TIJDSCHRIFT VOOR
VERLOSKUNDIGEN
Anticonceptie Gehecht aan het hechten? In het buitenland opgeleid; het belang van de applicatiecursus U I T G A V E V A N D E K O N I N K L I J K E N E D E R L A N D S E O R G A N I S AT I E V A N V E R L O S K U N D I G E N D E C E M B E R 2 0 0 3 2 8 E J A A R G A N G # 1 2
Redactie Elisabeth Beels (secretaresse) Cobi van de Coevering, Brigitte Tebbe, Wil van Veen (hoofdredacteur en eindredactie)
Medewerkers decembernummer Ton van de Coevering, Renske Drejer, Bionda Heeringa, Marian van Huis, Jeannette Osterhaus, Hans van der Slikke, Edwin van Teijlingen, Angela Verbeeten, Sandra Vuik, Adja Waelput, Alexandra Weijering, Leonie Welling, Trees Wiegers, Magda Wijsma, Jolanda Zocchi Redactieadres E
[email protected] Tijdschrift voor Verloskundigen Postbus 18 3720 AA Bilthoven
Abonnementen en personeelsannonces Personeelsannonces, adreswijzigingen en abonnementen opgeven aan het secretariaat van de KNOV, Jolanda Zocchi Postbus 18 3720 AA Bilthoven T 030 274 8800 F 030 229 4162 E
[email protected] Advertentie-exploitatie Ovimex BV, Frank Dijkman T 0570 674240
Vormgeving Monique Jacobs, Ovimex BV Druk Ovimex BV, Deventer
Abonnementsprijzen Abonnementsprijs voor niet-leden van de KNOV: € 104,- per jaar (11 nummers), buiten Nederland € 114,-. Voor studenten aan buitenlandse opleidingen: € 81,-. Los nummer € 14,50, aan te vragen bij de KNOV. Alle prijzen zijn incl. btw en verzendkosten. Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen Rembrandtlaan 44 3723 BK Bilthoven T 030 229 4299 Voorzitter KNOV Marian van Huis
Foto omslag: Getty Images
ISSN 0378-1925
Tijdschrift voor Verloskundigen Het Tijdschrift voor Verloskundigen wordt uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV), opgericht op 22 september 1975. De vereniging is tot stand gekomen uit een fusie van de Bond van Nederlandse vroedvrouwen (opgericht 8 juni 1926) en de Nederlandse R.K. Vereniging van Vroedvrouwen (opgericht 8 juli 1921). De KNOV stelt zich ten doel de bevordering van de verloskundige zorg in zijn geheel in Nederland, de versterking van de positie die de verloskundige daarin inneemt, alsmede de belangenbehartiging van alle verloskundigen in Nederland. Een van de manieren om dit doel te bereiken, is het uitgeven van het Tijdschrift voor Verloskundigen. Het Tijdschrift voor Verloskundigen is in de eerste plaats een vakblad op het gebied van de verloskunde en verwante wetenschappen. Het beoogt verloskundigen op de hoogte te stellen van relevante feiten en ontwikkelingen. Daarnaast is het een forum voor discussie over de verloskunde en verwante disciplines. In het redactionele beleid wordt ernaar gestreefd een zo ruim mogelijke reeks aan onderwerpen te behandelen. In de tweede plaats is het Tijdschrift voor Verloskundigen een verenigingsorgaan en als zodanig een middel voor het hoofdbestuur van de KNOV om in contact te treden met de leden. In dit kader dient het Tijdschrift voor bestuur en leden als forum om van gedachten te wisselen. Inzenden kopij en advertenties De redactie nodigt de lezers uit om reacties, artikelen en opiniebijdragen in te zenden. Bij voorkeur speciaal voor het Tijdschrift voor Verloskundigen geschreven kopij, maar ook eerder elders aangeboden of gepubliceerde bijdragen zijn welkom; onder vermelding van bladtitel, jaargang en nummer.
Kopij aanleveren als platte tekst - dus zonder speciale bekopping, voetnoten, paginacijfers, tabs, tabellen en ontdaan van hyperlinks - in Word via e-mail:
[email protected]. Van tabellen of grafieken derhalve alleen de onderzoeksgegevens aanleveren; deze worden door de vormgever opgemaakt. Referenties in de tekst tussen vierkante haakjes (geen superscript). Beeld apart aanleveren, bij voorkeur digitaal en in hoge resolutie. Bij tekstwijziging pleegt de redactie overleg. Ingezonden brieven worden zo nodig bekort. Plaatsing van reacties en opiniebijdragen geschiedt
T IJDSCHRIFT
buiten verantwoordelijkheid van de KNOV en de redactie. Het auteursrecht van artikelen berust bij de individuele auteur. Citeren met bronvermelding is toegestaan, mits binnen de wettelijke regels. Overname van (langere delen van) artikelen is uitsluitend toegestaan na toestemming van de redactie en de auteur.
Personeelsadvertenties voor het januarinummer kunnen worden ingezonden tot 15 december 2003, voor het februarinummer tot 22 januari 2004. Gelieve bij de plaatsingsopdracht het gewenste formaat en het factuuradres te vermelden. Voor commerciële advertenties: zie colofon. Het januarinummer verschijnt op 20 januari 2004; dat van februari op 17 februari.
VOOR
VERLOSKUNDIGEN
DECEMBER
2003
597
De andere praktijk License to kill
pag. 617
pag. 622
December 2003 Tijdschrift 601
Tijdschrift van Verloskundigen Prenatale screening Wil van Veen
KNOV 602
De voorzitter Politiek Marian van Huis
Wetenschap 604
Anticonceptie De keuze is groter dan ooit! Hans van der Slikke
Onderwijs 608
Gehecht aan het hechten? Scriptie Jeannette Osterhaus en Alexandra Weijering
612
In buitenland opgeleid, in Nederland werken Het belang van een applicatiecursus Trees Wiegers
598 T I J D S C H R I F T
V O O R
V E R L O S K U N D I G E N
D E C E M B E R
2003
inhoud
Zwanger voor dummies en zwanger, een nieuw handboek voor ouders pag. 623
Praktijk 617
Verloskundige Werkgroep Deventer kan tegen stootje De andere praktijk; serie over variaties in praktijkorganisatie Brigitte Tebbe
622
License to kill Column Nyx
623
Zwanger voor dummies en zwanger, een nieuw handboek voor ouders Twee recensies Magda Wijsma en Angela Verbeeten
626
Waardevolle aanvulling op mondelinge voorlichting CD-rom ‘Baby op komst’ Sandra Vuik
Internationaal 628
Tsjechische Vroedvrouwen Vereniging Tsjechische vroedvrouwen zagen eerste natuurlijke bevalling in Nederland Renske Drejer
Berichten 630 634 635 637 638
Francijntje de Kadt In memoriam Nieuwsblad Congres en Cursus Personalia T IJDSCHRIFT
VOOR
VERLOSKUNDIGEN
DECEMBER
2003
599
€ 44,00… MicroNatal is niet alleen een prettig en duidelijk programma, het is ook nog eens het voordeligste programma. Vanaf slechts € 44,00 per maand kunt u al volledig met MicroNatal aan de gang. Rodebandkaart, LVR-1, tekstverwerking, maar ook de boekhouding… kortom, geheel kompleet! Dan worden ook nog alle upgrades met nuttige en nieuwe functies, u zeer regelmatig toegezonden. Installatie en instructie op locatie en het gebruik van de helpdesk, doen we er dan ook nog bij. Meer heeft u toch niet nodig?
600 T I J D S C H R I F T
V O O R
V E R L O S K U N D I G E N
D E C E M B E R
2003
In een van de drie voorgaande nummers gaf ik aan dat ik mij als nieuwe hoofdredacteur voorlopig zou beperken tot het uitspreken van mijn verbazing over zaken die voor mij nieuw, maar in veel gevallen voor u gemeengoed zijn. Dat laatste klopt niet helemaal, want ik begrijp inmiddels dat wij soms delen in verbazing. Neem nu het onderwerp dat de kop van dit redactioneel siert. De veranderingen in het kabinetsstandpunt over prenatale screening op het syndroom van Down en neuraalbuisdefecten bevestigen het feit dat dit een complex onderwerp is. Het Gezondheidsraadrapport leidde een paar jaar geleden tot veel reacties en nieuwe ontwikkelingen in het veld, maar de formele reactie van de minister heeft 21/2 (tweeen een half ) jaar op zich laten wachten. Tegen het advies van de Gezondheidsraad in handhaaft het kabinet de beperking van het prenatale screeningsaanbod tot zwangeren van 36 jaar en ouder en zwangeren met een medische indicatie. Gezien de gerenommeerde samenstelling van deze Raad kan het niet anders dan om een bezuinigingsmaatregel gaan; weer zo een waarvan de uiteindelijke gevolgen niet worden meegewogen in de besluitvorming. In het oorspronkelijke kabinetsstandpunt van 21 november jl. moesten alle andere zwangeren zelf om de informatie en de testen vragen. Reeds in de eerste dagen heeft de staatssecretaris, na een kort debat met de Tweede Kamer, haar standpunt al bijgesteld. Als gevolg daarvan luidt nu het standpunt dat alle zwangeren actief moeten worden geïnformeerd over het bestaan van de testen. Zwangeren jonger dan 36 jaar die - zonder medische indicatie - voor screening kiezen, moeten zelf betalen. Eventuele vervolgonderzoeken worden wél vergoed.
redactioneel
TIJDSCHRIFT Prenatale screening In de tussentijd had vooral de Nova-uitzending de nodige tenen laten krommen. Het gesprek met de staatssecretaris werd omlijst met een reportage over een moeder en haar zwaar gehandicapte zoon. Gesteld dat het advies van de Gezondheidsraad volledig zou zijn opgevolgd, dan nog is het de vraag of, en zo ja wanneer de afwijkingen van deze jongen zouden zijn opgespoord. Naar de mening van de staatssecretaris had zijn moeder echter een medische indicatie en had de verloskundige (!) wel degelijk ruimte gehad om prenatale screening aan te bieden. Als redacteur ontgingen mij de details, maar verloskundigen en gynaecologen hebben mij inmiddels haarfijn uitgelegd dat het niet lekker kunnen zitten en ‘blauwe plekken’ voelen bij het zwanger-zijn hoort. Dat alleen heeft geen voorspellende waarde, ook niet met staatssecretariële wijsheid achteraf. Wél wordt de zaak nu nodeloos gecompliceerd, want wat moet u voortaan tegen uw cliënten zeggen en wat moet u doen nu zwangerschapsklachten ineens tot medische indicatie voor prenatale screening worden gepromoveerd? Mogelijk verandert het kabinet haar standpunt de komende tijd nog op andere punten. Hoe het er uiteindelijk ook uitziet een ding werd mij de afgelopen dagen erg duidelijk. In een klantgerichte samenleving met een patiëntgerichte zorg kan een zwangere alleen tot goede en weloverwogen keuzes komen als zij beschikt over informatie die goed en duidelijk is. De beroepsgroepen staan voor de opdracht om goede zorg te bieden. Dat begint vanaf het moment van de eerste voorlichting tot en met de uitvoering van de screening en de counseling over ‘hoe verder’. Samenhang met de aanbevelingen uit het Verloskundig Vademecum hoort daar zondermeer bij. Wil van Veen
T IJDSCHRIFT
VOOR
VERLOSKUNDIGEN
DECEMBER
2003
601
KNOV
DE T
Politiek
VOORZITE R
In oktober deed ik op deze plaats verslag van de gevolgen van de bezuinigingen, voor zover die toen te overzien waren. De afgelopen twee maanden zijn we doorgegaan, en niet alleen op bestuurlijk niveau! Met acties heeft Nederland kunnen lezen, horen en zien wat de gevolgen van de voorgestelde bezuinigingen voor de verloskundige zorg zullen zijn. Er werd een brief gestuurd naar de minister vanuit het Platform Modernisering Verloskunde. Alle partners in dit platform ondersteunden de brief. Die partners zijn: de gynaecologen (NVOG), de kinderartsen (NVK), de kraamzorgaanbieders (LVT en BTN). De brief aan de minister meldt dat door nu te bezuinigen het paard achter de wagen gespannen wordt en dat vernieuwen en op elkaar afstemmen van zorg geen verdere voortgang kan krijgen. VWS zond een kort briefje terug waarin verwezen werd naar de oorspronkelijke bezuinigingsbrief van de minister. Op VWS werden gesprekken gevoerd met o.a. de Directeur-Generaal. Hij toonde zeker begrip, maar de minister heeft het laatste woord. In die gesprekken werd de positie van de KNOV beschreven. Als de subsidie stopt, wordt de KNOV in een onmogelijke onderhandelingspositie over de geïntegreerde eerstelijns ondersteuning gemanoeuvreerd. Tijdens een rondetafelconferentie bij VWS met alle eerstelijns partners, (LHV, NHG, KNGF, KNOV, LVG en verzekeraars) spraken de partners zich nogmaals uit om te willen werken aan een geïntegreerde eerstelijns ondersteuning met oog voor ieders eigenheid. Het argument: dat VWS met deze bezuinigingen oude schoenen weggooit zonder dat er nieuwe zijn, werd vervelend gevonden. Tweemaal is er gesproken met Zorgverzekeraars Nederland (ZN). De zorgverzekeraars 602 T I J D S C H R I F T
V O O R
V E R L O S K U N D I G E N
D E C E M B E R
2003
gaan in de gezondheidszorg de regie voeren en zij moeten overtuigd zijn dat de verloskundige ondersteuning noodzakelijk is. ZN is slechts de brancheorganisatie; het echte werk wordt gedaan bij de regionale zorgverzekeraars. Met een aantal van hen zijn inmiddels gesprekken gevoerd. Het nut van de verloskundige ondersteuning in de afgelopen jaren wordt erkend, maar hoe het verder moet, is nog onduidelijk. Op 17 november probeerden de Amsterdamse verloskundigen prinses Maxíma te bewegen haar handtekening te zetten onder de petitie over de ondersteuningsstructuur. Zij gingen met allochtone zwangeren naar Wassenaar, juist om een accent te leggen op de noodzaak van goede zorg rond deze doelgroep. De prinses mocht, als lid van het Koninklijk Huis, evenwel niet tekenen. Maxíma mag zich niet met politiek bemoeien, maar het leverde wel aandacht in de media op. Op 18 november werd de petitie, die in één week tijd door 5500 mensen was ondertekend, aangeboden aan de Vaste Kamercommissie van VWS. De petitie wijst op het belang van de ondersteuningsstructuur voor de eerstelijns verloskundige zorg. Achterstandswijken worden dubbel getroffen: verloskundigen krijgen al geen achter-
DE T
VOORZITE R
standstarief en de ondersteuning zou ook wegvallen. De problemen in deze wijken worden door gedegen onderzoek steeds duidelijker. Alle woordvoerders waren aanwezig. Naast de petitie werd ook een bundel praktijkverhalen aangeboden. De media toonden grote belangstelling: de nodige artikelen in dagbladen en interviews op radio en TV waren het gevolg. Er waren vijftg mensen aanwezig. De groep bestond uit verloskundigen, student-verloskundigen, zwangeren en net bevallen moeders met babies die door de verloskundigen uit de Haagse regio waren bijeengebracht. De politici hebben met de aanwezigen nog enige tijd nagesproken. Tijdens het Algemeen Overleg, voorafgaand aan de officiële begrotingsbehandeling, werd door alle woordvoerders de positie van de verloskundigen genoemd en
werd gewezen op het belang dat voortgang van de ondersteuning dient te hebben. De minister zegde toe dat de verloskundigen meedoen in de geïntegreerde ondersteuningsstructuur. Er werd daarbij ook een bedrag genoemd voor die hele ondersteuning: € 16 miljoen. Dat is het bedrag dat momenteel wordt uitgegeven louter aan huisartsenondersteuning en dat nu bestemd zal zijn voor alle eerstelijners. Voor ons is belangrijk dat daaruit een geoormerkt bedrag voor verloskundige ondersteuning benoemd wordt. Tijdens de begrotings behandeling zou dat aan de orde komen. De behandeling werd opgeschort in verband met de onduidelijkheid van de effecten van de bezuinigingen voor de chronisch zieken. Marian van Huis, voorzitter
Overzicht data Tijdschrift voor Verloskundigen 2004 Maand Januari Februari Maart April Mei Juni Juli/Augustus September Oktober November December Maand nummer A B C
nummer 29.01 29.02 29.03 29.04 29.05 29.06 29.07/08 29.09 29.10 29.11 29.12
A 05-12 12-01 09-02 08-03 12-04 10-05 07-06 09-08 06-09 11-10 08-11
B 15-12 22-01 19-02 18-03 22-04 20-05 17-06 19-08 16-09 21-10 18-11
C 20-01 17-02 16-03 13-04 18-05 15-06 13-07 14-09 12-10 16-11 14-12
= maand van verschijnen = jaargang.uitgave = uiterste aanleverdatum concept kopij = uiterste aanleverdatum advertenties = bezorgdatum per post binnen Nederland
T IJDSCHRIFT
VOOR
VERLOSKUNDIGEN
DECEMBER
2003
603
anticonceptie
WETENSCHAP
Anticonceptie: de keus is groter dan ooit Dr. Hans van der Slikke
De meest recente cijfers van de Inspectie Volksgezondheid voor abortus provocatus bij in Nederland woonachtige vrouwen laten weer een stijging zien naar 29.450 in 2002. Dit is in twee jaar tijd een stijging van 8,0 naar 8,7 per 1000 vrouwen in de leeftijd van 15-44 jaar. Hoewel allochtone vrouwen hiervan een groot deel (40%) voor hun rekening nemen, neemt het absolute aantal abortussen bij vooral jonge autochtone vrouwen toe. De aandacht voor anticonceptie, zoals die in de tachtiger jaren bestond, is verflauwd. Het wordt de hoogste tijd dat in Nederland weer over anticonceptie wordt gesproken. Er is nu echter weer veel om over te praten. Sinds de introductie van de orale anticonceptiepil, nu ruim veertig jaar geleden, is de vernieuwing in anticonceptie nooit zo snel gegaan als het laatste jaar: de keus is nu groter dan ooit. Ontwikkeling in aanbod
Natuurlijk is er in de loop van die veertig jaren een ontwikkeling geweest: de samenstelling van “de pil” is gewijzigd: naast de combinatiepil is - al dan niet tijdelijk - verkrijgbaar geweest de step-up pil, sequentiepil, 3-fasen pil en de progestageen-only pil. Verder hebben generaties progestagenen elkaar opgevolgd. Helaas bleken die niet in alle opzichten een verbetering. Een zeer constante factor bij het pilgebruik is de oestrogene component: bijna bij alle pillen was en is dat 17 beta-ethinyl-oestradiol (EE). De hoeveelheid per dag is in sommige preparaten al gedaald naar 15 microgram.
Dr. Hans van der Slikke is gynaecoloog en verbonden aan het Medisch Centrum van de Vrije Universiteit van Amsterdam 604 T I J D S C H R I F T
Enige jaren geleden werd het aanbod verruimd door de twee oestrogeenvrije hormonale preparaten, te weten Mirena en Implanon. Een progesteron-bevattend IUD (Progestasert) was een voorloper. Mirena is destijds als Levonova ontwikkeld door Leiras, maar sinds Schering de rechten heeft overgeno-
V O O R
V E R L O S K U N D I G E N
D E C E M B E R
2003
men is de Mirena een zeldzaam succes op de markt. Het is in 1996 op de Nederlandse markt gebracht en sindsdien zijn er ruim 200.000 over de toonbank gegaan. Het is nu in bijna 90 landen verkrijgbaar. Dit is ook niet zo verbazend: de Mirena combineert een uiterst effectief anticonceptieve werking met een grote therapeutische effectiviteit in het bestrijden van dysmenorrhoe en menorrhagieëen. Het toepassingsgebied is daardoor veel groter dan anticonceptie alléén. Dit intra-uteriene systeem (IUS) bevat in een containertje 52 mg levonorgestrel (LNG). Het wordt in de uterus ingebracht en geeft daar gedurende minstens vijf jaar dagelijks een hoeveelheid van 20 microgram LNG af in het cavum uteri. De werking is vooral locaal. Toch is er ook enige opname. De plasmaspiegels zijn ongeveer 10% van die bij een LNG bevattende pil. Hoewel elders ook een LNG bevattend implantaat beschikbaar is (Norplant), is dat in Nederland nooit geregistreerd. Wel kennen wij Implanon, dat hier in 1999 is geïntroduceerd. Dit 4 cm lange, flexibele kunststofstaafje wordt aan de binnenzijde van de bovenarm van de vrouw subdermaal geïmplanteerd en geeft gedurende drie jaar dagelijks een hoeveelheid van 25-30
WETENSCHAP microgram van het progestageen etonogestrel (ENG) af.
Eén van de grote voordelen van bovengenoemde twee middelen is dat, als ze eenmaal zijn ingebracht, er niet dagelijks aan gedacht hoeft te worden. Evenmin spelen hier resorptieproblemen in de darm (overgeven of diarree) een rol. De betrouwbaarheid van beide middelen is dan ook groot (zie tabel). Doordat deze middelen geen oestrogenen bevatten, kunnen ze uitstekend worden toegepast door vrouwen die borstvoeding geven. In 2003 werden binnen één jaar twee vormen van anticonceptie geïntroduceerd, die ieder een nieuwe toedieningsweg hebben: de Nuvaring voor vaginale plaatsing en de Evra of anticonceptiepleister voor transdermale toepassing. De Nuvaring kon in februari 2003 voor het eerst worden voorgeschreven. Het middel bestaat uit een soepele kunststof ring met een diameter van 5,4 cm en een dikte van 4 mm. De ring wordt door de vrouw zelf in de vagina ingebracht en blijft drie weken ter plaatse. Dagelijks wordt dan een hoeveelheid van 15 microgram EE en 120 microgram ENG afgegeven. Na drie weken wordt de ring door de vrouw verwijderd. In de ringvrije week komt een onttrekkingsbloeding en na zeven dagen wordt een nieuwe ring ingebracht. De “pleisterpil” of “pilpleister” Evra geeft per dag een hoeveelheid van 20 microgram EE en 150 microgram norelgestromin af. Eén pleister bevat voldoende hormoon voor de duur van één week. Na drie weken plakken volgt een pauze van één week, de “plakpauze”, waarin de onttrekkingsbloeding verwacht kan worden. Door de continue afgifte van oestrogeen en progestageen geven de Nuvaring en de Evra beide een zeer constante bloedspiegel, die bovendien ook niet beïnvloed wordt door darmproblemen.
Om fouten in plakken respectievelijk inbrengen te voorkomen (vergeten) kan de gebruikster zich aanmelden voor service van een e-mailbericht of SMS ter herinnering.
Het ligt voor de hand dat voor beide middelen vooral onderzoek is verricht dat door de fabrikant is gesubsidieerd. Toch kunnen op theoretische gronden vergelijkbare resultaten als met de pil worden verwacht. De betrouwbaarheid van deze middelen is dus ook zeer groot (zie tabel). De publicaties tot nu toe bevestigen dit. Toekomst
Voor diegenen die altijd sceptisch waren over de “mannenpil”: hij komt er aan, al wordt het geen pil, maar een implantaat. De firma’s Schering en Organon hebben de handen ineengeslagen: rond 2009 wordt de combi van een jaarlijks implantaat (een progesteron om de spermaproductie te remmen), tezamen met driemaandelijkse injecties (testeron om libido/potentie op peil te houden) op de markt verwacht. Politiek
Het huidige kabinet bracht het onderwerp anticonceptie weer in het nieuws. Voor zover het gesprek heden over anticonceptie gaat, betreft het meestal de voorgenomen maatregel om anticonceptie niet meer te vergoeden vanaf 21 jaar. Van Lunsen (AMC, Amsterdam) schatte tijdens het jubileumcongres van de Stichting Anticonceptie
Ter gelegenheid van het vijfjarig jubileum van de Stichting Anticonceptie Nederland (www.anticonceptie-online.nl) verscheen de tweede druk van het boek “Anticonceptie op maat, Van puberteit tot overgang” door Dr R.J.C.M Beerthuizen bij Bohn Stafleu van Loghum. De bij dit artikel afgedrukte tabel is uit dit boek afkomstig en door de uitgever welwillend ter beschikking gesteld.*
T IJDSCHRIFT
VOOR
VERLOSKUNDIGEN
* Anticonceptie op maat van puberteit tot overgang, dr. R.J.C.M. Beerthuizen, 166 pagina’s, ISBN 90 313 4139 8. Prijs € 29,50. Zie ook www.bsl.nl.
DECEMBER
2003
605
anticonceptie a
b *
cijfers uit Europees onderzoek cijfers uit Amerikaans onderzoek
Tabel. Betrouwbaarheid van de verschillende methoden van anticonceptie. Type anticonceptie
Gebleken is dat soms toch zwangerschap ontstaat. In die gevallen blijkt het staafje door het niet strikt opvolgen van de instructies foutief of niet ingebracht te zijn of te zijn ingebracht op een tijdstip dat al bevruchting had plaatsgevonden. ** NB Betrouwbaarheid is mede afhankelijk van de ervaring van degene die de ingreep uitvoert.
606 T I J D S C H R I F T
Pearl-index theoretisch
praktisch 80-85
geen anticonceptie klassieke methoden abstinentie coitus interruptus lactatieamenorroe (lam) 0-4 maanden lactatieamenorroe (lam) 5-6 maanden
0 1 0 1-3
>10 6-38 0,3 3-16
natuurlijke methoden temperatuurmethode methode Billings (cervixslijm) Natural Family Planning (symptothermaal) periodieke onthouding Persona Standaard Dagen Methode
1 1,2-2,9 0,7 3,3 6 4,7
2,5-7 15,5-34,9 2-25 5,9-47 4,2-8,3 11,9
barrièremiddelen condoom vrouwencondoom pessarium occlusivum Femcap spermiciden
2 2,6 1 1-2 4
2-15 5-15 4-20 ? 4-37
hormonale methoden combinatiepil anticonceptiering Nuvaring anticonceptiepleister EVRA prikpil minipil Cerazette Microlut/Microval (niet in Nederland verkrijgbaar) Implanon intra-uterien hormoonafgevend systeem Mirena
0,5 0,4a-1,27b 0,59a-0,99b < 0,1
0,2-10 0,65a-1,75b 0,71a-1,25b 0,6
0,14 1,17 0 0,1-0,2
? ? 0,3*
intra-uteriene methoden inerte iud’s koperopp. < 200 mm2 koperopp. > 200 mm2 koperopp. > 300 mm2 koperimplantaat: Gynefix
1,9 2,1 0,7 0,5 0,2
definitieve methoden** vasectomie sterilisatie vrouw chirurgische ligatie bipolaire coagulatie Filshie clip Falope ring siliconenplug (Ovabloc)
V O O R
V E R L O S K U N D I G E N
< 0,1 0,2-0,3 < 0,3 < 0,7 < 0,4 0,4-2,6
D E C E M B E R
2003
0,5
WETENSCHAP Nederland op 17 oktober jl in Ede dat deze maatregel een jaarlijkse toename van 4500 abortussen zou kunnen betekenen. Dit nog los van effecten als “pilhamsteren” en het verschuiven naar het voorschrijven van pillen die ook voor andere indicaties dan anticonceptie geregistreerd zijn. Tenslotte kan verwacht worden dat meer via het Internet gekeken zal worden naar goedkope preparaten, die zich aan controle onttrekken en dus onwerkzaam zouden kunnen zijn.
Misschien wel de belangrijkste verandering heeft zich in stilte voltrokken: het verbeteren van de morning after pil (MAP) of ook wel noodpil genoemd. De oudste MAP bestond uit een vijfdaagse kuur van 5 mg EE per dag. Deze gaf zeer veel bijwerkingen (misselijkheid!) en was matig effectief. Nadat een tijd lang even goede resultaten werden verkregen met de Yuzpe methode (2x2 tabletten Neogynon of Stederil-d ) is nu het middel Norlevo beschikbaar, bestaande uit twee tabletten van 0,75 mg LNG. Hoe sneller deze worden ingenomen na de onbeschermde coïtus, des te effectiever. Iedere 12 uur uitstel geeft een verdubbeling van de kans op zwangerschap!! Indien ingenomen binnen 24 uur is de kans op voorkomen van een zwangerschap 95%. Het werkzame middel is dermate veilig, dat het in de ons omringende landen zonder recept wordt verstrekt. Het noodzakelijk zijn van een recept werkt slechts vertragend en belemmerend. Hierin loopt Nederland (eens zo fier in de voorhoede) beschamend achterop. Het middel zou zonder recept verkrijgbaar moeten zijn bij de apotheek. Misschien echter ook wel bij de drogist (Noorwegen en Zweden) en op scholen (Frankrijk). Waarom ook niet in de toiletten in tankstations? Sinds kort is er ook een manier om in Nederland snel aan een recept te komen. Op Internet is nu gratis een recept te downloaden via http://www.anticonceptie-
online.nl/recept.htm. Hopelijk is deze actie tevens een eerste stap de discussie weer op gang te brengen. De ervaringen in het buitenland zijn zeer gunstig. In Finland nam het aantal abortus provocatus af met 30% toen de noodpil ook zonder recept verkrijgbaar werd. Elisabeth Aubeny, de voorvechtster voor het liberaal verstrekken van de MAP in Frankrijk ( en daarvoor onderscheiden met de Légion d’Honneur) ontzenuwde op bovengenoemd congres ook de angst, dat dit tot nonchalance in anticonceptiegebruik zou leiden. Integendeel: sinds het wegvallen van de drempel van het recept nam ook het oac gebruik met 10% toe! Dit is volgens haar te danken aan de volgende elementen: teenagersexualiteit wordt niet meer ontkend: de eerste coïtus vindt gemiddeld plaats op 16 jarige leeftijd en is bijna altijd onverwacht (en dus vaak onbeschermd). De apotheker kan een grote rol spelen bij voorlichting, niet alleen over anticonceptie maar ook over het voorkomen van SOA´s. En het gesprek over seksualiteit en anticonceptie is in Frankrijk weer op gang gekomen. Het weer voeren van de discussie over anticonceptie zou Nederland kunnen helpen weer de plaats aan de top van het laagste aantal abortussen per inwoonster te veroveren. Toelichting bij de cijfers
De getallen geven de Pearl index weer: het aantal zwangerschappen dat bij honderd vrouwen gedurende één jaar optreedt, dus per 1200 expositiecycli. De eerste tabel geeft de theoretische, de tweede de praktische index. Bijvoorbeeld de pil is theoretisch zeer betrouwbaar. In de praktijk echter blijkt dat wat tegen te vallen (vergeten of onjuist innemen).
T IJDSCHRIFT
VOOR
VERLOSKUNDIGEN
DECEMBER
2003
607
scriptie
ONDERWIJS
Gehecht aan het hechten? Jeannette Osterhaus en Alexandra Wijering
Hebben vrouwen minder last van epi of ruptuur als de huid ongehecht blijft? Alexandra Wijering en Jeannette Osterhaus van de opleiding tot verloskundige in Kerkrade stelden zich deze vraag in het kader van hun afstudeeropdracht. Hun conclusie: de huid mag bij perineum- of labiumletsel best open blijven, mits de wondranden niet meer dan een halve centimeter wijken. Wijering en Osterhaus maakten hun afstudeerscriptie op basis van een literatuuranalyse van artikelen uit de Cochrane Library en Pubmed. Om het aantal perineumlaesies dat in de eerstelijn gehecht wordt in kaart te brengen, raadpleegden zij de LVR gegevens van 1997 tot en met 2001. De incidentie van genoemde laesies blijft gedurende deze periode vrijwel constant. Het totaal aantal geregistreerde zorggevallen in deze periode komt jaarlijks op ongeveer 40.000. Dit resulteert gemiddeld in: 34% gaaf perineum, 5,5% labiumruptuur, 39% 1e en 2e graadsrupturen, 18% mediolaterale episiotomie, 0,7% mediane episiotomie, 1,3 % subtotaalruptuur en 0,6% totaalruptuur. Voor- en nadelen van het wel of niet hechten van de huid Jeannette Osterhaus en Alexandra Weijering bewerkten, in samenwerking met Brigitte Tebbe van de redactie, hun afstudeeropdracht tot nevenstaand artikel.
608 T I J D S C H R I F T
De Ipswich childbirth Study1,2 (uitgevoerd in Groot-Brittannië) vergelijkt 1780 vrouwen die een episiotomie, een eerste of een tweedegraadsruptuur hebben. De vrouwen werden gerandomiseerd en ingedeeld in twee groepen waarbij de huid respectievelijk niet en wel gehecht werd. Om de huid
V O O R
V E R L O S K U N D I G E N
D E C E M B E R
2003
open te kunnen laten moest voldaan worden aan het criterium dat de wondranden niet meer dan 0,5 centimeter mochten wijken. Er waren verschillende meetmomenten. Na 24 uur, 48 uur en 10 dagen postpartum met een follow-up na een jaar. De kraamvrouwen werden persoonlijk geïnterviewd, kregen vragenlijsten op verschillende momenten en een onafhankelijke verloskundige keek naar het perineum. Na 24 uur blijkt er tussen de beide groepen geen verschil te zijn in pijnklachten (62% vs. 64%), maar de vrouwen die waren ingedeeld in de two-stage groep klaagden minder over strakke hechtingen (18% vs. 22%). Zoals verwacht was er een verschil tussen het wijken van de wondranden tussen de beide groepen. Bij de two-stage groep weken de wondranden bij 23% van de cliënten en in de three-stage groep was dit 4%. Echter, wanneer een gynaecoloog oordeelde dat het nodig was om de huid alsnog te hechten bij de vrouwen uit de two-stage groep, dan werd dit alsnog gedaan en bleven deze vrouwen toch in de two-stage groep ingedeeld (12%)3. Tien dagen postpartum is er geen duidelijk verschil tussen de groepen wat betreft pijnbeleving en ook het analgaticagebruik is gelijk (25% vs. 28%). Maar nog steeds hebben de vrouwen in de gehechte groep last van strakke hechtingen (18% vs. 14%). Bij de two-stage groep wijken de wondranden iets meer, maar het verschil tussen de twee groepen is minder duidelijk aanwezig (26% vs. 6%). Drie maanden postpartum is er een verschil tussen de groepen wat betreft pijnloos gemeenschap hebben (70% vs. 66%). De vrouwen die drie maanden postpartum mee hadden gedaan met het onderzoek van de Ipswich Childbirth Study werden na een jaar wederom benaderd met een vragenlijst (n = 793). Deze vragenlijst bestond uit vragen omtrent pijn. Of de pijn continu aanwezig was; of het perineum anders aanvoelde dan voor de partus; of er opnieuw gehecht moest worden en of er sprake was
ONDERWIJS van dyspareunie. Opvallend is het hogere percentage reacties van vrouwen met een kunstverlossing in de follow-up groep dan in de oorspronkelijke groep (31% vs. 17%). Het aantal episiotomieën in de follow-up is hoger (45% vs. 37%), waarschijnlijk staat dit met elkaar in verband. Vrouwen uit de niet-gehechte groep meldden minder vaak dat hun perineum anders aanvoelde dan voor de partus (30% vs. 40%). Ook al gaven de vrouwen drie maanden postpartum wel een significant verschil aan in het tijdstip van de eerste coïtus na de bevalling en in de mate van dyspareünie, een jaar postpartum is dit verschil tussen de twee groepen vrijwel nihil (10% vs. 11%). Uit de two-stage groep moesten drie vrouwen opnieuw gehecht worden in de periode tussen drie en twaalf maanden postpartum en in de three-stage groep waren dit er negen. Het onderzoek van Stavros6 maakt gebruik van gegevens voortgekomen uit de Ipswich Childbirth study. Deze studie is een kosten -baten analyse van het al dan niet hechten van de huid. Van elke vrouw verzamelde Stavros gegevens over analgeticagebruik (voor het hechten en voor pijnstilling achteraf ), hechtmateriaal, duur van het hechten, wie de hechting uitvoerde, de duur van het verblijf in het ziekenhuis en het aantal consulten bij arts of verloskundige. De meetmomenten waren tien dagen en drie maanden postpartum. Er blijkt een statistisch significant verschil te zijn tussen de kosten van het wel of niet hechten van de huid. Het wel sluiten van de huid is duurder dan het niet sluiten van de huid. De totale gezondheidskosten zijn echter niet statistisch significant verhoogd. In het onderzoek van Lundquist4 werden tachtig gezonde a terme primiparae gerandomiseerd voor de studie. Alle vrouwen waren niet-rokers, hadden een fysiologische partus met een eerste of tweedegraads ruptuur en kregen een gezond kind. In de onderzoeksgroep (n =40) werden de rupturen niet gehecht, dit in tegenstelling tot
de controlegroep. De ruptuur moest aan verschillende criteria voldoen om bij het onderzoek betrokken te worden:
• De labia minora mogen niet blijven bloeden of geheel doorgescheurd zijn. • De vaginaruptuur mag niet blijven bloeden en de wondranden moeten samenvallen. Het slijmvlies mag niet hebben losgelaten van de vaginawand. • Perineum: de ruptuur mag niet blijven bloeden en de wond moet samenvallen als de vrouw haar benen sluit. Diepte en lengte van de ruptuur mogen niet groter zijn dan 2x2 cm. Bron: Lundquist4 Er zijn in dit onderzoek afspraken gemaakt omtrent de manier van hechten en de wijze van verdoven (Xylocaïne en/of Pudendusanaesthesie), om een eenduidig beleid te creëren. Randomisatie vond plaats na de partus, op voorwaarde dat de vrouwen aan de inclusiecriteria voldeden. Na de partus volgden drie follow-ups, twee tot drie dagen postpartum, acht weken postpartum en zes maanden postpartum. De resultaten werden gebaseerd op vier punten: • Genezing: De labia en vaginawand rupturen zijn bijna allemaal goed genezen (78% in de two-stage groep vs.92% in de three-stage groep). Ook waren er geen significante verschillen aantoonbaar tussen beide groepen wat betreft het perineumletsel. • Ongemak: tot aan de twaalfde week gaf 8% van de vrouwen pijn aan in de nietgehechte groep en 13% in de gehechte groep. • Coïtus: Zes maanden postpartum bleek dat 90% van de niet gehechte groep en 89% van de gehechte groep minstens een keer gemeenschap hadden gehad. 78% vs. 76% was van mening dat de ruptuur niet van invloed was op hun seksleven. T IJDSCHRIFT
VOOR
VERLOSKUNDIGEN
DECEMBER
2003
609
scriptie
ONDERWIJS
Schematische weergave van de voor en nadelen van het wel en niet hechten van de huid
Hechten van de huid
Voordeel • wondranden wijken niet
Nadeel • strakke, pijnlijke hechtingen • hechtingen moeten verwijderd worden • beïnvloedt het op gang komen van de borstvoeding • dyspareünie komt vaker voor • hogere kosten; kost meer tijd
Niet hechten van de huid • geen strakke, pijnlijke hechtingen • hechtingen hoeven niet verwijderd te worden • borstvoeding komt beter op gang • minder klachten van dyspareünie • kostenbesparend • Borstvoeding: 16% van de gehechte groep was van mening dat het hechten een negatieve invloed heeft gehad op het op gang komen van de borstvoeding. Lundquist beschrijft in haar onderzoek dat het hechten de eerste gelegenheid tot voeden verstoort. • Verzorging van de wond: het maakt geen verschil of er wel of niet gehecht is. Beschouwing
De Ipswich Childbirth Study vertoont enkele leemtes. Dit groots opgezet onderzoek is onderhevig aan bias. Een aantal vragen blijft onbeantwoord: hoe heeft de zorgverlener geïnfiltreerd, met hoeveel milliliter vloeistof, was de mobilisatie van de cliënten overal gelijk? Wanneer een gynaecoloog het nodig vond om de huid alsnog te hechten bij de vrouwen die ingedeeld waren in de two-stage groep, dan werd dit gedaan en bleven deze vrouwen vervolgens in de two-stage groep ingedeeld (12%)3. Dit zou mogelijk de uitkomsten van het onderzoek kunnen beïnvloeden. Een ander punt dat aandacht verdient: de vrouwen in de gehechte groep 610 T I J D S C H R I F T
V O O R
V E R L O S K U N D I G E N
D E C E M B E R
2003
• wijken van de wondranden
zijn afwisselend transcutaan en intracutaan gehecht. Er wordt evenmin onderscheid gemaakt tussen eerstegraads, tweedegraadsrupturen en episiotomieën. Bij de followup is de samenstelling van de groep veranderd ten opzichte van de groep van het jaar ervoor (meer kunstverlossingen). Dit kan een vertekend beeld geven. Bij het onderzoek van Stavros6 is eveneens een kanttekening op zijn plaats. Dit onderzoek bestudeert de Ipswich Childbirth Study, en de mogelijke bias van dit onderzoek kan gevolgen hebben wat betreft de kosten. Het is onduidelijk of Stavros6 de 12% vrouwen die uiteindelijk toch gehecht werden en in de three-stage groep terechtkwamen, ook heeft meegerekend. Verder is het moeilijk om dit onderzoek te extrapoleren naar de Nederlandse situatie. De kosten worden in Groot-Brittannië namelijk hoger door een langer verblijf in het ziekenhuis en dit is in Nederland niet de standaard procedure. Het onderzoek van Lundquist is een goed opgezet onderzoek, met een gelijke onderzoeks- en controlegroep. De beperking van dit onderzoek is de kleinschaligheid (n = 80).
ONDERWIJS In de literatuur wordt beschreven dat de vrouwen met huidhechtingen meer pijnklachten hebben door (te) strakke hechtingen en dat er drie maanden postpartum een verschil is in pijn bij coïtus. Maar de cijfers liggen te dicht bij elkaar om hier conclusies aan te verbinden. De conclusie van en uit deze studie is, dat het niet hechten van de huid geen nadelen heeft ten opzichte van het wel sluiten van de huid, mits de wondranden niet meer dan een halve centimeter wijken. Uiteraard spelen de mogelijke kostenbesparing en de verkorting van de duur van het hechten een rol in deze keuze. Maar dit is niet te staven uit de literatuur, gezien deze niet voldoende voor handen is. Meer onderzoek is geïndiceerd om een evidence-based uitspraak te kunnen rechtvaardigen. In dit onderzoek moet aandacht besteed worden aan de kosten en de incidentie van infecties.
Literatuurlijst 1 Gordon B, Mackrodt C, e.a. The Ipswich childbirth study: 1. A randomised evaluation of two stage postpartum perineal repair leaving the skin unsutured. Br J Obstet Gynaecol 1998 Apr; 105(4):435-40 2 Gordon B, Mackrodt C,e.a.The Ipswich childbirth study: one year follow-up study of women with unsutured perineal repair. Br J Obstet Gynaecol 2001 Jan; 108(1):34-40 3 D’Souza D, The Ipswich childbirth study: 1. A randomised evaluation of two stage postpartum perineal repair leaving the skin unsutured. Br J Obstet Gynaecol 1999 Jan; 106(1):89-90 4 Lundquist M, Olsson A, e.a. Is it necessary to suture all lacerations after a vaginal delivery? Birth. 2000 Jun; 27(2): 79-85 5 Mc Candlish R. Perineal trauma: prevention and treatment. J Midwifery Womens Health. 2001 Nov-Dec; 46(6):396-401 6 Stavros P. How cost effective is it to leave the skin unsutured? Br J of Midwifery, Apr.2001, vol. 9(4):209-214 7 Steegmans F., Teeuwen K., Standaard sluiten van episiotomie en ruptuur. Kerkrade:VVS 2002 8 Scherjon S, Trimbos JB. Het hechten van obstetrisch perineumletsel. TVV Juni 2002, 354-356 9 Heineman MJ, Obstetrie en gynaecologie, de voortplanting van de mens. Maarssen: Elsevier 2001 10 Stables D, Physiology in childbearing. London: Baillière Tindall 1999
goed idee
Conclusie
Beste redactie, Met veel plezier lees ik het Tijdschrift voor Verloskundigen. Mijn complimenten voor de leesbaarheid. In het nummer van oktober 2003 stond een artikel “(Multi)vitaminen: van preconceptioneel tot postnataal” dat ik graag digitaal zou willen ontvangen. We hebben op onze praktijk, de Groepspraktijk van Verloskundigen Arnhem-
Noord, onze protocollen van de praktijk, VSV, KNOV en andere stukken die geraadpleegd zouden kunnen worden tijdens het spreekuur en natale- en postnatale zorg beschikbaar in de computer. Dit verhoogt het gebruiksgemak enorm. Genoemd artikel zouden wij hieraan graag toevoegen. Bij voorbaat dank voor de medewerking. Vriendelijke groeten, T IJDSCHRIFT
VOOR
VERLOSKUNDIGEN
DECEMBER
2003
611
resultaten applicatiecursus
ONDERWIJS
In het buitenland opgeleid, in Nederland werken?
Het belang van de applicatiecursus voor verloskundigen met een buitenlands diploma Trees Wiegers
In Nederland worden sinds 2001 jaarlijks maximaal 233 studenten toegelaten tot de opleidingen tot verloskundige. Dat is bijna een verdubbeling van het aantal dat in de jaren daarvoor werd toegelaten. Deze uitbreiding was een van de maatregelen om het tekort aan verloskundigen en de hoge werkdruk in de verloskunde te bestrijden. Deze maatregel leidt slechts op termijn tot een groter aanbod aan verloskundigen. Daarom werd een applicatiecursus ontwikkeld voor verloskundigen die in het buitenland (lees Europese Unie, red.) zijn opgeleid en die graag in Nederland willen werken1. De cursus is bedoeld voor verloskundigen die een “gelijkstelling” hebben gekregen en ongeclausuleerd zijn ingeschreven in het BIG-register. Een “gelijkstelling” wil zeggen dat hun buitenlandse diploma gelijkgesteld wordt aan het Nederlandse diploma en zij dezelfde bevoegdheid krijgen als in Nederland opgeleide verloskundigen. In dit artikel wordt ingegaan op de eerste ervaringen met deze applicatiecursus.
Trees Wiegers is als onderzoeker werkzaam bij het NIVEL
612 T I J D S C H R I F T
Sinds 1990 krijgen jaarlijks tussen de twintig en dertig verloskundigen met een buitenlands diploma een gelijkstelling, waarmee ze gerechtigd zijn in Nederland te werken. Dat wil nog niet zeggen dat ze ook daadwerkelijk als verloskundige aan de slag gaan, zeker niet in de eerste lijn. De ervaring leert dat zij vaak in een ziekenhuis gaan werken. Zij, die kiezen voor de eerstelijn, verdwijnen daar weer relatief snel. De redenen daarvoor zijn niet bekend. Verondersteld wordt dat in het buitenland opgeleide verloskundigen weinig tot geen ervaring hebben op het gebied van thuisbevallingen, risicoselectie en zelfstandige praktijkvoering, met andere woorden met de specifieke kenmerken van het Nederlandse verloskundige systeem.
V O O R
V E R L O S K U N D I G E N
D E C E M B E R
2003
De applicatiecursus moet daar verandering in brengen en ze beter voorbereiden op het werken in de eerstelijns verloskunde. De applicatiecursus
De cursisten dienen de Nederlandse taal tot op zekere hoogte te beheersen. De cursus is inmiddels drie keer aangeboden.2,3 De cursussen werden gefinancierd door het ministerie van VWS. Cursisten verplichten zich om na het voltooien van de cursus een vooraf bepaalde periode te zullen werken in de eerste lijn. Voldoen zij daaraan niet, dan moet een deel van de opleidingskosten worden terugbetaald. De cursus duurt acht maanden, waarvan twaalf weken theorie en zestien weken praktijk. In het theoriedeel is
ONDERWIJS veel aandacht voor risicoselectie (het hanteren van het Verloskundig Vademecum) en het voeren van een verantwoord beleid. Ook het Nederlandse gezondheidszorgsysteem en het voeren van een eigen praktijk komen uitgebreid aan bod. Verder krijgen de cursisten training in diverse verloskundige vaardigheden (o.a. hechten) en in sociale vaardigheden. In het praktijkgedeelte zijn stages in diverse eerstelijns praktijken afgewisseld met de theorieblokken. Zodoende is een goede integratie van theorie en praktijk mogelijk en kan de cursist leren haar beleid zelfstandig te bepalen en eindverantwoordelijkheid te dragen3. Het onderzoek
Om vast te stellen of het beoogde doel van de cursus bereikt wordt, heeft de KNOV het NIVEL gevraagd daar onderzoek naar te doen. Centraal in dat onderzoek staan de volgende vragen: 1 Hoeveel van de verloskundigen die de cursus gevolgd hebben zijn in 2005 (nog) in Nederland werkzaam, al dan niet in een eerstelijns praktijk? 2 Wat zijn voor deze verloskundigen redenen om hier te blijven werken dan wel om terug te gaan naar het land waar ze hun opleiding tot verloskundige gevolgd hebben? 3 Wat is het oordeel van deze verloskundigen over opzet en inhoud van de applicatiecursus? Om antwoord op deze vragen te krijgen zullen in het voorjaar van 2003, van 2004
en van 2005 alle verloskundigen die de cursus met succes afgerond hebben een vragenlijst toegestuurd krijgen. Omdat de derde cursus in het voorjaar van 2003 nog niet is afgerond, heeft de eerste gegevensverzameling alleen plaats bij de verloskundigen die de eerste twee cursussen hebben afgesloten. In dit artikel worden de resultaten van deze eerste ronde van gegevensverzameling besproken. Het betreft dus alleen de 20 gecertificeerden van de eerste cursus (2001) en de 19 gecertificeerden van de tweede cursus (2002). De onderzoeksvraag die hier centraal staat is ‘wat waren voor deze verloskundigen redenen om naar Nederland te komen en hier te willen werken en wat is hun oordeel over de applicatiecursus?’ Resultaten
Achtergrond van de deelnemers
Van de 39 verloskundigen in deze eerste meting hebben 37 de vragenlijst ingevuld en teruggestuurd, een respons van 95%. De overige twee verblijven in het buitenland en hebben daarom de vragenlijst niet teruggestuurd. De gemiddelde leeftijd van de respondenten is 30 jaar, met een minimum van 23 jaar en een maximum van 51 jaar. Verloskundigen met de Nederlandse of de Belgische nationaliteit vormen de meerderheid. De meeste respondenten (22 = 60%) hebben hun opleiding tot verloskundige in België gevolgd (zie tabel 1) en het is gemiddeld zes jaar geleden dat de opleiding werd afgesloten.
Tabel 1. Land waar de opleiding tot verloskundige gevolgd is, naar nationaliteit opleiding gevolgd in: nationaliteit: Nederlands Belgisch Duits Iers
België 09 13
Totaal
22
Duitsland
Engeland (GB) 5
Ierland
1
totaal 14 13 09 01
1
37
9
9
5
T IJDSCHRIFT
VOOR
VERLOSKUNDIGEN
DECEMBER
2003
613
resultaten applicatiecursus
ONDERWIJS Van de veertien verloskundigen met de Nederlandse nationaliteit waren er zeven naar het buitenland gegaan. Ze waren in Nederland uitgeloot of verwachtten uitgeloot te zullen worden en hadden het daarom niet eens geprobeerd om in Nederland tot de opleiding te worden toegelaten. Zeventien van de 37 verloskundigen (46%) hebben vóór hun deelname aan de applicatiecursus niet als verloskundige gewerkt. De overigen hebben gewerkt in het land waar ze hun opleiding gevolgd hebben (15x), in Nederland (5x) en/of in een ander land (3x), vóór ze de applicatiecursus gingen volgen. Motivatie van de deelnemers
Aan de verloskundigen werd gevraagd wat voor hen redenen waren om naar Nederland te komen. Daarbij werden vier mogelijkheden voorgelegd, namelijk: omdat men wil werken in Nederland, omdat de partner werk heeft gevonden in Nederland, omdat de familie in Nederland woont of omdat er een applicatiecursus werd aangeboden. Daarnaast konden andere redenen genoemd worden en de verloskundigen konden meerdere redenen tegelijk aankruisen. Ook werd gevraagd om aan te geven welke van de genoemde redenen doorslaggevend was geweest om naar Nederland te komen. De meest genoemde redenen om naar Nederland te komen zijn de wens om in
Nederland te werken en de applicatiecursus. Deze redenen zijn ook het meest vaak als doorslaggevend aangekruist. Op de vraag waaróm men in de Nederlandse verloskunde wil werken, waren opnieuw vier antwoordmogelijkheden gegeven, plus ruimte voor andere redenen. Ook hier konden meerdere redenen aangekruist worden en werd gevraagd welke reden doorslaggevend was geweest. De meest genoemde reden om in de Nederlandse verloskunde te willen werken was de mogelijkheid om thuisbevallingen te doen. Maar ook ontevredenheid met het verloskundige systeem elders is vaak aangekruist. Die twee antwoorden vormen samen ook de belangrijkste redenen om in de Nederlandse verloskunde te willen werken. De belangrijkste redenen om de applicatiecursus te volgen (tabel 2) sluiten volledig aan bij de doelstellingen van de cursus: bevorderen dat verloskundigen met een buitenlands diploma vertrouwd raken met het Nederlandse systeem, zodat zij zich als eerstelijns verloskundigen kunnen en willen vestigen. Werksituatie na afsluiting van de applicatiecursus
De cursisten hebben geen enkele moeite gehad om na afsluiting van de cursus een functie als eerstelijns verloskundige te
Tabel 2. (Doorslaggevende) reden om de applicatiecursus te gaan volgen Reden: (willen) werken in de eerstelijns verloskunde gerichte kennismaking met het Nederlandse systeem van verloskundige zorg inhoudelijke bijscholing op het gebied van verloskunde anders: leren zelfstandig werken, andere manier van denken anders: (verloskundige) taal leren anders: diploma was verouderd anders: gerichte begeleiding + stage anders: contact met verloskundigen met gelijke gedachtes
614 T I J D S C H R I F T
V O O R
V E R L O S K U N D I G E N
D E C E M B ER
2003
genoemd
doorslaggevend
31 25 14 2 2 1 1 1
18 11 4 1 1 -
ONDERWIJS vinden: men kon in een stagepraktijk aan de slag of men kon kiezen uit meerdere praktijken. Vijf verloskundigen zijn direct als zelfstandig verloskundige aan de slag gegaan, de overigen zijn begonnen als waarnemer. Op het moment van invullen van de vragenlijst zijn elf van de 37 zelfstandig gevestigd, terwijl nog eens zes een zelfstandigheidsverklaring hebben, maar (nog) geen vaste praktijk. Twee verloskundigen waren op het moment van invullen van de vragenlijst niet werkzaam, maar beiden zijn van plan om in de toekomst weer in Nederland te gaan werken. Eén verloskundige is niet meer in Nederland werkzaam, zij is teruggegaan naar België, omdat ze de werkdruk niet aan kon. Zij werkt daar opnieuw in een klinische setting. Eén verloskundige werkt in Nederland in een klinische setting, ze is gestopt met waarnemen in de eerste lijn, omdat ze de diensten te lang vond, een team miste en liever in loondienst wilde werken. De overigen zijn werkzaam in de eerste lijn. Op één na verlenen ze allemaal volledige verloskundige zorg: alleen de verloskundige die terug is gegaan naar België begeleidt alleen bevallingen. Verschil tussen de functie van verloskundige in Nederland en in het buitenland
Wat betreft de bevoegdheden en het zelfstandig medisch handelen is opgemerkt dat verloskundigen in België, Duitsland en Engeland in principe dezelfde bevoegdheden hebben als verloskundigen in Nederland, maar dat de bekwaamheden heel verschillend zijn. Ze werken zelden zelfstandig en kunnen of mogen geen zelfstandige beslissingen nemen. Zowel in Duitsland als in België wordt de prenatale zorg volledig door gynaecologen verleend en doen de gynaecologen de bevallingen. De verloskundige assisteert tijdens de bevalling, maar echo’s maken, inknippen en hechten wordt door de gynaecoloog gedaan. In Duitsland doen verloskundigen geen
kraambedbegeleiding thuis. Wel verrichten ze een groot deel van de taken die hier door de kraamzorg worden uitgevoerd. Een verloskundige in Engeland kan 1e, 2e of 3e-lijns handelingen verrichten en zelfs thuisbevallingen doen, samen met een tweede verloskundige, maar is niet gewend om zelfstandig beslissingen te nemen.
Wat betreft de zelfstandige praktijkvoering en de samenwerking met anderen zijn de volgende opmerkingen gemaakt: in België en Engeland is zelfstandige praktijkvoering mogelijk, maar het komt weinig voor. In Duitsland en in Ierland opgeleide verloskundigen kennen zelden de zelfstandige praktijkvoering en dus moet over contracten, verzekeringen en administratie alles geleerd worden. Samenwerking en overleg met anderen is in Nederland veel breder en veel gelijkwaardiger dan in het buitenland. In het buitenland komen de vaak sterk hiërarchische verhoudingen de samenwerking niet altijd ten goede. Tegelijkertijd werkt een verloskundige in Nederland vaker alleen, in plaats van in een team. De samenwerking met de kraamzorg is voor veel buitenlandse verloskundigen helemaal nieuw. Over het verschil in werklast in Nederland en in het buitenland lopen de meningen uiteen. Wat telkens terugkomt, is het verschil in vaste werktijden (‘ploegendiensten’ van 8 of 12 uur) en bereikbaarheidsdiensten van 24, 48 of soms 72 uur. De bereikbaarheidsdiensten in Nederland worden over het algemeen meer belastend gevonden dan de ploegendiensten met vaste werktijden en minder lange werkdagen in het buitenland. De grotere verantwoordelijkheid en zelfstandigheid zorgen evenwel voor meer voldoening en meer plezier in het werk. Bovendien is de bereikbaarheidsdienst de ene keer rustig en de andere keer druk, terwijl de achtuurdiensten in het ziekenhuis eigenlijk altijd druk zijn. Aldus de respondenten.
T IJDSCHRIFT
VOOR
VERLOSKUNDIGEN
DECEMBER
2003
615
resultaten applicatiecursus
R U B R I E K Tabel 3. In hoeverre sluit het geleerde in de applicatiecursus aan bij uw huidige werk?
wat betreft: Theoretisch-inhoudelijke kennis verloskundige vaardigheden kennis van het gezondheidssysteem kennis van de praktijkvoering samenwerking met verloskundigen / gynaecologen / anderen
gemiddeld 1,49 1,49 1,59 2,13 1,69
* betekenis score-bereik: 1 = heel goed; 5 = heel slecht
Aansluiting applicatiecursus op werk
De verloskundigen is gevraagd op een vijfpuntsschaal, lopend van heel goed tot heel slecht, een oordeel te geven over een vijftal aspecten van de cursus (zie tabel 3). Alle respondenten zijn positief tot zeer positief over de manier waarop het geleerde in de applicatiecursus aansluit bij hun huidige werk. De applicatiecursus wordt een prima ‘integratie’-traject genoemd, als ook: “echt toegespitst op het werken in de eerstelijn en de vaardigheden (..) die daarbij horen”. “Je leert de dingen die je nodig hebt om in Nederland te gaan werken en (die) je niet geleerd hebt in België”. Met de praktijkvoering hebben sommigen moeite gezien opmerkingen als: “daar komt meer bij kijken dan wat we gehad hebben” en “praktijkvoering is gewoon moeilijk en leer je vooral in de praktijk”. De cursisten geven ook aan dat zij over de praktijkvoering meer hadden willen horen en dat ook zaken als medicijngebruik in de zwangerschap, neonatologie, foetale nood, aangeboren afwijkingen en pathologie in het algemeen meer aandacht hadden mogen krijgen. Hechten en andere vaardigheden had men wel vaker willen oefenen. Teveel aandacht is volgens sommige respondenten besteed aan sociale en communicatieve vaardigheden en het eerste onderzoek van de pasgeborene. Een flink aantal respondenten (13 van de 37) heeft
616 T I J D S C H R I F T
score-bereik* 1-3 1-2 1-3 1-4 1-3
V O O R
V E R L O S K U N D I G E N
D E C E M B E R
2003
niets gemist in de cursus, ze vonden de cursus op alle punten heel relevant en compleet. Allen zouden de applicatiecursus en het werken in Nederland aanbevelen aan collega-verloskundigen met een buitenlandse opleiding, maar sommigen maken er toch kanttekeningen bij: zij wijzen op de onregelmatigheid, het altijd oproepbaar moeten zijn, de hoge werkdruk. Daarnaast wordt opgemerkt dat het zonder de applicatiecursus zeker niet aan te bevelen is omdat de kloof dan erg groot is. Vervolg
In 2004 en 2005 zullen deze verloskundigen opnieuw benaderd worden met vragen over hun werksituatie en ook de verloskundigen die in 2003 de applicatiecursus met goed gevolg hebben afgesloten zullen dan bij het onderzoek betrokken worden. Daarna zal antwoord gegeven kunnen worden op de centrale vragen in dit onderzoek, namelijk, hoeveel van deze verloskundigen in 2005 nog in Nederland werkzaam zijn en wat hun redenen zijn om in Nederland te blijven, dan wel om terug te keren naar het land waar zij hun opleiding tot verloskundige gevolgd hebben. Literatuur 1 Teeffelen A. van. Binnenkort 22 extra verloskundigen op de markt! KNOV-bulletin 2000, nr. 8 2 Teeffelen A. van. Vervolg applicatiecursus: nieuwe cursisten gezocht. KNOV-bulletin 2000, nr. 12 3 Kerkvliet O. Applicatiecursus: nieuwe collega’s en nieuwe studenten. KNOV-bulletin 2002, nr. 5
Verloskundige Werkgroep Deventer kan tegen een stootje Verloskundige maatschap binnen VSV
de andere praktijk
PRAKTIJK Brigitte Tebbe
De verloskundigen Maatschap Deventer is onderdeel van het oudste verloskundig samenwerkingsverband (VSV) van Nederland. De praktijk is gevestigd in de Jozeflocatie van de Deventer ziekenhuizen: een kleinschalig ziekenhuis met een wirwar van gangen. Wie de bordjes volgt, passeert een stuk of zes poliklinieken en komt dan aan in het domein van de verloskundigen: klein, maar met een gemoedelijke en praktische sfeer.
Maandagmorgen, net na het wekelijks overleg, een spreekkamer stampvol gelach, gepraat en vroedvrouwen. Acht werken er in de maatschap, verdeeld in team blauw en groen. Het interview begint samen met Esther Hebben, Yvonne Timmerhuis, Nyncke ten Arve en Karin van der Laan. Kraamvisites en andere drukte zorgen dat uiteindelijk Karin en Nyncke overblijven.
zijn er meer doorsnee gezinnen, huisjeboompje-beestje. Nyncke: Deventer is van oudsher een arbeidersstad. In de groene praktijk varieert het van tralies tot kale kak. Onze praktijk heeft 85% autochtone cliënten. Bijna allemaal willen ze thuis bevallen, ook de allochtonen. Zo’n 40-45% bevalt uiteindelijk thuis.
Wat is jullie positie binnen het ziekenhuis? Nyncke: We zijn een zelfstandige praktijk. We huren de spreekuurruimte voor het stadsdeel van de praktijk. Dat is best praktisch: we zitten vlakbij het lab en andere faciliteiten van het ziekenhuis. Esther: Voor patiënten is dat ook gemakkelijk, ze hoeven niet zo ver te lopen.
Jullie hebben 750 inschrijvingen per jaar. Ervaren jullie dat als druk? Yvonne: We proberen de teams even groot te laten zijn. Maar het is wel druk, vooral doordat er veel overleg nodig is met zo’n grote groep. Met minder mensen weet je altijd wat er speelt. Karin: Maar het is een gezellige praktijk Yvonne: We hebben nogal wat feestjes: een keer per jaar een uitje met de hele praktijk en onze vier assistenten. En afgelopen jaar zijn Sabine, Esther, Karin en Irma bevallen: nog meer reden voor feest.
Hoe beschrijven jullie je populatie? Esther: Heel gevarieerd. Er is een verschil doordat het blauwe team in een nieuwbouwwijk opereert en het groene team in het oude stadsdeel. In de blauwe praktijk
T IJDSCHRIFT
VOOR
VERLOSKUNDIGEN
Hoe werkt verloskundig Nederland? Waarom? Wat werkt voor wie en hoe? De serie de andere praktijk laat zien welke variaties er zijn op het thema praktijkorganisatie. Deze keer aandacht voor de verloskundige maatschap.
Brigitte Tebbe is verloskundige en lid van de redactie
DECEMBER
2003
617
de andere praktijk 618 T I J D S C H R I F T
PRAKTIJK Nyncke: Het is ook gezellig, omdat we ons best doen om één beleid uit te dragen.
is nu sinds kort ook een praktijk in Raalte en omgeving. Een witte plek opgevuld.
Is de praktijk altijd zo groot geweest? Yvonne: De praktijk is sterk gegroeid. In 1991 begonnen Yvonne en Nyncke een duopraktijk. Doordat twee jaar geleden een collega met pensioen ging en een aantal verloskundig actieve huisartsen (VAH) wilde stoppen met het doen van bevallingen, zijn er nogal wat verschuivingen geweest binnen de eerstelijn. Het ziekenhuis heeft een tijdje drie verloskundigen in dienst gehad, maar die verloskundigen hebben zich aangesloten bij de bestaande praktijken. Er
Jullie maken deel uit van het oudste VSV van Nederland. Hoe oud is het precies? Nyncke: In 1976 is het overleg begonnen tussen gynaecologen, huisartsen en eerstelijns verloskundigen. Het initiatief ging uit van de huisartsen, die deden toen nog veel partus. Van lieverlee hebben zich de thuiszorg, de poli gynaecologie, de arts-assistenten en co-assistenten erbij aangesloten. De Verloskundige Werkgroep Deventer werd een pilotstudie van het ministerie van VWS ten tijde van minister Simons. Het
V O O R
V E R L O S K U N D I G E N
D E C E M B E R
2003
PRAKTIJK CBO zorgde in 1992 voor de structuur in de samenwerking. De KNOV heeft onze werkgroep vanwege de goede samenwerking als voorbeeld gebruikt voor andere VSV’s in Nederland; er zijn workshops gegeven door de LHV, NVOG en KNOV, waarin zij aan ons refereerden.
Is het altijd zo voorbeeldig gegaan? Nyncke: Het liep heel rooskleurig totdat die ene verloskundige met pensioen ging, sommige huisartsen de bevallingen minus de pre- en postnatale zorg- aan de verloskundigen wilden overlaten en een projectgroep hun idee voor de oplossing van het tekort aan verloskundigen aan ons wilde opdringen. Omdat de plannen niet door ons gedragen werden, stapten we uit de projectgroep. Esther: We stonden wel achter het doel, maar niet achter de uitwerking. Terwijl we binnen de werkgroep inhoudelijk goed samenwerkten, bleek dat het op organisatorisch niveau niet goed ging. Nyncke: De projectgroep wilde ook een Regionaal Bedrijfsbureau Verloskundigen oprichten, een soort DVP, voor een gezamenlijke inkoop, een dienstenstructuur. Doordat de projectgroep wegviel, ging ook dat plan niet door. Uiteindelijk is met hulp van de KNOV deze maatschap opgericht. De zorgverzekeraar hier heeft trouwens heel veel hart voor de zaak, die heeft er heel wat geld ingestopt. Het capaciteitstekort is opgelost door afspraken te maken met de huisartsen. De witte plek in Raalte is weer opgevuld en er is opnieuw overleg met de kring. Want die was door alle commotie uit elkaar gevallen. Eind goed, al goed? Karin: We zijn nog bezig de situatie te herstellen. Esther: Het doel is om het overleg weer op het inhoudelijk niveau terug te krijgen.
Wat zouden jullie bij een volgend organisatieprobleem anders doen? Nyncke: Als eerstelijn oplossingen zoeken voor de eerstelijn. Desnoods met hulp van een manager of organisatiedeskundige.
Werken binnen een verloskundige werkgroep, kost dat niet heel veel vergadertijd? Nyncke: Als je goed terugkoppelt binnen de praktijk, valt het aantal vergaderingen wel mee. Yvonne: We hebben maandelijks een overleg, waarin we onderwerpen uitdiepen, beleidsafspraken maken en protocollen vastleggen. Dan is er twee keer per jaar een minisymposium en een reguliere vergadering, waarin de beleidsafspraken worden gemaakt en protocollen bepaald. Die komen in het protocollenboekje. Voorbeeld van een nieuw protocol? Nyncke: Een heel positief voorbeeld is dat de gynaecologen met de anesthesisten hebben afgesproken, dat zij te allen tijde voor peridurale anesthesie zorgen. Dat is zo fijn werken hier, de gynaecologen hebben vertrouwen in het oordeel van de verloskundigen; dat een vrouw er al uren weeën heeft opzitten voordat wij haar met een NVO insturen. Komend jaar is obesitas het thema van het minisymposium. Waarschijnlijk levert dat een nieuw regionaal protocol op. Landelijk zijn daar nog weinig richtlijnen voor. Jullie zouden ook een nieuw protocol rondom serotiniteit hebben afgesproken, wat nogal afwijkt van de afspraken van de beroepsverenigingen in het land. Nyncke: Om het aantal inleidingen terug te dringen en om vrouwen zoveel mogelijk thuis te laten bevallen, was er afgesproken om zwangeren ook na 42 weken te monitoren en om vrouwen zonder aantoonbaar verhoogd risico thuis te laten bevallen. Maar het juridisch aspect blijkt onderbelicht te zijn geweest bij dit protocol: serotiniteit
T IJDSCHRIFT
VOOR
VERLOSKUNDIGEN
DECEMBER
2003
619
de andere praktijk
PRAKTIJK
Verloskundige Maatschap Deventer.
Bovenste rij vlnr: Nyncke ten Arve, Laura van der Beek, Sylvia Korten, Esther Hebben, Yvonne Timmerhuis. Onderste vlnr: Sabine Bloemen, Irma Kool.
is volgens de VIL een C-indicatie. Als er iets fout gaat, sta je juridisch nergens. Dit gaat nu terug naar het verloskundig overleg. We komen er in januari op terug, intussen zoekt iedere praktijk weer zijn eigen oplossing voor de serotiniteit. Voor onze praktijk betekent dat tot 42 weken thuis bevallen, daarna klinisch. Hoe bindend zijn de afspraken binnen de werkgroep? Nyncke: Je kunt elkaar aanspreken op het beleid. Omdat de afspraken gezamenlijk worden gemaakt, heb je er wel invloed op. 620 T I J D S C H R I F T
V O O R
V E R L O S K U N D I G E N
D E C E M B E R
2003
In hoeverre zijn de protocollen evidence based? Karin: Er wordt zeker gekeken naar recent onderzoek. Hoe is jullie positie binnen de VWD? Karin: In andere gebieden wordt er wel eens op verloskundigen neergekeken, dat heb je hier niet. Nyncke: Dat is zo gegroeid. Alle nieuwelingen die hier komen werken krijgen te horen: wij werken hier zo! Alleen… wij doen relatief veel bevallingen, dus wij zouden ook meer inspraak moeten hebben.
PRAKTIJK De besluitvorming moeten we nodig nog eens bespreken.
Hoe bewaken jullie de kwaliteit binnen de praktijk en binnen de VWD? Karin: Goed overleggen! Op maandagochtend hebben we met zijn achten patiëntenbespreking. Ook fouten worden in alle openheid besproken. We maken gebruik van de kennis van zowel de ervaren oudere collega’s als de jongere die net van school komen en goed op de hoogte zijn van de nieuwste ontwikkelingen. Nyncke: We werken met protocollen. Het is belangrijk om de beide teams op gelijke voet te krijgen bij de overdracht, om te weten welk beleid er is afgesproken. Ook zorgen we dat patiënten niet teveel verschillende verloskundigen zien. Wat helpt om de kwaliteit te bewaken? Nyncke: Er komt een website om als praktijk met informatie naar buiten te treden. Het is niet de bedoeling als medium voor patiëntencontact. Ook krijgen we een nieuwe afsprakenkaart, met informatie over wanneer cliënten kunnen bellen. Karin: In het ziekenhuis worden informatieavonden gehouden. Twee keer per jaar is er een kraammarkt. Daar is informatie te vinden over prenatale zorg, de thuiszorg en zwangerschapscursussen. Nyncke: Binnen de praktijk doen we aan na- en bijscholingen. De symposia van de VWD zijn daar ook heel geschikt voor. In het algemene deel wordt altijd aandacht besteed aan reanimatie, infuus inbrengen, het fantoom en andere praktische zaken. Gaan er nog dingen veranderen? Karin: We zijn bezig met de WHO certificering voor borstvoeding. Onze borstvoedingspercentages komen overeen met de landelijke. Dat betekent dat we nog wat te verbeteren hebben.
Nyncke: Er komt hier in 2006 een mooi, nieuw ziekenhuis. Dat betekent het einde van het doolhof! Moeder- en kindzorg komen op één verdieping met een logische structuur. In de nieuwbouwwijk zijn we bezig met een gezondheidscentrum. We krijgen daar een spreekuurruimte, gezamenlijk met de huisartsen en fysiotherapeuten.
Wat is voor jullie de grootste tegenvaller geweest van het werken binnen de VWD? Nyncke: Het viel tegen dat de samenwerking op organisatorisch gebied niet mogelijk was. Inhoudelijk hebben we dat nooit zo ervaren. Karin: Toch kan de VWD wel tegen een stootje. Met al het gewissel in de praktijken is hij niet op z’n gat gevallen. En wat zou je er niet aan willen missen? Karin: De goede samenwerking met de tweede lijn. Vrouwen hoeven daardoor niet van tevoren te beslissen of ze thuis willen bevallen of niet. Je kunt het tijdens de bevalling gewoon afwachten. Wat zouden jullie praktijken aanraden die met een VSV beginnen? Nyncke: Je moet onderaan beginnen. Voor mijn gevoel begint het contact gewoon in de wandelgangen. Naast alle symposia en werkcontacten is het belangrijk om voor informele bijeenkomsten te zorgen. Ze vergroten het wederzijds begrip. En je leert de mensen kennen. Je kunt niet zomaar zeggen: hier heb je een protocol, doe het zó maar. Karin: Het is belangrijk dat je elkaar waardeert.
T IJDSCHRIFT
VOOR
VERLOSKUNDIGEN
DECEMBER
2003
621
column
PRAKTIJK License to kill
Op mijn spreekuur verwelkomde ik Ivana Dovje en haar schoonmoeder voor een intakegesprek. De 19-jarige Ivana kwam uit Roemenië en was nog maar vier maanden in Nederland. Het was een mooi, verlegen meisje dat in die vier maanden verbazingwekkend goed Nederlands had leren spreken en begrijpen. Haar schoonmoeder was haar absolute tegenpool: een forse vrouw met een snor, luide stem en een dik Oostblokaccent. Het zou me niet verbazen als ze enkele kampioenstitels discuswerpen en/of kogelstoten op haar CV had staan. Niet iemand om ruzie mee te krijgen. Gelukkig vond schoonmoeder Dovje alles prachtig, mooi, lief en geweldig aan onze praktijk en aan mij. Ze babbelde honderduit, terwijl Ivana me af en toe een welwetend glimlachje zond. Alles wat schoonmoeder in de praktijk zag, werd van luid, lovend commentaar voorzien: “Wat een práchtige blikje heb jij daar staan. Echt heel mooi!” (promotiemateriaal van opvolgmelk) en “Wat een mooie televisie. Helemaal op wieltjes!” (ons echoapparaat). Iedere vraag die ik Ivana stelde, werd resoluut door schoonmoeder beantwoord. En ieder antwoord eindigde in een bulderende nicotine-hoestlach, die onze prachtige praktijk op zijn grondvesten deed schudden. Er was echter één ding dat schoonmoeder Dovje niet beviel aan onze wonderpraktijk: er vloog een dikke, zwarte bromvlieg door de spreekkamer. Midden in een antwoord over de congenitale afwijkingen in de familieanamnese (waarbij ook werkelijk de héle familie Dovje werd doorgenomen met al hun eigenaardigheden) viel mevrouw Dovje opeens stil en stond op. “Ik word gék van die vlieg!” Het toch al niet geringe stemvolume werd nog wat opgeschroefd: “Ik wil hem dóódmaken. Geef mij iets om te slaan!” Het zou niet in mijn hoofd opkomen om haar wat dan ook te weigeren, dus ik gaf haar het dichtstbijzijnde voorwerp om mee 622 T I J D S C H R I F T
V O O R
V E R L O S K U N D I G E N
D E C E M B E R
2003
te slaan: Ivana’s informatieboekje over onze praktijk. Moeder Dovje griste het uit mijn handen, klom op de kinderstoel uit het speelhoekje en vervolgens op mijn bureau om bij de onfortuinlijke vlieg te komen, die inmiddels op het raam was geland. Ivana en ik keken elkaar aan. Verontschuldigend haalde ze haar schouders op. Met een doffe dreun werd een eind gemaakt aan het insectenleven. De vlieg viel levenloos op de grond, maar nog was dit niet voldoende om de onlustgevoelens van moeder Dovje te blussen. Via de kinderstoel werd de afdaling gemaakt, waarna met de voet nog enkele malen stevig op het insect werd gestampt. ”Zo!” sprak schoonmoeder, terwijl ze weer ging zitten. “Voor ik het vergeet te zeggen: mijn zoon heeft de waterpokken gehad toen hij vier was. Moet je dat ook weten?” Ivana trok stilletjes het informatieboekje naar zich toe, verwijderde een vleugeltje en wat pootjes van de omslag en probeerde het weer een beetje glad te strijken. Enkele minuten later werd schoonmoeder weer even heel stil. Toen ik hen met de doptone het hartje van de baby liet horen. De tranen stroomden haar over de wangen, de vlieg al weer helemaal vergeten. Ja, in een verloskundigenpraktijk liggen leven en dood soms dicht bij elkaar. Wat een heerlijke mensen. Ik hoop nu al dat ik bij de bevalling zal zijn. Nyx
recensie
PRAKTIJK
Er is blijkbaar een goede markt voor zwangerschapsboeken gezien de grote uitstalling van deze boeken in de boekhandel. Regelmatig verschijnen er nieuwe titels. Voor ons, verloskundigen, is het wel handig om te weten wat onze klanten lezen. Waar ze informatie over zwangerschap en bevalling vandaan halen, anders dan uit jouw spreekkamer. En vooral als de inhoud vragen oproept. Ook kun je vrouwen die met veel vragen op je spreekuur komen een gericht advies geven over boeken met relevante informatie. Veel boeken zijn vertalingen. Dat betekent dat deze boeken een uitgebreide bewerking nodig hebben. De Nederlandse verloskunde verschilt in veel opzichten van de situatie in landen als Engeland of Amerika waar deze boeken geschreven zijn.
Zwanger voor Dummies Magda Wijsma en Angela Verbeeten
Dat dit vaak niet (goed) gebeurt, wordt getoond in Zwanger voor Dummies. Maar ook wanneer een boek door Nederlandse auteurs is geschreven kan de inhoud ervan mogelijk niet aansluiten bij wat jij, als verloskundige, graag aan je klanten wilt uitdragen. Zwangerschap voor Dummies maakt deel uit van de Dummies-serie met titels als Spaans voor Dummies en Zeilen voor Dummies. Het is een goed boek voor zwangeren die naar Amerika gaan verhuizen: het bereidt ze prima voor op de Amerikaanse verloskunde. De medische informatie is grondig, heeft de typische Dummie layout, met symbolen in de kantlijn, is overzichtelijk en de aanstaande vader krijgt aparte aandacht. En vooral de opsomming van alle mogelijke onderzoeken en ingrepen waar vrouwen, vaak op verzoek, mee te maken kunnen krijgen, is eindeloos maar veelal niet van toepassing op de Nederlandse situatie. Misschien vindt u het interessant te lezen dat het Tay-Sachs-gen in Louisiana vaak voorkomt, maar wat heeft een Nederlandse zwangere daaraan? En waar kan men hier een cursus volgens de Bradley-methode volgen? T IJDSCHRIFT
VOOR
VERLOSKUNDIGEN
DECEMBER
2003
623
recensie
PRAKTIJK Het boek is enigszins bewerkt voor de Nederlandse en Belgische situatie wat op zich al verwarrende informatie oplevert. Zo wordt vrouwen aangeraden zelf uit te zoeken of er een neonatoloog in het ziekenhuis van voorkeur is en wordt regelmatig gemeld: “dit onderzoek is in Nederland niet standaard.” Er wordt een enkel regeltje in elk hoofdstuk gewijd aan de verloskundige en de thuisbevalling [alleen in Nederland!], maar verder raadt het boek aan om bij twijfel, vragen en ongerustheid altijd de arts te bellen. Welke arts: huisarts of gynaecoloog wordt niet duidelijk en ook niet waar de verloskundige in die situaties blijft. Er wordt meer informatie over het kraamhotel gegeven dan over de thuisbevalling. Er zitten veel fouten in de vertaling zoals in het spiekbriefje met “veelgebruikte afkortingen” zoals CVS voor Chorion Villi
Biopsie [met de S van Sampling] en de “driedubbele test” voor de tripletest. Wist u dat APS en SLE veel gebruikte afkortingen in de zwangerschap zijn? Latijnse termen worden niet in het Nederlands vertaald zoals in het Engels de gewoonte is. Het schema voor zwangerschapscontroles meldt dat tussen zes en acht weken de termijnecho wordt verricht en vanaf 28 weken elke twee weken controles plaatsvinden. En wist u dat u altijd de zwangerschapstest herhaalt? Veelgestelde vraag: “is bij monitoring meer kans op een keizersnede?” Antwoord: “Ja, maar dat is niet erg, want veel artsen vinden monitoring erg nuttig.” Kortom: Zwangerschap voor Dummies is nauwelijks van toepassing op de Nederlandse verloskundige situatie en is bovendien slecht vertaald. Geen aanrader voor zwangeren. Jammer dat dit boek op al die tafels in de boekhandel ligt uitgestald.
Zwanger, het nieuwe handboek voor aanstaande ouders Zwanger, het nieuwe handboek voor aanstaande ouders belooft compleet en up-todate te zijn met informatie van het prille begin tot en met de kraamtijd. Aanbevolen door gynaecologen! Het is geschreven door een Nederlands team van journalisten en een verloskundige. Ook verschillende gynaecologen hebben hun medewerking aan dit boek verleend. Het is een prachtig uitgevoerd, stevig ingebonden en kleurig boekwerk geworden met mooie foto’s van zwangere vrouwen, blije moeders en pasgeborenen. Weinig foto’s van de bevalling en nergens is bloed te zien De mooiste foto staat echter op pag. 37, waar 624 T I J D S C H R I F T
V O O R
V E R L O S K U N D I G E N
D E C E M B E R
2003
boven de tekst van plasklachten en vaginale infecties een augurk is afgebeeld! De tekst is in helder en eenvoudig Nederlands geschreven, de lay-out ziet er geweldig uit en ook de tekeningen van de bevalling zijn helder en illustratief. Onze beroepsgroep is goed vertegenwoordigd. In ieder hoofdstuk komt het bezoek aan de verloskundige aan bod en ook wordt duidelijk dat zij de spil is in de verloskundige zorgverlening. “Mocht het om medische redenen nodig zijn dat de controles bij een gynaecoloog plaatsvinden, dan zal de verloskundige of huisarts je daarheen verwijzen.” Toch kan ik me niet aan de
PRAKTIJK indruk onttrekken dat dit een klinisch werkende verloskundige betreft. Het hele boek ademt de sfeer van “medische ingrepen”. Ter illustratie. Hoofdstuk 1 begint al direct met de zin:” En dan, wat een tegenvaller als je niet zo gemakkelijk zwanger blijkt te kunnen worden.” Vervolgens wordt een traject besproken hoe lang je kunt wachten en wanneer je deskundige hulp gaat inschakelen. We nemen aan dat dit boek toch vooral door vrouwen gekocht en gelezen wordt die pril zwanger zijn. Gelukkig is de informatie over verschillende vormen van prenatale diagnostiek duidelijk, overzichtelijk en zeer uitgebreid. Zeker voor zwangeren die met de keuze worstelen wel of niet testen kan de informatie heel bruikbaar zijn. Hoewel het boek beoogt betrouwbare en eigentijdse informatie te geven over de zwangerschap is de tekst over diabetes en zwangerschapsdiabetes rommelig, zelfs onjuist en zeker achterhaald. De complicaties van diabetes worden op een hoop gegooid met die van zwangerschapsdiabetes als dat al zou bestaan. Het levert de lezers een hoop verwarring op. Er wordt zelfs geschreven dat het risico van zwangerschapsdiabetes verhoogd is als je ouder bent dan 25! Ook de thuisbevalling wordt op subtiele wijze om zeep geholpen. Door te benoemen welke moeilijkheden er bestaan om thuis te bevallen (fusies van ziekenhuizen, te weinig verloskundigen) en door zinnen als: “Voor sommige vrouwen is er maar een favoriete plek: thuis. Zij zijn overigens in de minderheid. Dertig procent van de baby’s in Nederland wordt thuis geboren.” Volgens mij zegt dertig procent niets over wat als favoriet wordt ervaren. En evenmin dat slechts een minderheid die plaats favoriet zou vinden. Jammer is ook dat de verschillende baringshoudingen weinig worden uitgewerkt. Voordelen van de verticale houding worden niet benoemd, alleen dat het de baring kan bespoedigen. Wel wordt gezegd dat het
bloedverlies meer kan zijn dan bij een horizontale houding en ook dat de kans op rupturen groter is. Zo blijven deze vooroordelen op deze wijze voortleven. Opvallend weinig aandacht wordt besteed aan het geven van borstvoeding. Slechts zes bladzijden worden hieraan gewijd. De aanbeveling om je baby de eerste paar nachten op je slaapkamer te houden strookt niet met een van de tien vuistregels voor het slagen van borstvoeding, n.l. je baby zoveel mogelijk bij je op de kamer te laten slapen. De stijl van het boek is zakelijk, informatief en wat afstandelijk. Naar onze mening mist dit boek accenten die juist dat speciale van de zwangerschap, de bevalling en het prille ouderschap tot iets bijzonders maken. Aanstaande ouders worden bedolven onder de veelheid van complicaties die kunnen optreden en de onderzoeken die kunnen worden verricht. Je moet jezelf afvragen of je dit boek, dat voor driekwart over complicaties tijdens de zwangerschap gaat, moet aanbevelen aan de grotendeels fysiologische groep zwangeren die een verloskundepraktijk bezoekt. T IJDSCHRIFT
VOOR
VERLOSKUNDIGEN
Zwanger voor Dummies: ISBN 90-430-0704-8 geschreven door Joanne Stone e.a.
Zwanger, het nieuwe handboek voor aanstaande ouders: ISBN 90-274-8091-5 geschreven door Anja de Griend Dreux e.a.
DECEMBER
2003
625
CD-rom ‘Baby op komst’
PRAKTIJK
Waardevolle aanvulling op mondelinge voorlichting Sandra Vuik
De CD-rom “Baby op komst” bestaat ruim twee jaar en wordt door 70% van alle verloskundigenpraktijken gratis meegegeven bij de eerste controle. Net voor de zomer is een enquête gehouden onder deze praktijken. Eén van de vragen in de enquête was of de verloskundigen de CD-rom ook gebruiken als onderdeel van hun voorlichting. Slechts 24% van de verloskundigen doet dit. Dit is jammer, want de CD-rom kan een goede aanvulling zijn op wat verloskundigen cliënten vertellen. Uit onderzoek is bekend dat slechts 15% van de mondelinge voorlichting overkomt. Het is dus goed als mondelinge voorlichting wordt ondersteund door schriftelijke voorlichting of anderszins. Veel verloskundigen kennen de inhoud van de CD-rom niet. Ze gaan ervan uit dat het alleen leuke informatie is voor de cliënten. Maar de CD is juist gemaakt om verloskundigen te ondersteunen in hun voorlichting. Heel veel onderwerpen kunnen dienen als ondersteuning in onze mondelinge voorlichting. Enkele voorbeelden zijn: • Borstvoeding geven, deze informatie is geschreven door een lactatiekundige. Iedere verloskundige geeft voorlichting over borstvoeding. Toch zien we de borstvoeding regelmatig mislukken. Een belangrijke oorzaak is onvoldoende voorbereiding en niet weten wat de problemen in de eerste dagen kunnen zijn Als de cliënt en partner de informatie op de CD-rom goed doornemen, zijn zij beter voorbereid en trappen zij niet in de valkuilen van de eerste dagen. • Prenatale diagnostiek. Een onderwerp dat zeer veel uitleg vraagt. De cd-rom bevat de nieuwste informatie volgens de norm van de NVOG.
626 T I J D S C H R I F T
V O O R
V E R L O S K U N D I G E N
D E C E M B E R
2003
• Wat mag je als zwangere vrouw wel/niet. Zowel over sporten als over voeding staat uitgebreide informatie op de CDrom wat wel en wat niet verstandig is. Op de nieuwste cd-rom staat een lijstje van de meest voorkomende voedingsmiddelen die men wel/niet/beperkt mag eten. De normen van het voedingscentrum zijn aangehouden. • Stuitligging. In de meeste regio’s krijgt de zwangere vrouw de keuze of ze vaginaal of middels een sectio wil bevallen bij een stuitligging. Maar een keuze maken is zeer moeilijk als je niet precies weet waar je keuze op gebaseerd moet zijn. In het ziekenhuis is er dikwijls onvoldoende tijd om alle voor en nadelen toe te lichten en gaat men af op verhalen uit de omgeving. De CD-rom licht het onderzoek toe en somt de vooren nadelen op van een sectio of vaginaal bevallen.
PRAKTIJK • De meest voorkomende klachten in de zwangerschap. Op de cd-rom staan alle “kleine” klachtjes toegelicht, inclusief tips om ze te verminderen. Als verloskundigen de zwangere vrouw hierop wijst, kan dit het aantal telefoontjes doen verminderen.
Dit zijn slechts enkele voorbeelden hoe bruikbaar de CD-rom is, vooral ook in het voordeel van de verloskundige. Het levert niet alleen een vermindering van de werkdruk op, maar verbetert zeker ook de voorlichting aan cliënten. Begin 2004 wordt er een checklist aan de bestaande informatie op de CD-rom toegevoegd. Onder de kop “Voor het eerst naar de verloskundige” kan men vooraf aan de eerste controle thuis al de lijst invullen. Op deze lijst staan de bekende gegevens: • eerste dag laatste menstruatie • wanneer gestopt met de pil • wanneer test positief • administratieve gegevens Maar naast deze gegevens komt er ook een vragenlijst waarmee gecontroleerd wordt of iemand in aanmerking komt voor prenatale diagnostiek. Als men hiervoor in aanmerking komt, verschijnen er tekstblokken over dit onderwerp. Zo heeft de cliënt voor de eerste controle al een beeld van de mogelijkheden en de voor- en nadelen van de diverse testen. Door toevoeging van de nieuwe vragenlijst gaan verloskundigen cliënten adviseren om de CD-rom op te halen vóórdat ze op controle komen. Zo kan men thuis in alle rust de gegevens invullen en eventueel bij familie checken wat voor afwijkingen en dergelijke er voorkomen. Het is altijd beter om cliënten de CD-rom zo vroeg mogelijk in de zwangerschap te laten ophalen. Er staat immers bijzonder veel informatie op die juist voor de eerste weken van belang is. Als een cliënt belt
voor het maken van een afspraak kun je heel gemakkelijk adviseren om de CD-rom op bepaalde tijden af te komen halen. Wie mee wil denken over de verdere ontwikkeling van de inhoud van de CD-rom wordt van harte uitgenodigd om te bellen of te mailen. Verloskundigen die de CDrom nog niet kennen of een afspraak willen maken voor een presentatie kunnen contact opnemen. Sandra Vuik is verloskundige en naast haar praktijk actief met www.babyopkomst.nl. Zij is bereikbaar onder 0548 542280 of 06 21813970. Mailen kan ook:
[email protected]
T IJDSCHRIFT
VOOR
VERLOSKUNDIGEN
DECEMBER
2003
627
Tsjechische Vroedvrouwen Vereniging
INTERNATIONAAL Zuzana, vroedvrouw in Praag Renske Drejer
Zuzana Stromerova is vroedvrouw en woont in Praag, de hoofdstad van de Tsjechische Republiek. Zij is vice-voorzitter van de Tsjechische Vroedvrouwen Vereniging. Ik interviewde haar vanwege haar gedrevenheid om vroedvrouwelijke zorg te verlenen aan zwangere en barende vrouwen. Zij is ervan overtuigd dat de vroedvrouw de medicalisering van de baring kan verminderen. Zuzana spreekt goed Engels, wat een uitzondering is voor haar generatie, die in de communistische tijd op school als vreemde taal alleen Russisch heeft geleerd. Zij is hierdoor in staat een levendige communicatie met vroedvrouwen in het buitenland te onderhouden. In haar land organiseertzij regelmatig workshops voor vroedvrouwen. Zuzana is gehuwd en heeft twee dochters. Recentelijk werd aan de Tsjechische Vroedvrouwen Vereniging een internationale geldprijs toegekend, de Columbia University Award for Midwives. De prijs bevat een bedrag van $ 5000,-, dat besteed zal worden aan de oprichting van een voorlichtingscentrum voor zwangeren in Praag. Er zijn tien scholen voor vroedvrouwen in Tsjechië, de opleiding duurt drie jaar en sinds kort bestaat ook de mogelijkheid een academische graad te behalen. De Tsjechische Republiek heeft 10,3 miljoen inwoners. Er worden jaarlijks 90.000 kinderen geboren. De verwachting is dat de bevolkingsgroei nog tot 2005 met 0,13% zal afnemen. Waarom stel je je altijd zo strijdbaar op als het over het’ vroedvrouwenvak’ gaat ? Omdat het veel te lang duurt voordat er hier iets verandert aangaande de manier van bevallen.
Renske Drejer is verloskundige en regionaal vertegenwoordiger voor de Centraal Europese Regio van de ICM. De vroedvrouwenorganisaties die lid zijn van deze regio komen uit de volgende landen: België, Duitsland Nederland, Oostenrijk, Tsjechië en Zwitserland.
628 T I J D S C H R I F T
Zuzana Stromerova, Tsjechische Vroedvrouwen Vereniging
V O O R
V E R L O S K U N D I G E N
D E C E M B E R
2003
Waarom moet het allemaal anders, wanneer kreeg je dat idee? In de jaren 80 was je een soort van verpleegster op de verloskamer. Als je de technische apparaten maar wist te bedienen en de medicatie kende dan voldeed je al gauw aan het profiel. Er werd totaal geen aandacht besteed aan de begeleiding van de barende. Dat viel me allemaal niet zo op als beginnende vroedvrouw totdat ik in 1993 voor een technische stage naar een ziekenhuis in Goteborg werd gestuurd. De techniek daar ben ik vergeten, maar de vroedvrouwen ben ik niet vergeten.!
INTERNATIONAAL De houding van de vroedvrouwen naar de barende, hun zorg, het respect, de onderlinge verstandhouding tussen de vroedvrouwen, het zelfvertrouwen, ik wist niet wat ik meemaakte. Toen begon ik op een andere manier over ‘bevallen’ na te denken, anders dan ik in mijn land geleerd had.
Ik herinner me je voor het eerst ontmoet te hebben in Oslo tijdens het Internationale congres van de International Confederation of Midwives in 1996. Was de Tsjechische Vroedvrouwen Vereniging toen al officieel lid van de ICM? Nee, maar de procedure was wel gestart. Ik wilde na Goteborg met meer buitenlandse collega’s in contact komen. Daarom vroeg ik het ICM lidmaatschap aan. Tot mijn grote vreugde kreeg ik een ticket voor Oslo van de ICM en daar ontmoette ik onder andere Nederlandse vroedvrouwen. Achteraf bleek Oslo het 2e keerpunt in mijn leven te zijn. Ik realiseerde me na dit congres dat mijn Tsjechische collega’s moesten weten en mee moesten maken hoe de Nederlandse vroedvrouw werkt. Ze zouden dan pas mijn motivatie kunnen begrijpen om op een andere manier, dan wij gewend waren een barende vrouw te begeleiden. Ik wist niet hoe ik dit moest organiseren, totdat ik Mary Zwart, een Nederlandse versloskundige ontmoette. Zij kwam op het briljante idee om Tsjechische vroedvrouwen met een bus naar Nederland te laten komen om te zien hoe een Nederlandse vroedvrouw werkt. Ze heeft ons ontzettend geholpen! Mary overtuigde 20 Nederlands collega’s van het belang om een of twee Tsjechische vroedvrouwen voor drie dagen mee te laten lopen in hun praktijk. Ze zorgde ook voor de financiering. Het was een heel bijzondere ervaring, Tsjechisch sprekende vroedvrouwen werden over het hele land verdeeld en reisden per trein naar hun bestemming. Ze kwamen keurig overal aan waar ze moesten zijn en ze kwamen allemaal na drie dagen per trein ook op de afgesproken plaats weer terug.
Helemaal enthousiast, want de meesten hadden voor het eerst een ‘natuurlijke’ bevalling gezien. De bevallingen waren in die tijd in Tsjechië verre van ’normaal’ en ze vonden altijd in het ziekenhuis plaats.
Zuzana, willen de Tsjechische vrouwen wel door vroedvrouwen begeleid worden in de zwangerschap en tijdens de bevalling? Vrouwen zijn steeds meer geïnteresseerd. Het is net of ze langzaam wakker worden uit een soort van droom hoewel er nog veel zijn die zeggen ‘niet bewust aanwezig te willen zijn tijdens de geboorte’ of ‘maar zo vlug mogelijk met een dokter te willen bevallen’. Ik ben voorzitster van het “Active Birth Center” en we initieerden een project waarin wij door middel van een film een normale natuurlijke bevalling laten zien. Na afloop wordt er uitgebreid gepraat. De film is opgenomen in het geboortecentrum van Wenen. Ook de dokters die in dit geboortehuis met vroedvrouwen samenwerken benadrukken de noodzaak om, indien mogelijk natuurlijk, op een natuurlijke wijze zonder medische interventie te bevallen. Kun je als laatste, vertellen hoe de politiek in je land aankijkt tegen deze ontwikkelingen? We zijn ontzettend bang dat een nieuwe wet in het parlement wordt aangenomen die zegt dat ook de normale bevalling in het ziekenhuis plaats moet vinden, dus niet thuis of in een geboortecentrum. Er is dan geen vrije keuze meer voor de plaats van de bevalling en voor de zorgverlener. Het is dan alleen de gynaecoloog die de ‘zorg’ in handen heeft. Omdat de gynaecoloog de adviseur van de zorgverzekeraars is kun je wel raden wat de uitkomst is. Ik heb daarom zeer dringend om hulp gevraagd bij de Europese Commissie. Het is volgens mij niet toegestaan om zo’n wet in werking te laten treden in een land dat volgend jaar toetreedt tot de Europese Gemeenschap. Zuzana, dank je wel voor dit interview, je Nederlandse collega’s wensen je veel sterkte! T IJDSCHRIFT
VOOR
VERLOSKUNDIGEN
Reacties aan Zuzana? E-mailadres:
[email protected]
DECEMBER
2003
629
historie
BERICHTEN
Francijntje de Kadt
(1858-1929) De eerste voorzitster van de Nederlandsche VroedvrouwenVereeniging was de Kadt. Francijntje de Kadt (1858-1929) was meer dan een doorsnee vroedvrouw in een middelgrote Nederlandse stad (Vlaardingen) aan het einde van de negentiende eeuw en het begin van de twintigste eeuw. Ze was één van de initiatiefneemsters tot de oprichting van de Nederlandsche Vroedvrouwen-Vereeniging in 1898, de eerste nationale organisatie in Nederland van en voor vroedvrouwen. Ze was bovendien ook voorzitster van het hoofdbestuur van deze vereniging gedurende bijna dertig jaar (1898 tot 1926).1 Edwin van Teijlingen
Edwin van Teijlingen is verbonden aan het Department of Public Health, Medical School van de University of Aberdeen in Schotland. Zijn correspondentieadres luidt: Department of Public health, Medical School University of Aberdeen Aberdeen AB25 2ZD Schotland Zijn e-mailadres luidt:
[email protected]
630 T I J D S C H R I F T
Francijntje de Kadt werd op 13 juli 1858 geboren te Oss. Ze was het tweede kind in een gezin van zes kinderen.2 In 1882 begon zij aan de Rijkskweekschool voor Verloskundigen te Amsterdam aan de tweejarige opleiding tot vroedvrouw.3 Na voltooiing van de opleiding tot verloskundige werkte zij slechts korte tijd (minder dan twee jaar) in Vianen met haar vriendin Neeltje Oldemans, die ook vroedvrouw was. De Kadt verhuisde in 1886 naar Vlaardingen waar zij op 1 juli werd aangesteld als stadsvroedvrouw voor de armen.4 Zij vestigde zich in Vlaardingen samen met Neeltje Oldemans.5 Hoewel Francijntje de Kadt uit een gemengd Joods/Hervormd huwelijk voortkwam, maakte zij volgens het Vlaardingse bevolkingsregister deel uit van het Episcopaalse kerkgenootschap. De Kadt woonde en werkte hier meer dan dertig jaar. In 1919 vroeg zij Burgemeester en Wethouders (B&W) van de Gemeente Vlaardingen per brief om eervol ontslag
V O O R
V E R L O S K U N D I G E N
D E C E M B E R
2003
(met behoud van pensioen).6 Dit werd haar verleend per 1 april van hetzelfde jaar, waarna zij op 15 april verhuisde naar Enkhuizen. Zij overleed op 71-jarige leeftijd in een Rooms Katholiek ziekenhuis te Enschede op 22 oktober 1929.7 Zij werd gecremeerd te Westerveld.8 Voorzitster van de organisatie van verloskundigen in Nederland
De Kadt was heel actief in de landelijke vroedvrouwenpolitiek. Haar naaste collega in de vroedvrouwenbond, Adriana Johanna de Graaf van den Elst, schreef in 1929 in het vroedvrouwentijdschrift ter nagedachtenis aan De Kadt, dat zij de pionierster was geweest “die met eenige van onze oude garde den stoot had gegeven aan de oprichting eener vroedvrouwenorganisatie. De afdeeling Zuid-Holland, waarvan zij geruime tijd voorzitster is geweest, werd door haar geconstitueerd.”9 Op 24 december 1897 kozen een 40-tal
BERICHTEN vroedvrouwen uit de provincie ZuidHolland “een voorlopig bestuur bestaande uit de dames F. de Kadt uit Vlaardingen, H. Koning uit Loosduinen en J.W.A. Vleeming-Stelte uit Overschie.10 Vanwege haar werk voor de afdeling Zuid-Holland werd zij benoemd voorzitster van tot het bestuur van de Nederlandsche Vroedvrouwen-Vereeniging, die op 24 januari 1898 in Utrecht werd opgericht. Deze organisatie kreeg haar officiële beslag op 13 september 1898 tijdens de eerste Algemene Vergadering, waarin het conceptreglement werd aangenomen.11 Deze vergadering vond plaats, onder presidium van De Kadt,11 tijdens de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid in ’s Gravenhage.
De Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid liep van 9 juli tot en met 21 september 1898. Verenigingen werden uitgenodigd hun vergaderingen in de Congreszaal te houden. Van die mogelijkheid maakten bijvoorbeeld “de Nederlandse Vegetariërs bond, het Leger des Heils en de Nederlandsche Vroedvrouwenvereeniging gebruik.”12 Negentigduizend bezoekers kwamen naar de tentoonstelling en zagen daar o.a. een ‘uitvinding voor vroedvrouwen’. De belangrijkste uitvinding was ‘de sluitlaken-pantalon voor de op de been zijnde kraamvrouwen’ van mejuffrouw C. Zankel uit Haarlem. Zij kreeg hiervoor een zilveren medaille van de koningin.13 In de publicatie Vrouwenarbeid, welke driemaal per week verscheen gedurende “den duur der Tentoonstelling,” stond een kort verslag van de vergadering. De openingsparagraaf van het verslag luidde als volgt: “Algemeene vergadering der Nederlandsche Vroedvrouwen-Vereeniging op 13 september 1898. Van krachtig jong leven gaf deze pas opgerichte Vereeniging blijk op hare eerste algemeene vergadering. In haar helder gestyleerde en keurig bewerkte openingsrede wees Mej. De Kadt op het belang van aaneensluiting. Daardoor kon de fraaie inzending in de Afdeeling Ziekenverpleging
Francijntje de Kadt maakte zich sterk voor de professionalisering en organisatie van de Vroedvrouwenvereeniging.
tot stand komen, was de uitgave van een Maandblad mogelijk en wordt door den prikkel van onderling verkeer de noodzakelijkheid van degelijke vakopleiding, van consciëntieus voortgezette studie, van nauwgezette opvatting van de taak der vroedvrouw verhoogd. Een en ander zal mettertijd onfeilbaar ook den stand der T IJDSCHRIFT
VOOR
VERLOSKUNDIGEN
DECEMBER
2003
631
historie
BERICHTEN vroedvrouwen in de waardering van het publiek doen rijzen…”14 Tijdens de openingvergadering werd besloten om de naam van de vereniging te veranderen in Bond van Vrouwelijke Verloskundigen.15
Verschillende aspecten van het vroedvrouwenberoep werden door De Kadt door de jaren heen aangesneden. Bijvoorbeeld in 1911 schreven De Kadt (presidente) en Groeneveld (eerste secretaresse) een brief naar de toenmalige Minister van Binnenlandsche Zaken met het verzoek om de voorwaarden voor toelating tot de Gemeentelijke Kweekschool voor Vroedvrouwen te Groningen gelijk te stellen aan die van de Rijkskweekscholen te Amsterdam en Rotterdam.16 In 1911 werd er verslag uitgebracht op de 14de Algemeene Vergadering der Bond van Vrouwelijke Verloskundigen van een audiëntie bij de Ministers van Landbouw Zaken, die twee afgevaardigden van deze bond hadden afgelegd (De Kadt was één van de twee!). “De dames werden zeer welwillend in particuliere audiëntie bij de beide Ministers ontvangen”. Aldus het verslag.17 In 1917 riep zij met De Graaf van den Elst (namens het Hoofdbestuur) niet-leden op om lid te worden van wat toen heette Maatschappij tot behartiging van de belangen van vrouwelijke verloskundigen in Nederland. In hun oproep in het Tijdschrift voor Praktische Verloskunde schreven zij over zowel de onderbetaling van vroedvrouwen als de concurrentie die zij ondervonden van doktoren: “We zijn het allen roerend eens, dat we niet worden betaald, zooals het behoort; dat het meerendeel der Gemeentebesturen ons exploiteeren, naar willekeur over ons beschikken, niet vragend of de vergoeding, die zij ons toedachten, evenredig is aan het gewichtige en verantwoordelijke wat wij presteeren; dat verschillende besturen van ziekenfondsen aan hun vroedvrouwen, wat zij gemakkelijk kunnen, niet vragen, wat 632 T I J D S C H R I F T
V O O R
V E R L O S K U N D I G E N
D E C E M B E R
2003
voor dat loon moet worden gedaan. Wij hebben het bijna allen ondervonden, dat het meerendeel der doktoren, in hoofdzaak de jongeren, ons op minder waardige wijze uit beter betalende standen duwen.”18
In 1920 riepen de voorzitster De Kadt en secretaresse De Graaf van den Elst in hun nieuwe vakblad De Vroedvrouw gemeentevroedvrouwen op om: “geen bepalingen in hun instructies te accepteren waarin hun particulier tarief aan banden wordt gelegd. De gemeenteraden hebben geen recht uw particulier tarief te regelen. Handhaaft dat recht. Laat uw gemeentesalaris dienen als steun voor vestiging en om de gemeentenaren flinke verloskundige hulp te garanderen. Wij zijn steeds bereid u te helpen. Namens het Hoofdbestuur.”19 In een overzicht in 1923 van het vijfentwintig jarig jubileum dat jaar van de vroedvrouwenvereniging werd nog eens gewezen op de belangrijke rol welke De Kadt gespeeld heeft in deze periode. De Graaf van de Elst, schrijft namens het hoofdbestuur: “Tegelijk met het 25-jarig bestaan der organisatie van vroedvrouwen mag ik niet vergeten U te wijzen op onze voorzitster, Mevrouw F. de Kadt van ons hoofdbestuur, die gedurende dien tijd onafgebroken de voorzitstershamer heeft gehanteerd en in alle moeilijke tijden op de brug heeft gestaan om op te treden voor het belang der vroedvrouw”.20 Eveneens in 1924 werd De Kadt nog bibliothecaresse van de Maatschappij tot behartiging van de belangen van vrouwelijke verloskundigen in Nederland.21 De Kadt, inmiddels 67 jaar oud, neemt in 1925 nog eens de taak over van penningmeesteresse van het ondersteuningsfonds van de Maatschappij, aangezien Mejuffrouw J. Holleman te Monster wegens huwelijk en neerlegging der praktijk bedankte.22 Daarna wordt het langzamerhand
BERICHTEN stiller rond De Kadt in de vroedvrouwenliteratuur.
De Kadt was een gedreven persoon, vol energie (“groote werkkracht”), en als het om het belang van de vroedvrouwenorganisatie ging scheen niets haar te veel te zijn geweest. Voetnoten 1 Graaf van den Elst, A.J. de, In Memoriam, Orgaan van het Bondgenootschap van de NederlandscheVroedvrouwen .(29 november) Vol. 11, 1929. 2 Streekarchief Brabant-Noordoost te Oss, Registers van de Burgerlijke Stand, Index Bevolkingsregister Oss 1860-1938. Het bevolkingsregister vermeldt hier de naam ‘Francisca’ en niet ‘Francijntje’, zoals in de geboorteakte. Het zevende en laatste kind van Israël en Catherina de Kadt werd op 14 juli 1866 geboren en overleed vijf dagen later. 3 Persoonlijke inlichting van dr. Jeannette Klomp, voormalig directeur van de Amsterdamse vroedvrouwenschool en nu vrijwilligster bij de Catherina Schrader Stichting. 4 Stadsarchief Vlaardingen, Archief Gemeentebestuur Vlaardingen, inv. nr.3071. Verslag van burgemeester en wethouders aan den raad der gemeente Vlaardingen van de toestand dier gemeente over 1886, Stoom-boekdrukkerij-Dorsman & Odé, Vlaardingen, 1887: 47. 5 Stadsarchief Vlaardingen, Nieuw Vlaardingsche Courant (Tweede blad), 29 oct. 1929, 52e jaargang, 5382, uitgeverij Dorsman & Odé: Nieuwsbericht over het overlijden van Mej. De Kadt. De Kadt werd ingeschreven in het bevolkingsregister van Vlaardingen op 2 juli 1886 en Neeltje Oldemans op 14 oktober van hetzelfde jaar. Voor beiden staat vermeld dat zij voorheen in Vianen stonden ingeschreven. 6 Stadsarchief Vlaardingen, Archief Gemeentebestuur Vlaardingen, inv. nr. 1301 (correspondentie 1919, agendanr. 205). 7 Gemeente Enschede, Register van Overlijden 1929, Nummer 485. Volgens deze akte was zij officieel woonachtig te Enkhuizen ten tijde van haar overlijden. Haar jongste zus Anette woonde sinds 18 december 1897 in Enschede, maar het is niet mogelijk om met zekerheid te zeggen dat dit de reden is waarom Francijntje in een ziekenhuis in deze stad overleed. 8 Stadsarchief Vlaardingen, Nieuw Vlaardingsche Courant (Tweede blad), 29 october 1929, 52e jaargang, No5382, uitgeverij Dorsman & Odé. 9 Drenth, P., 1898-1998 100 jaar vroedvrouwen verenigd, Nederlandse Organisatie van Verloskundigen, Bilthoven, 1998.
10 Koning, H., Zuid-Hollandsche Vereeniging van vrouwelijke Verloskundigen, Tijdschrift voor Praktische Verloskunde, (eerste jaargang), februari 1898: 128. De oproep tot oprichting van een provinciale afdeling Zuid-Holland ging uit van twaalf vroedvrouwen waaronder De kadt en Oldemans. Bron: Autrice onbekend, De bond van Vrouwelijke Verloskundigen in Nederland: Zijn wording, doel en werking I, Tijdschrift voor Praktische Verloskunde Vol. 12 15 december) 1908: 283-289. 11 Drenth, P., 1898-1998 100 jaar vroedvrouwen verenigd, Nederlandse Organisatie van Verloskundigen, Bilthoven, 1998: 22. 12 Grever, M & Waalwijk, B., Feministische Openbaarheid: De Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid in 1898. Stichting Beheer IISG/IIAV: Amsterdam: 254. Dit is overigens de enige verwijzing naar de Nederlandsche Vroedvrouwenvereeniging in dit boek. 13 Drenth, P., 1898-1998 100 jaar vroedvrouwen verenigd, Nederlandse Organisatie van Verloskundigen, Bilthoven, 1998: 23. 14 Naber, J.W.A. Algemeene Vergadering der Nederlandsche Vroedvrouwen-Vereeniging op 13 sept. in onze congreszaal, Vrouwenarbeid: Orgaan van de vereeniging nationale tentoonstelling van vrouwenarbeid, No. 31 (20 september) 1898: 1. 15 Drenth, P., 1898-1998 100 jaar vroedvrouwen verenigd, Nederlandse Organisatie van Verloskundigen, Bilthoven, 1998: 23. 16 Kadt, F. de, Groenveld, Y., 1911, Bond van Vrouwelijke Verloskundigen in Nederland, Tijdschrift voor Praktische Verloskunde (1 december) 1911. 17 Kadt, F. de, Groenveld, Y., 1911, Bond van Vrouwelijke Verloskundigen in Nederland, Verslag der 14de Algemene Vergadering, gehouden 7 Aug. 1911 des morgens 11 uur, in het gebouw voor Kunsten en Wetenschappen te Utrecht, (Mariaplaats). Tijdschrift voor Praktische Verloskunde (15 september) 1911: 181-184. 18 Kadt, F. de, Graaf van den Elst, A.J. de, ‘zonder titel’ Tijdschrift voor Praktische Verloskunde (1 mei), 1917: 15-16. 19 Kadt, F. de, Graaf van den Elst, A.J. de, ‘zonder titel’ De Vroedvrouw (Officieel Orgaan van de Nederlandsche Maatschappij tot behartiging der belangen van Vrouwelijke Verloskundigen, die het diploma van Vroedvrouw verworven hebben. (Eerste jaargang) april 1920: 51. 20 Graaf van den Elst, A.J. de, 13 September 18981923, Orgaan van de Ned. Maatsch. tot behartiging der belangen van Vrouwelijke Verloskundigen, die het diploma van Vroedvrouw verworven hebben. (Vijfde jaargang) september 1923: 2. 21 Kadt, F. de,Verslag van de Bibliotheek van November 1923 tot Augustus 1924, Orgaan van de Ned. Maatsch. tot behartiging der belangen van Vrouwelijke Verloskundigen, die het diploma van Vroedvrouw verworven hebben. (Zesde jaargang) augustus 1924: 58. 22 Jaarverslag ondersteuningsfonds 1925, Orgaan van den Bond van Nederlandsche Vroedvrouwen (Achtste jaargang) juli 1926: 53.
T IJDSCHRIFT
VOOR
VERLOSKUNDIGEN
De totstandkoming van dit artikel is mede te danken aan The Wellcome Trust te Londen welke mij een Wellcome Travel grant in the History of Medicine toegewezen heeft. Een speciaal woord van dank is op zijn plaats aan het adres van Erika Verloop (Stadsarchief Vlaardingen) voor alle hulp en advies tijdens mijn onderzoek. Ook wil ik graag de redacties van Groot Vlaardingen en de Historische Vereniging Vlaardingen bedanken voor het plaatsen van een oproep om verdere informatie over De Kadt. Verder ook mijn hartelijke dank aan dr. Jeannette Klomp (Catharina Schrader Stichting), Mevrouw Vrijland en Herman van Teijlingen te Vlaardingen en de familie Schilder te
DECEMBER
2003
633
in memoriam
BERICHTEN Ingrid Hoogakker - Steding We leren Ingrid Steding kennen tijdens onze opleiding aan de vroedvrouwenschool in Heerlen, als leerling of als jaargenote. Ingrid blijft na het behalen van haar diploma nog enkele jaren verbonden aan de verloskamer. De leerlingen zijn een beetje bang voor haar. Ze is niet mis; rechtvaardig, maar ook veeleisend en streng. In 1976 komt Ingrid naar Weert. Ingrid staat haar mannetje en bouwt ondanks tegenwind een praktijk op die er zijn mag. Strijdlustig en met veel conflicten, maar altijd vanuit de overtuiging te vechten voor een goede zaak. Met het hart op de juiste plaats. Dochter Saskia is er al en de geboorte van Charlotte maakt het gezin compleet. Ingrid combineert succesvol praktijk en gezin. In deze periode maken wij hernieuwd kennis met haar. We nemen praktijkwerkzaamheden over tijdens haar zwangerschapsverlof. In de daarop volgende jaren nemen we samen steeds voor haar de praktijk waar. Soms voor een vakantie, soms omdat er een periode komt waarin het haar allemaal teveel wordt. Langzaam maar zeker leren we Ingrid steeds beter kennen. Voor Ingrid betekent verloskundige zijn meer dan alleen verloskundige zorg verlenen. Zij toont een enorme inzet. De ene keer is dat voor een gezin waarin de vrouw klappen krijgt en de meubels kort en klein worden geslagen.
634 T I J D S C H R I F T
V O O R
V E R L O S K U N D I G E N
D E C E M B E R
2003
Een andere keer voor het jonge en ongehuwde zwangere meisje, voor de asielzoekster, de prostituee, de huilbaby. Ingrid is er. Niet alleen in woord maar vooral in daad: meubels, babyuitzet, gesprekken met partners, ouders en gemeente. Geen moeite is teveel. Ook onze beroepsorganisatie gaat haar ter harte. In de loop der jaren vervult zij allerlei bestuurlijke functies binnen de KNOV, zowel op regionaal als op landelijk niveau. Zij heeft jarenlang zitting in de Klachtencommissie. In het werk is zij met vrouwen in de weer, maar ook in haar vrije tijd is Ingrid een echte ‘vrouwenvrouw’. Van haar vriendinnen zijn sommige tijdelijk, maar de meeste komen van ver en zijn er nog steeds. Het zijn hechte vriendschappen. Nooit was ons contact met Ingrid zo intens als in de afgelopen maanden. We zien haar vechten, haar zoeken naar een uitweg. Geen weg blijft onbewandeld. Ook nu weer hebben we bewondering voor haar enorme inzet. En toch is ze steeds minder zichzelf. We steunden haar daar waar we konden. Dat heeft ze ook zo ervaren en benoemd. Dankbaar kunnen we zijn omdat zij ons de gelegenheid bood haar vriendin te zijn. Weert, 15 november 2003 Ellen Stoks-van den Boom, Agnes Oudenaarden-Beesems
Nieuwsblad
Nederlandse babysterfte het hoogst in EU
Nederland maakt een slechte beurt. De babysterfte blijkt hier hoger te zijn dan in vijftien andere landen in de Europese Unie: 7,3 promille, zo blijkt uit het Peristat onderzoek, dat recent is gepubliceerd in het European Journal of Obstetrics and Gynaecology. Hoewel een lage sterfte niet de enige factor is waaruit kwaliteit van zorg blijkt, geven de cijfers toch reden voor bezorgdheid. De eerste reacties op het waarom komen van twee deelnemers aan het Europese onderzoek: Simone Buitendijk, epidemioloog bij TNO en van Jan Nijhuis, gynaecoloog in het Maastrichts academisch ziekenhuis. Volgens Buitendijk bevestigt het Peristat onderzoek andere onderzoeken: “Het gaat om relatief kleine aantallen, maar we zijn toch koploper in negatieve zin.” Vooral de sterfte van foetussen van minder dan 28 weken is in Nederland vrij fors. Volgens Nijhuis en Buitendijk is dit te verklaren uit de relatieve terughoudendheid van Nederlandse artsen om immature kinderen te behandelen. In onze buurlanden worden kinderen soms al intensief behandeld bij een zwangerschapsduur van 24-25 weken, die weliswaar resulteren in een overlevend kind, maar wel met een hogere morbiditeit. Helaas is ook de sterfte na een voldragen zwangerschap in Nederland relatief hoog. Dat zou volgens Nijhuis kunnen komen doordat wij het niet zoveel slechter zijn gaan doen in de verloskunde, maar omdat het buitenland het inmiddels beter doet. Hij staat dan ook niet achter het besluit van staatssecretaris Ross van VWS om prenatale screening niet aan vrouwen onder de 36 jaar aan te bieden. Buitendijk valt hem bij.”Engeland doet veel meer onderzoek bij zwangeren met bloedtests en echo’s. Een deel van de zwangerschappen van kinderen met aangeboren afwijkingen wordt zo opgespoord en geaborteerd. In
nieuws
BERICHTEN Nederland overlijden deze kinderen meestal met de geboorte.” Een andere verklaring is het hoge aantal allochtonen. Maar deze vlieger zou wel eens helemaal niet op kunnen gaan, omdat Duitsland - met eveneens een hoog aantal allochtonen - het veel beter doet met een promillage van 3,7. Wel kan een deel van de sterfte mogelijk verklaard worden door het hoge aantal oudere moeders: Nederlandse moeders behoren tot de oudsten in de EU, alleen Spaanse en Ierse moeders zijn ouder. Oudere moeders hebben meer kans op complicaties en ondergaan vaker vruchtbaarheidsbehandelingen, waarbij vaker meerlingen worden geboren. PRN gaat zordragen voor het doen aansluiten van de gegevens vanuit de verschillende EU-landen Op dit moment is een objectieve vergelijking namelijk niet mogelijk. Een troostrijke gedachte van Simone Buitendijk: het ligt niet aan de thuisbevalling, want zegt zij: ”Daarbij overlijden zo weinig kinderen, dat deze cijfers niet zouden verbeteren als de thuisbevalling werd afgeschaft.” (European Journal of Obstetrics and Gynaecology; Volkskrant; Trouw) Gevangenisbaby’s
Steeds meer baby’s worden achter tralies geboren. Tot en met oktober dit jaar zijn al twintig gedetineerde vrouwen bevallen en nog tien verwachten in de laatste twee maanden van dit jaar hun kind. Drie jaar geleden waren dat er maar drie. Volgens het ministerie van Justitie is de toename te wijten aan het aantal vrouwelijke drugskoeriers dat vastzit. Bovendien is er een algemene stijging te ontwaren van vrouwelijke deelname aan criminele activiteiten. In 2002 zaten gemiddeld 845 vrouwen in de gevangenis, dat is zeven procent meer dan het jaar daarvoor. Eenderde van hen hield zich bezig met drugshandel. (Metro) T IJDSCHRIFT
VOOR
VERLOSKUNDIGEN
DECEMBER
2003
635
nieuws
BERICHTEN Genen bepalen sekse
Niet hormonen bepalen het geslacht, maar de genen. Hoogleraar Genetica Eric Vilian concludeert dit uit proeven met muizen. Vanaf de jaren zeventig vigeert de opvatting dat hormonen verantwoordelijk zijn voor de seksuele identiteit. Vilian ontdekte echter dat muizen 54 genen hebben die kunnen verklaren waarom mannelijke en vrouwelijke hersenen anders aangelegd zijn en anders functioneren. Vilian’s onderzoek weerlegt de theorie dat homo- en transseksualiteit een keuze zijn. (Moleculair Brain Research) Amerikaanse ethiek
Het American College of Obstetricians and Gynecologists (ACOG) heeft een ethisch besluit genomen over de electieve sectio caesarea: ook al is er geen enkele medische indicatie voor, een arts kan zonder gewetensbezwaren een operatieve bevalling uitvoeren. Het aantal vrouwen dat in de Verenigde Staten voor de bevalling onder het mes gaat, heeft een historisch hoogtepunt bereikt. Voor het grootste deel is de toename toe te schrijven aan de electieve sectio. Critici vrezen dat dit ethische besluit aanleiding zal geven tot een nieuwe keizersnede-epidemie. Voorstanders van de electieve keizersnede voeren aan dat vrouwen minder kans hebben op lange termijn complicaties zoals uterusprolaps, incontinentie, verminderd libido en andere gezondheidsproblemen. De complicatie die een sectio veroorzaakt, zoals infecties, bloedingen en een langere herstelperiode vallen hierbij volgens hen in het niet. Robert Lorenz, lid van de ethische commissie van het ACOG, wast de handen in onschuld: “Het is helemaal niet de bedoeling dat artsen dit als een carte blanche beschouwen om lukraak sectio’s te doen. Met de uitspraak willen we een ethische context creëren om de beslissing voor een electieve sectio te kunnen nemen”. Amerikaanse tegenstanders vinden een overzeese bondgenoot in het gerenommeerde 636 T I J D S C H R I F T
V O O R
V E R L O S K U N D I G E N
D E C E M B E R
2003
Engelse National Institute for Clinical Excellence. Dat heeft richtlijnen voor professionals en consumenten gepubliceerd, waarin juist wordt benadrukt dat met de sectio caesarea niet electief maar selectief omgegaan dient te worden. (www.washingtonpost.com; www.nice.org.uk) ‘Niet waar de kleine bij is’
De voorlichtingscampagne over roken Niet waar de kleine bij is is effectief. Vóór de start van het programma gaf 43% van de ouders aan te roken in het bijzijn van kinderen. Twee jaar later blijkt 18% dit nog maar te doen. Matty Crone van TNO Preventie en Gezondheid trekt deze conclusie uit haar promotieonderzoek. Om het effect vast te houden meent zij dat extra activiteiten nodig zijn voor rokers met oudere kinderen. Kinderartsen en andere specialisten moeten eveneens meer aandacht aan het meeroken besteden, vooral bij kinderen die gezondheidsproblemen hebben waarvoor meeroken een risicofactor is. Crone stelt een systematische voorlichtingscyclus voor. Deze begint met de rookpreventie voor jongeren - toekomstige ouders - vervolgens preventie van roken voor en tijdens de zwangerschap, preventie van terugval na de zwangerschap en tenslotte de preventie van het meeroken door kinderen. (www.health.tno) Farmacotherapeutisch kompas op site
Medio januari verschijnt de nieuwste versie van het Farmacotherapeutisch Kompas (FK), zowel in een papieren als in een digitale versie. Een elektronische versie van het FK is niet nieuw. Sinds 1998 bestaat het al op CD-rom en vorig jaar verscheen het op palmtop. Het kompas biedt overzicht over 1400 medicijnen, indicaties, contraindicaties en mogelijke bijwerkingen. Het adres van de site: www.cvzkompassen.nl (cvz magazine) Brigitte Tebbe
Workshop ‘Op handen en knieën’
Op dinsdagmiddag 9 maart 2004 van 13.00 tot 17.15 uur wordt in Eindhoven (Van der Valk Hotel) de workshop On Hands and Knees gehouden. Het betreft een door de KNOV gecertificeerde workshop. De workshop is samengesteld naar aanleiding van uitkomsten van het onderzoek on Hands and Knees; toepassing van de op handen en knieënhouding door vrijgevestigde verloskundigen in Nederland bij een Aaa. Yvonne Koster heeft dit onderzoek in 2002 gehouden. Het onderzoek leverde veel nieuwe informatie op en is bekroond met de VLOV prijs 2003. De workshop heeft als doel het opfrissen en verdiepen van de kennis over houdingtoepassingen om effectiever met de op handen en knieënhouding en andere houdingen om te gaan. Verdiepen van inzicht in het ruimtegebruik van het bekken en de beïnvloedingsmogelijkheden van de ligging van de foetus tijdens de zwangerschap en bevalling. Beter leren ingaan op signalen van vrouwen. De organisatie is in handen van Midwifery Business in Epen. De sprekers tijdens deze workshop zijn dra. Yvonne Koster en Gré Keijzer. Discussie en
congres en cursus
BERICHTEN regie zijn in handen van Tine Oudshoorn. Aanmelden kan door storting van € 120,- op gironummer 2444187 van Midwifery Business te Epen met vermelding van uw adres. Veertien dagen voor de workshop ontvangt u een bevestiging en routekaart. Meer informatie: dra. Yvonne Koster 0341 495138 of e-mail
[email protected]
Bevallen in water
Op 30 januari 2004 wordt in Amsterdam vanaf 13.00 uur een informatiemiddag voor verloskundigen gehouden over het bevallen in water. Aan het eind van de middag krijgt u een wateryogales aangeboden. De les is gelijk aan die welke wordt gegeven aan zwangeren en hun partner als voorbereiding op een waterbavalling. Er bestaat nog veel onduidelijkheid over bevallen in water. Deze informatiemiddag wil bijdragen aan het wegenemen van die onduidelijkheid. Tijdens de middag zullen verloskundigen aanwezig zijn die ervaring hebben met het begeleiden van een waterbavalling. Meer informatie: www.waterkinderen.nl of 020 6811377 of e-mail:
[email protected].
(advertentie)
T IJDSCHRIFT
VOOR
VERLOSKUNDIGEN
DECEMBER
2003
637
personalia
BERICHTEN GEBOREN
Ella Margje, dochter van Sylvie en Geert Rozendom, C.T. Storkstraat 45, 7553 AP Hengelo Jet Hannah Cornée, dochter van Mireille Rutten en Marc Bierkens, Groesbeekseweg 253, 6523 NX Nijmegen Jaap, zoon van Anke en Melvin de Ruyter, Antwerpsestraat 64, 4611 AK Bergen op Zoom Flynn Lloyd Junior, zoon van Angélique en Ben Scholte-Plasman, Asserlaan 3, 5251 XH Vlijmen Stijn Robertus Norbert, zoon van Irma en Maarten Seinhorst-van Geijn, Olmiuslaan 3, 6998 AH Laag-Keppel Floris Franciscus Eduard, zoon van Liesbeth en Richard Torenbeek-van Stijn, Poldervaart 35, 6642 CW Beuningen REGIO I
Nieuwe leden (m.i.v. 01-10-2003) Mevrouw I.M. Struik, Kleine Leliestraat 21, 9712 TD Groningen – BL Mevrouw S. Veldhuis, Rechterensweg 18a, 7951 KW Staphorst – VV-m Nieuwe leden (m.i.v. 01-01-2004) Mevrouw K.A. Bajorek, Prinses Beatrixstraat 6, 8501 HV Joure – Asp Mevrouw B. Boon, Lijsterbesstraat 134, 3434 AG Nieuwegein – Asp Mevrouw L. van der Mijl, Kloosterstraat 16, 9717 LD Groningen – Asp Mevrouw J. Oving, Jozef Israëlstraat 2, 9718 GJ Groningen – Asp Mevrouw G. van der Veen, Gudsekop 8, 8604 EB Sneek – Asp Mevrouw A. van der Wal, Bostulp 23, 8935 PK Leeuwarden – Asp
638 T I J D S C H R I F T
V O O R
V E R L O S K U N D I G E N
DE C E M B E R
2003
Beëindiging lidmaatschap (per 01-01-2004) Mevrouw E.H. Leeuwenburgh, Boijlerweg 169, 8392 NG Boijl - BL REGIO II
Nieuw lid (m.i.v. 01-01-2004) Mevrouw M.M. Pors, Anton Geesinkstraat 17, 7572 EH Oldenzaal - Asp REGIO III
Nieuwe leden (m.i.v. 01-01-2004) Mevrouw J. Beekman, Kievitsweg 3, 7331 EJ Apeldoorn – Asp Mevrouw R.H. Bloemendaal-Uithol, Laakselaan 52, 7207 ND Zutphen – Asp Mevrouw W.F.A. Engelen, Dorpsstraat 41, 7136 LG Zieuwert – Asp Mevrouw S.C. Nas-Gauguier, Fransestraat 67, 6524 HW Nijmegen – VV-m Beëindiging lidmaatschap (per 01-01-2004) Mevrouw M. Hollander, Rederijkershoeve 127, 7326 TJ Apeldoorn – VV-m REGIO IV
Beëindiging lidmaatschap (per 01-01-2004) Mevrouw C. ter Horst, Rontgenstraat 103, 1223 LW Hilversum - Asp REGIO V
Nieuw lid (m.i.v. 01-01-2004)
Mevrouw L.G.M. Bakkum, Burg. Bosmalaan 25, 1906 XH Limmen - Asp
BERICHTEN Beëindiging lidmaatschap (per 01-01-2004)
Artikel 1
Mevrouw J. van Spijker, Lindholm 277, 2133 CT Hoofddorp – BL Mevrouw D. Dam, Pastinaak 15, 1902 JC Castricum – VID-O Mevrouw M.A.B. Leyerzapf, Volgerweg 36, 1462 HR Middenbeemster - WN
Leden, die bezwaar hebben tegen de toelating van een kandidaat lid of kandidaat aspirant-lid, moeten hun bezwaar met redenen omkleed schriftelijk binnen een maand na het verschijnen van het officiële verenigingsorgaan bij de algemeen secretaris kenbaar maken.
REGIO VI
Afkortingen
Nieuw lid (m.i.v. 01-10-2003)
VID verloskundige in dienstverband VID-ep verloskundige in dienstverband in eigen praktijk VID-g verloskundige in dienstverband in gezondheidscentrum VID-zhs verloskundige in dienstverband in ziekenhuis VV vrijgevestigde verloskundige VV-m vrijgevestigde verloskundige in maatschap WN waarneemster ASP Aspirant lid BL buitengewoon lid BTL buitenlands lid SL senior lid EL erelid
Mevrouw A. de Vries, Harpoenier 4, 1121 MN Landsmeer - Asp Nieuw lid (m.i.v. 01-01-2004) Mevrouw R.L. de Windt, Sam Barbola 24, Sam Barbola , Nederlandse Antillen – BTL Beëindiging lidmaatschap (per 01-01-2004) Mevrouw N. van Eijk, C. van Vollenhovenstraat 206, 1063 KW Amsterdam - Asp REGIO VIII
Nieuw lid (m.i.v. 01-10-2003)
Mevrouw L.S. Stok, Roestuin 40, 3343 CV Hendrik ido Ambacht – Asp Nieuwe leden (m.i.v. 01-01-2004) Mevrouw J. Droogh, Waghenaerdreef 20, 2661 RA Bergschenhoek – Asp Mevrouw T.A. van den Berg, Bliek 35, 2986 SB Ridderkerk – Asp Mevrouw F.W. Kraal, Gravestein 1, 2804 GR Gouda – Asp
Geslaagd
Aan de Vroedvrouwenschool te Kerkrade zijn op 20 november 2003 geslaagd: Alda Prinsen, Loon Femke Langenhuysen, Heeswijk-Dinther
REGIO X
Nieuw lid (m.i.v. 01-01-2004)
Mevrouw J. Dekker, Noordweg 255, 4333 GG Middelburg - Asp REGIO XI
Nieuw lid (m.i.v. 01-01-2004)
Mevrouw E. Groeneweg, Hogeweg 6, 6367 BD Voerendaal - Asp
T IJDSCHRIFT
VOOR
VERLOSKUNDIGEN
DECEMBER
2003
639
Het Tijdschrift voor Verloskundigen (TvV) gaat de komende 29ste jaargang nieuwe ontwikkelingen tegemoet. Kernbegrippen daarbij zijn eigentijds, zakelijk, wetenschappelijk verantwoord en van en voor de verloskundige beroepsgroep en anderen die in die belangen deelhebben. Om bij te dragen aan die dynamiek zoekt de redactie een wetenschapsredacteur v/m 32 uur per maand
De wetenschapsredacteur is verantwoordelijk voor het verzamelen en toegankelijk maken van wetenschappelijke informatie met betrekking tot het vakgebied van de verloskunde en aanverwante wetenschappen. De wetenschapsredacteur beschikt over tenminste een afgeronde HBO Verloskunde en heeft onderzoekskennis en of –ervaring. Zij beschikt over goede journalistieke en redactionele vaardigheden. Zij heeft kennis van en affiniteit met het beleid van de KNOV, haar visie en missie en is deskundig op het gebied van innovatieve ontwikkelingen binnen het vakgebied en aanverwante wetenschappen. Ook kan zij onderzoek, artikelen en publicaties beoordelen op hun wetenschappelijke kwaliteiten. Natuurlijk is zij rijk aan initiatieven en draagt zij ideeën aan voor publicaties. Bij dat alles is zij in staat tot zelfstandig werken en handelen binnen de afspraken met de andere leden van de redactie. een eerstelijns redacteur v/m 8 uur per maand
De eerstelijns redacteur is als verloskundige actief in de eerstelijns verloskundige zorg. Zij weet wat speelt en van belang is voor de verloskundige beroepsgroep en toetst en weegt aangeleverde artikelen en kopij op de mate dat zij kennis vermeerderen, zelfstandig denken en handelen bevorderen en de communicatie tussen de KNOV en de leden bevordert. Natuurlijk is zij rijk aan initiatieven en draagt zij ideeën aan voor publicaties. Bij dat alles is zij in staat tot zelfstandig werken en handelen binnen de afspraken met de andere leden van de redactie. Geboden wordt: • Een uitdagende en afwisselende baan binnen een klein team • Arbeidsvoorwaarden conform de CAO-ziekenhuizen • Een contract voor de duur van een jaar Voor meer informatie over deze vacatures kunt u contact opnemen met: Wil van Veen, hoofd- en eindredacteur TvV, 06-53359153 Wanneer u geïnteresseerd bent in één van deze vacatures, verzoeken wij u uw schriftelijke sollicitatie binnen 2 weken na het verschijnen van dit Bulletin te richten aan de KNOV, Postbus 18, 3720 AA Bilthoven, ter attentie van Mw. M. van Beyma, hoofd P&O.
640 T I J D S C H R I F T
V O O R
V E R L O S K U N D I G E N
D E C E M B E R
2003