Verkenning mogelijkheden invoeding groengas
op het aardgasnetwerk van NV RENDO In opdracht van:
Agentschap NL (DEN-programma) Ministerie van EL&I Projectnummer: DENB100021 Contactpersoon: M.H.M. Dumont
Auteur: Johan Jonkman Assetmanager gas, NV RENDO Meppel, februari 2011
Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op aardgasnetwerk van NV RENDO
Inhoud 1
Samenvatting
5
2
Inleiding
8
2.1 Groengas
8
2.2 Opdracht
8
2.4 Leeswijzer
9
2.5 Bronnen
9
3
4
Opbouw en capaciteiten gasnetten van RENDO
10
3.1 Korte beschrijving van de RENDO-gasnetten
10
3.2 Gasverbruik 3.2.1. Inleiding 3.2.2. Jaarduurkrommen 3.2.3. Tabellen met jaarverbruiken 3.2.4. Jaarduurkromme van alle Grootverbruikers in het netwerkgebied 3.2.5. Tabellen met piek- en daluurverbruiken 3.2.6. Conclusie
12 12 12 12 16 17 19
3.3. Invoedcapaciteit bij 12% invoeding groengas 3.3.1. Berekening uurcapaciteit groengas 3.3.2. Laagste daluurverbruik 3.3.3. Slipgas 3.3.4. Jaarduurkrommen gebaseerd op 8000 uur 3.3.5. Conclusie
20 20 23 23 24 25
3.4. Capaciteiten gasnetten 3.4.1. Gasnetberekeningen RENDO 3.4.2. Dynamisch netbeheer 3.4.3. Invoeding in gasnetten van RENDO 3.4.4. Conclusie
26 26 27 27 27
Vergroten mogelijkheden voor invoeding groengas
30
4.1. Dynamisch netbeheer 4.1.1. Conclusie / aanbeveling
30 30
4.2. Koppelen van 8 bar gasnetten
31
4.3. Overstorten van gas in daluren naar hogere deelnetten dmv compressie 4.3.1. Compressie van 8 bar naar 40 bar gasnet van GTS 4.3.2. Compressie van 4 bar naar 40 bar gasnet van GTS 4.3.3. Compressie van 4 bar naar 8 bar gasnetten
33 33 33 34
4.4. Compressie ten behoeve van buffering (opslag) 4.4.1. Berekening buffercapaciteit
34 34
4.5. Koppelen van 8 bar gasnetten met andere netbeheerders
36
4.6. Externe opslag 4.6.1. Opslag in lege gasvelden of tubes 4.6.2. Vloeibaar aardgas (LNG) 4.6.3. Opslag of verbruik gas bij invoeder
36 36 36 36
4.7 Conclusie
36
Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
2
5
6.
7.
8.
9
Centrale rol Agentschap NL
37
5.1. Aanvragen invoeding groengas op gasnet van Regionale netbeheerders (RNB’s)
37
5.2 Aanvragen invoeding groengas op gasnet van Landelijke netbeheerder (GTS).
37
5.3 Aanvragen subsidie voor bio-gas projecten waarbij aardgas wordt verdrongen
38
5.4 Aanbeveling
38
Aansluiten invoeders
39
6.1. Concrete projecten
39
6.2. Verdere initiatieven 6.2.1.Provincie Overijssel 6.2.2.Provincie Drenthe
39 39 41
6.3. Kostenindicatie aansluitleiding
41
6.4. Logboek aanvraag invoeders
41
6.5. Invoedcapaciteit
41
6.5. Procedure
43
inventariseren biogasproductiepotentieel in RENDO gebied
44
7.1. Inleiding.
44
7.2. Mestproductie per gemeente.
44
7.3. Groengas productie uit mest
44
7.4. Overproductie groengas uit mest
46
7.5. Groengas transport over grenzen van voorzieningsgebied RENDO
47
7.6. Conclusie / aanbeveling
47
Potentiële afnemers groengas per gemeente
48
8.1. Inleiding
48
8.2. Gemeenten in provincie Drenthe 8.2.1. Coevorden 8.2.2. De Wolden 8.2.3. Hoogeveen 8.2.4. Meppel 8.2.5. Westerveld
48 48 49 49 49 50
8.3. Gemeenten in Provincie Overijssel 8.3.1. Hardenberg 8.3.2. Staphorst 8.3.3. Steenwijkerland 8.3.4. Zwartewaterland
50 50 50 50 51
8.4. Conclusie / aanbeveling
51
Slotconclusies en vervolgstappen
53
9.1. Ambities 9.1.1. 12% groengas 9.1.2. 20% groengas 9.1.3. 50% groengas
53 53 54 55
9.2. Vervolgstappen
56
Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
3
10.
Restpunten
57
10.1. Opmerking bij overstort naar gasnet GTS 10.1.1. Aanvullende Voorwaarden RNB Groengas Invoeders
57 57
10.2.
58
Buiten gebruik gestelde hogedruk gasleidingen
10.3. Biogas 10.3.1. Maatregelen te nemen door biogasproducent 10.3.2. Maatregelen te nemen bij aanleg en beheer van biogasleiding 10.3.3. Conclusie 11
59 59 60 60
Bijlagen 11.1.
61
Diverse jaarduurkrommen Gasontvangstations.
Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
61
4
1
Samenvatting
2. Inleiding RENDO heeft in opdracht van Agentschap NL deze studie uitgevoerd. Deze studie beperkt zich tot het Regionale gasnet van NV RENDO, hierna RENDO genoemd. RENDO heeft hierbij voor invoeding van groengas, de maximale percentages uit het Visiedocument ‘Vol Gas vooruit’ van de werkgroep Groen Gas, als richtpunt genomen. De focus ligt hierbij op de ambitie om 12% groengas invoeding in 2020 mogelijk te maken. Daarnaast wordt er ook een beschouwing gegeven over de voorwaarden om te komen tot percentages groengas van 20% in 2030, respectievelijk 50% in 2050.
3. Opbouw en capaciteiten gasnetten van RENDO RENDO beheert lagedruk gasdistributienetten en hoge druk gastransportnetten met maximaal optredende bedrijfsdrukken van 8 bar. In totaal voeden 18 gasontvangstations deze primaire netten. De hoge druk gastransportnetten hebben in het westelijk deel van het werkgebied een vermaasd karakter, terwijl in het oostelijk deel van het werkgebied meer vertakte netten voorkomen. Van de Gasontvangstations zijn, over een periode van een heel jaar, de gasverbruiken per uur bepaald. Met behulp van deze meetwaarden zijn de jaarduurkrommen vastgesteld en tabellen ten behoeve van inzicht in piek- en/of daluurverbruiken. Uit de jaarduurkrommen blijkt dat het daluurverbruik ten opzichte van het piekuurverbruik zich bevindt tussen 0,1 – 6,5%. Dit is sterk afhankelijk van het type afnemers wat zich achter het betreffende GOS bevindt. Ook is de totale jaarduurkromme bepaald van alle grootverbruikers, welke met een op afstand uitleesbare EVHI worden bemeten. Uit de jaarduurkrommen is af te leiden dat invoeding van 12% groengas gedurende een groot deel van het jaar geen probleem vormt. Om 12% van het jaarverbruik door groengas te vervangen is een continu invoeding van 4484 m3/h groengas noodzakelijk. Het laagste gasverbruik, of daluurverbruik, dat in die periode is gemeten bedroeg 3656 m3/h. Hoewel deze waarde vrij fors onder de benodigde capaciteit ligt om op jaarbasis 12% invoeding mogelijk te maken, lijkt de doelstelling wel gehaald te kunnen worden omdat de lagere waarde slechts enkele uren in de gemeten periode is voorgekomen. Indien jaarduurkrommen worden gebaseerd op 8000 uur, dus met uitsluiting van de 760 laagst voorkomende verbruiksuren, zou er in het theoretisch meest gunstige model er minimaal 8828 m3/h groengas kunnen worden ingevoed. Op jaarbasis zou dit 70 miljoen m3 aan invoeding groengas opleveren, ruim 20% van het jaarverbruik. Bij het invoeden van groengas ontstaan andere netsituaties. Het is daarom belangrijk die nieuwe situaties te kunnen doorrekenen met een gasnetberekeningsprogramma. Niet eens zozeer voor wat betreft de transportcapaciteiten en de drukverliezen in de netten bij het piekverbruik. Dat zal door een extra invoedpunt in de meeste gevallen alleen maar gunstiger uitpakken omdat er in feite een extra (sub)GOS wordt geplaatst. Het belangrijkste is om te kunnen berekenen of het groengas in de daluren wel op het betreffende net kan worden afgezet. Het huidige gasnetberekeningspakket is onvoldoende geschikt om een groengas invoeder met een continue capaciteit in een gasnet op juiste wijze te simuleren. Na overleg tussen Agentschap NL en Kiwa Gas Technology is overeengekomen dat het gasnetberekeningspakket zal worden aangepast, waardoor het beter kan worden toegepast bij deze materie. Invoeding van groengas kan in principe met verschillende drukken plaatsvinden. Dit kan zowel op lagedruk als op hogedruk niveau. Omdat 8 bar gasnetten rechtstreeks worden gevoed door Gasontvangstations, kan gesteld worden dat invoeden in 8 bar gasnetten een belangrijke voorwaarde is, om zoveel mogelijk groengas te kunnen invoeden in het regionale gasnet. Bij deze verkenning is voornamelijk ingezoomd op het 8 bar gasnet. Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
5
4. Vergroten mogelijkheden voor invoeding groengas De belangrijkste mogelijkheden voor het vergroten van de mogelijkheden van groengas zijn: • Dynamisch netbeheer • Koppelen van 8 bar gasnetten • Compressie van gas in daluren naar hogere deelnetten • Compressie van gas in daluren ten behoeve van opslag • Koppelen met 8 bar gasnetten van andere netbeheerders • Externe opslag Bij het bepalen van de juiste keuzes dienen de zaken in een breder perspectief te worden bezien. De Gasontvangstations nemen hierbij een centrale rol in voor zowel het toepassen van dynamisch netbeheer als ook voor de mogelijkheden van afzet en overstort. Overleg over deze zaken met GTS is daarbij van cruciaal belang. Overleg met aangrenzende netbeheerders over de uitkomsten van vergelijkbare studies is wenselijk. Daarna kan gezamenlijk studie gedaan worden naar doelmatigheid van het leggen van koppelleidingen al dan niet in combinatie met andere opslagmogelijkheden en/of overstort.
5. Centrale rol Agentschap NL Bij het toekennen van SDE subsidie voor groengas heeft Agentschap NL een centrale rol. In de visie van RENDO zou die rol nog een extra dimensie moeten krijgen. Vanwege meerdere redenen wordt door RENDO de aanbeveling gedaan om in alle gevallen van subsidie aanvraag, voor zowel groengas als biogas, verplicht het GOS nummer te laten opnemen in de subsidie aanvraag. Op die wijze zou er een samenhangend en overzichtelijk geheel ontstaan waarbij de meest kansrijke projecten kunnen worden verwezenlijkt tegen de laagst mogelijk maatschappelijke kosten.
6. Aansluiten invoeders RENDO heeft begin 2011 de opdracht gekregen om een aansluiting voor invoeding groengas te realiseren. In de eerste fase zal er een hoeveelheid van 780 m3/h ingevoed gaan worden. Daarna is het de bedoeling om door te groeien naar 1700 m3/h. Procentueel zal dat een invoeding van groengas betekenen van 4,5% ten opzichte van het huidige jaarverbruik. Verder zijn er diverse initiatiefnemers als stichtingen of projectbureaus die zich bezighouden met ontwikkeling van duurzame energie, gericht op groengas en/of biogas. De kosten voor het aansluiten van een invoeder worden gebaseerd op de aansluitkosten vanaf het invoedpunt naar het meest dichtbij gelegen aftakpunt van het daartoe geschikte netvlak, in de meeste gevallen het 8 bar gasnet. Verder worden de kosten in rekening gebracht volgens de nettarieven zoals die gelden voor “Gas Telemetrie Grootverbruikers” Naar aanleiding van deze studie is besloten om de formele en informele contacten vast te leggen in een soort logboek voor zowel groengas als ook voor biogasprojecten.
7. Inventariseren biogasproductiepotentieel in RENDO gebied Om globaal inzicht te krijgen in de mestproductie is de productie van vaste en dunne mest per gemeente bepaald door gebruik te maken van gegevens van CBS Statline. Indien alle geproduceerde mest zou worden vergist ontstaat er een overproductie van groengas in het grootste deel van het voorzieningsgebied. Wanneer alle mest met inzet van co-substraten zou worden vergist, ontstaat er een zodanige hoeveelheid groengas, dat ruim groter is dan de einddoelstelling van 50% groengas. Afzet van groengas is niet alleen van toepassing binnen de eigen voorzieningsgebieden van de netbeheerders. Een bredere aanpak op Provinciaal of Landelijk niveau is wellicht een betere optie. Elke beschouwing over biogasproductie en afzet van groengas zijn momentopnames. Er is daarom altijd contact noodzakelijk tussen potentiële invoeders en de netbeheerder. Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
6
8. Potentiële afnemers groengas Belangrijke afnemers van groengas zijn afnemers die aardgas verbruiken voor processen die niet of nauwelijks beïnvloed worden door seizoen- of weersinvloeden. Indien dan ook nog een redelijk vlak verbruikspatroon aanwezig is, zijn dat ideale afnemers om de afzet van groengas te continueren en/of te vergroten. Het is belangrijk per regio een beeld te hebben welke afnemers dit zijn. Bestaande afnemers zoals ziekenhuizen, tapijtfabrieken, beton- en steenfabrieken, asfalt centrales, voedselproducenten, bakkerijen, grootschalige overdekte zwemparadijzen etc. vormen dus een belangrijk categorie bij de afname van groengas. Voor uitbreiding van de mogelijkheden van groengas zal de afname in de daluren groter moeten worden. Nieuwe afnemers van groengas vormen dan ook een belangrijke voorwaarde. Hierbij valt te denken aan uitbreiding van CNG-vulstations maar ook aan het ontstaan van LNG-vulstations en LNGfabrieken. Indien processen die andersoortige energiebronnen gebruiken, omgebouwd worden naar aardgas, zou dit een grote impuls zijn voor de afzet van groengas, maar in veel gevallen ook een extra kwaliteitsslag voor het milieu. Om de afzet van groengas te vergroten, is het nodig dat er een wezenlijke verschuiving plaatsvindt op meerdere vlakken. Het is voor een groot deel afhankelijk wat voor soort ontwikkelingen er zullen plaatsvinden. Dit zal per regio of gemeente in het voorzieninggebied ook heel verschillend kunnen uitpakken. Voor grootschalige toename zal er meer gedacht moeten worden in de richting van groengas voor WKO toepassingen. Vooral projectontwikkelaars en/of Locaal Duurzame Energie Bedrijven (LDEB) hebben daarbij een belangrijke rol. Wellicht is het een optie om groencertificaten onderdeel te laten worden van Energie Prestatie Certificaten.
9. Slotconclusies en vervolgstappen De slotconclusie is dat invoeding van 12% en ook 20% invoeding groengas als reële mogelijkheden kunnen worden beschouwd. Het richtpunt om 50% van het aardgas vervangen te hebben door groengas in 2050, lijkt een heel zware opgave. Het zal daarom nodig zijn dat er een wezenlijke verschuiving plaatsvindt op meerdere vlakken. Naast verschuiving van verbruik in piekuren naar daluren, zullen ook nieuwe afzetmogelijkheden dienen te ontstaan. Echter naar onze verwachting, zal het aardgasverbruik in de daluren niet zodanige vormen aannemen dat 50% groengas zonder verdere maatregelen mogelijk zal worden. Vergroten van de mogelijkheden voor invoeding van groengas, zoals opslag en overstort zal dan zeker op grote schaal moeten gebeuren. Ook daarbij zullen de mogelijkheden niet onbeperkt zijn.
10. Restpunten Bij RENDO zijn er enkele tientallen kilometers gasleidingen buiten bedrijf gesteld, welke voorheen als hogedruknet werd bedreven. Deze zouden in potentie gebruikt kunnen worden voor transport of opslag van groengas of van bio-gas. Hier zijn echter teveel nadelen aan verbonden. Daar waar het gebruik van biogas tot verdringing leidt van een hoeveelheid aardgas zou dit inzichtelijk moeten zijn bij de netbeheerder. Aanleg en beheer van biogasleidingen is een niet gereguleerde activiteit, wettelijk ligt hier dan ook geen rol voor de regionale netbeheerder vast. RENDO staat, uit oogpunt van veiligheid, op het standpunt dat het aanleggen van biogasleidingen niet tot het vrije domein zou moeten behoren, maar een taak van de netbeheerder zou moeten zijn. Door de afwijkende kwaliteit van biogas ten opzichte van aardgas zijn niet alle secundaire veiligheidsmaatregelen toepasbaar. RENDO ziet daarom noodzaak om voor biogasleidingen tot landelijke aanvullende beheers- en aanlegvoorwaarden te komen. Ook aan de biogasproducent zullen, uit oogpunt van veiligheid, voorwaarden moeten worden gesteld, met betrekking tot de condities van het biogas, voordat het ter transport aangeboden wordt aan de netbeheerder. Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
7
2 Inleiding 2.1 Groengas Groengas is een begrip, welke steeds meer doordringt in onze maatschappij en in de toekomst een grote rol zal vervullen in de Nederlandse Energiehuishouding. Dit komt mede doordat het kabinet Balkenende IV, samen met andere EU lidstaten ambitieuze doelen heeft gesteld om een grotere duurzaamheid van de energievoorziening te realiseren. De Nederlandse ambitie werd in 2007 gesteld op 20% duurzame energie in het jaar 2020. Door de regering Rutte, is dit in 2010 bijgesteld naar 14% wat overeenkomt met de EU verplichting. Groengas moet een belangrijke rol gaan vervullen om deze ambitie te kunnen vervullen. In het Visiedocument ‘Vol gas vooruit’, opgesteld in 2007 door de werkgroep Groen Gas, wordt gesteld dat in 2020 ongeveer 8 tot 12% van het aardgas vervangen moet zijn door Groengas. Daarna is het de ambitie om in 2030, 15 – 20% van het aardgas door Groengas te vervangen. Tenslotte is het richtpunt, om 50% van het aardgas vervangen te hebben door Groengas in 2050. 2.2 Opdracht Na een gesprek tussen de heer M.H.M. Dumont van Agentschap NL en de heren D. Dijkstra en J. Jonkman heeft RENDO in augustus 2010 de opdracht aangenomen voor het uitvoeren van een studie ”Verkenning geschiktheid regionale gasinfrastructuur voor decentrale invoeding van Groengas in het voorzieningsgebied van RENDO Netwerken” Met Agentschap NL is afgesproken dat het in dit onderzoek gaat om de mogelijkheden te onderzoeken voor het gehele netwerkgebied van RENDO. Bij dit onderzoek zal de focus liggen op het inventariseren van lokaal biogasproductiepotentieel en het uitwerken van invoedmogelijkheden in het gasnet van RENDO. De volgende aandachtspunten en onderzoeksrichtingen zullen hierin worden opgenomen. • uiteenzetting en opbouw gasnetten van RENDO • afname in de daluren per GOS gebied • gasnetberekeningen • mogelijkheden van dynamisch netbeheer in de hogedrukgasnetten (8 en 4 bar) • onderzoeken van de mogelijkheid om buiten bedrijf gestelde HPE leidingen te gebruiken voor bio-gasnetten. • Inventariseren biogasproductiepotentieel in RENDO gebied • in beeld brengen van meest kansrijke productiegebieden en afnemerslocaties • eventuele restpunten Alle aandachtspunten zijn intern door RENDO uiteengezet, behalve voor het inventariseren van mestproductie was er input van Provincies en gemeenten benodigd. Tot op het moment van de start van de verkenning had RENDO geen invoeding van groengas in haar netwerk. Inmiddels is er wel een opdracht voor invoeding van groengas. Daarnaast zijn er enkele oriënterende gesprekken op gang gekomen. Ook zijn er initiatieven waarbij men zich richt op een totaal pakket aan Duurzaamheid waarbij ook zaken als WKO-systemen en WKK’s eventueel gevoed door biogas een rol spelen. Het laat zich aanzien dat er grootschalige woonwijken ontstaan waarin geen individuele aardgasaansluitingen meer worden gevraagd omdat enkele centrale gasvoorzieningen ten behoeve van WKK’s rechtstreeks van biogas worden voorzien. Uitbreiding van het verbruik van aardgas is dus geen vanzelfsprekendheid meer.
Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
8
2.3 Aanpak Aanvankelijk was het de bedoeling om eerst het groengas productiepotentieel te bepalen aan de hand van de mestproductie binnen het voorzieningsgebied van RENDO. Ook het potentieel van vergisting door mest + co-substraten zou daarbij als scenario in beeld worden gebracht. Voordat er gegevens beschikbaar kwamen over de mestproductie in het RENDO gebied, diende zich concreet een grote potentiële invoeder aan. Grove berekeningen gaven aan dat deze invoeder op termijn voor ongeveer 1/3 deel de invoedcapaciteit voor haar rekening zou nemen, Bovendien bleek dat deze invoeder Groengas zou gaan produceren uit biomassa welke niet uit mest bestond. Omdat bovendien deze invoeder zich buiten het voorzieningsgebied van RENDO bevindt, werd duidelijk dat het voor deze totaalverkenning van het RENDO gebied niet zo relevant meer was om het mestpotentieel in haar gebied, als uitgangspunt te nemen. Gekozen is daarom voor een benadering met als uitgangspunt de bestaande invoedcapaciteit van de gasnetten van RENDO. Met die gegevens is vervolgens bestudeerd in welke mate zich dit verhoudt tot de ambities zoals die door de werkgroep Groen Gas is verwoord in het visiedocument ‘Vol Gas vooruit’. 2.4 Leeswijzer Per hoofdstuk zijn de volgende zaken uitgewerkt. • In hoofdstuk 3 zijn de opbouw en capaciteiten van de gasnetten beschreven. De belangrijkste hoofdcomponenten, de Gasontvangstations en de hogedrukgasnetten zijn daarbij met hun capaciteiten in beeld gebracht. • In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het vergroten van de mogelijkheden voor invoeding van groengas. Dynamisch netbeheer, overslag en buffering zijn daarbij belangrijke voorwaarden. • Hoofdstuk 5 gaat over de centrale rol die Agentschap NL bekleedt bij het verstrekken van subsidie voor groengasinvoeders. Dit hoofdstuk is opgenomen omdat RENDO daarin graag een extra dimensie ziet opgenomen, welke in een aanbeveling is opgenomen. • In hoofdstuk 6 gaat het over aansluitingen van invoeders waarbij de diverse projecten worden benoemd. Tevens wordt hier ingegaan op de kostenaspecten en de procedures die bij het behandelen van de aanvragen worden gevolgd. • Hoofdstuk 7 bevat de inventarisatie van biogasproductie op basis van mestproductie en hoe zich dat dan verhoudt tot de afnamecapaciteiten in de gasnetten van RENDO. • In hoofdstuk 8 zijn per gemeente de potentiële afnemers van groengas beschreven. • Hoofdstuk 9 bevat de slotconclusies ten opzichte van de beschreven ambities in het visiedocument. Ook wordt een voorzet gegeven aangaande de vervolgstappen die hiervoor noodzakelijk zijn. • In hoofdstuk 10 worden nog enkele restpunten uitgewerkt. Het gaat daarbij over aanvullende voorwaarden RNB Groengas Invoeders en ook over voorwaarden aangaande het aanleggen en beheer van biogasleidingen. Tevens wordt daarin beschreven of buiten gebruik gestelde gasleidingen nog een rol zou kunnen spelen. • Tenslotte bevat de bijlage nog diverse jaarduurkrommen van Gasontvangstations. 2.5 Bronnen • ‘Vol gas vooruit! De rol van Groen Gas in de Nederlandse Energiehuishouding’ • Rapport groengas invoeding in het gasnet van Endinet • Concept voorwaarden bio-gasleidingen van Enexis • CBS Statline Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
9
3 Opbouw en capaciteiten gasnetten van RENDO 3.1 Korte beschrijving van de RENDO-gasnetten RENDO is beheerder van gasnetten in Zuid-Drenthe en Noord-Overijssel. In onderstaand schema is weergegeven in welke aandeelhoudende gemeenten (of deel van gemeenten) RENDO de netbeheerder is. Provincie Drenthe
Provincie Overijssel Steenwijkerland Staphorst Hardenberg Zwartewaterland
Meppel Hoogeveen Westerveld De Wolden Coevorden
RENDO beheert hoge druk gastransportnetten met maximaal optredende bedrijfsdrukken van 8 bar. Daarnaast worden lage druk gasdistributienetten met een maximale bedrijfsdruk van 200 mbar beheerd. De hoge druk netten worden gevoed vanuit 18 gasontvangstations van Gas Transport Services (GTS). De hoge druk gastransportnetten hebben in het westelijk deel van het werkgebied een vermaasd karakter, terwijl in het oostelijk deel van het werkgebied meer vertakte netten voorkomen. De volgende kengetallen per 31-12-2010 geven de aard en omvang van de RENDO gasnetten weer. Soort aangeslotenen 3 Aangeslotenen met een afname < 170.000 m /jaar 3 Aangeslotenen met een afname > 170.000 en < 1.000.000 m /jaar 3 Aangeslotenen met een afname > 1.000.000 m /jaar Gasdistributienetten
Aantal 102.165 57 17
Stations (aantal) Gasontvangstations
18
Overslagstations
26
Districtstations
287
Hogedruk huisaansluitsets
237
Hogedruk afleveringstations
74
Lagedruk afleveringstations
48
Transport- en hoofdleidingen (km) Stalen leidingen hoge druk
212
Stalen leidingen lage druk
6
Kunststof leidingen hoge druk
469
Kunststof leidingen lage druk
2.976
Grijs gietijzer lage druk
2
Nodulair gietijzer hoge druk
2
Totaal
3.667 Oppervlakte 2
Oppervlakte Netgebied (in km )
1.375
In figuur 1 op bladzijde 11 is het RENDO-werkgebied voor gas weergegeven.
Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
10
Figuur 1: RENDO-werkgebied voor de gasnetwerken geografisch per gemeente weergegeven.
Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO 11
3.2 Gasverbruik 3.2.1. Inleiding RENDO heeft de maximale percentages van het Visiedocument ‘Vol Gas vooruit’ van de werkgroep Groen Gas, als richtpunt genomen in deze studie. De focus ligt hierbij op de ambitie om 12% groengas invoeding in 2020 mogelijk te maken. Eerst zal daarom de hoeveelheid groengas berekend moeten worden, welke op jaarbasis noodzakelijk is om de doelstelling van 12% groengas invoeding te behalen. Hiervoor moet over een heel jaar de jaarverbruiken inzichtelijk worden gemaakt per Gasontvangstation. Van de 18 stuks Gasontvangstations in het RENDO gebied, zijn bij de afdeling Meetdienst van RENDO, de gasverbruiken opgevraagd over de periode 1 september 2009 tot 1 september 2010. Per station levert dit per uur een waarde op, zodat er per station 8760 meetwaarden beschikbaar zijn. Met behulp van deze meetwaarden zijn twee soorten presentatievormen gemaakt, namelijk: • Grafieken in de vorm van een jaarduurkromme. • Tabellen ten behoeve van inzicht in piek- en/of daluurverbruiken 3.2.2. Jaarduurkrommen Door de beschikbare meetwaarden per GOS in een grafiek uit te zetten ontstaat er een goed beeld van het verloop van het verbruik over de periode van een jaar. Door het verbruik te sorteren van hoog naar laag en vervolgens in een andere grafiek weer te geven, ontstaat de zogenoemde jaarduurkromme. In grafiek 1, op bladzijde 13 is het uurverbruik van het totale RENDO gasnet uitgezet van de periode 1 september 2009 tot 1 september 2010. In grafiek 2, op bladzijde 14 is de jaarduurkromme van het totale RENDO gasnet van dezelfde periode weergegeven Een totaalbeeld over het RENDO gebied is niet voldoende. Om een goed beeld te krijgen over het gehele gebied zal per GOS ingezoomd moeten worden. Om die reden is van elk Gasontvangstation de jaarduurkromme bepaald. Allereerst van de Gasontvangstations die zogenaamd in “eiland” worden bedreven. Dit zijn de stations Coevorden, Balkbrug, Zuidwolde en Geesbrug welke zich allemaal in het zuid-oostelijk gebied van RENDO bevinden. Alleen van het eerst genoemde station is ter illustratie de grafiek met de jaarafname in kaart gebracht. Daarna alleen maar de jaarduurkrommen omdat die essentieel zijn voor de invoeding van groengas. Uit de jaarduurkrommen blijkt dat het daluurverbruik ten opzichte van het piekuurverbruik zich bevindt tussen 0,1 – 6,5%. Dit is sterk afhankelijk van het type afnemers wat zich achter het betreffende GOS bevindt. Tenslotte is ook de totale jaarduurkromme bepaald van alle grootverbruikers, welke met een op afstand uitleesbare EVHI worden bemeten. Enkele jaarduurkrommen zijn weergegeven op bladzijden 15 en 16. De overige zijn in de bijlage opgenomen. 3.2.3. Tabellen met jaarverbruiken Door de meetwaarden in tabellen te zetten, wordt inzicht verkregen in de gascapaciteiten. Ten behoeve van netberekeningen werd hierbij altijd gefocust op de maximale verbruiken of piekuurverbruiken genoemd. Voor invoeding van groengas is vooral van belang om de minimale afzet of daluurverbruiken te kennen. Vanaf bladzijde 17 wordt daar nader op ingegaan.
Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
12
Grafiek 1
Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO 13
Grafiek 2
Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO 14
Hieronder is een voorbeeld gegeven van de jaarafname en een jaarduurkromme op GOS niveau, in dit geval GOS Coevorden;
De hoogste afname van dit station, in de periode tussen 1 september 2009 en 1 september 2010, bedroeg 12150 m3/h op 26 januari 2010 tussen 08.00 uur en 09.00 uur. De laagste afname in de periode tussen 1 september 2009 en 1 september 2010 bedroeg 308 m3/h op 11 juli 2010 tussen 05.00 uur en 06.00 uur. Voor de piek en daluurwaarden van de overige stations wordt verwezen naar de tabel op bladzijde 17. De jaarduurkrommen van de Gasontvangstations Balkbrug, Zuidwolde, Geesbrug,Hoogeveen De Weide, Hoogeveen Vos van Steenwijklaan, Elim, Dalen en PG Echten zijn in de bijlagen opgenomen. Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
15
3.2.4. Jaarduurkromme van alle Grootverbruikers in het netwerkgebied Vanwege mogelijk gevoelige informatie over het verbruik van grootverbruikers zijn in dit rapport geen afzonderlijke verbruiksgegevens van grootverbruikers opgenomen in de vorm van een grafiek of cijfers. Wel is de jaarduurkromme van het totale verbruik van de grootverbruikers hieronder opgenomen.
In vergelijking met de jaarduurkromme van een GOS is deze kromme minder “hol”. Het spreekt voor zich dat dit wordt veroorzaakt doordat het afnamepatroon bij grootverbruikers in het algemeen voor een kleiner deel afhankelijk is van de seizoenstemperaturen. Voor de invoeding van groengas kan het een belangrijke rol spelen in welke mate er zich grootverbruikers bevinden in een GOS-gebied waarop zal worden ingevoed. Per aanvraag zal naast de jaarduurkromme van het betreffende GOS ook specifiek de jaarduurkrommen van één of meer grootverbruikers bij de haalbaarheid van de invoeding betrokken kunnen worden. Het is daarbij van groot belang te weten wat de aard van het verbruik van de betreffende grootverbruikers is, om een goede beoordeling van de groengas invoedmogelijkheden te kunnen maken. Tegelijkertijd is het ook goed te beseffen dat door het verdwijnen van grootverbruikers of door overschakeling van aardgas op andere energiebronnen dit een negatieve invloed kan hebben op de invoedcapaciteit. Vooral in gebieden waar relatief weinig grootverbruikers aanwezig zijn, kunnen wijzigingen van doorslaggevend belang zijn. Het is belangrijk in de contacten met potentiële invoeders, dergelijke signalen goed te ventileren.
Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
16
3.2.5. Tabellen met piek- en daluurverbruiken In de volgende tabel is per GOS het totale jaarverbruik benoemd. Daarnaast zijn de piekuurverbruiken en daluurverbruiken bepaald.
Gasontvangstations in RENDO gebied periode 1 september 2009 tot 1 september 2010 N – nr GTS
Naam van het GOS
Jaarverbruik piekuurverbruik m3 m3/h
daluurverbruik m3/h per GOS
N113
Coevorden
31.356.080
12.150
308
N158
Balkbrug
25.921.352
10.872
498
N271
Zuidwolde
10.742.229
4.971
85
N384
Geesbrug
8.589.842
3.610
26
N127
Elim
5.802.877
3.417
0
N292
Dalen
8.346.030
3.987
0
21.139.805
10.027
0
41.219.649
19.623
0
N016 N474
Hoogeveen - de Weide Hoogeveen Vos v Stwln
N070
Echten
12.956.585
6.205
0
N151
Steenwijk
30.887.529
14.158
0
N162
Meppel
47.003.526
18.509
0
N173
Blokzijl
6.417.452
3.966
0
N177
Staphorst
16.835.197
8.568
0
N315
Havelte
17.005.674
8.305
0
N341
Zwartsluis
5.556.040
2.981
0
N389
Rogat
16.949.876
6.299
0
N431
Geeuwenbrug
15.707.798
7.343
0
N435
Wanneperveen
4.921.682
2.515
0
Totaal
327.359.223
917
Het totale jaarverbruik over de periode bedroeg 327 miljoen kubieke meter gas. Het maximale piekverbruik is gemeten op 26 januari 2010 tussen 08.00 uur en 09.00 uur en bedroeg 145.545 m3/h. Dit is voor deze verkenning niet meer van belang maar kan nog wel van nut als het gaat om de onderlinge samenhang tussen de cijfers Het (theoretische) daluurverbruik bedroeg 917 m3/h. Echter, het verbruik in de daluren kan niet zonder meer worden afgeleid uit de minimale verbruiken per GOS. Volgens de tabel op deze bladzijde zouden van de 18 stations er 14 stations een daluurverbruik hebben van 0 m3/h. Dit lijkt onwaarschijnlijk en verdient dan ook een nadere beschouwing. Van de 18 Gasontvangstations zijn er 4 stations welke op “eiland” worden bedreven. Deze stations hebben namelijk geen koppeling via het hogedrukgasnet van 4 of 8 bar met een ander GOS station. Daarnaast zijn er twee stations die met elkaar zijn gekoppeld via een 4 bar gasnet. In de kom van Hoogeveen staan 2 stations, welke met elkaar gekoppeld zijn via een 8 bar ringleiding. In het resterende gebied zijn er nog 10 stations die met elkaar verbonden zijn via een 8 bar net, die in Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
17
meerdere of mindere mate vermaasd kan worden genoemd. GOS’sen die met elkaar verbonden zijn via het hogedruknet van de regionale netbeheerder worden hier “Pseudo-Gossen” genoemd Binnen zo,n Pseudo-Gos wordt door Gasunie in de zomerperiode soms één of meer Gasontvangstations “standby” gezet, waardoor het betreffende station gedurende delen van het jaar geen gas levert. Het gasverbruik wordt dan via een gekoppeld GOS geleverd. Indien de laagste verbruiken per Pseudo-Gos worden beschouwd, ontstaat er een beeld die het werkelijke minimumverbruik beter zal benaderen. Het totale daluurverbruik, zoals dat in de volgende tabel is weergegeven, komt op deze wijze op 2638 m3/h.
Gasontvangstations in RENDO gebied periode 1 september 2009 tot 1 september 2010 Naam van het N – nr GOS GTS N113 Coevorden
31.356.080
Daluurverbruik Bedrijfsvoering m3/h per van het GOS Pseudo-GOS 12.150 308 eiland
Jaarverbruik piekuurverbruik m3 m3/h
N158
Balkbrug
25.921.352
10.872
498
eiland
N271
Zuidwolde
10.742.229
4.971
85
eiland
N384
Geesbrug
8.589.842
3.610
26
eiland
N127
Elim
5.802.877
3.417 0
onderling gekoppeld via 4 bar net
758
onderling gekoppeld via 8 bar ringnet
963
onderling gekoppeld via een vermaasd 8 bar net
N292
Dalen
N016
41.219.649
19.623
N070
Hoogeveen - de Weide Hoogeveen Vos v Stwln Echten
12.956.585
6.205
N151
Steenwijk
30.887.529
14.158
N162
Meppel
47.003.526
18.509
N173
Blokzijl
6.417.452
3.966
N177
Staphorst
16.835.197
8.568
N315
Havelte
17.005.674
8.305
N341
Zwartsluis
5.556.040
2.981
N389
Rogat
16.949.876
6.299
N431
Geeuwenbrug
15.707.798
7.343
N435
Wanneperveen
4.921.682
2.515
N474
Totaal
8.346.030
3.987
21.139.805
10.027
327.359.223
2638
Toch geeft ook dit nog geen volledig en goed beeld over het totale gebied. De momenten van de daluurverbruiken tussen de onderlinge Pseudo-Gossen liggen waarschijnlijk niet op hetzelfde tijdstip, omdat het patroon van afname door de verbruikers sterk per gebied kunnen verschillen.
Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
18
Het is daarom van belang om per uur alle verbruiksgegevens van de Gasontvangstations naast elkaar te zetten en deze bij elkaar op te tellen. Na de totaaltelling kan het tijdstip bepaald worden, wanneer zich het laagste verbruik voordeed over het gehele gebied. Hieruit volgt dat het laagste verbruik is gemeten op 11 juli 2010, tussen 05.00 uur en 06.00 uur. Het totale daluurverbruik bedroeg in dat uur: 3656 m3/h.
Gasontvangstations in RENDO gebied periode 1 september 2009 tot 1 september 2010 N – nr GTS
Naam van het GOS
Jaarverbruik piekuurverbruik m3/h m3/h
daluurverbruik in m3/h. per GOS op 11 juli 2010 tussen 5.00 - 6.00 uur
N113
Coevorden
31.356.080
12.150
308
N158
Balkbrug
25.921.352
10.872
706
N271
Zuidwolde
10.742.229
4.971
113
N384
Geesbrug
8.589.842
3.610
130
N127
Elim
5.802.877
3.417
N292
Dalen
8.346.030
3.987
21.139.805
10.027
41.219.649
19.623
16 N016 N474
Hoogeveen - de Weide Hoogeveen Vos v Stwln
1369
N070
Echten
12.956.585
6.205
N151
Steenwijk
30.887.529
14.158
N162
Meppel
47.003.526
18.509
N173
Blokzijl
6.417.452
3.966
N177
Staphorst
16.835.197
8.568
N315
Havelte
17.005.674
8.305
N341
Zwartsluis
5.556.040
2.981
N389
Rogat
16.949.876
6.299
N431
Geeuwenbrug
15.707.798
7.343
N435
Wanneperveen
4.921.682
2.515
1014
Totaal
327.359.223
3656
3.2.6. Conclusie Het bepalen van de daluurverbruiken kan niet altijd op basis van de jaarduurkromme per station. Er dient goed gekeken te worden naar de onderlinge samenhang door de aanwezigheid van eventuele onderlinge koppelingen. Ook het standby zetten van bepaalde stations moet hierbij worden betrokken. Uit de jaarduurkrommen blijkt dat het daluurverbruik ten opzichte van het piekuurverbruik zich bevindt tussen 0,1 – 6,5%. Dit is sterk afhankelijk van het type afnemers wat zich achter het betreffende GOS bevindt. Het bepalen van de afname in de daluren blijft altijd een zaak die door de netbeheerder moet worden gedaan. Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
19
3.3. Invoedcapaciteit bij 12% invoeding groengas 3.3.1. Berekening uurcapaciteit groengas Het totale jaarverbruik over de gemeten periode bedroeg 327 miljoen kubieke meter aardgas. Indien gesteld wordt dat in 2020 het aandeel van invoeding van groengas, 12% van dit jaarverbruik zou moeten bedragen, is dat afgerond 40 miljoen kubieke meter groengas per jaar. Uitgaand van 8760 beschikbare uren per jaar, zou de invoeding van groengas op het netwerk van RENDO dan continu 4484 m3/h moeten bedragen. Om dit mogelijk te maken zonder extra maatregelen zoals opslag of terugvoeding naar het net van de landelijke netbeheerder dient het daluurverbruik binnen het RENDO netwerk dus boven die waarde te zitten. Volgens de op bladzijde 19 vermelde tabel zou het totale daluurverbruik 3656 m3/h bedragen. Belangrijkste vraag is hoeveel uur het groengas eventueel niet volledig kan worden ingevoed, omdat de afname dan te gering is. Indien dat inzichtelijk wordt gemaakt per GOS, kan beter worden bepaald of er op rendabele wijze invoeding kan plaatsvinden. In de tabel op bladzijde 21 is daarom de volgende berekening gemaakt. Eerst is per GOS berekend wat de invoedcapaciteit moet zijn, om 12% van het jaarverbruik te realiseren bij een continu invoeding van 8760 uur. Daarna is het aantal uren bepaald, waarin die capaciteit niet volledig kan worden ingevoed op het betreffende GOS. .
Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
20
Gasontvangstations in RENDO gebied periode 1 september 2009 tot 1 september 2010
Naam van het GOS N – nr GTS
aantal uren dat invoedcap daluurverbruik kleiner is uitgedrukt Jaarverbruik bij 12% v/h dan benodigd in % van m3 jaarverbruik invoedcapaciteit bij 12% 8760 uur in m3/h v/h jaarverbruik (1 jaar) per GOS
N113
Coevorden
31.356.080
430
72 uur
1%
N158
Balkbrug
25.921.352
355
0 uur
0%
N271
Zuidwolde
10.742.229
147
195 uur
2%
N384
Geesbrug
8.589.842
118
45 uur
1%
N127
Elim
5.802.877
79
2356 uur
27%
N292
Dalen
8.346.030
114
1059 uur
12%
21.139.805
290
3845 uur
44%
41.219.649
565
239 uur
3%
N016 N474
Hoogeveen - de Weide Hoogeveen Vos v Stwln
N070
Echten
12.956.585
177
1013 uur
12%
N151
Steenwijk
30.887.529
423
148 uur
2%
N162
Meppel
47.003.526
644
2151 uur
25%
N173
Blokzijl
6.417.452
88
2084 uur
24%
N177
Staphorst
16.835.197
231
628 uur
7%
N315
Havelte
17.005.674
233
2499 uur
28%
N341
Zwartsluis
5.556.040
76
1721 uur
20%
N389
Rogat
16.949.876
232
2166 uur
25%
N431
Geeuwenbrug
15.707.798
215
346 uur
4%
N435
Wanneperveen
4.921.682
67
3215 uur
36%
327.359.223
4484
Totaal
Uit de vorige tabel volgt dat wanneer elk GOS als afzonderlijke eenheid wordt beschouwd er relatief veel uren in een jaar zijn dat er geen 12% invoedcapaciteit van het jaarverbruik mogelijk is. Zoals eerder opgemerkt is dat een vertekend beeld doordat er ook Gasontvangstations via het 4 bar en 8 bar gasnet in verbinding met elkaar staan. Wanneer bijvoorbeeld GTS bij twee gekoppelde stations eerst het ene station standby zet en daarna een periode het andere station dan hebben beide stations dus een periode dat er geen verbruik achter dat GOS zit. Dit geeft dus een foutief beeld omdat tijdens die periode het verbruik door het andere of zelfs meerdere Gasontvangstations wordt overgenomen. In de volgende tabel op bladzijde 22 is de berekening opnieuw gemaakt maar dan rekening houdend met welke stations gekoppeld zijn.
Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
21
Gasontvangstations in RENDO gebied periode 1 september 2009 tot 1 september 2010
Naam van het GOS N – nr GTS
aantal uren dat daluurverbruik kleiner is uitgedrukt invoedcap Jaarverbruik dan benodigd in % van gekoppelde bij 12% v/h invoedcapaciteit bij m3 8760 uur GOS-sen jaarverbruik 12% v/h jaarverbruik (1 jaar) per PseudoGOS
N113
Coevorden
31.356.080
430
72 uur
1%
eiland
N158
Balkbrug
25.921.352
355
0 uur
0%
eiland
N271
Zuidwolde
10.742.229
147
195 uur
2%
eiland
N384
Geesbrug
8.589.842
118
45 uur
1%
eiland
N127
Elim
5.802.877
N292
Dalen
8.346.030
N016 N474
Hoogeveen - de Weide Hoogeveen Vos v Stwln
194
1443 uur
854
4 uur
21.139.805 41.219.649
N070
Echten
12.956.585
N151
Steenwijk
30.887.529
N162
Meppel
47.003.526
N173
Blokzijl
6.417.452
N177
Staphorst
16.835.197
N315
Havelte
17.005.674
N341
Zwartsluis
N389
Rogat
16.949.876
N431
Geeuwenbrug
15.707.798
N435
Wanneperveen
4.921.682
2387
Totaal
5.556.040
327.359.223
77 uur
onderling gekoppeld 16% via 4 bar net onderling gekoppeld 0,05% via 8 bar ringnet
onderling gekoppeld 1% via een vermaasd 8 bar net
4484
Nu blijkt dat bij alle stationsgebieden de benodigde grens voor een continue invoeding van 12% van het jaarverbruik benaderd wordt. Alleen het stationsgebied Elim + Dalen kan 16% van het jaar deze invoeding niet afzetten. In absolute getallen valt dat echter mee omdat deze stations tot de kleinere stations behoren. Een bijkomend nadeel is dat deze stations alleen maar door een 4 bar gasleiding zijn gekoppeld waardoor de capaciteit gering is en de mogelijkheid om deze leiding door te koppelen met een 8 bar gasnet niet aanwezig is.
Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
22
3.3.2. Laagste daluurverbruik Wanneer alleen naar de totaalcijfers van het verbruik wordt gekeken zien we het volgende. Voor 12% invoeding is een invoeding van 4484 m3/h noodzakelijk. De werkelijke daluurafname bedroeg 3656 m3/h. De vraag is dan; hoeveel uur van het jaar is het voorgekomen dat het uurverbruik lager dan 4484 m3/h is geweest? Uit de totaaltabel van alle GOS-sen blijkt dat dit lagere verbruik maar gedurende 8 uur is voorgekomen in de gemeten periode van 1 september 2009 tot 1 september 2010. Deze momenten deden zich allemaal voor in de vakantieperiode van Noord Nederland.
Aantal uren dat het verbruik binnen het RENDO gebied onder de theoretische waarde van 4484 m3/h is geweest. Datum + tijdstip 11-7-2010 3:00 11-7-2010 4:00 11-7-2010 5:00 11-7-2010 6:00 11-7-2010 7:00 11-7-2010 22:00 11-7-2010 23:00 15-8-2010 4:00
m3/h 4473 3790 3732 3656 3896 4353 3756 4294
Opmerking
Het laagste verbruik viel op de eerste zondag van de schoolvakanties in Noord Nederland
zondag bouwvakantie
3.3.3. Slipgas Het is opvallend dat enkele grotere stations, die in de piekuren een relatief grote afname kennen, in het daluur een zeer laag verbruik of zelfs een verbruik van 0 hebben. Met name bij het GOS in Meppel zou vanwege de aanwezigheid van een behoorlijk aantal grootverbruikers in dat GOS-gebied toch enig verbruik moeten zijn. Temeer omdat daar ook enkele verbruikers zitten welke voor het verbruik minder seizoensafhankelijk zijn. De koppelingen tussen de Gasontvangstations kunnen de lage verbruiken verklaren indien de afname dan door een ander gekoppeld station wordt overgenomen. Anders is dit bij een GOS die in “eiland” wordt bedreven. In dit verband is specifiek gekeken naar GOS Dalen. In de directe nabijheid van het GOS Dalen bevindt zich een grootverbruiker die naar verwachting ook in de daluren gasverbruik heeft. Het extreem lage verbruik op dit GOS lijkt daarom onwaarschijnlijk. Omdat de gasmeters van grootverbruikers uitgerust zijn met een op afstand uitleesbare EVHI zijn de verbruiksgegevens van alle grootverbruikers eveneens opgevraagd bij de Meetdienst van RENDO. In het specifieke geval van de grootverbruiker bij het GOS Dalen blijkt dat er enkele tientallen m3/h gas worden verbruikt bij de grootverbruiker terwijl het verbruik op hetzelfde moment bij het GOS dus nagenoeg geen verbruik aangeeft. Dit wordt zeer waarschijnlijk veroorzaakt door het zogenaamd ‘slipgas’ bij zeer lage verbruiken. Relatief kunnen deze verschillen redelijk groot zijn maar absoluut gezien heeft het op de mogelijkheden van invoeding niet zoveel impact vooral omdat in dit voorbeeld het de enige grootverbruiker in de nabijheid van dit GOS is. In gebieden waar zich meerdere grootverbruikers bevinden zoals Coevorden, Hoogeveen en Meppel kan het wel interessant zijn om de opgetelde jaarduurkrommen van de grootverbruikers af te zetten tegen de jaarduurkrommen van de in dat netdeel voedende GOS-sen. Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
23
3.3.4. Jaarduurkrommen gebaseerd op 8000 uur Tot nu toe wordt bij het bepalen van de invoedcapaciteit als uitgangspunt de jaarduurkromme van het GOS beschouwd, gebaseerd op de laagste verbruiken over het hele jaar (8760 uur) De business case van projecten voor invoeding groengas worden berekend op basis van 8000 bedrijfsuren van de vergister. Wat zou de invloed zijn op de invoedcapaciteit indien de jaarduurkrommen ook op basis van 8000 uur bepaald zou worden. Theoretisch zou het dan wenselijk zijn, dat dit de uren zijn waarin de afname per GOS het hoogst zijn. Eerst dient dan weer de berekening gemaakt te worden wat de consequenties zijn voor de benodigde capaciteit. Het totale jaarverbruik over de periode bedroeg 327 miljoen kubieke meter gas. Indien gesteld wordt dat het aandeel van invoeding van groengas in 2020, 12% van het momentele jaarverbruik zou moeten bedragen, is dat afgerond 40 miljoen kubieke meter groengas per jaar. Uitgaand van 8000 uur per jaar zou de invoeding op het netwerk van RENDO dan continu 4910 m3/h moeten bedragen. Door nu de jaarduurkrommen te bepalen, met uitsluiting van de 760 laagst voorkomende verbruiksuren, worden waarden verkregen zoals ze op bladzijde 25 in de tabel zijn verwerkt. In dit theoretisch meest gunstige model zou er minimaal 8828 m3/h kunnen worden ingevoed. Dit is dan dus ruim meer dan de benodigde 12%. Vermenigvuldigd met 8000 uur zou dit ongeveer 70 miljoen kubieke meter aan invoeding groengas opleveren, ruim 20% van het jaarverbruik. Het spreekt voor zich dat de theoretische uitvaluren (760 uur) van vergisters nooit volledig synchroon lopen met de theoretisch laagste verbruikuren. Wel wordt hiermee duidelijk dat door deze benadering de optimale benutting ergens in het midden zal kunnen liggen. Voor optimalisatie zou vooraf wel gestuurd kunnen worden op gepland onderhoud in de daluren eventueel in combinatie met gasbuffering. Verder is dit rapport gebaseerd op het volledige beschikbare aantal uren in een jaar, 8760 uur.
Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
24
Gegevens uit de jaarduurkrommen bij 8000 uur
Gasontvangstations in RENDO gebied periode 1 september 2009 tot 1 september 2010
Naam van het GOS N – nr GTS
aantal uren dat benodigde daluurverbruik daluurverbruik invoedcap. kleiner is dan per Jaarverbruik bij 12% v/h benodigd Pseudo-GOS m3 jaarverbruik invoedcapaciteit bij bij bij 12% v/h 8000 uur 8000 uur jaarverbruik per Pseudo-GOS
N113
Coevorden
31.356.080
470
1168
0 uur
N158
Balkbrug
25.921.352
389
998
0 uur
N271
Zuidwolde
10.742.229
161
212
0 uur
N384
Geesbrug
8.589.842
129
203
0 uur
N127
Elim
5.802.877 212
88
821 uur
N292
Dalen
8.346.030 935
1818
0 uur
2614
4341
0 uur
4910
8828
N016 N474
Hoogeveen - de Weide Hoogeveen Vos v Stwln
21.139.805 41.219.649
N070
Echten
12.956.585
N151
Steenwijk
30.887.529
N162
Meppel
47.003.526
N173
Blokzijl
6.417.452
N177
Staphorst
16.835.197
N315
Havelte
17.005.674
N341
Zwartsluis
N389
Rogat
16.949.876
N431
Geeuwenbrug
15.707.798
N435
Wanneperveen
4.921.682
Totaal
5.556.040
327.359.223
3.3.5. Conclusie Het verbruik in de daluren kan niet zonder meer afgeleid worden uit het gemeten verbruik per GOS. Koppelingen in het 8 bar gasnet tussen Gasontvangstations spelen daarbij een belangrijke rol. Wanneer de samenhang van die gekoppelde stations goed wordt beschouwd blijkt het deel groengas dat ingevoed kan worden, substantieel groter te zijn. Bij sommige Gasontvangstations kan ook “slipgas” een rol spelen. Wanneer bovendien jaarduurkrommen over een kleiner beschikbaar aantal uren per jaar worden berekend, ontstaan er theoretisch gunstigere modellen voor invoeding. Vanuit bovenstaande perspectief kan dus gesteld worden dat invoeding van 12% groengas, een waarde is die als haalbaar beschouwd mag worden. Echter: garantie van invoedcapaciteiten zal de netbeheerder op basis van jaarverbruiken per GOS en/of grootverbruikers nooit kunnen afgeven. Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
25
3.4. Capaciteiten gasnetten 3.4.1. Gasnetberekeningen RENDO Bij het invoeden van groengas ontstaan andere netsituaties. Het is daarom belangrijk die nieuwe situaties te kunnen doorrekenen. Niet eens zozeer voor wat betreft de transportcapaciteiten en de drukverliezen in de netten bij het piekverbruik. Dat zal namelijk door een extra invoedpunt in de meeste gevallen alleen maar gunstiger uitpakken omdat er in feite een extra (sub)GOS wordt geplaatst. Het belangrijkste is om te kunnen berekenen of het groengas in de daluren wel op het betreffende net kan worden afgezet. Bij RENDO zijn alle hoge druk leidingen en de daaraan gekoppelde reduceerstations ingevoerd in het gasnet berekeningsprogramma Irene. Hieraan ten grondslag lagen diverse netberekeningen van de lage druk gasnetten, waardoor de benodigde capaciteiten van de districtstations konden worden bepaald. Van de reduceerstations, waarvan de capaciteiten nog niet berekend waren, zijn de verbruiken per station geraamd door het aantal kleinverbruikeraansluitingen te tellen en hun verbruik vervolgens toe te kennen aan de betreffende districtstations. Bij grootverbruikersaansluitingen waar een Elektronisch Volume Herleidings Instrument (EVHI) staat opgesteld worden de verbruiken op basis van de beschikbare meetwaarden, zo goed mogelijke verdeeld tussen procesgas en warmtegas. Dat betekent dat de verbruiken ingevuld bij “procesgas” bij elke temperatuur getransporteerd moeten kunnen worden. Een uitzondering hierop is een enkele grootverbruiker, welke tijdens winterse omstandigheden niet produceert en daarom voor een klein deel t.b.v. verwarming in de berekeningen is meegenomen. Op deze wijze zijn van alle reduceerstations de theoretisch benodigde capaciteiten bepaald en vervolgens in Irene ingevoerd. Een verdere uitwerking van de gasnetberekeningen zijn te vinden in het Kwaliteits- en Capaciteits Document die 2-jaarlijks wordt opgesteld. Tot dusver zijn de gasnetberekeningen vooral gericht om inzicht te krijgen in de restdruk en de capaciteiten van de gasnetten tijdens het piekverbruik, dus onder de meest extreme weersomstandigheden, waarbij wordt uitgegaan van de volgende waarden Gehanteerde waarden bij gasnetberekeningen (tbv piekverbruik)
Windsnelheid
-12 °C 5 m/s
Gastemperatuur
7 °C
Gelijktijdigheidsfactor G
0,65
Gelijktijdigheidsfactor Gproces
0,6
Minimale buitentemperatuur
Bij deze verkenning van invoeding groengas is het noodzakelijk om juist het tegenovergestelde, dus het minimumverbruik per uur, te kunnen bepalen. Echter indien de buitentemperatuur op zomerse waarden wordt gebracht dan geeft het gasnetberekeningspakket een te hoog gasverbruik per GOS aan. Bovendien is het huidige pakket onvoldoende geschikt om een groengas invoeder met een continue capaciteit in een gasnet op juiste wijze te simuleren. In verband hiermee is er overleg geweest tussen Agentschap NL en Kiwa Gas Technology en is overeengekomen dat KIWA Irene Pro zal verfijnen, waardoor het beter kan worden toegepast bij deze materie. Ook zullen daarbij nog enkele extra mogelijkheden worden ingepast.
Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
26
3.4.2. Dynamisch netbeheer Indien het gasnetberekeningspakket voldoende geschikt is gemaakt voor invoeding groengas zal het vooral gebruikt kunnen gaan worden om dynamisch netbeheer te kunnen simuleren. Wat we onder dynamisch netbeheer verstaan wordt in paragraaf 4.1 verder uiteengezet. 3.4.3. Invoeding in gasnetten van RENDO Invoeding van groengas kan in principe met verschillende drukken plaatsvinden. Dit kan zowel op lagedruk als op hogedruk niveau. 3.4.3.1 Lagedruk gasnetten De lagedruk gasnetten van RENDO hebben een druk van 100 mbar of 200 mbar. Deze gasnetten worden door districtstations gevoed vanuit de hogedrukgasnetten. Lagedruk gasnetten hebben dusdanige lage afnames gedurende grote perioden van het jaar dat het door RENDO niet rendabel wordt geacht daar invoeding van groengas op te laten plaatsvinden. Ongetwijfeld zullen daar uitzonderingen op kunnen zijn, maar dergelijke kleinschalige invoeding is in deze verkenning verder niet meegenomen. 3.4.3.2. Hogedruk gasnetten De hogedruk gasnetten van RENDO hebben een druk van 1 bar, 4 bar of 8 bar. 1 en 4 bar gasnetten worden via overslagstations vanuit het 8 bar gasnet gevoed. 8 bar gasnetten worden rechtstreeks gevoed door Gasontvangstations. Daarom kan gesteld worden dat invoeden in 8 bar gasnetten, een belangrijke voorwaarde is om zoveel mogelijk groengas te kunnen invoeden in het regionale gasnet. Bij RENDO zijn er GOS-gebieden waarbij er geen 8 bar, maar een 4 bar gasnet gevoed wordt vanuit overslagstations, welke direct naast een GOS zijn geplaatst. Ook zijn er overslagstations die verder vanaf Gasontvangstations in het achterliggende gebied zijn geplaatst. In de 4 bar gasnetten zal minder groengas ingevoed kunnen worden dan in 8 bar gasnetten. Deze 4 bar gasnetten hebben dusdanige lage afnames in de piek, dat bij het ontwerp van de gasnetten de druk van 4 bar voldoende hoog was. In de aanlegkosten scheelde dat behoorlijk omdat er dan geen leidingen bestaande uit staal maar uit kunststof (HDPE) gelegd konden worden. Tegenwoordig mag er voor 8 bar gasnetten wel kunststof (PE100-SDR 11) toegepast worden. Het verdient aanbeveling dat wanneer HPE 4 bar gasleidingen vervangen moeten gaan worden dat deze dan worden vervangen door PE100 SDR 11, omdat deze gasleidingen in de toekomst eventueel op 8 bar bedreven kunnen worden indien dat wenselijk zou worden. Bij deze verkenning is voornamelijk ingezoomd op het 8 bar gasnet. De 4 bar gasnetten zijn ook aangegeven maar worden verder niet als potentieel leidingnet beschouwd waarop kan worden ingevoed, vanwege de eerder gedane beschouwingen Het 1 bar gasnet is vanwege haar beperkte lengte en capaciteit evenals de lagedruknetten verder buiten beschouwing gelaten. In figuur 2, op bladzijde 28 is het 4 bar en 8 bar hogedrukgasnet van RENDO aangegeven In figuur 3, op bladzijde 29 is aangegeven in welke gebieden invoeding van 12% groengas in potentie mogelijk is. 3.4.4. Conclusie
Een verfijnd programma voor gasnetberekeningen is noodzakelijk. Invoeden op 8 bar gasnetten is een belangrijke voorwaarde om zoveel mogelijk groengas te kunnen invoeden. Onder de huidige condities lijkt 12 % invoeding groengas in potentie mogelijk.
Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
27
figuur 2;
Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO 28
Figuur 3
Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO 29
4 Vergroten mogelijkheden voor invoeding groengas Er zijn verschillende mogelijkheden voor het vergroten van de mogelijkheden van groengas. In deze verkenning zijn de volgende opties nader uiteengezet. • Dynamisch netbeheer • Koppelen van 8 bar gasnetten • Compressie van gas in daluren naar hogere deelnetten • Compressie van gas in daluren ten behoeve van opslag • Koppelen met 8 bar gasnetten van andere netbeheerders • Externe opslag
4.1. Dynamisch netbeheer Belangrijke constatering is, dat de invoeding van groengas de meeste kans van slagen heeft in die gebieden waar zich 8 bar gasnetten bevinden omdat die netten de grootste afnamen hebben. Indien deze netten onderling gekoppeld zijn met gebieden die door meerdere Gasontvangstations gevoed worden biedt dat meer mogelijkheden. Met name indien er dynamisch netbeheer toegepast kan worden. Er zijn twee vormen van dynamisch netbeheer. • Standby zetten GOS • Benutten inhoud gasnet. De belangrijkste wordt bewerkstelligd indien er één of meerdere Gasontvangstations met een lagere uitlaatdruk dan 8 bar worden ingesteld, het zogenaamd “stand-by”zetten van een GOS. Op deze wijze krijgt het invoeden van groengas dus “voorrang”. Door interpretatie van de betreffende jaarduurkrommen en door gasnetberekeningen moet worden vastgesteld over welke periode in het jaar, dynamisch netbeheer moet worden bedreven. Belangrijke voorwaarde hierbij is dat de bedrijfszekerheid niet in gevaar mag komen. Een andere vorm is het benutten van de inhoud van het gasnet. Door in de daluren gebruik te maken van het verschil in druk tussen het invoedpunt en de laagst optredende druk in het achterliggende net. Indien bijvoorbeeld een GOS is afgesteld op 7 bar en het gasnet heeft buiten de daluren voldoende afname waardoor er ook werkelijk een druk heerst van 7 bar dan zou in de daluren het gasnet als buffer kunnen dienen doordat het gehele net zich kan vullen tot een druk van 8 bar. Door de inhoud van het gasnet te berekenen kan de hoeveelheid buffercapaciteit bepaald worden. Voor het kunnen bepalen op welke wijze dynamisch netbeheer toegepast kan worden zullen er netberekeningen gemaakt moeten worden. Bij RENDO wordt hiervoor sinds 2010 de nieuwste versie Irene Pro 3 gebruikt. Door Kiwa Gas Technology wordt gewerkt aan een verdere verfijning van dit programma om dit nog beter geschikt te maken, onder andere voor de berekeningen bij dynamisch netbeheer. 4.1.1. Conclusie / aanbeveling Voor het kunnen toepassen van dynamisch netbeheer zullen er goede afspraken gemaakt moeten worden met de landelijke netbeheerder. In overleg met GTS zal bepaald moeten worden welk GOS of GOS-sen er met een lagere druk worden ingesteld en gedurende welke periode. Voor de toekomst zou het wenselijk zijn, om in breder verband tussen de landelijke- en de regionale netbeheerders, onderzoek te doen naar de mogelijkheden van op afstand bedienbare regelaars, teneinde dynamisch netbeheer grootschalig en zo flexibel mogelijk in te kunnen zetten.
Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
30
4.2. Koppelen van 8 bar gasnetten Indien er een koppeling tussen de afzonderlijke 8 bar gasnetten tot stand zou worden gebracht, biedt dat voor invoeding meer perspectief. Het toepassen van dynamisch netbeheer zou daarmee uitgebreid kunnen worden en de kosten van aansluitleidingen voor de invoeders zou in die gebieden lager worden omdat de afstand tot de in te voeden leiding korter zal zijn. In Irene zijn de koppelleidingen getekend langs globaal aangenomen tracés. (zie figuur 4 op bladzijde 32) Met behulp van de exportfunctionaliteit is vervolgens de lengte van de afzonderlijke koppelleidingen bepaald. Als materiaal voor de koppelleidingen is gekozen voor PE100 SDR 11 omdat dit geschikt is voor een druk van 8 bar. Voor de diameter is gekozen voor de maat 160 mm x 130 mm inwendig. Deze diameter is de maximale diameter bij toepassing van rollen of haspels. Berekeningen wijzen uit dat de capaciteit van de leidingen daarbij voldoende is. Indien alle 8 bar gasnetten in het gebied met elkaar gekoppeld worden, moet in totaal 52 km gasleiding worden gelegd. Het zou een totaalinvestering betekenen van ruim € 5 miljoen. In onderstaande tabel zijn de koppelleidingen op volgorde van hun lengte verwerkt. Deze nummering is ook aangegeven in figuur 4 op bladzijde 32.
nr 1 2 3 4 5 6 7 8
Naam koppelleiding Echten Hoogeveen Coevorden-Dalen Elim-Brugstraat Echten - Zuidwolde Geesbrug-Brugstraat Hoogeveen-Elim Coevorden-Brugstraat Balkbrug-IJhorst
materiaal PE100 160 SDR11 PE100 160 SDR11 PE100 160 SDR11 PE100 160 SDR11 PE100 160 SDR11 PE100 160 SDR11 PE100 160 SDR11 PE100 160 SDR11
lengte in prijs m p/m 2.600 € 100 3.400 € 100 3.700 € 100 4.000 € 100 7.800 € 100 8.500 € 100 9.500 € 100 12.500 € 100 52.000
exploitatiekosten Totaal investering per jaar (€ 6 /m ) € 260.000 € 15.600 € 340.000 € 20.400 € 370.000 € 22.200 € 400.000 € 24.000 € 780.000 € 46.800 € 850.000 € 51.000 € 950.000 € 57.000 € 1.250.000 € 75.000 € 5.200.000
€ 312.000
Voor de berekening van de exploitatiekostenkosten is uitgegaan van 5% rente en een afschrijving van 40 jaar. De eventueel te leggen koppelleidingen bevinden zich allemaal in het zuid-oostelijk gebied van RENDO. De rechtsvoorgangers van RENDO in dat gebied hebben er destijds voor gekozen om de meeste Gasontvangstations in “eiland” te bedrijven, door ze onderling niet te koppelen door 8 bar leidingen. Destijds zijn er alleen verbindingen tussen die GOS gebieden aangelegd door middel van 4 bar leidingen, of slechts door middel van lagedruk gasleidingen. Geconcludeerd kan worden dat er in totaliteit met deze investering geen of nauwelijks extra gas worden ingevoed dan daarvoor het geval was. Een oplossing zoals beschreven in paragraaf 4.5 zou dan meer mogelijkheden kunnen bieden.
Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
31
Figuur 4
Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO 32
4.3. Overstorten van gas in daluren naar hogere deelnetten dmv compressie Er zijn hierbij meerdere scenario’s denkbaar. • Compressie van 8 bar naar 40 bar gasnet van GTS. • Compressie van 4 bar naar 40 bar gasnet van GTS • Compressie van 4 bar naar 8 bar gasnetten • Compressie ten behoeve van buffering (opslag) 4.3.1. Compressie van 8 bar naar 40 bar gasnet van GTS Invoeding van groengas is in het RENDO gebied dus beperkt aanwezig. In een groot deel van het netwerkgebied zou 12% invoeding ten opzichte van het huidige jaarverbruik mogelijk zijn. Een kleiner deel van het netwerkgebied is dat niet mogelijk voornamelijk omdat daar alleen 4 bar gasnetten aanwezig zijn. Indien compressie van gas van 8 bar naar het 40 bar gasnet toegepast zou worden zal dit zeer waarschijnlijk betekenen dat er meer groengas ingevoed kan worden. Dit is afhankelijk van de belastinggraad van het stroomopwaartse 40 bar gasnet van GTS. Voordat dit tot de mogelijkheden kan behoren zullen de jaarduurkrommen van de voedende M&R stations van GTS geraadpleegd moeten worden. Indien een 40 bar gasnet van GTS alleen Gasontvangstations voedt die door RENDO via het 8 bar gasnet zijn gekoppeld heeft compressie naar het 40 bar gasnet geen nut. Of het moet zijn dat het 40 bar gasnet over bepaalde perioden met een lagere druk wordt gevoed, waardoor er toch winst gehaald kan worden door middel van het toepassen van dynamisch netbeheer door GTS. Het verschil tussen de lager bedreven druk en de maximale druk van 40 bar zou dan benut kunnen worden als buffercapaciteit. 4.3.2. Compressie van 4 bar naar 40 bar gasnet van GTS Indien voorgaande haalbaar zou zijn dan is het ook van belang om dit te onderzoeken voor terugvoeding van 4 bar gasnetten op die plaatsen waar de Overslagstations zich in de directe nabijheid van een Gasontvangstation bevindt. Hierbij gelden verder dezelfde condities als genoemd bij het terugvoeden vanuit 8 bar naar 40 bar. Voor investeringkosten en exploitatiekosten van compressie is informatie gewonnen uit het rapport “Groengas Invoeding in het Gasnet” opgesteld door Endinet en KEMA. Kosten per component exploitatie Einvesterings- afschrijvings- kosten verbruik termijn in jr Componenten eenheid kosten per jaar (kWh) invoedpunt 40 bar per stuk € 325.000 30 € 21.158 0-1000 compressie m3/uur € 400.000 12 € 45.120 70
prijs kWh
Draaiuren
totaal Operationele exploitakosten tiekosten € 21.158
€ 0,06
8000
€ 33.600,00 € 78.720 € 99.878
Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
33
4.3.3. Compressie van 4 bar naar 8 bar gasnetten Omdat bij RENDO de overslagstations van 8 naar 4 bar niet allemaal in de directe nabijheid van een GOS staan maar ook in de periferie zou compressie vanuit het 4 bar naar het 8 bar gasnet ook tot de mogelijkheden behoren. Indien dit toegepast zou worden biedt dat voor invoeding meer perspectief. Het dynamische netbeheer zou daarmee uitgebreid worden en de kosten van aansluitleidingen voor de invoeders zou in die gebieden lager worden. De afstand tot de in te voeden leiding zal korter zijn omdat in dat geval niet per se aangesloten hoeft te worden op een 8 bar gasnet, welke in dat geval altijd op een grotere afstand zal liggen. In totaliteit kan er dus op meerdere plaatsen worden ingevoed maar zal de totale capaciteit hierdoor niet toenemen. Dan zal alleen maar toe kunnen nemen als terugvoeding in het GTS net mogelijk is. 4.4. Compressie ten behoeve van buffering (opslag) Voor de netbeheerder zou een apart buffer nog tot de mogelijkheden kunnen behoren. Ook daar zou dan berekend moeten worden in hoeverre dynamisch netbeheer dan tot de mogelijkheden behoord en wat dat oplevert. Om de buffercapaciteit te vergroten zou er gedacht kunnen worden aan het bedrijven van de buffer onder een hogere druk dan 8 bar, tot maximaal 16 bar. Men moet zich dan wel bedenken dat bij drukken boven 8 bar andere veiligheidsinstructies gelden dan de VIAG instructies zoals die gelden voor de huidig maximaal optredende drukken bij regionale netbeheerders. 4.4.1. Berekening buffercapaciteit Met berekeningen zullen de benodigde buffer- of compressiecapaciteiten aangetoond moeten worden. Als voorbeeld is het daluurverbruik van 10 t/m 12 juli 2010 van het GOS gebied Hoogeveen genomen. Het opgetelde minimale verbruik in het totale netwerk van RENDO was op 11 juli 2010 tussen 5 en 6 uur. De totale afname bedroeg 3656 m3/h. Het GOS gebied van Hoogeveen had op dat moment een verbruik van 1357 m3/h. Het laagste verbruik in deze periode deed zich bij dit GOS twee dagen later voor namelijk op 12 juli 2010 om 0.200 uur. Stel dat in dit GOS gebied een invoeding van groengas met een continue capaciteit van 1800 m3/h bewerkstelligd zou moeten worden. Dit is in de volgende grafiek uitgezet op bladzijde 35. De rode vlakken (tijdsblokken a) in de grafiek zijn de momenten van buffering of compressie. De groene vlakken(tijdsblokken b) geven de perioden aan dat het buffer weer kan leeglopen. In dit voorbeeld zou in die periode een maximum buffercapaciteit van 8229 m3 nodig zou zijn om een constante invoeding van 1800 m3/h mogelijk te maken. De benodigde capaciteit voor het storten van het gas in de bufferopslag zou in dit voorbeeld maximaal 802 m3/h moeten bedragen Voor de kosten van een buffer is informatie gewonnen uit het rapport “Groengas Invoeding in het Gasnet” opgesteld door Endinet en KEMA. Daar wordt een verwijzing gemaakt naar een Ricardberekening welke de kosten schaalt per productie-eenheid aan de hand van de installatie. Wanneer een capaciteit van 1000 m3 genomen zou worden dan zijn de investeringskosten volgens de Ricardberekening ongeveer € 80.000.
Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
34
Voor het elektriciteitsverbruik is aangenomen dat het buffer ongeveer de helft van een jaar moet worden gevuld.
Componenten eenheid buffer
1000 m3
Exploitatie Everbruik investerings- afschrijvings- kosten kosten termijn in jr per jaar (kWh) € 80.000
25
€ 5.676
70
prijs kWh
Draai uren
€ 0,06
4.000 16.800
Berekening benodigde buffercapaciteit GOS Hoogeveen Periode 10-7-2010 t/m 12-7-2010 tijdsblok verbruik = aantal afname invoeding m3 in uren in m3 in m3 buffer < 1800 >1800 1a 7 10.025 12.600 2.575 1b 7 14.047 12.600 1.128 2a 2 3.513 3.600 1.215 2b 5 10.228 9.000 0 3a 11 16.363 19.800 3.437 3b 6 12.184 10.800 2.053 4a 3 5.046 5.400 2.407 4b 3 5.723 5.400 2.084 5a 11 13.655 19.800 8.229 5b 16 37.136 28.800 0 6a 1 1.705 1.800 95 totaal 72 129.625 129.600 Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
totaal Operat exploitatie ionele kosten per kosten jaar 22.476
buffer cap. m3/h 368 608 312 802 748 95
35
4.5. Koppelen van 8 bar gasnetten met andere netbeheerders Indien bij netbeheerders, welke grenzen aan het netwerkgebied van RENDO ook studies beschikbaar zijn of komen, zou het goed zijn om ook onderling afstemming te zoeken. Indien zou blijken dat in hun voorzieningsgebied(en), plaatsen zijn waar voldoende groengas kan worden ingevoed, kunnen de mogelijkheden van het onderling koppelen van de 8 bar gasnetten onderzocht worden. Met name de grotere plaatsen zoals Assen, Emmen en Zwolle bieden wellicht grotere afzetmogelijkheden. Afstanden tussen 8 bar gasnetten van RENDO en naastliggende netbeheerders beperken zich in die regio naar schatting tussen de 10 en 20 km. Het is dan zaak om de doelmatigheid van eventuele koppelleidingen te onderzoeken. 4.6. Externe opslag 4.6.1. Opslag in lege gasvelden of tubes Opslag van CO2 in lege gasvelden/tubes in het noorden van het land zal zeer waarschijnlijk niet doorgaan. Zouden deze lege gasvelden/tubes kunnen worden gebruikt voor grootschalige opslag van groengas? In het voorzieningsgebied in de Provincie Drenthe zou nader onderzocht kunnen worden in welke mate lege gasvelden door de netbeheerders kunnen worden benut voor de opslag van groengas in plaats van CO2. Door koppelleidingen met andere netbeheerders tot stand te brengen, ontstaan er indirect hierdoor wellicht toch bredere mogelijkheden. 4.6.2. Vloeibaar aardgas (LNG) Hoewel op kleine schaal, wordt LNG ook toegepast als motorbrandstof. In het najaar van 2010 is het eerste Nederlandse project met LNG als motorbrandstof gestart. Dit betreft een samenwerking tussen enkele grote transportbedrijven en LNG-Europe. Door het ministerie van Infrastructuur en Milieu, wordt LNG als brandstof voor bijvoorbeeld de scheepvaart gestimuleerd.
Het is de bedoeling uiteindelijk een netwerk van LNG-vulinstallaties in Nederland te laten ontstaan. In het gebied van RENDO bevinden zich enkele belangrijke grote logistieke locaties waar veel transport door vrachtwagens en schepen plaatsvindt. Indien daar dergelijke vul-installaties zouden ontstaan, wordt door deze afname de potentie van invoeding groengas groter. Omdat de volume-reductie aanzienlijk groter is dan bij compressie tot CNG, wordt deze methode veel gebruikt bij het transport van aardgas over zee in LNG-tankers. Een LNG fabriek binnen het netwerkgebied zou groengasinvoeding een extra impuls geven. 4.6.3. Opslag of verbruik gas bij invoeder Mogelijkheden voor de invoeder om tijdens de daluren groengas zelf op te slaan of in te zetten voor andere doeleinden zoals WKK,s, worden hier verder niet beschouwd. 4.7 Conclusie Bij het bepalen van de juiste keuzes dienen de zaken in een breder perspectief te worden bezien. De Gasontvangstations nemen hierbij een centrale rol in voor zowel het toepassen van dynamisch netbeheer als ook voor de mogelijkheden van afzet en overstort. Overleg over deze zaken met GTS is daarbij van cruciaal belang. Overleg met aangrenzende netbeheerders over de uitkomsten van vergelijkbare studies is wenselijk. Daarna kan gezamenlijk studie gedaan worden naar doelmatigheid van het leggen van koppelleidingen al dan niet in combinatie met andere opslagmogelijkheden en/of overstort.
Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
36
5 Centrale rol Agentschap NL Bij het toekennen van SDE subsidie voor groengas heeft Agentschap NL een centrale rol. In de visie van RENDO zou die rol nog een extra dimensie moeten krijgen, welke hieronder wordt toegelicht. 5.1. Aanvragen invoeding groengas op gasnet van Regionale netbeheerders (RNB’s) Tijdens de periode van deze verkenning zijn enkele concrete en ook minder concrete aanvragen of informatieverzoeken voor invoeding van groengas bij RENDO binnengekomen. Tijdens het maandelijkse overleg in de landelijke projectgroep groengas is gebleken dat verschillend wordt omgegaan met de vraag of er mogelijkheden bestaan voor invoeding van groengas in een bepaald GOS gebied. RENDO hanteert het standpunt dat aan elke potentiële invoeder de beschikbare capaciteit van een GOS inzichtelijk moet worden gemaakt. Tevens zal daarbij een kostenindicatie worden gegeven voor de aansluitkosten vanaf het invoedpunt naar het meest dichtbij gelegen aftakpunt van het daartoe geschikte netvlak, waar invoeding daadwerkelijk kan in relatie tot de afname. In de meeste gevallen een 8 bar gasnet. Indien een 2e verzoek c.q. informatievraag van een andere partij op het zelfde GOS gebied binnenkomt, zal in de visie van RENDO ook deze partij dezelfde informatie dienen te ontvangen. Wel zal aan deze aanvrager duidelijk worden gemaakt, dat een andere partij ook al een aanvraag voor informatie in dit gebied bij RENDO heeft gedaan. Indien beide capaciteiten, bij elkaar opgeteld, groter is dan de afname achter het betreffende GOS zal er een probleem ontstaan wanneer beide projecten SDE subsidie toegewezen krijgen. In de visie van RENDO zou de rol van Agentschap NL daarom moeten worden uitgebreid. Daarbij zou het volgende een mogelijke verbetering kunnen zijn. Elke invoeder zou bij het aanvragen van SDE subsidie voor groengas moeten aangeven op welk GOS-gebied zal worden ingevoed. Elk GOS in Nederland heeft een uniek N-nummer. Dit nummer is bij de netbeheerder bekend en kan dus in de contacten worden meegenomen. Indien er ingevoed wordt op een gebied waarbij meerdere GOS-sen gekoppeld zijn via het hogedrukgasnet van de netbeheerders, kan het noodzakelijk zijn om dus meerdere GOS-nummers te vermelden. Dit zou kunnen resulteren in een door Agentschap NL beheerd logboek zoals aangegeven in hoofdstuk 6 Nadat de termijn voor aanvragen voor subsidie is gesloten, zou Agentschap NL bij de netbeheerders moeten opvragen wat de beschikbare afnamecapaciteit bij het betreffende GOS of stroomgebieden zijn. Op deze wijze kan Agentschap NL direct zien of er meerdere subsidie aanvragen achter eenzelfde GOS wordt gedaan, en of daarbij overschrijding van de afnamecapaciteit optreedt. Bij toewijzing van de subsidie zouden er bij het Agentschap NL, selectiecriteria ontwikkeld moeten worden, waardoor de meest energetische en doelmatige projecten voorrang krijgen. De inschrijving op de subsidies zouden dan een veiling-achtig karakter kunnen krijgen. Noot: zelfs kan worden overwogen om per GOS, twee stuks afnamecapaciteiten op te vragen. De eerste op basis van een jaarduurkromme van een volledig jaar, dus 8760 uur. De tweede op basis van een lager aantal bedrijfsuren van een GOS, waardoor perioden waarin een GOS niet levert als gevolg van het “standby” zetten of als gevolg van “slipgas”, niet worden meegenomen. Deze benadering zou verder bediscussieerd kunnen worden in overleg tussen Agentschap NL en RNB’s. 5.2 Aanvragen invoeding groengas op gasnet van Landelijke netbeheerder (GTS). Ook bij de aanvragen van invoeders op het GTS net zou het GOS nummer in onze beleving vermeld moeten worden. Een GOS is de centrale spil is in het transport van aardgas van de landelijke netbeheerder en de regionale netbeheerder. Invoeding van groengas op het net van een RNB gaat daardoor ten koste van afnamecapaciteit in het net van GTS. Andersom is dit ook het geval indien op korte of lange termijn teruggevoed zou moeten worden vanuit het regionale net naar het landelijke net.
Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
37
5.3 Aanvragen subsidie voor bio-gas projecten waarbij aardgas wordt verdrongen Om het plaatje helemaal compleet te krijgen zouden ook aanvragen voor subsidie van bio-gas projecten van een GOS-nummer voorzien moeten worden. Hierdoor ontstaat nog een belangrijk winstpunt. Allereerst zal de betreffende bio-gas producent voor het opvragen van het GOS nummer contact op dienen te nemen met de netbeheerder, waardoor deze op de hoogte wordt gebracht van het project. Op de aanvraag zou dan moeten worden meegenomen of het geproduceerde bio-gas wel of niet bestaand aardgasverbruik zal gaan verdringen. Als het antwoord daarop bevestigend is kan Agentschap NL ook hier een directe relatie leggen met de mogelijke projecten van groengas in datzelfde GOS gebied. Bij de toewijzing van subsidie zou een dergelijk biogas project zelfs voorrang kunnen krijgen omdat de duurdere opwerking naar groengas, waar meer subsidie voor wordt verstrekt, dan achterwege kan blijven. Bijkomend voordeel is dat de netbeheerder dan een betere inschatting kan maken bij het doen van prognoses van de jaarduurkrommen per GOS. Tenslotte kan, ingeval van aardgasverdringende projecten, de hoeveelheid gas ook worden meegenomen in relatie tot de beoogde doelstelling van RENDO, om 12% groengas in 2020 in te kunnen laten voeden. 5.4 Aanbeveling Vanwege de hiervoor genoemde redenen wordt door RENDO de aanbeveling gedaan om in alle gevallen van subsidie aanvraag, voor zowel groengas als bio-gas, verplicht het GOS nummer(s) te laten opnemen in de subsidie aanvraag. Op die wijze zou er een samenhangend en overzichtelijk geheel ontstaan, waarbij de meest kansrijke projecten kunnen worden verwezenlijkt, tegen de laagst mogelijk maatschappelijke kosten. Voor het eventueel bepalen van afnamecapaciteiten op basis van een lager aantal bedrijfsuren van een GOS, wordt geadviseerd dit nader met elkaar uit te discussiëren.
Bio gas
afname
GOS nummer N….
afname
Groen gas
Groen gas
Noot In januari 2011 is door een commerciële partij, bij alle netbeheerders een aanvraag gedaan voor aansluiting groengas. Hierbij werd gevraagd om voor die partij invoedcapaciteit te reserveren achter elk aanwezig GOS bij de netbeheerders. Omdat hierbij geen concrete projecten werden aangeboden is niet op hun verzoek ingegaan. Het bevestigt echter wel de mogelijke rol die het vermelden van GOS nummers zou kunnen spelen bij de subsidie aanvragen. Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
38
6. Aansluiten invoeders 6.1. Concrete projecten RENDO heeft begin 2011 de opdracht gekregen van Attero te Wijster om een aansluiting voor invoeding groengas te realiseren. In de eerste fase zal er vanaf 1-1-2012 een hoeveelheid van 780 m3/h ingevoed gaan worden. In de 2e fase groeit dit door naar 1700 m3/h. Procentueel zal dat een invoeding van groengas betekenen van 4,5% ten opzichte van het huidige jaarverbruik. Uit netberekeningen blijkt dat het groengas als gevolg van dit project, zich in de daluren zal kunnen verspreiden over de volgende gemeente: Hoogeveen, De Wolden (gedeeltelijk), Meppel en Staphorst. Hiermee is de invoedcapaciteit in deze gebieden opgesoupeerd. Dit gebied is in onderstaande figuur opgenomen. Opmerking: Met concreet wordt hier bedoeld die projecten waarvan de opdracht tot invoeding ook werkelijk ontvangen is (status februari 2011)
6.2. Verdere initiatieven Momenteel zijn er enkele informele gesprekken geweest met initiatiefnemers als stichtingen of projectbureaus die zich bezighouden met ontwikkeling van duurzame energie, in dit geval gericht op groengas en/of biogas. Hierna per provincie en gemeente enkele concrete en minder concrete projecten. 6.2.1. Provincie Overijssel De Provincie Overijssel speelt een actieve rol bij het ontwikkelen van initiatieven op het gebied van groengas. Sinds medio 2009 hebben we een periodiek overleg waaraan de netbeheerders Enexis, Cogas, Rendo, GTS , Agentschap NL en de provincie Overijssel deelnemen. Ten einde overzicht te krijgen welke projecten het meest kansrijk zijn, worden deze clusters binnen de provincie Overijssel, met
Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
39
eventuele linken buiten de provincie, in beeld gebracht. Ook heeft de gemeente een kansenkaart voor bio-energie ontwikkeld (http://gisopenbaar.overijssel.nl/website/kansenkaart/kansenkaart.html) 6.2.1.1. Gemeente Hardenberg In de gemeente Hardenberg lopen er twee van dergelijke onderzoeken. De eerst partij heeft telefonisch contact gezocht en naar de invoedcapaciteit geïnformeerd. Ook werd daar melding gemaakt van eventueel rechtsreeks transporteren van biogas naar een grote afnemer van aardgas. De tweede partij heeft in een bijeenkomst bij RENDO, geïnformeerd naar de invoedcapaciteit. Ook is hier een raming van kosten voor het leggen van een aansluitleiding afgegeven. Dit betrof een lengte van ongeveer 5 km. Deze beide projecten in deze gemeente hebben RENDO aanleiding gegeven om een aanbeveling te doen voor een meer centrale rol voor Agentschap, zoals verwoord in paragraaf 5. 6.2.1.2. Gemeente Steenwijkerland In deze gemeente heeft een agrarisch bedrijf in 2008 een verzoek tot kostenopgave gedaan voor het invoeden van 200 m3/h. Sindsdien is er geen contact meer geweest. Via RENDO Duurzaam is vernomen dat het biogas waarschijnlijk niet opgewaardeerd zal worden naar groengas, maar dat het rechtstreeks naar een nieuwe woonwijk zal worden getransporteerd ten behoeve van een WKK. In 2010 zijn er via RENDO Duurzaam informele contacten geweest over een initiatief van een agrarische onderneming voor invoeding van groengas. Het betreft hier echter een dergelijke capaciteit waardoor invoeding niet mogelijk blijkt. Inmiddels worden er diverse scenario’s onderzocht voor het transporteren van biogas rechtstreeks naar een grote afnemer al dan niet in combinatie met de ontwikkeling van een grote nieuw te bouwen woonwijk ten noorden van Meppel. Voor het leggen van de betreffende biogasleiding met een lengte van 17 km is een offerte aan RENDO gevraagd. Vanuit deze expertise is in deze studie de aanbeveling opgenomen om aanleg en beheer van biogasleidingen bij netbeheerders onder te brengen zoals in paragraaf 10 is beschreven.
Figuur: verdere initiatieven per gemeente
Opmerking; hierbij zijn dus de concrete initiatieven van de figuur op bladzijde 39 weggelaten. Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
40
6.2.2.Provincie Drenthe Door de Provincie Drenthe is een dergelijk initiatief zoals door de Provincie Overijssel nog niet tot stand gekomen. Overleg over Duurzame energie vinden plaats op andere niveaus en vakgebieden. 6.2.2.1. Gemeente Westerveld Hier zijn nog geen concrete projecten bij RENDO bekend. Wel is er door een onafhankelijke producent van groengas informatie gevraagd over invoedcapaciteiten in dit gebied. Hier zou het gaan om eventuele invoeding door een cluster van Agrariërs welke zich buiten het netwerkgebied van RENDO bevinden. In het netwerkgebied van Enexis zou de invoedcapaciteit inmiddels onvoldoende zijn. Het ligt daarom meer voor de hand om initiatieven van kleinere omvang af te wachten in deze gemeente. 6.2.2.2. Gemeente Coevorden Ook in deze gemeente zijn diverse informele contacten geweest. De meeste daarvan hebben vooral met biogas in combinatie met andere duurzame energiebronnen van doen en spelen zich af op Europark, een grensoverschrijdend Industrieterrein. Voor invoeding groengas is telefonisch overleg geweest maar de daarin genoemde capaciteiten overschrijden de invoedcapaciteit in het 8 bar gasnet fors. Deze partij zal naar verwachting daarom contact opnemen met de landelijke netbeheerder. 6.3. Kostenindicatie aansluitleiding De kosten voor het aansluiten van een invoeder worden gebaseerd op de aansluitkosten vanaf het invoedpunt naar het meest dichtbij gelegen aftakpunt van het daartoe geschikte netvlak, waar invoeding daadwerkelijk kan in relatie tot de afname. In de meeste gevallen een 8 bar gasnet. De kosten voor het aanleggen hiervan worden gebaseerd op een begroting, waarbij afgerekend wordt op basis van werkelijke kosten. Indien in een oriënterende fase gevraagd wordt naar een indicatie van kosten dan wordt er gerekend met een prijs van € 80 tot € 120 per/m. Dit afhankelijk van tracé en lengte. Verder worden de kosten in rekening gebracht volgens de nettarieven zoals die gelden voor “Gas Telemetrie Grootverbruikers” 6.4. Logboek aanvraag invoeders Bij RENDO werden tot dusver, de aanvragen en contacten welke betrekking hebben op groengas niet apart bijgehouden. Min of meer werden informatie-uitwisseling in dit kader bezien als zijnde contacten met “normale grootverbruikers”. Pas wanneer de contacten uitmonden in een officiële aanvraag werd dit in documenten vastgelegd. Naar aanleiding van deze studie is besloten om de formele en informele contacten vast te leggen in een soort logboek. Als basis kan hiervoor de tabel met alle Gasontvangstations met daarin de vermelde daluurwaarden gebruikt worden. Op die wijze is snel en op overzichtelijke wijze te zien welke initiatieven er bekend zijn en wat de status daarvan is. Dit logboek is in concept als voorbeeld op bladzijde 42 aangemaakt. Dit kan naar behoefte verder worden uitgebreid. Ook voor biogasprojecten zou een dergelijk logboek bijgehouden kunnen worden. 6.5. Invoedcapaciteit Invoedcapaciteit is in feite een nieuw begrip. Hier zal een eenduidige beschrijving van moeten komen. Alleen de vermelding m3/h is in feite onvoldoende. Wellicht zal er ook een bepaalde tijdsduur bij vermeld moeten worden. Omdat de businesscase voor groengasprojecten op 8000 uur wordt berekend zou je er dan ook toe kunnen overgaan om bijvoorbeeld twee invoedcapaciteiten te vermelden. Bijv invoedcapaciteit 1: 500 m3/h - 8760 uur. Invoedcapaciteit 2: 750 m3/h - 8000 uur. Het moet hierbij wel duidelijk zijn dat het geen aaneengesloten periode hoeft te zijn. Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
41
Logboek groengasprojecten in RENDO gebied
GOS- Naam van nr het GOS
daluurverbruik in m3/h. per GOSsoort gebied periode: contact 1-9-2009 tot 1-9-2010
met wie
N113 Coevorden
308
telefonisch
?
N158 Balkbrug
706
telefonisch
xxxxx
bijeenkomst xxxxx
Door gevraagde RENDO kosten invoed opmerking afgegeven opgave capaciteit invoed in m3/h capaciteit
datum
1500
300
nee
geadviseerd om contact op te nemen met GTS
12-1-2011
*
600
nee
7-1-2011
*
600
ja
In najaar 2010 eerste contacten met xxx gehad Wordt ook gekeken naar biogasleiding naar grote afnemer trace + kostenraming indicatief verstuurd per email
N271 Zuidwolde
113
In dit gebied zijn nog geen contacten geweest
N384 Geesbrug
130
In dit gebied zijn nog geen contacten geweest
Logboek bio-gasprojecten in RENDO gebied
GOSnr
Naam van het GOS
daluurverbruik in m3/h. per GOSgebied periode: 1-9-2009 tot 1-9-2010
N113 Coevorden
308
N158 Balkbrug
706
soort contact
met wie
bijeenkomst xxxxx telefonisch
xxxxx
datum
medio 2010 medio 2010
gaat ten koste van capaciteit aardgas- kosten opmerking biogas afname in opgave GOSgebied?
?
ja
nee
600
ja
nee
verder geen gegevens van vastgelegd verder geen gegevens van vastgelegd
Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO 42
6.5.
Procedure
De procedure welke gevolgd dient te worden bij aanvraag invoeding groengas zal in de bestaande procesomschrijving “Projecten grootverbruik en/of infra” opgenomen worden. Het wezenlijke verschil is dat dergelijke aanvragen in een logboek groengas zullen worden bijgehouden. Om dit mogelijk te maken zullen de groene blokken aan het processchema worden toegevoegd, zoals hieronder is afgebeeld.
Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
43
7. inventariseren biogasproductiepotentieel in RENDO gebied 7.1. Inleiding. Om globaal inzicht te krijgen in het potentieel aan mest in het voorzieningsgebied, zijn de bestanden van de Provincies Drenthe en Overijssel bestudeerd. Van de Provincie Drenthe zijn dit bestanden waarin de mestproductie van dunne en vaste mest van rundvee, pluimvee en varkens, per gemeente zijn weergegeven. Van de Provincie Overijssel zijn dit bestanden waarin een omschrijving van stalsystemen wordt gegeven en het aantal dieren is benoemd per gemeente en per straat. Door deze verschillende wijzen van aanleveren was het niet mogelijk om op eenduidige wijze de mestproductie in het RENDO-gebied in kaart te brengen. Daarom zijn vervolgens gegevens van CBS Statline bestudeerd. Hieruit is de productie van vaste en dunne mest te genereren op gemeentelijk niveau. Van de gemeenten in Drenthe zijn deze gegevens vergeleken met de cijfers, zoals ze door de Provincie waren aangeleverd. Dit gaf een dergelijk betrouwbaar beeld dat besloten is om van de Provincie Overijssel ook de mestproductiegegevens uit CBS Statline te gebruiken. 7.2. Mestproductie per gemeente. In de 9 gemeenten welke behoren tot het voorzieninggebied van RENDO, is in het jaar 2009 totaal 4,3 miljoen ton mest geproduceerd. Van enkele gemeenten valt niet het volledige grondgebied in het voorzieningengebied van RENDO. Dit is een voortvloeisel uit de gemeentelijke herindelingen die in beide Provincies eind jaren negentig hebben plaatsgevonden. Dit betreft de gemeente Coevorden in de Provincie Drenthe en de gemeenten Hardenberg en Zwartwaterland in de Provincie Overijssel. Ter correctie is daarom de mestproductie bij deze gemeenten, evenredig over het grondgebied verdeeld. Door deze correctie komt de mestproductie in RENDO gebied uit op 3 miljoen ton per jaar. Deze mestproductie bestaat uit het overgrote deel uit dunne mest. Dit varieert tussen 94% en 99% procent van het totaal. Het overige deel is vaste mest. 7.3. Groengas productie uit mest Wanneer uitgegaan wordt van een biogasproductie van 30 m3 per ton mest, levert dat 91 miljoen m3 biogas per jaar op. Wanneer hierop een factor van 0,6 wordt toegepast voor het opwerken naar groengas geeft dat een groengas hoeveelheid op van 55 miljoen m3 per jaar. Op uurbasis zou dat 6285 m3/h groengas invoeding betekenen. Wanneer de volledige mestproductie vergist zou worden met co-substraten dan zou bij een productie van 120 m3 per ton (factor 4) de groengas productie 25.140 m3/h bedragen. Bovengenoemde getallen zijn opgenomen in de tabellen op bladzijde 45.
Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
44
Mestproductie gegevens per gemeente in RENDO gebied
Provincie Gemeente Coevorden De Wolden Drenthe Hoogeveen Meppel Westerveld Hardenberg Staphorst Overijssel Steenwijkerland Zwartewaterland Totalen
Dunne mest
Vaste mest
in ton per jaar 493.178 14.833 554.378 34.614 260.238 11.517 167.617 2.854 406.320 15.243 884.424 58.535 425.104 16.055 659.042 19.751 318.758 6.802 4.169.059
180.204
deel v/h totaal mest grondgebied in gebied in gebied RENDO RENDO totaal mest 508.011 588.992 271.755 170.471 421.563 942.959 441.159 678.793 325.560
percentage ton per jaar 57% 289.566 100% 588.992 100% 271.755 100% 170.471 100% 421.563 16% 150.873 100% 441.159 100% 678.793 14% 45.578
4.349.263
3.058.751
Potentieel groengas productie uit mest per gemeente
Provincie Gemeente
Drenthe
Overijssel
Coevorden De Wolden Hoogeveen Meppel Westerveld Hardenberg Staphorst
totaal mest in gebied RENDO
productie biogas bij 30 m3 per ton
invoeding invoeding groengas bij productie groengas co-substraten groengas bij / 8760 door factor 0,6 uur toepassing factor 4
in ton per in m3 per in m3 per jaar jaar jaar 289.566 8.686.988 5.212.193 588.992 17.669.760 10.601.856 271.755 8.152.650 4.891.590 170.471 5.114.130 3.068.478 421.563 12.646.890 7.588.134 150.873 4.526.203 2.715.722 441.159 13.234.770 7.940.862
in m3/h 595 1.210 558 350 866 310 906
in m3/h 2.380 4.841 2.234 1.401 3.465 1.240 3.626
Steenwijkerland
678.793
20.363.790
12.218.274
1.395
5.579
Zwartewaterland
45.578
1.367.352
820.411
94
375
3.058.751
91.762.533
55.057.520
6.285
25.140
Totalen
Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
45
7.4. Overproductie groengas uit mest Tenslotte kan door het vergelijken van het daluurverbruik per gemeente met de potentiële productie groengas uit mest- of co-vergisting de theoretische overproductie berekend worden. Omdat de Gasontvangstations niet in alle gevallen uitsluitend binnen de gemeentegrenzen gas leveren, is per GOS een inschatting gemaakt van de hoeveelheid gasverbruik in de daluren per gemeente. Vervolgens is de overproductie berekend. Alleen in de gemeenten Hoogeveen en Hardenberg en Zwartewaterland is er een onderproductie. In alle andere gemeenten zou bij vergisting van alle mest er overproductie van groengas ontstaan. Uiteraard is dit bij het vergisten met co-substraten nog veel meer het geval. Dan ontstaat er in het gehele gebied overproductie van groengas.
Overproductie groengas uit mest per gemeente
Provincie Gemeente
GOS-gebieden per gemeente
geschatte overproductie overproductie daluurvergroengas groengas door bruiken door alleen mest +coper mest substraten gemeente
in m3 per station nrs jaar procentueel Coevorden N113+N292+N384 446 133% De Wolden N070+N271 113 1071% Drenthe 42% Hoogeveen N127+N016+N474 1341 Meppel N162+N389 350 100% 433% Westerveld N315+N431 200 44% Hardenberg N158 706 Staphorst N177 150 604% Overijssel Steenwijkerland N151+N173+N435 250 558% 94% Zwartewaterland N341 100 Totalen 3.656 172%
Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
in m3/h 534% 4284% 167% 400% 1732% 176% 2417% 2232% 375% 688%
46
7.5. Groengas transport over grenzen van voorzieningsgebied RENDO Het gehele rapport is in eerste instantie gebaseerd op lokale productie van groengas en daarbij behorend lokaal transport. De praktijk is altijd weerbarstiger dan de theorie. In de praktijk blijkt dat RENDO netwerken niet op een eiland zit. Zo dient er ook rekening te worden gehouden met productielocaties net buiten het voorzieningsgebied die toch gebruik willen maken van de afzet- en transportcapaciteit van de netwerken van RENDO. Een concreet voorbeeld hiervan is Attero te Wijster. Deze invoeder ligt ongeveer 2 km buiten het voorzieningsgebied van RENDO. Hier zal door vergisting van organisch materiaal uit huishoudelijk afval vanaf 2012, jaarlijks zo’n 5 miljoen m3 groengas geproduceerd worden, welke dan in het netwerk van RENDIO zal worden ingevoed. Dit feit geeft duidelijk aan dat het voor deze totaalverkenning van het RENDO gebied, niet zo relevant is om het invoeden van het totale mestpotentieel nog verder uit te werken. Een bredere aanpak op Provinciaal of Landelijk niveau is wellicht een betere optie. Andersom kan het dus ook voorkomen dat afzet van gas mogelijk ook buiten het RENDO gebied gaat plaatsvinden. 7.6. Conclusie / aanbeveling Indien alle geproduceerde mest zou worden vergist ontstaat er een overproductie van groengas in het grootste deel van het voorzieningsgebied. Wanneer alle mest met inzet van co-substraten zou worden vergist, ontstaat er een zodanige hoeveelheid groengas, dat ruim groter is dan de einddoelstelling van 50% groengas. Afzet van groengas is niet alleen van toepassing binnen de eigen voorzieningsgebieden van de netbeheerders. Elke beschouwing over biogasproductie en afzet van groengas zijn momentopnames. Er is daarom altijd contact noodzakelijk tussen potentiële invoeders en de netbeheerder.
Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
47
8. Potentiële afnemers groengas per gemeente 8.1. Inleiding Belangrijke afnemers van groengas zijn afnemers die aardgas verbruiken voor processen die niet of nauwelijks beïnvloed worden door seizoen- of weersinvloeden. Indien dan ook nog een redelijk vlak verbruikspatroon aanwezig is, zijn dat ideale afnemers om de afzet van groengas te continueren en/of te vergroten. Het is belangrijk per regio of gemeente een beeld te hebben welke afnemers dit zijn. Bestaande afnemers in deze categorie zijn: • Ziekenhuizen. • Tapijtfabrieken • Zuivelfabrieken • Asfalt centrales • Beton- of steenfabrieken • CNG-vulstations • Voedselproducenten • Bakkerijen • Grootschalige overdekte zwemparadijzen • Andere (middel)grote industriële afnemers van gas • WKK-installaties algemeen Bovengenoemde afnemers bevinden zich verspreid over het hele gebied. Het spreekt voor zich dat bepaalde categorieën zich voornamelijk in de grotere plaatsen bevinden. Voor uitbreiding van de mogelijkheden van groengas zal de afname in de daluren groter moeten worden. Nieuwe afnemers van groengas vormen dan ook een belangrijke voorwaarde. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan uitbreiding van het aantal CNG-vulstations, maar ook aan het ontstaan van LNG-vulstations en LNG-fabrieken. Indien processen die andersoortige energiebronnen gebruiken omgebouwd worden naar aardgas, zou dit een grote impuls zijn voor de afzet van groengas, maar ook extra kwaliteitsslag voor het milieu. Hierna is een opsomming per gemeente gegeven en in welke plaatsen bepaalde categorieën aanwezig zijn. Daar waar bijzonderheden bekend zijn, welke verband houden met het toekomstige gasverbruik zijn ze per gemeente vermeld. 8.2. Gemeenten in provincie Drenthe 8.2.1. Coevorden Dit is een gemeente waarvan ruim de helft(57%) van het grondgebied in het voorzieninggebied van RENDO ligt. Het overige deel ligt in Enexis gebied. Coevorden is de hoofdkern. In het buitengebied bevinden zich door het plattelandskarakter nauwelijks afnemers voor groengas. Behalve nabij Dalen waar zich een groot recreatief park bevindt (Center Parcs). Aanwezige categorieën: Ziekenhuis, Tapijtfabriek, Voedselproducenten (2 stuks), Betonfabrieken(2 stuks), andere (middel)grote industriële afnemers. Bijzonderheden; Bij één van de voedselproducenten loopt dit moment een duurzaamheidproject waardoor mogelijk het aardgasverbruik zal afnemen. Ook wordt hier onderzoek gedaan naar twee mogelijke bio-gasprojecten. Er loopt een aanvraag voor een CNG-vulstation. Coevorden heeft een grote logistieke locatie waar veel transport door vrachtwagens en door schepen plaatsvindt. In de haven van Coevorden kunnen grote schepen aanmeren. In potentie een gebied waar LNG vul-installaties geplaatst zouden kunnen worden.
Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
48
8.2.2. De Wolden Dit is een plattelandsgemeente waarin zich geen industrieterreinen bevinden. Wel enkele kleinschalige bedrijventerreinen. Het daluurverbruik in deze gemeente is dan ook erg laag. Aanwezige categorieën; geen Bijzonderheden; Daar kan echter in de toekomst drastisch verandering in komen. Er ligt een aanvraag van een grasdrogerij welke overweegt om van steenkool gestookte ovens over te gaan op aardgas. Vanwege de relatief grote capaciteiten van enkele duizenden m3 gas per uur zou dit een heel positieve invloed kunnen hebben op de mogelijkheden tot afzet van groengas. Specifiek omdat het droogseizoen van circa mei tot november loopt, gedurende zes dagen per week, 24 uur per dag. 8.2.3. Hoogeveen Voor wat betreft afname in de daluren heeft Hoogeveen samen met Meppel de grootste daluurverbruiken. In de hoofdkern Hoogeveen bevindt zich een relatief groot Industrieterrein. Binnen nu en een paar jaar zal zich daar nog een Industrieterrein van 70 hectare ontwikkelen. Het oostelijk deel van de gemeente heeft een plattelandskarakter. Dat deel wordt gevoed door GOS Elim en heeft daardoor weinig verbruik. In de kom van Hoogeveen staan twee Gasontvangstations. Aanwezige categorieën; Ziekenhuis, Zuivelfabrieken(2 stuks), Bakkerijen (2 stuks), WKK installaties, andere (middel)grote industriële afnemers van gas. Opmerking hierbij is dat de zuivelfabrieken op het gasnet van GTS zijn aangesloten. Bijzonderheden; Op dit moment is er opdracht om vanaf 1-1-2012, 780 m3/h groengas in het net van RENDO te voeden. Daarnaast lopen er studies om in de omgeving van Hoogeveen op het 40 bar gasnet van GTS in te gaan voeden. Hoogeveen heeft enkele middelgrote logistieke locaties waar veel transport door vrachtwagens en op kleinere schaal door schepen plaatsvindt. In potentie een plaats waar LNG vul-installaties geplaatst zou kunnen worden. 8.2.4. Meppel Voor wat betreft afname in de daluren heeft Meppel samen met Hoogeveen de grootste daluurverbruiken. In de plaats Meppel bevindt zich eveneens een relatief groot Industrieterrein. Meppel heeft hoegenaamd geen buitengebied. Aanwezige categorieën; Ziekenhuis, Zuivelfabriek, Asfaltcentrale, Beton-steenfabrieken, Aardgasvulstation, Voedselproducenten, andere (middel)grote industriële afnemers. Bijzonderheden. Er is momenteel een studie gaande om vanaf een nog op te starten biogas vergister nabij Giethoorn in de gemeente Steenwijkerland, een 17 km lange bio-gasleiding te leggen naar een grote afnemer van aardgas. Mogelijk zal dit dus ten koste gaan van de mogelijkheden voor invoeding groengas. De komende jaren komt een groot nieuwbouwplan van 3000 woningen tot ontwikkeling. Hiervan zal een energieleverende wijk wordt gemaakt. Zoals het zich nu laat aanzien zullen in deze wijk geen aardgasaansluitingen worden gevraagd. Waarschijnlijk zullen enkele centrale gasvoorzieningen ten behoeve van WKK’s rechtstreeks van biogas worden voorzien door biogasvergisting uit mest en/of Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
49
rioolwaterzuivering. Meppel heeft enkele middelgrote logistieke locaties waar veel transport door vrachtwagens en door schepen plaatsvindt. In de haven van Meppel kunnen grote (zee)schepen aanmeren. In potentie een gebied waar LNG vul-installaties geplaatst zouden kunnen worden. 8.2.5. Westerveld Dit is een plattelandsgemeente waarin zich geen industrieterreinen bevinden. Wel enkele kleinschalige bedrijventerreinen. De grootste kern is Dwingeloo. Het daluurverbruik in deze gemeente is laag. Aanwezige categorieën; geen Bijzonderheden; geen 8.3. Gemeenten in Provincie Overijssel 8.3.1. Hardenberg Dit is een grote gemeente waarvan een klein deel(16%)in het voorzieninggebied van RENDO valt. Het overige deel valt in het gebied van Cogas. De grootste plaats in RENDO gebied is Dedemsvaart. De andere kern is Balkbrug. Er bevinden zich enkele middelgrote bedrijventerreinen waar zich enkele grootverbruikers van gas bevinden. Aanwezige categorieën; Zuivelfabriek, bakkerij en andere middelgrote afnemers van gas. Bijzonderheden; Er is momenteel een studie gaande om vanaf een nog op te starten biogas vergister een biogasleiding te leggen naar een grote afnemer van aardgas. Mogelijk zal dit dus ten koste gaan van de mogelijkheden voor invoeding groengas. Daarnaast zijn er contacten geweest betreffende mogelijkheden voor invoeding groengas in dit gebied. 8.3.2. Staphorst Staphorst is hier de hoofdkern en heeft een relatief groot Industrieterrein. Tegen Staphorst aan ligt Rouveen, welke geen industrieterrein heeft, maar er staat wel een Zuivelfabriek in dit dorp. Aanwezige categorieën; Zuivelfabriek, (middel)grote industriële afnemers. Bijzonderheden; Informatief een vraag geweest over mogelijkheden van aanleg biogas leiding naar Zuivelfabriek. 8.3.3. Steenwijkerland Dit is een plattelandsgemeente waar Steenwijk de grootste kern is. Hier bevindt zich een middelgroot Industrieterrein. In de dorpen in het buitengebied bevinden zich enkele kleine bedrijventerreinen. Aanwezige categorieën; CNG-vulstation, (middel)grote industriële afnemers, WKK-installaties algemeen. Bijzonderheden; Er is momenteel een studie gaande om vanaf een nog op te starten biogas vergister nabij Giethoorn een 17 km lange bio-gasleiding te leggen naar een grote afnemer van aardgas in Meppel. Dat zou dan zowel een grensoverschrijdend project zijn voor wat betreft Provincie- en gemeentegrenzen.
Ook worden de mogelijkheden onderzocht voor het leveren van biogas aan een nog te ontwikkelen nieuwbouwplan ten zuiden van Steenwijk. Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
50
8.3.4. Zwartewaterland Deze gemeente ligt maar voor een klein deel(14%) in het gebied van RENDO. Het overige deel ligt in gebied van Enexis. De hoofdkern is Zwartsluis en heeft een klein Industrieterrein. Het buitengebied is klein van omvang. Aanwezige categorieën; Bakkerij, Tapijtfabriek, (middel)grote industriële afnemers. Bijzonderheden; geen Toe- of zelfs afname van het aardgasverbruik ten gunste of te kost van invoeding van groengas is afhankelijk van meerdere factoren. Dit kan fors verschillen per gemeente.
toename Coevorden
+
+
++
+
overig
afname
-
+
De Wolden Drenthe
overgang WKK installatie van aardgas op biogas
overig
individuele grootverbruiker
nieuw middel- of groot-schalig Industrieterrein
Groengas voor WKO toepassingen
Gemeente
LNG-vulstations
Provincie
CNG-vulstations
Toe- of afname aardgasverbruik ten gunste of ten koste van invoeding groengas
-
++
Hoogeveen
++
+
++
++
++
Meppel
+
+
++
+
+
+
+
+
+
+
+
--
Westerveld Hardenberg Overijssel
+
Staphorst Steenwijkerland
++
+
---
Zwartewaterland
8.4. Conclusie / aanbeveling Om de afzet van groengas te vergroten zal het nodig zijn, dat er een wezenlijke verschuiving plaatsvindt op meerdere vlakken. Naast verschuiving van verbruik in piekuren naar daluren, zullen ook nieuwe afzetmogelijkheden dienen te ontstaan. Vooral dus processen waarbij gasverbruik niet of nauwelijks beïnvloed wordt door seizoen- of weersinvloeden. Een vlak verbruikspatroon over 7 dagen per week, 24 uur per dag zou daarbij een gunstige voorwaarde zijn Het is voor een groot deel afhankelijk wat voor soort ontwikkelingen er zullen plaatsvinden. Dit zal per gemeente in het voorzieninggebied ook heel verschillend kunnen uitpakken. Voor grootschalige toename zal er meer gedacht moeten worden in de richting van groengas voor WKO toepassingen. Projectontwikkelaars en/of Locaal Duurzame Energie Bedrijven (LDEB) zouden bij het ontwikkelen van nieuwe plannen berekeningen moeten maken om toepassing van absorptiekoelmachines gestookt op groengas, te vergelijken met elektrische warmtepompen. Hierdoor zou veel energie in de verwarming kunnen worden bespaard maar zou vooral een grote bijdrage kunnen leveren in de toename van groengas afzet in de daluren. In dit kader is het wellicht een optie om groengascertificaten onderdeel te laten worden van Energie Prestatie Certificaten. Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
51
figuur ; geografische kaart netwerkgebied RENDO (globaal ingetekend)
Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO 52
9 Slotconclusies en vervolgstappen 9.1. Ambities 9.1.1. 12% groengas De ambitie om in 2020, 12% van het aardgas te vervangen door groengas lijkt in het RENDO gebied een goed haalbare doelstelling.
Bij een continu invoeding van 4484 m3/h per uur levert dat bijna 40 miljoen kubieke meter gas per jaar op.
Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
53
9.1.2. 20% groengas Om vervolgens voor 2030 dit verder uit te bouwen naar 20% groengas lijkt ook zeker tot de mogelijkheden te behoren. Om dat te behalen zullen er waarschijnlijk meer 8 bar koppelingen gelegd moeten worden. De mogelijkheden voor het leggen van koppelleidingen naar 8 bar netten van andere netbeheerders dienen daarbij ook op doelmatigheid te worden onderzocht. Daarnaast zal voor een bepaald aantal daluren oplossingen gezocht moeten worden om de overproductie van groengas op die momenten een andere bestemming te geven zoals bijvoorbeeld een WKK. Ook zal in sommige gebieden er niet aan ontkomen worden om het gas te bufferen of over te storten naar het 40 bar gasnet van GTS.
Bij een continu invoeding van 7474 m3/h per uur levert dat 65 miljoen kubieke meter gas per jaar op.
Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
54
9.1.3. 50% groengas Het laatste richtpunt om in 2050, 50% van het aardgas vervangen te hebben door groengas in 2050 lijkt een heel zware opgave. Afgezet tegen het huidige jaarverbruik is daarvoor een continu invoeding van 18.685 m3/h groengas noodzakelijk. Dit zou 164 miljoen kubieke meter gas per jaar betekenen.
Om de afzet van groengas te vergroten zal het daarom nodig zijn, dat er een wezenlijke verschuiving plaatsvindt op meerdere vlakken. Naast verschuiving van verbruik in piekuren naar daluren, zullen ook nieuwe afzetmogelijkheden dienen te ontstaan. Het is voor een groot deel afhankelijk wat voor soort ontwikkelingen er zullen plaatsvinden. In dit kader is het wellicht een optie om groengascertificaten onderdeel te laten worden van Energie Prestatie Certificaten. Echter dan nog zal de toename van aardgasverbruik zeer waarschijnlijk niet zodanige vormen aannemen, dat 50% groengas zonder verdere maatregelen mogelijk zal worden. Vergroten van de mogelijkheden voor invoeding van groengas, zoals opslag en overstort zal dan zeker op grote schaal moeten gebeuren. Ook daarbij zullen de mogelijkheden niet onbeperkt zijn. .
Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
55
9.2. Vervolgstappen Om een goed vervolg te kunnen geven aan deze studie zullen de aanbevelingen en conclusies gedeeld moeten worden met diverse partijen. Te denken valt hier aan • Potentiële invoeders • Stichtingen of projectbureaus ter ontwikkeling van duurzame energie. • Locaal Duurzame Energie Bedrijven (LDEB) • Kenniscentrum Groen Gas • Landelijke Werkgroep Groen Gas • Landelijke Projectgroep Groen Gas • Toezichthouders NMA / SodM • Provincies Overijssel en Drenthe • Gemeentelijke aandeelhouders Dit kan bereikt worden door allereerst onder auspiciën van Agentschap NL mee te doen aan een regionale bijeenkomst over Groen Gas, waar RENDO en mogelijk ook andere netbeheerders een dergelijke verkenning als deze presenteren. Gezamenlijk doel: Het doel van het zetten van vervolgstappen moet zijn om gezamenlijk ideeën rondom groengas projecten concreter te maken. Daarbij zullen de gemeenschappelijke vragen moeten worden uitgefilterd, alvorens er verdere stappen gezet kunnen worden. Hierbij zou het optimaliseren van de gehele keten, het ultieme doel moeten zijn. Dus vanaf het transport van de aan te voeren biomassa, tot aan de afname van groengas bij de eindverbruiker. Dit betreft dan optimalisatie gezien vanuit meerdere perspectieven, zoals bedrijfszekerheid, meest energetische oplossingen, maatschappelijke kosten en veiligheid.
Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
56
10. Restpunten 10.1. Opmerking bij overstort naar gasnet GTS 10.1.1. Aanvullende Voorwaarden RNB Groengas Invoeders Wanneer er daadwerkelijk overstort op het 40 bar gasnet van GTS zal gaan plaatsvinden zal daarbij aan de kwaliteitseisen van GTS moeten worden voldaan. De voorlopig aanvullende voorwaarden van de regionale netbeheerders wijken op dit moment op bepaalde onderdelen af van hetgeen door de landelijke netbeheerder wordt vereist. In de landelijke projectgroep groengas heeft RENDO mede hierom aangedrongen om de kwaliteitseisen voor groengas zoveel als mogelijk van GTS over te nemen. Deze gewijzigde voorwaarden zullen ze waarschijnlijk in 2011 als codewijziging bij de NMA worden neergelegd en na vaststelling voor de gehele branche geldend zijn. Tijdens deze verkenning is er een offerte uitgebracht aan een grote invoeder van groengas. Aan deze invoeder is daarom gemeld dat er rekening mee moet worden gehouden, dat de kwaliteitseisen zodanig worden aangescherpt, dat bij invoeding van groengas er in hoofdlijnen voldaan moet worden aan de specificaties zoals ze gehanteerd worden door de landelijke netbeheerder (GTS) Hieronder zijn de kwaliteitseisen uit paragraaf 3.3 van de aanvullende voorwaarden vermeld zoals ze naar verwachting na wijziging ervan zullen worden vastgesteld. A. de Wobbe-index ligt tussen 43,46 MJ/m3 en 44,41 MJ/m3; B. Methaangetal > 80 C. de gehaltes van de volgende stoffen zijn niet hoger dan de genoemde hoeveelheden (vóór odorisatie) a. Koolmonoxide (CO): 0 mol % b. Kooldioxide in droge gasnetten CO2: < 10,3_ mol %: c. Zuurstof in droge gasnetten: 0,5 mol % d. Zwavel (totaal): 30 mg/m3 (n) e. Anorganisch gebonden zwavel (H2S+COS): 5 mg/m3 (n) f. Zwavel gebonden in mercaptanen: 6 mg/m3 (n) g. BTX (benzeen, tolueen, xyleen): 250 ppm h. Aromatische koolwaterstoffen: 250 ppm i. Waterstof: 200 ppm j. Siloxanen (5 mg/Nm3 n.t.b.) k. Zwavelwaterstof 5 mg/Nm3 l Ammoniak 3 mg/Nm3 D. Het waterdauwpunt mag niet hoger zijn dan -32 °C bij 8 bar(g), of bij een afwijkende netdruk op het overdrachtspunt naar dit gedrag te herleiden volgens NEN NEN-EN-ISO 18453 E. De temperatuur van het in te voeden gas op het overdrachtspunt moet liggen tussen 5 °C en 20 °C F. Het percentage CO2, afhankelijk van de Wobbe-index en samenstelling van het gas, mag maximaal 10,3 % zijn. G. Odorantgehalte (THT) , nominale waarde 18 mg/m3 met incidentele uitschieters tot 10 en maximaal 40. Het odorant moet van een dusdanige kwaliteit zijn, dat het geen verontreinigingen bevat die conflicterend zijn met de andere gespecificeerde parameters. H. Het gas is voldoende ruikbaar. Het gas zal geen andere componenten of onzuiverheden bevatten (zoals, maar niet beperkt tot, methanol, glycol en odorant) waardoor het gas dat het regionale gastransportnet wordt ingevoed niet kan worden getransporteerd zonder extra kosten ter aanpassing van de kwaliteit voor de netbeheerder van het landelijke gastransportnet of afnemers. Indien het gas zulke componenten bevat, heeft de netbeheerder van het regionale gastransportnet het recht om het gas op het overdrachtspunt te weigeren of voorwaarden te verbinden aan de acceptatie van het gas. Dergelijk voorwaarden kunnen van financiële aard zijn en kunnen inhouden dat het gas, voordat het gas in het regionale gastransportnet wordt ingebracht, wordt ontdaan van deze componenten.
Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
57
10.2. Buiten gebruik gestelde hogedruk gasleidingen Bij RENDO zijn er relatief veel gasleidingen van het voormalig hogedruk gasnet buiten bedrijf gesteld. Verklaring hiervoor is het volgende. Eind jaren ’60 en jaren ’70 zijn in het verzorgingsgebied van RENDO polyetheen (HDPE) leidingen toegepast bij een druk van 8 bar. De voornaamste reden voor IGMO, de rechtsvoorganger van RENDO, om dit toe te passen was om de uitgestrekte en dunbevolkte gebieden in hun voorzieningsgebied tegen aanvaardbare kosten van aardgas te kunnen voorzien. Volgens de toelatingseisen is dit materiaal echter geschikt voor een druk van maximaal 4 bar. Voor RENDO was deze afwijking van de maximale druk aanleiding om het beleid te wijzigen. RENDO heeft daarom een plan opgesteld waarin maatregelen zijn uitgewerkt voor de oorspronkelijke ruim 300 km aanwezige PE buis van de 1e en 2e generatie. Dit plan zal eind 2012 gereed moeten zijn. De maatregelen betreffen: • De bestaande koppelingen in het 8 bar tussen de Gasontvangstations handhaven door de HPE leidingen te vervangen door PE100 SDR11 leidingen. • Tevens in de netgebieden waar de druk van 8 bar vereist blijft voor de benodigde transportcapaciteit de HPE leidingen vervangen door PE100 SDR11. • Het verlagen van de druk van 8 naar 4 bar daar waar de transportcapaciteit bij die druk voldoende blijft. • Het verlagen van de druk van 8 bar naar 100 mbar daar waar door de nieuwe netconfiguratie het transportnet niet meer noodzakelijk is. • Het buiten bedrijf stellen van HDPE leidingen. Deze maatregel komt soms voort uit het feit dat er geen vergunning wordt verleend voor het vervangen van de leiding in het huidige tracé. Ook komt het voor dat de leiding buiten bedrijf wordt gesteld omdat de leiding door de nieuwe netconfiguratie niet meer gehandhaafd hoeft te worden. Als gevolg van de laatst benoemde maatregel zal er in totaal enkele tientallen kilometers gasleidingen buiten bedrijf worden gesteld, welke voorheen als hogedruknet werd bedreven. In potentie dus een hoeveelheid leiding die mogelijk gebruikt zou kunnen worden voor: • Transport van groengas. • Opslag van groengas. • Transport van bio-gas. Bij nader inzien zijn bovengenoemde potentiële mogelijkheden niet echt kansrijk omdat hier de volgende nadelen aan verbonden zijn; • Vanwege soort materiaal is de maximale bedrijfsdruk 4 bar. • De leidingen zijn gemiddeld ongeveer 40 jaar oud. • Een groot deel van de leidingen liggen in de nabijheid van de nieuwe 8 bar PE100 leidingen waardoor bij invoeding van groengas beter in die leidingen kan worden ingevoed. • De leidingen liggen gas- en drukloos in de grond waardoor eventueel inmiddels ontstane schades, niet zijn waargenomen. • Toepassing voor bio-gasleidingen dient vanwege andere veiligheidsrisico,s achterwege te blijven. Een totaal plan voor het gebruik van buiten bedrijf gestelde leidingen worden in dit rapport daarom niet verder uitgewerkt. De buiten bedrijf gestelde leidingen moeten vanwege de Wet Informatie Uitwisseling Ondergrondse Netten (WION) in de GIS systemen als zodanig worden aangemerkt, waardoor deze leidingen wel inzichtelijk blijven. Mocht zich een invoeder van groengas aanbieden in de nabijheid van een dergelijke leiding, kan op dat moment bezien worden of gebruik van een buiten gebruik gestelde leiding eventueel toch mogelijk is.
Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
58
10.3. Biogas Biogas wordt wellicht niet direct in relatie gebracht met de doelstelling om de invoeding van groengas in 2020 op een percentage van 12 % te brengen. Echter waar het gebruik van biogas tot verdringing leidt van een hoeveelheid aardgas zou dit eigenlijk wel moeten gebeuren. Een voorbeeld van mogelijke terugdringing doet zich momenteel voor in het gebied van RENDO. De mogelijkheden worden onderzocht om een biogasleiding te leggen vanaf een vergister naar een grootverbruiker van aardgas. Wanneer door het biogas een deel van het proces wordt overgenomen dat voorheen door aardgas werd voorzien, zal de afnamecapaciteit van aardgas dus afnemen. Met name in de daluren worden de mogelijkheden van invoeding van groengas in dat GOS-gebied daardoor ook kleiner. Dit heeft dan ook gevolgen voor de doelstelling van het te bereiken percentage invoeding groengas, RENDO voorziet een probleem in de aanleg en beheer van biogasleidingen, welke een niet gereguleerde activiteit is. Wettelijk ligt hier dan ook geen rol voor de regionale netbeheerder vast. Projecten welke aardgasverbruik doen afnemen kunnen daardoor tot stand komen, terwijl ze niet inzichtelijk zijn bij de netbeheerder. Het is daarom een goede ontwikkeling dat, ondanks het vrije domein, RENDO en ook andere regionale netbeheerders naast aanvragen voor invoeding van Groengas, in toenemende mate de vraag krijgt of zij een rol willen en kunnen spelen in de aanleg en het beheer van biogasleidingen. Naast voornoemd aspect zien de meeste netbeheerders van aardgasnetten hun rol in het beheer van bio-gasnetten, vanwege hun ervaring en expertise dan wel de maatschappelijke verantwoordelijkheid. De afwijkende kwaliteit van biogas ten op zichte van aardgas maakt dat niet alle secundaire veiligheidsmaatregelen toepasbaar zijn. RENDO ziet daarom noodzaak om tot aanvullende beheersen aanlegvoorwaarden te komen waaraan biogasleidingen moeten voldoen alvorens RENDO kan overgaan tot het beheer van een bio-gasleiding. Omdat andere netbeheerders zoals Enexis zich al meer hadden verdiept in eventueel te nemen maatregelen heeft RENDO gevraagd om die kennis te delen en te mogen gebruiken. De algemene maatregelen dienen om te anticiperen op de afwijkende gaskwaliteit van biogas ten opzichte van aardgas en de wegvallende secundaire veiligheidsmaatregel, odorisatie te ondervangen. Ze zijn tot stand gekomen door een aantal expert-bijeenkomsten waar gasspecialisten vanuit enkele netbeheerders aanwezig waren. RENDO conformeert zich aan de voorlopig opgestelde maatregelen om zo de veiligheid te borgen. Doordat er extra voorzieningen in het kader van veiligheid dienen te worden genomen, valt de prijs voor het leggen van bio-gasleidingen, in vergelijking tot aardgasleidingen hoger uit. Mede vanwege bovengenoemde aspecten verwacht RENDO dat het aanleggen en beheren van biogasleidingen op termijn wel gereguleerd zal gaan worden. Indien dat bewaarheid wordt en RENDO zou daaruit voortvloeiend eventueel door derden aangelegde bio-gasleidingen moeten overnemen dan zullen deze dienen te voldoen aan criteria voor aanleg en beheer zoals ze hierna worden genoemd. Mocht daar niet aan voldaan zijn is het dus niet ondenkbaar dat er kostbare aanpassingen gedaan moeten worden voordat tot overname van door derden aangelegde leidingen kan worden overgegaan. 10.3.1. Maatregelen te nemen door biogasproducent Het bio-gas wat getransporteerd moet worden, dient door de biogasproducent zodanig te worden aangeboden aan RENDO, zijnde de beheerder van de bio-gasleiding, waardoor het biogas voldoet aan minimaal de volgende eisen: • De concentratie H2S lager moet zijn dan 230 PPM • De concentratie zuurstof moet lager zijn dan 0,5 mol% . • Het waterdauwpunt dient bij een druk van 8 bar lager te zijn dan 2 °C. • CO2 gehalte < 45% ivm detecteerbaarheid • Temperatuur van het biogas in de biogasleiding > 5 °C en < 40 °C • Maximum bedrijfsdruk in de biogasleiding maximaal 8 bar. Dit dient door een meet- en regelinrichting bewaakt te worden. Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
59
10.3.2. Maatregelen te nemen bij aanleg en beheer van biogasleiding RENDO neemt bij aanleg en beheer de volgende maatregelen; • Keuze van het tracé, indien mogelijk, beperken tot overheidsgrond. • Toepassen van PE 100 leiding (SDR 11, MOP 8 bar). • Zorgen voor weinig verbindingen door het toepassen van grotere lengtes buis. • Toepassen van leidingsecties < 4 km door toepassen voldoende afsluiters. • Toepassen van een minimaal gronddek van 1,0 m in overheidsgrond. • Bij kruisingen met andere infrastructuur gronddek toepassen van 1,2 m. • In landbouwgrond gronddek van 1,5 m hanteren. • Het aanvullen en dichten van de sleuf met schoon zand tot 0,3 m dek. • Het toepassen van een sleufbrede waarschuwingsband van PE op 60 cm onder het maaiveld in combinatie met een waarschuwingslint op 30 cm onder het maaiveld. • Het bovengronds markeren van de gehele biogasleiding met paaltjes en bordjes. • Strikte naleving van richtlijnen en normen zoals die gelden voor aardgasleidingen. • In het kader van de Wet Informatie Uitwisseling Ondergrondse Netten (WION) de biogasleiding aanmerken als hoog risico. • Hogere frequentie gaslekzoeken. • Jaarlijks schouwen van de biogasleiding en toebehoren. • Aanvullende instructies verstrekken aan hulpdiensten en onderhoudafdelingen. Mede door deze strengere voorwaarden dienen buiten gebruik gestelde aardgasleidingen niet te worden gebruikt voor transport van bio-gas zoals in de vorige paragraaf ook is aangegeven.
10.3.3. Conclusie RENDO staat, uit oogpunt van veiligheid, op het standpunt dat het aanleggen van biogasleidingen niet tot het vrije domein zou moeten behoren, maar een taak van de netbeheerder zou moeten zijn. Door de afwijkende kwaliteit van biogas ten opzichte van aardgas zijn niet alle secundaire veiligheidsmaatregelen toepasbaar. RENDO ziet daarom noodzaak om voor biogasleidingen tot landelijke aanvullende beheers- en aanlegvoorwaarden te komen. Ook aan de biogasproducent zullen, uit oogpunt van veiligheid, voorwaarden moeten worden gesteld, met betrekking tot de condities van het biogas, voordat het ter transport aangeboden wordt aan de netbeheerder.
Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
60
11 Bijlagen 11.1. Diverse jaarduurkrommen Gasontvangstations.
Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
61
GOS N016 in Hoogeveen(De Weide) wordt een deel van het jaar standby gezet door GTS. Uit de grafiek blijkt vanaf begin april tot ongeveer 1 oktober. Deze gasontvangstations zijn via een 8 bar ringnet in de kom van Hoogeveen met elkaar gekoppeld. Derhalve geeft het sommeren van de beide jaarduurkrommen hier een beter beeld. Consequenties voor invoeding groengas heeft dit niet omdat de druk in de zomer in het totale ringnet nagenoeg 8 bar blijft. Dynamisch netbeheer zal daarom voor beide GOS-sen gelden om de afzet in dit gebied te vergroten.
Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
62
De Gasontvangstations Elim en Dalen zijn met elkaar gekoppeld door middel van een 4 bar transportleiding. Achter het GOS Elim bevindt zich geen 8 bar leiding. Achter GOS Dalen bevindt zich een uitloper 8 bar leiding naar de kom van Dalen.
Bij elkaar opgeteld soms erg laag. Op enig moment is er tussen 2.00 uur en 3.00 uur op 10 juli 2010 zelfs 0 m3/h geregistreerd. Dit heeft zeer waarschijnlijk te maken met het zogenaamd “slipgas” welke ongemeten door de gasmeter van GTS stroomt bij lage verbruiken. Van het resterende Gasontvangstations is hieronder alleen nog het Pseudo GOS Echten afgebeeld. Deze bestaat uit de via het 8 bar gasnet gekoppelde stations Echten-Steenwijk-Meppel-BlokzijlStaphorst-Havelte-Zwartsluis-Rogat-Geeuwenbrug-Wanneperveen.
Verkenning mogelijkheden invoeding groengas op het aardgasnetwerk van NV RENDO
63