Bijlage 1
Invulling motie Ten Hoopen
1. Algemeen Bij de behandeling van de begroting van Economische Zaken heeft de heer Ten Hoopen een motie ingediend waarin hij de regering verzoekt om kansenzones voor succesvolle bedrijven te creëren waarmee nieuwe economische dynamiek moet worden gegenereerd.1 Het realiseren van een concurrerend ondernemingsklimaat is de inzet van het Kabinet. In dit verband streeft het Kabinet o.a. naar het creëren van meer kansen voor starters en snelle groeiers. Hiertoe wordt onder meer gewerkt aan het verminderen van de administratieve lasten, het vereenvoudigen van de vergunningverlening, een verlaging van de vennootschapsbelasting en het verbeteren van de financieringsmogelijkheden voor ondernemers. De motie onderschrijft het belang hiervan voor het vergroten van de economische dynamiek en verzoekt kansenzones in te stellen die als proeftuin voor toekomstig generiek beleid kunnen fungeren. Het Kabinet onderschrijft de motie en zal in antwoord hierop en aanvullend op het generieke beleid dan ook kansenzones instellen rond de drie technische universiteiten. Ook wordt een vierde pilot op het bedrijventerrein AVANTIS opgestart. In deze kansenzones worden experimenten gestart om de dienstverlening aan startende en snel groeiende bedrijven te verbeteren. De ervaringen die hiermee worden opgedaan staan ten dienste van het algemene beleid voor alle ondernemers in Nederland. Lerende van de ervaringen en gebruik makend van de uitkomst van de evaluaties van de pilots, zal het aantal kansenzones zich kunnen uitbreiden richting andere universiteiten, kennisinstellingen, hogescholen en andere broedplaatsen van succesvol ondernemerschap. Dit past binnen de ambitie van het Kabinet om in Nederland een excellent klimaat voor starters en snelle groeiers te creëren. In deze brief ga ik in op de wijze waarop de experimenten met kansenzones worden ingevuld.
2. Waarom starters en groeiers ? Economische dynamiek is van essentieel belang voor de Nederlandse economie. Ondernemerschap is één van de belangrijkste mechanismen achter deze economische dynamiek. Starters en innovatieve bedrijven introduceren nieuwe producten of ontwikkelen nieuwe markten. Snelle groeiers besteden een twee-en-half keer groter percentage van hun omzet aan R&D.2 Ze prikkelen daarmee andere bedrijven om te innoveren. Het aantal nieuwe en snel groeiende ondernemingen in Nederland is echter laag vergeleken met andere OESO-landen: 1
Kamerstukken II, vergaderjaar 2004-2005, 29800 XIII, nr. 18 Rapport 'Snelle groeiers en innovatie', Deloitte & Touche, onderzoek in opdracht van het ministerie van Economische Zaken, 2004. 2
•
• •
Slechts 4,6% van de bevolking tussen 18 en 64 jaar hield zich in 2002 daadwerkelijk bezig met het starten van een onderneming. In 2003 zakte Nederland verder weg op de index voor nieuw ondernemerschap en neemt met een percentage van 3,6% een van de laatste plaatsen in van de 20 onderzochte OESO-landen3. Het aantal spin-offs uit kennisinstellingen blijft in Nederland zo’n 30 à 40% achter bij het buitenland. Slechts 9% van de middelgrote bedrijven in Nederland is te kenmerken als een snelle groeier. Ons land blijft daarmee achter bij het gemiddelde van 15% in landen zoals de V.S., het V.K., Denemarken, België en Duitsland.
Starters en groeiers lopen tegen knelpunten aan op het gebied van financiering, administratieve lasten, tegenstrijdige regels en trage procedures.
3. Invulling motie door het Kabinet 3.1 Algemeen Het Kabinet is tot de conclusie gekomen dat de motie het beste kan worden uitgevoerd door het creëren van drie experimentele 'Kansenzones' (zogenaamde pilots) rondom de drie technische universiteiten. Aan deze drie pilots wordt, conform mijn toezegging tijdens het Algemeen Overleg over de werkgelegenheidssituatie in Limburg op 2 maart jl. een vierde pilot op het bedrijventerrein AVANTIS toegevoegd. Uit gesprekken die zijn gevoerd met de drie Technische Universiteiten en de gemeenten kwam gebrekkige dienstverlening aan starters en groeiers als belangrijk knelpunt naar voren. Dit wordt bijvoorbeeld veroorzaakt door langdurige en complexe procedures bij het aanvragen van vergunningen en subsidies. Een kansenzone biedt de mogelijkheid dit probleem aan te pakken. Binnen de kansenzone wordt aan starters en groeiers ondersteuning geboden bijvoorbeeld in de vorm van het beschikbaar stellen van ruimte, coaching en assistentie bij de aanvraag van subsidies en vergunningen. Deze assistentie zal de vorm krijgen van zogenaamde ‘formulemanagers’ bij de deelnemende gemeenten en universiteiten. Daarnaast zullen bij het agentschap SenterNovem aanspreekpunten voor de bedrijven uit de kansenzone worden ingesteld. Samen met de formulemanagers zullen deze aanspreekpunten de dienstverlening aan ondernemers verbeteren waarmee de nadelige gevolgen van administratieve lasten en wet- en regelgeving gemitigeerd worden. De aanspreekpunten zullen bijvoorbeeld binnen een maximum beslistermijn moeten reageren richting de deelnemende bedrijven. Bijkomend voordeel van de pilots is dat de opgedane ervaringen gebruikt kunnen worden in de diverse generieke trajecten voor verlaging van de administratieve lasten, 3
Zie EIM, Global Entrepeneurship Monitor, 2004.
terugdringen van tegenstrijdige regelgeving en vereenvoudiging van de vergunningverlening. 3.2 Kansenzones rond universiteiten De ratio achter de keuze voor een zone rondom een universiteit is de aanwezigheid van potentieel (hightech) ondernemerschap in de vorm van studenten en afgestudeerden. Ook wordt de samenwerking tussen (nieuwe) bedrijven en kennisinstellingen zoals universiteiten gestimuleerd indien deze in elkaars nabijheid zijn gesitueerd. Over de invulling van de zones maken het Rijk, de gemeente en de universiteit gezamenlijk afspraken. Deze afspraken zullen worden vastgelegd in een convenant. Voor de pilots zullen nadere doelstellingen worden geformuleerd die bij de evaluatie getoetst zullen worden. Bij de evaluatie zal ook een nulmeting worden verricht, zodat helder in beeld kan worden gebracht of de pilot effectief is geweest. De evaluatie zal worden vormgegeven in samenwerking met betrokken belanghebbenden en zal binnen twee jaar plaats vinden. Voor het creëren van de drie pilots worden binnenkort convenanten afgesloten met de diverse partijen. Hierbij zal waar mogelijk worden aangesloten bij het plan van de drie Technische Universiteiten voor het 3TU 'Innovation-lab'. Het 3TU Innovationlab heeft tot doel de samenwerking tussen de drie Technische Universiteiten en bedrijven te stimuleren en de bij de TU's aanwezige kennis effectiever om te zetten in commerciële producten en octrooien. Het Innovation Lab voorziet in één centraal loket per TU voor vragen van het bedrijfsleven en richt zich op drie doelgroepen: groot bedrijf, MKB en (techno) starters. Uiteraard betreft de invulling van de pilots maatwerk waarbij per pilot andere accenten kunnen worden gelegd. Ik licht hieronder de verschillende pilots individueel toe: a) Pilot rond Technische Universiteit Delft; de pilot rondom de Technische Universiteit Delft start in mei. De bijdrage van Economische Zaken zal bestaan uit de financiering van een formulemanager. Deze formulemanager treedt op als assistent tussen deelnemers aan de kansenzone en externe partijen zoals gemeente, rijksoverheid, SenterNovem e.d.. Deelnemende ondernemers in de kansenzone kunnen bij de formulemanager terecht voor advies en procedurele ondersteuning. b) Pilots Eindhoven & Twente; doelstelling is om op korte termijn ook met de TU's in Eindhoven en Twente en de gemeenten Eindhoven en Enschede tot afspraken te komen voor het opzetten van een kansenzone. Voor de kansenzone in Eindhoven zal aansluiting worden gezocht bij het door EZ ondersteunde project 'Eindhoven High Tech Accelerator' (EHTA). Daarmee worden faciliteiten opgebouwd voor doorgroeiende starters op de High Tech Campus in Eindhoven. Daar kan hoogwaardige kennis worden uitgewisseld tussen bedrijven, de onderzoekslaboratoria van Philips en de kennisinstellingen in de regio, waaronder de Technische Universiteit Eindhoven. Er wordt momenteel overleg gevoerd met de diverse partijen
op welke wijze dit project ingebed kan worden in de kansenzones. De UTwente heeft al veel initiatieven ontplooid op het gebied van ondersteuning van starters en snelle groeiers. Verkend wordt waar in het kader van de kansenzones hieraan kan worden bijgedragen. De exacte invulling van de zones zal in nauw overleg met de gemeenten en technische universiteiten plaatsvinden en afhankelijk zijn van de diverse activiteiten die reeds door hen worden ondernomen. De genoemde zones zullen in eerste aanleg voor een periode van vijf jaar worden ondersteund. Voor de drie zones is in totaal € 1,2 mln. beschikbaar voor een periode van vijf jaar. Deze middelen worden geput uit de Vernieuwingsprogramma's (art. sub. 4.03.01.820) van de begroting van Economische Zaken. In het kader van de pilots zullen waar mogelijk en gewenst aanvullend ook de faciliteiten van het programma 'TechnoPartner'4 worden betrokken. Mede hierdoor wordt een voortvarende start mogelijk en kunnen de mogelijkheden die dit programma biedt in de zones worden geïntroduceerd. 3.3 Bedrijventerrein AVANTIS Tijdens het Algemeen Overleg over de Provincie Limburg van 2 maart jl. is toegezegd dat het bedrijventerrein AVANTIS als vierde pilot wordt toegevoegd aan de pilots kansenzones. Deze pilot verschilt van het karakter van de andere drie pilots. AVANTIS is een grensoverschrijdend bedrijventerrein met verschillen in internationale wetgeving, niet specifiek gericht op startende ondernemingen. De pilot begint met een inventarisatie van de knellende wet- en regelgeving in de grensregio. In september van dit jaar zal op basis van de knelpunteninventarisatie worden gestart met het daadwerkelijk inrichten van de kansenzone AVANTIS. Dit omvat twee stappen. Allereerst worden de knelpunten die voortvloeien uit de verschillen in Nederlandse en Duitse wetgeving aangepakt. De volgende stap is de concrete invulling van AVANTIS als kansenzone. 3.4 Algemeen beleid Naast de genoemde pilots onderneem ik ook een aantal aanvullende acties om aan de motie Ten Hoopen invulling te geven en starters en groeiers in Nederland een impuls te geven. Ik licht deze acties hieronder kort toe. Aanpakken problemen financiering Naast belemmerende wet- en regelgeving kampen startende en groeiende ondernemingen met problemen rond het aantrekken van externe financiering. In het kader van TechnoPartner wordt hierin voorzien door de Seed-faciliteit waardoor het voor kapitaalverschaffers aantrekkelijker wordt te investeren in technostarters. Daarnaast is er het TechnoPartnerLabel ingesteld. Dit Label is een verklaring dat het Ministerie van 4
Zie Kamerstukken II, vergaderjaar 2003-2004, 27406, nr. 5
Economische Zaken zich voor tachtig procent garant stelt voor de financiering. Het Label wordt verstrekt als TechnoPartner positief oordeelt over de kansen van een nieuwe onderneming. Onderzocht zal worden of het TechnoPartner Label zich ook kan uitstrekken tot de ondernemingen die reeds door de Stichting TechnologieRating zijn beoordeeld. Voor de financiering van groeiers onderzoekt het Kabinet de mogelijkheden voor een garantiefonds. Dit is aangekondigd in de Industriebrief.5 Tevens is bij de behandeling van de begroting van EZ de motie Aptroot6 aangenomen, waarin wordt gevraagd om te onderzoeken of via een garantiefonds de beschikbaarheid van risicodragende financiering voor MKB-bedrijven tot een bedrag van € 5 mln. kan worden verbeterd. Ik zal hierover voor 1 mei aan de Kamer berichten. Coaching en advisering verbeteren Naast financiering geven groeiende ondernemingen aan dat zij behoefte hebben aan coaching en advisering. Veel snelle groeiers groeien immers niet continu snel maar lopen tegen zogenaamde groeibarrières aan die voor een deel op het terrein van de organisatiestructuur liggen. Ik zal daarom voor eind 2005 een nationaal programma van Masterclasses voor snelle groeiers opzetten. Dit programma zal gebruik maken van de ervaringen die in 2004 zijn opgedaan met het door EZ gefinancierde programma 'Fast Growth' waarin snelle groeiers werden geadviseerd op het gebied van organisatieveranderingen. Deze Masterclasses dienen ter ondersteuning van de bedrijfsvoering van snelle groeiers. De Masterclasses staan open voor de deelnemers aan de kansenzone en daarbuiten. Ook bedrijven die het label van de Stichting TechnologieRating hebben ontvangen zullen worden uitgenodigd hieraan deel te nemen. In deze Masterclasses zullen ondernemers van elkaars ervaringen op het gebied van snelle groei kunnen leren. Onderdeel hiervan is het leren van de ervaringen van snelgroeiende ondernemingen uit de Verenigde Staten. Daarnaast wordt in het kader van de evaluatie van de innovatievouchers bezien of en hoe met inachtneming van het profijtbeginsel de vouchers bij de definitieve regeling ook ingeruild kunnen worden bij de Stichting TechnologieRating. Vereenvoudiging EZ-wetgeving De EZ-wetgeving op het gebied van de Vestigingswet, de Handelsregisterwet, de Rijksoctrooiwet en het merkenrecht is bezien op mogelijkheden voor verlichting voor starters en groeiers. De Vestigingswet zal - zoals reeds aangekondigd - per 1 januari 2006 worden afgeschaft. De beperkte voorschriften die nu nog voortkomen uit de wet, zullen in de huidige vorm geheel verdwijnen. De Handelsregisterwet regelt de verplichting tot inschrijving bij de Kamer van Koophandel. De huidige procedure is laagdrempelig en verloopt snel. De Rijksoctrooiwet regelt het octrooieren van vindingen binnen het Koninkrijk. De Eenvormige Beneluxwetten voor de Merken respectievelijk 5 6
Zie Kamerstukken II, vergaderjaar 2004-2005, 29826, nr. 1 Zie Kamerstukken II, vergaderjaar 2004-2005, 29800 XIII, nr. 22
Tekeningen of Modellen (bijlagen van de verdragen gesloten door de BENELUX-landen) regelen het depot van merken en tekeningen of modellen. Ik zal voor de Rijksoctrooiwet en de Eenvormige Beneluxwet onderzoeken of de toegankelijkheid en het gebruik van het merken- en modellensysteem voor starters voldoende is. Reductie administratieve lasten & vereenvoudiging procedures Het Kabinet zet stevig in op de reductie van administratieve lasten, terugdringen van tegenstrijdige regelgeving en vereenvoudiging van procedures. Hierbij wordt gekozen voor een generieke aanpak. Het Kabinet heeft de Taskforce 'Vereenvoudiging Vergunningen' ingesteld. Deze heeft tot doel om met voorstellen te komen om de procedures rondom het verkrijgen van vergunning te stroomlijnen en te vereenvoudigen. In mei zal de Taskforce met zijn rapportage en voorstellen komen. Uit de herijking en modernisering van de VROM-regelgeving vloeien twee regelgevingsprojecten voort: de invoering van de VROM-vergunning (omgevingsvergunning) en de modernisering van de algemene milieuregels (de zogeheten 8.40-amvb’s). Beide zullen bijdragen aan de reductie van de administratieve lasten en aan het versnellen en vereenvoudigen van procedures. In het kader van de voorbereiding van de VROM-vergunning worden ook afspraken gemaakt met gemeenten om vooruitlopend daarop (binnen de huidige wetgeving) de uitvoering van de vergunningverlening te verbeteren, bijvoorbeeld via het werken met één loket voor de verschillende aandachtsgebieden die voor bedrijven van belang zijn. Acties medeoverheden Naast de Rijksoverheid hebben ook provinciale en gemeentelijke overheden een verantwoordelijkheid als het gaat om het stimuleren van starters en snelle groeiers. Ik doe dan ook een dringend beroep op provinciale en gemeentelijke overheden om hun dienstverlening richting ondernemers te vereenvoudigen en te versnellen. Het invoeren van één loket waar het bedrijfsleven met haar vragen terecht kan (Bedrijvenloket) is noodzakelijk. In dit kader zijn 11 maart jl. binnen de convenanten voor het GroteStedenBeleid met een aantal gemeenten afspraken gemaakt over aansluiting bij het landelijk elektronisch bedrijvenloket. In het kader van het programma ICTAL (ICT voor vermindering van administratieve lasten) wordt er naar gestreefd dat ondernemers hun zaken met de overheid zoveel mogelijk langs elektronische weg kunnen afhandelen. Om te voorkomen dat bedrijven voor ieder 'loket' van de overheid weer een apart pasje of wachtwoord nodig hebben wordt een centrale 'authentificatie-faciliteit' (nu genaamd DIGID) ingericht. Hierdoor wordt het mogelijk met één pasje, wachtwoord, of elektronische sleutel ('certificaat') in te loggen op meerdere overheidsdiensten. De DIGID voor burgers is nu al op pilot-schaal in gebruik; voor bedrijven gebeurt dit medio dit jaar. Het is de bedoeling het aantal diensten dat via DIGID toegankelijk wordt daarna uit te breiden.
3.5. Overzicht van de acties en vervolg In onderstaande tabel zijn de genoemde acties die het Kabinet onderneemt om invulling te geven aan de motie samengevat. Tabel: overzicht acties t.a.v. kansenzones Wat 1 Drie pilots 'Kansenzone' rond drie technische universiteiten 2 Instellen aanspreekpunten voor deelnemende bedrijven uit kansenzones bij SenterNovem 3 Mogelijkheden Groeigarantiefonds onderzoeken 4 Landelijk programma Masterclasses voor snelle groeiers waaronder uitwisselingsprogramma met VS 5 Onderzoeken of het TechnoPartnerLabel kan worden verleend aan bedrijven die beoordeeld zijn door Stichting TechnologieRating 6 Innovatievouchers ook in te wisselen bij de Stichting TechnologieRating 7 Toegankelijkheid voor en het gebruik door starters van het Nederlandse octrooisysteem en het merken- en modellensysteem in kaart brengen. 8 Inventarisatie knelpunten AVANTIS 9 Start pilot AVANTIS - Oplossen knelpunten in wetgeving: september 2005 - Inrichten AVANTIS als kansenzone: na september 2005
Wanneer Mei 2005 Mei 2005 Mei 2005 Najaar 2005 Medio 2005 Begin 2006 Voorjaar 2005 Loopt Vanaf september 2005
4. Ervaringen met kansenzones in binnen- en buitenland Het Kabinet is tot bovenstaande invulling van de motie Ten Hoopen gekomen op basis van ervaringen met de diverse typen kansenzones in het buitenland. Hiertoe heeft het Economisch Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (EIM) opdracht gekregen ervaringen met negen zones in het buitenland te onderzoeken. De conclusie van deze haalbaarheidsstudie is dat kansenzones als ‘Scienceparks’ in het algemeen succesvol zijn in het bereiken van hun doelstellingen. 'Enterprise zones' slagen er in bedrijvigheid aan te trekken, maar aandachtspunt hierbij is dat er hoofdzakelijk sprake is van verplaatsing van bedrijven en werkgelegenheid van buiten naar binnen de zone i.p.v. werkelijke creatie van bedrijvigheid. Voorts blijkt uit de haalbaarheidsstudie dat het niet gaat om specifieke voorzieningen in de fiscale sfeer of in wet- en regelgeving, maar vooral om assistentie bij meer praktische aspecten zoals vestiging, het afhandelen van procedures en het verbeteren van financieringsmogelijkheden. Hierin schuilt dan ook het succes van ‘Scienceparks’ en kansenzones aldus het Kabinet. In bijlage twee treft u een nadere uiteenzetting aan van de kansenzones in het buitenland en de lessen die daaruit getrokken kunnen worden
Ook binnen Nederland bestaan initiatieven voor 'kansenzones'. In december 2003 heeft het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Rotterdam het Actieprogramma 2004 'Rotterdam zet door, op weg naar een stad in balans' naar het Kabinet gestuurd. Met dit programma wil Rotterdam zijn problemen rondom integratie, volkshuisvesting, veiligheid, onderwijs, welzijn en economie aanpakken.7 Om achterstandswijken te stimuleren zullen in diverse wijken 'Kansenzones' worden gecreëerd. Doel van deze zones is om economische activiteiten in die wijken aan te trekken, te behouden dan wel uit te breiden. Hierdoor zullen diverse maatregelen worden ingevoerd. Zo worden er o.a. fiscale verruimingen voor bedrijven in de kansenzones voorbereid. Onderdeel van de verruimingen is een gedifferentieerd tarief onroerendezaakbelasting. Het Kabinet heeft in zijn reactie op het actieprogramma toegezegd om, waar nodig, de gevraagde maatregelen te nemen. Een aantal maatregelen bleek juridisch mogelijk, maar was nimmer toegepast. De additionele maatregelen, behoudens de fiscale, worden opgenomen in de zgn. Verzamel- en uitzonderingswet. Toepassing van de wet gebeurt door aanwijzing van wijken met een zware achterstandsproblematiek, ook in gemeenten elders in het land. Het gaat echter allereerst om ca. 20 wijken in Rotterdam zoals Tarwewijk, Pendrecht, Oude Noorden, Delfshaven, Katendrecht, het Oude Westen, enz. Momenteel ligt bij de Raad van State een wetvoorstel (de 'Verzamelings- en Uitzonderingswet') waardoor de verruimingen die worden beoogd voor de gemeente Rotterdam, ook in andere gemeenten met vergelijkbare problematiek toepasbaar worden. De voorgenomen financiële instrumenten zijn in januari aangemeld bij de Europese Commissie ter goedkeuring op aspecten van staatssteun. Lessen die uit het experiment in Rotterdam getrokken kunnen worden zullen ook ten dienste staan van de kansenzones gericht op (hightech) ondernemerschap en snelle groeiers.
5. De ruimte voor afwijkende wetgeving & verkorte procedures In de motie wordt specifiek aandacht gevraagd voor de mogelijkheid om voor succesvolle ondernemingen af te wijken van bestaande wet- en regelgeving. Conform het verzoek in de motie zijn de juridische mogelijkheden om voor een selecte groep ondernemingen een afwijkend - lichter - regime te laten gelden op de onderdelen fiscaliteit, arbeidsomstandigheden en ruimtelijke ordening onderzocht. Hiertoe heeft uitvoerig overleg plaatsgevonden met onder meer de departementen van Financiën, SZW, VROM, BZK en Justitie, de
7
Het Kabinet heeft op 2 februari 2004 de Kamer geïnformeerd over dit Actieprogramma. Op 23 april heeft het Kabinet zijn reactie en plannen n.a.v. het Actieprogramma naar het College van B&W en de Kamer gezonden.
Landsadvocaat en zijn groepsdiscussies met deskundigen op de relevante beleidsterreinen gevoerd. Bijlage drie gaat hier verder op in. Het Kabinet streeft in zijn algemeenheid naar bestendige stelsels van wetgeving, die ruimte geven aan dynamiek en diversiteit. Wetgeving moet zo worden geformuleerd dat er voldoende ruimte is voor uitzonderlijke situaties. Het Kabinet streeft zo min mogelijk naar het opnemen van uitzonderingen. Daar waar zich knelpunten voordoen verdient een generieke oplossing - dus voor alle ondernemers in Nederland - de voorkeur. Het Kabinet acht het dan ook na uitvoerig overleg niet mogelijk en niet wenselijk om voor bepaalde groepen van bedrijven een verlicht regime van wet- en regelgeving in te stellen, zoals de motie verzoekt. Ook een verlaging van de vennootschapsbelasting voor een bepaalde groep bedrijven vindt het Kabinet niet wenselijk. Belangrijkste struikelblok hierbij is het EU-staatssteunkader. Deze verbiedt het geven van steun die het bedrag van de 'de minimis-regel' overschrijdt. Op grond van de ‘de minimis-regel’ is exploitatiesteun toegestaan mits het niet een bedrag van € 100.000,- per drie jaar overschrijdt. Er zijn drie redenen om niet te kiezen voor het fiscaal faciliteren van specifieke groepen bedrijven in kansenzones: 1) Ten eerste leidt de introductie van een extra regeling voor specifieke groepen gebaseerd op de 'de minimis'-vrijstelling tot hogere administratieve lasten voor deze bedrijven. 2) Ten tweede zal dit de mogelijkheden voor deze bedrijven om van het generieke instrumentarium gebruik te maken beperken. 3) Ten derde botst een extra fiscale stimuleringsmaatregel ook met het streven het instrumentarium transparanter en toegankelijker te maken. Het Kabinet kiest na zorgvuldige afweging niet voor het fiscaal faciliteren van specifieke groepen bedrijven in kansenzones, maar zet in op maatregelen in de sfeer van financiering via garantieregelingen en bijvoorbeeld een verlaging van de vennootschapsbelasting in den brede. Het ondersteunen van R&D zoals in Frankrijk, gebeurt in Nederland succesvol middels de subsidiemaatregel 'Bevordering Speur & Ontwikkelingswerk' (WBSO). Deze generieke regeling biedt bedrijven een tegemoetkoming in de loonkosten van medewerkers die direct aan R&D zijn verbonden. In het kader van de modernisering van het stelsel vennootschapsbelasting 2007 zal worden bezien of het mogelijk is een aparte tariefstructuur te creëren voor onderzoek en ontwikkeling (R&D-box) en concernfinanciering (motie Dezentjé Hamming). Voor het verlichten van arbeidsrecht en milieuwetgeving staan diverse grote trajecten op stapel voor het bedrijfsleven in Nederland. De komende periode zullen op diverse gebieden vereenvoudigingtrajecten gaan plaatsvinden om zo het ondernemingsklimaat te verbeteren. Deze trajecten sluiten aan bij de algemene doelstelling van een reductie van
administratieve lasten van 25% en de geest van de motie. Het Kabinet geeft de voorkeur aan het generiek aanpakken van de geschetste knelpunten. Wel kunnen de experimenten met de kansenzones mogelijk input leveren voor noodzakelijke algemene verbeteringen in de wet- en regelgeving.
6. Tot slot Datgene dat de motie verlangt voor slechts een beperkt aantal ondernemingen (minimum aan regels, vereenvoudiging en versnelling procedures) is de inzet van het Kabinet voor geheel Nederland. Het Kabinet heeft de ambitie om voor heel Nederland meer kansen voor starters en snelle groeiers te creëren. Daartoe staat een instrumentarium ter beschikking gericht op onder meer het verminderen van administratieve lasten, vereenvoudigen van vergunningverlening en het verbeteren van de financieringsmogelijkheden voor ondernemers. Experimenten met kansenzones vormen een goede aanvulling op dit generieke beleid. Het Kabinet zal in antwoord op de motie en mede gebaseerd op ervaringen in het buitenland dan ook kansenzones creëren om de mogelijkheden voor startende en groeiende ondernemingen verder te vergroten. In de kansenzone worden afspraken gemaakt over het bieden van ondersteunende faciliteiten aan ondernemers. Het instellen van formulemanagers verbetert de dienstverlening aan ondernemers waarmee o.a. de nadelige gevolgen van administratieve lasten en wet- en regelgeving gemitigeerd worden. Hiermee wordt een aantal pregnante knelpunten (o.a. administratieve lasten, problemen met het vinden van financiering en huisvesting) aangepakt. Lerende van de ervaringen en gebruik makend van de uitkomst van de evaluaties van de pilots, zal het aantal kansenzones zich kunnen uitbreiden richting kennisinstellingen, hogescholen en andere broedplaatsen van succesvol ondernemerschap. Daarnaast staan de ervaringen met de kansenzones ten dienste aan het generieke Kabinetsbeleid voor alle ondernemers in Nederland. Dit past binnen de ambitie van het Kabinet om in Nederland een excellent klimaat voor starters en snelle groeiers te creëren.
Bijlage 2
Buitenlandse zones
Scienceparks De doelstelling van de ‘Scienceparks’ is om - in het teken van het toepassen van kennis het aantal innovatieve starters en snelle groeiers te stimuleren. Binnen het Sciencepark worden hoofdzakelijk ondersteunende faciliteiten aangeboden. Deze hebben betrekking op het aanbieden van geschikte huisvesting en vergaderruimtes, secretariaatsservice, de afhandeling van administratieve procedures, onderhoud en beveiliging. Het verkorten van administratieve procedures en terugdringen van administratieve lasten is bij de meeste parken prioriteit. Hierbij moet onder andere worden gedacht aan het aanvragen van vergunningen en subsidies. De onderzochte parken zijn succesvol in termen van nieuwe en aangetrokken bedrijven en gecreëerde werkgelegenheid. Een potentieel knelpunt bij een Sciencepark is de bestuurlijke zeggenschap. Bij het creëren van een Sciencepark zijn - inherent aan het model - vaak meerdere partijen betrokken zoals rijks- en lokale overheden, kennisinstellingen e.d. Een te omvangrijk aantal partijen kan belemmerend werken voor een snelle en slagvaardige besluitvorming. Enterprise zones De doelstelling van ‘Enterprise zones’ is stimulering van achterstandsgebieden door middel van het aantrekken van bedrijven binnen het gebied. Dit vindt plaats door middel van gebiedsgerichte prikkels zoals lagere belastingtarieven (o.a. onroerendezaakbelasting (OZB), afdrachtskortingen, investeringsaftrek), subsidiëring van arbeid, en vereenvoudiging van procedures en vermindering van allerlei administratieve verplichtingen. Binnen Nederland is de gemeente Rotterdam in het kader van het programma ‘Rotterdam zet door, op weg naar een stad in balans’ van plan in een aantal achterstandswijken een 'Enterprise zone' te creëren. Binnen deze zones worden een aantal faciliteiten gecreëerd zoals een investeringssubsidie en een lager OZB-tarief. De zones zijn succesvol bij het aantrekken van nieuwe werkgelegenheid. Belangrijk kritiekpunt is dat er hoofdzakelijk sprake is van verplaatsing van bedrijven en werkgelegenheid van buiten naar binnen de zone. Ook is er sprake van aantasting van het 'level playing field' door bedrijven binnen de regio voordelen te gunnen die buiten de zone niet gelden. Vrijhandelszones De doelstelling van ‘Vrijhandelszones’ is het aantrekken van (buitenlandse) investeringen voor het bevorderen van import en export. Binnen de vrijhandelszone is sprake van lagere
belastingtarieven en vrijstellingen. Bedrijven die zich binnen deze zone bevinden kunnen binnenkomende goederen bewerken en weer exporteren. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat indien goederen zich binnen de vrijhandelszone bevinden deze nog niet formeel zijn ingevoerd. Indien dit toch gebeurt zijn de normale invoertarieven van kracht. De ervaringen in het buitenland met de vrijhandelzones zijn positief. Dit type zone stimuleert de omvang van de im- en export en werkgelegenheid. Streng toezicht is echter noodzakelijk om illegale invoer te voorkomen. Ook is er vaak sprake van verplaatsing van productie en werkgelegenheid i.t.t. het creëren van extra werkgelegenheid. Recent heeft de Franse regering bekend gemaakt dit jaar te starten met 'Pôles de Compétitivité',. Een ‘Pôle de Compétitivité’ (PdC) is een samenwerkingsverband - binnen een bepaald gebied - van grote ondernemingen en kennisinstellingen die gericht zijn op één innovatief werkterrein. Doel van de zones is om de concurrentiepositie van Frankrijk te versterken. De PdC richten zich op grote ondernemingen. Er zullen 20 geografische 'Pôles de Compétitivité' aangewezen worden. Bedrijven die zich binnen een PdC vestigen genieten een aantal voordelen. Eén ervan bestaat uit een effectief lager percentage vennootschapsbelasting (Vpb). De Vpb wordt niet formeel verlaagd, maar er vindt een teruggaaf plaats van maximaal de ruimte die binnen de Europese 'de minimis-regeling' wordt geboden. Na het genieten van dit voordeel moet door de ondernemingen het normale percentage Vpb over de winst worden afgedragen. Het participeren in een 'Pôle de Compétitivité' is niet vrijblijvend. Voorwaarde is dat de participanten hun bedrijfsactiviteiten niet verplaatsen naar het buitenland. Het plan voorziet niet in een wijziging van bestaande regelgeving in de economische kernzones.
Bijlage 3
Ruimte voor afwijkende specifieke wetgeving
Fiscaliteit Een verlaging van de vennootschapsbelasting voor specifieke groepen bedrijven stuit op het EU-staatssteunkader dat alleen in bepaalde gevallen verlening van staatssteun toestaat. De Europese Commissie moet de steun dan wel goedkeuren en zal dat alleen doen indien de steun kosten betreft die verbonden zijn aan bepaalde activiteiten zoals bijvoorbeeld onderzoek en ontwikkeling, energiebesparing, investeringssteun in achtergebleven gebieden. Steun aan een specifieke groep ondernemingen zoals door middel van een lager percentage vennootschapsbelasting in de motie wordt voorgesteld, is alleen mogelijk in de vorm van 'de minimis'-steun. Deze steun is toegestaan indien deze het bedrag van € 100.000,- per drie jaar per zelfstandig opererende onderneming niet overschrijdt. Binnen dit bedrag valt alle steun ontvangen van de rijks-, en lokale overheden. 'De minimis'-steun hoeft niet ter goedkeuring aan de EC worden voorgelegd. Het nadeel van het gebruik maken van de ‘de minimis’ regel is dat dit tot hoge administratieve lasten voor bedrijven leidt. Bedrijven moeten namelijk kunnen aantonen dat de totaal ontvangen steun die zij ontvangen het maximale toegestane bedrag niet overschrijdt. Hierbij is niet alleen sprake van rijksregelingen, ook provincies en gemeenten kunnen subsidieregelingen instellen waarbij gebruik wordt gemaakt van de 'de minimis'-vrijstelling. Economische Zaken heeft reeds een aantal regelingen (o.a. BBMKB en Innovatievouchers) die gebruik maken van de ruimte die de 'de minimis'-regeling biedt. Het introduceren van een extra regeling voor specifieke groepen gebaseerd op de 'de minimis'-vrijstelling zal de administratieve lasten voor deze bedrijven sterk doen toenemen en bovendien de mogelijkheden om van het generieke instrumentarium gebruik te maken beperken. Het Kabinet kiest daarom niet voor het fiscaal faciliteren van specifieke groepen bedrijven in kansenzones maar zet in op maatregelen in de sfeer van financiering via garantieregelingen en bijvoorbeeld een verlaging van de vennootschapsbelasting in den brede. Arbeidsomstandighedenrecht Met betrekking tot versoepeling van het arbeidsomstandighedenrecht (arborecht) is er slechts zeer beperkt ruimte voor het creëren van uitzonderingen. Het arborecht vindt vrijwel volledig zijn oorsprong in Europese richtlijnen die in de Nederlandse wetgeving moeten worden geïmplementeerd. Het Kabinet zet echter op andere wijze fors in op vermindering van de arboregel- en administratiedruk, vanuit de visie dat ondernemingen kostenefficiënt moeten kunnen sturen: goed arbobeleid tegen zo laag mogelijke kosten. Het pakket maatregelen omvat zowel deregulering en vereenvoudiging, als verbetering van informatievoorziening en efficiencyverbetering in het arbobeleid, zoals met betrekking tot de risico-inventarisatie -en evaluatie. Deze maatregelen zullen ten goede komen aan alle bedrijven in Nederland, en niet alleen aan de bedrijven die in kansenzones
zijn gevestigd. Verder zij verwezen naar de brief van de Minister en Staatssecretaris van SZW van 8 april 20048 alsmede de SER-adviesaanvraag 'Evaluatie Arbowet 1998' (brief van 29 oktober 2004 van Staatssecretaris van Hoof). Daarbij is de SER gevraagd naar additionele mogelijkheden ter vermindering van regeldruk. Zoals eerder aangegeven verdient dit knelpunt een generieke aanpak zodat niet alleen bij succesvolle ondernemingen (zoals voorgesteld in de motie), maar ook andere bedrijven de regeldruk wordt verminderd. Ruimtelijke ordening en milieu Evenals voor het arborecht wordt ook voor ruimtelijke ordening en milieu door de Europese Unie een veelheid aan wetgeving opgelegd. De eisen die voortvloeien uit het Europese milieurecht zijn per definitie minimumeisen. Er is geen ruimte om onder deze eisen te gaan zitten. Er ligt wel ruimte bij die milieunormen waar door de Nederlandse wetgever een nationale 'kop' op is geplaatst, met andere woorden waar de normen die in Nederland zijn vastgelegd strenger zijn dan door Europa wordt opgelegd. Momenteel is in de Kamer het wetsvoorstel 'Interimwet Stad-en-milieubenadering' aanhangig. Deze wet geeft gemeenten de mogelijkheid in bepaalde wijken af te wijken van milieuvoorschriften. Het thans voorliggende wetsvoorstel is een gewijzigde voortzetting van de Experimentenwet 'Stad en Milieu', die vijf jaar lang in gebruik is geweest. De nieuwe wet is een Interimwet, omdat het de bedoeling is de afwijkingsmogelijkheid een plaats te geven in de nieuwe 'Wet Ruimtelijke ordening' en in de 'Wet milieubeheer'. Ook hier rechtvaardigt de door het bedrijfsleven ervaren problemen een generieke aanpak ten gunste van alle ondernemingen, en niet alleen voor ondernemingen binnen kansenzones.
8
Kamerstukken II, vergaderjaar 2003-2004, 29515, nr. 3