeenkomst met bewoners en bedrijven op 6 december 2010. Bij de start van de participatiegroep zullen in een aparte bijeenkomst concrete en heldere afspraken worden gemaakt over de wijze waarop de participatiegroep betrokken is, wat de rol is van de andere partners (zie verderop in dit stuk) en hoe dit participatietraject zich verhoudt tot de andere visies zoals de structuurvisie. Deze afspraken leggen we vast in een notitie, zodat voor iedereen helder is wat de wederzijdse verwachtingen zijn. Samenstelling participatiegroep Belang Belang bewoners langs de route Belang in omliggende buurten
Belang bewoners in de stad Belang van bedrijven en instellingen in het gebied Belang van het bedrijfsleven in Amersfoort en Soest Belang van het groen Belang van de gebruiker: automobilist, fietser, en openbaarvervoer gebruiker
Wie Vertegenwoordiger Birkstraat/Vondellaan Vertegenwoordiger Daam Fockemalaan/Vrouwenbuurt Vertegenwoordiger BW-laan 59-89 Vertegenwoordiger BW-laan 2-196 Vertegenw. Soesterkwartier/Bloemenbuurt/Bomenbuurt Vertegenw. Stichting Woonklimaat Berg SGLA AMHC, Dierenpark, Nieuwe Eemland, VVE Midland parc VAB
Aantal 6
Stichting het Utrechts landschap Vereniging Behoud Bos Birkhoven Bokkeduinen Mobiliteitsplatform Fietsersbond
2
1 4 1
2
De participatiegroep is betrokken tot aan het besluit van de gemeenteraad over de variantkeuze. De leden van de participatiegroep hebben daarna, net als iedere andere bewoner, bedrijf of instelling de mogelijkheid om via de gemeenteraad in te spreken en hun mening te laten horen. Overleg andere partners Naast de participatiegroep overlegt de gemeente regelmatig met de volgende partners: • Rijkswaterstaat - in de rol van partner van het UVVB • Provincie – in de rol van partner van het UVVB, opsteller van provinciale structuurvisie • Utrechts Verkeer- en Vervoerberaad (UVVB) – programma ter verbetering van de doorstroming op verkeersknelpunten in de regio • Gemeente Soest – in de rol van besluitvormer over de Birkstraat waarin de Daam Fockemalaan overgaat. Gezamenlijk belang om de doorstroming te verbeteren. • Defensie – in de rol van eigenaar van het kazerneterrein indien er sprake is van gebruik van dit terrein voor een ontsluiting. • Prorail – in de rol van beheerder van het spoor en capaciteitstoedeling. • NS – in de rol van ontwikkelaar van het spoorwegemplacement. • Openbaar vervoerbedrijven – in de rol van gebruiker en faciliteerder van openbaar vervoer in het gebied. • Welstandscommissie – stedebouwkundige en landschappelijke inpassing. De gemeente heeft veelal bilaterale overleggen met deze partners. Tussen de participatiegroep en de andere partners is afstemming door middel van een gezamenlijk overleg. Voor de participatiegroep is het van belang dat de kaders van deze andere partners en hun rollen helder zijn. Verdere terugkoppeling uit de overleggen met deze partners vindt plaats door de projectmanager van de gemeente. Hij zal alle informatie en relevante besproken zaken in de overleggen met deze partners ter informatie inbrengen in de participatiegroep en vice versa kan hij vragen en opmerkingen van de participatiegroep meenemen in de bilaterale gesprekken. #3714232 Participatie- en communicatieparagraaf Westelijke ontsluiting 17-02-11
Vervolgstappen Stappen Eerste participatiebijeenkomst
Toelichting - Presentatie opdracht en vervolgstappen - Ophalen randvoorwaarden/ hartenkreten van de participanten
Wanneer 4 oktober 2010
Tweede participatiebijeenkomst
check randvoorwaarden en voorstel participatieproces
6 december 2010
Besluit college en raad over de kaders (randvoorwaarden en proces) Uitvoeren studies en voorstellen verschillende varianten Besluit college over varianten Uitwerken van de gekozen varianten: • Uitvoeren strategische beoordeling • Uitvoeren maatschappelijke kosten baten analyse Besluit raad variant
februari 2011 Diverse onderzoeken
feb – aug 2011
De varianten voor verder onderzoek worden gekozen Varianten worden onderling afgewogen.
augustus 2011
Uit de varianten wordt één variant uitgekozen om uit te voeren.
juni 2012
Opstellen bestemmingsplan (evt.) Vaststellen bestemmingplan (evt.)
#3714232 Participatie- en communicatieparagraaf Westelijke ontsluiting
aug 2011 – juni 2012
juni 2012 – mrt 2013 maart 2013
17-02-11
Bilateraal overleg met andere partners: RWS, UVVB, provincie, Soest, Defensie, Prorail, NS, OVbedrijven, Welstand
Structuurvisie Visie Verkeersen Vervoersplan
Informatieuitwisseling vice versa door gemeente + gezamenlijk overleg tussen participatiegroep en andere partners.
Participatiegroep onder extern voorzitterschap
Informatieuitwisseling door gemeente
Vertegenwoordiger Birkstraat/Vondellaan Vertegenwoordiger DFlaan/Vrouwenbuurt Vertegenwoordiger BW-laan 59-89 Vertegenwoordiger BW-laan 2-196 Vertegenw. Soesterkwartier/Bloemenbuurt/Bomenbuurt Vertegenw. Stichting Woonklimaat Berg SGLA AMHC, Dierenpark, Nieuwe Eemland, VVE Midland parc VAB Stichting het Utrechts landschap Vereniging Behoud Bos Birkhoven Bokkeduinen Mobiliteitsplatform Fietsersbond
Digitale Community voor alle betrokkenen. + brede bijeenkomsten
College legt advies voor aan gemeenteraad
Gemeenteraad Beslisser Inspreken mogelijk via de ronde
#3714232 Participatie- en communicatieparagraaf Westelijke ontsluiting
17-02-11
AMENDEMENT
Amersfoort, 23 februari 2011 Raadsvoorstel nr.: 3671772 – Koersnota Verkeer- en Vervoerplan 2011-2030 Indieners overwegen: -
dat de koersnota aangeeft dat er gestreefd wordt naar ruimte voor groei in automobiliteit dat volgens de koersnota onze stad blijft worden geconfronteerd met een toenemend aantal rijdende en stilstaande auto's dat er een grens is aan de opnamecapaciteit van Amersfoort van auto's dat deze grens in Amersfoort al op veel plaatsen bereikt is dat hierom verdere toename van autogebruik ontmoedigd moet worden dat een duidelijke keuze voor fiets en openbaar vervoer de prioriteit moet hebben boven de auto
en stellen het onderstaande amendement voor: De raad van de gemeente Amersfoort besluit: De ambities op gebied van verkeer en vervoer vast te stellen en bij de uitwerking van het Verkeer en Vervoerplan de Koersnota als inspiratiebron te beschouwen, met dien verstande dat de tekst van ambitie 4 zoals genoemd in het raadsvoorstel als volgt luidt (doorgehaalde tekst vervalt, tekst in cursief wordt toegevoegd): 1.7 Ambitie 4: Mobiliteit om trots op te zijn – Positieve benadering van bewust mobiliteitsgedrag In het verleden is geprobeerd om mobiliteitsgedrag aan te passen. De insteek hierbij was het beperken van keuzes of onmogelijk maken van gedrag. Dat past niet meer in deze tijd. Tegelijkertijd is duurzaam mobiliteitsgedrag noodzakelijk om bij te dragen op de gemeentelijke doelstelling voor de CO2-reductie in 2030.We willen mensen aanspreken op eigen verantwoordelijkheid en bewustmaken van de gevolgen van het eigen mobiliteitsgedrag. Mobiliteit om trots op te zijn is duurzaam en maakt de gemeentelijke doelstelling mogelijk om in 2030 CO2-neutraal te zijn. We streven naar toename van gebruik van de fiets door optimaliseren van het Amersfoortse fietspadennetwerk en toename van gebruik van een efficiënt openbaar vervoer. In onze stad wonen diverse doelgroepen, die zich al milieubewust in het verkeer gedragen of bereid lijken dat te doen. Wij zien daarom goede mogelijkheden om met deze doelgroepen gebiedsgericht experimenten te doen; als we de automobiliteit daarmee kunnen beïnvloeden, willen wij zo’n experiment breder uitzetten in de stad, met goede communicatie. Uitgangspunt bij deze gedragverandering is de positieve benadering. Het gaat om het bieden van goede alternatieven en verleiden tot een duurzamer gedrag. Laat zien dat het anders kan, en motiveer mensen om een alternatief te kiezen. En maak daarbij ook gebruik van de kracht van de stad, door inwoners en bedrijven zelf de mogelijkheid te bieden om met experimenten te komen. Datum: 23 februari 2011 F.J. Prins
͚͝ ͚͙͙͘
ǫ ͚͛͘͘Ǥ
Ǥ
ǡ ǡǤ Ǯǫǯ Ǥ
Ǥ ͜
Ǥǣ
Ǥ
Ǥ
ǡ Ǥ Ǣ Ǥ
.RHUVQRWDµ:DWEHZHHJW$PHUVIRRUW"¶
$PHUVIRRUWJURHLWHQYHUDQGHUW ZHONHDPELWLHVKHEEHQZH"
3DJLQDPHWDIEHHOGLQJHQLOOXVWUDWLHV =HOIVWDQGLJWHSUHVHQWHUHQ
ZDW]LMQGHUHLVEHKRHIWHQVWUDNV" 3DJLQD
ǣ͚͛͘͘ Ǥ Ǥ
Ǥ
Ǥ
Ǥ
Ǥ Ǧ
Ǥ
Ǥ
Ǥ
´ ǡ
ǯ Ǥ
ǣ
Ǥ͚ǦǤ Ǥ Ǣ
Ǥ ǫǫ
ǫ Ǥ ǡǤ ǤǦǦǦ Ǥ
Ǥ Ǥ ǡ
ǡǡ ǡ
Ǥ ǣ Ǥ ǡ͚͘͘͝Ǥ Ǧ Ǧ ͚͛͘͘Ǥ ͚͛͘͘
Ǩ
ǡǡ Ǥ
.RHUVQRWDµ:DWEHZHHJW$PHUVIRRUW"¶
͙ ǣ
͚ ǣ
͜ǣ
͛ǣ
3DJLQD
%URQERYHQVWDDQGHDIEHHOGLQJHQ1DWXUDO6WHS
Ǥ Ǥ ǡ
Ǥ
ǣ
ǫ
ǡ Ǥ Ǣ
Ǥ Ǥ
Ǥ Ǩ ǫǣ ǫ ǫ ǫ ǡǫ
Ǥ
Ǥ ͚͙͙͘ǡ Ǥ
Ǥ Ǥ ǡ
Ǥ ǡ
Ǥ͚͙͙͘
Ǧ ͚͛͘͘Ǥ Ǧ
Ǥ͚͙͚͘
Ǥ
.RHUVQRWDµ:DWEHZHHJW$PHUVIRRUW"¶
(HQJUHHSXLWKHW9(5'(5SDNNHW
3DJLQD
Ǥ Ǥ
Ǥ Ǣ
Ǥ
ǡǤ
Ǥ
Ǥ
͚͛͘͘Ǥ
ǡ Ǥ Ǧ
ǤǤ
͚͙͘͘Ǧ͚͚͘͘
ȋǤǤȌǤ
͙͘͘
ǣ
Ȃ Ȃ ǦȂ ȋȌ Ȃ ȋȌ ȋ͚͚͞Ȍ
Ȃ ǦȂ Ȃ
ήȂ Ǧ Ȃ Ǧ ǦȂ
Ǧ ȋȌ Ǧ͙
Ǥ
Ǣ Ǥ .RHUVQRWDµ:DWEHZHHJW$PHUVIRRUW"¶
XLWVWHNHQGHQHWZHUNSRVLWLH
ILHWV HQDXWRVWDG 3DJLQD
KRJH&2XLWVWRRW
NDQVULMNHGRHOJURHSHQ
Ǥ Ǥ ǡǡ
Ǥ Ǥ Ǥ Ǥ Ǥ Ǥ
Ǥ Ǥ Ǣ
Ǥ
ǡ
Ǥ Ǥ
Ǥ
Ǥ
ǡ͚Ǧ ͚Ǥ͚ Ǥ ǡ Ǥ ͚Ǧ͙ǡ͚͝ Ǥ
Ǥ ǫ ǤÖÃǦ
ǡÖ Ö
Ǥ
ǡ ǡ Ǥ
.RHUVQRWDµ:DWEHZHHJW$PHUVIRRUW"¶
IRFXVRSGHNHQQLVHFRQRPLH
YLWDOH29YHUELQGLQJHQ
UXLPWHYRRUQLHXZHWHFKQRORJLH
H[WHUQHEHUHLNEDDUKHLGEHZDNHQ 3DJLQD
Ǧ
Ǥ Ǥ͙Ǥ͙͘͘͘Ǥ͘͘͟ Ǥ
ǤǦǡ ͞Ǥ͘͘͘
Ǥ
Ǥ Ǧ
Ǥ Ǥ Ǧ ǤǤ ǡǤ ǡ Ǥ
Ǥ
Ǧ Ǥ Ǥ Ǥ
Ǥ
Ǥ
Ǥ
ǡ Ǧ Ǥ
Ǥ
Ǥ
Ǥ
Ǥ
.RHUVQRWDµ:DWEHZHHJW$PHUVIRRUW"¶
UHJLRQDOHDXWREHUHLNEDDUKHLG NUDFKWYDQGHVWDWLRQVRPJHYLQJ
QLHXZHSOHNYRRUGHDXWRLQGHRSHQEDUHUXLPWH 3DJLQD
Ǥ Ǥ
ǣ Ǯ ȋǤǤ
ȌǡǦ ǤǮ
Ǥ
ǣǡ Ǥ Ǥ
Ǥ ͙͚͠
Ǥ
´ Ǥǡ ǡ
ǫ ǫ Ǧ ȋȌǫ
Ǥ
Ǥ
Ǥ ÃǤ ǡ Ǥ
Ǥ
ǡ
Ǧ ǯǤ ǡǦ ǫ ǫǦ
ǫ .RHUVQRWDµ:DWEHZHHJW$PHUVIRRUW"¶
YLWDOLWHLWYUDDJWRPWRHJDQNHOLMNKHLG
XOWUDPRELHOHQMRQJ
OHYHQGLJKHLGDOVNZDOLWHLW 3DJLQD
ǡ ǡ Ǥ
Ǥ ǡ Ǥ
Ǥ ͙͡͠͝Ǥ Ǥ Ǥ
ǡ
Ǥ
Ǥ Ǥǡ
Ǥ Ǧ
Ǥ Ǥ ǤǤ
Ǥ ǡ
Ǧ
´ Ǥ
Ǥ
Ǥ ǡ
Ǧ
ǡ
Ǧ
Ǥ Ǧ Ǥ
Ǥ
.RHUVQRWDµ:DWEHZHHJW$PHUVIRRUW"¶
GLYHUVLWHLWLQPRELOLWHLW
3DJLQD
DOWHUQDWLHYHQWRHYRHJHQ
͚Ǥ͘
Ǥ ǣ͚Ǥ͘ǡ ͚Ǧ͚͛͘͘Ǥ
Ǥ Ǧ Ǥ
ǡǡ
ǯ ǡ
ǯǡǡ ǯǤ Ǥ Ǥ ǢǤ
Ǥ
Ǥ ǡ
Ǥ
Ǧ Ǧ Ǥǡ
Ǥ Ǥ
´Ǧ Ǥ ǡ ǦǦǤ Ǥ Ǥ
Ǥ
Ǥ
Ǥ ͚Ǥ͘
ǡ Ǥ .RHUVQRWDµ:DWEHZHHJW$PHUVIRRUW"¶
3DJLQD
͚͛͘͘ ǣ Ǥ ǡǡǡǡ
Ǥ ǡ ǢǤ ͙ǣ Ǧ
Ǥ ǤǦ
Ǥ Ǯǯ
ǡ
ǫ Ǧ
ǫǡ Ǥ
ǫ
Ǥ
ǫ ǫǡ ǫ ° ǫǡ ǫ ǫ Ǧ ǫ Ǧ ǫ ǡ
Ǥ
ǫ ǫ
ǫ ǫ
ǫ ±±Ǥ ǫ .RHUVQRWDµ:DWEHZHHJW$PHUVIRRUW"¶
DDQVOXLWHQELMOHHIVWLMOHQGLHZLMZLOOHQOHYHQ
3DJLQDPHWDIEHHOGLQJHQLOOXVWUDWLHV JHZRQHPHQVHQH[SHULPHQWHQ =HOIVWDQGLJWHSUHVHQWHUHQ
3DJLQD
VDPHQYHUQLHXZHQ
͚͛͘͘ ͚ǣ
ǡ
͚͛͘͘ ǡ Ǥ
Ǥ
Ǥ Ǯ
ǡ
ǯ ǫ ǫ
ȋ ȀȌ´ Ǧǫ
ǫ ǫ ǫ ǫ ǫ ǫ ǫ
ǫ ͛ǣ
ǡǤ
ǡ
Ǥ ǡǦ ǡǤ Ǯ
ǯ ´ǡ ǫ ȋȌ Ǧ ǫ ǫ
Ǧ ǫ
ǫ .RHUVQRWDµ:DWEHZHHJW$PHUVIRRUW"¶
YHUERYHQPDDLYHOG
SRVLWLHYHPRELOLWHLWVEHOHYLQJ
RQ]HNHX]HV 3DJLQD
͚͛͘͘
ǫ ǡ ǫ ǫ ǫ
ǫ ͜ǣ Ǧ
Ǧ
ǤǤ
Ǥ ǡ
Ǥ
Ǯǯ ǫ ǫǫ ǫ Ã ǫ Ǧ
ǫ
ǡ ǫ
´ǫ ´ ǫ
.RHUVQRWDµ:DWEHZHHJW$PHUVIRRUW"¶
BIJLAGE BIJ RAADSVOORSTEL 3661230 (DOCS OPEN 3662637) RUIMTELIJKE ONDERBOUWING HONDENOPVANG HOEFSEWEG 3 AANVRAAG De bouwaanvraag betreft het legaliseren van een hondenopvang aan de Hoefseweg 3. De aanvraag is ontvangen op 31 december 2007. De bedrijfsvoering gaat uit van de opvang van maximaal 40 honden overdag. De aanwezige privé-honden en eventuele pups onder de 3 maanden vallen hier niet onder. Op bijgevoegde tekening staat de situatie. Het perceel ligt tussen de Hoefseweg en de spoorlijn Amersfoort – Zwolle. BESTEMMINGSPLAN Het bestemmingsplan De Hoef, uitwerkingsplan deelplan 1 (goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 21 juni 1988) is van toepassing op genoemde locatie. Het perceel heeft ex artikel 3 van de bepalingen van het bestemmingsplan de bestemming “bedrijfsdoeleinden 1”. Op basis van dit artikel mogen er bouwwerken worden geplaatst en gebruikt ten dienste van bedrijfsdoeleinden genoemd op de bedrijvenlijst behorende bij het bestemmingsplan en behorende tot de categorieën 1, 2 en 3. In het bestemmingsplan is een verzorgend bedrijf toegestaan. Een verzorgend bedrijf moet dan wel met de afzet en verwerking gebonden zijn aan zijn (directe) omgeving. Een hondenopvang verdraagt zich niet met deze omschrijving. Ongeveer 50 m² van de speelweiden voor de honden langs de spoorlijn bevindt zich op gronden met de bestemming ‘verkeersdoeleinden, spoorweg’. Een speelweide voor ‘hondenopvang’ is niet overeenkomstig het geldende bestemmingsplan. Volgens de bestemmingsplanvoorschriften moeten bedrijfsgebouwen minimaal 2,5 m afstand hebben tot de zijdelingse perceelsgrens. De bouwwerken staan voor een deel tot op deze perceelsgrens. De opvang is in strijd met de bestemmingsplanvoorschriften. Tevens staan de bouwwerken te dicht op de perceelsgrens. De hondenopvang is ruimtelijk aanvaardbaar gelet op de verscheidenheid aan al in het bestemmingsplan toegestane bedrijven zoals: meubelmakerijen, confectieateliers, kleine garages. Voor dit plan is een bouwvergunning en vrijstelling verleend op grond van artikel 19.3 WRO dd. 6 oktober 2008. Uitspraak rechtbank Uit de uitspraak van de rechtbank over het ingestelde beroep tegen de beslissing op het bezwaar aangaande de bouwvergunning/vrijstelling bleek echter dat deze vrijstelling te beperkt is. Artikel 19.3 WRO biedt geen mogelijkheid voor het wijzigen van het gebruik van onbebouwde terreinen zoals de beide speelweiden voor honden met een gezamenlijk oppervlak van ongeveer 600 m². De rechtbank is van mening dat, als de gemeente na heroverweging vrijstelling wil verlenen, ze dan van een andere, ruimere vrijstellingsmogelijkheid gebruik dient te maken. Toets naar aanleiding van uitspraak Het moment van ontvangst van de bouwaanvraag bepaalt welke procedure uit de Wet op de Ruimtelijke Ordening van toepassing is. Toen was er sprake van een zelfstandige projectprocedure (19.1 WRO) en genoemde vrijstellingsprocedures (19.2 en 19.3 WRO). In de limitatieve lijst van de provincie staat wanneer er in het stedelijk gebied gebruik mag worden gemaakt van een artikel 19.2 WRO-procedure. Deze lijst biedt de gemeente onvoldoende mogelijkheden om de hondenopvang met speelweiden te legaliseren. Het legaliseren van de hondenopvang is alleen mogelijk met toepassing van de procedure ex artikel 19.1 WRO 1
BEDRIJVEN EN MILIEUZONERING De VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering”, hier verder te noemen handreiking, biedt een algemeen aanvaard hulpmiddel voor het verantwoord inpassen van nieuwe bedrijvigheid (in dit geval hondenopvang) ten opzichte van gevoelige functies. Bij het ontbreken van een wettelijke regeling kunnen de richtafstanden uit de handreiking gebruikt worden om te beoordelen of er sprake is van goede ruimtelijke ordening. Wordt aan de richtafstanden voldaan dan kan worden aangenomen dat het akoestische klimaat bij de gevoelige functies (wonen) op het punt van goede ruimtelijke ordening voldoende is en dat de hondenopvang in werking mag zijn. De hondenopvang bevindt zich op een afstand van meer dan 70 m van de woningen in Zielhorst. Daarmee wordt niet voldaan aan de in de handreiking aanbevolen richtafstand tussen dierenasiels en –pensions (SBI –code 9609 nr A) en gevoelige functies. In de handreiking wordt een afstand van 100 m aanbevolen met daarbij de aanduiding ‘C’ voor continu. Dan mag ten minste worden aangenomen dat de avondperiode van 19.00-23.00 uur voor geluid maatgevend is voor de geluidbeoordeling, op grond waarvan deze indicatieve afstand tot stand is gekomen. Nu de beoogde opvang zich hier beperkt tot de dagperiode is het gebruikelijk daarvoor een 5 dB(A) hogere waarde toe te laten dan voor de avondperiode. Wanneer op de indicatieve afstand 100 m in de avondperiode de toelaatbare geluidbelasting wordt verkregen, dan komt dit overeen met de gedurende de dagperiode van 07.00- 19.00 uur toelaatbare geluidbelasting op ca. 35 m. Voor geur hanteert de handreiking een minimale afstand van 30 m. Nu de hondenopvang uitsluitend plaatsvindt gedurende de dagperiode zou de handreiking voor deze situatie de hoogste van deze twee waarden moeten hanteren ofwel 35 m. De woningen, beoordeeld als woningen in een “rustige woonwijk”, liggen op een grotere afstand dan 35 m uit de hondenopvang, zodat wordt voldaan aan goede ruimtelijke ordening als bedoeld in de handreiking. Een andere beoordeling dan “rustige woonwijk” bijvoorbeeld “gemengd gebied” leidt niet tot een andere conclusie. Daarnaast gaat de handreiking uit van een beoordeling, waarbij geen sprake is van afschermende geluidsvoorzieningen tussen de dichtstbijzijnde woning en een activiteit. De dichtstbijzijnde woning in een verondersteld ‘rustig woongebied’ (woonwijk Zielhorst) ligt hier achter een geluidsvoorziening die is aangebracht naar aanleiding van weg- en spoorweglawaai. Deze voorziening dempt ook geluiden afkomstig van de hondenopvang in een bepaalde mate uit, op grond waarvan de geluidafstand nog minder zou kunnen bedragen dan 35 m. Omdat geur maatgevend wordt voor de beoordeling wanneer de geluidafstand aanmerkelijk afneemt, zal de uiteindelijke afstand niet minder bedragen dan 30 m. STEDENBOUW EN WELSTAND De opvang bevindt zich op het bedrijventerrein ‘De Hoef’. Er zijn geen bezwaren van stedenbouwkundige aard, omdat het vanaf de openbare ruimte nauwelijks zichtbaar is. Ook zijn er geen bezwaren over de verkeersaantrekkende werking, nu het hier gaat om een industrieterrein en de overlast van halend en brengend autoverkeer niet door omwonenden kan worden gevoeld. De Hoef is voorts berekend op deze verkeersstromen. De geluidhinder van de honden overdag op doordeweekse dagen is voor een bedrijventerrein acceptabel. Een groot deel van het geluid wordt overstemd door het al aanwezige weg-, spoorweg- en industrielawaai (zie verder de alinea Wet milieubeheer). De welstandscommissie heeft het bouwplan op 9 januari 2008 aanvaardbaar geacht. Het voldoet aan redelijke eisen van welstand. Het bouwplan is daarmee stedenbouwkundig en welstandshalve aanvaardbaar. PARKEREN De bouwverordening schrijft op basis van de parkeernormen een aantal parkeerplaatsen (pp) voor die door de aanvrager gerealiseerd moeten worden, dan wel voor de functie in de 2
nabijheid ter beschikking staan. De gemeente stelt zich primair op het standpunt dat aan de parkeereis moet worden voldaan. In totaal moeten er 4 pp op eigen terrein aanwezig zijn. Daar voldoet het bouwplan aan. Het bouwplan voldoet aan de parkeereis uit de bouwverordening. WET MILIEUBEHEER (WM) Voor de hondenopvang is een milieuvergunning op grond van de Wm verleend, die opvang voor dag en nacht en gedurende zeven dagen in de week toestaat. Akoestisch onderzoek naar de geluidsaspecten bij milieuvergunningverlening ligt hieraan ten grondslag. Grenswaarden worden door de hondenopvang niet overschreden. De bezwaren richten zich vooral op het geluid van de hondenopvang. Een voorziening om continu honden op te vangen, vormt een belasting voor de woonomgeving (Zielhorst). In de huidige opzet is de opvang beperkt tot werkdagen en uitsluitend overdag. Om die reden achten wij de opvang vanuit geluidsoptiek aanvaardbaar. Op 1 november 2010 heeft de initiatiefnemer een verzoek tot aanpassing van de verleende milieuvergunning ingediend. De vergunning wordt aangepast en de openingstijden worden gewijzigd naar doordeweekse dagen van 7.00 uur tot 19.00 uur. WATERTOETS Met Waterschap Vallei en Eem heeft de gemeente afspraken gemaakt over wanneer het waterschap moet worden geraadpleegd voor een zogeheten “watertoets”. Waterschap Vallei & Eem hoeft niet te worden betrokken bij deze vrijstelling, omdat de toename van verhard oppervlak maar ongeveer 85 m² bruto toeneemt. De kwaliteit van het (grond)water wordt door de hondenopvang niet aangetast. WET GELUIDHINDER(WGH) De Wgh is voor de hondenopvang niet van toepassing omdat het geen geluidgevoelig object is in de zin van de Wgh. FLORA EN FAUNA Er is bedrijfsbebouwing toegestaan op het perceel. Voor het plangebied is het niet aannemelijk dat er streng beschermde soorten aanwezig zijn. Er is geen belemmering vanuit de Flora-en faunawet te verwachten. ARCHEOLOGIE De hondenopvang ligt in een archeologisch waardevol verwachtingsgebied. Bij plangebieden groter dan 500 m² waarbinnen bodemingrepen plaatsvinden dieper dan 30 cm onder het maaiveld is voorafgaand archeologisch onderzoek noodzakelijk. Een archeologisch onderzoek kan achterwege blijven omdat er geen bodemingrepen zijn dieper dan 30 cm en het gebied waarop de bouwaanvraag betrekking heeft kleiner is dan 500 m². TOEKOMSTIGE ONTWIKKELING Voorheen was er een bedrijf gevestigd. Dit is veranderd in een hondenopvang. In een herziening van het geldende bestemmingplan zal rekening worden gehouden met de verleende vrijstelling. CONCLUSIE Het bouwplan is voldoende ruimtelijk onderbouwd. Gelet op het vorenstaande kan worden meegewerkt aan de vrijstellingsprocedure om het voorliggende plan te legaliseren.
3
4
Gemeente Amersfoort
Zienswijzennota
Bestemmingsplan “Hogeweg 239”
Zienswijzennota bestemmingsplan “Hogeweg 239”
#3602758
1
Inhoudsopgave 1. Inleiding ................................................................................................................. 2 1.1 Status zienswijzennota ...................................................................................................................... 2 1.2 Procedure bestemmingsplan ............................................................................................................. 2 1.3 Ingekomen zienswijzen en ontvankelijkheid ..................................................................................... 2
2. Zienswijzen: ontvankelijkheid, samenvatting, reactie en conclusie ................ 3 2.1 Inleiding ............................................................................................................................................. 3 2.2 Samenvatting en gemeentelijke reactie ............................................................................................ 3 2.3 Conclusie ........................................................................................................................................... 6
3. Wijzigingen in het bestemmingsplan .................................................................. 7 .
Zienswijzennota bestemmingsplan “Hogeweg 239”
#3602758
2
1. Inleiding 1.1 Status zienswijzennota De zienswijzennota behoort bij het besluit over de vaststelling van het bestemmingsplan “Hogeweg 239”. De zienswijzennota bestaat uit drie hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat een overzicht van de ingekomen zienswijzen, de ontvankelijkheid en de verdere procedure van het bestemmingsplan. In hoofdstuk 2 worden de zienswijzen samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien. In de conclusie is opgenomen of de zienswijzen aanleiding geven tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan. Hoofdstuk 3 bevat een overzicht van de wijzigingen die bij de vaststelling van het bestemmingsplan worden doorgevoerd. Naast wijzigingen door zienswijzen kunnen dit ook ambtshalve wijzigingen zijn.
1.2 Procedure bestemmingsplan Zienswijzenronde Het ontwerpbestemmingsplan heeft na publicatie in de stadsberichten in Amersfoort Nu, de Staatscourant en op www.amersfoort.nl met ingang van 7 oktober 2010 tot en met 17 november 2010 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Dit is in overeenstemming met artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Gedurende deze termijn kon iedereen schriftelijk of mondeling een zienswijze indienen bij de gemeenteraad. Vaststelling Na de zienswijzenronde beslist de gemeenteraad over de vaststelling van het bestemmingsplan. Zij weegt hierbij de ontvangen zienswijzen mee. De vaststelling wordt mede bekend gemaakt in de stadsberichten in Amersfoort Nu. De indieners van een zienswijze krijgen een brief met informatie over de vaststelling en de mogelijkheid tot indienen van beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
1.3 Ingekomen zienswijzen en ontvankelijkheid Mondelinge zienswijzen 1. Op 7 oktober 2010 is een mondelinge zienswijze ontvangen van E.M.C.V.. De zienswijze is schriftelijk aangevuld. De schriftelijke aanvulling is op 26 oktober 2010 ontvangen. De zienswijze is binnen de termijn ingediend en is ontvankelijk. 2. Op 11 november 2010 is een mondelinge zienswijze ontvangen van J.K.. De zienswijze is binnen de termijn ingediend en is ontvankelijk. Schriftelijke zienswijzen 3. Op 10 november 2010 is een schriftelijke zienswijze ontvangen van H.A.Z.. De zienswijze is binnen de termijn ingediend en van een handtekening voorzien. De zienswijze is ontvankelijk. 4. Op 17 november 2010 is een schriftelijke zienswijze ontvangen van H.A.B.. De zienswijze is binnen de termijn ingediend en van een handtekening voorzien. De zienswijze is ontvankelijk. 5. Op 15 november 2010 is een schriftelijke zienswijze ontvangen van H.v.R.. De zienswijze is binnen de termijn ingediend en van een handtekening voorzien. De zienswijze is ontvankelijk.
Zienswijzennota bestemmingsplan “Hogeweg 239”
#3602758
3
2. Zienswijzen: ontvankelijkheid, samenvatting, reactie en conclusie 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk is iedere zienswijze samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien. In de conclusie is aangegeven of, en zo ja, welke wijzigingen in het plan worden doorgevoerd naar aanleiding van de zienswijzen. 2.2 Samenvatting en gemeentelijke reactie 2.2.1 Zienswijze van E.M.C.V. 1. Reclamant is er op tegen, dat er achter haar woning kantoorruimte wordt toegestaan. Het nieuwe kantoor zou pal achter de woning komen, op slechts 10 meter van de tuin. Het beoogde gebouw is zo gelegen, dat er vanuit het kantoor dwars door de woning heen gekeken kan worden. Dit ziet reclamant als een ernstige aantasting van haar privacy. Daarnaast wordt het uitzicht belemmerd en is er minder zonlicht. Reactie: De bebouwing die het bestemmingsplan Hogeweg 239 mogelijk maakt is qua volume (oppervlakte en hoogte) niet groter dan wat er op basis van het geldende bestemmingsplan al mag. Om te voorkomen dat de kantoorfunctie, in vergelijking met de oorspronkelijk bedoelde bedrijfsbestemming, een te grote (parkeer)druk op het gebied veroorzaakt wordt het aantal vierkante meters brutovloeroppervlak gemaximeerd tot 1600 m². Omdat de kantoorvilla’s meerdere verdiepingen hebben leidt dit tot een relatief lager bebouwingspercentage (footprint) op de kavel. Kortom er is meer ruimte voor een goede landschappelijke inrichting van de buitenruimte en de overgangszone wint hierdoor aan kwaliteit. Om er zeker van te zijn dat dit wordt uitgevoerd worden de bouwregels bij de bestemming ‘gemengd’ gewijzigd cq. aangescherpt. Door de bouw van een gebouw achter de woningen wordt uitzicht en dergelijke weliswaar beperkt ten opzichte van de bestaande feitelijke situatie, maar niet ten opzichte van wat er al mag. De gebruiksmogelijkheden van de bebouwing wijzigen wel. In plaats van een bedrijf mag er nu ook een kantoor in komen. Wij zien hierin echter geen reden om aan te nemen dat de privacy voor de aangrenzende woningen hierdoor wordt aangetast. Vanuit (een kantoor behorend bij) een bedrijf is het evengoed mogelijk dat er naar buiten wordt gekeken als vanuit een zelfstandig kantoor. 2. Reclamant vindt kantoren niet passen in de omgeving. Er staan weliswaar meer loodsen, maar die worden allemaal op een bij het agrarische karakter passende manier gebruikt. Reactie: De huidige bestemming van het perceel is niet agrarisch, er mag al een bedrijf gevestigd worden dat los staat van agrarische activiteiten. Door de realisering van kleinschalige kantooractiviteiten mogelijk te maken wordt het scala aan mogelijke bedrijven wat verruimd. De beeldkwaliteitseisen voor deze gebouwtjes zijn niet anders dan die voor de al toegestane bedrijfsbebouwing. De omvang van de bouwvolumes is beperkt. Dit staat verder toegelicht in de reactie onder 2.2.1. 3.
Er staan in Amersfoort al veel kantoren leeg. Reclamant vraagt zich af, waarom er nu dan toch weer toestemming wordt gegeven voor de bouw van nieuwe kantoren. Reactie: Het toekennen van de bestemming Gemengd, waardoor zowel bedrijven als kantoren mogelijk worden op deze locatie, past in onze visie om globaler te bestemmen. Het verzoek betreft geen grootschalig kantoorgebouw, maar drie gebouwen van elk ongeveer 500 m². Ieder gebouw kan worden onderverdeeld in maximaal 6 afzonderlijke kantoorunits. Door de kleinschaligheid van deze kantoren, onderscheidt het project zich van andere kantoorlocaties. Mocht de invulling met kantoren tegenvallen, dan kan (een deel van) het perceel alsnog voor bedrijven worden gebruikt. Overigens de ontwikkelaar geeft aan dat er al geïnteresseerde partijen zijn voor zowel koop als huur. 4. Het geldende bestemmingsplan is vrij recent en in goed overleg met alle betrokken partijen vastgesteld. Nu wordt om individuele en economische redenen afgeweken van dit bestemmingsplan. Daarmee wordt de jarenlange procedure voor het geldende bestemmingplan nutteloos. Reactie: Door het opnemen van de bestemming “Gemengd” (zie onder 3) blijven ook de bestaande mogelijkheden bestaan. Voor de wijzigingen ten opzichte van het geldende bestemmingsplan vindt nu deze bestemmingsplanprocedure plaats, waarbij zienswijzen konden worden ingediend Zienswijzennota bestemmingsplan “Hogeweg 239”
#3602758
4
door iedereen. Verder is er sprake van een beperking in het bouwvolume. Dit staat verder toegelicht in de reactie onder 2.2.1. 2.2.2 Zienswijze van J.K. 1. Reclamant is er op tegen, dat er naast zijn tuin kantoorruimte wordt toegestaan. Het nieuwe kantoor zou pal naast de tuin van reclamant komen, direct aan de overzijde van de sloot. In plaats van aan een weiland, grenst de tuin voortaan aan een kantoor. Dit ziet reclamant als een ernstige aantasting van zijn privacy. Reactie: Zie 2.2.1, onder 1. 2. Reclamant vindt een kantoor niet passen in de omgeving. Aan de zuidzijde van de Hogeweg is tot nog toe sprake van een landelijk gebied, grenzend aan het natuurgebied Bloeidaal. Binnen dit gebied vindt reclamant een kantoorgebouw, met een moderne uitstraling zoals in de toelichting van het ontwerp bestemmingsplan “Hogeweg 239” is opgenomen, misstaan. De kantoren zouden het landschap ontsieren. Reactie: Zie 2.2.1, onder 2. 3. In een aanvulling geeft reclamant aan dat hij vreest dat zijn woning in waarde daalt en dat het moeilijker te verkopen zal zijn door de komst van de kantoren. Reactie: Nadat het bestemmingsplan onherroepelijk is geworden bestaat de mogelijkheid om een planschadeclaim bij de gemeente in te dienen. Dit kan op basis van artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening en is een procedure die afzonderlijk van de bestemmingsplanprocedure wordt gevoerd. Als reclamant een verzoek om vergoeding van geleden planschade doet, zal de gemeente een onafhankelijk adviseur inschakelen om de hoogte van de eventuele schade te bepalen. Het college van burgemeester en wethouders neemt vervolgens een besluit over het al dan niet vergoeden van de planschade. 2.2.3 Zienswijze van H.A.Z. 1. Reclamant vraagt om meer expliciet rekening te houden met de belangen van omwonenden. In het ontwerpbestemmingsplan is geen aandacht besteed aan de overlast die ontstaat voor direct omwonenden, die geconfronteerd worden met kantoren die grenzen aan de tuinen van de woningen. Reactie: Omdat het bestemmingsplan slechts beperkte wijzigingen toestaat ten opzichte van het geldende bestemmingsplan, is er geen reden om aan te nemen dat het bestemmingsplan “Hogeweg 239” (een toename van) overlast veroorzaakt. 2. Reclamant heeft een aantal meer specifieke vragen: a. Is het mogelijk om de bebouwing verder (zo ver mogelijk) naar het zuiden te plaatsen, om de afstand tussen tuin en kantoor zo groot mogelijk te maken? b. Is het mogelijk om voor te schrijven de kantoren zo te ontwerpen dat er vanuit de eerste verdieping geen direct zicht is op de woningen/tuinen? c. Kunnen er regels worden voorgeschreven om overlast te beperken, zoals verlichting ’s nachts verbieden, lage rijbaanverlichting, weinig intensieve led-armaturen? d. Is het mogelijk om in het bestemmingsplan iets op te nemen over de kleurstelling van de bebouwing? Reclamant geeft aan dat omwonenden de voorgestelde kleur, zoals bij de vergelijkbare bebouwing ‘bijen en vlinders’ niet mooi en niet passend in de omgeving vinden. e. Is het mogelijk om in paragraaf 6.4 (maatschappelijke uitvoerbaarheid) van de toelichting iets op te nemen over de rol van omwonenden? Reactie: a. In het nieuwe bestemmingsplan is het bouwvlak van geldende bestemmingsplan overgenomen. De bebouwing komt dus niet dichter bij de woningen dan bebouwing die nu al mogelijk is op basis van het geldende bestemmingsplan. b. Dit kan niet via het bestemmingsplan worden geregeld. c. Dit kan niet via het bestemmingsplan worden geregeld. d. Nee, hierover zal de welstandscommissie adviseren in het kader van de omgevingsvergunning (voorheen bouwvergunning). e. In paragraaf 6.4 wordt een verwijzing opgenomen naar deze zienswijzennota. 3. Reclamant wil graag betrokken worden bij de besluitvorming en de uitwerking van de plannen. Reactie: Deze en de andere zienswijzen worden bij de besluitvorming over het vaststellen van het bestemmingsplan “Hogeweg 239” door de gemeenteraad meegenomen. De verantwoordelijkheid Zienswijzennota bestemmingsplan “Hogeweg 239”
#3602758
5
voor het uitwerken van de plannen tot een aanvraag omgevingsvergunning (voorheen bouwvergunning) ligt bij de initiatiefnemer. 2.2.4 Zienswijze van H.A.B. 1. Reclamant vraagt zich af wat het belang van de gemeente Amersfoort of het maatschappelijk belang is van dit plan. Reactie: Door mee te werken aan het verzoek van de initiatiefnemer, kan de gemeente extra voorwaarden stellen aan de bebouwing. Daardoor kan de overgang tussen het bedrijventerrein en het natuurgebied beter worden vormgegeven. In dit geval wordt kantoorbebouwing haalbaar geacht, omdat het kantoorunits betreft, die zich door hun kleinschaligheid onderscheiden van andere kantoorgebouwen. 2. In Amersfoort is al een grote leegstand van kantoren, en aan de overkant van de Hogeweg ligt het bedrijventerrein Wieken-Vinkenhoef, waar nog voldoende ruimte is voor dergelijke bebouwing. Een reden voor het bouwen van deze kantoren tussen de woningen ontbreekt in de ogen van reclamant. Reactie: Zie 2.2.1, onder 3. 3. In het kader van het gelijkheidsbeginsel vraagt reclamant zich af, of op andere percelen met een bedrijfsbestemming aan de zuidzijde van de Hogeweg in de toekomst ook kantoren worden toegestaan. Reactie: Wanneer hiertoe een verzoek wordt gedaan, beoordelen wij in hoeverre de situaties vergelijkbaar zijn en of het wenselijk is om aan een dergelijk verzoek mee te werken of niet. Op voorhand kan hierover geen uitspaak worden gedaan. 4. De in-/uitrit van de Hogeweg 239 zal door de komst van de kantoren een onacceptabele hoeveelheid verkeersbewegingen genereren. Reactie: De kantoren genereren niet per definitie meer verkeersbewegingen dan een invulling met bedrijven conform het geldende bestemmingsplan. Daarom achten wij de verkeerssituatie acceptabel. 5. In het bestemmingsplan staat dat het karakter van de Hogeweg behouden moet blijven. Alleen al door het plaatsen van informatiezuilen aan de Hogeweg is dit niet het geval. Reactie: De reclame-uitingen voor deze activiteiten zijn niet anders dan die voor andere bedrijven aan de Hogeweg. Informatiezuilen (of volgens de planregels ‘andere bouwwerken ten dienste van de bestemming zoals: reclame- en andere tekens) moeten voldoen aan de daarvoor gestelde planregels en voldoen aan eisen van welstand. De bouwhoogte mag op gronden met de bestemming ‘Gemengd’ maximaal 3 m bedragen. 2.2.5 Zienswijze van H.v.R. 1. Gezien het huidige aanbod en de huidige planvoorraad aan kantoren in Amersfoort, lijkt het reclamant volstrekt overbodig om nog meer kantoren aan de huidige voorraad toe te voegen. Leegstaande kantoren zijn voor de buren bepaald geen plezierig vooruitzicht. Reactie: Zie 2.2.1, onder 3. 2. Kantoren trekken meer verkeer aan dan opslag- en/of bedrijfsruimte. Dit is in strijd met gemeentelijke plannen om de Hogeweg autoluw te maken. Reactie: Zie 2.2.4, onder 4. 3. Reclamant ziet dat het aantal parkeerplaatsen dat wordt aangelegd voldoet aan de regels, maar vindt dit toch te weinig. Op basis van 1.600 m² kantoor schat hij dat er 50 – 80 medewerkers zullen zijn en daar bovenop nog bezoekers. Reactie: Het aantal parkeerplaatsen dat wordt aangelegd voldoet aan de in Amersfoort geldende parkeernormen. Deze normen zijn gebaseerd op kengetallen en ervaringscijfers van het kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte (CROW). Daarmee is er voor ons geen aanleiding om aan te nemen dat het parkeren tot problemen zal leiden. 4. De aan te leggen parkeerplaatsen grenzen aan het perceel van reclamant. Daardoor wordt de privacy van reclamant ernstig aangetast. Reactie: Ook in het geldende bestemmingsplan mogen parkeerplaatsen worden aangelegd op de plaats waar deze nu zijn voorzien. Planologisch wijzigt de situatie voor reclamant daardoor niet. Zienswijzennota bestemmingsplan “Hogeweg 239”
#3602758
6
5. Omdat in kantoren meer mensen werkzaam zijn dan in bedrijfsgebouwen en omdat de kantoorgebouwen hoger worden dan het bedrijfsgebouw (ten minste 3 bouwlagen), vindt er aantasting van privacy plaats voor reclamant en wellicht ook verlies aan zonlicht. De kantoren kijken direct uit op de tuin van reclamant. Reactie: De stelling van reclamant dat de kantoren hoger worden dan de bedrijfsbebouwing die op basis van het geldende bestemmingsplan is toegestaan is onjuist. Voor de hoogte van de kantoren is aansluiting gezocht bij de mogelijkheden uit het geldende bestemmingsplan. Dit heeft dan ook geen consequenties voor reclamant. Binnen het geldende bestemmingsplan zijn kantoren ten behoeve van een bedrijf toegestaan. Deze kantoren kunnen zo gesitueerd worden, dat zij op dezelfde manier over het perceel van reclamant uitkijken dan de nieuwe kantoren. Planologisch gezien ontstaat er daarom geen nadeliger situatie voor reclamant. 6. Door het af- en aanrijden van auto’s ontstaat geluidoverlast voor reclamant. In het bestemmingsplan is niet aangegeven welke maatregelen hiertegen getroffen worden. Reactie: De plaats van de uitrit voor de nieuwe kantoren is niet gewijzigd ten opzichte van de huidige uitrit. De uitrit zal in de nieuwe feitelijke situatie intensiever worden gebruikt dan thans het geval is, maar niet meer dan wat er volgens het geldende bestemmingsplan al mogelijk is. Daarom zien wij geen aanleiding om geluidmaatregelen te treffen. 7. Reclamant is van mening dat door de toename van autoverkeer, ook een behoorlijke toename van fijnstof zal plaatsvinden. Reactie: Planologisch gezien neemt het autoverkeer niet toe, waardoor ook het fijnstof niet toeneemt. 8. De bouw van kantoren zal leiden tot een waardevermindering van de woning van reclamant. Reactie: Zie 2.2.2, onder 3. 2.3 Conclusie De zienswijze onder 2.2.1 geeft deels aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan. In het volgende hoofdstuk komt aan de orde op welke wijze het plan wordt aangepast. De overige zienswijzen geven geen aanleiding het ontwerpbestemmingsplan te wijzigen.
Zienswijzennota bestemmingsplan “Hogeweg 239”
#3602758
7
3. Wijzigingen in het bestemmingsplan Zoals blijkt uit de conclusie van hoofdstuk 2, geven de zienswijzen aanleiding voor aanpassingen van het ontwerpbestemmingsplan “Hogeweg 239”. Wijziging naar aanleiding van zienswijzen Het artikel 3.3.b Gemengd dat luidt ‘het bebouwingspercentage bedraagt maximaal 35% van het bouwvlak’ wordt gewijzigd in de volgende tekst: ‘het bebouwingspercentage bedraagt maximaal 35% van het bouwvlak, er mogen maximaal 3 kantoorunits met een brutovloeroppervlak van maximaal 550 m² worden gebouwd met een totaal oppervlak van 1600 m². Ambtshalve wijzigingen In verband met het in werking treden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 oktober 2010 zijn ambtshalve wijzigingen aangebracht ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan. Bepalingen over ontheffingen en aanlegvergunningen die in het ontwerpbestemmingsplan waren opgenomen, zijn vervangen door afwijkingen en omgevingsvergunningen. Een en ander conform de eisen uit de Wabo. Inhoudelijk is het bestemmingsplan “Hogeweg 239” daardoor niet veranderd.
Vastgesteld bij besluit van de raad van de Gemeente Amersfoort d.d. 22 februari 2011' ?.
Zienswijzennota bestemmingsplan “Hogeweg 239”
#3602758
Zienswijzennota
De Ronde en Het Plein Datum: Aanvang:
dinsdag 1 maart 2011 19:00
Kinderopvang Rondetafelgesprek Vragen raadsleden aan college
Zienswijzennota
Kinderopvang Rondetafelgesprek Reg.nr.: 3709628 Van: College van B&W Ambtelijk contact: Dijkema (033 469 4283) Portefeuillehouder: Tigelaar / Boeve Opsteller: Dijkema Samenvatting: Sinds de invoering van de Wet Kinderopvang is het aanbieden van kinderopvang (kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang/BSO) een markttaak geworden. De gemeente is wettelijk belast met de registratie, handhaving en toezicht op de kinderopvang. Daarnaast heeft de gemeente de ambitie uitgesproken om de wachtlijsten in de kinderopvang terug te dringen. Deze twee punten brengen wij graag ter sprake tijdens het rondetafelgesprek van 1 maart. Hiervoor zijn eveneens externe partijen uitgenodigd (onder andere Stichting Kinderopvang Amersfoort (SKA) en Stichting Kinderopvang Nederland (SKON). Reden van aanbieding: #Gebeurtenissen elders in het land hebben de taken en bevoegdheden rond handhaving in een nieuw daglicht gesteld. Het is interessant om de spelregels rond handhaving en toezicht toe te lichten en te bespreken. 1. Presentatie plan van aanpak wegwerken wachtlijsten kinderopvang. Van de raad wordt gevraagd: Met het college en de aanwezige externe partijen een gesprek aan te gaan over de kwaliteit van de kinderopvang in Amersfoort en het terugdringen van wachtlijsten. Vervolgtraject: Doel activiteit: Informatie Soort activiteit: Rondetafelgesprek Opm. presidium: Soort verslag: Besluitenlijst Bijbehorende documenten: http://www.amersfoort.nl/docs/internet/_bestuur/_rekenkamercommissie/kinderopvang/KOV%20eindrapport%20voor%20op%20de%20site.pdf: ’Gemeentelijke taken toezicht kwaliteit Amersfoortse kinderopvang’ : /smartsite.shtml?ch=ter&id=229266 : - /smartsite.shtml?ch=ter&id=229338- /smartsite.shtml?ch=ter&id=229370 : /smartsite.shtml?ch=ter&id=229116 Uitnodiging (pdf) Presentatie GGD Midden Nederland ’Inspectie kinderopvang’ (pdf) Plan van aanpak convenant kinderopvang (pdf) Presentatie ’Pilot wachtlijsten’ (pdf) Rekenkameronderzoek (pdf)
Zienswijzennota
Vragen raadsleden aan college Reg.nr.: 3709673 Van: Presidium Ambtelijk contact: Richard-Pronk (033 469 4379) Portefeuillehouder: Niet van toepassing Opsteller: Richard-Pronk Samenvatting: Gelegenheid voor raadsleden om mondeling vragen te stellen aan het college. Uitgangspunten: * De mogelijkheid is bedoeld voor raadsleden (en derhalve niet voor insprekers). • De mogelijkheid is bedoeld voor korte vragen (en derhalve niet voor discussie, peiling van meningen of interpellatie, waarvoor immers andere mogelijkheden en spelregels bestaan). Reden van aanbieding: — Van de raad wordt gevraagd: — Vervolgtraject: Afhankelijk van het antwoord Doel activiteit: Informatie Soort activiteit: Raad stelt vragen aan college Opmerkingen presidium: Spelregels: • Onderwerpen vragen worden uiterlijk maandag, voorafgaand aan de dinsdag van Het Besluit, voor 16.00 uur aangemeld bij de griffie. • De griffie mailt de aanmeldingen eind van de maandagmiddag door aan raad en college en maakt deze bekend op de website. • De voorzitter bepaalt de orde van de vergadering en kan vragen doorverwijzen naar een volgende of andere mogelijkheid. Soort verslag: Besluitenlijst Bijbehorende documenten: /smartsite.shtml?ch=ter&id=229265 Onderwerpen aangemelde vragen (pdf)
2-3-2011
Inspectie kinderopvang
Christel van Oijen sectiehoofd Hygiene en Milieu
1
Doel -
Wet en regelgeving is om kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen te waarborgen. Fraude te voorkomen. Ontwikkeling van veiligheid te stimuleren.
-
Gemeenteraad 2e lijns inspectie verantwoordelijk voor handhaving
-
Toezicht + Handhaving = Kwaliteit
Wie zijn betrokken? Houders, gemeenten, inspecteurs en GGD Nederland en VNG.
2
1
2-3-2011
Totaal in 2010 • Kinderdagverblijven
• 280
• Buitenschoolse opvang
• 432
• Gastouders
• 2200
• Gastouderburo
• 54
• Peuterspeelzalen
• 202
3
Toetsingsinstrument • Domein 1 = ouders • Domein 2 = personeel: VOG, diploma’s etc. • Domein 3 = risico inventarisatie op veiligheid en gezondheid en kindermishandeling veiligheid en gezondheid 4
2
2-3-2011
• Domein 4 = accommodatie binnen en buitenruimte
• Domein 5 = beroepskrachten kindratio • Domein 6 = pedagogisch beleidsplan. • Domein7=klachtenreglement 5
Conclusie • 2 soorten inspecties: - Regulier - Risico gestuurd ( kernzaken) Planning in overleg met de gemeente. 6
3
2-3-2011
Amersfoort • BSO =77 (20 neg) = 26% • KDV =54 (12 neg) = 22% • GOB =9
(2 neg) = 22%
7
Handhaving • Gemeenten: 40% onvoldoende. Handhaven stimuleren • Regulier handhavingsbeleid • Houders: adviezen geven. Hoe kunnen we samen een goede kinderopvang neerzetten?
8
4
2-3-2011
Onvoldoende kindercentra • Inspectie/ toezicht kindercentra • Rapport onvoldoende ( domein 1 en 7 niet) • Actie gemeente. (handhaving) • Geen actie. Directie GGD -> wethouder
9
Vragen ?
10
5
Plan van aanpak Wachtlijstenbestrijding kinderopvang gemeente Amersfoort
Inhoudsopgave
1 Aanleiding ....................................................................................................... 3 1.1
Definities en afbakening ............................................................................ 4
1.2
Gemeentelijke situatie ............................................................................... 4
1.3
Probleemanalyse ...................................................................................... 5
1.4
Leeswijzer................................................................................................ 6
2 Doelstelling ..................................................................................................... 7 2.1
Behoefteonderzoek ................................................................................... 7
2.2
Huisvestingsbeleid .................................................................................... 8
2.3
Schooltijden ............................................................................................. 9
3 Projectorganisatie ......................................................................................... 10 3.1
Uitvoering ............................................................................................... 10
3.2
Communicatie ......................................................................................... 10
3.3
Overlegstructuur extern ............................................................................ 10
3.4
Overlegstructuur intern ............................................................................ 10
3.5
Planning ................................................................................................. 10
4 Planning Pilot wachtlijsten 2011 ................................................................... 11
Plan van Aanpak Wachtlijsten
#3712505
16 februari 2011
1
Aanleiding Amersfoort is een jonge stad: meer dan de helft van de inwoners is jonger dan 40 jaar en maar een op de tien is ouder dan 65 jaar. Van de totale Amersfoortse bevolking is 24,4% tussen de 0 en 17 jaar. Dat is na Almere het hoogste percentage jonge kinderen van heel Nederland. Dit hoge percentage jonge kinderen hangt samen met grootschalige nieuwbouw vanaf 1984 en de vestiging van vooral jonge gezinnen in Amersfoort. Dit hoge percentage jonge kinderen legt ook een druk op de kinderopvang. De vraag naar opvangplekken is groter dan het daadwerkelijke aanbod van kinderopvang. Uit gecorrigeerd1 onderzoek van ITS (januari 2011) blijkt dat er op 1 september van vorig jaar 370 kinderen op de wachtlijst voor de kinderdagopvang stonden. Voor de buitenschoolse opvang ging het om 240 kinderen. Bij deze aantallen wordt uitgegaan van een netto wachtlijst en zijn dubbelingen zoveel mogelijk verwijderd. Daarmee behoort de wachtlijstenproblematiek van Amersfoort tot de top 20(8ste plaats) van Nederland, aldus het onderzoek van ITS (januari 2011). Het tekort aan kinderopvang is een landelijk probleem. De gemeente Amersfoort wil, voor zover dat kan binnen haar rollen en verantwoordelijkheden, er zo veel mogelijk aan doen om deze tekorten weg te werken. Het landelijk convenant wachtlijsten kinderopvang vanuit het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geeft een extra impuls aan de reeds genomen gemeentelijke initiatieven om de wachtlijsten in de kinderopvang tegen te gaan. Het convenant kent vier uitgangspunten:
De wachtlijsten in de kinderopvang vormen een belemmering voor de
De wachtlijsten bezorgen de ouders zorgen en ongemak;
De wachtlijsten leiden ertoe dat een evenwichtige prijs/kwaliteit verhouding
arbeidsparticipatie;
moeilijk tot stand komt;
De betrokken gemeenten hebben de gezamenlijke ambitie om de wachtlijsten in de kinderopvang weg te werken. Om die ambitie te realiseren maken zij een aantal afspraken in een plan van aanpak.
Voorliggend plan van aanpak geeft richting aan de gemeentelijke invulling van het convenant. De gemeente Amersfoort wil samen met de instellingen voor kinderopvang en de schoolbesturen werken aan het terugdringen van wachtlijsten vanuit het idee dat wachtlijsten in de kinderopvang een gemeenschappelijk probleem is, waarbij alle partijen vanuit hun eigen belang en expertise een rol kunnen spelen in de oplossing. Daarbij moet gezegd worden dat voortschrijdend inzicht aanleiding kan zijn om de koers van het plan van aanpak tussentijds bij te stellen. 1
In het onderzoek Wachtlijsten en wachttijden kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang – 6e meting (2011) is uitgegaan van minder opvangcapaciteit dan feitelijk beschikbaar volgens gegevens uit het landelijk register. ITS heeft op verzoek van de gemeente de cijfers gecorrigeerd. Plan van Aanpak Wachtlijsten
#3712505
16 februari 2011
1.1
Definities en afbakening Kinderopvang is sinds 2005 geregeld in de Wet Kinderopvang. Deze wet heeft van kinderopvang een markttaak gemaakt. Sindsdien zijn de marktpartijen verantwoordelijk voor het realiseren van kinderopvang. De gemeente is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de locaties en moet ervoor zorgen dat bestemmingsplannen voldoende mogelijkheden bieden voor het realiseren van kinderdagverblijven (KDV) en buitenschoolse opvang (BSO). Daarnaast is de gemeente verantwoordelijk voor handhaving en inspectie. Als definitie van kinderopvang wordt door ons de formele opvang in kinderdagverblijven en de buitenschoolse opvang gehanteerd. Gastouderopvang wordt niet in dit plan van aanpak meegenomen, hoewel er rekening wordt gehouden met de regulerende werking op wachtlijsten door deze vorm van kinderopvang. Tot kinderopvang wordt niet de tussenschoolse opvang en uiteraard ook niet de peuterspeelzaal gerekend. Er zijn verschillende vormen van kinderopvang in Amersfoort:
Kinderdagverblijf (KDV) - dagopvang voor kinderen van 0 tot 4 jaar.
Buitenschoolse opvang (BSO) - opvang voor en/of na school voor basisschoolkinderen van 4 tot en met 12 jaar.
Gastouder(bureau) (GOB) - kinderopvang in een gezinssituatie door een ander dan door de ouder/verzorger, waarbij maximaal vier kinderen worden opgevangen (exclusief eigen kinderen) in de woning van de ouder of de gastouder, met een maximum van zes kinderen. De gastouder dient aangesloten te zijn bij een gastouderbureau.
Aangezien de markt verantwoordelijk is voor het genereren van aanbod, beperkt dit plan van aanpak zich vooral tot verantwoordelijkheden vanuit de gemeente. Overige mogelijkheden worden geformuleerd als kansen en te onderzoeken vraagstukken. Deze zullen samen met de aanbieders worden opgepakt. Projecten die worden opgepakt in het kader van het convenant wachtlijsten kinderopvang hebben een duurzaam karakter. Dit betekent dat interventies, initiatieven of pilots gericht moeten zijn op langdurige oplossingen voor het terugdringen van de wachtlijsten. En hoewel onze ambitie hoog is, moeten we rekening houden met beperkte tijd en middelen om alle gesignaleerde knelpunten op te lossen.
1.2
Gemeentelijke situatie Wachtlijsten in de kinderopvang zijn niet nieuw in een jonge gemeente als Amersfoort. In de gemeente zijn in 2009 en 2010 de volgende maatregelen genomen om de wachtlijsten in de kinderopvang te verminderen: Faciliteren in de ruimtelijke ordening De gemeente Amersfoort werkt mee aan het oplossen van mogelijke knelpunten op het gebied van ruimtelijke ordening en de (onderwijs)huisvesting. Waar dat nodig is en de
Plan van Aanpak Wachtlijsten
#3712505
16 februari 2011
wettelijke criteria dit toelaten wordt actief medewerking verleend aan een noodzakelijke wijziging van het geldende bestemmingsplan. Vergroten vestigingsmogelijkheden De vestigingsmogelijkheden voor kinderopvang zijn vergroot. Het clusteringbeleid dat Amersfoort in Vathorst hanteerde, is losgelaten. Hiermee wordt het ook mogelijk om kindplaatsen te realiseren buiten de clusters van onderwijs, cultuur, sport, welzijn en gezondheidszorg. Beschikbaar stellen van leegstaande (onderwijs)ruimten Tijdelijk leegstaande klaslokalen in scholen kunnen in ieder geval voor de duur van het lopende schooljaar aan organisaties voor kinderdagopvang en buitenschoolse opvang worden verhuurd. Per jaar wordt gekeken of tijdelijke verhuur van leegstaande lokalen met een of meer jaren verlengd kan worden. Dit hangt samen met de noodzaak om fluctuaties in benodigde onderwijshuisvestingscapaciteit op te vangen. Gemeentelijke panden die leegstaan, die bovendien geschikt zijn voor kinderdag- of buitenschoolse opvang en op de juiste locatie staan, kunnen aan organisaties voor kinderopvang verkocht worden. Ook wordt in brede zin gekeken naar het gebruik van ruimtes, bijvoorbeeld bij kerken, scholen en verenigingen, die hun ruimtes niet gebruiken op de tijdstippen waarop kinderopvang nodig is. Op betrokken partijen wordt een beroep gedaan om flexibel en creatief samen te werken om zo meer ruimte voor kinderopvang te creëren. Vuistregels Er zijn ‘Vuistregels’ ontwikkeld. Deze vuistregels zijn een hulpmiddel om samen met het vergunningenloket van de gemeente Amersfoort snel te kunnen bepalen of beoogde panden geschikt zijn als locatie voor kinderdagopvang/bso. Daar kunnen organisaties terecht of worden voor vestiging in de wijk Vathorst doorverwezen naar het Ontwikkelingsbedrijf Vathorst (OBV). Het OBV is een privaat- publiekrechtelijke samenwerking tussen bedrijfsleven en gemeente voor de ontwikkeling van deze wijk.
1.3
Probleemanalyse In deze paragraaf wordt een overzicht gegeven van knelpunten bij het oplossen van de wachtlijstenproblematiek in de gemeente. Inzicht hierin is deels ontleend aan landelijke onderzoeken en deels verkregen door gesprekken met betrokken personen binnen en buiten de gemeente. 1.
Er is weinig informatie beschikbaar over wachtlijsten op gemeentelijk en wijkniveau;
2.
Er zijn nog steeds (gemeentelijke) belemmeringen om kinderopvang te realiseren;
3.
Lastig om geschikte, langdurige accommodaties te vinden die voldoen aan alle kwaliteit,- milieu en geluidseisen;
4.
Huidige systeem van schooltijden leidt tot piekdrukte op bepaalde momenten.
Plan van Aanpak Wachtlijsten
#3712505
16 februari 2011
De gemeente heeft in samenspraak met de aanbieders al verschillende initiatieven genomen om wachtlijsten in de kinderopvang terug te dringen. Zo is er een quickscan ontwikkeld om sneller inzicht te geven in mogelijke bestemmingen van kinderopvang. De informatie voor aanbieders op de gemeentelijke website is aangepast en geeft zo meer inzicht in mogelijkheden en wet- en regelgeving. Het bestuurlijk overleg kinderopvang als periodieke overlegstructuur zorgt voor afstemming en agendering tussen gemeente en aanbieders. Ondanks genomen initiatieven blijk uit gesprekken met ondernemers dat knelpunten 2 en 3 nog niet voldoende zijn aangepakt. Daarnaast worden er problemen gesignaleerd, zoals knelpunt 4, die zullen moeten worden opgepakt buiten de gemeentelijke organisatie. Het zal duidelijk zijn dat het meeste resultaat behaald kan worden indien gemeente en marktpartijen samenwerken. De verantwoordelijkheid voor kinderopvang ligt uiteraard bij de marktpartijen. Gemeente Amersfoort draagt graag bij aan het oplossen van het probleem door zich te richten op de eerste drie knelpunten. In het volgende hoofdstuk wordt per knelpunt aangegeven wat de doelstelling is en hoe de doelstelling bereikt gaat worden.
1.4
Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de doelstelling en de stappen die gezet moeten worden om deze doelen te behalen. In hoofdstuk 3 wordt de projectorganisatie in kaart gebracht, waarbij een overzicht wordt gegeven van de activiteiten in het eerste kwartaal. Tot slot vindt u in hoofdstuk 4 een voorlopige planning van de activiteiten.
Plan van Aanpak Wachtlijsten
#3712505
16 februari 2011
2
Doelstelling In dit hoofdstuk wordt beschreven wat de gemeentelijke partijen nastreven om de wachtlijsten in de kinderopvang terug te dringen. De gemeente Amersfoort wil samen met de instellingen voor kinderopvang en de schoolbesturen werken aan het terugdringen van wachtlijsten. De instellingen voor kinderopvang, de schoolbesturen en de gemeente Amersfoort zijn volwaardige en gelijkwaardige partners. De partijen zijn wederzijds afhankelijk van elkaar om deze doelstelling te bereiken.
2.1
Behoefteonderzoek Vanuit Onderzoek en Statistiek zijn veel gegevens beschikbaar over bevolkingsopbouw en groeiprognoses. Op basis hiervan kan ten dele geschat worden hoe de vraag naar kinderopvang zich de komende jaren zal ontwikkelen. Landelijk onderzoek zoals van ITS (2011) geeft informatie over de stand van zaken in de gemeente, ten opzichte van de rest van Nederland. Tot slot geeft Stichting Kinderopvang Amersfoort (SKA) als grote aanbieder van kinderopvang in Amersfoort een vrij betrouwbaar beeld van de gemeentelijke wachtlijstsituatie. Deze informatie leidt tot de aanname dat een onderzoek naar netto wachtlijsten in de gemeente onvoldoende aanvullende informatie oplevert. Een behoefteonderzoek door Regioplan onder Amersfoortse ouders genereert meer informatie dan alleen inzicht in het aantal kinderen dat op zeker moment op de wachtlijst voor kinderopvang staat. Het is bijvoorbeeld interessant om inzicht te krijgen in het huidige gebruik van, en de behoefte aan informele en formele kinderopvang. Het onderzoek kan ook inzicht geven in het effect van de ontwikkelingen in de vergoeding voor de kinderopvangbijdrage op behoefte en gebruik. Door middel van een representatieve steekproef uit het GBA worden ouders bevraagd op onderwerpen als:
Het gebruik van kinderopvang (formeel en informeel)?
Staan kinderen op de wachtlijst voor kinderopvang? Wat zijn de gevolgen van het ontbreken van formele kinderopvang? Hoe tevreden zijn ouders over kinderopvang (bijvoorbeeld over de locatie van kinderopvangvoorzieningen)? Gaan ouders op zoek naar andere vormen van kinderopvang als de formele kinderopvang duurder wordt?
Inzicht in de behoefte van ouders biedt zowel voor de gemeente als voor de aanbieders van kinderopvang in Amersfoort handige informatie om het aanbod zo goed mogelijk aan te laten sluiten op de vraag. Begeleidingscommissie Om te kunnen waarborgen dat het onderzoek de juiste informatie oplevert wordt een tijdelijke begeleidingscommissie geformeerd, bestaande uit kinderopvangorganisaties, vertegenwoordiger(s) van het primair onderwijs en afgevaardigden uit de gemeente. In overleg met Regioplan wordt de frequentie van samenkomst bepaald.
Plan van Aanpak Wachtlijsten
#3712505
16 februari 2011
2.2
Huisvestingsbeleid Aanbieders ervaren de procedures bij het aanvragen van vergunningen en beschikkingen als kostbaar en tijdrovend. Daarnaast is er veel maatschappelijk vastgoed in de stad, dat door veranderend beleid en bezuinigingen mogelijk beschikbaar kan komen voor kinderopvang. De gemeente erkent dit en werkt aan het vereenvoudigen en inzichtelijk maken van de huidige gang van zaken. Daarbij gaat het om drie punten. Ten eerste het opzetten van een multidisciplinair team binnen de gemeente om interne knelpunten aan te pakken, 2) het uitvoeren van een integraal onderwijs huisvestingsplan waarbij buitenschoolse kinderopvang wordt meegenomen en 3) het opzetten van twee pilots, om op een snelle en eenvoudige manier extra BSO kindplaatsen te realiseren. In deze paragraaf worden de genoemde punten toegelicht. Ad 1) Opzetten multidisciplinair team Het multidisciplinair team kinderopvang draagt bij aan het wegwerken van wachtlijsten door het aanpakken van belemmeringen binnen de gemeente die de ontwikkeling van de markt in de weg staan om kinderopvang te realiseren. Het multidisciplinair team bestaat in ieder geval uit de volgende afdelingen, maar kan afhankelijk van het onderwerp veranderen van samenstelling: 1. Afdeling Vastgoed en Voorzieningen (sector Welzijn, Sociale zekerheid en Onderwijs) 2. Afdeling Welzijn en Onderwijs (sector Welzijn, Sociale zekerheid en Onderwijs) 3. Afdeling Project Ontwikkeling (sector Stedelijke Ontwikkeling en Beheer) 4. Afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving
De concreet te ondernemen actie en de uitvoering daarvan is afhankelijk van de aard van de weg te nemen belemmeringen.
De regiegroep komt periodiek bijeen, waarbij het voorzitterschap en de secretariële ondersteuning wordt geleverd door de afdeling Welzijn en Onderwijs
In de regiegroep worden samenwerkingsafspraken gemaakt. Binnen de samenwerkingsafspraken blijft elke afdeling verantwoordelijk voor de uitvoering van eigen taken.
Ad 2)
Integraal huisvestingsplan
Vanuit de schoolbesturen van het primair onderwijs wordt in samenwerking met de gemeente gewerkt aan een integraal huisvestingsplan (IHP). Het doel van het IHP is een visie te ontwikkelen op onderwijs (huisvesting) met aandacht voor spreiding, kwaliteit van onderwijs en de kwaliteit van gebouwen. Ook het voortgezet onderwijs is bezig met de ontwikkeling van een dergelijk plan. Een onderwerp binnen het IHP zijn maatschappelijke ontwikkelingen, zoals onder andere de kinderopvang, waarbij gedacht moet worden aan een groeiende vraag naar BSO, tussenschoolse opvang, kinderopvang en continuroosters.
Plan van Aanpak Wachtlijsten
#3712505
16 februari 2011
Ad 3) Initiatieven alternatieve Kinderopvang Scholen hebben een inspanningsverplichting wat betreft het realiseren van buitenschoolse opvang. Omdat vaak wordt aangegeven dat het onderbrengen van kinderen in reguliere klaslokalen geen optie is, is het interessant om te kijken naar andere vormen van buitenschoolse opvang in directe nabijheid van het onderwijs. Landelijk zijn er voldoende goede voorbeelden waarbij een tijdelijke (mobiele) accommodatie op het schoolplein wordt geplaatst, of wordt gezocht naar een handige manier om klaslokalen dubbel te gebruiken ten behoeve van BSO. Andere voorbeelden die ook in Amersfoort te vinden zijn gaan over samenwerking met sportverenigingen, wijkcentra of kerken. De gemeente Amersfoort wil in 2011 twee initiatieven starten, gericht op het uitbreiden van BSO-capaciteit in wijken waar het wachtlijstprobleem met kinderopvang het grootst is. Het doel van deze initiatieven is om ontwikkelde creatieve ideeën in de praktijk uit te voeren, te toetsen en ervaringen op te doen. Vanuit de stimuleringsmiddelen van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt per initiatief een bedrag beschikbaar gesteld. Scholen/BSO aanbieders dienen zelf ook een bijdrage te leveren. Richtlijnen over de bestedingsmogelijkheden van het ministeriële geld worden geformuleerd door de gemeente.
2.3
Schooltijden Het aanbieden van vijf gelijke schooldagen en afstemming over vakanties is een grote wens van aanbieders in de kinderopvang. De veronderstelling van de aanbieders is dat wachtlijsten oplossen als door vijf gelijke schooldagen de piekbelasting op bepaalde dagen verdwijnt. Onderzocht moet worden of er wederzijds voldoende draagvlak is bij schoolbesturen en aanbieders van kinderopvang om dit punt gezamenlijk op te pakken. Het onderwerp zal bespreekpunt zijn bij de periodieke bestuurlijk overleggen kinderopvang.
Plan van Aanpak Wachtlijsten
#3712505
16 februari 2011
3
Projectorganisatie Om de doelstellingen uit dit plan van aanpak te behalen wordt er intensief samengewerkt, zowel binnen als buiten de gemeente. Dat is nodig, want om de doelstellingen van dit project te behalen is betrokkenheid van veel partijen noodzakelijk.
3.1
Uitvoering De projectleiding in het traject wachtlijsten in de kinderopvang wordt uitgevoerd door Ieteke Bos. Zij zal in samenspraak met interne en externe partners het project coördineren, stroomlijnen en monitoren. Daarbij is zij contactpersoon voor het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
3.2
Communicatie Communicatie over dit plan van aanpak en de resultaten is belangrijk. Er wordt een communicatieplan opgesteld voor zowel de interne als externe communicatie. Een belangrijke element daarin is kennisdeling. Er wordt zoveel mogelijk aangehaakt bij bestaande communicatielijnen en structuren. Het communicatieplan wordt in het eerste kwartaal opgesteld.
3.3
Overlegstructuur extern Om partijen vanaf de start te betrekken wordt tijdens het reguliere bestuurlijk overleg kinderopvang aandacht besteed aan het convenant en dit onderliggende plan van aanpak. Naast de aanbieders van kinderopvang worden ook de schoolbesturen voor dit agendapunt uitgenodigd. Dit bestuurlijk overleg wordt twee keer per jaar georganiseerd onder voorzitterschap van de wethouder Jeugd en Onderwijs en op initiatief van de gemeente. Afhankelijk van de agenda worden andere partijen betrokken bij dit overleg.
3.4
Overlegstructuur intern Veel van de in hoofdstuk 2 genoemde activiteiten worden binnen de gemeente opgepakt. Het multidisciplinaire team komt in 2011 maximaal 6 keer bij elkaar om voortgang te monitoren. Het opstellen van het IHP wordt binnen een bestaand team opgepakt. Daarbij is afstemming met de projectleider.
3.5
Planning Dit plan van aanpak beschrijft het traject voor 2011, maar in de planning wordt vooralsnog alleen het eerste kwartaal meegenomen. Reden hiervoor is dat we op basis van de uitkomsten van het onderzoek van Regioplan het project zullen (bij)sturen en aanscherpen. De planning zal worden bijgesteld in de loop van het eerste kwartaal. Op basis van de actiepunten uit de geplande initiatieven wordt een communicatieplan opgesteld in de loop van het eerste kwartaal.
Plan van Aanpak Wachtlijsten
#3712505
16 februari 2011
4
Planning Pilot wachtlijsten 2011 Activiteit
Jan
Feb
Mrt
Apr
Mei
Voltooien Plan van Aanpak pilot wachtlijsten Convenantondertekening Opstellen communicatieplan Samenstellen/bijeenkomen interne regiegroep Samenstellen/bijeenkomen klankbordgroep onderzoek Uitzetten onderzoek door Regioplan Opleveren onderzoeksresultaten door Regioplan Vertalen kengetallen naar acties, ism regiegroep Randvoorwaarden dubbelgebruik vaststellen Scholen/aanbieders bso selecteren voor pilots (2 stuks) Plan van aanpak opvragen per pilot Bestuurlijk overleg kinderopvang incl. schoolbesturen
Plan van Aanpak Wachtlijsten
#3712505
16 februari 2011
Jun
jul
aug
Sept
Okt
Nov
Dec
Pilot Wachtlijsten
1 maart 2011
Convenant Wachtlijsten • De minister van SZW sluit een convenant af met de wethouders van Amersfoort, Amsterdam, Den Haag, Ede, Haarlem, Nijmegen, Rotterdam en Utrecht • Ondertekening van het convenant op 9 maart a.s.
1
Uitgangspunten convenant • De wachtlijsten in de kinderopvang vormen een belemmering voor de arbeidsparticipatie • De wachtlijsten bezorgen de ouders zorgen en ongemak • De wachtlijsten leiden ertoe dat een evenwichtige prijs/kwaliteit verhouding moeilijk tot stand komt
Vormen van kinderopvang • Kinderdagverblijf (KDV) - dagopvang 0 – 4 • Buitenschoolse opvang (BSO) – opvang voor en/of na school 4 – 12 • Gastouder (bureau) (GOB) – opvang in gezinssituatie
2
Verantwoordelijkheden gemeente Kinderopvang is markttaak sinds de Wet kinderopvang (2005). Gemeente is verantwoordelijk voor handhaving en inspectie. De gemeente wil een bijdrage leveren aan het goed en snel huisvesten van kinderopvangvoorzieningen.
Verantwoordelijkheden aanbieders Aanbieders in de kinderopvang zijn (commerciële) ondernemers. Zij zorgen voor: • Het bieden van kwalitatief goede kinderopvang • Naleving van wet- en regelgeving • Gezonde bedrijfsvoering • Samenwerking met andere partijen (scholen, sport, etc)
3
Uitgangspunten Amersfoort • Er zijn wachtlijsten in de gemeente, voor zowel kinderdagopvang (KDV) als buitenschoolse opvang (BSO) • Verwachting is dat wachtlijst KDV oplost • Verwachting is (toenemende) wachtlijst BSO • Aanbieders zijn primair verantwoordelijk, gemeente kan faciliteren en stimuleren • Inzet op het terugdringen van wachtlijsten is niet nieuw
Probleemanalyse • Er is weinig informatie beschikbaar over wachtlijsten op gemeentelijk niveau • Er zijn (gemeentelijke) belemmeringen om kinderopvang te realiseren • Lastig om geschikte, langdurige accommodaties te vinden die voldoen aan alle kwaliteit,- milieu en geluidseisen • Huidige systeem van schooltijden leidt tot piekdrukte op bepaalde momenten
4
Interventies tot nu toe • Faciliteren in ruimtelijke ordening • Vergroten vestigingsmogelijkheden • Beschikbaar stellen van leegstaande (onderwijs)ruimten • Opstellen van vuistregels
Plan van aanpak wachtlijsten • Initiatieven met duurzaam karakter • Afstemming met aanbieders is van belang • Interne organisatie vraagt tijd en aandacht
5
Doelstelling plan van aanpak • Behoefte onderzoek onder Amersfoortse ouders • Huisvestingsbeleid › Opzetten van een multidisciplinair team › BSO in integraal (onderwijs) huisvestingsplan › Initiatieven alternatieve kinderopvang
• Onderzoek naar aanpassing in schooltijden
Resultaat • Inzicht in behoefte van ouders naar vormen van kinderopvang • Aanpassingen in huisvestingsbeleid, zodanig dat aanbieders eenvoudiger en sneller geholpen kunnen worden. • 2 initiatieven met alternatieve vormen BSO • Inzicht in draagvlak bij schoolbesturen en aanbieders van kinderopvang voor aanpassing schooltijden
6
Vragen en discussie
• Vragen/opmerkingen over plan van aanpak • Samenwerking met aanbieders
7
GEMEENTELIJKE TAKEN TOEZICHT KWALITEIT AMERSFOORTSE KINDEROPVANG
De rekenkamercommissie van de Gemeente Amersfoort heeft onderzoek gedaan naar de wijze waarop de gemeente de taken rond toezicht en handhaving vanuit de Wet kinderopvang invult.
Rekenkamercommissie Amersfoort mei 2010
COLOFON
Titel
De gemeentelijke taken rond het toezicht op de kwaliteit van de Amersfoortse kinderopvang
Uitgavedatum
mei 2010
Rekenkamercie Amersfoort Postbus 4000 3800 EA Amersfoort T (033) 469 43 12 F (033) 469 54 54 E
[email protected] I www.amersfoort.nl/rekenkamer
1
Inhoudsopgave Colofon ...................................................................................................................................... 1 Hoofdstuk 1 Inleiding ................................................................................................................ 4 1.1 Aanleiding en achtergrond ....................................................................................................4 1.2 Centrale onderzoeksvraag .....................................................................................................4 1.3 Normenkader, scope, afgrenzing en tijdsvak ............................................................................ 4 1.4 Aanpak en Organisatie ......................................................................................................... 5 1.5 Samenvatting ...................................................................................................................... 5 1.6 Leeswijzer ........................................................................................................................... 5 Hoofdstuk 2 De Feiten ............................................................................................................... 6 2.1 Landelijk............................................................................................................................. 6 2.2 Amersfoort ......................................................................................................................... 7 2.3 GGD ................................................................................................................................. 8 2.4 Inspectie van het Onderwijs .................................................................................................. 9 Hoofdstuk 3 De Wet- en Regelgeving .......................................................................................12 3.1 De Wet ............................................................................................................................12 3.2 De Regelgeving .................................................................................................................13 3.3 De Kwaliteit......................................................................................................................13 Hoofdstuk 4 De Taakinvulling in Amersfoort ...........................................................................17 4.1 Algemeen .........................................................................................................................17 4.2 Melding en het register .......................................................................................................17 4.3 Toezicht op naleving ..........................................................................................................20 4.4 Handhaving ......................................................................................................................22 4.5 Gemeentelijk jaarverslag .....................................................................................................23 Hoofdstuk 5 Het Testwerk .......................................................................................................25 5.1 De Opzet van het Testwerk ................................................................................................25 5.2 De Werkzaamheden van het Testwerk ..................................................................................26 5.3 De Uitkomsten van het Testwerk.........................................................................................27
2
Hoofdstuk 6 Antwoord op de Vraag, Conclusies en Aanbevelingen ...........................................31 6.1 Het Antwoord op de Vraag .................................................................................................31 6.2 De Conclusies ...................................................................................................................31 6.3 De Aanbevelingen .............................................................................................................33 Gebruikte Stukken / Interviews................................................................................................34 Bijlage 1 Overzicht van de wet- en regelgeving .........................................................................36 Bijlage 2 Geselecteerde locaties voor testwerk...........................................................................37 Bijlage 3 Onderwijsinspectie, onderzoek 2008 ...........................................................................38
3
HOOFDSTUK 1 INLEIDING In dit inleidende hoofdstuk wordt de achtergrond van het onderzoek kort uiteengezet. Daarnaast worden de aanleiding en achtergrond, de centrale onderzoeksvraag, het normenkader, de aanpak, de organisatie en de leeswijzer gegeven.
1.1 Aanleiding en achtergrond Amersfoort kent een hoog geboortecijfer en relatief veel jonge bewoners. Daarnaast kent de stad ook veel tweeverdieners. Kinderopvang is daarom van groot belang. Dat deze opvang aan kwaliteitseisen dient te voldoen is evident. In 2005 is de Wet kinderopvang (hierna te noemen: de Wet) ingevoerd om ouders meer mogelijkheden te geven om zorg en arbeid te combineren. Deze wet stelt regels op voor de kwaliteit van de kinderopvang. Dit is van belang omdat het in kinderopvang gaat om de verzorging en opvoeding van jonge kinderen. Steeds meer kinderen worden op jonge leeftijd al toevertrouwd aan de dagopvang en gastouders. De gemeenten hebben in de Wet diverse taken toebedeeld gekregen. Het toezicht op de kwaliteit van de kinderopvang en de bijbehorende handhaving zijn een taak van de gemeenten. In dit rekenkameronderzoek wordt de invulling van die taken in Amersfoort beoordeeld. Er is geen concrete aanleiding om de taken rond de kinderopvang te onderzoeken. Het onderwerp stond opgenomen op de groslijst van de Rekenkamercommissie naar aanleiding van berichtgeving in de media enkele jaren geleden.
1.2 Centrale onderzoeksvraag De centrale vraag van dit rekenkameronderzoek luidt als volgt: “Hoe beoordeelt de Rekenkamercommissie de wijze waarop de gemeente Amersfoort de taken rond toezicht en handhaving, zoals voorgeschreven in de Wet kinderopvang, invult?”.
1.3 Normenkader, scope, afgrenzing en tijdsvak Het normenkader bij dit onderzoek wordt gevormd door de Wet kinderopvang (in dit onderzoek ook aangehaald als: de Wet) en de Regeling Wet kinderopvang (in dit onderzoek ook aangehaald als: de Regeling). Het onderzoek richt zich op de taken van de gemeente, de taken van de GGD blijven inhoudelijk buiten beschouwing. In hoofdstuk 3 worden de Wet en de Regeling verder uiteengezet. Paragraaf 3.4 geeft een overzicht van de gemeentelijke taken en vormt in feite het normenkader voor dit onderzoek. Het onderzoek richt zich op de kinderopvanglocaties in de gemeente Amersfoort. Tussentijdse opvang en peuterspeelzalen vallen niet onder de wet en vallen daarom ook buiten het onderzoek. Het voor dit onderzoek van toepassing zijnde tijdsvak is het jaar 2008.
4
1.4 Aanpak en Organisatie Het onderzoek is uitgevoerd door middel van de volgende stappen: [1] een inventarisatie van beschikbare documentatie [2] het afnemen van interviews in de ambtelijke organisatie en [3] het verrichten van testwerk op de gemeentelijke dossiers van een aantal geselecteerde locaties. De selectie van locaties is tijdens het onderzoek gemaakt. Hierbij is enerzijds een representatieve spreiding gemaakt over dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderbureaus en anderzijds een representatieve spreiding over de Amersfoortse wijken. Om misverstanden te voorkomen wil de Rekenkamercommissie hier benadrukken dat zij geen locaties bezocht heeft en het werk van de GGD (het uitvoeren van de inspecties bij de locaties en de rapportage daarover richting de houders en de gemeente) niet heeft beoordeeld. De reden hiervoor is dat dit onderzoek zich puur richt op de taken die in de Wet aan de gemeente zijn toebedeeld en hiertoe behoren niet de fysieke inspecties en de rapportage daarover. Het concept onderzoeksrapport is voor technisch wederhoor (twee weken) aangeboden. Vervolgens is een definitief rapport opgesteld, deze is voor een bestuurlijke reactie (twee weken) aan het college aangeboden. Het onderzoek is in eigen beheer uitgevoerd. De ambtelijk secretaris, mevr. drs. M.P. van den Nieuwendijk RA, heeft het onderzoek uitgevoerd. Als lidrapporteur van het onderzoek is opgetreden mevr. ir. F.T. van de Vlierd RC, extern lid van de Rekenkamercommissie.
1.5 Samenvatting De Rekenkamercommissie kiest uitdrukkelijk om een samenvatting achterwege te laten omdat zij van opvatting is dat de samensteller de inhoud daarvan bepaalt en zij elke lezer de gelegenheid wil bieden de informatie in het rapport op eigen wijze tot zich te nemen.
1.6 Leeswijzer In hoofdstuk 2 worden diverse feiten kort behandeld. In de hoofdstukken 3 komen de wet- en regelgeving en de taken van de gemeente aan de orde. De taakinvulling en het testwerk worden uiteengezet in respectievelijk de hoofdstukken 4 en 5. In hoofdstuk 6 geeft de Rekenkamercommissie haar conclusies en de aanbevelingen tot welke zij naar aanleiding van het onderzoek is gekomen.
5
HOOFDSTUK 2 DE FEITEN In dit hoofdstuk worden de feiten op landelijk niveau (paragraag 2.1) en voor Amersfoort (paragraaf 2.2) uiteengezet. Verder wordt aandacht besteed aan de activiteiten van de GGD (paragraaf 2.3), de Inspectie van het Onderwijs (paragraaf 2.4) en de VNG (paragraaf 2.5).
2.1 Landelijk 2.1.1 De Rolverdeling Diverse ministeries spelen een rol in het kinderopvangbeleid. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) was tot de beëdiging van het kabinet Balkenende IV verantwoordelijk voor het kinderopvangbeleid. Nu is die taak overgenomen door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Het ministerie van Financiën (de Belastingdienst) is verantwoordelijk voor de uitvoering van de kinderopvangtoeslag. De ministeries van Financiën en VWS zijn tevens medeondertekenaar van de Wet kinderopvang. Het ministerie voor Jeugd en Gezin (J&G) heeft medebetrokkenheid bij kinderopvang. Het ministerie van Economische Zaken (EZ) draagt verantwoording voor marktordeningsvraagstukken. Het Uitvoeringsorgaan Werknemers Verzekeringen (UWV) is verantwoordelijk voor specifieke doelgroepen van de Wet kinderopvang. De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) is gesprekspartner voor de rijksoverheid bij alle vraagstukken die op gemeentelijk terrein worden uitgevoerd. Bij kinderopvang is dat bijvoorbeeld: de kinderopvang voor specifieke doelgroepen, het toezicht door de GGD, het lokale jeugdbeleid en onderwijsachterstandsbeleid. GGD Nederland, de koepelorganisatie van de GGD’en, is betrokken als gesprekspartner over kwaliteit en toezicht.
2.1.2 Het Beleid, de Financiën en de Aantallen Het beleid Het ministerie van OCW is zoals gezegd verantwoordelijk voor het kinderopvangbeleid. Dit beleid is vastgelegd in de Wet kinderopvang. Volgens deze wet is kinderopvang een gezamenlijke verantwoordelijkheid van ouders, overheid en werkgevers. Met ingang van het schooljaar 2007-2008 zijn scholen verplicht om de aansluiting met de buitenschoolse opvang te organiseren als ouders daar om vragen. De financiën De rijksbegroting 20091 gaat uit van 2.800 miljoen euro uitgaven voor kinderopvang in 2009. Iedereen die werkt, of een studie of traject volgt om aan het werk te gaan en dat combineert met de zorg voor kinderen, kan aanspraak maken op een kinderopvangtoeslag.
1
Dit bedrag ter indicatie, het genoemde jaar valt niet binnen de onderzoeksperiode.
6
De aantallen De formele kinderopvang (kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang en gastouderopvang via een geregistreerd gastouderbureau) is de afgelopen vijftien jaar snel in omvang gegroeid. Eind 2008 maken 655.000 kinderen gebruik van formele kinderopvang. Ongeveer 40% van de kinderen in de leeftijd 0-4 jaar maakt gebruik van formele kinderopvang. Ongeveer 12% van de kinderen in de (basis)schoolgaande leeftijd maakt gebruik van buitenschoolse opvang. Er zijn in Nederland ongeveer 1.571 kinderopvangorganisaties met in totaal circa 6.381 opvanglocaties, waarvan 3.359 dagopvang en 3.022 buitenschoolse opvang.
2.2 Amersfoort 2.2.1 De Rolverdeling De wethouder Jeugd en de wethouder Zorg hebben beiden verantwoordelijkheden op het gebied van de kinderopvang. Het toezicht op de kinderopvang valt onder de sector Welzijn, Sociale Zekerheid en Onderwijs. De uitvoering van het toezicht heeft de gemeente gedelegeerd aan GGD Eemland (zie ook paragraaf 2.3). De werkzaamheden rond het register2, het verwerken van door de GGD gehouden inspecties e.d. zijn ondergebracht bij de afdeling Vastgoed en Voorzieningen, het beleid inzake kinderopvang valt onder de afdeling Welzijn en Onderwijs. Het accounthouderschap GGD is belegd bij de afdeling Zorg en Integratie. Handhavingszaken worden door de afdeling Vastgoed en Voorzieningen in samenspraak met een adviseur Juridische Kwaliteitszorg opgepakt.
2.2.2 De Financiën en de Aantallen De financiën De gemeente krijgt jaarlijks een bedrag beschikbaar gesteld voor het uitvoeren van toezicht- en handhavingstaken in het kader van de kinderopvang. Het gaat hier om niet-geoormerkt geld dat via het gemeentefonds wordt ontvangen. Voor dit onderzoek zijn via de VNG indicaties voor de bedragen voor de jaren 2005 tot en met 2009 verkregen3. Voor nadere financiële informatie wordt hier ook verwezen naar paragraaf 2.3.
2009
101.000 euro
2008
93.000 euro
2007
62.000 euro
2006
59.000 euro
2005
57.000 euro
Overzicht 1: indicatie beschikbare gelden voor uitvoeren van toezicht- en handhavingstaken
Kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang en gastouderbureaus moeten zich laten registreren door de gemeente. Alleen als een locatie opgenomen is in het register kunnen ouders een deel van de kosten van de kinderopvang terug ontvangen van de belastingdienst. 3 Vanwege afspraken met het Ministerie van BZK maakt de VNG normaal gesproken geen exacte berekeningen voor individuele gemeenten. Ook in het geval van dit rekenkameronderzoek wilde de VNG zich graag aan deze afspraken houden. Daarom is een indicatie ontvangen. De bedragen zijn gebaseerd op grond van de initiële storting in 2004/2005 voor alle gemeentelijke taken voor kinderopvang, een deel daaruit voor toezicht en handhaving, de respectievelijke accrespercentages en de aanvulling in 2008 voor het bekostigen van sectorale groei (meer centra die geïnspecteerd moeten worden) en het intensiveren van toezicht op gastouderbureaus. Hierbij is uitgegaan van 134.000 inwoners en een bedrag van 450.000 euro voor alle taken rond kinderopvang. 2
7
De aantallen4 In Amersfoort maken per 31 december 2008 2.061 kinderen in de leeftijd van 0-4 jaar gebruik van formele kinderopvang. In totaal vormen 8.245 Amersfoortse kinderen die leeftijdsgroep. Dit maakt dat 25% van de 0-4 jarigen gebruik maakt van kinderopvang, dit is wat lager dan het landelijke percentage. In de schoolgaande leeftijd maken per 31 december 2008 1.870 Amersfoortse kinderen gebruik van buitenschoolse opvang, in totaal wordt deze leeftijdsgroep gevormd door 15.994 kinderen. Daarmee gaan 12% van de Amersfoortse schoolgaande kinderen naar de buitenschoolse opvang, dit is gelijk aan het landelijke percentage. De percentages van Amersfoort zijn echter lastig te vergelijken met de landelijke percentages, de vervuiling hierin wordt namelijk gevormd door wachtlijsten. Als deze wachtlijsten niet bestonden zouden de percentages immers anders uitvallen. De Amersfoortse aantallen van kinderen die ondergebracht worden in de opvang zullen toenemen in de toekomst. Om dit nader toe te lichten wordt in deze alinea een zijstap buiten de scope van het onderzoek gemaakt. De kinderopvangorganisaties in Amersfoort hebben moeite om voldoende locaties te vinden voor dag- en buitenschoolse opvang. De wachtlijsten dreigen verder op te lopen door een explosieve stijging van de vraag. Het gevolg is een tekort aan nieuwe plaatsen en wachtlijsten die steeds langer worden. Momenteel wachten bijna 900 kinderen op een plek in de opvang. Dat bracht het college ertoe een versoepeling aan te kondigden van het vestigingsbeleid voor kinderopvangvoorzieningen in Amersfoort-Noord. Zo werden al zeven schoollokalen gebouwd en in gebruik genomen als buitenschoolse opvang. Dit heeft deels te maken met de sterke groei van de stadsbevolking. Daarnaast is bij het ontwerp van de wijk onvoldoende rekening gehouden met deze groei.5 Amersfoort telt voor kinderopvang 15 organisaties met in totaal zo’n 40 opvanglocaties. Voor buitenschoolse opvang zijn 10 organisaties actief, verdeeld over zo’n 60 locaties. Daarnaast zijn er nog 11 gastouderbureaus. Op het aantal gezinnen waar het gastouderschap daadwerkelijk plaatsvindt, heeft de gemeente geen zicht, deze behoeven ook geen vermelding in het register. De aanbieders zijn zowel groot als relatief klein. De grootste aanbieders zijn de Stichting Kinderopvang Amersfoort (SKA) en Skon Kinderopvang BV (ondergebracht in Kinderopvang Nederland, een samenwerkingsverband met NAVITAS Capital, de investeringsmaatschappij van de familie Zeeman). Het overige aanbod is versnipperd over diverse aanbieders met 1 locatie of in gevallen enkele locaties.
2.3 GGD De taken van de GGD zijn inhoudelijk geen onderdeel van dit onderzoek, echter, om het beeld volledig te schetsen wordt een korte omschrijving gegeven. De GGD is de inspecterende instantie in het kader van de kwaliteit. Uit de parlementaire behandeling van de Wet blijkt dat de verantwoordelijkheid voor het toezicht op de kwaliteit van de kinderopvang bij de gemeente blijft.
Op basis van cijfers van de sector WSO (de gegeven cijfers omtrent kinderen die gebruik maken van kinderopvang en cijfers rond locaties en organisaties) en cijfers uit “Amersfoort in cijfers 2008” (de gegeven totaal cijfers). 5 Bron: Inspectie van het Onderwijs. De inspectie verzamelt signalen in Nederland, de Rekenkamercommissie heeft de signalen van Amersfoort opgevraagd. Dit resulteerde in één signaal, de bovenbeschreven versoepeling. De versoepeling is op 18 maart 2009 door de gemeente middels een persbericht openbaar gemaakt. 4
8
De uitvoering van de inspecties is op basis van de Wet toegewezen aan de GGD Eemland. De GGD voert inspecties uit, waarbij zij beoordeelt of locaties aan de gestelde eisen voldoen. Zo nodig adviseert de GGD aan de gemeente om maatregelen te nemen ter handhaving. Om te kunnen beoordelen of aan de regels wordt voldaan, is een toetsingskader opgesteld, gebaseerd op de Wet. Hierin staan de zaken waarover de GGD informatie verzamelt en een oordeel geeft. Alle toezichthouders in Nederland werken met dezelfde veldinstrumenten, zoals vragenlijsten, om op een gestructureerde manier informatie te verzamelen tijdens een inspectiebezoek. Het uiteindelijke inspectierapport geeft een oordeel over het al dan niet voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen, rapporteert aan de gemeente in hoeverre de locatie aan de kwaliteitseisen voldoet en brengt een advies uit over eventuele vervolgstappen. Daarnaast informeert het rapport de (toekomstige) ouders over de mate waarin de locatie aan de kwaliteitseisen voldoet. De inspectierapporten worden door de GGD na wederhoor op de website van de GGD geplaatst. De voor Amersfoort van toepassing zijnde GGD is GGD Eemland. Vanaf 1 januari 2009 zijn GGD Eemland en Midden-Nederland samen één GGD Midden-Nederland. Door dit samengaan ontstaat er één GGD voor 28 Utrechtse gemeenten met meer dan 900.000 inwoners. Het nieuwe werkgebied van de GGD gaat bestaan uit de 28 gemeenten: Abcoude, Amersfoort, Baarn, Breukelen, Bunnik, Bunschoten, De Bilt, Eemnes, Houten, Leusden, Loenen, Lopik, Maarssen, Montfoort, Nieuwegein, Oudewater, Renswoude, Rhenen, De Ronde Venen, Soest, Veenendaal, Vianen, Wijk bij Duurstede, Woerden, Woudenberg, IJsselstein, Utrechtse Heuvelrug en Zeist. De huidige GGD Eemland spendeert jaarlijks gemiddeld een ruime 80.000 euro aan de inspecties in Amersfoort. De inspectie kost per locatie zo’n 1.100 euro voor een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang of gastouderbureau. Een inspectie van een gecombineerde locatie kent een kostprijs van 1.700 euro.6
2.4 Inspectie van het Onderwijs De Inspectie van het Onderwijs onderzoekt namens de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hoe gemeenten hun taken in het kader van toezicht en handhaving uitvoeren. Dat doet zij op basis van de verantwoordingsinformatie van de gemeenten en aanvullend onderzoek. In januari 2009 is het inspectierapport over het jaar 2007 gepubliceerd. Het rapport beschrijft hoe gemeenten en GGD-instanties in 2007 het toezicht en de handhaving op de Wet hebben uitgevoerd. De uitkomsten van het onderzoek zijn in de kielzog van dit rekenkameronderzoek meegenomen. De inspectie ziet op onderdelen vooruitgang bij gemeenten maar heeft zorgen over de uitvoering van de handhavingsfunctie. De algemene conclusie is dat gemeenten meer aandacht moeten besteden aan het toezicht en de handhaving op de kinderopvang. Tekortkomingen in de kwaliteit blijven nu te lang voortbestaan of worden niet opgemerkt. De Inspectie pleit voor een hogere prioriteit binnen de gemeenten. Uit de inspecties die de GGD bij alle locaties uitvoert blijkt dat in veel gevallen handhaving nodig is om de kwaliteit van de opvang te verbeteren. Toezicht en handhaving vanuit de gemeente zijn dan ook van groot belang.
6 Bedragen in deze alinea zijn o.b.v de begroting van GGD Eemland 2008 en 2009.
9
De Inspectie ziet vervolgens dat gemeenten hun register voor opvang vaak niet op orde hebben. De GGD-inspecteur moet echter kunnen vertrouwen op een juist en actueel register en het register is een belangrijke informatiebron voor ouders. Als de GGD een tekortkoming bij een kinderopvang- of gastouderlocatie constateert, is de gemeente aan zet om toe te zien op verbetering van de situatie. Maar de handhaving is vaak onder de maat of wordt te laat ingezet. Bij ongeveer de helft van de gemeenten is de handhaving niet op orde. De belangrijkste oorzaak waarom gemeenten tekortschieten, is dat het toezicht en handhaving op de kinderopvang niet hoog op de agenda staan. Medewerkers krijgen te weinig tijd voor deze taak en er is sprake van teveel personele wisselingen. In 2007 betrof dat ongeveer de helft van de gemeenten. Hierdoor ontstaat vaak een tekort aan kennis om adequaat te kunnen handhaven en treden er onnauwkeurigheden op in het bijhouden en actueel houden van het register. Gemeenten zouden meer aandacht moeten hebben voor de continuïteit en borging van de kennis over kinderopvang. Volgens de inspectie kan op eenvoudige wijze veel worden gewonnen door de gemeenten. Gemeenteambtenaren zouden meer tijd moeten krijgen voor kinderopvang zodat zij meer deskundigheid opbouwen. Samen met de Vereniging Nederlandse Gemeenten en GGD-Nederland implementeert de inspectie momenteel een geautomatiseerd landelijk systeem, dat het gehele toezichtproces vanaf 1 januari 2010 beter gaat ondersteunen. Het betreft het systeem GIR, Gemeenschappelijke Inspectie Ruimte, de GGD Eemland werkt mee aan een pilot voor dit systeem. In 2007 hebben de meeste gemeenten hun toezicht kinderopvang vastgelegd in toezicht- en handhavingsbeleidsplannen. Dat is een verbetering ten opzichte van 2006. De gemeenten slaagden er echter niet in om alle wettelijk verplichte jaarlijkse onderzoeken te laten uitvoeren en komen uit op een percentage van 70 procent. Gelet op de groei van de kinderopvang vindt de inspectie het niet halen van een 100 procentscore verklaarbaar. De Rekenkamercommissie heeft in dit onderzoek de uitkomsten van het rapport van de Inspectie meegenomen en gekeken of deze punten ook van toepassing zijn op Amersfoort.7
Tijdens de afronding van het rekenkameronderzoek is het Inspectierapport 2008 gepubliceerd (voor de uitkomsten zie bijlage 3). Deze uitkomsten sluiten aan bij de uitkomsten van dit rekenkameronderzoek.
7
10
2.5 Vereniging Nederlandse Gemeenten De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) faciliteert gemeenten bij de toezichtstaken rond de kinderopvang. Zo biedt zij diverse cursussen aan op dit vlak. In het kader van dit rekenkameronderzoek heeft de Rekenkamercommissie een van deze cursussen bijgewoond, namelijk “Basistraining Kinderopvang in uw gemeente: wat en hoe?” dd 9 april 2009. 8 De cursus bood een goed overzicht van de wet- en regelgeving en door de deelname van diverse gemeenten verdeeld over het land werden diverse praktijkvoorbeelden ingebracht. De in paragraaf 2.4 genoemde pijnpunten bleken bij vrijwel alle deelnemende gemeenten van toepassing: de beleidsmedewerkers die betrokken zijn bij het toezicht en de handhaving hebben deze taken vaak naast hun volledige basistaak toebedeeld gekregen, de handhaving is veelal nog niet op orde en de GGD-en hebben moeite om alle onderzoeken die nodig zijn om aan de Wet te voldoen uit te voeren. Deze ‘landelijke’ pijnpunten zijn meegenomen bij de beoordeling van de Amersfoortse invulling van de gemeentelijke taken. Bij de cursus waren ook vertegenwoordigers van de Inspectie van het Onderwijs aanwezig die direct gerichte vragen konden beantwoorden en verder is een presentatie gegeven door een vertegenwoordiger van GGD Nederland. Naast het aanbieden van cursussen heeft de VNG een werkbeschrijving opgesteld, met informatie over voorbeeldbrieven, de procedure en een toelichting op handhavingsstappen. De informatie is openbaar beschikbaar gesteld.
1 op de 3 Amersfoorters heeft een HBO- of universitaire opleiding afgerond. 1 op de 3 Amersfoortse huishoudens is een huishouden met tweeverdieners.
Bron: Amersfoort in cijfers 2008 O&S
Verder biedt de VNG op dit vlak nog een verdiepingscursus aan (slagvaardiger handhaven kinderopvang) en een workshop over peuterspeelzaalwerk en harmonisatie.
8
11
HOOFDSTUK 3 DE WET- EN REGELGEVING In dit hoofdstuk wordt een beknopt overzicht gegeven van de Wet kinderopvang (paragraaf 3.1) en de bijbehorende regelgeving (paragraaf 3.2). Vervolgens wordt ingezoomd op kwaliteit (paragraaf 3.3) en wordt uiteengezet welke taken hieruit voortvloeien voor de gemeente (paragraaf 3.4).
3.1 De Wet De Wet kinderopvang is gepubliceerd in 2004 en per 1 januari 2005 grotendeels in werking getreden. De Wet geeft ouders meer mogelijkheden om arbeid en zorg te combineren. De Wet regelt de kwaliteit en het toezicht daarop en de financiering van de kinderopvang. Sinds de inwerkingtreding is de Wet op een aantal punten gewijzigd, deze wijzigingen vallen echter buiten dit rekenkameronderzoek9. De volgende vormen van kinderopvang vallen onder de Wet kinderopvang: •
Dagopvang - Dit is opvang in een crèche of kinderdagverblijf, voor kinderen van nul tot vier jaar gedurende één of meer dagdelen per week het hele jaar door.
•
Buitenschoolse opvang – Dit is opvang van kinderen in de leeftijd van de basisschool vóór en/of na schooltijd, tijdens studie- en adv dagen van leraren en in de vakanties.
•
Gastouderopvang - Dit is opvang van kinderen in de woning van de gastouder of de vraagouder. De gastouder mag tegelijkertijd maximaal vier kinderen (exclusief eigen kinderen) onder de hoede nemen. Onder de Wet kinderopvang vallen alleen gastouders die zijn aangemeld bij een geregistreerd gastouderbureau.
•
Innovatieve gastouderopvang - Dit is een nieuwe vorm van gastouderopvang. De gastouder mag in dit geval zes ‘niet eigen’ kinderen opvangen.10
De Wet kinderopvang gaat niet over vrienden-/familiediensten of een incidentele oppas (de zogenaamde informele opvang). Ook is gastouderschap voor een au-pair niet mogelijk en een tegemoetkoming, zoals die onder de Wet kinderopvang is geregeld, is uitgesloten. Peuterspeelzalen en het ‘overblijven’ van schoolgaande kinderen vallen ook niet onder de wet.
9 Zo is de wettelijk geregelde werkgeversbijdrage in de kosten van kinderopvang per 1 januari 2007 ingevoerd. Deze bijdrage valt buiten het onderwerp van onderzoek. Daarnaast nog verdere aanpassingen in 2009, die daarmee buiten het tijdsvak van het onderzoek vallen. 10 De Wet kinderopvang biedt in artikel 87 de mogelijkheid tot het aanwijzen van innovatieve vormen van kinderopvang. In het Tijdelijk besluit innovatieve kinderopvang (verder genoemd: besluit) worden regels gesteld omtrent innovatieve gastouderopvang. Hiermee geeft de regering uitvoering aan de motie Blok. In deze motie wordt de regering verzocht om, met het oog op het tekort aan kinderopvang, de maximale groepsgrootte voor kinderopvang aan huis op te rekken van vier naar zes kinderen, onder behoud van voldoende waarborgen voor de kwaliteit, en de Kamer hierover te informeren. Organisaties dringen, aldus de motie, aan op verruiming van de mogelijkheid tot kinderopvang aan huis, onder meer om te kunnen voldoen aan de vraag naar kleinschalige opvang in plattelandsgebieden.
12
3.2 De Regelgeving Naast de Wet zijn diverse beleidsregels, regelingen, besluiten, toetsingskaders en modellen van toepassing. In bijlage 1 bij dit onderzoeksrapport is een overzicht van alle op kinderopvang van toepassing zijnde wet- en regelgeving opgenomen. De voor dit onderzoek (deels) van toepassing zijnde regelgeving bestaat uit de Regeling Wet kinderopvang. Deze regeling gaat nader in op “tegemoetkoming vanuit de gemeente en het UWV”, “melding en gemeentelijk register”, “onderzoekstermijn voor toezichthouder”, “administratie van gegevens bij kindercentra en gastouderbureaus”, “gemeentelijk jaarverslag” en “kinderopvang buiten Nederland”.
3.3 De Kwaliteit De kwaliteit van de kinderopvang is een zaak van de overheid, aanbieders van kinderopvang en ouders die gebruik maken van kinderopvang. Volgens de Wet zijn ondernemers in de kinderopvang verplicht ‘verantwoorde kinderopvang’ aan te bieden. Dit is kinderopvang die bijdraagt aan een goede ontwikkeling van een kind in een veilige en gezonde omgeving. Het kwaliteitsbeleid is vastgelegd in de ‘Beleidsregels kwaliteit kinderopvang’ als onderdeel van de Wet kinderopvang. Deze beleidsregels zijn gebaseerd op het convenant ‘Verantwoorde kinderopvang: verdere stappen naar de toekomst’. Dit convenant hebben de aanbieders en de afnemers in de kinderopvang samen opgesteld. Eind 2007 heeft de branche de inhoud van het Convenant geëvalueerd en op onderdelen aangepast. De basiseisen voor verantwoorde kinderopvang zijn: [1] Het kindercentrum moet aantoonbaar aandacht besteden aan het aantal beroepskrachten in relatie tot het aantal kinderen per leeftijdscategorie, de groepsgrootte en de opleidingseisen van de beroepskrachten. [2] De voertaal moet in principe Nederlands zijn11. [3] Het kindercentrum moet de ouders informeren over het beleid. [4] Er moet een risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid zijn. [5] De kinderopvangondernemer moet met de ouders een schriftelijke overeenkomst afsluiten. Daarnaast dient elk kindercentrum of gastouderbureau een oudercommissie in te stellen. De gemeente is zoals gezegd verantwoordelijk voor het toezicht op de kwaliteit van de opvang. De GGD voert hiertoe regelmatig inspecties uit en koppelt hierover terug aan de gemeente. Het Rijk is verantwoordelijk voor het landelijke toezicht hierop. Sinds de Wet kinderopvang is alle formele opvang verplicht zich bij de gemeente te melden. De GGD controleert de opvang. Daarmee wordt illegale opvang bestreden en worden kindercentra die tekort schieten aangepakt. De Wet geeft de gemeente daarvoor handhavingsinstrumenten. Voor meer informatie over een specifieke locatie kunnen de inspectierapporten van de GGD opgevraagd worden. Deze zijn namelijk openbaar. Het rapport is op te vragen bij het kinderdagverblijf of te vinden op de website van de GGD. Ouders kunnen met klachten over de kinderopvangorganisatie terecht bij de Geschillencommissie Kinderopvang.
De Nederlandse taal wordt als voertaal gebruikt, maar bijvoorbeeld de Friese taal of een andere taal kan mede als voertaal gebruikt worden indien de herkomst van de kinderen in specifieke omstandigheden daartoe noodzaakt. Dit dient dan in een gedragscode te zijn vastgelegd.
11
13
3.4 De Taken van de Gemeente Op het gebied van toezicht op de kwaliteit van de kinderopvang en de bijbehorende handhaving zijn diverse taken aan de gemeente toebedeeld. In de volgende twee overzichten is de hierop van toepassing zijnde wet- en regelgeving in kaart gebracht, gedestilleerd vanuit de Wet en de bijbehorende regelgeving12. Dit betreffen de taken die onderwerp zijn in dit rekenkameronderzoek. Normaliter zouden dergelijke overzichten een plaats krijgen in een bijlage van een rekenkamerrapport, echter de hieronder genoemde delen van de wet- en regelgeving vormen het normenkader voor het onderzoek en zijn daarmee dusdanig belangrijk dat ze integraal in deze paragraaf gegeven worden.
Wet kinderopvang Hoofdstuk 3 Kwaliteit §1 Melding en registratie, de artikelen 45, 46 en 47: Als een persoon of organisatie (“de houder”) een kindercentrum of gastouderbureau in exploitatie wil gaan nemen dient daarvan melding gedaan te worden aan het college van de gemeente van vestiging. Het centrum of bureau wordt niet in exploitatie genomen voordat de wettelijke termijn (3 maanden) is verstreken of eerder zodra uit een onderzoek van de GGD is gebleken dat de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met de Wet. Uit de regeling Wet Kinderopvang blijken de gegevens die aan het college verstrekt dienen te worden (zie het volgende overzicht). De taak van het college is een register bij te houden van gemelde kindercentra en gastouderbureaus. Daarnaast heeft het college de taak de houder schriftelijk deel te nemen dat de opneming in het register heeft plaatsgevonden en maakt het college de opneming bekend in een lokaal verspreid dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad. Uit de regeling Wet Kinderopvang blijken de regels die worden gesteld omtrent het register(zie het volgende overzicht). Het college legt het register kosteloos voor een ieder ter inzage ter gemeentesecretarie. De houder meldt wijziging van de gegevens in het register onverwijld aan het college en het college doet over de opneming van de wijziging wederom schriftelijk bericht aan de houder.
Hoofdstuk 4 Handhaving §1 Toezicht op de naleving, artikel 61: Het college ziet toe op de naleving van de Wet. Het college wijst daartoe ambtenaren van de GGD aan als toezichthouder. Hiervan wordt mededeling gedaan in een lokaal verspreid dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad. NB Het toezicht door de GGD houdt kortweg in dat een centrum of bureau onderzocht wordt bij melding van voornemen tot exploitatie, een jaarlijks onderzoek bij elk centrum en bureau (en vanaf 2009 ook bij elke gastouder, maar dat valt buiten dit onderzoek gezien het tijdsvak), een vervolgonderzoek als uit het jaarlijkse onderzoek iets is gebleken dat opvolging wenst en een incidenteel onderzoek bij signalen daartoe. De GGD koppelt terug naar de gemeente met een advies voor handhaving.
12
De gehele aanpak om tot de destillatie te komen is opgenomen in het onderzoeksdossier.
14
Hoofdstuk 4 Handhaving §2 Gemeentelijk ingrijpen, de artikelen 65, 66 en 67 Het college kan de houder van een kindercentrum of gastouderbureau dat de voorschriften uit de Wet niet of in onvoldoende mate naleeft een schriftelijke aanwijzing geven. In de aanwijzing wordt met redenen omkleed aangegeven op welke punten niet of in onvoldoende mate wordt nageleefd alsmede de in verband daarmee te nemen maatregelen. Als de maatregelen geen uitstel kan lijden kan de toezichthouder een schriftelijk bevel geven (duur van 7 dagen, door het college te verlengen). De houder neemt de maatregelen binnen de gestelde termijn. Het college kan een exploitatieverbod opleggen zolang de houder een bevel of aanwijzing niet opvolgt en het toepassen van bestuursdwang niet mogelijk is. Als uit het eerste onderzoek van de GGD (na de initiële melding van de houder dat hij voornemens is een centrum of bureau te gaan exploiteren) blijkt dat de houder niet aan de voorschriften uit de Wet zal voldoen kan het college een dergelijk exploitatieverbod opleggen. Het college dient jaarlijks een verslag op te stellen van alle werkzaamheden die hij en de GGD hebben verricht. Dit verslag zendt het college aan de gemeenteraad, de Inspectie van Onderwijs en een afschrift aan de minister. Uit de regeling Wet Kinderopvang blijken de gegevens die aan het college verstrekt dienen te worden (zie het volgende overzicht).
Overzicht 2: van toepassing zijnde delen van de Wet
Regeling Wet kinderopvang 3 Melding en gemeentelijke register, artikel 5 (lid 4), 8 en 9 De melding door de houder van een voornemen tot exploitatie van een kindercentrum of gastouderbureau wordt gedaan op een formulier waarvan het model wordt vastgesteld door het college. Het college kan wijzigen in het register als blijkt dat deze niet overeenstemt met de werkelijkheid en doet hiervan aan de houder onverwijld schriftelijke mededeling. Het college kan een kindercentrum of gastouderbureau uit het register verwijderen, danwel op verzoek van de houder, danwel als is gebleken dat de houder dit centrum of bureau niet langer exploiteert. Ook kan het college hiertoe overgaan als uit een GGD-onderzoek is gebleken dat de houder naar verwachting niet dan wel niet langer voldoet aan de Wet. Het college maakt een verwijdering uit het register bekend in een lokaal verspreid dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad.
15
§6 Gemeentelijk jaarverslag, artikel 12 Het college stelt voor 1 juli een verslag op. Dit biedt een overzicht van de uitgevoerde GGDonderzoeken (met onderscheid naar typen), de situaties die aanleiding hebben gegevens tot incidentele onderzoeken, de wijze waarop de onderzoeken zijn uitgevoerd, de onderzoeksresultaten en de wijze waarop handhaving heeft plaatsgevonden naar aanleiding van de onderzoeksresultaten. Het college zendt het verslag aan de Gemeenteraad, de minister en de Inspectie Werk en Inkomen. Het verslag wordt ingericht overeenkomstig een model uit de regeling Wet Kinderopvang.
Overzicht 3: van toepassing zijnde delen van de regeling
Eind 2008 gaan 2.061 Amersfoortse kinderen in de leeftijd tot 4 jaar naar de formele kinderopvang. En 1.870 kinderen maken gebruik van de buitenschoolse opvang. Bron: sector WSO
16
Hoofdstuk 4 De Taakinvulling in Amersfoort In dit hoofdstuk wordt de invulling uiteengezet die de gemeente Amersfoort geeft aan de taken die zij toebedeeld heeft gekregen. De invulling wordt beschreven aan de hand van de van toepassing zijnde delen van de Wet en de Regeling. De beschrijvingen zijn gebaseerd op gehouden interviews en op het raadplegen van diverse stukken. In paragraaf 4.1 wordt een aantal algemene opmerkingen gegeven. Het proces rond de meldingen en het register volgt in 4.2, het toezicht op de naleving in 4.3, in 4.4 de handhaving en vervolgens in 4.5 het gemeentelijk jaarverslag.
4.1 Algemeen In paragraaf 2.2.1 is de taakverdeling binnen de gemeentelijke organisatie kort uiteengezet. Zoals aldaar beschreven hebben de wethouder Jeugd en de wethouder Zorg beiden verantwoordelijkheden op het gebied van de kinderopvang. Er is niet gebleken dat er overleg plaatsvindt over het toezicht op de kwaliteit van de kinderopvang. Daarnaast bleek bij de start van het onderzoek dat intern niet direct duidelijk was wie nu eigenlijk verantwoordelijk is voor het toezicht. De taken rond het toezicht op de kwaliteit van de kinderopvang leven niet echt, hierover meer verderop in het rapport. Kinderopvang valt onder de sector Welzijn, Sociale Zekerheid en Onderwijs. Het onderwerp leeft niet erg binnen de organisatie, het wordt gezien als een zaak die gewoon goed geregeld moet zijn. De werkzaamheden rond het register, het verwerken van door de GGD gehouden inspecties e.d. zijn binnen de sector ondergebracht bij de afdeling Vastgoed en Voorzieningen. De werkzaamheden zijn in 2008 overgedragen van de ene functionaris naar een andere functionaris. De regie hierover valt onder de afdeling Welzijn en Onderwijs. Binnen de sector heerst tevredenheid over de uitvoering van deze werkzaamheden. Uit het rekenkameronderzoek is gebleken dat de overdracht tot verbeteringen in de uitvoering van de werkzaamheden heeft geleid. Wat opgevallen is, is dat de werkzaamheden bij een bestaande functie zijn gevoegd en dat hiervoor niet erg veel uren per week (i.c. twee uur per week) beschikbaar zijn gemaakt. Dit sluit aan bij het landelijke beeld wat blijkt uit het eerder aangehaalde rapport van de Inspectie. Het aantal locaties groeit in Amersfoort en zal nog blijven groeien.
4.2 Melding en het register De Wet13 stelt diverse punten van toepassing op de gemeentelijke taak rond meldingen (voorgenomen exploitatie) en het register. Het opgenomen zijn van een locatie in het register is een van de basisvereisten voor teruggave van een deel van de kinderopvangkosten door de fiscus aan ouders. Daarnaast is een registratie ook de basis voor GGD-inspecties. Hieronder zijn nogmaals kort de eisen uit de Wet (schuingedrukt) aangegeven met daaronder de Amersfoortse invulling. •
13
Als een persoon of organisatie (“de houder”) een kindercentrum of gastouderbureau in exploitatie wil gaan nemen dient daarvan melding gedaan te worden aan het college van de gemeente van vestiging. Het
Hoofdstuk 3, paragraaf 1, artikel 45 tot en met 47
17
centrum of bureau wordt niet in exploitatie genomen voordat de wettelijke termijn (3 maanden) is verstreken of eerder zodra uit een onderzoek van de GGD is gebleken dat de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met de Wet. Uit de regeling Wet Kinderopvang blijken de gegevens die aan het college verstrekt dienen te worden (zie verderop in dit hoofdstuk). In Amersfoort komt de melding van een houder met het voornemen een locatie te gaan exploiteren binnen bij de afdeling Vastgoed en Voorzieningen en deze wordt direct doorgemeld aan de GGD. De GGD maakt een afspraak voor een eerste controle binnen 8 weken, aangegeven wordt dat deze termijn altijd gehaald wordt. De GGD stuurt haar inspectierapport aan de gemeente alwaar overgegaan wordt tot registratie, tenzij de inspectie negatief is gebleken. Dit laatste is in 2008 niet voorgekomen. Wel een aantal keer in 2009, in deze gevallen is geen registratie afgegeven. Het jaar 2009 valt buiten het tijdsvak van dit onderzoek, dus zijn hier verder geen werkzaamheden op uitgevoerd. Er is geen sprake van het delen van informatie tussen gemeenten onderling. De werking van dit gedeelte van de Wet is ook nader bekeken bij het testwerk, zie hoofdstuk 5 van dit rapport. •
De taak van het college is een register bij te houden van gemelde kindercentra en gastouderbureaus. Daarnaast heeft het college de taak de houder schriftelijk deel te nemen dat de opneming in het register heeft plaatsgevonden en maakt het college de opneming bekend in een lokaal verspreid dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad. Uit de regeling Wet Kinderopvang blijken de regels die worden gesteld omtrent het register (zie verderop in dit hoofdstuk).
In Amersfoort is op de website www.amersfoort.nl het register met locaties opgenomen14. Aangegeven is dat door tijdsgebrek dit niet altijd direct up-to-date is maar dat bij wijzigingen wel op korte termijn het register wordt aangepast. Tijdens het onderzoek bleken niet alle gegevens te kloppen op de website. Een aantal nieuwe BSO’s waren niet opgenomen en een BSO die reeds gesloten is stond nog op de website vermeld. Bij het verzamelen van onderzoeksinformatie heeft de Rekenkamercommissie een overzicht met aantallen locaties per type en aantal kinderen opgevraagd. Het bleek lastig om tot een exact aantal locaties per type te komen en het aantal kinderen ondergebracht bij gastouders bleek onbekend, evenals het aantal gastouders. Het is niet direct binnen de organisatie voorhanden hoeveel kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang locaties en gastouderbureaus in de stad actief zijn, in elk geval niet in de zin dat dit direct aan te sluiten is met het overzicht op de website. De houder krijgt een schriftelijke bevestiging van de vermelding in het register met een bijbehorend document. Dit deel is nader beoordeeld bij het testwerk, zie hoofdstuk 5 van dit rapport.
14 Bij het technisch wederhoor kwam de opmerking naar voren dat het overzicht binnen de organisatie gezien zou moeten worden als “het register”. Tijdens het onderzoek was dit overzicht echter niet direct opvraagbaar (zie hierboven). Na het technisch wederhoor is een excelsheet overhandigd aan de Rekenkamercommissie, dit kon echter niet per 31/12/2008 opgeleverd worden. Gezien het feit dat het overzicht binnen de organisatie en de informatie op de website met elkaar aan zouden moeten sluiten wordt in dit onderzoek het overzicht op de website aangemerkt als het register, mede ook om de reden dat de Wet voorschrijft dat de gemeente een register bij moet houden en dit ook ter inzage moet leggen aan de burger. De Rekenkamercommissie heeft op dit onderdeel derhalve haar oordeel niet aangepast.
18
In Amersfoort wordt een opname in het register niet bekendgemaakt in een lokaal verspreid dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad. De reden hiervoor is dat de opname al op de website van de gemeente vermeld staat en een publicatie in een blad niets toevoegt maar wel veel extra werk oplevert. Dit is niet conform de eisen in de Wet. Het valt op dat de informatie op de website van de gemeente erg summier is. Het register wordt weergegeven zonder nadere informatie en voorbehoud. De burger zou hieruit op mogen maken dat het register actueel is en de burger kan hieruit ook opmaken dat het register een soort van keurmerk is, terwijl opname in het register niet per definitie hoeft te betekenen dat een locatie aan alle eisen uit de wet- en regelgeving hoeft te voldoen15. •
Het college legt het register kosteloos voor een ieder ter inzage ter gemeentesecretarie.
In Amersfoort wordt het register via de website beschikbaar gesteld. De website wordt door de organisatie gezien als een extra service richting de burger, terwijl het bijhouden en ter inzage leggen een taak uit de Wet betreft. Informatie kan telefonisch opgevraagd worden en voor een kopie van een registratie wordt verwezen naar de desbetreffende houder. Deze manier van omgaan met het register is daarmee niet conform de Wet. •
De houder meldt wijziging van de gegevens in het register onverwijld aan het college en het college doet over de opneming van de wijziging wederom schriftelijk bericht aan de houder.
Dit betreffen bijvoorbeeld wijzigingen zoals overnames16 en bijvoorbeeld grotere of meerdere groepen op een locatie. De wijzigingen worden doorgemeld aan de GGD, die vervolgens vaststelt of deze aan de Wet voldoen. De GGD koppelt haar uitkomsten terug naar de gemeente en de houder ontvangt een schriftelijke reactie van de gemeente met een bewijs van de aangepaste registratie. Het komt weinig voor dat wijzigingen niet mogelijk zijn. De werking van dit gedeelte van de Wet is ook nader bekeken bij het testwerk, zie hoofdstuk 5 van dit rapport.
De Regeling17 geeft een verdere verfijning van de Wet met de volgende punten (wederom met daaronder de vermelding van de Amersfoortse aanpak): •
De melding door de houder van een voornemen tot exploitatie van een kindercentrum of gastouderbureau wordt gedaan op een formulier waarvan het model wordt vastgesteld door het college.
Amersfoort werkt niet met een vast formulier zoals de Regeling voorschrijft. De grote organisatie blijken te weten wat van hen wordt verwacht en de kleinere of startende ondernemingen nemen vaak telefonisch contact op om te achterhalen welke gegevens zij aan dienen te leveren. Met het niet aanwezig zijn van een modelformulier voldoet men niet aan deze eis van de Regeling.
15 Een locatie kan op bepaalde punten niet aan de Wet voldoen en toch de registratie behouden, zoals bijvoorbeeld het niet aanwezig zijn van een oudercommissie omdat hier onder ouders geen animo voor is. Maar ook als een inspectie zwaardere punten aan het licht gebracht heeft en de termijn van het nemen van maatregelen nog niet verlopen is staat een locatie in het register opgenomen. Daarnaast kan het (in theorie) voorkomen dat de GGD te laat inspecteert na een melding van voornemen tot exploitatie, als de wettelijke termijn verlopen is krijgt een houder dan toch een registratie. 16 Zoals bijvoorbeeld de overname door SKON van de voormalige SWA locaties, destijds in 2005/2006. 17 Paragraaf 3, artikel 5 (lid 4), 8 en 9
19
•
Het college kan wijzigen in het register als blijkt dat deze niet overeenstemt met de werkelijkheid en doet hiervan aan de houder onverwijld schriftelijke mededeling.
Vanuit de inspectierapporten van de GGD kan blijken dat de werkelijkheid afwijkt van de registratie. Dan ontvangen de houders een nieuw document met daarbij de opmerking dat het tot de taak van de houder behoort om wijzigingen zelf te melden bij de gemeente. Dit komt echter niet vaak voor. Dergelijke wijzigingen zijn ook niet gebleken tijdens het testwerk. Derhalve is in dit onderzoek geen nadere beoordeling van deze eis in de Wet gemaakt.
•
Het college kan een kindercentrum of gastouderbureau uit het register verwijderen, danwel op verzoek van de houder, danwel als is gebleken dat de houder dit centrum of bureau niet langer exploiteert. Ook kan het college hiertoe overgaan als uit een GGD-onderzoek is gebleken dat de houder naar verwachting niet dan wel niet langer voldoet aan de Wet. Het college maakt een verwijdering uit het register bekend in een lokaal verspreid dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad.
De houders die opgehouden zijn een locatie te exploiteren krijgen een bevestiging dat zij verwijderd zijn uit het register. De andere optie, het verwijderen uit het register als is gebleken dat de houder niet dan wel niet langer voldoet aan de Wet, is nog niet voorgekomen in Amersfoort. De bekendmaking in een lokaal verspreid dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad vindt niet plaats, met dezelfde reden als eerder uiteengezet bij het opnemen in het register. Als algemeen punt bij ‘melding en het register’ is tijdens het onderzoek opgevallen dat binnen de organisatie geen werkomschrijving voorhanden is. De functionaris die de werkzaamheden toebedeeld heeft gekregen heeft ze zichzelf eigen gemaakt op basis van mondelinge overdracht. Het kan als een risico beschouwd worden dat de werkzaamheden niet vastliggen, de uitvoerende ambtenaar wordt hiermee wellicht onnodig een key person (onmisbaar persoon). Intern is men aan het bekijken of de werkzaamheden alsnog zwart op wit gesteld kunnen worden in een procedurebeschrijving. Hier kan ook zeker winst uit komen denkt de Rekenkamercommissie, wellicht komen er doublures in werkzaamheden aan het licht of andere mogelijke slagen in efficiency. Daarnaast is opgevallen dat intern geen controle is op de werkzaamheden rond het bijhouden van het register en de afhandeling van de inspectierapporten en daarmee samenhangende handhaving. Eventuele fouten in de werkzaamheden worden dus intern niet opgemerkt, anders dan bij zelfcontrole.
4.3 Toezicht op naleving De Wet geeft het volgende aan omtrent het toezicht op de naleving van de Wet18. •
18
Het college ziet toe op de naleving van de Wet. Het college wijst daartoe ambtenaren van de GGD aan als toezichthouder. Hiervan wordt mededeling gedaan in een lokaal verspreid dag-, nieuws- of huis-aanhuisblad. NB Het toezicht door de GGD houdt kortweg in dat een centrum of bureau onderzocht wordt bij melding van voornemen tot exploitatie, een jaarlijks onderzoek bij elk centrum en bureau (en vanaf 2009 ook bij elke gastouder, maar dat valt buiten dit onderzoek gezien het tijdsvak), een vervolgonderzoek als uit het jaarlijkse onderzoek iets is gebleken dat opvolging wenst en een incidenteel
Paragraaf 1, artikel 61
20
onderzoek bij signalen daartoe. De GGD koppelt terug naar de gemeente met een advies voor handhaving. Het accounthouderschap GGD is belegd bij de afdeling Zorg en Integratie. Het toezicht op de kwaliteit van de kinderopvang is als onderdeel van het basistakenpakket gedelegeerd aan de GGD. Via de bestuurlijke lijn wordt hierover teruggekoppeld. Naast het basistakenpakket kent men ook plustaken, deze zijn niet van toepassing op kinderopvang. De aanwijzing van de (ambtenaren van de) GGD als toezichthouder wordt niet medegedeeld in een lokaal verspreid dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, hiermee voldoet men niet aan de Wet. Tijdens interviews en andere gesprekken is niet gebleken dat de gemeentelijke organisatie zicht houdt op de prestaties van de GGD, zo wordt aangenomen dat de GGD alle inspecties uitvoert die zij op basis van de Wet uit dient te voeren. Het leeft binnen de organisatie niet om het percentage te volgen, in de zin van zelf overzicht te houden op de volledigheid van de inspecties, men gaat er eigenlijk vanuit dat dit gewoon goed gaat. Als de GGD aangeeft dat zij 100% van de inspecties uitgevoerd heeft is dit voor de gemeente een feit, de uitgevoerde inspecties worden niet aangesloten met de operationele opvanglocaties. Tijdens de diverse interviews kon het merendeel van de geïnterviewden niet aangeven of dit percentage gehaald werd. In het Jaarverslag 2008 van de GGD staat vermeld dat de 100% is gehaald, hiermee is de regio overigens een uitzondering vergeleken bij het landelijke gemiddelde van 70%. Het feit dat deze informatie intern vrijwel niet bekend was, geeft zoals gezegd aan dat dit niet erg leeft binnen de organisatie. Aangezien het toezicht op de kwaliteit van de kinderopvang een gemeentelijke taak is, los van het feit dat de GGD de inspecties uitvoert, wordt hier een reputatierisico gelopen. Stel een kinderopvanglocatie is een (aantal) keer buiten de boot gevallen voor een jaarlijkse inspectie en er doet zich een incident voor, dan zijn alle ogen gericht op de gemeente. Tijdens interviews is door de organisatie aangegeven hier een beeld bij te hebben en dat de eerste zorg uitgaat naar het borgen van de veiligheid, omdat kinderopvanglocaties per definitie kwetsbare locaties zijn. De Rekenkamercommissie heeft getracht een aansluiting te maken tussen het register 2008 (cq aantallen opgegeven door de sector WSO) en de aantallen uit de begroting van de GGD. Een dergelijke aansluiting is niet te maken, reden hiervoor is het feit dat ook gecombineerde inspecties worden uitgevoerd en het feit dat een startende locatie bijvoorbeeld twee keer bezocht kan zijn in één jaar (eerste inspectie en jaarlijkse inspectie). Er is daarom lastig een vergelijking te maken. Vervolgens is getracht een aansluiting te maken tussen de inspectierapporten op de website van de GGD en het register van de gemeente, ook deze aansluiting is niet te maken. Als dergelijke in oorsprong eenvoudige aansluitingen niet te maken kunnen worden vraagt de Rekenkamercommissie zich af hoe de gemeente dan kan varen op de gemelde 100% score. Uit het Jaarverslag 2008 van de GGD is op te maken dat in de toekomst een pilot gevoerd zal worden met een inspectieplanning op basis van risico-analyse. Een integrale inspectie, alle locaties elk jaar inspecteren, zal dan vervallen in die zin dat als een locatie meerdere jaren de zaken op orde heeft, deze locatie een jaar niet ingepland zal worden voor inspectie. Deze aanpak is nog niet van toepassing voor Amersfoort en is ook niet meegenomen in dit rekenkameronderzoek. In dit licht wil de Rekenkamercommissie wel aangeven dat het dan extra van belang zal zijn goed zicht te houden op de inspecties en de planning daarvan.
21
Tijdens het onderzoek is ook besproken hoe de gemeente (eventueel i.s.m. de GGD) anticipeert op de groei in locaties en een daarmee samenhangende noodzakelijke groei van de inspectiecapaciteit. De gesprekken hebben geleerd dat de grootste groei al geweest is, momenteel is sprake van een afvlakking en Amersfoort is gemiddeld ten opzichte van de andere GGD-gemeenten. Het anticiperen blijkt voornamelijk aan de GGD overgelaten te worden, er is niet gebleken dat hier vanuit de gemeentelijke organisatie een monitorende blik op geworpen wordt. De gemeente heeft aan de GGD aangegeven de 100% score te willen handhaven. De GGD maakt hiertoe zelf de planning om in te spelen op de groei van het aantal locaties en daarmee dus meer inspecties. Dit zou zich uiten in de begroting, die overigens gebaseerd is op het aantal inspecties. De begroting van de GGD geeft echter geen expliciete informatie op dit vlak. Wat betreft de terugkoppeling van de GGD voorzien van een handhavingsadvies, de laatste eis in deze bullet ‘Toezicht op naleving’, in het inspectierapport koppelt de GGD terug over de uitgevoerde inspectie en geeft een advies over handhaving. Dit gedeelte is nader bekeken bij het testwerk, zie hoofdstuk 5 van dit rapport.
4.4 Handhaving De Wet zegt het volgende over gemeentelijk ingrijpen, de handhaving19. •
Het college kan de houder van een kindercentrum of gastouderbureau dat de voorschriften uit de Wet niet of in onvoldoende mate naleeft een schriftelijke aanwijzing geven.
•
In de aanwijzing wordt met redenen omkleed aangegeven op welke punten niet of in onvoldoende mate wordt nageleefd alsmede de in verband daarmee te nemen maatregelen. Als de maatregelen geen uitstel kan lijden kan de toezichthouder een schriftelijk bevel geven (duur van 7 dagen, door het college te verlengen). De houder neemt de maatregelen binnen de gestelde termijn.
Indien er sprake is van noodzakelijke maatregelen door de houder van een locatie stelt de gemeente naar aanleiding van het inspectierapport van de GGD een brief op met daarin aangegeven de termijn die de houder heeft om de maatregelen uit te voeren. De termijn wordt overgenomen uit het rapport. Tot voor kort betrof dit een algemene brief met louter een verwijzing naar het rapport, sinds kort worden de door de GGD aangehaalde punten specifiek vermeld in de brief. Uit vrijwel elke inspectie komen punten, veelal betreft dit de afwezigheid van een oudercommissie. De houders reageren altijd, zo is aangegeven tijdens de interviews. De gemeente stuurt een kopie van deze reactie aan de GGD die vervolgens de punten nogmaals controleert. Bij dringende zaken leidt dit tot een extra bezoek. In andere, niet dringende, gevallen worden de punten meegenomen bij een volgend bezoek. De werkzaamheden in het kader van de handhaving staan nog in de kinderschoenen, dit is ook het landelijke beeld, zie hiervoor het eerder aangehaalde rapport van de Inspectie. Ten tijde van het rekenkameronderzoek liep één grote handhavingszaak, dit is besproken met juridische zaken. Ten tijde van de afronding van het onderzoek is gebleken dat de GGD een extra onverwachte inspectie gehouden heeft bij deze locatie en alle zaken op orde waren. De
19
Paragraaf 2, artikel 65, 66 en 67
22
rekenkamercommissie heeft de stukken evenals het rapport van deze laatstgenoemde inspectie doorgenomen en geen bijzonderheden geconstateerd. Wat opvallend was, was het feit dat men hoger in de organisatie niet op de hoogte bleek te zijn van deze (inmiddels opgeloste) handhavingszaak. Ten tijde van het rekenkameronderzoek was geen handhavingsbeleid opgesteld. Dit is sinds kort vormgegeven met omliggende Eemland-gemeenten, in samenwerking met de GGD. Er is een procedure opgesteld met bijbehorende sancties. Met de regiogemeenten is kortgeleden afgesproken dat het handhavingsbeleid dat gezamenlijk is opgesteld ook door deze gemeenten wordt vastgesteld. Het bestaan en de werking van het handhavingsbeleid was dus nog niet rijp voor nader onderzoek. Dit gedeelte van de Wet is ook nader bekeken bij het testwerk, zie hoofdstuk 5 van dit rapport. •
Het college kan een exploitatieverbod opleggen zolang de houder een bevel of aanwijzing niet opvolgt en het toepassen van bestuursdwang niet mogelijk is. Als uit het eerste onderzoek van de GGD (na de initiële melding van de houder dat hij voornemens is een centrum of bureau te gaan exploiteren) blijkt dat de houder niet aan de voorschriften uit de Wet zal voldoen kan het college een dergelijk exploitatieverbod opleggen.
Tijdens de interviews is aangegeven dat dit in Amersfoort nog niet heeft plaatsgevonden, ook tijdens het testwerk is niets gebleken dat dit deel van de Wet zou kunnen raken. •
Het college dient jaarlijks een verslag op te stellen van alle werkzaamheden die hij en de GGD hebben verricht. Dit verslag zendt het college aan de gemeenteraad, de Inspectie van Onderwijs en een afschrift aan de minister. Uit de regeling Wet Kinderopvang blijken de gegevens die aan het college verstrekt dienen te worden (zie 4.5).
Zie hiervoor paragraaf 4.5.
4.5 Gemeentelijk jaarverslag De regeling geeft de eisen die gesteld worden aan het gemeentelijke jaarverslag op het gebied van kinderopvang20. •
Het college stelt voor 1 juli een verslag op. Dit biedt een overzicht van de uitgevoerde GGDonderzoeken (met onderscheid naar typen), de situaties die aanleiding hebben gegevens tot incidentele onderzoeken, de wijze waarop de onderzoeken zijn uitgevoerd, de onderzoeksresultaten en de wijze waarop handhaving heeft plaatsgevonden naar aanleiding van de onderzoeksresultaten.
De Inspectie, die verder aan de slag gaat met het jaarverslag, stelt de datum op 1 mei. Dit wordt in Amersfoort ook gehaald geeft men aan. De database (aangeleverd door de Inspectie) wordt gevuld en hiermee wordt het jaarverslag gegenereerd. In de toekomst wordt het GIR ingevoerd en zal veel tijd bespaard kunnen worden op dit zeer arbeidsintensieve gedeelte van het proces, zie hier ook paragraaf 2.4.
20
Paragraaf 6, artikel 12
23
Wat hier opvallend is, is het feit dat ook bij het uitvoeren van deze taak uit de Wet het binnen de organisatie niet leeft om te monitoren of de GGD alle benodigde inspecties uitvoert terwijl dit bij het opstellen van een dergelijk gemeentelijk jaarverslag inzichtelijk zou kunnen worden. •
Het college zendt het verslag aan de Gemeenteraad, de minister en de Inspectie Werk en Inkomen.
De minister wordt in dit rapport gelijkgetrokken met de uitvoerende Inspectie Werk en Inkomen. De gemeente stuurt haar jaarverslag digitaal aan de inspectie via het vullen van een database. De Gemeenteraad ontvangt geen jaarverslag. De reden hiervoor is onbekend. Aan dit deel van de Wet wordt daarmee niet voldaan. Tijdens gehouden interviews is gesteld dat zolang er geen incidenten zijn, het toezicht op de kwaliteit van de kinderopvang de gemeenteraad niet raakt. De laatste tijd wordt er wel over de wachtlijsten gesproken, ook vanuit het college met het oog op de wens de eerste wachtlijstvrije stad te worden. In dit kader is door geïnterviewden ook aangegeven dat kinderdagverblijven een product zijn welke onderhevig is aan marktwerking, het vestigen van locaties betreft geen taak van de gemeente. Alleen in het kader van ruimtelijke ordening kan de gemeente invloed uitoefenen. •
Het verslag wordt ingericht overeenkomstig een model uit de regeling Wet Kinderopvang.
Deze eis wordt ondervangen met het feit dat men werkt met een door de Inspectie aangeleverde database die gevuld dient te worden.
Eind 2008 staat de Amersfoortse teller op 40 locaties voor kinderopvang en zo’n 60 BSO’s. Er zijn 11 gastouderbureaus. Op het aantal gezinnen waar deze opvang daadwerkelijk plaatsvindt, heeft men geen zicht. Bron: sector WSO
24
HOOFDSTUK 5 HET TESTWERK Voor dit rekenkameronderzoek is testwerk verricht op een selectie van kinderopvanglocaties. Dit testwerk wordt in dit hoofdstuk beschreven.
5.1 De Opzet van het Testwerk De taken van de gemeente rond de kwaliteit van de kinderopvang betreffen voor een groot gedeelte taken die het contact met de opvanglocaties rond registraties, rond de uitkomsten van de door de GGD gehouden inspecties, rond de handhaving n.a.v. punten die uit deze inspecties naar voren kwamen en rond wijzigingen (zoals bijvoorbeeld een uitbreiding van het aantal kindgroepen op een locatie). Dit deel van de taken is voor dit rekenkameronderzoek aan testwerk onderworpen. Dit houdt in dat de taken in stappen opgedeeld zijn en de Rekenkamercommissie voor een selectie aan opvanglocaties de dossiers geraadpleegd heeft om een oordeel te kunnen vormen over de uitvoering van deze stappen en daarmee van de taken. Om misverstanden te voorkomen wil de Rekenkamercommissie hier nogmaals benadrukken dat zij geen locaties bezocht heeft en het werk van de GGD (het uitvoeren van de inspecties bij de locaties en de rapportage daarover richting de houders en de gemeente) niet heeft beoordeeld. De stappen van het testwerk zijn uiteengezet in paragraaf 5.2.
5.1.1 Keuze uit de wijken Uit de Amersfoortse locaties van kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang en gastouderbureaus is een selectie gemaakt. Hierbij is gekozen om in vijf wijken het testwerk uit te voeren. Vanuit “Amersfoort in cijfers 2008” 21 is gekeken naar de vijf grootste wijken van de stad met daarnaast ook een hoog aantal kinderen 22. Het resultaat van deze selectie geeft het volgende overzicht: •
Nieuwland 15.165 inwoners (28,8% in de leeftijd van 0-14)
•
Kattenbroek 11.669 inwoners (25,3% in de leeftijd van 0-14)
•
Soesterkwartier 10.512 inwoners (17,5% in de leeftijd van 0-14)
•
Hoogland 10.497 inwoners (20,9% in de leeftijd van 0-14)
•
Vathorst23 9.991 inwoners (30% in de leeftijd van 0-14)
Pagina 10 en 11 Hierbij de verdeling van leeftijdsgroepen in het cijferboek van de afdeling Onderzoek en Statistiek aangehouden, (de leeftijdsgroep 0-14 jaar). Dit sluit niet geheel aan bij de leeftijdsperiode waarin kinderen gebruik maken van opvang (0-12 jaar), de gegevens hiervoor waren niet direct voor handen, de leeftijdsgroep 0-14 jaar geeft echter een afdoende richting voor de selectie bij dit onderzoek. 23 Vathorst is in het cijferboekje in aparte delen opgenomen, voor dit onderzoek is de volgende optelsom gemaakt: De Velden, Centrum, De Bron en De Laak. Hier zou Hooglanderveen nog bij meegenomen kunnen worden, dat is in bovenstaande cijfers niet gebeurd, Hooglanderveen telde in 2008 2.048 inwoners, waarvan 23% in de leeftijd van 0-14 jaar. 21 22
25
5.1.2 Keuze uit de locaties Het register met locaties staat vermeld op www.amersfoort.nl. Uit dit register zijn de locaties uit de vijf wijken gehaald voor wat betreft kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang locaties. Hieruit is een selectie gemaakt. Daarnaast zijn uit het register 4 gastouderbureaus geselecteerd. Voor de namen van de locaties zie bijlage 2. Er is een categorie-indeling gemaakt van reeds lopende locaties, in 2008 gestarte locaties en in 2008 opgeheven locaties. De geselecteerde locaties zijn verdeeld over de categorieën. Voor de categorie lopende locaties zijn 5 kinderdagverblijven, 5 buitenschoolse opvanglocaties en 2 gastouderbureaus geselecteerd. Voor de categorie nieuwe locaties in 2008 zijn 1 kinderdagverblijf, 2 buitenschoolse opvanglocaties en 1 gastouderbureau geselecteerd. Bij de categorie in 2008 gesloten locaties was geen kinderdagverblijf van toepassing en zijn 1 buitenschoolse opvanglocatie en 1 gastouderbureau geselecteerd.
5.2 De Werkzaamheden van het Testwerk Per categorie zijn vanuit de Wet en de Regeling een aantal stappen in het proces van het toezicht op de kwaliteit van de kinderopvang te benoemen. Deze stappen zijn per geselecteerde locatie getest op uitvoering met behulp van het beoordelen van (de aanwezigheid van) bepaalde stukken. Hieronder zijn per categorie de bij de organisatie opgevraagde stukken opgesomd. Voor de in 2008 lopende locaties/bureaus •
De melding met het voornemen tot exploitatie door de houder
•
Het bevestigen van het opnemen van de melding in het register
•
Inspectierapport GGD 2008
•
Correspondentie met de houder n.a.v. de GGD inspectie (de aanwijzing vanuit de gemeente aan de houder, de reactie van de houder en vervolgens de GGD hierop)
•
Eventuele overige stukken
Voor de in 2008 geopende locaties/bureaus •
De melding met het voornemen tot exploitatie door de houder
•
Het bevestigen van het opnemen van de melding in het register
•
Inspectierapport(en) GGD 2008 (eerste inspectie en indien van toepassing de jaarlijkse inspectie)
•
Correspondentie met de houder rond de opstart en inspectie(s)
•
Eventuele overige stukken
Voor de in 2008 gesloten locaties/bureaus •
De melding van sluiting van de houder aan de gemeente en de reactie vanuit de gemeente hierop.
•
Eventuele overige stukken
26
5.3 De Uitkomsten van het Testwerk 5.3.1 Vooraf De Rekenkamercommissie heeft de dossiers van de geselecteerde locaties opgevraagd voor het testwerk, dit door de in paragraaf 5.2 opgesomde stukken op te vragen binnen de organisatie. Hierbij is opgevallen dat het verzamelen moeizaam verliep omdat niet altijd duidelijk was waar de stukken zich bevonden. Niet alle dossiers zijn compleet opgeleverd. Een volledig verslag van het testwerk wordt niet in dit rekenkamerrapport opgenomen. Het betreffen zeer gedetailleerde onderzoeksgegevens en deze voegen voor de lezer geen informatie toe. Daarom wordt per stap volstaan met de bredere bevindingen en conclusies. Daarnaast zou de Rekenkamercommissie dan gegevens over de geselecteerde kinderopvanglocaties openbaar moeten maken, iets wat niet nodig is en wat de commissie ook niet wenselijk acht.
5.3.2 Voor de in 2008 lopende locaties/bureaus •
De melding met het voornemen tot exploitatie door de houder
Van de 5 geselecteerde kinderdagverblijven is van 1 verblijf geen melding van de houder te achterhalen binnen de organisatie, dit is ook het geval bij 1 van de 5 geselecteerde buitenschoolse opvanglocaties en ook bij 1 van de 2 voor deze stap geselecteerde gastouderbureaus is geen melding met het voornemen tot exploitatie getraceerd in de organisatie.
•
Het bevestigen van het opnemen van de melding in het register
Van 1 kinderdagverblijf van de 5 geselecteerde locaties is geen bevestiging door de gemeente aan de houder te achterhalen. Van de 5 geselecteerde buitenschoolse opvanglocaties is van alle 5 locaties een dergelijke bevestiging gezien. Bij 1 van de 2 geselecteerde gastouderbureaus is geen bevestiging voorhanden binnen de organisatie.
•
Inspectierapport GGD 2008
Bij 3 van de 5 kinderdagverblijven heeft de gemeente het inspectierapport laat ontvangen, zo’n 2 á 3 maanden na de inspectie, aangegeven is dat dit normaliter een maand is. De termijn voor de houder om maatregelen op geconstateerde punten te nemen is veelal 3 maanden. Zo kan het dus gebeuren dat punten pas een half jaar na de inspectie opgelost (kunnen) zijn. Bij de 5 geselecteerde buitenschoolse opvanglocaties was dit bij 1 locatie het geval, zo’n 2 maanden na de inspectie heeft de gemeente het rapport ontvangen. Ook bij 1 van de 2 gastouderbureaus werd het rapport na zo’n twee manden pas naar de gemeente gestuurd. Van 1 buitenschoolse opvanglocatie was geen inspectierapport voor 2008 opgeleverd. Zie hiervoor de opmerking bij de bullet ‘Eventuele overige stukken’.
27
•
Correspondentie met de houder n.a.v. de GGD inspectie (de aanwijzing vanuit de gemeente aan de houder, de reactie van de houder en vervolgens de GGD hierop)
Bij 3 van de 5 kinderdagverblijven heeft de Rekenkamercommissie een brief van de gemeente aan de houder gezien met door de houder te nemen maatregelen, bij de andere 2 locaties waren wel punten aan te geven aan de houder maar is geen brief hierover aan de houder boven water gekomen. Van 2 van de 3 hierboven genoemde kinderdagverblijven blijkt uit het door de Rekenkamercommissie ontvangen dossier niet dat de houder gereageerd heeft op de aanwijzing van de gemeente, 1 van de 3 heeft dit wel gedaan, op beargumenteerde wijze. Verdere navraag leerde dat de organisatie bij het uitblijven van een reactie telefonisch contact zoekt met de houder, hiervan wordt niets vastgelegd. Het kan ook zijn dat het locaties van een grote aanbieder betreffen en een reactie voor meerdere locaties in 1 brief wordt gegeven, deze wordt dan echter blijkbaar niet in de individuele dossiers opgenomen. Bij geen van de 3 kinderdagverblijven die een aanwijzing van de gemeente hebben ontvangen kon de organisatie informatie over een follow up vanuit de GGD overleggen. Bij 3 van de 5 buitenschoolse opvanglocaties waren punten uit de inspectie naar voren gekomen, hierover is een algemene brief vanuit de gemeente naar de houders gestuurd. 1 van hen heeft gereageerd op de brief, van de andere 2 houders kon de organisatie geen reactie overleggen. Bij alle 3 locaties kon geen informatie over een follow up vanuit de GGD overlegd worden. De meeste brieven vanuit de gemeente aan de houders naar aanleiding van punten uit de inspectie zijn algemeen van aard en verwijzen niet specifiek naar de punten uit de inspectie maar naar de inspectie in het algemeen. Voor wat betreft de 2 geselecteerde gastouderbureaus geldt dat er punten uit de inspectie zijn gekomen. In het dossier van 1 van deze 2 bureaus is hierover een brief van de gemeente naar het bureau gezien, van het andere bureau niet. Van de eerstgenoemde is een reactie op deze brief gezien in het dossier. Informatie over de follow up door de GGD kon de organisatie in beide gevallen niet overleggen.
•
Eventuele overige stukken
Zoals vermeld bij het derde punt ‘Inspectierapport GGD 2008’ was voor 1 buitenschoolse opvanglocatie geen inspectierapport voorhanden binnen de organisatie. Bij het opvragen van de reden hiervoor bleek uit een email van de GGD uit maart 2007 dat de GGD had gezien op de site van de gemeente dat deze locatie nog in het register stond terwijl de GGD wist te vertellen dat de locatie was opgehouden te bestaan. De houder bleek dit niet gemeld te hebben aan de gemeente. In het register van 2008 op de site van de gemeente stond deze locatie nog wel vermeld, anders had deze ook niet kunnen voorkomen in de selectie van de Rekenkamercommissie. Het register bleek in dit geval dus een aantal jaar achter te lopen op de werkelijkheid. Daarnaast blijkt uit dit geval dat het niet opgevallen is binnen de organisatie dat voor een locatie geen inspectie was uitgevoerd, overigens terecht niet uitgevoerd omdat de locatie niet meer operationeel was, maar dit was dus niet bekend binnen de organisatie.
28
5.3.3 Voor de in 2008 geopende locaties/bureaus •
De melding met het voornemen tot exploitatie door de houder
Van de in totaal 4 geselecteerde locaties miste van 1 locatie de melding van het voornemen tot exploitatie in de dossiers.
•
Het bevestigen van het opnemen van de melding in het register
Alle 4 geselecteerde locaties hebben een brief ontvangen van de gemeente waarin bevestigd wordt dat de locaties opgenomen zijn in het register.
•
Inspectierapport(en) GGD 2008 (eerste inspectie en indien van toepassing de jaarlijkse inspectie)
Alle 4 geselecteerde locaties zijn onderworpen aan een eerste inspectie. In 2 van de gevallen is ook een jaarlijkse reguliere inspectie uitgevoerd. Bij 1 was dit niet het geval, maar deze locatie is kort voor het jaareinde geopend. Bij 1 locatie werd niet voldaan aan een dusdanig aantal punten dat de GGD een negatief advies heeft uitgebracht over een registratie. Hierop is nog een inspectie op een later moment uitgevoerd door de GGD, ook toen waren de zaken niet op orde en bracht de GGD een negatief advies uit. De GGD zou volgens het dossier begin 2009 nogmaals inspecteren, hiervan is geen inspectierapport terug te vinden in het dossier. Er is wel een brief van de gemeente aan de houder uitgegaan ter bevestiging van registratie eind 2009. Het spoor is dus niet geheel te volgen in het dossier. Het stuk tussen het plan begin 2009 te gaan herinspecteren en de registratie eind 2009 mist in het dossier.
•
Correspondentie met de houder rond de opstart en inspectie(s)
Bij 2 van de 4 locaties waren punten voortgekomen uit de inspectie, in 1 geval waren deze punten reden voor de GGD een negatief advies uit te brengen aan de gemeente over het afgeven van een registratie. In het andere geval waren dit kleinere punten en is hierover communicatie geweest tussen gemeente en houder, een follow up van de GGD is niet opgenomen in het dossier. 1 locatie had maar een half gevuld dossier dat ophield met de inspectierapporten van de GGD. Een verdere correspondentie was niet in het dossier te vinden.
•
Eventuele overige stukken
Bij de locatie die een negatief advies van de GGD heeft gekregen zijn overige stukken in het dossier opgenomen, deze zijn bij de tekst hierboven al meegenomen. Verder zijn geen overige stukken van toepassing geweest.
29
5.3.4 Voor de in 2008 gesloten locaties/bureaus •
De melding van sluiting van de houder aan de gemeente en de reactie vanuit de gemeente hierop.
•
Eventuele overige stukken
Een gesloten buitenschoolse opvanglocatie miste in het dossier een melding van sluiting door de houder, zie hiervoor paragraaf 5.3.2. Een gastouderbureau welke nog op de site van de gemeente in het register opgenomen stond per 18 september 2008 blijkt te zijn gestopt in het voorjaar van 2008. Dit bleek in eerste instantie niet doorgegeven te zijn aan de gemeente door de houder. De GGD heeft dit een maand later (mei 2008) gemeld aan de gemeente, doordat de GGD wel op de hoogte was van dit feit en het bureau nog in het register zag staan. Het register loopt op dit punt dus achter op de werkelijkheid.
5.3.5 Wijzigingen doorgegeven door locaties/bureaus Als laatste in dit hoofdstuk wordt ingegaan op het testwerk rond wijzigingen. Bij het doornemen van de dossiers voor de bovengenoemde stappen, zoals beschreven in de paragrafen 5.3.2 tot en met 5.3.4, is de Rekenkamercommissie veel wijzigingen tegengekomen die de diverse houders aan de gemeente hebben gemeld, van al deze wijzigingen was een bevestigingsbrief van de gemeente aan de houders opgenomen in de dossiers. Derhalve heeft de Rekenkamercommissie het niet noodzakelijk geacht om de werkzaamheden rond wijzigingen nogmaals apart aan testwerk te onderwerpen. Het is niet gebleken dat de werkzaamheden rond wijzigingen een manco vertonen.
In 2008 zijn 3 BSO’s opgehouden te bestaan en heeft 1 gastouderbureau zichzelf opgeheven. Het jaar 2008 leverde 12 nieuwe BSO’s op. Ook kwamen er 5 nieuwe gastouderbureaus bij (waarvan 2 zichzelf in 2009 weer hebben opgeheven). Bron: sector WSO
30
HOOFDSTUK 6 ANTWOORD OP DE VRAAG, CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN In de voorgaande hoofdstukken is het normenkader van dit onderzoek gegeven, een beschrijving van de wijze waarop de gemeente Amersfoort de taken rond toezicht en handhaving invult en een uiteenzetting van het uitgevoerde testwerk. In dit laatste hoofdstuk geeft de Rekenkamercommissie haar visie op het geheel in de vorm van conclusies en aanbevelingen.
6.1 Het Antwoord op de Vraag De centrale vraag van dit rekenkameronderzoek luidde als volgt: “Hoe beoordeelt de Rekenkamercommissie de wijze waarop de gemeente Amersfoort de taken rond toezicht en handhaving, zoals voorgeschreven in de Wet kinderopvang, invult?”. Het antwoord hierop is als volgt: “De invulling van de taken rond toezicht en handhaving is te typeren als beperkt. Er zijn op zich geen zware manco’s gebleken, maar het proces, de uitvoering en de bekendheid met de wettelijke verplichtingen dienen volgens de Rekenkamercommissie verbeterd te worden”.
6.2 De Conclusies De vraag en het aanbod in de kinderopvang is aan marktwerking onderhevig. De eisen aan de kwaliteit van de kinderopvang zijn met behulp van wet- en regelgeving vormgegeven. De GGD voert inspecties uit op kinderopvanglocaties en rapporteert hierover aan de houders en de gemeente. De gemeente heeft in de wet- en regelgeving diverse taken toebedeeld gekregen, zoals het opnemen van meldingen van een voornemen tot exploitatie, het registreren van de locaties in een register, het toezicht op de kwaliteit door middel van het ondernemen van actie op de punten uit de inspecties van de GGD (handhaving) en het opstellen van een gemeentelijk jaarverslag. Bij de aankondiging en tijdens de uitvoering van het rekenkameronderzoek is in het algemeen opgevallen dat er binnen de organisatie weinig bekendheid heerst met de taken die de gemeente heeft vanuit de wet- en regelgeving. Het onderwerp leeft niet echt, ook niet politiek gezien. Zolang zich geen incidenten voor doen is dit (laatste) wellicht begrijpelijk, maar het verdient aanbeveling hier wel een reputatierisico in te schatten en dit risico naar wens te mitigeren. Een andere algemene bevinding is dat de te volgen procedures rond het voldoen aan de eisen in de Wet niet zijn vastgelegd. Op de werkzaamheden is ook geen controle van toepassing, anders dan zelfcontrole. Eigenlijk komt het er op neer dat één ambtenaar zich de werkzaamheden heeft eigen gemaakt, in een klein aantal uren (i.c. twee uur per week) naast reguliere werkzaamheden. Dit creëert een situatie van een onmisbaar persoon. Een belangrijke bevinding tijdens het onderzoek is het feit dat gebleken is dat de gemeente geen zicht houdt op de volledigheid van de inspecties door de GGD. Anders dan een melding van de GGD dat zij 100% van de locaties aan een inspectie onderwerpt is geen informatiebron in werking om dit te staven. Het merendeel van de ondervraagden had overigens geen kennis van
31
het percentage. Daarnaast wordt ook geen zicht gehouden op anticipatie van de inspectiecapaciteit op een verwachte toekomstige groei, dit wordt geheel aan de GGD overgelaten, zonder monitor vanuit de gemeente. Jaarlijks dient de gemeente een jaarverslag op te stellen waarin het aantal uitgevoerde GGD-inspecties dient te worden vermeld, bij dit proces leeft het ook niet om op dat moment een aansluiting te maken met operationele locaties. De aangegeven 100% score wordt dus intern niet gecheckt en niet gestaafd. Het register van de gemeente is niet up-to-date gebleken. Het register wordt op de website geplaatst en meer gezien als een extra service richting de burger en niet gezien als het opvolgen van een taak uit de Wet. Op de website wordt summiere informatie gegeven, zonder voorbehoud. De gebruikers zouden op kunnen maken dat het register actueel is en dat zou ook een logische situatie zijn gezien de plicht hiertoe die in het kader van de Wet bij de gemeente ligt. Gebruikers zouden het register op de website zelfs als een kwaliteitskeurmerk kunnen zien terwijl genoemde locaties wellicht niet aan de eisen in de wet- en regelgeving voldoen. Het is richting de gebruikers derhalve gewenst een voorbehoud aan te geven op de website. Bij het voor dit onderzoek uitgevoerde testwerk is opgevallen dat van een aantal geselecteerde locaties niet alle stukken (eenvoudig) te achterhalen zijn, de dossiers zijn in die gevallen te typeren als zwevend en onvolledig. De stukken die in deze gevallen missen zijn heel divers, de meldingen door houders van een voornemen tot exploitatie, brieven tussen gemeente en houders rond de punten die uit inspecties zijn voortgekomen en follow-up op deze punten door de GGD. Risico in deze is bijvoorbeeld dat niet meer te achterhalen valt hoe de houders van locaties zijn omgegaan met punten die uit inspecties zijn voortgekomen en of de GGD hier een na-inspectie op heeft uitgevoerd. Maar hieruit kan vooral geconcludeerd worden dat de trail van het toezicht op de kwaliteit van locaties niet te volgen is als de stukken niet voorhanden zijn. Wat betreft de handhaving van de Wet is opgevallen dat tot voor kort een zeer algemene brief naar de houders van locaties werd gestuurd om hen te wijzen op tekortkomingen die geconstateerd waren tijdens de inspecties van de GGD. Tot voor kort was ook geen sprake van een handhavingsbeleid, dit is kortgeleden regionaal opgepakt en zal naar zeggen binnenkort ook in Amersfoort ingevoerd worden. Daarnaast viel op dat een periode sprake is geweest van een grote handhavingszaak en dat men hoger in de organisatie niet goed op de hoogte bleek te zijn van deze (inmiddels opgeloste) handhavingszaak. De eisen in de wet- en regelgeving afvinkende zijn verder nog de volgende zaken opgevallen: •
Bij het opnemen van meldingen van een voornemen tot exploitatie en het vervolgens al dan niet overgaan tot een registratie is tijdens het onderzoek opgevallen dat geen communicatie plaatsvindt met andere gemeenten. Daarmee worden elders afgewezen voornemens niet opgemerkt. Dit punt is wellicht meer van toepassing op de GGD maar binnen en vanuit de gemeente zou men hier ook meer acht op kunnen slaan.
•
Een overzicht met aantal aanbieders, aantal locaties per type en het aantal kinderen is niet direct voor handen. Het register en het overzicht sloten ook niet op elkaar aan. Het zicht op locaties lijkt daarmee te rammelen.
•
Aan de eis in de Wet om het opnemen van een locatie in het register bekend te maken in huis-aan-huisbladen wordt niet door de gemeente voldaan. Dit geldt ook voor de eis om bekend te maken dat de GGD is aangewezen als toezichthouder.
32
•
De gemeente dient een modelformulier beschikbaar te stellen voor het melden van een voornemen tot exploitatie, dit formulier is niet aanwezig.
•
De gemeente dient jaarlijks een gemeentelijk verslag op te stellen met een overzicht van de GGD-inspecties en, kort gezegd, de belangrijkste issues die zijn gebleken uit de inspecties. Dit dient aan de Inspectie gezonden te worden en aan de Gemeenteraad. De Gemeenteraad ontvangt echter geen jaarverslag.
•
In een aantal gevallen zijn in 2008 de inspectierapporten laat ontvangen, het gevolg hiervan kan zijn dat punten die zijn ontdekt tijdens een inspectie pas een half jaar na de inspectie opgelost (kunnen) zijn.
6.3 De Aanbevelingen Concreet komt de Rekenkamercommissie op basis van haar onderzoek tot de volgende aanbevelingen: 1. Breng de werkzaamheden die noodzakelijk zijn om aan de eisen van de wet- en regelgeving te voldoen in kaart en stel hiervan een beschrijving op. Denk hierbij ook aan noodzakelijke controlemechanismen. Op deze manier wordt ook de structuur van de invulling van de taken duidelijk. 2. Schat de risico’s in die de gemeente kan lopen bij dit onderwerp en mitigeer deze naar wens. 3. Zorg dat de organisatie zicht heeft op de volledigheid van de inspecties die de GGD in het kader van de wet- en regelgeving uit dient te voeren. 4. Kijk over de schouder van de GGD mee bij het anticiperen van de inspectiecapaciteit in het kader van toekomstige groei van locaties. 5. Stem met de GGD een ontvangsttermijn af omtrent inspectierapporten zodat aanwijzingen, en daarmee het verhelpen van geconstateerde punten, niet onnodig lang op zich laten wachten. 6. Breng het register op de gemeentelijke website op orde, houd deze actueel en omschrijf op duidelijke wijze wat gebruikers mogen verwachten van een dergelijk gepubliceerd register. Breng waar nodig voorbehoud aan. 7. Zorg voor een eenduidige en volledige dossiervorming per opvanglocatie, zodat de trail van het toezicht op de kwaliteit altijd volgbaar en helder is. 8. Pak het toekomstige handhavingsbeleid stevig op en ga door met het gericht sturen van aanwijzingen. Volg ook de vervolginspecties van de GGD in deze. Breng daarnaast een opgaande communicatielijn aan inzake handhavingszaken. 9. Bied de Gemeenteraad een jaarverslag rond de kwaliteit van de kinderopvang aan. 10. Ga na of het mogelijk is om informatie met andere gemeenten te delen, bijvoorbeeld
met de gemeenten van Eemland, inmiddels Midden-Nederland.
33
GEBRUIKTE STUKKEN / INTERVIEWS Boeken Wet kinderopvang, Lexplicatie, De complete wetgeving toegelicht, door: mr. drs. E.Soetendal, Kluwer, laatste druk (bijgewerkt tot en met 1 januari 2007) Wet kinderopvang en nadere regelgeving, door: Eveline Berghuis en mr. Lance op den Camp, Schulinck, editie januari 2009 Amersfoort in cijfers 2008, uitgave van sector DIA, Onderzoek en Statistiek
Syllabi Reader Basistraining kinderopvang 2009, uitgave van VNG Kwaliteit handhaven in de kinderopvang, Handreiking voor een transparant handhavingsbeleid, door E. Dekker en R. Veldhuis, uitgave van VNG i.s.m. Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn NV, Den Haag 2008
Persberichten Persbericht Gemeente Amersfoort, dd 18 maart 2009: “Vestigingsmogelijkheden kinderopvang verruimd” Persbericht Inspectie van het Onderwijs, februari 2009, nummer 1: “Meer aandacht voor handhaving kinderopvang nodig”
Websites www.amersfoort.nl/feitenencijfers, www.minocw.nl, www.kinderopvang.net, www.vng.nl, www.onderwijsinspectie.nl
Gevolgde cursussen Basistraining Kinderopvang in uw gemeente: wat en hoe?, VNG bijeenkomst 9 april 2009
Overige stukken Signalen Amersfoort, Onderwijsinspectie Rapport ‘Kwaliteit gemeentelijk toezicht Kinderopvang 2007’, inspectierapport 2008-38, januari 2009
34
Interviews (alfabetische volgorde) Luuk ter Berg (directeur Welzijn, Sociale Zekerheid en Onderwijs) Gert Boeve (Wethouder Jeugd, Welzijn, Economische Zaken en Vathorst) Barend van den Bos (Adviseur Juridische Kwaliteitszorg) Hans van Daalen (Wethouder Zorg en Volksgezondheid, Stedelijk Beheer, Coördinatie Handhaving en WMO) Nynke Dijkstra (beleidsadviseur Zorg en Integratie) Henriëtte Karavias – de Meij (medewerker Vastgoed en Voorzieningen) Carole Sombroek (hoofd Welzijn en Onderwijs)
35
Bijlage 1 Overzicht van de wet- en regelgeving
Model gemeentelijk verslag Wet kinderopvang 2008
Wijziging Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en werkwijze toezichthouder 9 juli 2008
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (versie 03-04-2008)
Wijziging Beleidsregels kwaliteit kinderopvang
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang (versie 10-11-2004)
Beleidsregels werkwijze toezichthouder (versie 03-04-2008)
Wijziging Beleidsregels werkwijze toezichthouder kinderopvang
Wijziging Beleidsregels werkwijze toezichthouder
Beleidsregels werkwijze toezichthouder (versie 10-11-2004)
Regeling Indexering kinderopvang 2008
De Wet kinderopvang
Besluit tegemoetkoming kosten kinderopvang
Regeling Wet kinderopvang
Wijziging Regeling Wet kinderopvang
Fiscale uitvoeringsregeling
Fiscale regeling bemiddelingskosten
Toelichting bij gemeentelijk verslag Wet kinderopvang 2005
Tijdelijk besluit innovatieve kinderopvang 24 februari 2005
Selectieformulier. Basisgegevens voor het toezicht op kinderopvang juni 2008
Modelrapport buitenschoolse opvang juni 2008
Modelrapport dagopvang juni 2008
Modelrapport gastouderopvang juni 2008
Toetsingskader buitenschoolse opvang juni 2008
Toetsingskader dagopvang juni 2008
Toetsingskader gastouderopvang juni 2008
36
Bijlage 2 Geselecteerde locaties voor testwerk Overzicht kinderopvanglocaties verdeeld over de 5 geselecteerde wijken
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
Kinderdagverblijven (KDV) in de 5 wijken + selectie naam Bergenboulevard Bubbels De Jonkvrouw De Krullevaar Plons De Puntmuts Spetter De Zilverberg De Papegaai Benjamin Benjamin Vathorst Larix Kids & Co Mickey's Calveen Mickey's Kattenbroek Mickey's Nieuwland Kruimelland Dribbel Safari Benjamin Vathorst
aanbieder SKA SKA SKA SKA SKA SKA SKA SKA De Papegaai Kids Care Too Kids Care Too KBP Kids en Co Mickey's Mickey's Mickey's Kruimelland Dribbel Safari Kids Care Too
wijk Vathorst Hoogland Kattenbroek Hoogland Nieuwland Soesterkwartier Nieuwland Vathorst Nieuwland Hoogland Vathorst Soesterkwartier Kattenbroek Nieuwland Kattenbroek Nieuwland Soesterkwartier Hoogland Vathorst Vathorst
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Buitenschoolse opvang (BSO) in de 5 wijken + selectie naam Elmo De Jonker De Krullevaar De Piramide De Snorkels Koalah Olleke Bolleke De Tijgers De Blauwe Wants De Blauwe Piranha De Blauwe Piranha De Blauwe Vuurvlieg De Blauwe Piranha De Blauwe Piranha De Blauwe Siamees De Blauwe Siamees De Blauwe Siamees De Blauwe Gekko De Blauwe Kever Wizzle Ben & Belle Acht Ben & Belle De Dobber De Blauwe Varaan De Blauwe Karper Kick De Blauwe Beloega
aanbieder SKA SKA SKA SKA SKA KOALAH Stap SWA SKON SKON SKON SKON SKON SKON SKON SKON SKON SKON SKON SKK Kids Care Too Acht Kids Care Too SKA SKON SKON SKA SKON
wijk Vathorst Kattenbroek Hoogland Soesterkwartier Nieuwland Vathorst Kattenbroek Soesterkwartier Hoogland Nieuwland Nieuwland Vathorst Nieuwland Nieuwland Kattenbroek Kattenbroek Kattenbroek Soesterkwartier Vathorst Kattenbroek Vathorst Soesterkwartier Vathorst Nieuwland Soesterkwartier Soesterkwartier Hoogland Vathorst
Kattenbroek Nieuwland Soesterkwartier Hoogland Vathorst
KDV 3 5 3 4 5 20
= geselecteerd
5
Kattenbroek Nieuwland Soesterkwartier Hoogland Vathorst
BSO 6 6 6 3 7 28
= geselecteerd
5
Per wijk 1 KDV en 1 BSO geselecteerd uit reeds lopende locaties 2008. De grote aanbieders zitten in de selectie, maar ook de kleinere met enkele of 1 locatie zijn vertegenwoordigd Geen locaties dubbel (dus zowel bij KDV als bij BSO) De locatie waar de kinderen van de secretaris van de Rekenkamercommissie opgevangen worden is buiten de selectie gelaten. Geselecteerde Gastouderbureaus (GOB) naam 1 100% Thuis 2 Gastouderopvang SKA 3 Lieve Kinderen 4 Kinop Amersfoort kende in 2008 11 GOB's, hiervan zijn er 4 geselecteerd voor het testwerk. Een selectie uit GOB's is op stadsniveau gegaan, omdat er geen link is met de stadswijken.
37
Bijlage 3 Onderwijsinspectie, onderzoek 2008 Toezicht en handhaving kwaliteit kinderopvang kunnen beter 5 februari 2010 Gemeenten handhaven nog te weinig; daardoor blijven tekortkomingen in de kwaliteit van de kinderopvang onnodig lang bestaan. De registers waarin gegevens over de kinderopvangcentra staan, blijken vaak niet op orde, terwijl er in 2010 een Landelijk Register Kinderopvang op stapel staat. De Onderwijsinspectie vindt dat het toezicht van de gemeenten op de kinderopvang beter kan en moet. Deze en andere bevindingen staan in de rapporten ‘Kwaliteit gemeentelijk toezicht kinderopvang 2008’ en ‘Kwaliteit gastouderbureaus, het handhaven waard’. Handhaving Nog te weinig gemeenten komen in actie als door de GGD tekortkomingen worden geconstateerd bij een kinderopvanglocatie. Als ze dat wel doen, duurt het vaak lang voor ze maatregelen nemen. Gemeenten moeten beter volgen of de kwaliteit bij het kindercentrum of gastouderbureau inmiddels verbeterd is. De inspectie maakt sinds eind 2009 afspraken met gemeenten over de verbetering van de uitvoering van toezicht en handhaving. De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) helpt gemeenten hierbij waar nodig. De inspectie ziet dit traject als een belangrijk middel om een stap vooruit te zetten. Register Het register waar alle kinderopvanglocaties in vermeld staan, wordt slecht bijgehouden. Ouders hebben alleen recht op een kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst als de locatie in het gemeentelijk register staat. Het is dus belangrijk dat gemeenten deze registratie op orde hebben. Dit belang neemt toe omdat er in 2010 een Landelijk Register Kinderopvang komt. Samenwerking De Onderwijsinspectie beveelt gemeenten aan consequenter op te treden tegen kinderopvanglocaties die niet op orde zijn, en systematischer te volgen of tekortkomingen zijn opgelost. De inspectie constateert dat het toezicht verbetert als gemeenten en GGD’en meer met elkaar uitwisselen over de uitvoering van de inspecties. Gemeenten die minder presteren, kunnen winst halen door (meer) samenwerkingsverbanden aan te gaan met andere gemeenten. Overleg Positief is dat het totaal aantal uitgevoerde onderzoeken in 2008 is gestegen ten opzichte van 2007. Door de sterke groei van het aantal kinderopvanglocaties kon evenwel nog geen dekkend toezichtregime bereikt worden. Aanvullend onderzoek bij kinderopvangcentra die kwaliteitsgebreken hadden, blijkt te werken. Dat draagt bij aan een beter en effectiever toezicht in de kinderopvang. Over de noodzakelijke aanpassingen is constructief overleg gaande tussen de inspectie, het ministerie van OCW, GGD Nederland en de VNG. Bron: www.onderwijsinspectie.nl
38
Vragen raadsleden aan college De Ronde, 1 maart 2011, 20.30 uur Molendijkzaal (0.01) Aangemelde onderwerpen: Nr. Raadslid 1. Koet (GrL)
Portefeuillehouder Bolsius
Onderwerp vraag / vragen situatie opvang (zwerf)huisdieren Amersfoort e.o.
Onderwerpen aangemelde vragen
De Ronde en Het Plein Datum: Aanvang:
dinsdag 1 maart 2011 19:00
PvdA: Motie korting subsidie bij overschrijding Balkenende-norm Peiling (motie) Actualisatie detailhandelsbeleid Voorbereiding besluit
Onderwerpen aangemelde vragen
PvdA: Motie korting subsidie bij overschrijding Balkenende-norm Peiling (motie) Reg.nr.: 3709605 Van: Raadsfractie PvdA Ambtelijk contact: Mehciz (033 469 4464) Portefeuillehouder: Buijtelaar Opsteller: Smits Alvarez (PvdA) Samenvatting: De PvdA fractie heeft begin 2011 het College van B&W via de Concernstaf gevraagd inzicht te bieden in de salarissen van bestuurders van instellingen en organisaties die gemeentelijke subsidie ontvangen of bedrijven waarvan de gemeente aandeelhouder is. De vraag is of deze bestuurders meer verdienen dan de Balkenendenorm (jaarinkomen 188.000 is incl. pensioenbijdrage, (evt.) ontslagvergoedingen en/of overige vergoedingen) in het jaar 2010. Het College heeft via de Concernstaf laten weten dat hiervoor geen apart overzicht beschikbaar is, maar dat desgewenst jaarverslagen in te zien zijn. De PvdA wil hier graag duidelijkheid over en vraagt daarom via de gemeenteraad om dit inzicht toch te bieden. De PvdA vindt het niet gepast dat bestuurders van instellingen en organisaties die gemeentelijke subsidie ontvangen of bedrijven waarvan de gemeente aandeelhouder is, meer verdienen dan de Balkenende-norm. Reden van aanbieding: De PvdA wil de mening peilen over de motie "Korting subsidie bij overschrijding Balkenende-norm". Van de raad wordt gevraagd: Zich uit te spreken over de volgende punten: 1. het college te verzoeken om gemeenteraad voor juni 2011 inzicht te bieden in de salarissen van bestuurders van instellingen en organisaties die gemeentelijke subsidie ontvangen of bedrijven waarvan de gemeente aandeelhouder is of deze meer verdienen dan de Balkenendenorm (jaarinkomen 188.000 is incl. pensioenbijdrage, (evt.) ontslagvergoedingen en/of overige vergoedingen) in het jaar 2010? 2. het wijzigingen van de gemeentelijke subsidieverordening zodanig dat subsidies worden gekort van instellingen/organisaties indien de bestuurders meer salaris ontvangen dan de Balkenende-norm? Vervolgtraject: Afhankelijk van de resultaten van de bespreking in de Ronde van 1 maart 2011 zal de motie worden aangemeld voor Het Besluit. Doel activiteit: Peiling Soort document: Motie Soort verslag: Verslag Bijbehorende documenten: /smartsite.shtml?ch=&id=229117 "Korting subsidie bij overschrijding Balkenende-norm"
Onderwerpen aangemelde vragen
Actualisatie detailhandelsbeleid Voorbereiding besluit Reg.nr.: 3704503 Van: College van B&W Ambtelijk contact: Koster (033 469 4527) Portefeuillehouder: Boeve Opsteller: Koster Samenvatting: De detailhandelsector ontwikkelt snel. Om ervoor te zorgen dat het beleid voldoende aansluit op nieuwe ontwikkelingen is het van belang dat beleid met regelmaat wordt geactualiseerd. Het detailhandelsbeleid heeft twee doelen: het geeft een visie (zie raadsvoorstel) op detailhandel in de stad en het biedt een toetsingskader voor economische afwegingen bij nieuwe detailhandelsontwikkelingen die niet passen in het bestemmingsplan. Door het toetsingskader consistent uit te voeren geeft de gemeente marktpartijen zekerheid over investeringen in Amersfoort. Reden van aanbieding: Het geactualiseerde detailhandelsbeleid wordt aan de Ronde aangeboden ter bespreking, ter voorbereiding op het Besluit. Van de raad wordt gevraagd: Het beleid en de toetsingskaders voor detailhandel, zoals verwoord in hoofdstuk 2 van de Nota Detailhandel 2011, vast te stellen. Vervolgtraject: Na vaststelling wordt het geactualiseerde detailhandelsbeleid gepubliceerd. Het geactualiseerde beleid treedt de dag na publicatie in werking. Doel activiteit: Voorbereiding besluit Soort document: Raadsvoorstel Soort verslag: Besluitenlijst Bijbehorende documenten: /smartsite.shtml?ch=&id=229108 (nr. 3677264) : /smartsite.shtml?ch=&id=229109 (nr. 3679574) : /smartsite.shtml?ch=&id=229111 en /smartsite.shtml?ch=&id=229110informatiebijeenkomst 10-1-2011 : E-mails Vahstal Holding BV (nr. 3709317 en 3711768) Achterliggende documenten: http://www.amersfoort.nl/docs/bis/raad/2008/RIB/Raadsinformatiebrief%202008%20nr%2048%2C%20Projecten%20in%20de%20binnenstad.pdf Projecten in de binnenstad : http://www.amersfoort.nl/docs/bis/raad/2010/RIB/Raadsinformatiebrief%202010%20nr%20106%2C%20Stand%20van%20zaken%20ontwikkeling%20nieuw%20detailhandelsbeleid.pdf Stand van zaken ontwikkeling nieuw detailhandelsbeleid : http://www.amersfoort.nl/docs/bis/raad/2009/Raadsstukken/09%20september/3090174v2%20raadsbesluit%20%20Visie%20op%20de%20Binnenstad.pdf Economische Verkenning Voorzieningenkern Binnenstad Raadsbesluit 22-9-2009 (pdf) Raadsinformatiebrief 2008-48 (pdf) Raadsinformatiebrief 2010-106 (pdf) lijst genodigden en aanwezigen (pdf)
Onderwerpen aangemelde vragen
Verslag (pdf)
Gemeente Amersfoort
RAADSVOORSTEL
Van Aan Portefeuillehouder
: Burgemeester en Wethouders : Gemeenteraad : Wethouder G. Boeve
B&W-vergadering De Ronde
: 19-05-2009 : 09-06-2009 16-06-2009 30-06-2009 : 07-07-2009 22-09-2009 : 22-09-2009
Agenda Het Besluit Vastgesteld besluit
Reg.nr. Datum Agendapunt
: 3090174v2 : 9 september 2009 : HB-3
Van de agenda afgevoerd; in september opnieuw agenderen. Aangepast voorstel Geamendeerd aangenomen
TITEL Visie op de Binnenstad
BESLISPUNTEN I In te stemmen met de richtinggevende keuzes uit de Visie op de Binnenstad: 1. de binnenstad heeft een voorrangspositie in het detailhandelsbeleid; 2. het kernwinkelgebied uitbreiden tot de voorzieningenkern; 3. meer flexibiliteit voor functies in de voorzieningenkern; 4. aantrekkelijke binnenstadsentrees (Arnhemsestraat, Utrechtsestraat, Hellestraat); 5. voor de bereikbaarheid van de binnenstad heeft de fiets prioriteit. Hierbij zijn ook goede mogelijkheden voor fietsparkeren van belang; 6. binnen de bestaande mogelijkheden zoeken naar verbeteringen voor de autobereikbaarheid en de parkeergelegenheid; 7. ingetogen en overzichtelijke inrichting van de openbare ruimte; 8. zorgvuldig beheer en onderhoud van de openbare ruimte; 9. hoogwaardige kwaliteitseisen aan gevels in de hele binnenstad; 10. bij wonen in de binnenstad horen geluid en drukte, maar er zijn in de binnenstad ook plekken waar je rustig kunt wonen; 11. de binnenstad mag en kan levendiger; 12. gezamenlijke uitvoeringsagenda opstellen met daarin afspraken over wie waarvoor verantwoordelijk is. II Opdracht te geven aan het college om de Visie op de Binnenstad uit te werken in een uitvoeringsagenda samen met betrokken partijen die de verschillende belangen in de stad vertegenwoordigen.
AANLEIDING De Visie op de Binnenstad komt voort uit de motie ‘Structuurverbeteringen binnenstad’ van 29 mei 2007, van CDA, VVD en PvdA. In deze motie draagt de gemeenteraad ons op om de mogelijkheden voor verbetering van de economische structuur van de binnenstad te onderzoeken. Wij hebben in overleg met ondernemers, pandeigenaren en bewoners van de binnenstad de Visie op de Binnenstad opgesteld. De Visie op de Binnenstad doet richtinggevende uitspraken over de toekomst van de binnenstad. Een gezonde economie is het anker van een vitale binnenstad. Daarom maken wij in deze visie keuzes die primair het economisch functioneren van de binnenstad versterken. De keuzes worden gemaakt vanuit economisch perspectief, maar vormen ook randvoorwaarden voor andere beleidsterreinen. De keuzes zijn realistisch, omdat er rekening is gehouden met de geldende kaders van andere beleidsterreinen. De richtinggevende keuzes in de Visie op de Binnenstad zijn gedeeltelijk nieuwe keuzes, en zijn gedeeltelijk een bevestiging van bestaand beleid. In de visie is dit onderscheid aangegeven. De keuzes Inlichtingen bij:
W.M. Koster, SOB/EZ, (033) 469 45 27
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 3090174 pagina 2
vormen tezamen een samenhangend beeld voor de binnenstad. Het is een pakket van keuzes dat gezamenlijk het economisch functioneren van de binnenstad versterkt. De Visie op de Binnenstad geeft richting aan de toekomst voor de binnenstad, maar tegelijkertijd blijft er veel ruimte om samen met de betrokken partijen bij de binnenstad de uitvoering concreet in te vullen. Hiervoor stellen we een gezamenlijke uitvoeringsagenda op waarin we taken verdelen en afspraken maken over wie waar verantwoordelijk voor is. De Visie op de Binnenstad bestaat uit vier onderdelen: (1) kernwaarden, (2) ambities en visie, (3) kernvragen en keuzes en (4) de uitvoeringsagenda. Deze vier onderdelen bouwen op elkaar voort en vormen samen de Visie op de Binnenstad.
BEOOGD EFFECT In de Visie op de Binnenstad spreken we de ambities voor de binnenstad uit. Er worden vier kernwaarden van de binnenstad benoemd: historie, economie, cultuur en wonen. Het zijn de typische en daarmee unieke kwaliteiten van de Amersfoortse binnenstad. Op deze vier kernwaarden worden ambities uitgesproken voor de toekomst: 1. 2. 3. 4.
Historie: Historische kwaliteit van de binnenstad nog sterker tot uiting laten komen. Economie: Economische vitaliteit en attractiviteit van de binnenstad versterken. Cultuur: Culturele dynamiek in de binnenstad vergroten; binnenstad als cultureel hart van stad en regio Wonen: Een stevige en gevarieerde woningvoorraad in de binnenstad behouden.
Deze vier ambities zijn samenhangend en versterken elkaar. In één zin is de Visie op de toekomst Binnenstad: ‘De binnenstad van Amersfoort is duurzaam vitaal en heeft een sterke functie voor de stad en haar regio’. Dit is het beoogde effect voor de binnenstad.
ARGUMENTEN Kijkend naar de ambities zien we vier kernvragen. Onze keuzes vormen het antwoord op die vragen. In de kernvragen wordt duidelijk dat belangen in de binnenstad soms verschillen. We willen in de Visie op de Binnenstad op deze onderwerpen duidelijke en richtinggevende keuzes maken om zo een heldere koers uit te zetten voor de binnenstad. Kernvraag 1: Wat doen we om in concurrentie met stad en regio ondernemen in de binnenstad zo veel als mogelijk de ruimte te geven? Keuzes: 1. de binnenstad heeft een voorrangspositie in het detailhandelsbeleid; 2. het kernwinkelgebied uitbreiden tot de voorzieningenkern1; 3. meer flexibiliteit voor functies in de voorzieningenkern; 4. aantrekkelijke binnenstadsentrees (Arnhemsestraat, Utrechtsestraat, Hellestraat); 5. voor de bereikbaarheid van de binnenstad heeft de fiets prioriteit. Hierbij zijn ook goede mogelijkheden voor fietsparkeren van belang; 6. binnen de bestaande mogelijkheden zoeken naar verbeteringen voor de autobereikbaarheid en de parkeergelegenheid zoeken; Kernvraag 2: Wat doen we om de binnenstad mooi, schoon en heel te houden? Keuzes: 7. ingetogen en overzichtelijke inrichting van de openbare ruimte; 8. zorgvuldig beheer en onderhoud van de openbare ruimte; 9. hoogwaardige kwaliteitseisen aan gevels in de hele binnenstad;
1
Hellestraat, Sint Jorisstraat, Sint Jorisplein, Riddergang, Utrechtsestraat, Amicitia, Arnhemsestraat, Koestraat, Varkensmarkt, Langestraat, Scherbierstraat, Mooierstraat, Lieve Vrouwekerkhof, Krankenledenstraat, Lievevrouwestraat, Krommestraat, Hof, Windsteeg, Groenmarkt, Peperstraat, Zevenhuizen.
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 3090174 pagina 3
Kernvraag 3: Wat is een goede mix tussen economie, wonen, cultuur en toerisme? Keuzes: 10.bij wonen in de binnenstad horen geluid en drukte, maar er zijn in de binnenstad ook plekken waar je rustig kunt wonen; 11.de binnenstad mag en kan levendiger; Kernvraag 4: Hoe en met wie gaan we de Visie op de Binnenstad uitvoeren? Keuze: 12.gezamenlijke uitvoeringsagenda opstellen met daarin afspraken over wie waarvoor verantwoordelijk is.
KANTTEKENINGEN 1.1 Uitwerking en uitvoering De Visie op de Binnenstad geeft richting aan voor de toekomst van de binnenstad. Om de Visie te realiseren is het nodig om de hoofdlijnen die de Visie aangeeft verder in te vullen en werk te maken van de beschreven ambities. Dit betekent dat er gedurende een lange periode concrete acties moeten worden opgepakt en uitgevoerd door alle betrokken partijen bij de binnenstad. Hiervoor stellen we samen met deze partijen een uitvoeringsagenda op. 1.2 Samenwerking De resultaten van de Visie op de Binnenstad zijn in grote mate afhankelijk van een goede samenwerking met betrokken partijen bij de binnenstad en van wederzijdse inspanningen. De gemeente is in deze samenwerking één van de betrokken partijen. Dit betekent dat in het vervolgproces niet alleen de gemeente aan zet zal zijn, maar alle betrokkenen het proces dragen. Dat houdt ook in dat de gemeente niet op alle onderwerpen een beslissende eindstem zal hebben: de gemeente pakt de taken op die passend zijn bij de verantwoordelijkheden van de overheid. De andere onderwerpen worden uitgevoerd door overige partijen uit de binnenstad. Deze partijen geven in dat geval ook richting aan de onderwerpen. 1.3 Keuzes maken De Visie op de Binnenstad resulteert in een aantal keuzes. De keuzes zijn samenhangend en versterken elkaar. Door te kiezen voor het totaalpakket aan keuzes wordt maximaal de ruimte gegeven voor de ambities voor de binnenstad. Door een selectie te maken in deze keuzes, of de keuzes te matigen wordt deze ruimte kleiner. 1.4 Economisch perspectief Een gezonde economie is het anker van een vitale binnenstad. In de Visie op de Binnenstad maken wij daarom keuzes die primair het economisch functioneren van de stad versterken. De keuzes worden gemaakt vanuit economisch perspectief, maar vormen ook randvoorwaarden voor andere beleidsterreinen. De keuzes zijn realistisch, omdat er rekening is gehouden met de geldende kaders van andere beleidsterreinen. Omdat de visie is geschreven vanuit een economisch perspectief zijn de onderwerpen behandeld die in dat kader van belang zijn.
FINANCIËN In de Visie op de Binnenstad zijn richtinggevende keuzes gemaakt voor de toekomst van de binnenstad. Met deze Visie op de Binnenstad worden geen financiële besluiten genomen. De financiële besluiten worden genomen bij de toekomstige uitwerking van de verschillende onderwerpen. Na vaststelling van de visie stellen we met betrokken partijen een uitvoeringsagenda op. In de uitvoeringsagenda maken we concrete afspraken over met welke acties we uitvoering gaan geven aan de Visie op de Binnenstad en wie waarvoor (financieel) verantwoordelijk is. De op te stellen uitvoeringsagenda bestaat uit actiepunten voor alle betrokken partijen van de binnenstad. De gemeente is één van die partijen en zal een aantal van de actiepunten voor haar rekening nemen. Bij het opstellen van de uitvoeringsagenda wordt duidelijk welke actiepunten er precies op de agenda komen te staan. Daarbij wordt ook duidelijk voor welke taken de gemeente verantwoordelijk is en wat daarvan de financiële consequenties zijn. In de begroting is hiervoor nog geen budget voorzien. Een eerste aanzet voor de uitvoeringsagenda is in de Visie opgenomen.
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 3090174 pagina 4
VERVOLG Na besluitvorming over de Visie op de Binnenstad zal de uitvoeringsagenda samen met de betrokken partijen worden opgesteld. In de uitvoeringsagenda van de Visie op de Binnenstad maken we afspraken over wie waar verantwoordelijk voor is. We geven aan wanneer we met een onderwerp van start gaan en wanneer we het willen afronden en we monitoren met regelmaat gezamenlijk de voortgang van de uitvoeringsagenda. De uitvoeringsagenda is dynamisch. In overleg met elkaar worden er nieuwe actiepunten aan toegevoegd en worden gerealiseerde actiepunten weggestreept van de agenda. De gemeente is in dit proces één van de participerende partijen en heeft een faciliterende rol in het proces. Nadat de deelnemende partijen hebben ingestemd met de uitvoeringsagenda kunnen betrokken partijen de actiepunten op de agenda uitvoeren. De tijdsplanning van de verschillende actiepunten wordt opgenomen in de uitvoeringsagenda.
BETROKKEN PARTIJEN De Visie op de Binnenstad is in overleg met betrokken partijen bij de binnenstad (ondernemers, pandeigenaren en bewoners) tot stand gekomen. Hiervoor zijn drie bijeenkomsten gehouden. De eerste twee bijeenkomsten vonden plaats in mei/juni 2008. Daar is aan de betrokkenen bij de binnenstad gevraagd naar hun visie op de binnenstad. Tegelijkertijd zijn er gesprekken gevoerd met uw college en met de betrokken beleidsafdelingen. De informatie uit deze gesprekken is de basis van de Visie op de Binnenstad en de keuzes die daarin worden gemaakt. Na de bijeenkomsten in het voorjaar van 2008 is er gewerkt aan de Visie. Het resultaat hebben wij in concept in een derde bijeenkomst in maart 2009 voorgelegd aan de betrokken partijen bij de binnenstad. Tijdens deze bijeenkomst zijn er een aantal reacties gekomen op de concept Visie op de Binnenstad. Deze reacties zijn grotendeels verwerkt in de Visie op de Binnenstad die wij u hebben voorgelegd ter besluitvorming. Na de besluitvorming over de Visie op de Binnenstad zal de stad worden geïnformeerd over de Visie op de Binnenstad door middel van een persbericht en Stadsberichten. Ook wordt met betrokken partijen de uitvoeringsagenda opgesteld. Dit doen wij samen met ondernemers, pandeigenaren, bewoners en andere partijen die een bijdrage kunnen leveren aan de uitvoering van de Visie op de Binnenstad.
Burgemeester en wethouders van Amersfoort, de secretaris,
de burgemeester,
H. Huitink
A. van Vliet-Kuiper
Bijlagen
- ontwerp-raadsbesluit - Visie Binnenstad Amersfoort vanuit een economisch perspectief
Gemeente Amersfoort
RAADSBESLUIT
Reg.nr.3090174
De raad van de gemeente Amersfoort; op basis van het voorstel van burgemeester en wethouders van 21 april 2009, sector SOB/EZ (nr.3090174); b e s l u i t:
I de naam "Visie Binnenstad Amersfoort" te wijzigen in "Economische Verkenning Voorzieningenkern Binnenstad" II in te stemmen met de richtinggevende keuzes uit de Economische Verkenning Voorzieningskern Binnenstad: 1. de binnenstad heeft een voorrangspositie in het detailhandelsbeleid; 2. het kernwinkelgebied uitbreiden tot de voorzieningenkern; 3. meer flexibiliteit voor functies in de voorzieningenkern; 4. aantrekkelijke binnenstadsentrees (Arnhemsestraat, Utrechtsestraat, Hellestraat); 5. voor de bereikbaarheid van de binnenstad heeft de fiets prioriteit. Hierbij zijn ook goede mogelijkheden voor fietsparkeren van belang; 6. binnen de bestaande mogelijkheden zoeken naar verbeteringen voor de autobereikbaarheid en de parkeergelegenheid; 7. ingetogen en overzichtelijke inrichting van de openbare ruimte; 8. zorgvuldig beheer en onderhoud van de openbare ruimte; 9. hoogwaardige kwaliteitseisen aan gevels in de hele binnenstad; 10.bij wonen in de binnenstad horen geluid en drukte, maar er zijn in de binnenstad ook plekken waar je rustig kunt wonen; 11.de binnenstad mag en kan levendiger; 12.gezamenlijke uitvoeringsagenda opstellen met daarin afspraken over wie waarvoor verantwoordelijk is. III opdracht te geven aan het college om de Economische Verkenning Voorzieningen Binnenstad uit te werken in een uitvoeringsagenda samen met betrokken partijen die de verschillende belangen in de stad vertegenwoordigen.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 22 september 2009. de griffier
de voorzitter
Gemeente Amersfoort
RAADSINFORMATIEBRIEF NR 48 Van Aan Portefeuillehouder
: Burgemeester en Wethouders : gemeenteraad : Wethouder drs. M.M. van ’t Veld Wethouder Mr. P.J.T. van Daalen Wethouder Mr. R. Luchtenveld
Reg.nr. Datum Programma
: 2707861 : 15 april 2008 : 7. Economie en bereikbaarheid
TITEL Projecten in de binnenstad
KENNISNEMEN VAN Wij informeren u hierbij over de inhoud het proces en de planning van de projecten die in 2008 in de binnenstad van start gaan.
AANLEIDING Tijdens de behandeling van de meerjarenbegroting 2008-2011 hebben wij u toegezegd u nader te zullen informeren over de lopende projecten in de binnenstad. In 2008 wordt gewerkt aan een Visie op de Binnenstad. Het is een richtinggevend document waarin de kernwaarden van de Binnenstad worden omschreven aan de hand waarvan belangrijke keuzes worden gemaakt. Aan de hand van de keuzes die in het kaderdocument ‘Visie op de Binnenstad’ zijn gemaakt, worden meer specifieke onderwerpen uitgewerkt. Zo worden in 2008 de kaders en mogelijkheden voor een autoluwe binnenstad verkend en worden ondertussen de projecten ‘ondergrondse afvalinzameling’ en ‘fietsparkeren’ gestart.
KERNBOODSCHAP Visie op de Binnenstad In de eerste helft van 2008 zal worden gewerkt aan een Visie op de Binnenstad. Het beoogde resultaat is een richtinggevend document, dat leidend is bij toekomstige ontwikkelingen en keuzes. Een document waarin keuzes worden gemaakt over de verschillende functies van de binnenstad, en de uitgangspunten voor de verdere ontwikkeling daarvan. Na vaststelling van de Visie op de Binnenstad wordt het gemeentelijk detailhandelsbeleid geactualiseerd. In januari en februari zijn intern gesprekken gevoerd over doel, inhoud, vorm en proces van de Visie Binnenstad. Vervolgens zullen er extern gesprekken worden gevoerd met stakeholders. Op basis van deze gesprekken komt een collegevisie op de binnenstad tot stand. De binnenstadsvisie wordt vervolgens door uw college aan de gemeenteraad gepresenteerd. Na gesprekken met de gemeenteraad over de Visie op de Binnenstad wordt de visie onderwerp van een maatschappelijk- en politiek debat. Na afronding van dit debat kan de Visie op de Binnenstad (na eventuele aanpassingen) vastgesteld worden door de gemeenteraad. We streven naar vaststelling van de Visie op de Binnenstad in kwartaal 3, 2008. Andere projecten in de binnenstad in 2008 De Visie op de Binnenstad is een kaderstellend document, een visie op hoofdlijnen. In samenhang met deze visie zal een aantal projecten worden uitgevoerd. In 2008 gaat het daarbij om ondergrondse afvalinzameling, fietsparkeren en de verkenning voor mogelijkheden van een autoluwe binnenstad. In 2008 wordt een haalbaarheidsstudie uitgevoerd naar de invoering van een autoluwe binnenstad. Dit op basis van de peiling die hierover op 8 april heeft plaatsgevonden. In de studie worden antwoorden gezocht op vragen over met name alternatieve parkeergelegenheid en draagvlak. Het vinden van de antwoorden zal in participatie met belanghebbenden gaan plaatsvinden.
Inlichtingen bij:
W.M. Koster, SOB/EO, (033) 469 45 27
Gemeente Amersfoort raadsinformatiebrief 2707861
Momenteel onderzoeken wij de mogelijkheden voor het invoeren van een systeem voor ondergrondse afvalinzameling. Dit betekent onder andere dat de investerings- en exploitatiekosten worden geraamd en mogelijkheden voor financiële dekking worden gezocht. In 2007 zijn proeven gedaan met fietsparkeren tijdens evenementen. In 2008 worden deze proeven voortgezet en op basis van de ervaringen hiermee wordt in kwartaal 1 van 2009 een plan van aanpak gepresenteerd voor de structurele aanpak van fietsparkeren. Daarvoor gaan we op zoek naar creatieve ideeën en naar locaties voor fietsparkeren. Dit wordt in een projectplan nader uitgewerkt. Vervolgens worden fysieke maatregelen uitgevoerd (de realisering van voorzieningen), en zal er met name waar de veiligheid in het geding is handhavend worden opgetreden. Het is belangrijk om het proces en de planning van de Visie op de Binnenstad en de drie projecten die in 2008 van start gaan in de binnenstad op elkaar af te stemmen waar dat noodzakelijk is, en de communicatie en participatie van deze projecten integraal aan te pakken. Zo wordt de samenhang in communicatie gewaarborgd, en worden betrokkenen in de stad gecoördineerd benaderd en niet overvraagd.
CONSEQUENTIES Financiele consequenties worden uitgewerkt in de verschillende deelpojecten.
BETROKKEN PARTIJEN In de projecten worden bewoners, bedrijven, bezoekers en andere gebruikers van de binnenstad betrokken. Per deelproject worden de betrokken partijen nader bepaald. De communicatie en participatie worden in de verschillende projecten integraal aangepakt. Burgemeester en wethouders van Amersfoort, de secretaris,
de burgemeester,
H. Huitink
A. van Vliet-Kuiper
Gemeente Amersfoort
RAADSINFORMATIEBRIEF 2010-106 : Burgemeester en Wethouders : Gemeenteraad
Reg.nr.
Aan Portefeuillehouder
: Wethouder G. Boeve
Programma
Van
Datum
: 3563942 : 5 oktober 2010 7. Economie en : bereikbaarheid
TITEL Stand van zaken ontwikkeling nieuw detailhandelsbeleid
KENNISNEMEN VAN In deze raadsinformatiebrief informeren wij u over de stand van zaken van de ontwikkeling van het nieuwe detailhandelsbeleid en over de planning van het vervolg.
AANLEIDING Er zijn verschillende aanleidingen om nieuw detailhandelsbeleid te maken: 1. De detailhandelssector is blijvend in ontwikkeling. Retailers spelen zoveel mogelijk in op de veranderende consumentenvraag en ontwikkelen daarvoor nieuwe concepten. De afgelopen jaren is gebleken dat het huidige beleid in beperkte mate ruimte laat voor nieuwe initiatieven en daarmee soms knelt; 2. In raadsinformatiebrief ‘Projecten in de binnenstad’ van 15 april 2008 (nr. 48) geeft ons college aan dat wij na de vaststelling van de Visie op de Binnenstad het detailhandelsbeleid zal actualiseren.
KERNBOODSCHAP Stand van zaken In 2009 is de ‘Economische Verkenning Voorzieningenkern Binnenstad’ vastgesteld. Dit is een van de bouwstenen voor het nieuwe detailhandelsbeleid. Ook hebben wij hebben met een grote groep belanghebbenden ons huidige detailhandelsbeleid geanalyseerd in een expertmeeting. Hierbij was een breed gezelschap aanwezig: onder andere winkeliers uit de stad, retailers met interesse in Amersfoort, ontwikkelaars, vastgoedeigenaren, adviseurs en belangenvertegenwoordigers. In deze meeting hebben we gediscussieerd over hoe het nieuwe detailhandelsbeleid eruit zou moeten zien. Hieruit is naar voren gekomen dat belangen in de detailhandelssector uiteenlopen en dat van de gemeente daarom wordt verwacht dat ze het voortouw neemt in de discussie. Wij gaan daarom op basis van de‘Economische Verkenning Voorzieningenkern Binnenstad’ en de expertmeeting een concept beleidsnota uitwerken. Hieraan voorafgaand organiseren wij eerst nog een consultatief gesprek met een aantal experts en belangenvertegenwoordigers om nog een aantal onderwerpen verder e bespreken. Zodra de concept beleidsnota klaar is bespreken wij deze met betrokken partijen leggen wij de concept beleidsnota aan u voor. Belangrijkste aspecten in het detailhandelsbeleid Bij het nieuwe detailhandelsbeleid gaan we onder meer in op de volgende aspecten: - Rol van de gemeente bij detailhandelsontwikkelingen - Effecten van verkoop via internet op reguliere detailhandel Inlichtingen bij:
W.M. Koster, SOB/EW, (033) 469 45 27
Gemeente Amersfoort raadsinformatiebrief 3563942 pagina 2
-
Winkels in de binnenstad Winkels in de wijken Winkels op perifere locaties (op bedrijventerreinen)
Communicatie en participatie We gaan onze partners in de stad en andere belanghebbenden en adviseurs raadplegen bij de ontwikkeling van het nieuwe beleid. Dat betekent dat de partijen die we betrekken bij de nieuwe nota detailhandel hun mening kunnen geven over onze plannen. Hiervoor organiseren wij een expertgesprek waarin wij, aanvullend op de expertmeeting die al eerder plaats vond, een aantal onderwerpen verder te bespreken. Op basis van de brede expertmeeting en het expertgesprek gaan we een concept beleidsnota uitwerken. De conceptbeleidsnota bespreken we vervolgens met een grotere groep betrokken partijen in een participatiebijeenkomst. We nemen de meningen en opvattingen uit deze participatiebijeenkomst mee in onze overweging voor het nieuwe beleid. Het doel van de participatie is het verhogen van de kwaliteit van het beleid. Een goede communicatie -open, tijdig en juist- is een belangrijke succesfactor in het proces met de partijen om tot een nieuw detailhandelsbeleid te komen. Goede communicatie verhoogt de betrokkenheid van partijen bij het proces en kan bijdragen aan het (opbouwen van) vertrouwen van partijen in de keuzes die worden gemaakt en in de herkenbaarheid daarvan in de realisatie. Planning Als uitgangspunt geldt de volgende fasering en planning: Fase Activiteiten 1. Analyse & - Expertgesprek visievorming - Uitwerken concept beleidsnota 2. Participatie Participatiebijeenkomst 3. Vaststelling
- College - Raad: Ronde - Raad: Besluit
Resultaat Concept beleidsnota
Planning December 2010
Concept beleidsnota
December 2010
Nota Detailhandel
Begin 2011
CONSEQUENTIES Gewenst doel van het detailhandelsbeleid Actueel kader voor detailhandelsontwikkelingen in Amersfoort waarmee nieuwe ontwikkelingen kunnen worden beoordeeld. Gewenst resultaat van het detailhandelsbeleid in de stad Het gewenste resultaat van het detailhandelsbeleid is een optimaal voorzieningenniveau voor Amersfoorters, en het behouden en versterken van de centrumfunctie van Amersfoort in de regio. Hiervoor moet er ruimte zijn voor dynamiek en investeringen in de detailhandelssector. Effect van detailhandelsbeleid Het detailhandelsbeleid stelt de randvoorwaarden voor het winkellandschap in de stad. Initiatieven voor nieuwe concepten of nieuwe locaties komen van retailers, ontwikkelaars en beleggers en zij bepalen daarmee in grote mate het resultaat. Het detailhandelsbeleid is één van de belangrijke factoren die meetellen bij de beslissing van retailers, ontwikkelaars en beleggers om wel of niet te investeren in Amersfoort. Het is daarom van belang dat: 1. bij de gemeente een actuele visie op detailhandel bestaat en op de instrumenten die de gemeente ter beschikking heeft en wil inzetten in het kader van het detailhandelsbeleid; 2. het detailhandelsbeleid eenduidig is en dat de gemeente dit beleid consistent uitvoert. Dit geeft de marktpartijen zekerheid voor hun investeringen in Amersfoort.
Gemeente Amersfoort raadsinformatiebrief 3563942 pagina 3
Financiële consequenties Naar verwachting brengt het nieuwe beleid geen extra kosten voor de gemeente met zich mee.
BETROKKEN PARTIJEN Bij het ontwikkelen van het nieuwe detailhandelsbeleid worden onze partners uit de stad en andere belanghebbenden betrokken: - Lokale partijen: OBA, OFA, VAB, VAO, winkeliersverenigingen van wijkwinkelcentra, eigenaren van vastgoed in winkelcentra. - Adviseurs bedrijfsleven: KvK en HBD - Belanghebbende retailers en/of ontwikkelaars - Experts Burgemeester en wethouders van Amersfoort, de secretaris,
de burgemeester,
VERSLAG INFORMATIEBIJEENKOMST DETAILHANDELSBELEID Gemeente Amersfoort
Datum: Plaats: Aanwezig:
10 januari 2011 Amersfoort, NH Hotel de heer G. Boeve, wethouder Economie mevrouw E. Lans (gespreksleider), adviseur communicatie en strategie gemeente Amersfoort mevrouw W. Koster, adviseur Economie gemeente Amersfoort de heer R. Hoogzaad, adviseur Economie gemeente Amersfoort circa 25 belangstellenden
Welkom door mevrouw Lans De gespreksleider heet allen welkom. De conceptnota detailhandelsbeleid is aan iedereen vooraf toegestuurd; vandaag is er gelegenheid om daarop te reageren. Zij geeft het woord aan wethouder Boeve. Presentatie Detailhandelsbeleid door wethouder Boeve Wethouder Boeve zegt dat er al veel gesproken is over het nieuwe detailhandelsbeleid. In 2009 is er een brede expertmeeting geweest en in oktober heft nog een extra expertgesprek plaatsgevonden. Het moment nadert dat het beleid gaat worden vastgesteld. Na vandaag gaat de nota het besluitvormingstraject in; medio maart 2011 volgt de besluitvorming. De gemeente wil met de nota duidelijkheid geven over mogelijkheden voor detailhandel in Amersfoort. De heer Boeve licht de nota toe aan de hand van de presentatie. De aanwezigen worden uitgenodigd om te reageren. Reacties aanwezigen De heer Visser (Hoofdbedrijfschap Detailhandel) vraagt of de ambulante handel is vergeten. Wethouder Boeve antwoordt dat ambulante handel in apart beleid wordt behandeld. De afstemming van functies is van belang. Vandaar dat de Centrale Vereniging van Ambulante Handel (CVAH) ook altijd wordt uitgenodigd voor het bestuurlijke overleg over detailhandel. De heer Erdmann (VAB) vraagt of er initiatieven zijn richting de regiogemeenten. Wethouder Boeve antwoordt dat er o.a. met Nijkerk, Barneveld en Woudenberg wordt gesproken over een bedrijventerreinenvisie. De regio is bereid om meer functies toe te staan op bedrijventerreinen. Kanttekening daarbij is dat de ruimte op de bedrijventerreinen wel eerder is verdwenen als er veel detailhandel wordt toegestaan. De heer Hess (Loods5) is van mening dat de gemeente gedwongen wordt om maatwerk te leveren als er veel bovenregionaal wordt beslist. Het gaat dan weer jaren duren om wat voor elkaar te krijgen.
1
Mevrouw Koster (gemeente Amersfoort) zegt dat de provincie Utrecht zich momenteel beraad op haar rol in het detailhandelsbeleid. De heer Hess (Loods5) heeft de ervaring dat besluitvorming moeilijk wordt als het regionaal of provinciaal wordt geregeld omdat elke gemeente een eigen mening heeft. Hij vindt dat beleid gevormd moet worden door de gemeente zelf in verband met de snelheid. Wethouder Boeve zegt dat de gemeente voor een deel ook eigen bevoegdheid heeft om beleid te maken. De provincie biedt ruimte aan de regio’s en in de regio’s wordt goed samengewerkt. De heer De Jong (Winkeliers buiten winkelgebieden/Utrechtseweg) constateert dat er over de provinciegrens heen wordt gekeken (Barneveld, Nijkerk) en vraagt of er steun is vanuit de provincie Gelderland. Wethouder Boeve zegt dat de regio aan tafel zit met beide provincies. Naar zijn mening storen bezoekers zich niet aan provinciegrenzen. De heer Speetjens (Corio) stelt dat in de expertmeeting in 2009 werd gediscussieerd over vier à vijf wijkwinkelcentra. In deze nota wordt toch gekozen veel meer wijkwinkelcentra. Maakt de gemeente wel een keuze? Wethouder Boeve zegt dat de oude kleinschaligheid vaarwel wordt gezegd en dat er nu een goede maat is tussen het aanbod en het wijkniveau. De structuur is nog redelijk fijnmazig. De heer Vahstal (Vahstal BV) zegt een visie te missen op de binnenstad en met name op de probleemgebieden binnen de eerste ring: Amicitia, het Drakennest, de Flint, de Koestraat en de Kamp. Naar zijn mening worden er over deze gebieden geen beslissingen genomen. Hij is voorstander van grootschalige winkelnering binnen de eerste ring. Als ambtenaren (en hun auto’s) de binnenstad uitgaan, zou er ruimte komen om het winkelniveau binnen de eerste ring op te waarderen. De heer Hess (Loods5) is van mening dat voor de binnenstad het aanbod bepalend is en dat de gemeente daar geen invloed op heeft. De heer Hensen (OBA) is het met de heer Vahstal eens. De gemeente kan wel faciliterend zijn in de bereikbaarheid, en meer vierkante meters aanwijzen voor retail. Hij stelt dat de nota meer een vestigingsbeleid en geen actief detailhandelsbeleid. De heer Visser (HBD) zegt dat ‘vestigingsbeleid’ een goede invalshoek is voor de gemeente omdat de gemeente niet op de stoel van de ondernemer kan gaan zitten. Bereikbaarheid en parkeergelegenheid zijn ook belangrijk, daar moet tegelijkertijd ook aan worden gewerkt door de gemeente. De heer Vahstal (Vahstal BV) herhaalt inhoudelijke informatie voor de binnenring te missen. Wethouder Boeve vraagt welke elementen in het beleid mogelijke groei zouden remmen. Wat verbiedt de gemeente waardoor groei moeilijk of onmogelijk wordt? Hij geeft aan het eens te zijn dat het gebied rondom het stadhuis belangrijk is, o.a. het gebied rond de Grote Spui. Dat is een belangrijk gebied voor de route tussen het Eemplein en de binnenstad. De heer Hensen (OBA) is van mening dat ook aandacht moet worden gegeven aan Amicitia en aan de Kamp. In het uitvoeringsbeleid staat wel "verbetering van wandelroutes", maar dat moet nog worden uitgewerkt. Wethouder Boeve merkt op dat niet de hele Economische Verkenning Voorzieningenkern Binnenstad in deze nota is opgenomen. Daar is een visie gevormd over dit soort zaken en 2
daarvoor is een uitvoeringsagenda opgesteld. Het Platform Economie Binnenstad voert de projecten op de uitvoeringsagenda in samenwerking uit. Hij herhaalt zijn vraag waarin de ondernemers op dit moment worden geblokkeerd. Wat zou in de nota moeten worden toegevoegd waardoor ondernemers beter kansen kunnen benutten? De heer Vahstal (Vahstal BV) stelt dat het kwaliteitsniveau van de winkels benedenmaats is door de wijze waarop zaken zijn ontwikkeld. Zaken moeten naar zijn mening niet kleinschalig worden aangepakt. Zijn voorstel is om de winkels op het Drakennest en op Amicitia op te heffen en te vervangen door woningen. Dan kan worden geconcentreerd op het gebied rondom het gemeentehuis. Wethouder Boeve ziet hier een nieuw punt en zegt dat genoemde gebieden wellicht kunnen worden getransformeerd naar woningbouw. In het beleid voor de binnenstad is daarom ook aangegeven dat we flexibel willen omgaan met bestemmingen. Dat betekent ook dat we commerciële functies in dit soort gevallen zouden kunnen wijzigen naar een woonfunctie. De heer Vahstal (Vahstal BV) is van mening dat het Flintterrein naar de Kamp toe moet. De Flint zou moeten verdwijnen zodat het Flintterrein kan worden geactiveerd tot winkelgebied. De heer Buvelot (Corio) zegt aandacht te missen voor megawinkels, als megabike. Zij passen niet in de centrumgebieden en ook niet in de wijkcentra. Wethouder Boeve zegt dat daarover al discussie is gevoerd. Men is van mening dat de binnenstad onder druk staat; nu komen er veel vierkante meters bij voor de detailhandel bij het Eemplein en Oppidium. Daar zou ook een dergelijke winkel geplaatst kunnen worden. In het beleid voor de binnenstad is ervoor gekozen dat de binnenstad een voorrangspositie heeft in het detailhandelsbeleid. De heer Buvelot (Corio) merkt op dat dergelijke grote winkels op bedrijventerreinen interregionaal zijn en dat bezoekers ook de binnenstad zullen bezoeken. Hier kunnen ondernemers ook een kans zien in plaats van een bedreiging. De heer Hess (Loods5) is het met hem eens. De heer Jansen (Meeus) vraagt welke definitie van PDV wordt gehanteerd. Is er woninggerelateerde grootschalige detailhandel mogelijk? Bij Ikea is dat wel het geval. Het is onduidelijk wat onder PDV wordt verstaan. Hij kan in de nota niet terugvinden welke branches nu wel en niet zijn toegestaan. De heer Buvelot (Corio) is het met de heer Jansen eens. Intratuin is geen klassieke PDV. Er is sprake van een glijdende schaal. Mevrouw Koster (gemeente Amersfoort) verwijst naar pagina 10 uit de concept nota en geeft aan dat het gaat om auto’s, caravans, boten, keukens, sanitair, tuin e.d. De heer Jaquet (Veba) zegt dat het Eemplein en Oppidium ruimte gaan bieden aan vierkante meters. Naar zijn mening hebben winkels langs de rand van Amersfoort geen zuigkracht naar de binnenstad. Dergelijke concepten functioneren naast elkaar. Andere dan PDVbranches kunnen zich niet vestigen langs de A1. Hij benadrukt dat er geen sprake mag zijn van een grijsgebied over wat wel en niet mag op bedrijventerreinen. Hij stelt dat OBA achter het PDV-beleid staat, maar dat het belangrijk is dat er geen mazen zijn. De regels moeten helder zijn. Wethouder Boeve geeft aan dat wat betreft de branches het gaat om de hoofdbranche. Net als bij Ikea is het toegestaan dat winkels een ondergeschikt nevenassortiment voeren. Dat is altijd voor een deel een vaag gebied, bijvoorbeeld een tuincentrum dat ook keukenspullen verkoopt. Maar het gaat dus om de hoofdbranche.
3
De heer Hess (Loods5) zegt dat op een gegeven moment de rek uit de binnenstad is als winkelgebied. Een binnenstad trekt ook bezoekers vanwege musea en de historische binnenstad. De heer Jaquet (Veba) is van mening dat de binnenstad beschermd moet worden. Dat Oppidium te duur wordt gevonden, is geen reden om zich er niet te vestigen. Wethouder Boeve geeft aan zich ook zorgen te maken om de binnenstad. Het Eemplein (25.000 m2) en Vathorst (25.000 m2) zijn een behoorlijke toevoeging. De heer Hess (Loods5) zegt dat clusters van bepaalde grote winkels niet in de binnenstad passen. De heer Jansen (Meeus) vraagt of er onderzoek is gedaan naar en of er voldoende aanbod is aan PDV. Hij is van mening dat er voldoende aanbod is en dat de huidige aanbieders onder druk staan. Er zou behoefte zijn aan andersoortige detailhandelszaken. De heer Kok (Ondernemerskern Hoogland) stelt dat er al teveel woninginrichters zijn in Nederland. Waarom zouden er dan nog meer mogen bij komen? Een visie is belangrijk, bijvoorbeeld op het clusteren van woninginrichters in een bepaald gebied. De heer Vahstal (Vahstal BV) wil niet dat met het nieuwe beleid initiatieven als Prenatal kunnen worden toegestaan. Er is behoefte aan helderheid over PDV. De heer Visser (HBD) wijst erop dat een perifere locatie niet per definitie altijd de meest geschikte locatie is voor vestiging. De meters zijn misschien wel goedkoper, maar het functioneert niet altijd beter. De ervaringen van woonboulevards in de diverse gemeenten zijn lang niet allemaal positief. Hij stelt dat een snelweglocatie klanten trekt uit de regio, maar wel concurrerend is ten opzichte van de binnenstad. Een dubbelbezoek ligt niet in de lijn der verwachting, tenzij veel winkels in de binnenstad zich in een ander segment bevinden. Mevrouw Cauter-de Jonge (Decathlon) merkt op dat ‘sport en spel’ zijn uitgezonderd. Dat is voor haar een hindernis om zich te kunnen vestigen in Vathorst. Daar wordt een beperking gevoeld. De heer Speetjens (Corio) is van mening dat bij alle gemeenten wordt gesproken over PDV, maar dat het onderscheid op termijn zal verdwijnen. De heer Brandsen (ondernemersvereniging Vathorst) vult aan dat er steeds meer sprake is van branchevervaging. De heer Buvelot (Corio) zegt dat in plaats van branches kan worden gesproken over hoeveelheid meters. Groter dan 3000 à 4000 m2 is niet wenselijk in de binnenstad. Dan wordt teveel verkeer aangezogen. De heer Hensen (OBA) zegt dat een Bijenkorf en dergelijke juist wel goed functioneren in binnensteden. Als er vierkante meters bijkomen langs de A1, zullen ondernemers uit de binnenstad verdwijnen. De gemeente moet keuzes maken en de mazen eruit halen. De randvoorwaarden voor vestiging moeten helder zijn. Wijkwinkelcentra De heer Jansen (Meeus) merkt op dat de demografische omgeving verandert. Een aantal wijkwinkelcentra heeft te maken met een terugloop van consumenten en een veranderende behoefte van de consument. Er zou op sommige wijkwinkelcentra ruimte moeten worden geboden voor andere branchering en eventueel voor het toevoegen van extra vierkante meters. Hij vraagt om een nadere omschrijving van het begrip ‘ruimtetechnisch’ wat de heer Boeve in zijn presentatie noemde. 4
Wethouder Boeve zegt dat aan een uitbreidingswens kan worden meegewerkt, tot maximaal 1500 m2. Daarboven is een distributieplanologisch onderzoek nodig. Ruimtetechnisch betekent dat een uitbreiding feitelijk moet kunnen. De gemeente heeft als doel de wijkwinkelcentra in de toekomst sterk te houden. De heer Speetjens (Corio) wijst op de gehanteerde terminologie. De grens voor een wijkcentrum ligt bij een aantal ongeveer 5000 à 6000 m2. Alles wat kleiner is, is een buurtcentrum. Er moeten keuzes worden gemaakt. Tijdens de expertmeeting is erover gesproken om te kiezen voor vijf grotere centra met wijkfunctie. De rest van de centra zou dan ‘op slot’ gezet worden. Wethouder Boeve merkt op dat in het huidige voorstel ook twee kleinere winkelcentra zijn opgenomen: Hamseweg en Noordewierweg. Als de belanghebbenden het eens zijn kan er in gezamenlijkheid een voorstel worden gedaan welke winkelcentra zouden moeten vervallen, maar gezien de verschillende belangen zal daar niet snel overeenstemming over komen. De wethouder zegt graag een gezamenlijk voorstel te ontvangen, als aanwezigen van mening zijn dat het plan nog te fijnmazig is. De heer Vahstal (Vahstal BV) constateert dat er een nieuwe uitbreiding van de Hamseweg mogelijk is. Hij vraagt of Kok kan worden uitgeplaatst voor een grote supermarkt. Hij zegt dat op basis van de nota die er nu ligt, Kok als detailhandel wordt aangemerkt. Een beperking van de functie is dus niet meer mogelijk, terwijl de gemeente in het verleden vestiging van een supermarkt op deze plek heeft tegengehouden. De heer Vahstal vraagt of de gemeente sturend gaat optreden. Wethouder Boeve geeft aan dat in volgens het concept beleid uitbreiding van detailhandel op een deel van de Hamseweg inderdaad mogelijk is. Het is wel afhankelijk van de bestemming op die locatie. Ontwikkelingen boven 1500 m2 moeten een distributieplanologisch onderzoek uitvoeren, als het niet past in de bestemming. Afsluiting door mevrouw Lans De gespreksleider vat een aantal bevindingen samen. Ze constateert dat de meningen uiteenlopen. Zij spreekt de wens van de aanwezigen uit dat het beleid zo duidelijk mogelijk moet zijn. Ook is er zorg over de ontwikkeling van het stadhart en is het belangrijk dat het detailhandelsbeleid goed wordt gekoppeld met het beleid voor de binnenstad Het Eemplein en het Oppidium moeten zichzelf gaan bewijzen voor dat uitbreiding wordt gehonoreerd. Zij nodigt allen alvast uit om gebruik te maken van de inspraakmogelijkheid. Mochten er nog zaken onbesproken zijn gebleven, dan krijgt iedereen tot 15 januari a.s. de gelegenheid om nog schriftelijk een reactie door te geven aan mevrouw Koster. Zij dankt allen voor de komst en de reacties en sluit de bijeenkomst om 12.45 uur.
5
Verslag
De Ronde en Het Plein Datum: Aanvang:
dinsdag 1 maart 2011 20:30
(nog) geen aanmeldingen
Verslag
(nog) geen aanmeldingen