Concept
Verkiezingsprogramma 2006
Vertrouwen in Nederland. Vertrouwen in elkaar.
Concept Verkiezingsprogram 2006 - 2011
Vertrouwen in Nederland. Vertrouwen in elkaar.
Inhoudsopgave Concept Verkiezingsprogram 2006 - 2011 VERTROUWEN IN NEDERLAND, VERTROUWEN IN ELKAAR
Samenvatting
WAT ZIJN DE NIEUWE UITDAGINGEN? HOE WIL HET CDA DIE UITDAGINGEN GAAN AANPAKKEN?
5
9 9
0. Financiële ruimte en investeringen
14
1. Vertrouwen in mensen: gezinnen, leefbaarheid, veiligheid en verantwoordelijkheid
19
1.1. Gezinnen en jeugd
19
1.2. Maatschappelijke participatie en sport 20 1.3. Waarden, normen en burgerschap in Nederland 21 1.4. Een veiliger Nederland 22 1.5. Asielbeleid 25
2. Vertrouwen in maatschappelijke organisaties: organisaties die kiezen voor mensen
29
2.1. Vertrouwen in talent: ruimte voor onderwijs met een missie 29 2. 2. Kunst en cultuur
32
2. 3. Media
32
2. 4. Gezondheid en welzijn
34
2. 5. Betaalbaar en leefbaar wonen
37
3. Vertrouwen in een sociaal Nederland: participatie bevorderen en het inkomen beschermen
41
3.1. Een sociaal Nederland, met als topprioriteit werkzekerheid
41
3. 2. Een sociaal Nederland, met inkomenszekerheid
43
4. Vertrouwen in een ondernemend Nederland: bruisend en werkend
47
4.1. Nederland concurrerend en vernieuwend
47
4.2. Duurzame economie
48
4.3. Ruimte, natuur, landschap en water
50
4.4. Mobiliteit
51
4.5. Ondernemerschap in de landbouw en tuinbouw
52
5. Vertrouwen door internationale samenwerking: Europees maatwerk, vrede en veiligheid
57
5.1. Europees maatwerk
58
5.2. Internationale instituties
59
5.3. Vrede en veiligheid
60
5.4. Internationale samenwerking
60
6. Vertrouwen in een betrokken Nederland: een waardevolle democratie en een dienende overheid
65
6.1. Politiek en democratie
65
6.2. Decentrale overheden en organisatie van de overheid
66
6.3. Koninkrijkrelaties
66
Vertrouwen in Nederland. Vertrouwen in elkaar.
Concept Verkiezingsprogram 2006 - 2011
Voorwoord Den Haag, 17 augustus 2006
Geacht lid, geachte heer, mevrouw, Voor u ligt het concept-verkiezingsprogramma ‘Vertrouwen in Nederland. Vertrouwen in elkaar.’ In dit verkiezingsprogram wordt daarbij voortgebouwd op de resultaten van het kabinet-Balkenende dat tal van noodzakelijke hervormingen heeft doorgevoerd. Intensief proces Dit concept-verkiezingsprogramma is het resultaat van een intensief proces waarbij duizenden leden en kiezers actief betrokken waren. Tijdens talrijke debatbijeenkomsten in het land en via de speciale website –www.hetdebat.com - hebben duizenden leden en kiezers hun inbreng geleverd. De programcommissie heeft verder met meer dan honderd maatschappelijke organisaties van gedachten gewisseld. De programcommissie heeft gebruik gemaakt van de resultaten van partijdiscussies over duurzame ontwikkeling, Europa en kenniseconomie in relatie tot arbeidsmarkt en onderwijs. Ook rapporten van het WI boden veel inhoudelijke aanknopingspunten. Debat in de partij In verband met de vervroegde Tweede Kamerverkiezingen van 22 november is de tijd voor debat en het indienen van amendementen helaas kort. De programcommissie is daarom gevraagd het concept eerder op te leveren. Deze korte tijdsspanne willen wij ten volle benutten voor debat binnen de partij. Daarom worden er de komende weken in elke provincie debatbijeenkomsten georganiseerd in aanwezigheid van leden van de programcommissie. Een schema van deze bijeenkomsten treft u aan in bijgaand katern. Concreet ziet het tijdschema voor de behandeling van het concept-verkiezingsprogramma er als volgt uit: 19 augustus- verschijning verkiezingsprogramma 19 augustus- september: 12 provinciale debatbijeenkomsten uiterlijk 10 september – inleveren amendementen via
[email protected] * 18 september – bespreking amendementen in partijbestuur 20 september- verzending amendementen en pre-adviezen naar Gemeentelijke en Provinciale Afdelingen en bijzondere organen, alsmede plaatsing op de website. 29 en 30 september- partijcongres met debat over en uiteindelijke vaststelling verkiezingsprogramma Het is van groot belang dat het CDA-verkiezingsprogramma wordt gedragen door de leden. Daarom stellen wij uw deelname aan het debat hoog op prijs. Met hartelijke groeten, René Smit Voorzitter Programcommissie Marja van Bijsterveldt Partijvoorzitter * Op de volgende pagina treft u informatie aan over het indienen van amendementen.
Concept Verkiezingsprogram 2006 - 2011
Vertrouwen in Nederland. Vertrouwen in elkaar.
Werkwijze indienen amendementen Amendementen kunnen worden ingediend door Provinciale en Gemeentelijke Afdelingen, en bijzondere organen en organisaties van het CDA. De amendementen dienen uiterlijk 10 september a.s. te worden ingediend; via
[email protected]. Alleen de genummerde beleidsartikelen kunnen worden geamendeerd; de overige tekst kan dus niet worden geamendeerd. De indieners van amendementen wordt gevraagd daarvoor een speciaal ontwikkeld format te gebruiken. In dit format staan in kolommen naast elkaar de volgende rubrieken: nummer, beleidsartikel, amendement, en eventuele toelichting op het amendement. De kolom met beleidsartikelen is reeds ingevuld zodat indieners van amendementen alleen de tekst van het amendement en de toelichting op het amendement dienen in te vullen. In een latere fase worden dan door het partijbureau het pre-advies en de eventuele toelichting daarop ingevuld. Provinciale en Gemeentelijke Afdelingen, en bijzondere organen en organisaties ontvangen na de pre-advisering een overzicht van de amendementen en de pré-adviezen ten behoeve van de behandeling van het programma op het congres van 29 en 30 september a.s. in Amsterdam. Het format wordt digitaal samen met een brief van partijvoorzitter Van Bijsterveldt en Programcommissievoorzitter Smit naar de Provinciale en Gemeentelijke Afdelingen en bijzondere organen en organisaties van het CDA gezonden. Dit format staat eveneens op de website - www.cda.nl/verkiezingsprogramma - en is te downloaden. Voor nadere vragen kunt u zich wenden tot
[email protected].
Samenstelling Programcommissie René Smit (voorzitter), Els Aarts (vice voorzitter), Peter Altmaier, Age Bakker, Linda van Beek, Piet Boekhoud, Akke Brandenburg, Guusje Dolsma (mede-auteur), Hans Esmeijer, Désirée van Gorp, Theo Rietkerk, Peter Swinkels, Ayhan Tonca. Marja van Bijsterveldt ( partijvoorzitter), Camiel Eurlings (delegatieleider CDA in Europees Parlement), Maxime Verhagen (voorzitter CDA-Tweede Kamerfractie), Gerda Verburg (vice fractievoorzitter Tweede Kamer), Jos Werner (voorzitter Eerste Kamerfractie) en Jack de Vries (campagneleider) waren adviseurs van de Programcommissie. Ab Klink was auteur en Cecile Heemels was politiek medewerker.
Vertrouwen in Nederland. Vertrouwen in elkaar.
Concept Verkiezingsprogram 2006 - 2011
VERTROUWEN IN NEDERLAND, VERTROUWEN IN ELKAAR Nederland is tijdens de kabinetten-Balkenende uit een dal geklommen. Rond de eeuwwisseling had onze economie de aansluiting bij de Europese kopgroep verloren, waren de overheidsfinanciën niet meer op orde en moesten mensen vrezen voor hun baan. Nederland was ook een land van ergernissen geworden. Ergernissen over wachtlijsten, over integratieproblemen, over knellende regelgeving, over onveiligheid en agressie op straat. Gelukkig kunnen we zeggen dat er veel ten goede is gekeerd. De hervormingen van de kabinetten Balkenende hebben hun uitwerking niet gemist. Om te beginnen staat ons land er economisch een stuk beter voor. De stijging van het aantal uitkeringen is omgezet in een duurzame daling. De wachtlijsten in de zorg zijn teruggebracht, de veiligheid is toegenomen, er is meer speelruimte gekomen voor mensen in het onderwijs en de gezondheidszorg, meer aandacht voor leefregels en fatsoen, en meer ook voor gezinnen. Het CDA wil verder met Nederland. Juist nu het beter gaat, kunnen we er met zijn allen voor zorgen dat we Nederland in topconditie aan de komende generaties doorgeven. Daarvoor is nog veel werk te verzetten. Nederland moet concurrerend blijven in de globaliserende economie. Nederland moet innovatiever, schoner, duurzamer. Nederland moet ook een land blijven waarin mensen met zoveel verschillende achtergronden harmonieus samenleven, een land zonder tweedeling. Een land waarin iedereen meedoet. Het CDA wil daarom met een maatschappelijke investeringsagenda de toekomst in gaan. De kern ervan luidt: mensen, scholen, instellingen en bedrijven meer ruimte én meer ondersteuning geven om vanuit hun eigen gedrevenheid tot volle bloei te komen. Dat betekent minder regels, meer mogelijk maken, meer faciliteren en toerusten. Anders gezegd: het CDA wil de samenleving de ruimte te geven en van daaruit werken aan gemeenschapszin en onderling vertrouwen. Een toekomstgericht beleid ontwijkt de aanpassingen niet. Om wat is opgebouwd goed te bewaren, maar vooral ook om de sociale samenhang in ons land te versterken. Het CDA wil eraan bijdragen dat generaties zich verbonden weten met elkaar, dat culturen en religies met elkaar samenleven en niet tegenover elkaar komen te staan. Het wil een arbeidsmarkt waarbij ook de minder geschoolden een goede plek vinden. Het CDA wil de gemeenschapszin versterken, juist nu mensen zich afvragen of zij zich thuis zullen blijven voelen in een multiculturele samenleving en in een grotere Europese Unie. Het CDA ziet de toenemende internationale verwevenheid van landen en volken niet als een bedreiging, maar wil er juist aan bijdragen dat er een gezamenlijke inzet komt voor vrede, veiligheid, welvaart, duurzaamheid, gebaseerd op vaste waarden die verschillende landen, culturen en religies met elkaar delen. Vertrouwen in Nederland en vertrouwen in elkaar zijn de kernwoorden in het CDA-programma. We zien overal om ons heen dat mensen bereid zijn zich in te zetten voor een beter Nederland voor de komende jaren. Die mensen, met al hun talent en ambitie, willen we mobiliseren. Zonder die inzet van velen zal het niet gaan: een samenleving zonder vertrouwen is geen sterke samenleving.
Christen-democratische waarden en idealen: een betrokken samenleving Het CDA geeft in dit verkiezingsprogramma een antwoord op de veranderingen en uitdagingen en oplossingen voor de structurele problemen. In de visie van het CDA kunnen in een steeds diverser en mondiger samenleving, die oplossingen alleen gerealiseerd worden als mensen hun vrijheid en idealen in samenwerking met anderen realiseren. Die visie is gebaseerd op onze uitgangspunten: 1. Gespreide verantwoordelijkheid: vrijheid komt het beste tot haar recht als mensen verantwoordelijkheid kunnen dragen voor zichzelf en hun naasten en derhalve de ruimte krijgen eigen keuzes te maken waarbij de overheid zich beperkt tot haar kerntaken. Dan ontstaat ruimte voor een rijkgeschakeerde en solidaire samenleving. 2. Publieke gerechtigheid: een betrouwbare overheid moet op basis van vaste waarden de burger weer de zekerheid van de rechtstaat bieden en duidelijke grenzen stellen. 3. Solidariteit: vraagt om betrokkenheid tussen generaties en tussen arm en rijk en een rechtvaardig en voorspelbaar inkomensbeleid waarbij de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen en de draagkracht van huishoudens uitgangspunt is. 4. Rentmeesterschap: alleen als wij op verantwoorde wijze omgaan met de ons toevertrouwde leefomgeving, de natuur en het milieu zorgen wij voor een duurzame welvaart ook voor volgende generaties. Leidend voor het CDA is de bijbelse notie dat de waarde van het menselijke leven uiteindelijk niet afhangt van geld, status of macht. De mens is juist van waarde, ongeacht deze kwaliteiten. De overheid moet de randvoorwaarden scheppen om de waarde van elk mens tot z’n recht te laten komen. Niet meer maar ook niet minder.
Concept Verkiezingsprogram 2006 - 2011
Vertrouwen in Nederland. Vertrouwen in elkaar.
Wij kiezen voor ieder gezin.
Het gezin, in welke vorm ook, vormt de basis voor onze samenleving. Je ontvangt er liefde, geborgenheid en vertrouwen. Het gezin staat voor veiligheid voor jong en oud. Een goed gezinsleven bepaalt de toekomst en moet wat ons betreft dus alle kansen krijgen die het verdient.
Vertrouwen in Nederland. Vertrouwen in elkaar.
Concept Verkiezingsprogram 2006 - 2011
WAT ZIJN DE NIEUWE UITDAGINGEN? Waar liggen de uitdagingen van de nabije toekomst? Het gaat om een aantal sterk met elkaar verweven zaken. - De welvaart in de wereld is toegenomen. Nederland kent een open economie en cultuur en profiteert zelf ook sterk van de globaliserende economie. Desalniettemin verlaten anderzijds nog steeds tientallen miljoenen mensen huis en haard, slaan op de vlucht voor armoede, voor burgeroorlogen of voor rovende en gewelddadige overheden. De veiligheidsproblematiek is de afgelopen tijd steeds complexer geworden: falende staten, terrorisme en het bezit van nucleaire kennis kunnen gaan samenvallen. Terroristische netwerken zijn erop uit zijn culturele spanningen te laten overslaan naar de straten en scholen van Londen, Parijs, Madrid, New York en Amsterdam. De opdracht om mensen, culturen en religies met elkaar te verbinden wint door dit alles aan urgentie. Ver weg en dichtbij. Daarom is er een internationale inzet nodig, maar ook een geloofwaardig en ambitieus beleid om nieuwkomers te laten participeren. Geen enkel land kan de uitdagingen waar de globalisering ons voor plaatst alleen aan. Daarom zijn nodig een overtuigende buitenlandse politiek en een Europa dat bijdraagt aan innovatie, duurzaamheid, veiligheid en terrorismebestrijding.
Belangrijk voor ons land is een vitale en duurzame economie. Nederland zal concurrerend en innovatief moeten zijn, juist nu landen als India en China ons de handschoen toewerpen. Nederland moet daarom innoveren, nieuwe producten ontwikkelen en een plaats veroveren op de groeimarkten van de toekomst. Ondertussen zal die groei duurzaam moeten zijn. Anders groeit de milieuvervuiling ons boven het hoofd. De opkomst van nieuwe economische reuzen vergroot de ernst van de CO2-problematiek en van de schaarste aan energie. Maar juist daarom liggen er ook nieuwe mogelijkheden. Investeren in duurzaamheid en schone energie is kansrijk.
- Niet minder wezenlijk is een arbeidsmarkt die goed functioneert. Er is een krimpende beroepsbevolking. Er zijn personeelstekorten. Tegelijk staan er nog teveel mensen langs de kant. Personeelstekorten gaan dan gepaard met werkloosheid. De lonen nemen in zo’n situatie al snel toe en Nederland loopt het risico zich dan uit de markt prijzen. Keerzijde van de krappe arbeidsmarkt is dat er extra kansen komen voor (soms) kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt: oudere werknemers, gedeeltelijk arbeidsgeschikten en nieuwe Nederlanders. Hoe bevorderen we hun participatie? - Solidariteit tussen generaties vraagt om het betaalbaar en toegankelijk houden van de AOW, de pensioenen en de gezondheidszorg, ook in de toekomst als de vergrijzing zich krachtiger gaat aftekenen. Daar is geld voor nodig, maar ondertussen vraagt ook de huidige generatie om een goede en gerichte inkomensbescherming om zo armoede tegen te gaan. Daarbij is het van belang niet alleen op het inkomen van mensen te letten, maar ook op de vaste lasten die soms het besteedbaar inkomen onder druk zetten. - Het is van belang dat scholen, zorginstellingen, etc. topprestaties leveren. Nederland is een kennissamenleving. Schooluitval en een zesjescultuur moeten daarom worden vermeden. In de gezondheidszorg zijn innovaties en doelmatigheid van belang om de zorg op peil en toegankelijk te houden en om enorme premiestijgingen te vermijden. Het is van belang dat instellingen zich verantwoorden in de richting van respectievelijk patiënten, studenten en ouders. Dat stimuleert, verhoogt de prestaties en versterkt het vertrouwen in elkaar. Het scheppen van een uitdagend werkklimaat is ook wezenlijk om personeelstekorten, om wachtlijsten in de zorg en lesuitval in het onderwijs te voorkomen. -
Een goede opvoeding, een veilig klimaat thuis, de overdracht van waarden en normen door scholen en de media en het besef dat van ieder een waardevolle bijdrage gevraagd mag worden, verrijken het leven, versterken het besef dat een mens meer is dan klant van de samenleving. Dat is wezenlijk voor de sociale samenhang en het geeft diepte en inhoud aan het leven. Juist nu participatie op de arbeidsmarkt van zo groot belang is, moeten we er wel voor zorgen dat er ruimte is voor het gezin, voor opvoeding en voor vrijwilligerswerk. Veiligheid op straat is voor verbondenheid een wezenlijke randvoorwaarde.
HOE WIL HET CDA DIE UITDAGINGEN GAAN AANPAKKEN? 1. Vertrouwen in gezinnen, dus investeren in tijd, ondersteuning en geld. In de gezinnen van Nederland groeit de toekomst van ons land op. Kinderen en volwassenen leren er wat liefde, geborgenheid en zelfvertrouwen is en leren anderen respecteren. Ze leren er de waarden en normen van onze maatschappij kennen en hoe deze in de praktijk te brengen. Daarom moeten we zuinig zijn op gezinnen. Opvoeden vraagt veel van ouders, zeker nu de gezinsfase meer dan ooit het spitsuur van het leven is geworden. Er is vaak tijdsdruk en er is financieel minder bestedingsruimte. De afgelopen jaren zijn gezinnen financieel geholpen door onder meer de afschaffing van het lesgeld voor 16-17-jarigen en de gratis zorgverzekering voor kinderen. Het CDA wil de koopkracht van gezinnen verder ondersteunen. Ook willen we ouders meer mogelijkheden geven om een goede balans te vinden tussen werk en gezin, zeker nu de beroepsbevolking krimpt en er een toenemend beroep op mensen moet worden gedaan om te participeren.
Concept Verkiezingsprogram 2006 - 2011
- - -
- -
-
- -
Vertrouwen in Nederland. Vertrouwen in elkaar.
Daarom wil het CDA dat: er voor ouders meer te kiezen valt. Zij moeten zelf kunnen bepalen hoe zij hun kinderopvang willen regelen en krijgen daar meer geld voor; er extra geld voor de kinderbijslag en de inkomensafhankelijke kindertoeslag komt; mensen hun gezin en hun baan beter met elkaar kunnen combineren. Wie het werk onderbreekt voor het gezin of voor een opleiding moet dat kunnen doen, zonder dat dit uitdraait op groot verlies aan inkomen. Wie via de levensloopregeling iets van zijn inkomen opzij legt, krijgt van de overheid bij verlof voor bijvoorbeeld zorg en opvoeding een extra bijdrage; de werkgeversbijdrage aan de levensloopregeling gericht moet kunnen worden gegeven, namelijk alleen aan degenen die meedoen aan de regeling. Dit zal werkgevers stimuleren om CAO-afspraken hierover te maken en werknemers stimuleren om aan de regeling deel te nemen; verslavingen worden bestreden door gezonder te laten eten op school, door sport te bevorderen, drugs uit de buurt van kinderspeelplaatsen, schoolpleinen en sportvelden te houden, door een strenger verbod op tabak- en alcoholverkoop aan jeugdigen en door ouders meer invloed te geven op wat er allemaal op tv te zien is. De doorgifte van bepaalde kanalen moet kunnen worden geweigerd; ouders hulp kunnen krijgen bij opvoedingsvragen. Zij kunnen opvoedingsadvies en – ondersteuning ontvangen, maar vooral ook bij elkaar te rade gaan in Centra voor Jeugd en Gezin. Ook dat levert een bijdrage aan een vroegtijdige signalering en vooral hulp bij problemen; starters op de woningmarkt terecht kunnen bij een fonds, zodat zij een gezin kunnen vormen en voor hun hypotheeklasten een steuntje in de rug krijgen; dat het huishoudinkomen uitgangspunt is voor het aan een plafond of maximum binden van de (genormeerde) kosten die mensen maken voor wonen, de zorgpremie voor het basispakket en voor de kosten van hun kinderen. Armoede, ook bij middeninkomens, wordt zo gericht bestreden. Voor de huur- en kindertoeslag wordt meer geld uitgetrokken om zo gericht armoede tegen te gaan.
2. Vertrouwen in mensen, dus investeren in vrijwilligers, normen, waarden en veiligheid Sociale samenhang is in onze tijd niet meer vanzelfsprekend. De samenleving is veelkleurig, de Europese Unie wordt steeds groter, werkverbanden duren korter dan vroeger. Maar de behoefte aan gemeenschapszin is onverminderd groot. Een leefbare buurt, een leefbare stad, een leefbaar land maken we samen. We mogen van mensen verwachten dat ze daar actief een bijdrage aan kunnen leveren. Het is daarom goed om dit al jong te leren. Talloze vrijwilligers – jong en oud – geven wat dat betreft het goede voorbeeld. Gemeenschappelijke waarden zijn het cement van de samenleving. Gezinnen, scholen en maatschappelijke organisaties, die onze kernwaarden overdragen, verdienen meer ruimte. Voor het CDA zijn die waarden niet vrijblijvend. We moeten elkaar er op blijven aanspreken. Asociaal gedrag verdient een weerwoord. De overheid zelf moet vooral voor een klimaat van veiligheid zorgen. Zij treedt doortastend en normerend op tegen overlast, criminaliteit en extremisme. De overheid bewaakt de kernwaarden van onze rechtsstaat. Daarom wil het CDA: dat alle jongeren een verplichte maatschappelijke stage van drie maanden volgen tijdens hun schooltijd. Leerlingen leren zich dan in te zetten voor anderen en maken intensief kennis met de samenleving en met de noden van medemensen; - de sport extra geld geven. Sport is goed voor de gezondheid en zorgt ervoor dat jongeren al vroeg leren iets in teamverband te doen. Bevolkingsgroepen ontmoeten elkaar. Vooroordelen verdwijnen daardoor; - dat er een media -expertise centrum komt, waar ouders, programmamakers en omroepen normen ontwikkelen voor programma’s voor kinderen en jongeren. Ook de commerciële zenders worden hierbij betrokken; - religies waarderen en hen een plaats geven midden in de samenleving. Religieuze gemeenschappen versterken onderlinge bindingen, het saamhorigheidsgevoel en inspireren mensen om een bijdrage te leveren aan de samenleving. Dat geldt ook voor islamitische instellingen, waaronder scholen; - dat we snel weten of jongeren aan het ontsporen zijn. Scholen, jeugdhulpverleners, politie en gemeenten gaan beter informatie uitwisselen. Als jongeren dreigen af te glijden, is er een verplichte opvoedings- of begeleidingscursus voor ouders. Ondertoezichtstelling moet al mogelijk zijn voordat een jongere echt aan het ontsporen is; - dat er wordt gezocht naar mogelijkheden om hardleerse en criminele jongeren, zo nodig, naar speciale opvoedingsinstituten te sturen. Ook zij hebben immers recht op een nieuwe kans. Straffen worden in het algemeen zo uitgevoerd dat er een stevige prikkel is om het leven te beteren. - dat de overheid waakt over de kernwaarden van de rechtsstaat, het haatzaaien bestrijdt, geen fenomenen als eerwraak, gedwongen uithuwelijken etc. tolereert. Ook religie kan en mag nooit en te nimmer een vrijbrief zijn voor gedrag dat tegen de kernwaarden van de samenleving ingaat. Rond die kernwaarden is er wat het CDA betreft geen ruimte voor een multiculturele samenleving. Veelkleurigheid en verschil gedijen alleen wanneer basiswaarden worden gedeeld; - de veiligheid nog verder verbeteren. Vooral geweldsdelicten moeten worden bestreden. De politie krijgt meer mogelijkheden om bij de opsporing gebruik te maken van DNA en vingerafdrukken. Dan gaan de ophelderingspercentages nog verder omhoog. De privacy wordt beschermd door ervoor te zorgen dat de persoonlijke gegevens verwijderd worden als er geen veroordeling plaatsvindt. -
10
Vertrouwen in Nederland. Vertrouwen in elkaar.
Concept Verkiezingsprogram 2006 - 2011
3. Vertrouwen in de samenleving, dus investeren in ondernemerschap, betrokkenheid en creativiteit van maatschappelijke instellingen De overheid heeft zich tientallen jaren zwaar bemoeid met het onderwijs, de gezondheidszorg, de woningbouw en het welzijnswerk. Dat heeft geleid tot veel ambtenaren, veel regelgeving en veel toezicht, maar ook tot veel ergernis bij de mensen in al die sectoren. Hun werkterrein werd dichtgetimmerd en daardoor kwamen hun beroepseer en creativiteit in de knel. De afgelopen jaren is een begin gemaakt met dat te veranderen. Met de stelselherziening in de gezondheidszorg zijn bakens verzet. In het onderwijs is meer ruimte gekomen. Maar het is nog niet genoeg. Nog steeds hebben scholen, zorginstellingen en woningbouwcorporaties te vaak het gevoel dat men eerst de overheid om toestemming moet vragen voordat er iets te ondernemen valt. Dat moet anders en het kán anders. Minder regels, schaalverkleining, méér vertrouwen in het vakmanschap en de creativiteit van mensen, en méér ruimte voor initiatief. Het CDA wil scholen en zorginstellingen ruimte geven het beste uit zichzelf te halen, om prestaties te leveren en wel door ze rechtstreeks verantwoording af te laten leggen aan hun ouders, patiënten, etc. in plaats van aan alleen de overheid. Meer gezamenlijke verantwoordelijkheid derhalve, ook om de trots, de waardering en het vertrouwen te herwinnen. Dit zal bovendien leiden tot een uitdagender werkklimaat, en dat is weer van belang om - met een krimpende beroepsbevolking op de achtergrond - personeelstekorten, wachtlijsten in de zorg en lesuitval in het onderwijs te voorkomen.
-
-
- - -
- -
Daarom wil het CDA: barrières voor nieuwe toetreders weg nemen in de zorg. Dat maakt nieuw aanbod mogelijk dat beter inspeelt op de vraag. Zorginstellingen zullen meer letten op de wensen van patiënten. Ziekenhuizen en verzekeraars gaan meer onderhandelen over inhoud, prijs en tarieven van behandelingen. Patiënten- en familieorganisaties krijgen meer invloed op het beleid van zorgverzekeraars; dat scholen zelf bepalen hoe hun onderwijs eruit ziet. De overheid geeft wel duidelijk aan wát bereikt moet worden. Hóe scholen dat doen, maken ze zelf uit. Wel moeten zij zich daarover duidelijk en indringender verantwoorden aan vooral de ouders. De kwaliteit van het onderwijs moet goed zijn. De school is een gemeenschap waarin docenten, ouders en leerlingen intensief op elkaar betrokken zijn; dat scholen die hun zaken goed op orde hebben en zich duidelijk verantwoorden naar ouders vrijgesteld kunnen worden van inspectietoezicht, behoudens waar het de kernwaarden van de rechtsstaat betreft; dat de overheid dor hout en tegenstrijdigheden in regels kapt, het toezicht beperkt en veel meer vertrouwt op de kritische inbreng en de keuzen van mensen zelf; dat er meer is dan markt en overheid alleen. Daarom krijgt de maatschappelijke onderneming een plaats in het Burgerlijk Wetboek. Daarin worden het interne toezicht, de maatschappelijke verantwoording en het sociale niet op winst gerichte doel van de maatschappelijke onderneming geregeld. Het gaat om een rechtsvorm die voortborduurt op de stichting en vereniging en die geschikt is om in een omgeving met marktwerking maatschappelijke taken zoals zorg en onderwijs te vervullen. Deze rechtsvorm moet eerst goed geregeld zijn voordat er een open bestel komt in het hoger onderwijs en in het zorgaanbod; ; fusies die tot grote concentraties leiden onmogelijk maken, en er zo voor zorgen dat mensen een reële mogelijkheid hebben om bij voorkeur voor een bepaalde school of zorginstelling te kiezen; mensen meer keuzemogelijkheden geven: het persoonsgebonden budget in de zorg als ook bij de maatschappelijke ondersteuning en leerrechten in het hoger onderwijs zijn daarvoor bedoeld. In het hoger onderwijs worden nieuwe onderwijsinstellingen toegelaten, op voorwaarde dat zij aan kwaliteitscriteria voldoen. Het bestel wordt daarmee een gereguleerd open bestel.
4. Vertrouwen in een sociaal Nederland, dus investeren in arbeidparticipatie, een leven lang leren en verbeteren van inkomenszekerheid, en een solide pensioenvoorziening Nu onze samenleving ontgroent en we de concurrentie moeten aangaan met landen als India en China, zal Nederland het meer dan ooit moeten hebben van arbeidsdeelname en van kennis. Er staan nu echter nog te veel mensen langs de kant. Dat kan leiden tot een situatie waarin personeelstekorten samengaan met werkloosheid. Dat is op zich al ongewenst, maar er zit een extra risico aan: de lonen kunnen in zo’n situatie snel stijgen, waardoor Nederland zich internationaal uit de markt prijst. Ook zal dit maar al te snel leiden tot wachtlijsten in de zorg en lesuitval in het onderwijs. Sociale verschraling dus. Een krappe arbeidsmarkt heeft in economisch en sociaal opzicht verstrekkende gevolgen. Het is daarom zaak om de smaller wordende beroepsbevolking en de krapte op de arbeidsmarkt aan te grijpen om kansen te creëren voor (soms) kwetsbare groepen zoals oudere werknemers, gedeeltelijk arbeidsgeschikten en nieuwkomers. Om die kansen te benutten moeten we investeren in scholing en arbeidsbemiddeling. Ook voor degenen die wel betaald werken zal bijscholing steeds belangrijker worden. De baan voor het leven bestaat immers niet meer.
11
Concept Verkiezingsprogram 2006 - 2011
Vertrouwen in Nederland. Vertrouwen in elkaar.
Wie betaald kan werken, moet in het eigen inkomen voorzien, ook al omdat arbeid mensen mogelijkheden biedt om zich te ontplooien, te participeren, om mee te doen in de samenleving. Werk is vaak een bron van plezier en zingeving. Werkgevers en werknemers zullen hiervoor samen de ruimte moeten scheppen. Wie daarentegen niet kan werken, heeft recht op een goede uitkering en goede voorzieningen. Werken moet ook lonend zijn. Het mag niet zo zijn dat mensen te weinig overhouden van een extra verdiende euro, bijvoorbeeld omdat ze vanwege die extra verdiensten ineens veel minder huurtoeslag krijgen. Wie 65 jaar of ouder is, heeft lang premie betaald en daarom recht op een veilige AOW en op het zelf opgebouwde pensioen. Het CDA wil de solidariteit tussen generaties overeind houden, ook in een tijd van vergrijzing. Dit kan als we de kosten van de vergrijzing opvangen door economische groei, door een grotere arbeidsparticipatie en door een overschot op de begroting te creëren. Als we nu geld opzij leggen voor later, is het verzwaren van de lasten voor de toekomstige generatie niet meer nodig. Daarom wil het CDA: Rond het onderwijs en scholing: - -
- - -
onderwijsachterstanden bij de wortel aanpakken. Nieuwkomers krijgen de plicht en de kans om beter Nederlands te leren en – zo mogelijk – via scholing of werk een beroepskwalificatie te behalen. Het CDA wil daarin geld investeren; dat kinderen met forse taalachterstanden vanaf hun derde jaar onderwijs krijgen, bijvoorbeeld via een tot de school behorende peuterspeelzaal. Leerlingen die daarna nog taalachterstanden hebben, krijgen via bijvoorbeeld schakelklassen gericht onderwijs. Ouders die niet hebben deelgenomen aan de inburgeringstrajecten betalen een deel van de extra onderwijskosten voor de kinderen zelf; extra geld uittrekken voor leraren, zodat er meer doorstroommogelijkheden komen, schaal 12 bij wijze van spreken weer bereikbaar is voor goede docenten, het aantrekkelijker wordt om leraar te worden en de kwaliteit van het onderwijs toeneemt; dat leerlingen eerder een vak kunnen leren op school. Beroepsgerichte afdelingen van het vmbo worden daarmee een moderne ambachtsschool of -afdeling; goede betrekkingen tussen beroepsopleidingen in het daarvoor relevante beroepenveld/bedrijfsleven verder stimuleren, bijvoorbeeld door het actief ondersteunen van stages van docenten en studenten.
Rond de fiscaliteit en rond sociale zekerheid wil het CDA dat: -
-
-
-
- -
werken gaat lonen en dat de armoedeval verdwijnt. Voor mensen aan de onderkant van het loongebouw wordt het financieel aantrekkelijker om (meer) betaald te gaan werken. De arbeidskorting wordt zo ingezet dat zij participatie bevordert en de toeslagen worden beter vormgegeven. De huurtoeslag voor alleenstaanden loopt geleidelijk af, naarmate het inkomen hoger wordt. Ook de doorgroei van kleine deeltijdbanen naar grotere deeltijdbanen wordt gestimuleerd; de belastingstructuur gaandeweg (met een goed overgangsrecht ten behoeve van de oudere generaties) meer gericht wordt op het stimuleren van arbeidsdeelname en economische zelfstandigheid. Voor jongere generaties wordt betaald werken daardoor aantrekkelijk. Ouders met kinderen houden keuzevrijheid tussen arbeid en zorg onderling; werkgevers gedurende twee jaar iemand in dienst kunnen nemen tegen het huidige minimumloonniveau van 21 jaar. Het netto besteedbaar inkomen blijft gelijk aan het huidige niveau. De overheid vult daartoe, zo nodig, de inkomsten aan tot aan het sociaal minimum. De werkgever vergoedt als tegenprestatie de kosten van scholing van de werknemer tot tenminste 10% van het wettelijk minimumloon. Mensen kunnen zich zo via werk en scholing kwalificeren voor de arbeidsmarkt. Het CDA wil geen nieuwe permanente subsidiebanen, maar mensen perspectief geven op regulier werk; het aantal arbeidsplaatsen in de sociale werkvoorziening met duizenden plaatsen wordt uitgebreid. De sociale werkvoorziening biedt beschermde werkgelegenheid aan mensen met een beperking voor wie een reguliere arbeidsplaats geen serieuze optie is. Voor de mensen die om deze reden een uitkering ontvangen is werken in deze omgeving een beter perspectief, dan het uitzicht op een levenslange uitkering; er een hogere uitkering komt voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikte mensen in de WIA, ook voor degenen die herkeurd zijn. De uitkering gaat van 70% naar 75% van het laatstgenoten loon; de AOW gehandhaafd wordt als welvaartsvast basispensioen op 65 jaar, geen fiscalisering van de AOW-premies en de pensioenaftrek laten bestaan om zo ons solidaire pensioensysteem overeind te houden.
5. Vertrouwen in Nederlands ondernemerschap, dus investeren in innovatie en een duurzame economie Nederland hoort weer bij de kopgroep van Europa. Dat is prachtig, maar we moeten onze goede positie nu verder uitbouwen. We moeten daarvoor met name investeren in innovatie. Innovatie vraagt om een goed ondernemingsklimaat. Het vraagt om bedrijven die voorop lopen en die weten wat de groeimarkten van de toekomst zijn. Innovatie biedt overigens niet alleen economische kansen, maar kan ook in andere opzichten goed zijn voor de wereld. Duurzaamheid en schone energie zijn ‘groene groeimarkten’ bij uitstek en bieden volop mogelijkheden. Nederland kan op dit terrein een voorsprong nemen. Daarvoor moeten we méér doen dan de rest van de wereld voor het verminderen van de uitstoot door fossiele brandstoffen en moeten we investeren in het ontwikkelen en toepasbaar maken van andere energiebronnen. Dat heeft als bijkomende voordeel dat het ons minder afhankelijk maakt van de energie-import uit de
12
Vertrouwen in Nederland. Vertrouwen in elkaar.
Concept Verkiezingsprogram 2006 - 2011
olielanden. Een vitale, innovatieve economie vraagt om uitstekend onderwijs, om een hoge arbeidsparticipatie, een goed wegennet, om gematigde lonen, om vakmensen, om ondernemerschap en verantwoordelijke sociale partners.
- -
- - -
- -
- - - -
Daarom wil het CDA: dat de investeringen van bedrijven, overheid, universiteiten en hoge scholen in innovatie, onderzoek en ontwikkeling toenemen; de administratieve lasten terugdringen. Algemene regels gaan zoveel mogelijk de vergunningen vervangen. Waar deze wel nodig zijn, worden deze gebundeld, waardoor veel tijdwinst is te boeken en er minder procedures komen. Het aantal ambtenaren in het openbaar bestuur wordt fors teruggebracht door 25% van de vacatures, die via natuurlijk verloop ontstaan, te laten herbezetten; een veertigurige werkweek bevorderen om schaarste aan personeel te voorkomen en de loonkosten in de hand te houden: de overheid gaat daar als werkgever toe over; het midden- en kleinbedrijf met innovatievouchers verder stimuleren om in te spelen op innovatieve kansen; een ambitieus bereikbaarheidsoffensief. De verbreding en gerichte uitbreiding van wegen vindt op den duur plaats via een alleen daarvoor bestemde kilometerheffing en gaat gepaard met schoner rijden. Schonere brandstoffen (bio-ethanol, waterstof) en (bijvoorbeeld flexifuel) auto’s moeten tegen concurrerende prijzen beschikbaar zijn en op den duur de wettelijke norm zijn; de industrie en de landbouw samen laten werken om zo vervuilende fossiele brandstoffen te vervangen door biobrandstoffen; het onderzoek naar en de toepassingen van duurzame energie (waaronder zonne-energie) een impuls geven. Toepassingen zullen werkgelegenheid gaan opleveren, ook omdat de opwekkingskosten van bijvoorbeeld zonne-energie op den duur waarschijnlijk niet groter zullen zijn dan die van conventionele elektriciteit; dat Nederland voorop loopt bij het afvangen en ondergronds opslaan van CO2 en met de expertise die het daarmee (inmiddels) opbouwt. Ook de NS moet kunnen rijden op elektriciteit die is opgewekt in centrales die geen CO2 meer uitstoten; investeren in de groene infrastructuur, met name in nationale landschappen en in groen in en om de steden, zodat mensen elkaar kunnen ontmoeten en ontspannen en er een goed vestigingsklimaat ontstaat voor bedrijven; het leven lang leren stimuleren, onder andere via leerrechten; een extra heffing op het vliegverkeer, om ook hier het milieubewustzijn te vergroten.
6. Vertrouwen in een Nederland dat de vensters open houdt en dus investeert in vrede, veiligheid en de bestrijding van armoede, ook over de grenzen heen De laatste decennia is de wereld steeds kleiner geworden. De internetrevolutie is letterlijk grenzeloos. Landen raken wereldwijd met elkaar verweven. De welvaart in de wereld is toegenomen. Nederland kent een open economie en cultuur en profiteert zelf ook sterk van de globaliserende economie. Tegelijkertijd neemt dat niet weg dat armoede, overbevolking en onderontwikkeling voor honderden miljoenen mensen een dagelijkse realiteit zijn. Tientallen miljoenen zijn op de vlucht. Het CDA wil daarin niet berusten. Armoede kan bovendien tot ontwrichting leiden, het verzet tegen het Westen aanwakkeren en een nieuwe voedingsbodem voor terrorisme opleveren. Falende staten, terrorisme en culturele tegenstellingen kunnen gaan samenvallen. De energie-afhankelijkheid van het Westen kan daarbij gemakkelijk worden misbruikt. Economische ontwikkeling, armoedebestrijding, de zoektocht naar nieuwe energiebronnen, het bevorderen van veiligheid en de strijd tegen terrorisme hangen meer en meer samen. Geen enkel land kan de uitdagingen waar de globalisering ons voor plaatst alleen aan. Internationale samenwerking en gezaghebbende internationale instituties binnen Europa en daarbuiten zijn onmisbaar.
- - - -
Daarom wil het CDA: een democratische en doeltreffende besluitvorming in de Europese Unie. Er is een nieuw evenwicht nodig tussen Europese en nationale wetgeving: een goede afbakening van taken is beter dan een vetorecht dat de besluitvorming met 25 of meer lidstaten voortdurend lam legt. Belangrijke delen van het energiebeleid, duurzaamheid en van de bestrijding van de georganiseerde misdaad en het terrorisme gaan deel uitmaken van het takenpakket van de EU, waarover bij gekwalificeerde meerderheid kan worden beslist. Europese harmonisatie van het asielbeleid is noodzakelijk. Daarnaast moeten voorwaarden geschapen worden voor een effectief optreden op het terrein van het buitenlands- en veiligheidsbeleid; een VN van vier pijlers: veiligheid, ontwikkeling, humanitaire zaken en milieu. De pas opgerichte VN-mensenrechtenraad moet een effectieve organisatie worden waarvan landen waar de mensenrechten aantoonbaar geschonden worden, geen lid kunnen worden; internationale afspraken die verhinderen dat vluchtelingen jarenlang in kampen verblijven. De weg moet worden geëffend voor hun terugkeer. Als dat niet mogelijk is moet worden gewerkt aan de mogelijkheid om een zelfstandig bestaan op te bouwen in de regio waarin men is opgevangen. In laatste instantie moet doormigratie een optie zijn. Waar het gaat om de opvang en bescherming van mensen op de vlucht in hun eigen land (de zogenaamde Internally Displaced People) is het nodig dat de UNHCR expliciet het mandaat krijgt; een NAVO die evolueert van een klassiek veiligheidspact naar een bondgenootschap dat ook op terreinen van conflictpreventie en opbouw een belangrijke rol heeft en expertise ontwikkelt. Door deel te nemen aan vredismissies levert Nederland een wezijnlijke bijdrage aan vrede, de opbouw van samenlevingen en aan de internationale politiek;
13
Concept Verkiezingsprogram 2006 - 2011
- - - - -
Vertrouwen in Nederland. Vertrouwen in elkaar.
de interreligieuze en interculturele spanningen buitengewoon serieus nemen. Het CDA wil dat Nederland zich inzet voor een geïnstitutionaliseerde dialoog tussen Europa en organisaties uit de islamitische wereld. Doel is dat de mensenrechten het ijkpunt worden voor alle landen en culturen. Prioriteit moet gegeven worden aan steun voor democratiseringsprocessen en de verbetering van de positie van de vrouw; dat de internationale gemeenschap op tijd reageert op dreigende humanitaire crises, zodat snel met de beschikbare middelen kan worden bijgedragen aan conflictpreventie. Als in laatste instantie toch interventies met militaire middelen nodig zijn om burgers te beschermen, gaat dat onlosmakelijk gepaard met de verantwoordelijkheid om bij te dragen aan wederopbouw; Nederland vasthoudt aan een percentage van 0,8% BNP voor internationale samenwerking; dat arme landen ook echt een kans krijgen en tegen hen geen handelsbelemmeringen worden opgeworpen; dat bedrijven en maatschappelijke organisaties aan consumenten duidelijk maken dat men maatschappelijk verantwoord onderneemt en dat bij de handel en productie geen sprake is geweest van bijvoorbeeld kinderarbeid uitbuiting, etc.
Het CDA heeft vertrouwen in Nederland. Voor een land dat zich ervan bewust is dat economisch en sociaal succes niet vanzelf spreken, maar om ambitie vragen. Die ambitie vertaalt zich, wat het CDA betreft, echter niet in een grotere overheid. De overheid moet juist anders gaan werken en de samenleving de ruimte te geven. De overheid kan zich dan ook meer richten op haar kerntaken: veiligheid, het handhaven van de rechtsorde, het bevorderen van een goede marktwerking, het faciliteren van de maatschappelijke verbanden, het steunen van de zwakken en het bijdragen aan vrede en rechtvaardigheid in de wereld.
0. Financiële ruimte en investeringen De afgelopen jaren is een degelijk financieel beleid gevoerd. Begrotingsevenwicht komt in zicht en daarmee is, sterker nog dan in omringende landen, een goede basis gelegd voor economisch herstel. Dankzij de hervormingen van de sociale zekerheid, arbeidsmarkt en zorg kan het accent nu verschuiven naar schuldaflossing en een verdere versterking van de economie. Dat is nodig ook, want de wereldeconomie wordt steeds competitiever en het is belangrijk dat Nederland daarin een goede positie behoudt. De in de afgelopen periode genomen maatregelen en de betrachte loonmatiging maken dat mogelijk. Nu de beroepsbevolking gaat afnemen, zullen we het in toenemende mate moeten hebben van innovatie, van minder regels en procedures en van het bevorderen van ondernemerschap. Het blijft ook belangrijk dat Nederland een gezond investeringsklimaat biedt. Duidelijk is dat de kosten van AOW en bij ongewijzigd beleid ook de kosten van de zorg zullen stijgen. Het CDA gelooft in solidariteit tussen generaties en vindt dus dat de rekening voor de vergrijzing niet eenzijdig neergelegd mag worden bij toekomstige generaties. Dat hoeft ook niet want mensen zijn langer gezond en kunnen ook langer blijven werken dan vroeger mogelijk was. Het CDA wil maatregelen nemen voor een toekomstbestendig begrotingsbeleid. Dat bestaat uit de volgende onderdelen. Het CDA streeft naar een overschot van 1% van het bruto binnenlands product op de rijksbegroting. Nu het economisch beter gaat kan de overheid immers besparen. Zo kunnen we de staatsschuld in 20 tot 25 jaar aflossen. Dan is er meer ruimte als de kosten van de vergrijzing oplopen. Het CDA wil dat overschot op de begroting niet creëren via lastenverzwaringen. We zullen de kosten van de zorg en de premiestijgingen in de zorg in de hand moeten houden. De hervormingen van de afgelopen jaren maken het mogelijk om de bureaucratie in de zorg te verminderen. Dat, in combinatie met meer maatschappelijk ondernemerschap in de zorg, met een doelmatiger inzet van de middelen voor gebouwen en een periodieke herijking van het zorgpakket zal de kosten verminderen en de productiviteit verhogen, zodat de premies beheersbaar blijven. Het wonen en de zorg worden uit elkaar gehaald, ook omdat mensen dan meer keuzemogelijkheden krijgen. Meer mensen aan het werk. Een hogere arbeidsparticipatie is goed voor de economie én voor de schatkist. Er zijn minder uitkeringen nodig, er komt meer belastinggeld binnen, en het leidt tot lagere loonkosten. Het CDA kiest voor een optimale arbeidsparticipatie, zodat betaald werk niet ten koste gaat van zorg en opvoeding. Het verhogen van de AOW-leeftijd is voor het CDA niet aan de orde, maar het CDA wil wel stimuleren dat iedereen die goed gezond is zo lang mogelijk doorwerkt. Het moet aantrekkelijker worden om meer uren betaald te gaan werken en ook op een waardige en productieve manier door te werken tot de pensioengerechtigde leeftijd, en als men dat zelf wil, ook daarna. Het gaat het CDA om een optimale arbeidsparticipatie. Betaald werk hoeft niet ten koste te gaan van zorg en opvoeding. Het CDA streeft naar een solide begroting n Het CDA rekent zich daarom niet rijk en gaat uit van een raming van de economische groei van 1,75%. n Het CDA houdt vast aan een trendmatig begrotingsbeleid, waarin inkomsten en uitgaven gescheiden zijn. Dat brengt bestuurlijke rust. Het voorkomt ook procyclisch gedrag van de overheid en leidt al met al tot een meer betrouwbare overheid.
14
Vertrouwen in Nederland. Vertrouwen in elkaar.
Concept Verkiezingsprogram 2006 - 2011
n Aan de inkomstenkant dienen automatische stabilisatoren te werken. Dit betekent dat inkomstenmeevallers in hun geheel worden gebruikt om de staatsschuld te verlagen. Inkomstentegenvallers komen ten laste van de staatsschuld tenzij het tekort 2% van het BBP dreigt te overschrijden. Dan worden maatregelen genomen om binnen de 3 procentnorm van het Groei- en Stabiliteitspact te blijven. n De uitgavenkaders worden voor de gehele kabinetsperiode vastgelegd in meerjarige uitgavenkaders voor de sectoren Rijk, sociale zekerheid en zorg.
o
Budgetoverschrijdingen binnen de sector Rijk dienen binnen deze sector zelf te worden opgevangen.
o
De sociale premies voor de werknemersverzekeringen worden meer lastendekkend vastgesteld over de conjunctuurcyclus heen.
o
In de gezondheidszorg wordt de ruimte voor (maatschappelijk) ondernemerschap verder vergroot. Het budgettaire kader omvat de AWBZ en het gedeelte van het tweede compartiment waarvoor vaste tarieven gelden.
o
De criteria voor investeringen uit het Fonds Economische Structuurversterking (FES) zijn aangescherpt. De aardgasbaten in dit fonds worden alleen gebruikt voor investeringen die onze economische structuur (waaronder kennis en innovatie) versterken: goed rentmeesterschap eist dat ondergronds vermogen wordt omgezet in bovengronds vermogen voor toekomstige generaties. Er worden afspraken gemaakt voor een vaste voeding van het FES aan het begin van de kabinetsperiode en over de besteding ervan wordt onafhankelijk geadviseerd.
o
Beleidsmatige uitgangspunten bij het streven naar een solide begroting en bij een verantwoorde besteding van de middelen zijn:
-
het vergroten van het kostenbewustzijn en een prudente omgang met publieke middelen en diensten door het profijtbeginsel meer toe te passen (bijvoorbeeld in het hoger onderwijs, de verkeersinfrastructuur);
het beter inzetten van het fiscale instrumentarium ten behoeve van:
-
a)
de arbeidsparticipatie;
b)
betere scholing en een leven lang leren;
c)
het bevorderen van innovatie en onderzoek en
d)
het bevorderen van duurzaamheid.
-
het begrenzen van overheidsinterventies via het financiële instrumentarium (bekostigingsvoorwaarden, subsidies). Het CDA wil juist meer ruimte scheppen voor het particulier initiatief en
het opvangen van de kosten van de AOW en de zorg binnen de beschikbare middelen.
-
15
Concept Verkiezingsprogram 2006 - 2011
16
Vertrouwen in Nederland. Vertrouwen in elkaar.
Wij kiezen voor onderling respect en betrokkenheid.
Respect verrijkt de samenleving en creëert een gevoel van veiligheid. Het is iets wat gestimuleerd kan worden door vertrouwen in mensen en duidelijkheid over wat wel en niet kan. Onderlinge betrokkenheid is de beste garantie voor een goede toekomst.
Vertrouwen in Nederland. Vertrouwen in elkaar.
Concept Verkiezingsprogram 2006 - 2011
1. Vertrouwen in mensen: gezinnen, veiligheid en verantwoordelijkheid De Nederlandse samenleving is een veelkleurig mozaïek van mensen met verschillende sociale en culturele achtergronden, met verschillende godsdiensten en levensovertuigingen. Die verschillen spelen een belangrijke rol in ons leven. We voelen ons verbonden met de familie waar we deel van uitmaken, met de buurt, stad of streek waarin we leven, met de kerk, moskee of synagoge waar we ons geloof beleven, de vereniging waarvan we lid zijn, met de onderneming waarin we werken. Al die verbanden geven ons mede onze identiteit. Samenleven met al die verschillen kan echter alleen als we vertrouwen in elkaar hebben. Het fundament daarvoor ligt in de waarden die we delen. Respect voor elkaar, solidariteit, de overtuiging dat ieder mens gelijk is, het geloof in democratie en vrijheid van meningsuiting, het besef van onverenigbaarheid van geloof en dwang. Zonder dat fundament versplintert de samenleving en leven we langs elkaar heen. Tolerantie wordt dan onverschilligheid. Op die waarden kunnen en moeten we elkaar daarom aanspreken, ook binnen en vanuit religieuze instellingen en identiteitsgebonden organisaties. En deze waarden moeten ook worden overgedragen. In de opvoeding, in het onderwijs, in het kunst- en cultuurbeleid, op nationale feestdagen. Daarom is een gericht gezinsbeleid nodig. Daarom verdient het vrijwilligerswerk erkenning, ook van de overheid. Daarom verdienen de kernwaarden van de rechtsstaat de aandacht, ook tijdens nationale feestdagen, in het geschiedenisonderwijs, bij het kunst- en cultuurbeleid. Fatsoen, respect, tolerantie zijn belangrijke aspecten van burgerschap. Vertrouwen, verantwoordelijkheid en veiligheid zijn onlosmakelijk met elkaar verweven.
1.1. Gezinnen en jeugd Hoe mensen functioneren, hoe ze omgaan met anderen en welke prioriteiten ze in het leven stellen wordt voor een groot deel bepaald door hun opvoeding. En die vindt, zoals we weten, vooral plaats in het gezin. We kunnen dan ook rustig zeggen: wat goed is voor gezinnen, is goed voor Nederland. Goed functionerende gezinnen bieden geborgenheid en dragen de waarden over die onze samenleving bij elkaar houden. Daarom pleit het CDA voor een gezinsvriendelijk overheidsbeleid. Daarbij gaat het om een samenlevingsverband waarbinnen één of meer volwassenen de verantwoordelijkheid dragen voor de verzorging en opvoeding van één of meer kinderen. Maar: ouders hebben het druk. Meestal blijven ze beiden werken. Het CDA heeft daarom de levensloopregeling in het leven geroepen in combinatie met betaald ouderschapsverlof, zodat er meer tijd en geld beschikbaar komt voor de kinderen. Het CDA vindt dat opvoeden en werken goed te combineren moeten zijn en hecht daarom veel belang aan kinderopvang. Veel ouders houden overigens elk een dag vrij in de week voor de opvoeding; zo kunnen ze arbeid en zorg voor kinderen goed combineren. De overheid geeft ouders op dit moment een bijdrage tijdens het ouderschapsverlof in de vorm van een ouderschapsverlofkorting van 50% van het minimumloon per verlofuur wanneer zij deelnemen aan de levensloopregeling krijgen zij deze ouderschapsverlofkorting. Daarom pleit het CDA voor een gezinsvriendelijke overheidsbeleid. Daarbij gaat het om elk samenlevingsverband waarbinnen één of meer volwassenen de verantwoordelijkheid dragen voor de verzorging en opvoeding van één of meer kinderen. De afgelopen periode heeft het CDA veel gedaan om de positie van gezinnen te verbeteren. Het lesgeld voor 16-17-jarigen is afgeschaft, kinderen zijn gratis meeverzekerd voor de zorgverzekering, de kinderbijslag en kinderkorting zijn verhoogd. Maar nog steeds is de koopkracht in de gezinsfase lager dan in de fasen daarvoor en daarna. Het CDA wil gezinnen daarom verder tegemoetkomen in de kosten van kinderen. De kindertoeslag (vanaf 2008) in de belastingen waarborgt dat gezinnen met een laag tot middeninkomen de kosten van opvoeding kunnen dragen. Het gaat in gezinnen helaas ook wel eens mis. En als het al mis is, gaat het soms nog erger mis doordat hulpverleners niet kunnen (of durven) in te grijpen, of omdat deze kwetsbare gezinnen zich niet openstellen voor professionele begeleiding. Meer drang en dwang is dan nodig. Het jeugdbeleid zal rekening moeten blijven houden met de thuissituatie en de opvattingen van ouders, maar de veiligheid van het kind moet voorop staan. Het CDA vindt opvoedingsondersteuning en gezinscoaches van belang. Ouders moeten laagdrempelig advies kunnen krijgen over de opvoeding en vooral bij elkaar te rade kunnen gaan in Centra voor Jeugd en Gezin. 1.1.1.
Het CDA wil een gezinsvriendelijk beleid. Een minister wordt belast met de portefeuille jeugd- en gezinszaken.
1.1.2.
De kinderbijslag blijft inkomensonafhankelijk per kind. De kinderbijslag wordt verhoogd. De kindertoeslag, die vanaf 2008 de kinderkorting zal vervangen, houdt rekening met het gezinsinkomen en de gezinsomvang. Wie een minimuminkomen heeft, kan door de combinatie van beide regelingen de kosten van een kind beter dragen.
1.1.3.
Ouders hebben de mogelijkheden om zelf kinderopvang te organiseren. De kinderopvangtoeslag per kind is inkomensafhankelijk en is gebaseerd op de normprijs voor kinderopvang gedurende drie dagen ofwel zes dagdelen. Scholen krijgen de plicht om voor ouders die dat willen voor- en naschoolse opvang te (laten) organiseren.
1.1.4.
De overheid geeft ouders een bijdrage tijdens het ouderschapsverlof in de vorm van een ouderschapsverlofkorting wanneer zij deelnemen aan de levensloopregeling. Wanneer beide ouders het verlof volledig opnemen, kan de bijdrage oplopen tot maximaal 7600 euro(in 2006).
1.1.5.
Er kan niet vroeg genoeg worden begonnen, bijvoorbeeld op school, met het bewust maken van risico’s van alcohol, drugs en een ongezonde leefstijl. 19
Concept Verkiezingsprogram 2006 - 2011
Vertrouwen in Nederland. Vertrouwen in elkaar.
1.1.6.
Opvoedingsondersteuning of hulp van een gezinscoach kan voor veel ouders een welkome steun in de rug zijn. Ouders en kinderen met opvoedingsvragen kunnen terecht in een Centrum voor Jeugd en Gezin. Alle betrokken instellingen en partijen rond kind en gezin werken daar samen aan preventie, vroegtijdige signalering en zo nodig hulp. Ook kunnen gezinnen elkaar daar ontmoeten, van gedachten wisselen en elkaar daar informatie en advies geven. Ook internet kan worden benut. De overheid stimuleert dat provincies en gemeenten voorzieningen voor gezinnen, kinderen en jongeren bundelen in Centra voor Jeugd en Gezin.
1.1.7.
Het recht op jeugdzorg verdraagt zich niet met lange wachtlijsten en wachttijden. Voor effectieve jeugdzorg moet genoeg geld zijn om de groeiende vraag naar zorg bij te kunnen houden. Maar er moet ook doelmatiger worden gewerkt in het belang van het kind, door ontschotting (ook tussen ministeries) het voorkomen van onnodige en het schrappen van overbodige bureaucratie.
1.1.8.
Indien het noodzakelijk is voor het onbedreigd opgroeien van de minderjarige moet sneller een ondertoezichtstelling kunnen worden opgelegd. Tussen vrijwilligheid en dwang moeten meer mogelijkheden komen voor drang en bemoeizorg.
1.1.9.
Pleegouders vervullen een heel belangrijke rol in onze samenleving. Zij vangen en voeden kinderen op, die het niet gegeven is in hun eigen gezin op te groeien. Het CDA wil belemmeringen voor deze pleegouders wegnemen.
1.1.10.
Er komt een media-expertisecentrum waar ouders, programmamakers en omroepen normen ontwikkelen voor programma’s voor kinderen en jongeren. Ook de commerciële zenders zijn hierbij betrokken.
1.2. Maatschappelijke participatie en sport Mensen die actief meedoen aan de samenleving voegen iets toe aan het leven. Zij ontlenen daar ook vaak een deel van hun geluk aan. Het CDA wil de maatschappelijke betrokkenheid stimuleren en laten bloeien. Betrokken burgers vormen het hart van een vitale samenleving. Gelukkig zien we die betrokkenheid nog overal om ons heen, al is het wel steeds meer in nieuwe vormen. Er is een verschuiving aan de gang van de traditionele maatschappelijke organisaties naar niet-institutionele, kleinschalige initiatieven. Een voorbeeld: tijdelijke actiegroepen die projecten in hun eigen buurt organiseren. Minder strak georganiseerd misschien, minder voor de lange termijn, maar met dezelfde inzet en betrokkenheid. Het CDA hecht eraan dat ook kinderen en jongeren geleerd wordt dat ‘burger zijn’ meer is dan ‘klant zijn van de overheid.’ Wij maken ons sterk voor een verplichte maatschappelijke stage van drie maanden voor middelbare scholieren. Kennismaking met vrijwilligerswerk stimuleert jongeren zich een beeld te vormen van hun rol in en hun bijdrage aan de samenleving van morgen. Ook is het weer een belangrijke extra gelegenheid om kinderen vertrouwd te maken met de waarden en normen van onze maatschappij – naast alles wat daaraan al gebeurt in gezinnen, op school en in (sport-) verenigingen. Vrijwilligerswerk is een cruciale factor in het vormgeven aan maatschappelijke betrokkenheid. Het CDA wil hieraan nog meer de ruimte geven. De mogelijkheden voor het geven van vergoedingen aan vrijwilligers zijn de laatste tijd al verruimd op initiatief van het CDA. Vrijwilligersorganisaties zijn ook bevrijd van knellende regels ten aanzien van de arbeidsomstandigheden. Het CDA wil het vrijwilligerswerk blijven stimuleren. De lokale steunpunten moeten als partner van de gemeente de spin in het web worden en vraag en aanbod bij elkaar brengen. Erkenning van vrijwilligerswerk houdt ook in dat we de vergrijzing kunnen verzilveren. De vergrijzing biedt immers ook de nodige kansen: veel ouderen zetten zich in bij de opvang van kinderen, brengen ervaringsdeskundigheid in bij de opvoeding, maar ook coachen zij bijvoorbeeld startende ondernemers. Daarvoor vragen zij terecht aandacht en erkenning. Ouderen kunnen niet alleen meedoen, zij willen dat ook. Dat geldt ook voor gehandicapten. Participatie staat voorop in de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). De gemeente is het aanspreekpunt voor mensen die daarbij belemmeringen ondervinden. Om optimale ondersteuning te bieden werken gemeenten samen met woningbouwcorporaties, vrijwilligersinitiatieven en welzijnswerk. Binnen de WMO krijgt het persoonsgebonden budget een prominente plek. Mensen krijgen hierdoor de kans te kiezen voor voorzieningen op maat. Veel mensen verzorgen een zieke of gehandicapte partner, familielid of vriend. Deze vanzelfsprekende zorg voor elkaar is intensief en emotioneel vaak zwaar. Het moet mogelijk zijn af en toe zelf rust te nemen en op krachten te komen. Binnen de WMO heeft deze mantelzorg de erkenning gekregen die het verdient. Ook sport is een bindende factor in de samenleving. Sport is in de visie van het CDA dan ook méér dan ‘de belangrijkste bijzaak in het leven’. Sport raakt aan alles wat we op dit moment in Nederland zo belangrijk vinden: gezondheid, veiligheid, normbesef, integratie en maatschappelijke binding. Meer dan 10 miljoen Nederlanders doen aan sport. Meer dan 1,2 miljoen vrijwilligers zijn actief bij sportverenigingen en nog veel meer mensen genieten van de sportprestaties van anderen. Daarom draagt het CDA ook de topsport een warm hart toe. Nederland moet de ambitie tonen om beschikbaar te zijn voor sportevenementen op hoog niveau. Het CDA vindt het belangrijk dat met name kinderen aan sport doen. Sporten is niet alleen gezond, maar bij het sporten is er op een
20
Vertrouwen in Nederland. Vertrouwen in elkaar.
Concept Verkiezingsprogram 2006 - 2011
vanzelfsprekende manier aandacht voor de overdracht van waarden en normen. Sporten bevordert de leerprestaties en kan bijdragen aan het voorkomen van sociaal isolement, overlast en probleemgedrag. 1.2.1.
Het CDA wil verdergaan met het weghalen van belemmeringen in wet- en regelgeving voor vrijwilligersorganisaties: minder regels, minder bureaucratie en een eenvoudiger vergunningenstelsel.
1.2.2.
Door zich maatschappelijk in te zetten, krijgen jongeren competenties mee die belangrijk zijn voor hun maatschappelijk functioneren. Het CDA wil dat een maatschappelijke stage van drie maanden verplicht onderdeel van het lesprogramma wordt op de middelbare school. Scholen en non-profitorganisaties kunnen dit naar eigen inzicht invullen, zonder dat dit ten koste gaat van het lesprogramma.
1.2.3.
De toegankelijkheid en bereikbaarheid van voorzieningen op alle maatschappelijke terreinen is een voorwaarde voor participatie van gehandicapten en chronisch zieken.
1.2.4.
De gemeente is eerstverantwoordelijk voor het ondersteunen van vrijwillige inzet. De rijksoverheid ondersteunt een centrale landelijke helpdesk en kenniscentrum voor vrijwilligers-werk: het centrum zorgt voor een goede informatievoorziening over wet- en regelgeving en is een vraagbaak voor vrijwilligersorganisaties, vrijwilligers en steunpunten.
1.2.5.
Mantelzorg is en blijft vrijwillige zorg. Het begrip ‘gebruikelijke zorg’ mag daarom niet verder worden opgerekt. Het persoonsgebonden budget biedt zorgverleners de kans hun mantelzorgers te belonen. Mantelzorgers mogen niet overbelast raken en moeten af en toe rust kunnen nemen. Dan moet vervangende zorg in de vorm van respijtzorg beschikbaar zijn.
1.2.6. Het CDA wil bevorderen dat gemeenten bewoners van wijken een budget geven, zodat hun betrokkenheid bij de buurt wordt vergroot. Dat bevordert de sociale samenhang. Woningbouwcorporaties kunnen een belangrijke rol spelen bij het leefbaar houden en maken van wijken, door dienstverlening te organiseren, huurkoop te realiseren, samen te werken met scholen bij de opvang van probleemjongeren, etc. 1.2.7.
De governance-structuur die het CDA voor de maatschappelijke onderneming wil realiseren, zorgt voor een inzichtelijke verantwoording door corporaties, scholen en instellingen voor jeugdhulpverlening. Het CDA wil deze vorm ook wettelijk vastleggen in het Burgerlijk Wetboek. Het gaat om een rechtsvorm die voortborduurt op de stichting en vereniging en die geschikt is om in een omgeving met marktwerking maatschappelijke taken zoals zorg en onderwijs te vervullen.
1.2.8.
Het CDA steunt de sportactieve school en wil de samenwerking tussen scholen en sportverenigingen (verder) stimuleren door sportdocenten te betrekken bij de reguliere sport. Sporttrainers en coaches mogen ook sportles geven op school.
1.2.9.
Topprestaties van Nederlanders zorgen voor trots en binding. Topsporters zijn vaak rolmodellen voor de jeugd. Topsport geeft identificatie en staat voor prestatie, innovatie, kwaliteit en kansen. De overheid ondersteunt Olympische uitzendingen, stimuleert het binnenhalen van evenementen en realiseert een evenwichtig en gespreid aanbod van topsportaccommodaties. Extra middelen voor sport zijn nodig.
1.2.10.
De georganiseerde sport is in eerste instantie zelf verantwoordelijkheid voor haar professionaliteit en voortbestaan. De grote maatschappelijke waarde van sport rechtvaardigt echter gerichte steun van de overheid. Rijks-, provinciale en lokale overheden hebben samen een verant-woordelijkheid om de sport van de nodige infrastructuur te voorzien: zwembaden, trapveldjes, ruiterpaden, sporthallen, opleiding en ondersteuning van vrijwilligerswerk. Die infrastructuur is bij voorkeur gesitueerd in of in de buurt van woonwijken, zodat de sociale samenhang erdoor wordt versterkt. De breedtesport is het fundament voor de professionele sportbeoefening, waarvoor een miljoenenpubliek bestaat. Hoe breder de basis, hoe hoger de top.
1.3. Waarden, normen en burgerschap in Nederland Burgerschap is meer dan ‘onderdaan’ zijn. Het is meer dan ‘klant’ zijn van de samenleving of van de overheid. We geven met elkaar vorm aan de publieke moraal, de manier waarop we met elkaar omgaan. De laatste jaren is er meer aandacht gekomen voor de weerbarstige kanten van de integratie van grote groepen immigranten in de samenleving. Nieuwkomers hebben hier te maken met omgangsvormen en onderlinge verhoudingen die vaak anders zijn dan die in hun land van herkomst. Daarnaast heeft een grote groep mensen taal- en onderwijsachterstanden. Dat belemmert hun participatie in de samenleving en hun kans op werk. Op dit moment wordt er veel geld uitgegeven aan het bestrijden van de gevolgen daarvan. Denk alleen al aan de kosten van bijstand bij werkloosheid of extra geld voor scholen om taalachterstanden weg te werken. Het CDA wil mensen met achterstanden van meetaf aan helpen en de
21
Concept Verkiezingsprogram 2006 - 2011
Vertrouwen in Nederland. Vertrouwen in elkaar.
problematiek bij de bron helpen aanpakken. Dat betekent: geld voor omvangrijker faciliteiten voor scholing en hogere eisen stellen aan de inburgering van nieuwkomers. Een gemiddelde van zeshonderd uur is daarvoor te weinig. Scholing is in alle opzichten cruciaal. Het vergroot de kans op werk. Voor de arbeidsmarkt is het de voorwaarde voor een toereikend geschoold arbeidsaanbod en voor de stad of wijk is scholing een weg naar meer sociale samenhang. Het is dan ook van het grootste belang dat scholen naar behoren kunnen functioneren. Te veel scholen hebben te maken met kinderen die met een forse taalachterstand aan het onderwijs beginnen. Vaak blijven die achterstanden mensen en scholen achtervolgen en wordt het probleem ondanks de investering van veel geld, bijvoorbeeld in de vorm van gewichtenregelingen, niet opgelost. Het leidt ook tot verschillen in de kwaliteit van scholen en het draagt daardoor bij aan witte en zwarte scholen. Onze samenleving moet nieuwkomers willen toerusten om als burger, ouder en kostwinner te kunnen functioneren in Nederland. Aan de andere kant mogen we dan ook van hen vragen volwaardig deel te nemen aan het onderwijs en de arbeidsmarkt. Dat levert ook veel op. We zien onder immigranten veel nieuw ondernemerschap ontstaan. Daarmee creëren ze werkgelegenheid. De diversiteit in de samenleving is ook een bron van innovatie, en juist dat is iets wat we nodig hebben om ons in de mondialiserende economie staande te houden. Nederland heeft een lange traditie in het smeden van samenhang tussen groepen mensen met verschillende achtergronden. Die samenhang is niet vanzelfsprekend – daaraan moeten we blijven werken. We maken onze samenleving samen. We zeiden het al: burgerschap is meer dan alleen ‘klant’ zijn van de samenleving of overheid. Burgerschap is meedoen. We geven met elkaar vorm aan de publieke moraal, aan de manier waarop we met elkaar omgaan. Fatsoen, respect en tolerantie zijn belangrijke aspecten van burgerschap. Het CDA verwacht van mensen dat ze een bijdrage leveren aan de samenleving. Dat is geen vrijblijvende zaak. Maatschappelijke inzet en zorg voor anderen horen er gewoon bij. Dat betekent dat iedereen moet kunnen meedoen, ook ouderen en mensen met een handicap. Juist voor die groepen moeten belemmeringen zoveel mogelijk uit de weg worden geruimd. 1.3.1.
Gedeelde waarden en normen vormen de basis van onze samenleving. Ze binden ons en maken dat we trots kunnen zijn op ons land. Ze zijn onder meer geformuleerd in onze Grondwet en gebaseerd op de Nederlandse traditie van vrijheid in verantwoordelijkheid. De overheid dient deze waarden te beschermen. Van mensen en hun organisaties mag verwacht en moet soms geëist worden dat zij aan onze samenleving deelnemen op basis van deze gedeelde waarden en normen.
1.3.2.
Van nieuwkomers mag verwacht worden dat zij zich de taal en cultuur van Nederland eigen maken. De aan de verplichte inburgeringstoets gestelde eisen worden daarom verhoogd, zodat nieuwkomers zijn toegerust om als ouder, burger en kostwinner te kunnen functioneren in onze samenleving. Uiteraard staan daar een scholingsaanbod en –faciliteiten tegenover en is er oog voor mensen met beperkte vermogens.
1.3.3.
Vrijheid van meningsuiting behoort tot de fundamenten waarop onze samenleving is gebaseerd. Deze vrijheid is niet bedoeld om mensen tot in het diepst van hun ziel te kwetsen. Het CDA doet een appèl op de samenleving om verantwoord met deze vrijheid om te gaan. De overheid voert een actief beleid om misbruik van dit recht bijvoorbeeld in de vorm van haatzaaien en opruiing strafrechtelijk te vervolgen.
1.3.4.
Godsdienst en levensovertuiging zijn een bron van inspiratie om het leven vorm te geven vanuit diepere waarden en bezieling. Daarvoor moet volop ruimte zijn. Naast de joodse, christelijke en humanistische traditie maakt de Islam deel uit van onze samenleving. Levensbeschouwelijke organisaties kunnen mensen houvast bieden om hun plaats in de samenleving te vinden en van daar uit maatschappelijk actief te zijn. Religie kan en mag anderzijds nooit een legitimatie zijn voor gedrag dat tegen de kernwaarden van onze samenleving ingaat. Aan eventuele subsidiëring stelt de overheid de voorwaarde dat vanuit die kernwaarden een bijdrage aan de samenleving geleverd wordt. De overheid stimuleert en faciliteert dat imams in Nederland worden opgeleid en dat zij, indien zij dat niet zijn, zich bijscholen.
1.4. Een veiliger Nederland Veiligheid is en blijft één van de kerntaken van de overheid. Mensen moeten veilig zijn in hun directe leefomgeving; onbedreigd door geweld, inbraak, overlast of zelfs terreur. Jarenlang was er sprake van toenemende criminaliteit. De trend leek nauwelijks te keren. Inmiddels is duidelijk geworden dat er met een gericht beleid wel degelijk iets tegen die ontwikkeling te doen is. De doelstelling die de kabinetten-Balkenende zich stelden is in zicht, namelijk dat de criminaliteit in 2010 met 25% zal zijn verminderd. De laatste jaren dalen de criminaliteitscijfers over de gehele linie. Minstens zo verheugend is dat het ophelderingspercentage stijgt en onveiligheidsgevoelens afnemen. De gereedschapskist en de capaciteit van de strafrechtketen zijn meer op peil gebracht, onnodige privacybelemmeringen zijn afgeschaft en straffen zijn verzwaard. Binnen de Europese Unie wordt beter samengewerkt om criminaliteit te bestrijden. Veiligheid is overigens niet alleen een zaak van politie en justitie. Criminaliteit moet op alle niveaus worden aangepakt: bestuurlijk, vanuit het bedrijfsleven, en in de samenleving zelf. Bij het tegengaan van criminaliteit gaat het immers niet alleen om opsporing
22
Vertrouwen in Nederland. Vertrouwen in elkaar.
Concept Verkiezingsprogram 2006 - 2011
en vervolging, maar ook om het bestrijden van de oorzaken van criminaliteit. Denk aan wapenbezit, verloedering, onaanvaardbaar groepsgedrag en nieuwe media die geweldgebruik ‘normaliseren’. Er is veel bereikt, maar dat neemt niet weg dat de criminaliteit nog steeds te hoog blijft. De komende periode zal moeten worden ingezet op: - - - -
het bestrijden van alle vormen van geweld en agressie. We hebben het hier niet alleen over tasjesroof, maar ook over agressie in het verkeer, gewelddadige beelden op tv en internet, en de welbekende ‘korte lontjes’; een harde aanpak van fraude. Fraude is desastreus voor het onderlinge vertrouwen en schaadt het open, maatschappelijk verkeer. Om het te bestrijden is het nodig dat de betrokken diensten intensief samenwerken en informatie uitwisselen; het bestrijden van criminaliteit via het internet. Cybercrime (bedreigingen, seksuele intimidatie en haatzaaien) houdt zich niet aan de landgrenzen en vereist daarom een nauwe internationale samenwerking; een onverminderd harde aanpak van de georganiseerde misdaad met name door een brede aanpak en vooral internationale samenwerking. Effectief is het ontnemen van onrechtmatig verkregen winsten. De privacy van mensen is bij de financiële recherche en op andere fronten van belang, maar het mag niet zo zijn dat privacybepalingen de opsporing en vervolging van criminelen niet nodeloos in de weg staan. Verder pleit het CDA voor vergroting van de mogelijkheden om DNA-profielen en vingerafdrukken af te nemen bij de opsporing, en voor meer mogelijkheden voor cameratoezicht. Voorwaarde is wel dat gegarandeerd wordt dat de verworven gegevens worden vernietigd als er geen veroordeling plaatsvindt. De aandacht voor radicalisering en terrorisme mag niet verslappen.
Misdrijven worden nog te vaak gepleegd door personen die steeds in herhaling vervallen. Hun gedrag is vooral voor ondernemers (en hun personeel) een bron van schade en ellende, ook al is met name de winkelcriminaliteit de afgelopen jaren fors gedaald. Preventie en jeugd 1.4.1.
Het CDA wil minder coffeeshops, te beginnen met die in de buurt van scholen. Scholen, sportaccommodaties, kinderspeelplaatsen en hun omgeving moeten drugsvrij zijn. Doorverkoop van softdrugs buiten de coffeeshop om wordt harder aangepakt. Met name, maar zeker niet alleen de grote steden ondervinden daarvan de overlast. Illegale hennepteelt wordt bestreden door een intensieve samenwerking tussen overheidsdiensten en bedrijven en door koppeling van bestanden. Growshops zijn te vaak leverancier voor illegale hennepteelt. Zij worden strenger gecontroleerd. Als blijkt dat ze met illegale hennepteelt van doen hebben, volgt sluiting.
1.4.2.
Overlast wordt zo nodig aangepakt door middel van individuele alcoholverboden. Leeftijdsgrenzen voor verkoop van tabak, alcohol en drugs moeten strenger gecontroleerd worden: niet alleen de verkoper aan jongeren is strafbaar, maar vanaf een bepaalde leeftijd ook de jongere zelf en zijn ouders. De jongere kan op een bij de leeftijd passende wijze worden gestraft.
1.4.3.
Verruwing van het maatschappelijk klimaat is al snel een voedingsbodem voor geweld en criminaliteit. De overheid spreekt de media, scholen, horecagelegenheden, etc. aan op hun bijdrage aan onderling respect en maatschappelijk fatsoen.
1.4.4.
Discriminatie wordt aangepakt. Discriminatie is niet alleen grievend en kwetsend, maar zet ook verhoudingen tussen bevolkingsgroepen op scherp.
1.4.5.
Het CDA wil criminaliteit op of via het internet bestrijden. Het gaat dan met name om bedreigingen, seksuele intimidatie en haatzaaien. Cybercrime houdt zich niet aan de landgrenzen en vereist daarom een nauwe internationale samenwerking.
1.4.6.
Mensen worden gestimuleerd om gebruik te maken van mogelijkheden om zelf criminaliteit te voorkomen: via Burgernet, keurmerken, zoals het Keurmerk Veilig Wonen, etc.
1.4.7.
Om overlast en verloedering van het publieke domein tegen te gaan, worden regels beter gehandhaafd. Met name in de grote steden tekent de urgentie daarvan zich af. Lichte overtredingen die grote ergernissen veroorzaken bij burgers, zoals hondenpoep, wildplassen, foutparkeren en het zo maar op straat gooien van vuilnis worden aangepakt. Er komt een wettelijke mogelijkheid voor gemeentelijke ambtenaren om boetes op te leggen voor het begaan van dergelijke overtredingen.
1.4.8.
Re-boundvoorzieningen zijn van belang voor leerlingen die moeilijk zijn te hanteren op school. Mogelijkheden voor deze groep om een verlengde schooldag te maken, zijn eveneens van betekenis. Middelen daarvoor wil het CDA wel koppelen aan prestatie-afspraken. Spijbelen wordt hard aangepakt.
1.4.9.
Ouders van deze probleemjongeren gaan verplicht op een begeleidingscursus voordat deze jongeren afglijden naar het criminele circuit. Schade, veroorzaakt door baldadig gedrag van jongeren, mag niet op de samenleving afgewenteld worden. Ouders zijn daarvoor in beginsel aansprakelijk. Voor probleemjongeren wordt een elektronisch volgdossier
23
Concept Verkiezingsprogram 2006 - 2011
Vertrouwen in Nederland. Vertrouwen in elkaar.
aangelegd. Hulpverleners, politie en Openbaar Ministerie (OM) krijgen de verplichting om informatie aan te leveren, hebben hierin inzage en voeren overleg over de aanpak. Deze gegevens blijven beschikbaar nadat de jongere meerderjarig is geworden. 1.4.10.
Een groot gedeelte van de overlast wordt veroorzaakt door probleemjongeren die zonder perspectief op opleiding of baan rondhangen. In het kader van tegengaan van overlast krijgen de officier van justitie of de burgemeester de bevoegdheid om zogenaamde openbare ordebevelen te geven aan personen die overlast veroorzaken, bijvoorbeeld door middel van alcohol- en verblijfsverboden. Aan deze jongeren moet, desnoods met dwang of drang, perspectief worden geboden om ze weer zicht te geven op een eigen toekomst. Daarnaast is vanuit grote steden aangegeven dat het mogelijk moet zijn om deze jongeren, indien nodig, naar speciale campussen te sturen. Het CDA wil daar werk van maken. Ook hen moet immers kansen worden geboden.
1.4.11.
Minderjarige jongeren die op grond van het jeugdstrafrecht een behandeling ondergaan, kunnen worden verplicht om deze af te maken, ook na het bereiken van de meerderjarige leeftijd. Als een zeventienjarige twee jaar jeugddetentie krijgt opgelegd, kan het niet zo zijn dat hij op het moment dat hij achttien jaar wordt, vrijkomt, omdat hij niet langer onder het jeugdstrafrecht valt. Om te voorkomen dat een jongere snel in herhaling valt nadat hij vrij is gekomen, wordt hij intensief begeleid.
Organisatie en toerusting politie 1.4.12.
Op dit moment bestaat de politie nog te veel uit autonome delen. Er moet een landelijke politieorganisatie komen. Het gezag over de politie blijft voor wat de openbare orde betreft bij de burgemeester en voor de rechtshandhaving bij de officier van Justitie. Door veiligheidsplannen komen de regionale en lokale prioriteiten tot hun recht. Het beheer van de nieuwe politieorganisatie komt bij de rijksoverheid te liggen, zodat beslissingen ten aanzien van, onder meer de aanschaf van materieel en informatiesystemen snel genomen kunnen worden en voor de hele politieorganisatie op eenzelfde manier kunnen worden toegepast.
1.4.13.
Het wordt eenvoudiger om telefonisch of via internet aangifte te doen. Met name voor middelgrote en kleine bedrijven is dit van belang. De politie neemt de aangifte onverwijld op. De politie zorgt ervoor dat slachtoffers op de hoogte worden gehouden van de voortgang van de zaak en betrekken ze desgevraagd bij het onderzoek.
1.4.14.
Er wordt geïnvesteerd in omvang en kwaliteit van de rechercherende expertise om beter vervolg te kunnen geven aan zaken met opsporingsindicatie. Daarnaast vindt een uitbreiding plaats van rechercheurs die zich bezighouden met surveillance op het internet. Tot slot wordt de expertise op peil gebracht met betrekking tot financieel-economische criminaliteit.
1.4.15.
Naast de landelijke DNA-databank wordt een landelijke sporendatabank opgericht waar forensisch-technische sporen worden opgeslagen die verzameld zijn op een plaats delict, maar waarbij nog geen dader gevonden is. Er komt een samenhangende, robuuste en toekomstgerichte informatiehuishouding voor de politie tot stand. Er komt voorts één communicatie- en informatiesysteem voor alle hulpverleningsdiensten, zodat bij calamiteiten optimaal samengewerkt kan worden.
1.4.16.
Er wordt geïnvesteerd in nieuwe technologieën, zoals slimme camera’s, die helpen misdrijven op te sporen en te voorkomen. Dit geldt ook voor technologieën om cybercrime tegen te gaan. Opsporingsbevoegdheden moeten worden aangepast aan de stand van de technologie. In het kader van het tegengaan van identiteitsfraude worden nieuwe identiteitsbewijzen zo snel mogelijk uitgerust met biometrische kenmerken.
Georganiseerde misdaad
24
1.4.17.
De bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit wordt met kracht voortgezet. Gemeenten krijgen meer armslag om gegevens te verkrijgen over dubieuze ondernemingen door de reikwijdte van de wet BIBOB uit te breiden. Vergunningen worden niet verleend als het risico bestaat dat deze gebruikt gaan worden voor het plegen van strafbare feiten. Ditzelfde moet gelden voor de inschrijving van dubieuze ondernemingen in het register van de Kamer van Koophandel.
1.4.18.
Het verhalen van criminele winsten bij individuele leden van criminele organisaties wordt eenvoudiger gemaakt. Justitie kan makkelijker beslag leggen op geld waarvan aannemelijk is dat dit is verkregen door het plegen van strafbare feiten. Om het witwassen tegen te gaan moet het voor politie en justitie mogelijk zijn om financiële bewegingen beter te kunnen volgen. Dit vergt verdergaande Europese samenwerking.
1.4.19.
Ook wordt in Europees verband samengewerkt om informatie uit te wisselen om internationale netwerken bloot te leggen en aan te pakken. Dit alles om de sterk ontwikkelde financiële sector in Nederland van infiltratie door de onderwereld te vrijwaren en vitaal te houden. Hiertoe worden gezamenlijke onderzoeksteams opgericht en wordt informatie die beschikbaar is in het ene land, met het andere uitgewisseld.
Vertrouwen in Nederland. Vertrouwen in elkaar.
Concept Verkiezingsprogram 2006 - 2011
Doeltreffend straffen 1.4.20.
Er wordt op een nieuwe manier gekeken naar straffen. Bekeken wordt hoe bij een persoon die een strafbaar feit heeft gepleegd effectief kan worden voorkomen dat hij in herhaling valt. Zo worden proeftijden verlengd zodat nog langere tijd na het uitzitten van de straf een titel aanwezig is om aan personen voorwaarden te stellen aan hun gedrag. Als veelplegers tijdens het proefverlof over de schreef gaan, moet de straf in zijn geheel opnieuw worden uitgezeten. De mogelijkheid om bijzondere straffen, zoals een beroepsverbod, op te leggen, wordt uitgebreid.
1.4.21.
Gevangenisstraffen staan niet op zich zelf; adequate nazorg na deze periode is van groot belang. Zo informeren gevangenissen gemeenten over het feit dat een persoon na afloop van zijn detentie in die gemeente wil wonen. Zij zorgen er samen met de gemeente voor dat een ex-gedetineerde zo mogelijk een woning en werk heeft. Een persoon komt alleen eerder vrij bij goed gedrag en als hij zich aan bepaalde voorwaarden houdt. Doet hij dit niet, dan wordt de rest van de straf ten uitvoer gelegd.
1.4.22.
De feitelijke straf komt dichter in de buurt van de opgelegde straf te liggen. Voor minder ernstige delicten wordt het mogelijk naast een taakstraf elektronisch huisarrest op te leggen. De mogelijkheid om meerdere personen op één cel te plaatsen wordt uitgebreid. In beginsel worden gedetineerden geplaatst in een sober regime, hoe beter het gedrag hoe meer privileges een gedetineerde krijgt.
1.4.23.
Personen die blijvend gevaarlijk zijn keren niet terug in de maatschappij. Categorieën TBS’ers die naar huidige maatstaven niet te behandelen zijn, blijven in de TBS-kliniek.
1.4.24.
Personen met een dubbele nationaliteit die terroristische misdrijven plegen, verliezen het Nederlanderschap en worden uitgezet en ongewenst verklaard, nadat zij hun straf hebben uitgezeten.
Hulp aan kwetsbaren en slachtoffers 1.4.25.
De overheid krijgt de bevoegdheid eerder in te grijpen bij personen die door hun gedrag een reëel dreigende verstoring van de openbare orde vormen en tot veel overlast leiden. Het criterium op grond waarvan personen gedwongen kunnen worden opgenomen in een psychiatrische inrichting wordt ruimer toegepast. Hiertoe komt een dwingender samenwerking tussen crisisopvang en GGZ tot stand.
1.4.26.
De overheid helpt slachtoffers van ernstige geweldsdelicten die zich voegen in het straf-proces bij het op de dader verhalen van de schade die zij hebben geleden. Hieronder vallen ook de kosten die gemaakt worden voor juridische bijstand van het slachtoffer. De schadevergoeding voor de slachtoffers van dit soort ernstige delicten wordt, als dat nodig is, door de overheid voorgeschoten aan het slachtoffer en daarna verhaald op de dader. Het slachtoffer mag niet met lege handen blijven staan.
1.4.27.
Hulpverlening aan slachtoffers van huiselijk geweld en/of van eer-gerelateerd geweld (via blijf-van mijn-lijfhuizen) moet worden verzekerd. De opvang wordt ook toegankelijk voor meisjes beneden de achttien jaar.
1.5 Asielbeleid Het asielbeleid moet rechtvaardig zijn. Wie te vrezen heeft voor vervolging verdient asiel. Het beleid moet echter ook helder en zonodig streng zijn voor mensen die niet worden vervolgd. Procedures moeten in korte tijd worden afgerond, zodat betrokkenen snel duidelijkheid hebben over hun asielverzoek. Voor hen die geen recht op verblijf hebben, moet er een goed terugkeerbeleid komen. Asielzoekers die meewerken aan het realiseren van hun terugkeer, krijgen tot hun feitelijke terugkeer een onderkomen. Kinderen horen niet in vreemdelingenbewaring thuis. 1.5.1.
Met een Europees asielbeleid kan voorkomen worden dat - door specifieke maatregelen van afzonderlijke landen van de Europese Unie - de asielstromen zich verleggen naar het voor asielzoekers en mensensmokkelaars meest gunstige land.
1.5.2.
Als het vaststellen van identiteit meer tijd kost of onderzoek naar traumata en andere medische aspecten nodig is, kan de eerste termijn (de AC-procedure) verlengd worden met nog eens 48 uur.
1.5.3.
Verblijfsaanvragen op medische gronden moeten sneller worden afgehandeld. De benodigde medische behandelcapaciteit dient daarop te worden afgestemd. Indien dit is geïndiceerd, wordt opvang verleend.
1.5.4.
Asielzoekers die in afwachting zijn van een beslissing omtrent hun definitieve verblijfsstatus kunnen in aanmerking komen voor scholing en arbeid. Zij krijgen daarmee geen rechten tot de sociale zekerheid. Eventueel betaalde premies worden bij terugkeer naar het land van herkomst aan betrokkenen teruggegeven.
25
Concept Verkiezingsprogram 2006 - 2011
26
Vertrouwen in Nederland. Vertrouwen in elkaar.
1.5.5.
Asielzoekers die in (vervolg) procedure zijn voor een verblijfstatus in het kader van een asielverzoek en uit dien hoofde rechtmatig in Nederland verblijven, hebben recht op een goede opvang.
1.5.6.
De Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) krijgt een nadrukkelijke rol bij terugkeer en het verkrijgen van (vervangende) documenten. Goed terugkeerbeleid vergt dat de samenleving in onderhavige gevallen in haar geheel meer gericht meewerkt aan het feitelijke vertrek van uitgeprocedeerde asielzoekers en illegale, vreemdelingen. Dat vergt een goede samenwerking tussen overheid en non-gouvermentele organisaties en kerken.
1.5.7.
Met diplomatieke vertegenwoordigingen van andere landen moeten afspraken worden gemaakt over het zo snel mogelijke afhandelen van aanvragen voor vervangende reis- en identiteitsdocumenten. Wanneer buiten de schuld van de betrokken vreemdeling na 28 dagen nog geen document is verkregen, zal deze periode worden verlengd. Gedurende deze periode heeft men recht op opvang.
Wij kiezen voor minder regels en meer creativiteit.
Door een teveel aan regels worden creativiteit en nieuwe initiatieven niet meer gestimuleerd. Dit leidt tot een vertraging van processen of soms zelfs tot stilstand van ontwikkelingen. Minder regels en meer ruimte bieden meer vrijheid om op een normale, sociale manier met elkaar om te gaan.
Vertrouwen in Nederland. Vertrouwen in elkaar.
Concept Verkiezingsprogram 2006 - 2011
2. Vertrouwen in maatschappelijke organisaties: organisaties die kiezen voor mensen Voor het CDA zijn scholen, universititeiten, zorginstellingen, woningbouwverenigingen en welzijnsinstellingen geen filialen van de overheid. Het zijn organisaties die zijn voortgekomen uit de ambities en idealen van mensen die iets voor elkaar willen betekenen. Veel te lang heeft de overheid deze instellingen behandeld als waren het ambtelijke diensten. Aan bekostiging werden telkens nieuwe voorwaarden verbonden, het ene pakket regels volgde op het andere. Naarmate de papierberg groeide kwijnden in deze sectoren de passie en de bezieling weg. Beroepseer maakte plaats voor beroepszeer. Goedkeuring van de overheid werd gaandeweg belangrijker dan de tevredenheid van ouders, studenten of patiënten. De afgelopen tijd zijn de bakens verzet. In de zorg is, dankzij de persoonsgebonden budgetten en de stelselherziening in de curatieve zorg, meer zeggenschap bij patiënten, zorgverleners, verzekerden en verzekeraars komen te liggen. In het onderwijs is de speelruimte van scholen, inhoudelijk en bestuurlijk, vergroot. Het CDA wil daar verder mee gaan. Wij verwachten veel van een maatschappelijk middenveld waarin studenten en universiteiten annex hogescholen gezamenlijk hun energie weer meer kunnen richten op uitstekend onderwijs, waarin verzekerden en verzekeraars afspraken maken met zorginstellingen over de kwaliteit, de prijs en de toegankelijkheid van de zorg, en waarin woningbouwcorporaties bijdragen aan een goede huisvesting, betaalbare huren, leefbare wijken en een goede dienstverlening voor bewoners. Het CDA kiest ervoor het vertrouwen terug te geven aan de samenleving. Niet zozeer inspecties motiveren tot goed onderwijs en een goede zorg, maar vooral het rechtstreekse contact tussen student en universiteit, ouders en de school, tussen patiënten, hun organisaties en de zorginstellingen. Door verantwoordelijkheden bij deze knooppunten van relaties te leggen, wil het CDA werken aan gemeenschapszin, maatschappelijke innovatie, ondernemingszin en de creativiteit versterken.
2.1. Vertrouwen in talent: ruimte voor onderwijs met een missie Het CDA wil meer investeren in onderwijs. Het gelooft in de kracht van goed onderwijs, gebaseerd op de vrijheid van onderwijs zoals vastgelegd in artikel 23 van de Grondwet. Goed onderwijs is in het belang van leerlingen én van de samenleving. Onderwijs vergroot de kansen op een baan, op een inkomen, op bestaanszekerheid. Het stelt mensen in staat om hun talenten te ontwikkelen en om een positieve bijdrage aan de gemeenschap te leveren. Goed onderwijs kan helpen achterstandswijken en andere typische grotestadsproblemen te voorkomen. Juist nu de economie meer en meer een kenniseconomie wordt, komt er steeds meer behoefte aan goed opgeleide mensen. Niemand mag de school eigenlijk verlaten zonder afgeronde opleiding. Daarom moeten de leerling en zijn loopbaan centraal staan. Gaandeweg zal, indien mogelijk, de leerplicht gekoppeld moeten worden aan het bereiken van een startkwalificatie en minder aan de leeftijd. Goed onderwijs is er niet alleen voor hen die ‘goed kunnen leren’. Iedereen is van waarde, ook mensen met minder capaciteiten. Het gaat er niet om wat je kunt, maar hoe je met je aanleg en mogelijkheden omgaat. We willen onderwijs dat alle leerlingen aanmoedigt om het beste uit zichzelf te halen, om boven het maaiveld uit te steken, om lef en ondernemingszin te tonen. In die zin wil het CDA af van een ‘zesjescultuur.’ Nederlandse onderwijsinstellingen moeten tot de top gaan horen, anders vertrekken de goede studenten naar het buiteland. Het CDA gelooft in de inbreng van bevlogen onderwijsgevenden, gedreven door de liefde voor hun vak. Deze mensen maken het verschil. Zij stimuleren jongeren om zich een beeld te vormen van hun rol in en bijdrage aan de samenleving van morgen. Zij onderwijzen niet alleen wat ze weten, maar vooral ook wie ze zijn. Ze stimuleren en inspireren en dragen uit dat er meer mogelijk is in het leven dan het halen van een zes-min. Daar zijn ze zelf namelijk het levende voorbeeld van. Daarmee dragen zij waarden en normen uit. Zij onderhouden ook het contact tussen de school en het ouderlijke huis. Deze leraren zijn de beste ambassadeurs voor het werken in het onderwijs en dat is hard nodig nu er weinig animo is voor het lerarenberoep en er tekorten dreigen. Met name in de grote steden tekenen de eerste tekorten zich af. Het CDA vertrouwt op de professionaliteit van de mensen in en rond de klas. Daarom hebben we scholen de afgelopen jaren veel meer speelruimte gegeven. Scholen werken nu zelf aan onderwijsvernieuwing. Het beroepsonderwijs biedt praktijkgericht leren aan, in een ‘levensechte’ leeromgeving. Samenwerking met bedrijven in de regio komt van de grond. Er is meer aandacht gekomen voor het ouderwetse vakmanschap. Deze onderwijsvernieuwing moeten we met kracht voortzetten, want er is nog een lange weg te gaan. Na vele jaren van voorschriften en regels, van fusies en beperkingen heerst bij velen namelijk nog steeds een gevoel dat er eerst toestemming nodig is van het departement of de inspectie voordat er iets te ondernemen valt. Dat moet anders. Door onderwijs kleinschalig te organiseren, leraren meer te waarderen, door ruimte voor initiatief van onderop. En door het afleggen van verantwoording aan ambtenaren te vervangen door verantwoording afleggen aan de ouders. Speciale aandacht willen we voor de groep kinderen die bij binnenkomst in de basisschool een taalachterstand heeft. Dat leidt op den duur tot problemen: in gezinnen zelf, in de buurt en zeker ook op scholen. Dat voorkomen begint bij het gezin en bij een vroege signalering. Bij de inburgering zullen de eisen omhoog moeten. Kinderen met taalachterstanden zouden eerder naar school moeten. Kortom, het CDA vindt dat we niet moeten accepteren dat talent onbenut blijft. Niemand mag de school verlaten zonder een diploma, het algemene onderwijsniveau moet omhoog, en er moeten meer leerlingen doorstromen naar het hoger onderwijs. Qua inhoud en niveau moet het onderwijs aansluiten op de vraag vanuit de arbeidsmarkt en er moeten meer mogelijkheden komen voor een leven lang leren. Het onderwijsbestel zal daar meer op toegesneden moet zijn. Nu is het bestel nog erg gericht op het leerplichtige
29
Concept Verkiezingsprogram 2006 - 2011
Vertrouwen in Nederland. Vertrouwen in elkaar.
en initiële onderwijs, ook in het mbo, hbo en op universiteiten. Innovatiever onderwijs is nodig om het te laten aansluiten op de onderwijsbehoeften van werknemers, volwassenen en van de arbeidsmarkt. Rol van de overheid 2.1.1.
Het CDA hecht aan de vrijheid van onderwijs. Aan de vrijheid om een school op te richten en de vrijheid om een school te kiezen naar eigen voorkeur en overtuiging. Scholen mogen volop hun identiteit tot uitdrukking brengen, in verbondenheid met de waarden van onze rechtsstaat.
2.1.2. De overheid zorgt voor een goede bekostiging per leerling, stelt de kerndoelen en eindtermen vast en zorgt voor waarborgen rond de kwaliteit van het onderwijs. Hoe het onderwijs wordt gegeven, hoe de middelen worden besteed is een verantwoordelijkheid van de scholen zelf. Ook de inspectie stuurt niet op de didactische aanpak van scholen. Er moet voldoende ruimte zijn om inhoudelijk het eigen profiel van de school invulling te geven. 2.1.3. Leerlingvolgsystemen en een verplichte eindtoets in het basisonderwijs maken het scholen en ouders mogelijk om goede keuzes te maken in de leerloopbaan van hun kinderen. De Onderwijsinspectie kan dan ook beter beoordelen of de kerndoelen worden behaald. 2.1.4.
Bekostiging en regelgeving moeten het kleinschalig organiseren van het onderwijs mogelijk maken en bevorderen. Het CDA wil nevenvestigingen beter bekostigen. De opheffingsnormen kunnen lager, met name op het platteland. Er komt een eenmalige extra impuls in kleinschalige onderwijshuisvesting. (Bestuurlijke) schaalvergroting mag niet tot monopolieposities leiden. Het CDA wil een toets op fusievoornemens, waarbij het belang van kinderen, hun ouders en de kwaliteit van onderwijs centraal staan.
2.1.5.
Scholen krijgen meer mogelijkheden om invulling te geven aan het onderwijs, via de (op te hogen) lump sum en door minder centrale regels. Wel moeten de verantwoording en de governance-strucuur op orde zijn. De verantwoording aan ouders dient onder meer de pedagogische aanpak en de financiën te omvatten: hoeveel middelen krijgt men als bestuur en wat doet men ermee? Scholen maken inzichtelijk welke resultaten zij bereiken. Als het niet goed gaat met de kwaliteit van de school, moeten ouders en overheid beter en sneller kunnen bijsturen.
Ruimte en waardering voor onderwijsgevenden 2.1.6.
Scholen krijgen meer financiële mogelijkheden om leraren een beter carrièreperspectief te bieden door prestatiebeloning en meer belonings- en functiedifferentiatie toe te passen. Dat moedigt leraren aan om zich verder te ontwikkelen en te scholen. Zij kunnen in een hogere schaal terecht komen en/of doorstromen naar hogere onderwijsvormen. De hogere beloning kan even goed bij praktijkdocenten als academici terecht komen. Daarover beslissen de scholen zelf. De overheid faciliteert dit door meer geld toe te kennen aan onderwijsinstellingen, en het houdt daarbij rekening met de extra problematiek in de grote steden.
2.1.7
Er komen landelijke (hogere) eindtermen voor de lerarenopleidingen. Scholen maken aan ouders en andere betrokkenen duidelijk of leerkrachten hun vakkennis en didactische vaardigheden op peil hebben gehouden.
Meer inrichtingsvrijheid voor scholen
30
2.1.8.
Scholen kunnen worden vrijgesteld van inspectietoezicht gedurende een periode van vijf jaar, behoudens op het punt van het beantwoorden aan de kernwaarden van de rechtsstaat. Zij hebben dan ook extra ruimte om te innoveren. Voorwaarde is wel dat scholen aantonen dat zij hun kwaliteit op orde hebben, voortijdig schoolverlaten goed aanpakken, een sluitende aanpak van zorgleerlingen weten te realiseren en de medezeggenschap goed hebben georganiseerd. Deze scholen hebben een transparante begroting, inclusief een heldere budgetverdeling over scholen en een inzichtelijke bestemming van reserves. De verdeling van salarisschalen over taken is inzichtelijk voor derden, waaronder de ouders. Zo wordt helder hoe het management en de coördinatoren worden betaald in relatie tot degenen die lesgeven. De bevoegdheidsstructuur tussen schools en bovenschools management ligt duidelijk vast. De externe verantwoording is op orde.
2.1.9.
Ook het mbo en hoger onderwijsinstellingen krijgen meer vrijheid. Keerzijde daarvan is dat men aangeeft hoe kwaliteit en governance intern en extern gewaarborgd zijn. Men maakt duidelijk hoe de opleidingenstructuur eruit ziet en welke arbeidsmarktkansen de opleidingen bieden. Verder is opgenomen hoe het overleg met partners (bijvoorbeeld het regionale bedrijfsleven) en het aanpalende onderwijs is geborgd. Tot slot maken zij duidelijk dat de interne kwaliteitszorg is gegarandeerd. Een en ander maakt deel uit van een statuut dat de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen goedkeurt. Een landelijk herkenbare opleidingenstructuur is daarbij een ijkpunt. De inspectie ziet erop toe dat men de zelf geformuleerde doelstellingen haalt en kan zo nodig ingrijpen. Veel landelijke regels en toezicht kunnen dan vervallen.
Vertrouwen in Nederland. Vertrouwen in elkaar.
Concept Verkiezingsprogram 2006 - 2011
2.1.10.
Het CDA vindt het van belang dat scholen alle – dus ook allochtone – ouders bij het onderwijs betrekken. Het roept scholen op uitwisselingsprojecten op te zetten zoals gebeurt bij de vriendschapsscholen in Rotterdam. Het uitwisselen van docenten en/of leerlingen tussen scholen zorgt voor meer kennis van elkaars achtergronden en cultuur. Er wordt veel energie gestoken in dit soort uitwisselingsprogramma’s met scholen uit het buitenland. Dat moet ook in het binnenland mogelijk zijn.
2.1.11.
Scholen dienen intensief met de jeugdhulpverlening, het schoolmaatschappelijk werk en het welzijnswerk samen te werken en snel problemen te signaleren. De brede school biedt daarvoor veel mogelijkheden. De school wordt een trefpunt voor deze instellingen. De gemeente waarborgt de afstemming bij de signalering en doorverwijzing van leerlingen.
Bestrijden van achterstanden 2.1.12
Het voorkomen van (taal)achterstanden begint bij de ouders. Nieuwkomers krijgen te maken met hogere scholingseisen als zij zich langjarig in Nederland willen vestigen, uiteraard met ontheffingsmogelijkheden voor bijvoorbeeld mensen met beperkte vermogens. Indien men dit weigert, volgen financiële sancties.
2.1.13.
Ouders van kinderen met een grote (taal-)achterstand worden gestimuleerd om hun kinderen aan een groep 0 te laten deelnemen. Bezien wordt of het mogelijk is om de leerplicht, zo nodig, op driejarige leeftijd te laten beginnen via een aan een school verbonden peuterspeelzaal. De basisschool is in deze gevallen verantwoordelijk voor een doorlopende leerlijn, het leerlingvolgsysteem en het personeelsbeleid. Leerlingen die een taalachterstand hebben, krijgen extra leesvaardigheidstrainingen
2.1.14.
De bestaande middelen voor schakelklassen zijn ook in te zetten voor onderwijs buiten de reguliere lestijden (woensdagmiddag, weekenden, zomerscholen), op voorwaarde dat het onderwijs expliciet gericht is op het bestrijden van achterstanden bij leerlingen. De bestrijding van (taal- en onderwijs)achterstanden is – evenals de samenwerking tussen scholen, jeugdhulpverlening en justitie – vooral van wezenlijk belang voor de vitaliteit van grote steden.
2.1.15.
Een grote uitdaging voor het onderwijs is gelegen in het terugdringen van het aantal mensen dat zonder beroepsof startkwalificatie (diploma minimaal op havo- of mbo-2-niveau) de school verlaat. Een groot aantal jongeren komt hierdoor moeilijk aan de slag op de arbeidsmarkt. Dat is onacceptabel. In de onderwijsberoepskolom moet de samenwerking verbeteren, zodat er een vloeiende leerweg komt. Leerlingen kunnen eerder een vak leren op school. Dat vergt investeringen in praktijklokalen en een goede regionale samenwerking met bedrijven. Meer dan nu moet de loopbaan van de leerling centraal komen te staan. Anders dreigt al snel demotivatie. Dat geldt overigens ook voor zeer begaafde kinderen. Hen moet de mogelijkheid worden geboden te excelleren in een eigen leerroute.
Hoger en wetenschappelijk onderwijs 2.1.16.
Wetenschappelijk onderzoek en hoger onderwijs zijn wezenlijk voor de kracht van onze economie en cultuur. Nederland moet aansluiting houden bij de internationale top. Een breed geschoolde basis van hoger geschoolden is nodig voor onder meer onze arbeidsmarkt. Met name onderzoek dat toegepast kan worden is van belang. In een dergelijk klimaat is het belangrijk dat studenten en onderwijsinstellingen elkaar over en weer scherp houden. Dan krijgen we beter onderwijs en meer mogelijkheden om sneller te studeren. Daarom moeten leerrechten ingezet kunnen gaan worden bij alle instellingen die aan landelijke normen voldoen. Innovatiemiddelen worden ingezet om de kwaliteit van het onderzoek en onderwijs een impuls te geven. Collegegelden gaan omhoog en hogescholen en universiteiten mogen daarenboven meer of minder collegegeld vragen. Er komt een gereguleerd open bestel in het hoger en wetenschappelijk onderwijs. Wie snel studeert, mag leerrechten later gebruiken.
2.1.17.
Om het hoger onderwijs toegankelijk te houden, blijven de studiefinanciering en het collegegeldkrediet bestaan. Ieder betaalt voor zover mogelijk zijn eigen studieschuld terug. Na uiterlijk 25 jaar wordt de studieschuld kwijtgescholden.
Een leven lang leren 2.1.18.
Leerrechten, die niet tijdens de initiële opleiding zijn besteed, moeten later ingezet kunnen worden. Ook de restleerrechten kunnen worden verzilverd bij alle geaccrediteerde onderwijsinstellingen. De levensloopregeling maakt mogelijk dat tijdens scholing het inkomen doorloopt.
2.1.19.
Het waarderen van elders verworven competenties (EVC’s) wordt verder gestimuleerd. Dat vraagt ook een investering van bedrijven. Deze worden daartoe fiscaal gestimuleerd. De samenwerking met de kennisbank voor EVC’s en het werken met erkenningsprocedures maken deel uit van de investering.
31
Concept Verkiezingsprogram 2006 - 2011
2.1.20.
Vertrouwen in Nederland. Vertrouwen in elkaar.
Het aandeel van scholing in de economie moet toenemen. Nieuwe opleidingen en opleidingsorganisaties moeten daaraan een bijdrage kunnen leveren. Ook instellingen die initiële opleidingen verzorgen, kunnen hieraan een bijdrage leveren. Leerrechten kunnen verzilverd worden bij instellingen die aan kwaliteitsmaatstaven voldoen.
2.2. Kunst en cultuur Cultuur verbindt mensen. Het is een uitdrukking van het geheel van hun waarden en normen en geeft hen identiteit. Kennis nemen van elkaars cultuuruitingen kan groepen mensen dichter bij elkaar brengen en helpt bij het opbouwen van een samenleving die als een echte gemeenschap wordt beleefd. Kunstenaars houden ons vaak een spiegel voor of openen met hun scheppende kracht juist nieuwe en inspirerende vergezichten. Ze hebben een antenne voor maatschappelijke ontwikkelingen, die anders gericht is dan die van beleidsmakers en bestuurders. Daarmee laten ze nieuwe mogelijkheden zien. Ook de amateuristische kunstbeoefening vertegenwoordigt een maatschappelijk kapitaal van onschatbare waarde. Koren, schilderclubs, fanfares, popgroepen, streetdancers, theatergezelschappen, amateurarcheologen, etc. geven invulling aan het begrip participatie en kleur aan de samenleving. De Nederlandse kunst doet het goed in het buitenland en is daarmee een exportproduct van belang. Toch kan kunst zeker niet alleen van de markt bestaan. Het CDA staat voor een overheid die kunst en cultuur laat bloeien, de kwaliteit verhoogt en zorgt voor spreiding en toegankelijkheid. 2.2.1
De komende vier jaar moet er gekeken worden hoe verder aan een volwaardige culturele infrastructuur kan worden gebouwd. Het CDA wil ook aandacht voor het culturele voorzieningenniveau buiten de Randstad.
2.2.2.
Geschiedenis is een belangrijk oriëntatiepunt voor een gemeenschap. Zoals een mens zijn geheugen verliest, zo vergaat het ook een samenleving, die zich niet bewust is van haar historie. De toekomst heeft een lang verleden. Daarvoor moet veel aandacht zijn en blijven in ons onderwijs. Dan gaat het met name om de waarden en normen die ten grondslag liggen aan onze samenleving. Cultuur moet een prominente plaats in het onderwijs hebben. Zij brengt jongeren in verbinding met vragen van zingeving, met dieptelagen van onze cultuur en met onderliggende waarden van onze samenleving.
2.2.3.
Een rijk verleden ligt opgeslagen in ons roerend en onroerend cultureel erfgoed. Restauratie en onderhoud zijn daarom van belang. Het moratorium op het toevoegen van nieuwe monumenten op de Monumentenlijst wordt opgeheven. Ons erfgoed moet het complete verhaal van onze nationale geschiedenis vertellen. Het werken met een fonds in plaats van met losse incidentele toekenningen van het budget is noodzakelijk voor een succesvol monumentenbeleid. Middels zo’n fonds worden monumenteneigenaren in de gelegenheid gesteld meerjarige restauratieplannen te (laten) ontwikkelen en uit te voeren.
2.2.4.
Amateurkunst moet gestimuleerd worden, bijvoorbeeld door meer vruchtbare kruisbestuiving met de professionele kunstsector mogelijk te maken. Belemmeringen zoals knellende regelgeving moeten worden weggenomen
2.2.5.
De Friese taal en cultuur is, zoals ook het Nederlands, officieel erkend in Europees verband. Streektalen zijn een levend erfgoed die net als de streekeigen volkscultuur gekoesterd dienen te worden. Daarvoor is aandacht nodig in het onderwijs en onderzoek, in de media en bij de overheden.
2.2.6.
Wat Nederland aan kunst en eigen cultuur te bieden heeft, is de moeite waard om in het buitenland te promoten. Dat moet professioneel en systematisch gebeuren door samenwerking tussen de kunstsector en de overheid.
2.3. Media Het medialandschap is sterk in beweging. Het internet, het mobiele dataverkeer en de opkomst van internationale commerciële mediabedrijven zorgen voor een enorme dynamiek en een overstelpend aanbod. Kabel en telefoonlijnen concurreren met elkaar voor verspreiding van het digitale media-aanbod. Mensen zijn meer en meer in staat om zelf programma’s op elk gewenst tijdstip op te roepen. Klassieke mediapatronen staan daardoor onder druk. De scheidingsmuren tussen kranten, omroepen en uitgeverijen zijn aan het verdwijnen. Dat alles vraagt om een overheid die zich de vraag moet stellen wat haar rol hierin is. Er spelen publieke en maatschappelijke belangen: een objectieve nieuwsvoorziening, een pluriforme duiding van het nieuws, levensbeschouwelijke programma’s en cultuur en educatie zijn belangrijk in onze moderne samenleving. Het CDA vindt dat het publieke omroepbestel moet zorgen voor de beschikbaarheid daarvan. Gaandeweg wordt de overheidsverantwoordelijkheid voor de beschikbaarheid van programma’s en dus de inhoud belangrijker dan de programmering en de specifieke kanalen waarlangs die inhouden worden verspreid of worden opgeroepen. Wanneer mensen 32
Vertrouwen in Nederland. Vertrouwen in elkaar.
Concept Verkiezingsprogram 2006 - 2011
naar een programma willen kijken, gaan zij meer en meer zelf bepalen. Het bestel zal zich daaraan zorgvuldig en geleidelijk moeten aanpassen. De indringendheid van het beeldmateriaal vraagt tegelijkertijd om zorgvuldigheid bij de aanbieders. Dat geldt voor de omroepverenigingen èn voor de commerciële media.
2.3.1.
De publieke omroep en de daartoe behorende omroepverenigingen vervullen, door hun maatschappelijke verankering, een wezenlijke rol in onze democratische samenleving in al haar sociale en culturele dimensies. Deze rol wordt onafhankelijk van overheid en commercie vervuld door een bij wet geregelde organisatie. De overheid staat op afstand bij benoemingen, bij de verdeling van het totaalbudget en bij de programmering vanuit de publieke omroep.
2.3.2.
Zeker nu mensen via het internet meer en meer zelf bepalen wanneer zij welk programma willen zien, komt er op aan dat de overheid voldoende geld ter beschikking stelt voor een bij de brede taakopdracht en de maatschappelijke functies van de publieke omroep behorend gevarieerd programmapakket. Zo moet er als onderdeel van een breder programma-aanbod voldoende budget zijn voor een goede nieuwsvoorziening, actualiteiten, de duiding van het nieuws en levensbeschouwelijke programma’s enerzijds en voor cultuur en educatie anderzijds. Ook bij dit laatste wordt een variëteit maatschappelijk verankerde omroeporganisaties ingeschakeld.
2.3.3.
De objectiviteit en meerzijdigheid van de nieuwsvoorziening, verzorgd door de NOS wordt bewaakt. Opinierubrieken horen niet bij de NOS thuis. De pluriformiteit van actualiteitenprogramma’s, de duiding van het nieuws en van de levensbeschouwelijke en verdiepende programma’s wordt gegarandeerd door voldoende budgetten en door een evenredige en evenwichtig geprogrammeerde zendtijd ter beschikking te stellen aan maatschappelijk verankerde omroepverenigingen. Inhoud en plaatsing van programma’s staan niet los van elkaar. Bij het programmeren van uitzendingen voor cultuur en educatie wordt rekening gehouden met de veelkleurigheid van onze samenleving en dus met culturele minderheden.
2.3.4.
De publieke omroep moet kunnen rekenen op een solide financiële basis die het mogelijk maakt haar opdracht te vervullen. De publieke omroep wordt minder afhankelijk van reclamegelden, doordat de overheid vanaf een bepaald moment van derving van reclame-inkomsten het gebrek aan middelen compenseert. Omroepverenigingen krijgen als maatschappelijke (non-profit) ondernemingen maximale ruimte om ook buiten het bestel actief te zijn en financiële middelen te genereren. De structuur wordt zo aangepast dat het omroepbudget veel minder gevoelig is voor korte termijnontwikkelingen bij de overheid en in de reclamemarkt.
2.3.5.
De organisatievorm van de publieke omroep dient gericht te zijn op het waarborgen van de balans tussen enerzijds noodzakelijke eenheid en samenhang van de publieke omroep als geheel, en anderzijds de inhoudelijke, financiële en organisatorische zelfstandigheid van extern pluriforme ledengebonden organisaties.
2.3.6.
Private ledengebonden organisaties vormen een essentieel deel van de publieke omroep omdat zij waarborgen dat het aanbod vorm krijgt en gemaakt wordt vanuit verschillende ideële uitgangspunten. Substantiële ledenaantallen, het bijdragen aan de programmatische verscheidenheid en aantoonbaar maatschappelijk draagvlak zijn de eisen waaraan omroepverenigingen moeten voldoen. Bij het voldoen aan die eisen volgt een concessie voor vijf jaar. De eisen met betrekking tot representativiteit worden periodiek getoetst.
2.3.7.
De huidige neventaken (o.a. internet en themakanalen) worden onderdeel van de hoofdtaak van de publieke omroep. De publieke omroep loopt voorop in innovatie. Er wordt substantieel geïnvesteerd in experimenten. Ook bij nieuwe media en experimenten is externe pluriformiteit uitgangspunt. Omroeporganisaties zijn daarbij dus van wezenlijk belang.
2.3.8.
De omroepverenigingen krijgen de ruimte voor de in een digitaal tijdperk noodzakelijke crossmediale benadering. Het kunnen onderhouden van directe relaties met leden en andere burgers hoort daar bij, evenals meer ruimte voor maatschappelijk ondernemen via de samenwerking met anderen, waaronder uitgeverijen en andere producenten van informatie. Daartoe worden zonodig en voorzover mogelijk de mediawettelijke beperkingen weggenomen. Dit ondernemen blijft steeds gericht op de missie en identiteit, respectievelijk de thematische opdracht van de omroeporganisaties. Ondernemen blijft dus beperkt tot maatschappelijk ondernemen en de opbrengsten daaruit komen vanzelfsprekend ten goede aan het programma-aanbod van de omroeporganisaties.
2.3.9.
Programma’s en clips met excessief geweld of vrouwonvriendelijke inhoud worden niet of pas laat in de avond getolereerd. De overheid zal de media aanspreken op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid en afspraken met hen maken om zich te houden aan de maatschappelijke normen rond drugs en om (het overmatig gebruik van) alcohol niet verder te normaliseren.
33
Concept Verkiezingsprogram 2006 - 2011
2.3.10.
Vertrouwen in Nederland. Vertrouwen in elkaar.
Het CDA vindt de regionale en lokale media van grote betekenis voor de herkenbaarheid van onderlinge binding in steden, streken en provincies. Ook hier geldt dat de overheid moet bewaken dat meerzijdigheid en onafhankelijkheid van aanbieders in stand blijft. Omroepverenigingen mogen ook voor regionale omroepen desgewenst producties maken.
2.4. Gezondheid en welzijn Om mee te kunnen doen in de samenleving is gezond zijn en blijven een belangrijke voorwaarde. Een gezonde leefstijl kan veel problemen voorkomen Het CDA maakt zich zorgen om het toenemend aantal Nederlanders met ernstig overgewicht. Ernstig overgewicht ofwel obesitas is een groot probleem aan het worden, helaas ook onder jongeren. De overheid heeft met het bedrijfsleven en maatschappelijke instellingen afspraken gemaakt om obesitas gezamenlijk aan te pakken. Voorlichting op scholen en in bedrijven moet de keuze voor gezond eten en meer bewegen aantrekkelijker en gemakkelijker maken. Dit moet leiden tot meetbare resultaten. Een ander punt van zorg is het drugs- en alcoholgebruik onder jongeren. Het CDA vindt dat niet vroeg genoeg kan worden begonnen met het bewust maken van de risico’s van drugs en alcohol en van een ongezonde leefstijl. Daarom is sport ook zo wezenlijk. Het is één van de uitdagingen van deze tijd: de zorg in Nederland goed, voor iedereen toegankelijk en betaalbaar houden. Door de vergrijzing zal de vraag naar zorg toenemen. De capaciteit moet omhoog, net als de ruimte voor nieuwe instellingen. We willen dat de kwaliteit nog verder verbetert. Maar tegelijkertijd moeten de kosten van dit alles in de hand gehouden worden. Zonder kostenbeheersing komen het stelsel en de solidariteit onder grote druk te staan. Een ander aspect van de uitdaging: er zullen veel mensen nodig zijn in de zorg. Personeelstekorten kunnen alleen worden vermeden als werken in de zorg uitdagend en perspectiefrijk genoeg is. Tijdens de kabinetten-Balkenende zijn er al flinke stappen gezet om de zorg toekomstbestendig te maken. In Nederland worden mensen over het algemeen snel en goed geholpen als ze ziek zijn. De wachtlijsten zijn afgenomen. En, heel belangrijk, de nieuwe Zorgverzekeringswet van 2006 biedt veel mogelijkheden voor het gezond houden van de zorg. Het komt er nu op aan die mogelijkheden volop te benutten. De overheid blijft verantwoordelijk voor de kwaliteitseisen, betaalbaarheid en toegankelijkheid van de zorg. Het CDA wil wél minder regulering en meer ruimte en prikkels voor eigen initiatief en ondernemerschap, maar geen volledige marktwerking. Voor de verzekerden komt er steeds meer duidelijkheid over prijs, kwaliteit en service in de zorg. Daarom zijn zij, juist ook omdat ze vaak in collectiviteiten zijn verenigd, voor zorgaanbieders meer en meer een partij om rekening mee te houden. Dit stimuleert zorgaanbieders om te blijven vernieuwen, om zorg nog sneller en nog beter aan te bieden, om de bureaucratie en overhead te beperken. Ziekenhuizen krijgen de ruimte om daar met ondernemingszin op in te spelen, maar ze zullen aan de andere kant omzetschommelingen zelf moeten opvangen. De poortwachterfunctie van de huisarts blijft van groot belang. Het CDA vindt dat goede zorg voor iedereen betaalbaar moet zijn. Dat wordt gewaarborgd door de zorgtoeslag. Het CDA wil deze zekerheid ook voor de toekomst overeind houden. Ook bij premiestijgingen moet het besteedbaar inkomen niet in de verdrukking komen. Een ander punt van aandacht is de AWBZ, de verzekering voor langdurige, chronische zorg. De AWBZ is en blijft wat het CDA betreft een volksverzekering. De premies zijn inkomensafhankelijk en iedereen heeft recht op zorg zonder eigen bijdragen. Toch is het tijd de AWBZ op sommige punten te herijken. De AWBZ is te veel in de greep gekomen van bureaucratie en grootschaligheid. Dat gaat soms ten koste van de aandacht die het personeel aan de patiënt kan geven. Ook hebben ouderen en gehandicapten nu andere behoeften dan in de tijd dat de AWBZ ontstond. Op dit moment is het wonen bijvoorbeeld meeverzekerd. Dat beperkt de keuzevrijheid en is strikt genomen geen zaak van een verzekering tegen chronische aandoeningen. Het CDA wil de component wonen uit de AWBZ halen, met als belangrijk doel nieuwe combinaties van zorg en wonen mogelijk te maken. De AWBZ zal nog meer persoonvolgend worden bekostigd. Het persoonsgebonden budget en de huurtoeslag maken het voor mensen mogelijk om zorg en huisvesting op maat te ontvangen, in een omgeving en in een vorm die men zelf kiest. Dit alles sluit aan bij de bedoeling van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) en maakt het mensen mogelijk gerichter ondersteuning te krijgen bij de belemmeringen die zij ondervinden. Het CDA gelooft in zorg op maat. Mensen hebben hun eigen voorkeuren, hun eigen identiteit en hun eigen begrip van kwaliteit. Daarom willen we bijvoorbeeld ruimte geven aan ouderen die niet door een anonieme, grootschalige instelling willen laten bepalen hoe zij moeten leven en hoe hun dagindeling eruit ziet. Er komt een rijkere schakering aan zorg- en hulpvormen. Zoals gezegd: de overheid blijft nadrukkelijk wel verantwoordelijk voor de kwaliteit, de betaalbaarheid en de toegankelijkheid van de zorg en de ondersteuning. De Wet Maatschappelijke Ondersteuning biedt volop de ruimte aan mensen om verantwoordelijkheid voor elkaar te dragen. De lokale overheid dient ervoor te zorgen dat gebruikers van zorg en welzijn in staat worden gesteld om ondanks hun belemmeringen, aan de samenleving te blijven meedoen. Het CDA zal de invoering van de wet met betrokkenheid en met respect voor de gemeentelijke autonomie volgen. Daarbij maken we ons sterk voor een één-loketaanpak in de WMO.
34
Vertrouwen in Nederland. Vertrouwen in elkaar.
Concept Verkiezingsprogram 2006 - 2011
Curatieve zorg 2.4.1.
2.4.2.
2.4.3.
Patiënten hebben wat te kiezen. Er komt meer zorg op maat. Zorginstellingen kunnen van elkaar gaan verschillen in medische aanpak en in kosten. Er komt ruimte voor privaat ondernemerschap. De voorkeur van het CDA gaat daarbij uit naar (maatschappelijke) ondernemingen die opbrengsten van een goede zorgverlening en organisatie ten goede laten komen aan een verdere verbetering van de zorg. De maatschappelijke onderneming moet dan ook een herkenbare status krijgen in het Burgerlijk Wetboek. Minder regulering in de zorg is nodig. De toetreding van nieuwe aanbieders wordt vereenvoudigd. Ziekenhuizen en verzekeraars krijgen meer ruimte om te onderhandelen over inhoud, prijs of tarieven van behandelingen. Zorgaanbieders beslissen zelf over investeringen en dragen daarvan de risico’s. Dit komt de innovatie in de sector ten goede. De risicoverevening aan verzekeraars wordt daarop aangepast: vooraf in plaats van achteraf. De zorgsector moet meer mogelijkheden krijgen voor het beheren van en investeren in vastgoed, zoals dat ook gebeurd is in bepaalde sectoren van het onderwijs en de sociale huursector. De opbrengsten dienen ten goede te komen van de zorgverlening. Voor de boekwaardeproblematiek wordt in overleg met de sector een oplossing gevonden.
2.4.4.
Het CDA wil dat initiatieven in de ‘anderhalve lijnszorg’ en de ketenzorg worden gestimuleerd. Daarbij gaat het om samenwerkingsverbanden – tussen eerste en twee lijn in – van huisartsen, fysiotherapeuten, diëtisten en ziekenhuizen rondom veel voorkomende aandoeningen zoals diabetes en cara. Deze behandelingen zijn klantvriendelijk, laagdrempelig en kostenefficiënt.
2.4.5.
Mensen moeten weten waar ze aan toe zijn in de zorg. Ze hebben recht op informatie. De overheid moet ervoor zorgen dat ziekenhuizen de kwaliteit en de prijs van behandelingen inzichtelijk maken. Ook verzekerden moeten weten waarvoor ze precies verzekerd zijn: wat is de inhoud van het zorgpakket, onder welke voorwaarden kan men zelf een ziekenhuis of een tandarts kiezen? Deze duidelijkheid moet zich uitstrekken tot de inhoud van alle polissen. Het CDA wil de bestaande wetten die betrekking hebben op de bescherming van de positie van de patiënt/consument bundelen in een Zorgconsumentenwet.
2.4.6.
Geneesmiddelen maken deel uit van een behandeling. Door de geneesmiddelen te koppelen aan een Diagnose Behandelings Combinatie (DBC) worden verschillen tussen ziekenhuizen bij het voorschrijven van ook dure medicijnen duidelijk. Dat leidt tot prijsbewuster werken. Zo lekt er minder geld weg uit de zorg.
2.4.7.
Het CDA staat voor een goede toegankelijkheid van voorzieningen. De overheid moet de bereikbaarheid van de zorg garanderen. Het CDA kiest voor een privaat stelsel onder publieke voorwaarden. De zorgverzekeraars zijn verantwoordelijk voor een dekkend geheel aan voorzieningen.
2.4.8.
De zorgtoeslag blijft de ruggengraat van de basiszorgverzekering en waarborgt dat mensen de premie voor het basispakket daadwerkelijk kunnen betalen, ook als zij een laag of middeninkomen hebben. Bij premiestijgingen komt hun besteedbaar inkomen niet in de verdrukking. De draagkracht van het huishoudinkomen blijft leidend bij de toekenning van de zorgtoeslag.
2.4.9.
Na de voorgenomen evaluatie van de Zorgverzekeringswet vindt een definitieve afweging plaats of de no-claim in de zorg ingeruild moet worden voor een verplicht eigen risico. Belangrijke criteria daarbij zijn de toegankelijkheid van de zorg, mede in relatie tot het kostenbewustzijn, de stimulans tot een prudent gebruik van de zorg en de premieontwikkeling op de middellange termijn. Onderdeel van de evaluatie is ook de periodieke pakketherijking, omdat nieuwe behandelingen en medicijnen ‘automatisch’ worden vergoed en bestaande vergoedingen mogelijk goedkoper kunnen worden vrijgegeven.
2.4.10.
De behoefte aan kortdurende, lichaamsgebonden zorg na ontslag uit het ziekenhuis is onderdeel van de behandeling. Deze kortdurende (korter dan een jaar), op herstel gerichte zorg wordt daarom vanuit de AWBZ overgeheveld naar de zorgverzekeringswet. Hierdoor ontstaan nieuwe samenwerkingsverbanden tussen thuiszorg, verpleeghuizen en ziekenhuizen. Ook zorghotels en thuiszorgorganisaties dingen om de gunsten van de klant.
Chronische zorg 2.4.11.
De AWBZ blijft een volksverzekering voor de niet op genezing gerichte zorg die langer duurt dan één jaar, zoals de zorg voor lichamelijk en verstandelijk gehandicapten en mensen met een chronische psychische aandoening. Het wonen maakt op termijn niet langer deel uit van de AWBZ. Voor huisvesting kunnen normale huren gaan gelden. Wie een woning huurt, kan – afhankelijk van het inkomen – een beroep doen op huurtoeslag. Dat geldt ook voor wie in een zorgcentrum woont, zodat goed wonen voor iedereen betaalbaar blijft. Wanneer er een eigen woning gehuurd wordt, zal de eigen intramurale bijdrage vervallen. Mensen gaan niet dubbel betalen. Wel kunnen instellingen in plaats van
35
Concept Verkiezingsprogram 2006 - 2011
Vertrouwen in Nederland. Vertrouwen in elkaar.
huur een eigen bijdrage vragen voor het gebouw. Ook daarvoor wordt zonodig een huurtoeslag verstrekt. Op deze manier blijven de identiteit en het leefklimaat van een instelling gewaarborgd en worden kwetsbare groepen, zoals verpleeghuisbewoners, ontzien. 2.4.12.
Nieuwe woon-zorgconcepten krijgen de ruimte. Instellingen kunnen huisvesting op maat aanbieden. De cliënt krijgt meer invloed en bepaalt zelf hoe hij of zij woont. Het wonen in een grote instelling blijft mogelijk. Het persoonsgebonden budget en de huurtoeslag maken het mensen mogelijk om zoveel mogelijk zorg en huisvesting op maat te ontvangen in een omgeving die men zelf verkiest. Niet het indicatieorgaan, maar de cliënt zelf bepaalt immers welke woonvorm hij of zij wenst.
2.4.13.
Wanneer de AWBZ is teruggebracht tot een verzekering voor langdurige verzorging en verpleging, kiest het CDA ondubbelzinnig voor het afschaffen van de eigen bijdragen. Alleen eigen betalingen voor bijvoorbeeld wonen en verblijf blijven mogelijk. Deze bijdragen worden voortaan rechtstreeks voldaan aan diegenen die deze voorzieningen ter beschikking stelt. Zonodig is voor de overige verblijfskosten een beroep op de WMO mogelijk.
2.4.14.
Mensen kunnen er voor kiezen om de zorg waar zij recht op hebben zelf in te kopen. Het CDA wil het PGB behouden om dynamiek, maatwerk en klantgerichtheid in de zorg te bevorderen. De bureaucratie rondom het PGB moet worden afgeschaft. De enige tegenprestatie van de PGB-houder is dat deze bij de instanties meldt dat hij of zij het persoonsgebonden budget als vergoeding heeft uitbetaald.
2.4.15.
Het aantal mensen dat getroffen wordt door dementie zal in de komende jaren aanzienlijk toenemen. Voorzieningen voor dementerende mensen (en hun partner) moeten daarom zo snel mogelijk aan de grote vraag voldoen.
2.4.16.
Goede zorg aan het einde van iemands leven is van groot belang. Naast professionele hulp is er veel inzet van mantelzorgers. Echte palliatieve zorg voor degenen die zijn uitbehandeld in het ziekenhuis gaat deel uitmaken van de AWBZ. Mensen moeten kunnen kiezen of en waar zij palliatieve zorg willen krijgen: thuis, in een hospice of in een verpleeghuis of -instelling. Verschillen in vergoedingen zullen daarmee verdwijnen.
2.4.17.
De zorgkantoren in de AWBZ verdwijnen. De uitvoering van de AWBZ en de basisverzekering vindt plaats bij een zorgverzekeraar naar keuze. Afstemming tussen langdurige en niet op herstel gerichte zorg uit de AWBZ en zorg die vergoed wordt door de basisverzekering komt op die manier vanzelf tot stand zonder ingewikkelde stelselherzieningen.
2.4.18.
Het persoonsgebonden budget krijgt ook binnen de WMO een prominente plaats. Dit biedt burgers de nodige vrijheid om hulp op maat te krijgen. Er valt meer te kiezen, overigens alleen voor wie dat zelf kan en wil.
Menswaardige medische technologie Het streven naar kwaliteit van leven of het verminderen van menselijk lijden raakt soms aan ethische dilemma’s. Mogen of moeten we bij de kosten van een behandeling ook kijken naar de opbrengst ervan? Is levensbeëindiging bij volwassenen of kinderen altijd afkeurenswaardig? Welke ruimte moeten we geven aan moderne technologieën zoals het screenen op aandoeningen en stamceltechnologie? Welke prijs zijn we bereid te betalen voor cosmetische ingrepen, voor uiterlijke schoonheid? De moderne humane biotechnologie draagt niet alleen bij aan de kwaliteit van leven, maar brengt ook de Nederlandse gezondheidszorg op een hoger plan en stimuleert innovatie en werkgelegenheid. Het CDA wil daarom het onderzoek naar en de toepassing van technieken om ziekten te voorkomen en te behandelen, stimuleren.
36
2.4.19.
Het afbreken van een zwangerschap is een verstrekkende stap. Mensen moeten in staat zijn om een weloverwogen keuze te maken. Het CDA houdt vast aan de wettelijke bedenktijd en pleit voor onafhankelijke voorlichting over alternatieven (adoptie) en (psychische) gevolgen. Zwangerschapsafbreking moet beperkt blijven tot echte noodsituaties. Extra aandacht moet uitgaan naar het voorkomen van ongewenste zwangerschappen.
2.4.20.
Zwangerschapsafbreking buiten de wettelijke toegestane grenzen en levensbeëindiging bij pasgeborenen is strafbaar. Toch kan in noodsituaties een dergelijke keuze soms in beeld komen. Het CDA onderschrijft in die gevallen het nut en de noodzaak van een deskundigencommissie ter ondersteuning van het werk van de officier van justitie.
2.4.21.
Het speciaal tot stand brengen van embryo’s voor wetenschappelijk onderzoek is verboden in Nederland. Het CDA wil dit verbod handhaven. Gesignaleerde onzekerheden en onduidelijkheden in het huidige wettelijke kader – de Embryowet – moeten (op korte termijn) worden weggenomen.
2.4.22.
De overheid bevordert in eigen land en in de Europese Unie onderzoek naar technieken die een alternatief vormen voor onderzoek waarbij embryo’s gebruikt worden. Het bevordert ook onderzoek dat het succespercentage van in vitrofertilisatiebehandelingen (IVF) verhoogt en voorkomt dat restembyro’s ontstaan. Handelingen met embryo’s worden alleen toegestaan voor zover deze in het rechtstreeks belang zijn van het beginnend menselijk leven binnen het kader van
Vertrouwen in Nederland. Vertrouwen in elkaar.
Concept Verkiezingsprogram 2006 - 2011
de zwangerschap. Het verbod op het creëren van embryo’s ten behoeve van experimenten, kloneren en stamceltherapie blijft van kracht. 2.4.23.
Gentherapie gericht op somatische cellen moet kunnen worden beproefd, die op de kiembaan niet. Octrooiering van menselijke genen mag niet worden toegestaan.
2.4.24.
Een goede zorg, begeleiding en ondersteuning van mensen voor wie de stervensfase is aangebroken, moeten gegarandeerd zijn. Actieve levensbeëindiging vindt slechts plaats in noodsituaties en bij uitzichtloos lijden. Palliatieve zorg moet breed beschikbaar zijn. Zorgverleners en patiënten moeten bekend worden gemaakt met de richtlijn bij palliatieve sedatie. Het Openbaar Ministerie ziet toe op strikte handhaving van de wettelijke normen bij euthanasie.
2.4.25.
Meer dan tweehonderd mensen per jaar overlijden terwijl zij wachten op een donororgaan. Het CDA wil het aantal donoren daarom vergroten. Gemeenten spelen via de afdeling burgerzaken een stimulerende rol bij de registratie. In het verlengde daarvan pleit het CDA voor nader onderzoek naar de effecten van een stelsel waarbij mensen explicieter kiezen of zij wel of geen donor willen zijn. De organisatie in en om ziekenhuizen moet er voorts op gericht zijn iedere donatie te realiseren.
2.4.26.
Het CDA wil een verbod op dierproeven voor niet-medische doeleinden. Er zijn voldoende alternatieven voorhanden.
2.5. Betaalbaar en leefbaar wonen Wonen in een geschikte woning, in een prettige wijk. Daar wil het CDA aan werken. Op dit moment zit de woningmarkt behoorlijk op slot. Jonge mensen vinden moeilijk een betaalbare huur- of koopwoning, ouderen kunnen lastig een geschikte woning vinden, veel mensen blijven noodgedwongen in een te kleine of te grote woning zitten. Gezinnen met een middeninkomen kunnen in de stad niet passend en betaalbaar wonen. Ze wijken dus uit naar de randgemeenten en groeikernen met als gevolg dat in de steden de mensen met de lage inkomens achterblijven – met als gevolg een onevenwichtige samenstelling van de bevolking. Betaalbaar en passend huren is een gedeelde verantwoordelijkheid van corporaties als maatschappelijke onderneming en overheden. Corporaties bouwen meer en gevarieerder, in opdracht van de gemeente. Keuzevrijheid voor mensen om een geschikte woning te huren of kopen, kan alleen als er méér verschillende woningen gebouwd worden. Meer bouwen met kwaliteit is dus ons devies, zowel in de koop- als in de huursector. In de steden moet gebouwd gaan worden voor jongeren, gezinnen en ouderen. In de dorpen en kernen moet gebouwd gaan worden voor de eigen bevolking. Nu gemeenten en provincies meer vrijheid hebben gekregen om de ruimte in te richten voor woningbouw hebben zij volop de kans om met woningcorporaties en investeerders scherpe afspraken te maken. Daardoor kunnen corporaties hun taak waarmaken: betaalbare en passende huurwoningen bieden. Op de woningtoewijzing krijgen verhuurders, zoals corporaties, meer invloed. Er komen afdwingbare prestatie-afspraken tussen de woningbouwcorporaties en de gemeenten. Het CDA wil het eigen woningbezit blijven bevorderen, onder andere omdat het kopen van een woning meer aandacht voor de wijk en de omgeving genereert. De hypotheekrenteaftrek helpt daarbij en die willen we dan ook intact houden. Verder wil het CDA de huurtoeslag aanpassen, zodat in de komende periode wordt toegegroeid naar een situatie dat de huurder nooit meer dan een vast percentage van het inkomen aan (genormeerde) huur kwijt is. Zijn de huurkosten hoger dan dit percentage dan krijgt men een huurtoeslag (lastenmaximering). Bij het vaststellen van die huurkosten gaat de overheid uit van de gemiddelde huur die voor woningen wordt betaald. Een huurder die meer wil verwonen, zal ook meer zelf op tafel moeten leggen. Maar wonen is veel meer dan alleen het huis of appartement. Ook de wijk en omgeving bepalen het woongenot. De woonwijk is voor mensen een plek om elkaar te ontmoeten, te ontspannen en elkaar over en weer te helpen. Groen in en om de stad, ruimte voor ontmoeting en ontspanning maken wonen prettig en stad en dorp leefbaar. Vooral oude wijken in kleine en grote steden hebben extra geld en aandacht nodig om aantrekkelijk te blijven. 2.5.1.
Er moeten meer en ook meer passende woningen worden gebouwd door scherpe prestatieafspraken tussen het ministerie van VROM, gemeenten, corporaties en investeerders op basis van een gemeentelijke woonvisie. Gemeenten en provincies investeren om de bouw van meer woningen mogelijk te maken. En om wijken en buurten zo in te richten dat mensen er leefbaar en veilig kunnen wonen. Bij de afspraken wordt ook de hoogte van kavelprijzen betrokken. Op basis van de waarde van het gemeentelijk onroerend goed (de stille reserve) kunnen de gemeenten extra investeringen in woningen en in leefbaarheid doen.
2.5.2.
Coöperaties nemen hun verantwoordelijkheid als maatschappelijke onderneming en bouwen meer woningen. Ook investeren zij samen met gemeenten in oude wijken in grote en kleine steden. Met name in bepaalde wijken in grote steden moeten meer duurdere woningen komen.
2.5.3.
Woningbouwcorporaties zijn maatschappelijke ondernemingen, die de ruimte moeten krijgen om hun
37
Concept Verkiezingsprogram 2006 - 2011
Vertrouwen in Nederland. Vertrouwen in elkaar.
maatschappelijke verantwoordelijkheid waar te maken. Zij beheren niet alleen de woningen, maar investeren ook in de leefomgeving. Zij kunnen bijvoorbeeld combinaties van wonen en zorg maken, in maatschappelijk vastgoed investeren en financiële problemen van huurders vroeg signaleren. 2.5.4.
38
Het CDA wil dat mensen meer vrijheid hebben om te kiezen waar en hoe men wil wonen. In de prestatieafspraken van gemeenten, corporaties en investeerders moet veel meer aandacht zijn voor specifieke woonwensen van jongeren, gezinnen en ouderen. Beperkte woningtoewijzing mag alleen als een gemeente niet veel nieuwbouw kan realiseren of bij herstructurering van een bestaande wijk. Mensen moeten ook makkelijker een eigen huis kunnen ontwerpen.
2.5.5.
Het CDA is voor het verder verruimen van het huurbeleid, onder voorwaarde dat de woningbouwproductie krachtig gestimuleerd wordt. Hierdoor kan via toewijzing passender worden gewoond. De meeropbrengst voor de woningbouwcorporaties dient geïnvesteerd te worden in de huurtoeslag. Dat alles kan ook meehelpen om de kloof tussen eenzijdig goedkope en eenzijdig dure gebieden in stad en regio te beslechten en komt daarmee tevens tegemoet aan de wens van de vier grote steden. Tezamen met een extra rijksinvestering in de huurtoeslag van enige honderden miljoenen euro’s in de komende periode wordt toegegroeid richting lastenmaximering.
2.5.6.
Steden moeten groener worden om de leefbaarheid van wijken en gezondheid van mensen te verbeteren. Het CDA wil de gevestigde opvattingen over een compacte stad en een gesloten landelijk gebied doorbreken.
2.5.7.
Het CDA wil het eigen woningbezit blijvend bevorderen onder meer door de hypotheekrenteaftrek te behouden. Het CDA wil verder sociale koop en maatschappelijk gebonden eigendom bevorderen. Het CDA nam eerder het initiatief om te komen tot een fonds waardoor starters makkelijker kunnen lenen. Dit fonds moet een extra impuls krijgen. De mogelijkheden voor starters op de woningmarkt wordt zo vergroot.
2.5.8.
Duurzame investeringen in onderhoud van huizen wordt gestimuleerd. In de bestaande voorraad woningen is de meeste energiewinst / duurzaamheid te organiseren. Bovendien draagt het bij aan duurzame innovatie, werkgelegenheid en herwaardering van oude stadswijken. In de vorm van een aanvangsinvestering/gefaciliteerde lening via een revolving fund of PPS kan dit invulling krijgen. Het revolving fund kan gevuld worden door bestaande bedragen vanuit economische zaken en VROM, Fonds Economische Structuurversterking (FES) en (een deel van de) energiebelastingopbrengsten. Uitvoering moet simpel via één loket met beslissingsbevoegdheid.
Wij kiezen voor een samenleving waarin iedereen meedoet.
Wie kan werken heeft recht op werkzekerheid, wie (tijdelijk) niet kan werken heeft recht op zekerheid van inkomen, wie met 65 stopt met werken heeft er recht op te kunnen genieten van de oude dag.
Vertrouwen in Nederland. Vertrouwen in elkaar.
Concept Verkiezingsprogram 2006 - 2011
3. Vertrouwen in een sociaal Nederland: participatie bevorderen en het inkomen beschermen Werk biedt mensen mogelijkheden om zich te ontplooien en om mee te doen in de samenleving. Betaald werken, biedt ook de beste inkomensbescherming. Het stelt mensen in staat om voor zichzelf en hun gezin te kunnen zorgen en om hun pensioen op te bouwen voor later. Mensen die kunnen werken, moeten ook aan de slag kunnen komen. Daarvoor is een goed economisch beleid nodig en een verantwoorde loonkostenontwikkeling. De loonkosten zijn de afgelopen jaren via sociale akkoorden gelukkig gematigd. Zorgelijk blijft dat we aan de ene kant tekorten aan goed opgeleide vakmensen en professionals signaleren, terwijl er tegelijkertijd een grote groep mensen is die door onvoldoende kwalificaties moeilijk aan de slag komt. De combinatie van personeelstekorten en massawerkloosheid is riskant: personeelstekorten zorgen voor hoge lonen, wegtrekkende bedrijven en concurrentieverlies. Personeelstekorten zorgen ook voor te weinig verpleegkundigen en daarom wachtlijsten. Scholen krijgen te maken met lerarentekorten. Dat alles kunnen we ons niet veroorloven. Ook al niet, omdat we iedereen nodig hebben om de oplopende kosten van de AOW en de gezondheidszorg te kunnen betalen. Daarom is het nodig om mensen goed op te leiden en ervoor te zorgen dat er ook tijdens de loopbaan voor wordt gezorgd dat kennis en vaardigheden op peil blijven. Het risico van werkloosheid verkleint daardoor. Dat is in eerste instantie een gezamenlijke opdracht van werkgever en werknemer. De meeste mensen kunnen in hun eigen inkomen voorzien. Wie dat (tijdelijk) niet kan, biedt het CDA via de sociale zekerheid en/of via toeslagen toch inkomenszekerheid. Daarbij kijkt het CDA niet alleen naar het inkomen, maar ook naar de kosten die mensen moeten maken. Als de kosten van kinderen, de huurlasten en de premies van de zorgverzekering te hoog uitvallen, wil het CDA dat compenseren. De hoogte van de AOW-uitkering en de pensioengerechtigde leeftijd zijn bij het CDA in veilige handen
3.1. Een sociaal Nederland, met werkzekerheid en arbeidsaanbod Het CDA streeft naar het verhogen van de arbeidsparticipatie, maar dan wel zo dat mensen hun werk kunnen combineren met zorg en een leven lang leren. Dat laatste is hard nodig want kennis wordt steeds belangrijker. De baan voor het leven zal steeds minder voorkomen: mensen zullen gedurende hun loopbaan verschillende functies bij verschillende werkgevers vervullen, bijscholen hoort daarbij. Er kan nog meer worden gedaan om de arbeidsparticipatie te verhogen. Wij kunnen ouderen bijvoorbeeld stimuleren om tot 65 jaar door te werken. Wij kunnen het gemakkelijker maken om vrijwillig na 65 jaar door te werken. Wij kunnen via veranderingen in de sociale zekerheid werkgevers (en werknemers) aanzetten te voorkomen dat mensen arbeidsongeschikt of werkloos worden. Wij kunnen de overheid verkleinen, zodat de schaarser wordende arbeidskrachten daar aan het werk kunnen waar zij het hardst nodig zijn: in ondernemingen, in scholen, in zorginstellingen of bijvoorbeeld bij de politie. Wij zien ook mogelijkheden om het nu erg versnipperde arbeidsmarktbeleid en reïntegratiebeleid te verbeteren. Door dossieroverdracht, wachttijd, doorlooptijd en niet aansluitende begeleiding raken mensen onnodig op achterstand. Gelukkig wordt steeds meer gewerkt met individuele reïntegratieovereenkomsten. De nieuwe Werkloosheidswet (WW) kent de poortwachterstoets en maatwerk in reïntegratieverplichtingen. Veel gemeenten werken met work-first- en maatwerktrajecten. Toch blijven er hiaten met name in het traject tussen WW en Wet Werk en Bijstand (WWB). Dit traject kan effectiever worden door de verantwoordelijkheidsverdeling binnen de uitvoeringsstructuur te verbeteren. Degenen die door beperkingen niet op de reguliere arbeidsmarkt aan de slag komen, moeten terecht kunnen in de sociale werkvoorziening. Daar moet dan wel voldoende capaciteit voor zijn. Van ondernemers vragen wij dat ze mee gaan werken aan integratie, mensen met een achterstand, waaronder vaak nieuwkomers aan de slag te helpen. Participatie is immers goed voor de integratie en door te werken ontwikkelen mensen hun talenten. Het biedt jongeren en minderheden leer- en stageplekken, zorg met werknemers voor bestendige sociale verhoudingen. 3.1.1.
De levensloopregeling ondersteunt mensen bij hun loopbaan in een snel veranderende arbeidsmarkt. De regeling faciliteert zorg, scholing, ondernemerschap, afbouw van de loopbaan en een tweede carrière.
3.1.2.
De levensloopregeling wordt een individuele spaarverzekering voor periodes van minder inkomen. Een soortgelijke regeling moet er komen voor zelfstandigen. De levensloopregeling is er ter financiering van o.a. : • onbetaald verlof (wat nu al kan) voor zorg, ouderschapsverlof; • een periode tussen twee banen in; • een inkomensaanvulling als men minder gaat verdienen bij een carrièrestap of deeltijdwerk; • een inkomensaanvulling bij aanvaarding van een minder belastende functie aan het einde van de loopbaan; • een inkomen tijdens de opstart van een eigen bedrijf, als het bedrijf nog niet voldoende inkomsten genereert.
3.1.3.
De werkgeversbijdrage moet gericht gegeven kunnen worden: alleen aan diegenen die meedoen aan de levensloopregeling. Dat bevordert collectieve regelingen. Voor jonge mensen wordt de kredietfaciliteit interessant, omdat die fiscaal ondersteund wordt. Als mensen de levensloopregeling gebruiken om scholing te volgen, krijgen ze een scholingsverlofkorting (vergelijkbaar met de ouderschapsverlofkorting).
41
Concept Verkiezingsprogram 2006 - 2011
42
Vertrouwen in Nederland. Vertrouwen in elkaar.
3.1.4.
In CAO’s kunnen maatwerk-afspraken over scholing en van ‘werk naar werktrajecten’ bij ontslag gemaakt worden. Het wordt aantrekkelijk om de ontslagvergoeding te investeren in scholing. Bij de hoogte van de ontslagvergoeding gaan eerdere investeringen in de scholing, de arbeidsmarktpositie en employability (weerbaarheid) van de werknemer op de arbeidsmarkt nadrukkelijk meewegen. In dit verband wordt bezien of en in welke mate de overdracht aan sociale partners van de WW kan bijdragen aan het voorkomen van werkloosheid en investeren in inzetbaarheid.
3.1.5.
Het ambtenarenrecht wordt gelijkgetrokken met het arbeidsrecht in het Burgerlijk Wetboek.
3.1.6.
Voor jongeren tot 23 jaar komt er – in aanvulling op de kwalificerende leerplicht – een leerwerkplicht die hen verplicht om of aan het werk te zijn of een opleiding te volgen.
3.1.7.
Om schommelingen te voorkomen wordt in de sociale zekerheid toegewerkt naar structureel kostendekkende premies voor werkgevers en werknemers. Een verantwoorde loonkostenontwikkeling is van groot belang om onszelf niet uit de markt te prijzen, de werkgelegenheid te behouden en om loonopdrijving in de collectieve sector te voorkomen. Het CDA vertrouwt erop dat sociale partners een verantwoorde loonkostenontwikkeling zullen afspreken.
3.1.8.
Persoonlijke dienstverlening biedt veel eenvoudige werkgelegenheid. De loonkosten voor werkgevers worden verlaagd, zodat er meer banen komen. Voor werkenden is het belangrijk dat de inkomensval voor de werknemer voorkomen wordt. De arbeidskorting wordt zo ingezet dat zij de participatie bevordert en de toeslagen worden beter vormgegeven. Gedurende twee jaar kunnen werkgevers iemand in dienst nemen tegen het huidige minimumloonniveau van 21 jaar. Het besteedbaar inkomen blijft gelijk. De werkgever vergoedt als tegenprestatie de kosten van scholing van de werknemer tot tenminste 10% van het wettelijk minimumloon. Mensen kunnen zich zo via werk en scholing beter kwalificeren voor de arbeidsmarkt via zogenaamde opstapbanen. Het CDA wil geen nieuwe permanente subsidiebanen, maar mensen perspectief geven op regulier werk. Daarna moet de werkzoekende perspectief hebben op een normale baan met CAO-loon bij de werkgever.
3.1.9.
De belastingstructuur wordt meer gericht op het stimuleren van arbeidsdeelname en economische zelfstandigheid. Voor jongere generaties wordt het werken aantrekkelijker gemaakt. Ouders met kinderen behouden keuzevrijheid in de verdeling van arbeid en zorg onderling. Ook de doorgroei van kleine deeltijdbanen naar grotere deeltijdbanen wordt gestimuleerd. De eerste en tweede loonschijf worden samengevoegd. Dat gaat samen met een verhoging van de arbeidskorting, die vervolgens geleidelijk afgebouwd wordt naarmate het inkomen toeneemt. De toeslagen worden beter vormgegeven.
3.1.10.
Discriminatie van gehandicapten en chronisch zieken wordt tegengegaan door actief te werken aan betere beeldvorming en door een voortvarende uitbreiding van de Wet gelijke behandeling ten behoeve van gehandicapten en chronisch zieken.
3.1.11.
Gemeenten krijgen de financiële en bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de Centra voor Werk en Inkomen, de sociale werkvoorziening (WSW) en de Wet Werk en Bijstand. Zij gaan samenwerken op regionaal niveau. Het CWI en de gemeenten in de regio zijn de spil in de arbeidsbemiddeling en reïntegratie op maat. Reïntegratie en arbeidsmarktbeleid komen zo in een hand. Dat zal de kwaliteit en effectiviteit van reïntegratie verbeteren doordat er vroeger in het proces daadkrachtig kan worden ingezet op het juiste reïntegratietraject. Een dergelijk samenhangend beleid geeft de gemeente de mogelijkheid te besparen op de bijstand. Er komt daarom voor gemeenten één fonds voor reïntegratie en integratie. De WSW-infrastructuur kan gebruikt worden voor het toeleiden van mensen die een grotere afstand hebben tot de arbeidsmarkt. Door mensen gericht te begeleiden in hun werkzaamheden zal hun productiviteit en zelfstandigheid groeien. Het aantal banen in de sociale werkvoorziening wordt uitgebreid.
3.1.12.
Het CDA wil de talenten van oudere werknemers blijven benutten. Om het laatste deel van de loopbaan met plezier te kunnen blijven werken kennen veel pensioenregelingen deeltijdpensioen en flexibele pensionering. Het CDA wil dat de levensloopregeling gebruikt kan blijven worden voor deeltijdpensioen. Ook moet de regelingen aangewend kunnen worden als inkomensaanvulling bij het aanvaarden van een minder belastende functie.
3.1.13.
Voor ouderen die daarvoor kiezen, moet het mogelijk zijn ook na 65 jaar te werken met behoud van AOW. De AOWleeftijd wordt niet geflexibiliseerd, maar het wordt juridisch en praktisch eenvoudiger voor werkgever en werknemer om na 65 jaar op basis van een nieuwe arbeidsovereenkomst door te werken, als men dat wil.
Vertrouwen in Nederland. Vertrouwen in elkaar.
Concept Verkiezingsprogram 2006 - 2011
3.2. Een sociaal Nederland, met inkomenszekerheid De meeste mensen kunnen in hun eigen inkomen voorzien. Voor degenen die dat (tijdelijk) niet kunnen wil het CDA inkomenszekerheid bieden via twee wegen: - sociale zekerheid. De werknemersverzekeringen (WW en WIA) bieden inkomenszekerheid aan degenen die arbeidsongeschikt of tijdelijk werkloos zijn. Tijdens de kabinetten Balkenende zijn deze verzekeringen beter gericht op preventie: uitval voorkómen en uitvallers zo snel mogelijk weer aan het werk helpen. In de arbeidsongeschiktheidswetgeving heeft dit zo goed gewerkt dat de uitkeringen voor volledig arbeidsongeschikten verhoogd kunnen worden naar 75% van het loon. Dan is er nog de bijstand: de achtervang voor wie niet via werk, werknemersverzekeringen, AOW of pensioen in zijn inkomen kan voorzien. Het CDA vindt dat bijstand in combinatie met de toeslagen en kinderbijslag voldoende moet zijn om met perspectief een zinvol bestaan te kunnen leiden. - toeslagen. Het CDA is een voorstander van een toeslagenbeleid dat huishoudens ondersteunt in de genormeerde kosten van wonen, zorg en kinderen, zodat er voldoende besteedbaar inkomen overblijft. Dan een ander belangrijk thema: de AOW. Het CDA vindt dat de AOW een welvaartsvast basispensioen moet blijven dat men vanaf 65 jaar ontvangt en is tegen een extra heffing voor 65-plussers zoals de zogeheten fiscalisering van de AOW. Dat zou namelijk de waarde verminderen van de opgebouwde pensioenen; een arbeidsvoorwaarde waar werknemers samen met hun werkgevers voor gespaard hebben. Om diezelfde reden zal het laten betalen van premies door ouderen ook de jongere generaties niet baten. Integendeel, zij worden juist op extra kosten gejaagd. Zij zullen namelijk te zijnertijd óók moeten meebetalen aan hun AOW en dus nu al meer pensioenpremie moeten gaan betalen om dat weer op te vangen. Nederland kent een van de beste pensioenstelsel ter wereld. Aan dit succesvolle systeem wil het CDA niet tornen. Het geheim van ons succes: een welvaartsvast basispensioen in de vorm van de AOW, aftrekbare pensioenpremies die het werknemers mogelijk maken een kapitaalgedekt pensioen ter grootte van maximaal 100% van het salaris op te bouwen en daarnaast mogelijkheden voor individuele arrangementen. Bij die opbouw wordt er rekening mee gehouden dat men later, als gepensioneerde, geen AOW-premie meer hoeft te betalen. Wie dat verandert, verhoogt in feite de lasten van de pensioenpremies. Armoede heeft de laatste tijd veel aandacht gekregen. Wat onderbelicht is gebleven, is dat Nederland in vergelijking met tien jaar geleden en met andere Europese landen, weinig armoede kent. Bovendien, niet iedereen met een laag inkomen is arm. Ook mensen met een hoger inkomen raken soms in grote financiële problemen. Armoede heeft vele gezichten en oorzaken. Dat neemt niet weg dat het probleem serieus moet worden genomen. De bijstand moet daarom in combinatie met de toeslagen en kinderbijslag toereikend zijn om met perspectief te kunnen leven. Het CDA wil daarin ook de komende jaren investeren en extra middelen bestemmen voor kinderen en voor de huurtoeslag. Zo wordt armoede gericht bestreden. Mensen moeten immers volwaardig deel kunnen nemen aan de samenleving. Armoede is overigens vaak niet alleen een kwestie van gebrek aan geld, er is ook sociale en maatschappelijke armoede. Ook dat verdient aandacht. 3.2.1. Het CDA heeft de afgelopen jaren gewerkt om inkomenszekerheid via de WW, WIA, AOW en toeslagen voor de toekomst te waarborgen. Het CDA heeft ook gewerkt aan solide financiën om toekomstige lastenstijging door vergrijzing het hoofd te bieden. Het CDA zal dat beleid voortzetten en wil: • de AOW handhaven als welvaartsvast basispensioen op 65 jaar; • de pensioenaftrek in stand houden om ons solidaire pensioensysteem overeind te houden; • de hypotheekrenteaftrek behouden om het eigen woningbezit te bevorderen, ook voor de middeninkomens; • de kinderbijslag inkomensonafhankelijk te houden voor alle gezinnen om zo de solidariteit tussen huishoudens met en zonder kinderen te waarborgen; • de zorg op grond van de AWBZ niet afhankelijk van het gespaarde vermogen te laten worden. 3.2.2.
Iedereen behoudt de mogelijkheid om fiscaal vriendelijk te sparen voor een pensioen. In veel pensioenregelingen kan het pensioen desgewenst eerder of later dan op het 65ste jaar worden opgenomen, al dan niet in deeltijd. Pensioenfondsen (en verzekerde regelingen) zorgen ervoor dat de inspraak van gepensioneerden royaal geregeld is, zoals ook afgesproken is met de ouderenbonden.
3.2.3.
De sociale verzekeringen hebben als functie het bieden van zekerheid in besteedbaar inkomen en welstand bij ouderdom, werkloosheid of arbeidsongeschiktheid. Het aantal arbeidsongeschikten is teruggelopen. Daardoor kan voor volledig duurzaam arbeidsongeschikten, ook voor WAO-ers, de uitkering worden verhoogd van 70% naar 75% en kan de Pemba-boete worden afgeschaft.
43
Concept Verkiezingsprogram 2006 - 2011
3.2.4.
3.2.5.
Vertrouwen in Nederland. Vertrouwen in elkaar.
De werkhervattingsregeling gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) wordt per sector / onderneming (bij voorkeur privaat) uitgevoerd. Dit maakt het mogelijk om – in goed overleg tussen werkgever en werknemers – te komen tot een ketenaanpak van kwaliteit van de arbeid, preventiebeleid, actief verzuimbeleid en reïntegratie, zo vroeg mogelijk in het traject van ziekte of arbeidsongeschiktheid. Hierdoor wordt de kans op herstel en reïntegratie optimaal benut. Bij optimale benutting van de gedeeltelijke verdiencapaciteit past een loongerelateerde uitkering voor het arbeidsongeschiktheidsdeel. Inkomensbeleid is een zaak van de rijksoverheid. De lastenmaximering wordt zo vormgegeven dat mensen meer zekerheid hebben over hun draagkracht. In de normering van het minimumloon en de toeslagen voor huur, zorgpremie en kinderen wordt rekening gehouden met de noodzakelijke kosten van bestaan. De toeslagen voor huur, zorgpolis, kinderopvang en kindertoeslag (vanaf 2008) worden genormeerd; de percentages moeten wettelijk worden vastgelegd. Met name voor alleenstaanden wordt de huurtoeslag verbeterd, zodat de armoedeval vermeden wordt: werken moet lonen. De kostennormen worden zodanig vastgesteld, dat de bijzondere bijstand voor bijzondere kosten kan fungeren. Voor de doelmatigheid dienen de uitvoeringsorganen over gekoppelde gegevens te beschikken van de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) en WOZ-administratie. De verschillende heffingskortingen, aftrekposten voor bijzondere kosten worden vereenvoudigd en gestroomlijnd.
3.2.6.
Gemeenten voeren de Wet Werk en Bijstand uit. Om armoede te voorkomen, is goede voorlichting nodig over voorzieningen om zo het ‘niet-gebruik’ daarvan terug te dringen. Ook laagdrempelige gestandaardiseerde aanvraagprocedures en formulieren kunnen helpen, evenals correcte en actieve bejegening van cliënten door gemeentelijke en andere overheidsdiensten.
3.2.7.
Overkreditering kan tot een problematische schuldsituatie leiden. Het CDA wil dat de overheid een convenant met kredietverstrekkers afsluit over het leenplafond en centrale registratie. Alimentatie wordt waar nodig centraal geïncasseerd en uitbetaald.
3.2.8.
Het CDA wil onderzoeken hoe een zwangerschaps- en bevallingsuitkering voor zelfstandigen en meewerkende partners vormgegeven kan worden.
3.2.9.
Het CDA wil evenwichtige beloningsverhoudingen bevorderen en doet een appèl op ondernemingen en hun aandeelhouders. Zij hebben een morele verantwoordelijkheid om excessieve beloningen terug te dringen. Het CDA verwacht dat de nieuwe wettelijke informatieplicht aan de ondernemingsraad over beloning evenwichtige verhoudingen binnen ondernemingen zal stimuleren. Aandeelhouders krijgen volledige transparantie in alle beloningscomponenten van bestuurders en commissarissen en zeggenschap daarin. Het CDA vindt dat maatschappelijke ondernemingen een extra verantwoordelijkheid hebben vanwege hun maatschappelijke doelstelling en verwacht dat zij via een governance-code de topinkomens matigen.
44
Wij kiezen voor duurzaam en innovatief ondernemen.
Nederland moet concurrerend blijven in de internationale economie. Dat vraagt om een goede infrastructuur, om gematigde lonen, om vakmensen, om ondernemerschap en om gerichte investeringen in exportmarkten van de toekomst: duurzaamheid, schone energie, een innovatieve zorg.
Vertrouwen in Nederland. Vertrouwen in elkaar.
Concept Verkiezingsprogram 2006 - 2011
4. Vertrouwen in een ondernemend Nederland: bruisend en werkend 4.1 Nederland concurrerend en vernieuwend De economie groeit gelukkig fors, na jaren van economische recessie. De afgelopen jaren is door de kabinetten-Balkenende veel werk verzet om ons land en onze economie sterker te maken. Er is geïnvesteerd in innovatie en onderwijs. Het klimaat voor ondernemers is verbeterd en regels en administratieve lasten zijn verminderd. En inderdaad wordt er weer geïnvesteerd en groeit de economie dit jaar fors, na jaren van economische crisis. De komende jaren kunnen we hierop voortbouwen. Nederland is een innovatief land met veel kennis en creativiteit. We beschikken van oudsher over handelsgeest en commercieel talent om op de wereldmarkt successen te boeken. Dat geeft ons een sterke uitgangspositie. Ons land is de thuisbasis van veel grote mondiale concerns en is rijk aan snelgroeiende middenbedrijven, familiebedrijven en nieuw ondernemerschap. De economie van morgen zal voortbouwen op de sterke sectoren van vandaag, en op de nieuwe en opkomende sectoren van morgen. Bijvoorbeeld: agrifood, hightech, gespecialiseerde chemie, watertechnologie, transport en logistiek, telecom, de financiële sector en een groeiende creatieve sector. Nederland heeft kortom mogelijkheden genoeg om te blijven behoren tot de welvarendste landen van de wereld. De globalisering, die soms een bedreiging lijkt, biedt veel nieuwe kansen. Nederland moet het hebben van handel en export, en heeft dus alle belang bij een open economie. Nieuwe kansen ontstaan ook doordat ICT het mogelijk maakt dat mensen over de hele wereld met elkaar samenwerken. Er komen enorme afzetmarkten bij nu landen in Azië zich in rap tempo transformeren tot economische grootmachten. Ook in Europa zien we dat economieën steeds meer met elkaar verweven raken. Inwoners van de voormalige Oostbloklanden, kunnen geleidelijk aan vrij naar ons land komen om te werken. Een interessante ontwikkeling is dat het ontwikkelen van alternatieven voor vervuilend consumeren en produceren niet alleen maar geld kost. Schoner produceren en innoveren passen uitstekend in de agenda van een kenniseconomie. Innovatie creëert bovendien banen, juist ook in onze maakindustrie. Innovatie kan bovendien de export bevorderen. Ook andere landen zijn immers geïnteresseerd in de innovaties die hier werken. Innovatie stelt de landbouw in staat om een steentje bij te dragen aan natuurbeheer en aan duurzaamheid: biobrandstoffen in plaats van benzine en planten in plaats van olie voor de industrie. Onderzoek en ontwikkeling zijn noodzakelijk om verder te groeien. Maar met name de private investeringen in onderzoek en ontwikkeling blijven achter. De overheid kan, door de goede randvoorwaarden te scheppen, private investeringen uitlokken, zodat kennis door ondernemers kan worden gebruikt om nieuwe producten en diensten en nieuwe productieprocessen te ontwikkelen. En, we hebben het al vaker gezegd, maar we herhalen het nog maar eens: er is ruimte nodig voor nieuw ondernemerschap, maar ook voor bestaande ondernemingen. De ondernemers scheppen immers de banen en zorgen dat de welvaart van Nederland groeit. Een groeiend aantal allochtone ondernemers geeft een impuls aan de Nederlandse economie. Nederland is ook de thuisbasis voor veel grote mondiale concerns. Daar kunnen we trots op zijn evenals op onze familiebedrijven, de snelgroeiende middenbedrijven en veel nieuw ondernemerschap. Toch zijn er belemmeringen. Te vaak stranden goede ideeën en simpele oplossingen van burgers en bedrijven in procedures en bureaucratie. De komende jaren zal de overheid ondernemers, instellingen en mensen ruimte en vertrouwen moeten geven. Bijvoorbeeld door makkelijker vergunningen te verstrekken en pas in te grijpen als men zich niet aan de regels blijkt te hebben gehouden. Voor een goed vestigingsklimaat zijn bovendien investeringen nodig in de zogenaamde groene infrastructuur, in een groene omgeving zodat het voor bedrijven ook in dit opzicht aantrekkelijk blijft om zich in Nederland te vestigen. 4.1.1.
Het Innovatieplatform adviseert over innovatie-, industriebeleid en bevordering van ondernemerschap en zal bestaande adviesorganen op dit domein gaan integreren, zodat overlap, dubbelingen en bureaucratie verdwijnen. Het platform richt zich vooral op sectoren en onderzoek waar Nederland sterk in is of kan worden: de sleutelgebieden moeten verder ontwikkeld worden.
4.1.2.
Het CDA wil het klimaat voor ondernemerschap verder verbeteren en bestaande knelpunten in de fiscale opvolgingsproblematiek verminderen. Verder moeten bestaande durfkapitaalregelingen effectiever ingezet worden gericht op een goede toegang tot de kapitaalmarkt voor starters en groeiende bedrijven. Ook worden microkredieten gemakkelijker verstrekt; die geven met name allochtone ondernemers een betere start en doorgroei. Er komt een garantstellingsregeling voor microkredieten.
4.1.3.
Er komt meer onderzoeksgeld, gekoppeld aan co-financiering vanuit de private sector. Overheid en bedrijfsleven zullen meer moeten investeren in onderzoek en ontwikkeling en dan met name in het valoriserende onderzoek. Meer focus en massa in het wetenschappelijk onderzoek kan worden bereikt door de strategische keuzen verder uit te werken, zodanig dat het ook bijdraagt aan het competetitief vermogen van Nederland. Er gaan gelden van de eerste naar de tweede geldstroom en deze worden verdeeld op basis van landelijke prioritaire thema’s en excellente kwaliteit. Universiteiten zullen onderling beter moeten samenwerken. Praktijkgeoriënteerd onderzoek in het HBO kan een belangrijke bijdrage leveren aan de kenniscirculatie tussen hogescholen, bedrijven en instellingen.
4.1.4.
Ondernemingen in het midden- en kleinbedrijf zorgen voor een gezonde Nederlandse economie. En om gezond te blijven moeten bedrijven vernieuwen. Ondernemers weten dat als geen ander. Ze verbeteren voordurend hun processen of lanceren nieuwe producten en diensten. Die drang om te vernieuwen wil het CDA krachtig versterken. De samenwerking tussen universiteiten, hogescholen en kenniscentra en het bedrijfsleven dient verder verbeterd te worden. De investeringen in innovatievouchers voor het midden- en kleinbedrijf worden voortgezet. Toegepast
47
Concept Verkiezingsprogram 2006 - 2011
Vertrouwen in Nederland. Vertrouwen in elkaar.
onderzoek vindt meer vraaggestuurd plaats. Door middel van personele uitwisseling tussen hbo/universiteit enerzijds en het MKB anderzijds worden directe verbanden gerealiseerd. Zo kan de innovatiekracht van het bedrijfsleven worden vergroot en gaan kennisinstellingen meer vraaggericht werken. 4.1.5.
Om private investeringen in onderzoek en ontwikkeling te bevorderen en innovatie te versnellen wordt de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO) uitgebreid, onder meer gericht op startende innovatoren. Zo wordt het Nederlandse investeringsklimaat voor onderzoek en ontwikkeling in belangrijke mate versterkt en worden nieuwe activiteiten uitgelokt.
4.1.6.
Bij de acquisitie van buitenlandse bedrijven maakt Nederland gebruik van de kracht van de verschillende regio’s. Buitenlandse R&D-bedrijven kunnen een beroep doen op het innovatie-instrumentarium waarover ons land beschikt, ook voorafgaand aan vestiging. Zo worden buitenlandse R&D-bedrijven gedurende het locatiekeuzeproces gestimuleerd om tot investering in Nederland over te gaan. Daadwerkelijke vestiging wordt dan voorwaardelijk voor daadwerkelijke subsidieverlening.
4.1.7.
De overheid kan met haar aanbestedingsbeleid innovatie bevorderen, bijvoorbeeld door innovatieve overheidsopdrachten uit te zetten, waarbij niet alleen de prijs maar ook het innovatie- en exportpotentieel wordt meegewogen. Een bepaald percentage van overheidsopdrachten wordt geoormerkt voor het midden- en kleinbedrijf.
4.1.8.
Het CDA wil dat de overheid een markt voor meer duurzame energie en duurzame producten stimuleert door innovaties en hun verspreiding te versnellen. Daarmee wordt ook nieuwe werkgelegenheid gecreëerd. Dit laatste kan door de duurzame producten qua prijs aantrekkelijker te maken ten opzichte van vervuilende producten (fiscale vergroening). Instrumenten stimuleren bij voorkeur zelfregulering, waardoor partijen zelf werken aan innovatieve oplossingen voor de milieuproblematiek.
4.1.9.
Ook de overheid kan slimmer werken. Zo kan de digitale overheid ervoor zorgen dat burgers en ondernemingen maar één keer hun gegevens hoeven aan te leveren bij de overheid. De overheid stimuleert dat kennis en praktijkervaringen, met name rond ICT, breder en gerichter worden ingebed in het onderwijs, in het veiligheidsbeleid, bij identificatie, bij de infrastructuur en bij de toepassing van het recht.
4.1.10.
Voor de komende vier jaar wordt een harde reductie van administratieve lasten en nalevingskosten afgesproken. Vergunningenstelsels worden verder teruggedrongen en waar nodig gebundeld of vervangen door algemene regels. De overheid vermindert het aantal toezichthouders, en voorkomt dat toezichthouders zelf aanvullende regels stellen. Minder controles versterken het vertrouwen. Bij overtredingen wordt de sanctie hoger.
4.1.11.
In het onderwijs, van het vmbo tot universiteit, wordt het keuzevak ondernemerschap ingevoerd, met uiteraard de mogelijkheid daaraan in allerlei varianten invulling te geven, bijvoorbeeld via mini-ondernemingen, via ondernemers voor de klas en stages in het bedrijfsleven. In samenwerking met het bedrijfsleven worden ondernemerscentra opgericht waar het ondernemerschaponderwijs een impuls krijgt. Jong geleerd is oud gedaan.
4.1.12.
Mensen met kennis en vaardigheden waar in Nederland een tekort aan is, krijgen gemakkelijker toegang tot ons land. Op basis van een snelle toets verkrijgen ze voor een bepaalde periode toegang tot onze arbeidsmarkt. Bij vertrek krijgen ze een deel van de betaalde premies voor de wettelijke sociale zekerheid terug. Voor buitenlandse studenten wordt het gemakkelijker om na hun studie in Nederland aan het werk te gaan.
4.1.13.
Vanzelfsprekend wordt illegale tewerkstelling streng bestraft. In het kader van vrij verkeer van werknemers binnen de EU kan geen sprake zijn van oneerlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden.
4.1.14.
Het uitgangspunt van het consumentenbeleid is en blijft de eigen verantwoordelijkheid van consumenten en bedrijven. Daarom wil het CDA inzetten op versterking van de zelfregulering en laagdrempelige, snelle en bindende geschillenbeslechting. Meer keuzevrijheid (en dus meer partijen op de markt en minder regels) gaat gepaard met meer eigen verantwoordelijkheid voor consumenten en bedrijven maar ontslaat de overheid niet van de taak misstanden aan te pakken. Met de oprichting van de Consumentenautoriteit kunnen deze misstanden worden aangepakt.
4.2. Een duurzame economie De aarde en de natuur zijn ons gegeven; we mogen er gebruik van maken om te leven en van te genieten. Maar we zullen dit alles ook weer in goede staat over moeten dragen aan onze kinderen en kleinkinderen. Het CDA wil milieudruk niet afwentelen op toekomstige generaties of op ontwikkelingslanden. Economische groei mag niet ten koste gaan van het milieu. Er is in Nederland al veel bereikt. We produceren veel milieuvriendelijker dan enige jaren geleden, mede dankzij goed beleid en samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven. Economische groei en een gezonder milieu gaan steeds beter samen. Verdere resultaten zijn te boeken door
48
Vertrouwen in Nederland. Vertrouwen in elkaar.
Concept Verkiezingsprogram 2006 - 2011
consumenten, producenten, bedrijven en maatschappelijke organisaties te betrekken bij het milieubeleid en hen aan te spreken op hun verantwoordelijkheid. Milieu is een grensoverschrijdende aangelegenheid. Opkomende economieën zoals China en India zullen extra milieubelasting veroorzaken en het tempo van vervuiling versnellen. In Nederland zien we dat een groot deel van onze lucht- en watervervuiling van over de grens komt. Er zijn voorbeelden van goede internationale samenwerking. Met de zogenaamde Kyoto-afspraken zijn zeker vorderingen gemaakt, maar nog lang niet genoeg. Dan een ander belangrijk onderwerp: energie. Onze afhankelijkheid van fossiele brandstoffen maakt ons kwetsbaar voor instabiliteit in die delen van de wereld waar deze brandstoffen vandaan komen. De voorraden olie, aardgas en ook kolen zijn bovendien niet alleen eindig, maar steeds vaker ook duur (olie) of smerig (steenkool). Onze economie is kwetsbaar voor schommelingen van olieprijzen. Op mondiaal en Europees niveau moet daarom worden samengewerkt, bijvoorbeeld over voorzieningszekerheid in Europa. Energie moet betaalbaar, betrouwbaar en schoon worden. Een volledige omschakeling naar duurzame bronnen zal enkele decennia in beslag nemen. En dan nog zullen we er nu al mee moeten beginnen. Op de korte en middellange termijn kan dit bereikt worden door energiebesparing, een schoner gebruik van fossiele bronnen en de inzet van klimaatneutrale bronnen, bijvoorbeeld CO2-opslag. Het einddoel is de overstap naar duurzame energie zoals zonne-energie en windenergie. Deze transitie biedt ook enorme kansen voor innovatie en nieuwe werkgelegenheid. 4.2.1.
Nederland steunt de Europese milieudoelstellingen, zolang die doelstellingen gepaard gaan met een ambitieuze aanpak aan de bron. Ook moet vooraf inzichtelijk worden gemaakt wat de effecten van Europese regelgeving zijn op de specifieke Nederlandse situatie. Het CDA wil streefwaarden, opgenomen in EU-richtlijnen, op het gebied van energiegebruik (duurzame elektriciteit, biobrandstoffen) zo snel mogelijk in Nederlandse wetgeving vertalen.
4.2.2.
Bij de milieunormering moet de overheid methoden kiezen die zoveel mogelijk een appèl doen op de verantwoordelijkheid van mensen, ondernemingen en organisaties. Dat lokt innovatie uit. De normen moeten consistent en stabiel zijn en elkaar niet overlappen of tegenspreken. Regelgeving, vergunningverlening en handhaving moeten aangepast worden aan de eisen van deze tijd (bijvoorbeeld één omgevingsvergunning inclusief water). De overheid werkt pas met extra heffingen als er voor burgers ook reële alternatieven voor het extra belaste product zijn (bijvoorbeeld reëel beschikbare schonere brandstoffen).
4.2.3.
Energie is van essentieel belang voor onze samenleving. De Nederlandse overheid blijft daarom verantwoordelijk voor de energievoorzieningszekerheid. Zij zal erop toezien dat de energiebedrijven dit garanderen. Die moeten de komende jaren fors investeren in het productievermogen van de elektriciteitssector en in de toevoer van gas. Belangrijk voor de energievoorzieningszekerheid is de opslagzekerheid van gas. Hier kunnen kleine gasvelden een oplossing en zelfs een belangrijke economische kans bieden. Het hoogspanningsnet blijft in de handen van de Nederlandse overheid. Energiebedrijven die hun centrales en leveranciersbedrijven verkopen, splitsen hun distributienetten af, zodat deze in publieke handen blijven.
4.2.4.
Energiebesparing is een goede manier om de risico’s van het huidige energiegebruik te verminderen. Het levert bovendien geld op. Vanaf 2010 of zoveel eerder als mogelijk zal twee procent energie moeten worden bespaard.
4.2.5.
Het CDA wil dat de milieubelasting meer in de kosten van het vliegverkeer worden verdisconteerd. Vliegen voor personen wordt daardoor duurder.
4.2.6.
Het CDA wil van overheidswege een markt voor meer duurzame energie en duurzame producten realiseren door innovaties te stimuleren en hun verspreiding te versnellen. Het CDA wil Nederland en Europa binnen twintig jaar voor 25% op duurzame alternatieven en schone fossiele grondstoffen over laten stappen.
4.2.7.
Het stimuleren van aardgas en biobrandstof bij verkeer en vervoer moet per direct gestart worden. Aardgas is als transitiebrandstof te gebruiken. Rond 2015 rollen de eerste zero-emmission voortuigen van de band. Tegen 2015 dient daarom in Nederland waterstof getankt te kunnen worden.
4.2.8.
4.2.9.
Bij de energievoorziening voor nieuwe woningen en bedrijfspanden moet worden gezocht naar zuiniger verwarmingsmethoden. Bijvoorbeeld aardwarmte, restwarmte uit de industrie, zonne-energie en warmte-koudeopslag. Een verkenning naar de (on)mogelijkheden van Concentrated Sun Power zal uitgevoerd worden. Het CDA wil duurzaamheid verwerken in de (energie-)prijs van goederen, bijvoorbeeld via hoge en lage BTW. Voor spaarlampen gaat het lage tarief van 6% gelden in plaats van 19%. De Energiebox voor consumenten wordt breed verspreid. En de overheid laat alleen nog energiezuinige gebouwen bouwen. Duurzame energie zal gaandeweg een groeimarkt zijn. Nederland heeft goede mogelijkheden om CO2 op te slaan, om te werken aan een kennisintensieve landbouw en om zijn kennisinstituten op het gebied van duurzame ontwikkeling tot de wereldtop te laten behoren. Nederland heeft ook voorzieningen voor relatief schoon aardgas. Opslag van
49
Concept Verkiezingsprogram 2006 - 2011
4.2.10.
4.2.11.
Vertrouwen in Nederland. Vertrouwen in elkaar.
aardgas in lege gasvelden biedt ons land bovendien de mogelijkheid om een knooppunt voor voorzieningszekerheid in West-Europa te worden. Werkgelegenheid kan groeien in de offshore-industrie (CO2-opslag en windenergie op zee), in de biomassa-sector (landbouw, afvalverwerkers en distributie) en bij de PV-industrie (ten behoeve van zonnecellen). Het bedrijfsleven zal onder het nieuwe systeem van de emissiehandel de kosten minimaliseren; dat zal innovatie bevorderen. Opslag of afvang van CO2 kan onder het emissiehandelssysteem gebracht worden. Ruim voordat de Kyotoperiode afloopt, moet investeerders zekerheid worden geboden over het toekomstig emissierechtenbeleid. Het systeem voor handel in emissierechten kan worden verbreed met een langjarig perspectief voor investeerders. Binnen de context van Europa, en uitgaande van een zich ontwikkelende innovatieve afvalverwerking en van de mogelijkheid om afval veilig op te slaan, blijft kernenergie gedurende de transitie naar duurzame energie een van de opties om op een klimaatneutrale manier de CO2 uitstoot van de elektriciteitsproductie te verminderen. Vanzelfsprekend worden ook hoge eisen gesteld aan de productie: veilig en met de modernste technieken. Mede in het licht van de belangrijke internationale rol die Nederland vervult bij het verrijken van uranium zullen de inspanningen voortgezet worden om kernenergie verantwoord toe te passen / toepasbaar te maken.
4.3. Ruimte, natuur, landschap en water Nederland heeft schitterende landschappen, waaruit veel over onze geschiedenis valt af te lezen. Dat willen we graag zo houden. Maar er is ook ruimte nodig voor andere zaken. Bedrijven moeten zich kunnen vestigen op geschikte en bereikbare locaties. Dat is van belang voor de werkgelegenheid en voor de economische groei. Ook het realiseren van een goed woon- en leefklimaat vereist ruimte. Tegelijkertijd eisen bijvoorbeeld de klimaatverandering, hoogwaterproblemen, de ontwikkeling van Schiphol en de bereikbaarheid in en van de Randstad ruimte op. Dit moet verstandig in elkaar worden gepast en in ons kleine land vraagt dat om een integrale aanpak. Het CDA ziet veel perspectief in het combineren van functies, bijvoorbeeld combinaties van water en wonen, toerisme en landbouw (blauwe diensten), bedrijvigheid en natuur. Kwalitatieve investeringen in de groene infrastructuur, waaronder ecologische hoofdstructuur, verbindingszones en nationale landschappen, blijven nodig. Het landschap vraagt een kwaliteitsimpuls en moet beleefbaar en toegankelijk zijn. 4.3.1.
Het CDA wil het Nederlandse landschap met zijn cultuur-historische landschapspatronen en kenmerken behouden. Het landschap heeft een eigen, intrinsieke waarde met eigenschappen als rust, ruimte, schoonheid en rijkdom aan flora en fauna. Het landschap heeft ook een economische waarde: als vestigingsfactor en als inkomstenbron voor landbouw, recreatie en toerisme.
4.3.2.
Het CDA wil investeren in een groene infrastructuur. Groen ‘in en om de stad’ en de nationale landschappen krijgen een financiële impuls. Daarnaast blijft het CDA inzetten op het realiseren van de ecologische hoofdstructuur, inclusief de robuuste verbindingen. Verkend wordt de totstandkoming van het nationaal erfgoed t.b.v. groen / blauwe investeringen. Door particulier initiatief (bijvoorbeeld via revolving fund) kan het Deltalandschap een vervolg krijgen.
4.3.3.
Maar liefst 70 procent van Nederland bestaat uit agrarisch cultuurlandschap. Zonder agrarisch ondernemerschap is een vitaal platteland niet mogelijk. Dat kan alleen als het agrarisch grondgebruik economisch rendabel is. Dan zal het landschap behouden blijven en ontwikkeld worden, zonder veel extra kosten voor de overheid.
4.3.4.
Rivieren moeten waar noodzakelijk en mogelijk meer ruimte krijgen; water is medeordenend voor de ruimtelijke inrichting. Het werken aan veilige dijken en verbeterde kustwering verdient prioriteit, zodat er geen catastrofale rampen kunnen ontstaan als gevolg van extreme weersomstandigheden, bodemdaling en zeespiegelstijging. Om de uitdagingen op het gebied van waterbeheer goed het hoofd te bieden, moeten de bestuurs- en financieringsstructuur van de waterschappen worden gemoderniseerd.
4.3.5.
Veel projecten in de ruimtelijke ordening komen tot stand zonder rechtstreekse bemoeienis van het rijk. Een nationale ruimtelijke hoofdstructuur geeft alleen weer welke waarden tenminste gegarandeerd worden en voor welke structuren het rijk een grotere verantwoordelijkheid heeft. Een integrale ruimtelijke investeringsstrategie, mede te financieren uit het fonds economische structuurversterking, houdt rekening met langetermijnontwikkelingen als klimaatverandering, bereikbaarheid van de stad en stationsomgevingen in steden.
50
4.3.6.
Integrale gebiedsontwikkeling, die rekening houdt met milieu, natuur, landschap en water wordt gestimuleerd. Voorbeelden zijn de IJsseldelta, de Blauwe Stad en het Wieringerrandmeer. Economie, infrastructuur en een duurzame leefomgeving worden tegelijkertijd ontwikkeld, zodat overheden, ondernemingen, organisaties en mensen zich daar ook verantwoordelijk voor voelen.
4.3.7.
Juist op de plek waar het dagelijks leven zich afspeelt, dienen burgers het vertrouwen te hebben dat ze geen bovenmatige gezondheids- of andere veiligheidsrisico‘s lopen en dienen overlast en hinder tot een minimum te worden beperkt.
Vertrouwen in Nederland. Vertrouwen in elkaar.
Concept Verkiezingsprogram 2006 - 2011
4.3.8.
Het CDA wil boeren, op basis van meerjarige overeenkomsten, bij voorkeur betrekken bij de zorg voor het Nederlandse cultuurlandschap om een toegankelijker en leefbaarder agrarisch cultuurlandschap te realiseren. De overheid moet wat het CDA betreft ruimte bieden aan plattelandsondernemers met nieuwe of verbrede activiteiten die een eigen plek willen verdienen in het landelijk gebied. Het platteland als achtertuin van de stad heeft grote potentie. Daarom wil het CDA dat bij de beleidsontwikkelingen op het gebied van ruimtelijke ordening en natuur ook het thema toerisme en recreatie wordt opgenomen.
4.3.9.
Het CDA wil met een ‘databank natuurgegevens’ inzichtelijk maken welke natuurgegevens van belang zijn voor bouwlocaties. Deze online-voorziening kan een einde maken aan de vertraging van bouwprojecten als onbedoeld neveneffect van het beleid om natuur en biodiversiteit te beschermen.
4.4. Mobiliteit De meeste mensen reizen elke dag: met de auto, fiets of openbaar vervoer. Met goederenvervoer verdienen we in Nederland veel geld. Maar we staan vaak in de file. Dat is een economische en sociale kostenpost. Files veroorzaken bovendien meer milieuvervuiling. Het CDA wil daarom investeren in wegen: een beperkt aantal ontbrekende schakels in ons wegennet en vooral de verbreding van wegen. Verder pleiten wij voor het beprijzen van kilometers. Dat maakt autorijden niet duurder. Maar het geld wordt besteed aan onderhoud en aanleg wegen. Het CDA wil de betrouwbaarheid en de kwaliteit van het openbaar vervoer verhogen. Het CDA wil daarbij inzetten op schoner rijden, op duurzame mobiliteit. Via meer en beter openbaar vervoer, maar ook door schoon rijden te belonen. De vervuilende uitstoot van benzine en diesel moet bij de bron worden aangepakt: door het stimuleren van schonere brandstoffen en motoren. 4.4.1.
Het CDA wil Nederland beter bereikbaar maken. Het CDA geeft prioriteit aan wegverbreding en betere benutting van bestaande wegen. Rond een beperkt aantal ontbrekende schakels kunnen nieuwe doorsnijdingen van het landschap aan de orde zijn. In de EU moeten de internationale weg, spoor- en vaarverbindingen verder ontwikkeld worden.
4.4.2.
Bij de aanleg van infrastructuur moet meer gebruik gemaakt worden van kennis en risicokapitaal van het bedrijfsleven. Bijvoorbeeld door aanleg, financiering, beheer en onderhoud in één pakket onder te brengen. Dit zal leiden tot meer infrastructuur en tot een beter onderhoud.
4.4.3.
In de komende periode wordt een andere beprijzingssysteem van autorijden voorbereid. Het streven is om in 2012 een systeem van betaling in te voeren. Per gereden kilometer wordt dan naar tijd en plaats betaald. Op rustige plaatsen en tijdstippen betalen mensen minder dan op drukke plaatsen en tijdstippen. BPM (aanschafbelasting), motorrijtuigenbelasting en Eurovignet worden uiteindelijk (geheel of gedeeltelijk) vervangen door een systeem van betalen per kilometer. De inningskosten mogen maximaal 5% van de opbrengsten bedragen. De opbrengsten van de beprijzing zullen ook werkelijk aan infrastructuur en bereikbaarheid worden besteed. Het moet voor regio’s mogelijk worden om de aanleg van wegen te versnellen door hiervoor een prijs te vragen.
4.4.4.
4.4.5.
4.4.6.
Het CDA wil meer investeren in (onderhoud van) het spoor. De achterstand moet worden weggewerkt. De snelle en hoogwaardige verbindingen binnen Randstad en Brabantstad hebben prioriteit. De openbaar vervoerverbindingen naar het oosten worden verbeterd. De afspraken met noord-Nederland over economische structuurversterking door een snelle Zuiderzeelijn-spoorverbinding dienen te worden nagekomen (inclusief de toegezegde rijksbijdrage van 2,7 miljard). Indien een dergelijke snelle verbinding onvoldoende structuurversterkend rendement oplevert en/of niet verantwoord te exploiteren is, dient er, afgestemd met het Noorden en, uitgaande van deze afspraken, een alternatief samenhangend pakket te komen. Daarvan maken infrastructurele maatregelen een substantieel deel uit. Het CDA is tegenstander van een verdere liberalisering en privatisering van het nationale spoorvervoer. Decentraliseren van regionale spoorlijnen kan, als het volledige exploitatiebudget wordt overgeheveld. Het CDA wil milieuvervuiling zo veel mogelijk aan de bron bestrijden. Schone en zuinige motoren en brandstoffen, bijvoorbeeld hybride auto’s, worden fiscaal gestimuleerd. Ook in het systeem van beprijzing moet rijden in een schone auto flink voordeliger zijn. Het nadeel van het uitwijken naar buurlanden bij verschil in brandstofprijzen is met een hierop toegesneden kilometerheffing te ondervangen. Ook het openbaar vervoer moet schoon kunnen rijden. Bij busbedrijven zijn daarvoor al aanzetten gegeven. Ook op het spoor is emissievrij vervoer een belangrijke ambitie, ook al om op het punt van duurzaamheid geen achterstand op te lopen ten opzichte van het autoverkeer. Het CDA wil werken aan een verdere daling van verkeersslachtoffers. Achter elk slachtoffer in het verkeer schuilt een familiedrama. Het verkeer eist nog te vaak een hoge prijs. Daarom is er de afgelopen kabinetsperiode sterk geïnvesteerd in veiligheid. Daarmee moeten we doorgaan. Alcohol en drugsgebruik in het verkeer wordt hard aangepakt.
51
Concept Verkiezingsprogram 2006 - 2011
Vertrouwen in Nederland. Vertrouwen in elkaar.
De mainport-functie van de Rotterdamse haven is erg belangrijk voor onze economie. Het CDA wil goede achterlandverbindingen onderhouden en de Tweede Maasvlakte mogelijk maken. Door meer geld uit te trekken voor beheer en onderhoud van vaarwegen, wordt het goederenvervoer over water gestimuleerd. Ook de innovatie van de binnenvaart wordt gestimuleerd. Doorgroei van Schiphol is mogelijk in combinatie met wettelijk handhaafbare maatregelen om de geluidsoverlast te laten afnemen. Er komt een nationaal kader voor regionale vliegvelden.
4.5. Ondernemerschap in de landbouw en tuinbouw De land- en tuinbouw is één van de meest innovatieve sectoren in Nederland. Het kleine Nederland is na de VS en Frankrijk de grootste exporteur van land- en tuinbouwproducten ter wereld, terwijl maar 10% van onze beroepsbevolking in deze sector werkzaam is. De land- en tuinbouw staat voor grote uitdagingen: meer concurrentie, afnemende subsidies en strengere milieu-eisen. Het goede nieuws is dat de vraag naar kwaliteitsproducten wereldwijd groeit evenals de vraag naar voedsel. Ook de olieschaarste is gunstig voor de landbouw want er zal meer vraag komen naar biobrandstoffen. Het CDA wil de sector helpen met innovatie, het overschakelen naar duurzame productiemethoden en het ontwikkelen van een toekomstgericht plattelandsbeleid. Naar verwachting zal de daling van het aantal land- en tuinbouwbedrijven zich ook in de komende jaren voortzetten. Dat geldt ook voor de visserij. Het stoppen met een bedrijf of de constatering dat er voor een volgende generatie geen perspectief is, is pijnlijk. In een aantal gevallen wordt een oude traditie doorbroken. Maar we moeten ons ook realiseren dat in sommige gevallen bedrijfsbeëindiging een verstandige ondernemersbeslissing kan zijn. Het CDA wil de land- en tuinbouw voor Nederland behouden, maar ziet wel dat daarvoor veranderingen nodig zijn: innovatie, diversificatie en schaalvergroting. De overheid moet dit proces faciliteren. De sleutel om aan de veranderingen het hoofd te bieden of zich aan te passen, ligt bij creatieve, moedige en vastberaden mensen: ondernemers. Ook bij boeren bestaat daarom grote behoefte aan vermindering van de administratieve lastendruk. 4.5.1.
Het CDA wil dat er tot de afgesproken datum van 2013 niet getornd wordt aan de afspraken over de hervormingen van het EU landbouwbeleid. De door het CDA gewenste tussentijdse invoering van gedeeltelijke cofinanciering mag niet leiden tot concurrentievervalsing tussen de lidstaten. Wel kan de bureaucratie verder worden verminderd en aan het ondernemerschap meer ruimte worden gegeven door verdergaande ontkoppeling van producties en premies.
4.5.2.
Het CDA wil af van het Europese non-vaccinatiebeleid, waarbij er niet preventief mag worden geënt tegen bepaalde dierziekten. Bovendien vindt het CDA dat gezonde en gevaccineerde hobbydieren niet mogen worden geruimd bij een dierziekte-uitbraak. Vaccinatie mag geen negatieve consequenties hebben, zoals een verstoring van de handel. Dat moet internationaal geregeld worden.
4.5.3.
Het CDA wil het ondernemerschap stimuleren. Ontwikkelingen op het platteland moeten mogelijk blijven: het platteland mag niet op slot. Het CDA wil ruimtelijke belemmeringen verminderen, zorgen voor structuurverbetering via landinrichting en kavelruil, en assistentie bij investeringen in bedrijfsvernieuwing. Het vergroten van huiskavels is in het bijzonder van belang om koeien in de wei te kunnen houden. Door vanuit het Rijk een impuls te geven aan kennis en innovatie in de agrifoodsector ontstaan meer mogelijkheden voor het toevoegen van waarde aan de productie en aan de ketensamenwerking. Zo houdt de primaire land- en tuinbouw in Nederland perspectief. Wel is een proces van innovatie, diversificatie en schaalvergroting noodzakelijk. Het marktaandeel van biologische landbouw wordt door vraagstimulering ondersteund.
52
4.5.4.
Greenports en hun satellieten zijn gebieden waarin de kennisintensieve tuinbouw en agrarisch ondernemerschap wordt gestimuleerd. Het CDA wil extra geld uittrekken vanuit het Fonds Economische Structuurversterking voor de modernisering van de greenports, voor hun noodzakelijke ontsluiting en voor de gewenste landschappelijke inpassing van de ‘glazen stad’.
4.5.5.
Nederland dient de omschakeling van het gebruik van fossiele naar duurzame energie in de komende periode te versnellen. Gesloten kassen met warmte, CO2 en wateropslag in de bodem dragen bij aan een duurzaam energiebeleid. De landbouw kan bij duurzaamheid een hoofdrol spelen door de productie van bio-ethanol, van koolzaad voor biodiesel, van suiker voor biomassa en door de vergisting voor elektriciteit. De overheid stimuleert een gespreid aanbod en geeft accijnskorting op deze energiebronnen en brandstoffen. Het CDA wil energiewinning uit mest- en co-vergisting verbreden naar een grotere groep voorlopers in de agrarische sector door een investeringsstimulans voor ondernemers én een aanpassing van de Brusselse regelgeving.
4.5.6.
Voor het CDA zijn dieren levende schepselen waarvoor ieder mens verantwoordelijkheid draagt. De overheid zorgt daarom dat alle betrokkenen afspraken maken over welzijnseisen en een inzichtelijke certificering. De overheid ondersteunt dit via gerichte controles op naleving van de overeengekomen standaarden.
Vertrouwen in Nederland. Vertrouwen in elkaar.
Concept Verkiezingsprogram 2006 - 2011
4.5.7.
Voor het CDA is genetische modificatie bij dieren niet bespreekbaar. Genetische modificatie bij planten is mogelijk onder strenge voorwaarden.
4.5.8.
De noodzakelijke sanering van de visserijsector wordt door de overheid gefaciliteerd. De overcapaciteit moet gesaneerd worden. Verder wordt aquacultuur op het land of in het water gestimuleerd, evenals duurzaamheid via technologische verbeteringen (o.a. de pulskormethode).
4.5.9.
Jonge boeren en tuinders kunnen na de bedrijfsovername steun krijgen bij investeringen die zij doen in de eerste drie jaar na bedrijfsovername. Deze regeling dient langjarig doorgezet te worden. Het CDA wil eenzelfde regeling voor jonge ondernemers in de visserij. Naar analogie van de investeringsregeling voor jonge boeren wil het CDA een investeringsregeling voor nieuwe bedrijfsgebouwen die voldoen aan bovenwettelijke standaard (denk aan extra diervriendelijke houderijsystemen).
53
Wij kiezen voor een sterk en open Nederland.
Geen enkel land kan de uitdagingen van alle internationale ontwikkelingen alleen aan. Daarom is een open houding naar de rest van de wereld van belang. We willen een actieve bijdrage leveren aan meer vrijheid, veiligheid en bestrijding van de armoede in de wereld.
Vertrouwen in Nederland. Vertrouwen in elkaar.
Concept Verkiezingsprogram 2006 - 2011
5. Vertrouwen door internationale samenwerking: Europees maatwerk, vrede en veiligheid
De laatste decennia is de wereld steeds kleiner geworden. Landen raken wereldwijd meer en meer met elkaar verweven. Economisch gezien verdwijnen er steeds meer grenzen. De handel is toegenomen en daardoor wereldwijd ook de welvaart. Tegelijkertijd heeft dat voor nieuwe uitdagingen gezorgd. Wij moeten in Europa bijvoorbeeld de competitie aangaan met landen als India en China, waar de loonkosten een fractie van de onze zijn. Steeds meer bedrijven besluiten hun productie te verplaatsen. Ook betekent de welvaartsgroei een nog grotere druk op het milieu. Gelukkig wordt er in tal van landen hard gewerkt aan schone energie, maar de CO2-uitstoot neemt nog steeds toe. We zullen onze te grote afhankelijkheid van fossiele brandstoffen verder moeten terugdringen, ook al om minder afhankelijk te zijn van het Midden-Oosten en Rusland. Die afhankelijkheid kan politieke risico´s met zich gaan meebrengen. De welvaart in de wereld is toegenomen, dat is waar. Maar nog steeds verlaten tientallen miljoenen mensen huis en haard op de vlucht voor armoede, voor burgeroorlogen of voor rovende overheden. Het bewustzijn is gegroeid dat de wereldgemeenschap moet helpen bij de opvang van deze mensen in de eigen regio. Daarbij bestaat wel het gevaar dat die eigen regio de vluchtelingenstroom niet aankan. Dat kan tot ontwrichting leiden, het verzet tegen het Westen aanwakkeren en een nieuwe voedingsbodem voor terrorisme opleveren. De veiligheidsproblematiek is de afgelopen tijd steeds complexer geworden: falende staten, terrorisme en het bezit van nucleaire kennis kunnen gaan samenvallen. De situatie kan gemakkelijk explosief worden, zeker als terroristische netwerken erop uit zijn culturele spanningen te laten overslaan naar de straten en scholen van Londen, Madrid, New York en Amsterdam. De opdracht om culturen met elkaar te verbinden wint door dit alles aan urgentie. Economische ontwikkeling, innovatie, armoedebestrijding, klimaatbeheersing, de zoektocht naar nieuwe energiebronnen, het bevorderen van veiligheid en de strijd tegen terrorisme hangen meer en meer samen. Geen enkel land kan de uitdagingen waar de globalisering ons voor plaatst alleen aan. Zeker een klein land als Nederland niet. Daarom wil het CDA een overtuigende buitenlandse politiek en een Europa dat bijdraagt aan innovatie, duurzaamheid, veiligheid en terrorismebestrijding. Dat is niet alleen goed voor mensen ver weg. Een Europees innovatiebeleid beïnvloedt de werkzekerheid ook in onze bedrijven. De internationale en Europese politiek beïnvloedt de veiligheid ook in onze straten. Zij raakt de energierekening die onze huishoudens en ondernemingen moeten betalen en is mede bepalend voor de mate waarin ons autopark de atmosfeer vervuilt. Zij is van invloed op onze welvaart en daarmee op onze pensioenen. Dat besef gaat niet ten koste van de zorg voor de verre naaste. Integendeel, met onze handelspolitieke inzet en de ontwikkelingssamenwerking wil het CDA er niet in berusten dat de economische ongelijkheid in de wereld nog steeds erg groot is. We willen werken aan effectieve afspraken over klimaatsbeheersing en het gebruik van nieuwe energiebronnen stimuleren. We willen eraan meewerken dat de mensenrechten het ijkpunt worden voor alle landen en culturen. We willen een respectvolle maar kritische dialoog tussen religies en levensbeschouwingen bevorderen. We willen werken aan stabiliteit in de wereld door conflicten op tijd te helpen aanpakken. We willen het veiligheidsbeleid op de nieuwe situatie in de wereld afstemmen en ons, in NAVO-verband, richten op vredesmissies, op bestrijding van terrorisme, op conflictpreventie en op wederopbouw. Voor het bewaren van vrede en veiligheid zijn gezaghebbende internationale instituties onmisbaar. De daadkracht van dergelijke instituties tegenover falende staten is echter nog onvoldoende. Daar moet aan gewerkt worden. Het opbouwen van gezag en kracht van de VN is op zichzelf al een moeilijke opdracht, maar het is kansloos zonder een gecoördineerde en geharmoniseerde Europese inspanning. Het CDA wil een VN van vier pijlers: veiligheid, ontwikkeling, humanitaire zaken en milieu. De onlangs opgerichte VNmensenrechtenraad moet een effectieve organisatie worden. Ook is een betere handhaving van het Non-Proliferatie Verdrag in VNverband nodig om de nog altijd aanwezige nucleaire dreiging te verminderen. Het Handvest van de Aarde wijst de weg naar duurzame ontwikkeling in brede zin. Het opbouwen van gezag en kracht van de VN is al moeilijk, maar het is kansloos zonder een gecoördineerde en geharmoniseerde Europese inspanning. Bij een open markt en een monetaire unie kan Europa het niet laten. Een krachtiger Europa kan vanuit zijn eigen ervaringen, tradities en opvattingen, iets toevoegen aan de internationale politiek rond vrede en veiligheid. Vanuit de EU is in de richting van Rusland en het Midden-Oosten één gezamenlijk energiebeleid van belang. Binnen de Unie moet tegelijk aan eigen energiebronnen worden gewerkt, zodat energie betaalbaar en beschikbaar kan blijven. Ook een doeltreffende aanpak van criminaliteit en terrorisme is alleen mogelijk als de Europese landen rond veiligheid en justitie intensief samenwerken. Met Rusland is ook een breder partnerschap nodig, dat zich richt op vrede en stabiliteit in de wereld. Op andere punten zal Europa juist weer een stap terug moeten doen: minder gedetailleerde regels en een voortdurende alertheid op de vraag of zaken niet beter door lidstaten of maatschappelijke organisaties zelf gedaan kunnen worden (subsidiariteit). De Raad van Europa biedt een platform om ook buiten de Europese Unie te werken aan de verbreiding van de rechtsstaat, mensenrechten en democratie. Een duplicatie met activiteiten van de Europese Unie moet daarbij overigens worden voorkomen.
57
Concept Verkiezingsprogram 2006 - 2011
Vertrouwen in Nederland. Vertrouwen in elkaar.
5.1. Europees maatwerk Door Europese samenwerking veranderde Europa in een halve eeuw van een door oorlogen geteisterd continent in een regio waar landen met enorme culturele verschillen zowel politiek als economisch nauw samenwerken. Nederland is door de Europese Unie veel welvarender geworden en het heeft een gelijkwaardige positie gekregen naast de grote landen. De Europese samenwerking mag zeker niet alleen door de bril van financiële afdrachten worden gezien. Dat zou een eensgezinde Europese aanpak van de uitdagingen van deze tijd in de weg kunnen staan. Europa is meer dan alleen een economisch en monetair samenwerkingsverband. De inwoners van de Europese lidstaten delen ook een gezamenlijke geschiedenis en waarden die zijn verankerd in respect voor de mensenrechten, voor de democratie, voor de rechtsstaat en voor elkaars culturen. Tegelijkertijd geldt dat er wel maatwerk nodig is. Europa moet zich niet nodeloos met het onderwijs, met de gezondheidszorg, met de sociale zekerheid, met ons fiscale stelsel en onze pensioenen bemoeien. Dat is niet nodig en het is onwenselijk. Tot de Europese politieke cultuur hoort nu juist het besef dat een ‘hogere’ bestuurslaag niet nodeloos zaken naar zich toetrekt en zichzelf niet onnodig breed en belangrijk maakt. 5.1.1.
5.1.2.
Verbondenheid en solidariteit in de Europese Unie zijn belangrijke waarborgen gebleken voor vrede, vrijheid en welvaart. Ook nu is er behoefte is aan doeltreffend beleid op een aantal terrein die geen land meer alleen aan kan, bijvoorbeeld: • stabiele energievoorziening, zonder eenzijdige afhankelijkheid van olie- en gasproducerende landen. Europa moet zich niet laten verdelen door olie- en gas leveranciers maar moet als alliantie opereren. Het moet investeren in nieuwe vormen van duurzame energiewinning, en verdere aanpak van uitstoot broeigassen in Europa en wereldwijd door een doeltreffend vervolg op het Kyoto Protocol; • effectief optreden tegen terrorisme, mensenhandel, verspreiding van nucleair materiaal en andere vormen van grensoverschrijdende criminaliteit; • het creëren van een evenwicht tussen gewenste immigratie en doeltreffende bescherming van vluchtelingen, bijvoorbeeld door gezamenlijk Europees optreden ter bescherming van vervolgde en ontheemde bevolkingsgroepen. De Eerste en Tweede Kamer moeten – met gebruikmaking van adviezen van de Raad van State – al in een vroeg stadium kunnen aangeven welke Europese wetgeving zij al dan niet wenselijk acht, en op welke wijze daaraan in Nederland uitwerking zal worden gegeven.
5.1.3.
Het CDA zal zich inzetten voor een democratische en doeltreffende besluitvorming in de Europese Unie. Er is een nieuw evenwicht nodig tussen Europese en nationale wetgeving: een goede afbakening van taken is beter dan een vetorecht dat de besluitvorming met 25 of meer lidstaten voortdurend lam legt. Belangrijke delen van het energiebeleid, duurzaamheid en van de bestrijding van de georganiseerde misdaad en het terrorisme gaan deel uitmaken van het takenpakket van de EU, waarover bij gekwalificeerde meerderheid kan worden beslist. Het verdrag zal dit moeten regelen, samen met een effectievere bescherming van de grondrechten van de burgers en enkele urgente verbeteringen op het gebied van justitie, politie en migratie. Europese harmonisatie van het asielbeleid is noodzakelijk. Daarnaast moeten voorwaarden geschapen worden voor een effectief optreden op het terrein van het buitenlands- en veiligheidsbeleid.
5.1.4.
Door een goede afbakening valt te vermijden dat de EU een overheidslaag wordt die vooral in het teken staat van een te ondoorzichtig en krachteloos besluitvormingsproces. Dat vraagt ook om aanpassing van de instituties. Daarom is het nodig dat: • er een instemmingsrecht is voor het Europese Parlement bij de benoeming van elke afzonderlijke commissaris; • ter bevordering van een efficiënt Europees buitenlands en veiligheidsbeleid het vetorecht voor de lidstaten op deze terreinen waar mogelijk wordt afgeschaft; • nationale parlementen meer invloed krijgen op de besluitvorming in de Raad en beter gebruik maken van de informatie die zij daarover in een vroeg stadium krijgen; • de vergaderingen van de Raad van Ministers over wetgeving openbaar zijn en ook via de media en internet zijn te volgen voor de Europese burgers; • niet langer wordt vastgehouden aan één commissaris per lidstaat. Er komt een roulatiesysteem voor de Europese Commissie dat is gebaseerd op een evenwichtige vertegenwoordiging van de lidstaten.
5.1.5. De uitbreiding die de Europese Unie de afgelopen jaren heeft ondergaan is belangrijk geweest. Nu komt het erop aan om er eerst aan te werken dat de nieuwe landen geheel zijn geïntegreerd en dat de organisatie van de EU op de uitbreiding is toegesneden. Tegelijkertijd dient er bekeken te worden op welke manier de Europese Unie met derde landen kan samenwerken en hoe democratiseringsprocessen in andere Europese landen bevorderd kunnen worden.
58
Vertrouwen in Nederland. Vertrouwen in elkaar.
Concept Verkiezingsprogram 2006 - 2011
5.1.6.
Europa neemt zijn waarden en regels serieus. Er komen meer evaluatiemomenten in een toetredingsproces. De Kopenhagencriteria dienen strikt te worden toegepast. Slechte noteringen bij de evaluaties kunnen uitmonden in het opschorten of beëindigen van de onderhandelingen en het aanbieden van een andere vorm van samenwerking. Een toetredingsdatum wordt pas genoemd op het moment dat aan alle criteria is voldaan.
5.1.7.
Landen kunnen in aanvulling op het (kandidaat)lidmaatschap van de EU beschikken over nieuwe statusvormen. Bijvoorbeeld als tussenstap als men (nog) niet aan de criteria voor lidmaatschap kan voldoen. Zo is toch een intensievere samenwerkingsrelatie met de EU te ontwikkelen. Het uitzicht op lidmaatschap blijft daarbij bestaan. De huidige kandidaat-lidstaten kunnen lid worden van de EU, mits zij voldoen aan de Kopenhagencriteria. Indien zij daaraan niet kunnen voldoen, kan deze landen het partnerschap worden aangeboden.
5.1.8.
Tachtig procent van de Europese begroting wordt door nationale instanties uitgegeven. Daarom moeten de nationale ministers van financiën verantwoording nemen voor de Europese bestedingen die in hun eigen lidstaat plaatsvinden. Zij geven nationale goedkeurende verklaringen af. Nationale rekenkamers controleren, samen met de Europese Rekenkamer, de bestedingen. Verder is van belang dat: • lidstaten die zich niet houden aan de regels van het Groei- en Stabiliteitspact daadwerkelijk forse boetes krijgen. • het Europese Parlement, binnen het door de lidstaten aanvaarde uitgavenplafond, volledige budgettaire bevoegdheid krijgt.
5.1.9.
Nederland moet Europese regels niet strenger uitvoeren dan nodig is, zodat extra administratieve lasten worden voorkomen. Door een gelijk speelveld blijft Nederland ook aantrekkelijk als vestigingsplaats voor ondernemingen.
5.1.10.
In het kader van de effectiviteit en de kostenbesparing dient het Europees parlement alleen in Brussel te vergaderen.
5.2. Internationale instituties Om daadkrachtig te kunnen optreden, is een structurele hervorming van de Verenigde Naties (VN) noodzakelijk. Het wereldwijd beschermen van de menselijke waardigheid is een fundamentele opdracht en die vraagt om sterke, democratisch ingebedde internationale instituties. 5.2.1.
Om de legitimatie, het draagvlak en het gezag van internationale instituties te versterken is een intensieve samenwerking met de instellingen van de civil society van belang. Uiteraard alleen voor zover deze ook zelf de rechten van de mens respecteren en bijdragen aan goed bestuur.
5.2.2.
Effectiviteit is van het grootste belang bij de verdere hervorming van de VN. Het CDA kiest voor de door Nederland voorgestelde – en reeds door twaalf andere lidstaten gesteunde – hervormingsplannen om te komen tot een VN van vier pijlers: veiligheid. ontwikkeling, humanitaire zaken en milieu. Bovendien moet worden geregeld dat er één VN-loket per land wordt ingericht. Alle VN-milieu-activiteiten moeten na de hervorming worden gecoördineerd door één VN-organisatie, bijvoorbeeld de United Nations Environment Programme (UNEP). Het CDA vindt dat de VN zich moet inzetten voor behoud van biodiversiteit en kwetsbare ecosystemen, zoals het tropisch regenwoud. De onlangs opgerichte VN-mensenrechtenraad moet een effectieve organisatie worden waarvan landen waar de mensenrechten aantoonbaar geschonden worden geen lid kunnen worden. Nederland moet blijven streven naar het reactiveren van het Non-Proliferatie Verdrag, met een supranationale rol van het International Atomic Energy Agency (IAEA) en naar een nieuw committment om nucleaire wapens te verminderen.
5.2.3.
Vanwege conflicten en rampen van ecologische, economische en humanitaire aard vluchten miljoenen mensen naar veiliger oorden. Internationale afspraken zijn nodig om hen daarna weer een perspectief op een zelfstandig bestaan te bieden. Om te vermijden dat mensen jarenlang in kampen verblijven, moet de weg worden geëffend voor hun terugkeer. Als dat niet mogelijk is, moet worden gewerkt aan de mogelijkheid om een zelfstandig bestaan op te bouwen in de regio waarin men is opgevangen. In laatste instantie moet doormigratie een optie zijn. Waar het gaat om de opvang en bescherming van mensen op de vlucht in hun eigen land (Internally Displaced People) is het nodig dat de UNHCR expliciet het mandaat krijgt.
5.2.4.
Het CDA neemt interreligieuze en interculturele spanningen buitengewoon serieus. Deze spanningen vragen ook op internationaal om een geïnstitutionaliseerde dialoog, om daarmee de samenbindende kenmerken van religies zoveel mogelijk kansen te geven. In dat kader is een dialoog tussen Europa en organisaties uit de islamitische wereld van belang. Nederland moet zich inzetten voor een dergelijk proces met betrokkenheid van in elk geval de Raad van Europa, de EU, en de Organisation of Islamic Conference. Prioriteit moet gegeven worden aan steun voor democratiseringsprocessen en de verbetering van de positie van de vrouw.
59
Concept Verkiezingsprogram 2006 - 2011
Vertrouwen in Nederland. Vertrouwen in elkaar.
5.3. Vrede en veiligheid Landen die mensenrechten schenden, wereldbedreigende wapenprogramma’s ontwikkelen of het extremisme steunen, vragen om een overtuigend weerwoord, ook in het belang van onze veiligheid. Immers, als radicale krachten regionale conflicten winnen, dan ontstaat er een uitvalsbasis voor terrorisme en voor het tegen elkaar opzetten van culturen. Het principe van Responsibility to Protect dient als uitgangspunt voor crisisbeheersingsoperaties en voor vredesmissies. 5.3.1.
Europa kan bij het streven naar vrede, veiligheid en rechtvaardige mondiale verhoudingen alleen iets betekenen als het zelf eensgezind en ambitieus is. Het zal moeten investeren in een overtuigende gemeenschappelijke buitenlandse politiek.
5.2.2.
Op veiligheidsgebied is de NAVO het meest geschikte forum om de transatlantische kracht te behouden en te ontwikkelen. Dat vraagt om een NAVO die evolueert van een klassiek veiligheidspact naar een global security provider.
5.2.3.
De internationale gemeenschap moet op tijd reageren op dreigende humanitaire crises, zodat snel met de beschikbare middelen kan worden bijgedragen aan conflictpreventie. Als in laatste instantie toch interventies met militaire middelen nodig zijn om burgers te beschermen, gaat dat onlosmakelijk gepaard met de verantwoordelijkheid om bij te dragen aan wederopbouw. Het is van belang het samenhangende beleid tussen conflictpreventie, conflictbeheersing en wederopbouw zowel in de EU als in Nederland verder te ontwikkelen.
5.3.4.
Bij afwegingen rond vredesmissies dient het Toetsingskader als leidraad. Instemming van de Tweede en Eerste Kamer is vereist.
5.3.5.
Militairen die worden uitgezonden verdienen morele en praktische steun. Zij kunnen rekenen op een goede opleiding, op begeleiding en op nazorg.
5.3.6.
De samenwerking tussen de landen van de EU op defensiegebied moet verbeteren. De kosten van militaire missies onder verantwoordelijkheid van de EU dienen door alle lidstaten in evenredigheid gedragen te worden. Een betere taak- en werkverdeling tussen de krijgsmachten kan de effectiviteit vergroten.
5.3.7.
Vredesoperaties als zodanig worden niet uit middelen voor ontwikkelingssamenwerking gefinancierd, maar blijven voor rekening van Defensie. Activiteiten, tijdens een vredesmissie, om het vertrouwen van de bevolking te winnen en die bijdragen aan wederopbouw, kunnen uit de begroting ontwikkelingssamenwerking gefinancierd worden. Het geld moet echter niet weglekken naar doelen die niets of te weinig met ontwikkelingssamenwerking van doen hebben.
5.3.8.
Bij de wederopbouw wordt nauw samengewerkt met maatschappelijke organisaties in Nederland en in het betreffende land, aangezien deze kennis hebben van de lokale situatie.
5.3.9.
Landen die zich aan het herstellen zijn van bijvoorbeeld burgeroorlogen vragen om een realistisch en toekomstgericht beleid voor de ontwikkelingssamenwerking. Realistisch in die zin dat rekening wordt gehouden met de prilheid en kwetsbaarheid van het herstel. Toekomstgericht, in die zin dat aantoonbaar vorderingen worden gemaakt bij het opbouwen van een stabiele en op recht gebaseerde staat. Deze aanpak vereist in vele gevallen een combinatie van civiele en militaire inzet. Ook een versterkte Europese en multilaterale afstemming is daarbij hard nodig.
5.4. Internationale samenwerking Nederland moet vasthouden aan een percentage van 0,8% BNP voor internationale samenwerking. Deze bijdrage is absoluut noodzakelijk om de Millennium Ontwikkelingsdoelen dichterbij te brengen. Ontwikkelingssamenwerking moet aansluiten bij de armoedestrategieën van de ontvangende landen zelf. Er moet sprake zijn van maatwerk en van een beleid dat past bij de kenmerken, sterkten en zwakten van landen en regio’s. Het probleemoplossend vermogen van maatschappelijke instellingen, identiteitsgebonden organisaties en van ondernemingen ter plaatse moet optimaal worden benut. Het is belangrijk dat organisaties van ontwikkelingssamenwerking inzicht hebben in de wisselwerking tussen economie, cultuur, religie en duurzame ontwikkeling. Het CDA is zich bewust dat de echte opbloei van arme landen en regio’s toch vooral een zaak is van ingebed raken in de grensoverschrijdende economie en van het aanknopen van maatschappelijke betrekkingen over de grens heen: vakbonden, levensbeschouwelijke organisaties, etc. Daarom zijn contacten vanuit het bedrijfsleven en vanuit non-gouvernementele instellingen van enorm belang. Speerpunten zullen uiteraard per land verschillen, maar ook hier bieden de economische groeisectoren van de toekomst, zoals duurzaamheid en energie, mogelijkheden. (biomassa, zonne-energie, waterstof). Deelname aan de wereldeconomie versnelt in de regel het groeitempo in achtergebleven landen en is dus dringend gewenst. Maar des te meer reden is er dan om arme landen ook echt een kans te geven en geen handelsbelemmeringen tegen hen op te werpen. Des te meer reden is er ook om maatschappelijk verantwoord te ondernemen vanuit bedrijven. Bedrijven die bijvoorbeeld kinderen uitbuiten,
60
moeten niet de beste papieren op de markt hebben omdat zij het goedkoopst zijn. Overigens is het wel van belang om bedrijven aan te moedigen om op een verantwoorde manier te investeren in arme landen en regio’s. 5.4.1.
Geld voor ontwikkelingssamenwerking moet terecht komen bij de mensen, instellingen en landen die hun eigen verantwoordelijkheid niet uit de weg gaan. Het criterium van goed bestuur is daarom van doorslaggevende betekenis bij het toekennen van middelen.
5.4.2.
Door schuldkwijtschelding vrijgekomen gelden dienen ontwikkelingslanden in te zetten voor armoedebestrijding en duurzame ontwikkeling. De tegenwaardefondsen in lokale valuta kunnen voor sociale programma’s worden ingezet.
5.4.3.
Nederland moet zich maximaal inzetten voor het bereiken van de Millennium Ontwikkelingsdoelen. Bijzondere aandacht is er voor het verbeteren van het bestuur en de democratische besluitvorming en voor het respecteren van de mensenrechten. Speciale aandacht voor vrouwen en kinderen is van belang, evenals capaciteitsversterking op alle niveaus om ervoor te zorgen dat mensen in ontwikkelingslanden in staat zijn zelf hun problemen het hoofd te bieden. Mensenhandel en seksuele uitbuiting zijn ernstige schendingen van de mensenrechten. Opsporingsorganisaties moeten nationaal en internationaal beter samenwerken om de bestrijding effectiever te maken. Er moet een einde komen aan het vetorecht van afzonderlijke EU-lidstaten op dit terrein.
5.4.4.
Nederland moet zich binnen de EU hard blijven maken voor een duidelijke taakverdeling op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. Een gezamenlijk geformuleerd beleidskader dient als basis voor de werkverdeling. Dat document is dan ook richtinggevend voor het optreden van de EU in haar betrekkingen met de multilaterale organisaties. Ook alle andere EU-lidstaten moeten hun belofte nakomen en ervoor zorgen dat zij in 2015 tenminste 0,7 % BNP aan ontwikkelingssamenwerking besteden.
5.4.5
Europa moet zich sterk maken voor de positie van arme landen binnen internationale organisaties als de WTO. Handelsverstorende subsidies en dumping dienen te worden tegengegaan.
5.4.6.
Bedrijven en maatschappelijke organisaties moeten aan consumenten duidelijk te maken of men maatschappelijk verantwoord onderneemt en of bij de handel en productie sprake is geweest van kinderarbeid, uitbuiting, etc. De OESO-criteria die daarvoor zijn opgesteld zijn daarbij van belang.
5.4.7.
Maatschappelijk verantwoord ondernemen dient binnen de Publiek Private Samenwerking (PPS) als voorwaarde te worden gehandhaafd. Indien het PPS-instrument voldoet aan de gestelde doelen (duurzame en evenwichtige economische ontwikkeling) moet meer budget beschikbaar worden gesteld.
5.4.8.
Meer geld van het ontwikkelingsbudget gaat naar programma’s waarbij het bedrijfsleven iets extra’s toevoegt aan de ontwikkeling van de arme landen. Microkredieten zijn van groot belang voor het stimuleren en ondersteunen van het ondernemerschap in ontwikkelingslanden. Particuliere initiatiefnemers kunnen bij één loket aankloppen voor financiële ondersteuning. De verschillende hulpkanalen werken aanvullend aan elkaar.
5.4.9.
0,1% van het BNP (als deel van het geld voor ontwikkelingssamenwerking) is gereserveerd voor programma’s gericht op milieu en water. Het zevende Millennium Ontwikkelingsdoel stelt dat in 2015 het aantal mensen dat geen toegang heeft tot veilig drinkwater gehalveerd moet zijn. Nederlands expertise bij de aanpak van de (dreigende) watercrisis en rond schone energie krijgt extra accent.
5.4.10.
De agrarische sector en de ontwikkeling van het platteland in ontwikkelingslanden zijn een belangrijke prioriteit. Ondersteuning van kleine boeren, gericht op lokale productie én de ontwikkeling van de exportsector met gerichte aandacht voor de kwaliteit van de producten is daarbij van belang.
Concept Verkiezingsprogram 2006 - 2011
62
Vertrouwen in Nederland. Vertrouwen in elkaar.
Wij kiezen voor een eerlijke en open democratie.
De burger heeft het meest aan een overheid die slagvaardig en klantgericht is. Daarom doen wij alleen beloftes die we kunnen waarmaken en streven ernaar de huidige politieke cultuur te verbeteren.
Vertrouwen in Nederland. Vertrouwen in elkaar.
Concept Verkiezingsprogram 2006 - 2011
6. Vertrouwen in een betrokken Nederland: een waardevolle democratie en een dienende overheid Politiek leeft in Nederland. Veel mensen volgen de politiek en discussiëren erover in de huiselijke kring, op het werk en met vrienden. Het CDA wil van oudsher staan voor een open en eerlijke politiek. We willen alleen beloftes doen die we kunnen waarmaken. Dat stelt de politiek in staat om te doen wat beloofd is. Datzelfde verwachten we van de overheid. Het CDA neemt verantwoordelijkheid voor het beleid van de afgelopen periode en wil ook voor de toekomst duidelijke keuzes maken. Het CDA is voorstander van de huidige manier waarop we de democratie hebben georganiseerd: de representatieve democratie, in een context van een samenleving waarin ook maatschappelijke organisaties verantwoordelijkheden dragen en actief bijdragen aan het publieke debat. Niet alleen omdat het praktisch gezien onmogelijk is om bij elk besluit elke kiesgerechtigde te betrekken, maar ook omdat een volk via een volksvertegenwoordiging een politiek gezicht krijgt, als het ware met zichzelf in gesprek gaat over zijn waarden, zijn toekomst, en de rol van de politiek. In een representatieve democratie worden beslissingen na een openbaar debat genomen, en die openbaarheid disciplineert: alleen wie het algemeen belang tot uitgangspunt neemt is geloofwaardig, en alleen standpunten die deugdelijk zijn gemotiveerd en op brede steun kunnen rekenen zullen overtuigen. Het proces is zo ingericht dat politiek bedrijven meer inhoudt dan het bij elkaar optellen van deelbelangen. Het is wel uitermate belangrijk dat mensen zich vertegenwoordigd voelen in het parlement, in de provinciale staten en in gemeenteraden en dat de politiek werkt met doordachte visies op de toekomst van ons land. De vitaliteit van de democratie hangt daarvan af en uiteindelijk niet van radicale stelselwijzigingen of democratische vernieuwingen. Van alle overheden staat de gemeente het dichtst bij mensen. Maar ook gemeenten kunnen te ver van burgers komen af te staan. Daarom moeten gemeentelijke herindelingen niet meer van bovenaf opgelegd worden, maar alleen nog mogelijk zijn als gemeenten het zelf noodzakelijk achten. We moeten ook af van het idee dat er in Nederland maar één type gemeente is, van Amsterdam tot Ameland. Differentiatie moet mogelijk gemaakt worden. Takenpakketten van gemeenten moeten kunnen gaan verschillen. Ook vraagt het CDA meer ruimte voor de gemeentelijke autonomie: het moet helder zijn wat de gemeenten zelf (zonder bemoeienis van het rijk) kunnen regelen. Gemeenten mogen meer regelen, zonder bemoeienis van het rijk. De Wet werk en bijstand en de Wet maatschappelijke ondersteuning zijn daarvan goede voorbeelden. Door de manier waarop de overheid zichzelf heeft georganiseerd staat zij veranderingen en initiatieven vaak in de weg. Verschillende bestuurslagen zijn soms te druk met zichzelf en elkaar bezig. En de zelfstandige bestuursorganen, beleidsafdelingen op departementen en toezichthouders doen vaak dubbel werk. Het gevolg van dat alles is dat ondernemingen en maatschappelijke instellingen per jaar verschillende inspecties en controleurs over de vloer krijgen die elkaar soms ook nog tegenspreken. Nederland is het georganiseerde overheidswantrouwen moe. Wij willen dan ook meer gaan werken vanuit vertrouwen in het zelforganiserend vermogen van de samenleving en streven naar een overheid die ruimte biedt aan mensen, buurten, ondernemingen, scholen en zorgaanbieders en die dienend optreedt.
6.1. Politiek en democratie 6.1.1.
Het CDA wil de democratie levend houden door een open en eerlijke politiek. Vanuit de eigen visie beloven wat je kunt waarmaken en doen wat je belooft.
6.1.2.
In de Tweede Kamer moet ruimte blijven voor de vele verschillende opvattingen die onder de Nederlanders leven. Daarom blijft de zetelverdeling in de Tweede Kamer evenredig met het percentage stemmen dat de partijen halen bij landelijke verkiezingen. Maar kiezers kunnen ook een (tweede) stem in hun regionale kiesdistrict uitbrengen. Zo kunnen zij bepalen wie vanuit hun regio in de Kamer komt (voor een van de landelijke lijsten). Deze Kamerleden zullen uitgebreid verantwoording gaan afleggen in hun regio en signalen vanuit de bevolking snel oppakken. Dat versterkt de betrokkenheid over en weer. Het CDA vindt dat mensen zich moeten herkennen in hun volksvertegenwoordigers. Een sterke regionale worteling helpt daarbij.
6.1.3.
Het CDA is geen voorstander van het referendum. Referenda scheppen onduidelijk over vervolgtrajecten. Bij referenda neemt men heel belangrijke beslissingen, terwijl er later niemand ter verantwoording geroepen kan worden.
6.1.4.
Volksvertegenwoordigers en politieke partijen zijn een schakel tussen samenleving en overheid. Daartoe moet het parlement voor zijn informatie minder afhankelijk worden van het openbaar bestuur. Een deel van het budget voor studie en onderzoek dat momenteel gaat naar allerlei instellingen van en rond de overheid verschuift naar het parlement en politieke instellingen.
6.1.5.
Wie politiek volwaardig wil meedoen in Nederland, zal een keuze moeten maken voor het Nederlands staatsburgerschap. Het kiesrecht voor Provinciale Staten en Tweede Kamer blijft voorbehouden aan Nederlandse staatsburgers.
6.1.6.
Het CDA hecht aan de benoeming van de Commissaris der Koningin (CdK) en de burgemeester door de Kroon met een enkelvoudige aanbeveling door Provinciale Staten (PS) of de raad. Op deze manier komt zowel de eigenstandige positie van de CdK en van de burgemeester tot haar recht, alsook het gegeven dat de provinciale staten cq de raad het hoofdorgaan zijn van de provincie/de gemeente.
65
Concept Verkiezingsprogram 2006 - 2011
Vertrouwen in Nederland. Vertrouwen in elkaar.
6.2. Decentrale overheden en organisatie van de overheid 6.2.1.
Gemeentelijke herindelingen zijn alleen acceptabel als de gemeenten dat zelf noodzakelijk achten.
6.2.2.
Het CDA wil af van het idee dat er in Nederland maar één type gemeente of provincie is; van Amsterdam tot Ameland. Differentiatie in takenpakketten tussen gemeenten, tussen kleine plaatsen en grote steden en tussen provincies moet mogelijk gemaakt worden. Het CDA wil de gemeentelijke autonomie versterken: het moet helder zijn wat de gemeenten zelf (zonder bemoeienis van het rijk) mogen regelen. Minstens de helft van het aantal doeluitkeringen wordt omgezet in een generieke bijdrage aan gemeenten. Hun autonomie wordt daarmee vergroot. De zogenaamde beleidsdrukte zal zo verminderen.
6.2.3.
Bij voorkeur liggen overheidstaken slechts bij één bestuurslaag. Maximaal zijn er twee bestuurslagen (rijk, provincie of gemeente) verantwoordelijk voor de aanpak van een bepaald probleem. Mochten er meer dan één bestuurslaag bij een probleem betrokken zijn, dan moet de afbakening van verantwoordelijkheden ieder geval heel duidelijk (en werkbaar) zijn. Zo kan het toezicht op gemeentelijk beleid beperkt worden en kunnen dubbelingen met provincie en gemeenten voorkomen worden, bijvoorbeeld door de sanering van de inspecties ruimtelijke ordening en wonen.
6.2.4.
De rijksoverheid wordt kleiner en slagvaardiger. De politieke aansturing wordt meer oplossingsgericht. • Er komt een geïntegreerd en beperkter toezicht per maatschappelijk domein (bijvoorbeeld het bedrijfsleven). • Zo mogelijk wordt publiek toezicht vervangen door privaat toezicht (zelfregulering). In de zorg en het onderwijs wordt verantwoording aan de overheid en inspecties verschoven naar verantwoording aan de samenleving. • De rijksoverheid wordt georganiseerd als een geïntegreerde en samenhangende organisatie, waardoor flexibeler kan worden ingespeeld op nieuwe maatschappelijke thema’s en politieke prioriteiten. Directoraten-generaal, beleidsafdelingen, begrotingsstaven en personeel van verschillende directies kunnen worden samengevoegd. • Ministers kunnen verantwoordelijk zijn voor thema’s die meerdere departementen raken, zoals jeugd, veiligheid, duurzaamheid en innovatie. Daarbij hoort een doorzettingsmacht die door de grenzen van departementen heen breekt. Gegeven de eerder bepleite differentiatie van bevoegdheden over bestuurslagen kan dit ook betekenen dat een minister verantwoordelijk wordt voor bijvoorbeeld de problematiek van de mobiliteit en infrastructuur van de Randstad. • Minder managementlagen binnen de departementen zijn noodzakelijk.
6.2.5.
De komende kabinetsperiode vindt er een forse reductie van de personeelsomvang van het openbaar bestuur plaats, met name door zeer terughoudend te zijn met het opnieuw opvullen van vacatures.
6.2.6.
Overheidssubsidies worden systematisch doorgelicht. Met name bedragen waarmee departementen sturen en beleid voeren, worden op hun nut en noodzaak getoetst. Subsidieregelingen kennen altijd een einddatum (horizonbepaling).
6.2.7.
De overheid gaat bij wet- en regelgeving uit van vertrouwen in plaats van wantrouwen. Uitgangspunt wordt dat de burger, de ondernemer, de maatschappelijke instelling het goed doet. Pas wanneer bij controle mocht blijken dat regels zijn overtreden treedt de overheid op. Vergunningen worden omgezet in algemene regels. Als zij toch nodig zijn – bijvoorbeeld omdat controle vooraf strikt noodzakelijk is – vindt een bundeling plaats. Dat zorgt voor tijdswinst en minder omslachtige en minder procedures. Een kwalitatief goede publieke sector loopt niet uit de pas met ontwikkelingen in de markt.
6.2.8.
Het moet mogelijk worden gerichter te belonen in het openbaar bestuur en politie. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om het belonen van mensen die extra presteren. Dat is ook nodig om knelpunten in de (regionale) arbeidsmarkt te voorkomen. De maximumbeloning wordt genormeerd.
6.3. Koninkrijkrelaties Om wille van de burgers in de Nederlandse Antillen en Aruba krijgt verbetering van de sociaal-economische structuur en van het onderwijs de hoogste prioriteit. Daarmee worden - wat betreft de overlast rond kansarme jongeren in Nederlandse steden - niet alleen de symptomen, maar ook de oorzaken bestreden. De bestuurlijke herinrichting van de Antillen wordt op basis van het akkoord van november 2005 afgerond, met als ijkpunten: slechts één bestuurslaag per eiland en afdoende waarborgen - in samenwerking met Nederland - voor onderwijs, rechtspraak en rechtshandhaving. Sanering van de overheidsfinanciën moet hand in hand gaan met bestuurlijke garanties voor een solide financieel beleid in de toekomst. De drie kleinste eilanden krijgen in een directe associatie met Nederland een bestuursvorm op maat. Voor de Nederlandse Antillen en Aruba moet de Europese Unie dezelfde waarborgen en economische faciliteiten beschikbaar stellen als voor de Franse Antillen en de Spaanse en Portugese gebieden overzee.
66
Vertrouwen in Nederland. Vertrouwen in elkaar.
Concept Verkiezingsprogram 2006 - 2011
67
Postbus 30453 2500 GL Den Haag T (070) 342 48 88 F (070) 364 34 17
[email protected] www.cda.nl