Verkenning van de mogelijkheden van bedrijventerreinen in het programma VASt
Status: Datum: Uitgevoerd door:
Definitief 10 augustus 2005 Tamara Onos, geregistreerd arbeidshygiënist
Inhoudsopgave Samenvatting ......................................................................................................................................... 1 1. Inleiding .............................................................................................................................................. 2 1.1 VASt en bedrijventerreinen ........................................................................................................... 2 1.2 Leeswijzer ..................................................................................................................................... 2 2 Werkwijze ............................................................................................................................................ 3 3. Bedrijventerreinen in Nederland...................................................................................................... 4 3.1 Algemeen ...................................................................................................................................... 4 3.2 Soorten bedrijventerreinen............................................................................................................ 4 3.3 Gevaarlijke stoffen op bedrijventerreinen ..................................................................................... 4 4. Het beleid van Economische Zaken ................................................................................................ 5 4.1 De nota Ruimte ............................................................................................................................. 5 4.2 De nota Milieu & Economie........................................................................................................... 6 5. Samenwerking op bedrijventerreinen ............................................................................................. 7 5.1 Organisatie van de samenwerking................................................................................................ 7 5.2 Voorwaarden voor samenwerking ................................................................................................ 8 5.3 Samenwerking met een mogelijk positief effect op arbeidsomstandigheden ............................... 9 6. VASt en bedrijventerreinen ............................................................................................................ 12 6.1 Algemeen .................................................................................................................................... 12 6.2 De rol van bedrijventerreinen bij het verbeteren van arbeidsomstandigheden op het gebied van gevaarlijke stoffen ............................................................................................................................. 12 6.3 De rol van het programma VASt ................................................................................................. 13 6.4 Aanbevelingen ............................................................................................................................ 14 6.5 Vraagstelling ............................................................................................................................... 14 Bijlage 1: Geraadpleegde websites, literatuur en personen ........................................................... 16 Bijlage 2: Workshop 8 juni 2005 ........................................................................................................ 19 Bijlage 3: Mogelijke rechtsvormen bij parkmanagement ................................................................ 25
Samenvatting Het programma VASt, Versterking Arbeidsomstandighedenbeleid Stoffen, heeft als doel de veiligheids- en gezondheidsrisico’s bij het werken met gevaarlijke stoffen te minimaliseren. Dit wil zij onder meer bereiken door het vergroten van de beschikbaarheid en de verspreiding van de kennis over stoffen, risico’s en beheersmaatregelen. Tot op dit moment heeft VASt zich vooral gericht op branches en productketens in 25 prioritaire bedrijfstakken. De laatste jaren neemt de samenwerking op bedrijventerreinen steeds meer toe. Het is mogelijk dat deze samenwerkingsverbanden ook een rol kunnen spelen bij het versterken van de stoffen-kennisinfrastructuur voor bedrijven. Om de mogelijkheden van bedrijventerreinen binnen het programma VASt te bekijken, is een verkenning uitgevoerd. Voor de verkenning is gebruik gemaakt van verschillende informatiebronnen: • Internet; • Documenten over (projecten op) bedrijventerreinen; • Gesprekken met diverse betrokken organisaties; • Een workshop. Uit de verkenning komt naar voren dat parkmanagement organisaties op bedrijventerreinen binnen het programma VASt gebruikt zouden kunnen worden om informatie over het veilig werken met gevaarlijke stoffen te verspreiden. Deze organisaties kunnen de informatie vervolgens via hun bestaande kanalen verspreiden onder hun leden: ondernemers op bedrijventerreinen. Daarnaast zijn enkele vormen van samenwerking gevonden die mogelijk een (indirect) positief effect hebben op arbeidsomstandigheden in het algemeen en het veilig werken met gevaarlijke stoffen in het bijzonder, namelijk: Delen van voorzieningen • Arbodienst en/of adviesbureau; • Calamiteitenplan en bedrijfshulpverlening; • Een informatiesysteem voor gevaarlijke stoffen; • Een gezamenlijke ongevallenregistratie; • Centrale opslag van gevaarlijke stoffen; • Centraal tankstation; • Centrale roetmeetlocatie; • Centrale contracten voor afvalcontracten en afvalinzameling. Delen van kennis • Voorlichting voor werknemers; • Cursussen voor bedrijven; • Een centrale helpdesk; • Inhuren van arbo-personeel van buurbedrijven; • Delen van kennis met buurbedrijven; • Hulp bij audits; • Kringbijeenkomsten met gevaarlijke stoffen als thema. Om beter zicht te krijgen op het effect en de slagingskans van deze projecten, wordt aanbevolen pilotprojecten op te zetten bij enkele bedrijventerreinen.
1
1. Inleiding 1.1 VASt en bedrijventerreinen Het programma VASt, Versterking Arbeidsomstandighedenbeleid Stoffen, heeft als doel de veiligheids- en gezondheidsrisico’s bij het werken met gevaarlijke stoffen te minimaliseren. Dit wil zij onder meer bereiken door het vergroten van de beschikbaarheid en de verspreiding van de kennis over stoffen, risico’s en beheersmaatregelen. Tot op dit moment heeft VASt zich vooral gericht op branches en productketens in 25 prioritaire bedrijfstakken. De laatste jaren neemt de samenwerking op bedrijventerreinen steeds meer toe. Het is mogelijk dat deze samenwerkingsverbanden ook een rol kunnen spelen bij het versterken van de stoffen-kennisinfrastructuur voor bedrijven. Arbo Advies Onos heeft een verkenning uitgevoerd van de mogelijkheden van bedrijventerreinen binnen het VASt programma. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft voor deze verkenning een subsidie verstrekt. Voor de verkenning is de volgende vraagstelling geformuleerd: •
Welke rol kunnen samenwerkingsverbanden op bedrijventerreinen spelen bij het vergroten van de beschikbaarheid en de verspreiding van de kennis over stoffen, risico’s en beheersmaatregelen?
1.2 Leeswijzer In hoofdstuk twee wordt de werkwijze van deze verkenning beschreven. Hoofdstuk drie geeft enkele cijfers over bedrijventerreinen en gaat in op de indelingscriteria van bedrijventerreinen. Bovendien wordt kort ingegaan op de gevaarlijke stoffen die op bedrijventerreinen aanwezig kunnen zijn. De overheid heeft in deze en in de vorige kabinetsperiode een beleid gevoerd dat gericht is op bedrijventerreinen. In hoofdstuk vier wordt dit beleid toegelicht. In hoofdstuk vijf wordt ingegaan op mogelijke vormen van samenwerking, voorwaarden waaraan projecten op bedrijventerreinen moeten voldoen en op enkele voorbeelden van projecten die een positieve invloed kunnen hebben op arbeidsomstandigheden en het werken met gevaarlijke stoffen. Tot slot geeft hoofdstuk zes aan wat de informatie uit de voorgaande hoofdstukken voor het programma VASt kan betekenen.
2
2 Werkwijze Voor de verkenning is informatie gezocht over bedrijventerreinen, samenwerking op bedrijventerreinen en de factoren die belangrijk zijn bij het opstarten van een project op een bedrijventerrein. Hiervoor zijn de volgende bronnen gebruikt: • Internet; • Documenten over (projecten op) bedrijventerreinen; • Gesprekken met diverse betrokken organisaties; • Een workshop met enkele organisaties. In bijlage 1 is een overzicht gegeven van de geraadpleegde websites en literatuur. Ook is een overzicht gegeven van de personen met wie een interview is afgenomen. Het gaat om personen die werkzaam zijn bij overheidsinstanties, adviesbureaus, parkmanagement organisaties en bedrijventerreinen. Op 8 juni 2005 is een workshop georganiseerd waaraan medewerkers van verschillende organisaties hebben deelgenomen. Tijdens die workshop is de tot dan toe verzamelde informatie als input gebruikt in brainstormsessies waarin mogelijke projecten op het gebied van gevaarlijke stoffen zijn bedacht en waarin is geformuleerd aan welke randvoorwaarden dergelijke projecten moeten voldoen. In bijlage 2 is een beschrijving gegeven van de doelen, resultaten en uitgangspunten van de workshop (2a), de deelnemerslijst (2b) en een verslag van de bijeenkomst (2c).
3
3. Bedrijventerreinen in Nederland 3.1 Algemeen Er zijn ongeveer 3600 bedrijventerreinen in Nederland die groter zijn dan 1 hectare. In totaal beslaan deze bedrijventerreinen ongeveer 93.000 hectare [Bitter, EZ]. Ruim 21.000 hectare van de bestaande bedrijventerreinen is verouderd. Het streven is om in de periode 2004 – 2020 23.000 hectare nieuw bedrijventerrein nieuw te ontwikkelen [EZ, mei 2004].
3.2 Soorten bedrijventerreinen De gemeente en/of provincie stelt vast wat voor bedrijven zich mogen vestigen op een bedrijventerrein. Hierbij kan een uitgave van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), Bedrijven en milieuzonering, als leidraad worden gebruikt [VNG, 2001]. Als de gemeente of provincie het bedrijventerrein wil reserveren voor een bepaald type bedrijf, dan kunnen zij een toegespitste of een generieke bestemming koppelen aan het terrein. Toegespitste bestemmingen zijn bijvoorbeeld ‘transportbedrijven’ of ‘betonwarenindustrie’. Voorbeelden van generieke bestemmingen zijn ‘plaatselijk verzorgende bedrijven’ of ‘dienstverlenende bedrijven voor de agrarische sector’. Ook wordt vastgesteld welke milieucategorie is toegestaan op een bedrijventerrein. De milieucategorie geeft aan hoe groot de afstand van een bedrijf tot woningen of andere bedrijven moet zijn. Elk bedrijfstype is ingedeeld in een milieucategorie op basis van de grootste afstand voor één van vier milieubelastingscomponenten (geur, stof, geluid, gevaar). Met gevaar wordt externe veiligheid bedoeld (brand, explosies, verspreiding van schadelijke stoffen). Er zijn zes milieucategorieën, variërend van 0 tot 10 meter (klasse 1) tot 1500 meter (klasse 6). Op basis van de indeling van de bedrijvenlijst worden vaak drie soorten bedrijventerreinen onderscheiden: • Terreinen voor lichte industrie, verweven met woonbebouwing of aan de rand van een woongebied (categorie 1 en 2, eventueel 3); • Terreinen voor (lichte en) middelzware industrie aan de rand of op enige afstand van woongebieden (categorie 3 en eventueel ook categorieën 1 en 2 of 4); • Terreinen met gunstige infrastructurele voorzieningen voor (zware) industrie op ruime afstand van woonbebouwing (categorieën 3, 4, 5 en eventueel 6).
3.3 Gevaarlijke stoffen op bedrijventerreinen De gevaarlijke stoffen waar bedrijven mee te maken hebben, zijn onder te verdelen in twee soorten, namelijk de stoffen die vallen onder de Wet Milieugevaarlijke Stoffen (WMS) en de stoffen die ontstaan tijdens het proces. WMS-stoffen zijn goed te herkennen, omdat het gaat om stoffen die voorzien zijn van een gevaarssymbool (doodshoofd, andreaskruis, etc.). Tijdens het proces kunnen ook stoffen ontstaan die gevaarlijk zijn voor de gezondheid. Voorbeelden zijn lasdampen, dieselmotoremissie, houtstof en kwartsstof. Tijdens de interviews is gebleken dat veel betrokkenen bij gevaarlijke stoffen alleen denken aan de WMS-stoffen. Men is zich er over het algemeen niet van bewust dat ondernemers ook iets ‘moeten’ met niet-geëtiketteerde stoffen. Daarnaast is een deel van de geïnterviewden zich er niet van bewust dat gevaarlijke stoffen (geëtiketteerd en niet-geëtiketteerd) bij vrij veel bedrijven voorkomen. Zo gaven mensen aan dat op de bedrijventerreinen waar zij mee te maken hadden, geen gevaarlijke stoffen voorkwamen, terwijl er bedrijven gevestigd zijn als garagebedrijven, bouwbedrijven en bedrijven die levensmiddelen produceren.
4
4. Het beleid van Economische Zaken 4.1 De nota Ruimte Het huidige beleid van Economische Zaken dat betrekking heeft op bedrijventerreinen vloeit voort uit de Nota Ruimte en is vastgelegd in het Actieplan Bedrijventerreinen 2004-2008 [EZ, mei 2004]. Het beleid van Economische Zaken is gericht op economische groei. Economische groei kan alleen bereikt worden als er ruimte is om te ondernemen. Daarvoor zijn kwalitatief goede bedrijventerreinen nodig. Het Actieplan Bedrijventerreinen is gericht op de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen en op de herstructurering van een deel van de bestaande bedrijventerreinen. Het bereiken van de nationale opgave (23.000 hectare nieuw bedrijventerrein en herstructurering van 21.000 hectare bestaand bedrijventerrein) is een taak van de decentrale overheden. In het Actieplan Bedrijventerreinen is vastgelegd wat de bijdrage van Economische Zaken zal zijn. Deze bijdrage kan verdeeld worden in generiek en specifiek beleid. Het generieke beleid kent vier peilers: 1. Aanpak organisatorische knelpunten; 2. Aanpak financiële knelpunten; 3. Aanpak knelpunten in wet- en regelgeving; 4. Aanpak knelpunten in kennis. Omdat kennisuitwisseling binnen het programma VASt een belangrijke rol speelt, wordt de vierde peiler van het generieke beleid ‘Aanpak knelpunten in kennis’ toegelicht. De aanpak van knelpunten in kennis is gericht op kennisuitwisseling en bestaat uit drie onderdelen: 1. De internetsite www.bedrijventerreinen.ez.nl. Op deze website staat informatie over de uitvoering van het Actieplan Bedrijventerreinen en zijn beschrijvingen van ‘inspirerende voorbeelden’ gegeven. 2. De digitale Nieuwsbrief Bedrijventerreinen. In deze nieuwsbrief staat onder meer informatie over wetgeving, interessante projecten en nieuwe publicaties met daarbij gegevens van contactpersonen. 3. Het kennisplatform. Een groep mensen (projectontwikkelaars, gemeenten, onderzoeksbureaus, etc.) heeft een aantal vragen geformuleerd die onder ondernemers op bedrijventerreinen leven. Aan de hand van deze vragen is SenterNovem binnen hun netwerk op zoek gegaan naar verhalen en voorbeelden van bedrijven en bedrijventerreinen. Vervolgens zijn deze ervaringen gepubliceerd en is een kennisdag georganiseerd. De kennisuitwisseling zit in de publicatie, maar ook in de kennisdag. In verband met de goede ervaringen met het kennisplatform, wordt overwogen om dit project te verlengen [Van Dijk, EZ]. In het specifieke beleid richt Economische Zaken zich op bedrijventerreinen die van nationaal belang zijn: de topprojecten. De topprojecten zijn ongeveer 50 bedrijventerreinen die ontwikkeld worden of waarbij sprake is van herstructurering. Voor topprojecten geldt dat het bedrijventerrein: • Een bovenregionaal karakter heeft; • Een oppervlak heeft van minimaal 150 hectare aaneengesloten; • Toegankelijk is voor bedrijven met minimaal milieucategorie 4; • Binnen de economische kerngebieden van de nota Ruimte ligt; • Gelegen is in een gebied waar nieuwe bedrijventerreinen relatief schaars zijn; • Gelegen is in een regio met een grote opgave voor herstructurering (Noord-Brabant, NoordHolland, Gelderland, Zuid-Holland). De topprojecten krijgen een kwantitatieve doelstelling (herstructurering of ontwikkeling in een kortere tijd dan normaal) en een kwalitatieve doelstelling. De kwalitatieve doelstelling wordt per project vastgesteld. Het kan gaan om verschillende thema’s. In het Actieplan Bedrijventerreinen worden de volgende thema’s genoemd: parkmanagement, criminaliteit, externe veiligheid, bereikbaarheid, zorgvuldig ruimtegebruik, architectuur en landschappelijke inpassing. Dit zijn de thema’s waar alle betrokkenen mee te kampen hebben [O. Bitter, EZ].
5
De kwalitatieve doelstellingen die gesteld zijn op het gebied van externe veiligheid, kunnen direct of indirect een positief effect hebben op het veilig werken met gevaarlijke stoffen. Deze doelstellingen zijn daarom mogelijk interessant voor het programma VASt.
4.2 De nota Milieu & Economie In 1997 heeft het toenmalige kabinet hun streefbeeld naar duurzame economische ontwikkeling vastgelegd in de Nota Milieu & Economie. Op grond van deze nota heeft het ministerie van Economische Zaken gedurende enkele jaren de opkomst van duurzame bedrijventerreinen gestimuleerd. Duurzame bedrijventerreinen worden omschreven als: ‘Samenwerking tussen bedrijven onderling en met overheden op bedrijventerreinen, gericht op het verbeteren van het (bedrijfs-)economisch resultaat, de vermindering van de milieubelasting en een efficiënter ruimtegebruik.’ Duurzame bedrijventerreinen kennen twee invalshoeken, namelijk bedrijfsprocessen en inrichting [KPMG, oktober 1998]. Met het streven naar duurzame bedrijfsprocessen, wordt bijvoorbeeld gedacht aan: • Het uitwisselen van energie, grondstoffen en water; • Het gezamenlijke gebruik van bedrijfsfuncties; • Combineren van het vervoer van goederen en personen; • Collectieve inzameling en afvoer van afvalstoffen. De duurzame inrichting van bedrijventerreinen kan zich richten op: • Intensiever gebruik van de ruimte; • Nutsvoorzieningen met een hoog rendement; • Hoogwaardig openbaar vervoer; • Bedrijfsgerichte commerciële voorzieningen. Tot 2003 was er een subsidieregeling waarbij de samenwerking tussen bedrijven onderling en tussen bedrijven en overheden gestimuleerd werden. De heer Ent van SenterNovem geeft aan dat dit financiële zetje in het begin nodig was om projecten op te zetten op bedrijventerreinen, maar dat dit nu niet meer nodig is: Parkmanagement wordt bij vrijwel alle bedrijventerreinen opgezet en het collectief oppakken van thema’s wordt uit het oogpunt van kosten opgepakt [Ent, SenterNovem]. SenterNovem heeft informatie over de gesubsidieerde projecten gepubliceerd [Novem 1999, 2000, 2001 en 2003, SenterNovem 2004]. Hoewel de duurzame bedrijventerreinen vooral gericht zijn op het verminderen van milieubelasting, worden in de publicaties ook bedrijventerreinen beschreven met samenwerkingsprojecten die direct of indirect invloed hebben op arbeidsomstandigheden. Genoemd zijn: • Collectieve inkoop van brandblusmiddelen en arbodienstverlening bij RiVu in ’s Hertogenbosch [Novem, 3DBT-03.05, april 2003]; • Een arbodienst en een open leercentrum bij de bedrijventerreinen in Uden [Novem, 3DBT03.04, april 2003]; • Een bedrijfsbrandweer op het Enka-terrein in Ede en in de Kanaalzone Zeeuws Vlaanderen [Novem, 1999]; • Een reparatiefaciliteit op Betterwird in Dokkum [Novem, 2000]; • Een gezamenlijke arbodienst in De Stad in Oirschot [Novem, 2000]; • Samenwerken op het gebied van veiligheid in de Kanaalzone Zeeuws Vlaanderen [Novem, 2000].
6
5. Samenwerking op bedrijventerreinen 5.1 Organisatie van de samenwerking Bedrijven op bedrijventerreinen zijn zelfstandige eenheden die niet vanzelfsprekend met elkaar samenwerken. Het komt voor dat de individuele bedrijven om tafel gaan zitten om samen een knelpunt op te pakken, maar over het algemeen is er bij samenwerking sprake van een organisatievorm waardoor de taken en verantwoordelijkheden helder zijn. In de documenten en interviews is naar voren gekomen dat op publieke bedrijventerreinen veelal gekozen wordt voor parkmanagement. Op private bedrijventerreinen kan de (hoofd)eigenaar van het bedrijventerrein als initiatiefnemer optreden. Publieke bedrijventerreinen Zowel in de stukken over Duurzame bedrijventerreinen als in het Actieplan Bedrijventerreinen 20042008 wordt ingegaan op de voordelen van parkmanagement. Eén van de definities voor parkmanagement die wordt gegeven, luidt: ‘Het maken van afspraken tussen belanghebbende partijen op het bedrijventerrein (gekoppeld aan de eigendomsverhoudingen) over de inrichting en/of het beheer van het bedrijventerrein. Het doel is het verkrijgen en op de lange termijn behouden van een gewenst kwaliteitsniveau [KPMG, 1998]. ’ Parkmanagement wordt vooral als instrument gezien om verloedering van bedrijventerreinen te voorkomen. De onderwerpen die binnen het parkmanagement geregeld worden, zijn per terrein anders. Het gaat vaak om zaken als openbare wegen, groenvoorziening en beveiliging, maar er zijn ook bedrijventerreinen waarbij bijvoorbeeld horecavoorzieningen, kinderopvang en de arbodienst binnen het parkmanagement geregeld zijn. Bij ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen wordt parkmanagement tegenwoordig meestal direct door de gemeente of provincie (degene die de ontwikkeling van het bedrijventerrein initieert) geïntroduceerd [O. Bitter, EZ]. Organisaties die een kavel kopen op het bedrijventerrein zijn dan verplicht deel te nemen aan het parkmanagement. Ook bij bestaande bedrijventerreinen wordt parkmanagement opgestart. Dit is veel lastiger, omdat deelname niet verplicht kan worden gesteld. Bij parkmanagement op bestaande terreinen is het fenomeen ‘freeriders’ daardoor een probleem. Freeriders zijn bedrijven die niet deelnemen (meebetalen) aan het parkmanagement, maar er wel de vruchten van plukken (betere wegen, groenvoorziening, etc.). Om het parkmanagement te regelen gaan betrokken partijen een samenwerkingsvorm aan. Mogelijkheden zijn een vereniging (vergelijkbaar met een vereniging van eigenaren bij een appartementencomplex), een coöperatieve vereniging, een stichting of een besloten vennootschap. Elke vorm van samenwerking heeft voor- en nadelen (zie bijlage 3). Private bedrijventerreinen Als een bedrijventerrein (grotendeels) eigendom is van één bedrijf, dan kan dit bedrijf het initiatief nemen om samenwerking te initiëren. In sommige gevallen is deelname aan samenwerkingsverbanden een voorwaarde voor vestiging op het terrein. Bedrijven die zich vestigen op het Philips-terrein Strijp S zijn bijvoorbeeld verplicht deel te nemen aan de beveiligingsorganisatie en aan de bedrijfshulpverleningsorganisatie [Melgert, PES]. En bedrijven op het DSM-terrein in Geleen zijn (nog) verplicht gebruik te maken van de arbodienst van DSM.
7
5.2 Voorwaarden voor samenwerking Ook als er een samenwerkingsverband bestaat, zullen de individuele ondernemers bij elk nieuw project overtuigd moeten worden van de voordelen van dit project. Zij moeten een reden hebben om een onderwerp samen met anderen op te pakken en niet als individueel bedrijf. Tijdens deze verkenning zijn enkele punten naar voren gekomen waaraan een project moet voldoen, wil het in een samenwerkingsverband opgepakt worden. De voorwaarden die door meerdere mensen genoemd werden, zijn: ‘geld, gemak en kwaliteit’. Geld Een samenwerkingsproject heeft volgens verschillende personen alleen kans van slagen als de ondernemer hierdoor goedkoper uit is. De heer van Rooij van Schaapsloop B.V. geeft aan dat zij alleen projecten starten als de ondernemer door samen te werken minimaal 10% goedkoper uit is [Van Rooij, Schaapsloop B.V.]. Gemak Samenwerking moet leiden tot meer gemak voor de ondernemer. Door meerdere organisaties werd hiervoor de term ‘ontzorgen’ gebruikt: de ondernemer hoeft zich geen zorgen te maken over een bepaald probleem, omdat het in het samenwerkingsverband wordt geregeld. Overigens houdt dit wel in dat de ondernemer zich ervan bewust moet zijn dat hij een probleem heeft: hij moet een knelpunt ervaren. Voor het onderwerp gevaarlijke stoffen is dit niet altijd het geval. Zoals in een eerder hoofdstuk werd aangegeven, weten niet alle ondernemers dat zij te maken hebben met gevaarlijke stoffen en/of dat zij moeten voldoen aan bepaalde wettelijke eisen. Kwaliteit De nieuwe situatie moet minimaal kwalitatief gelijkwaardig zijn aan wat de bedrijven gewend zijn. Aanvullingen vanuit de workshop Tijdens de workshop werd duidelijk dat gevaarlijke stoffen als lastig onderwerp gezien wordt. De deelnemers aan de workshop gaven aan dat er daarom op een bedrijventerrein ervaring moet zijn met andere samenwerkingsprojecten, voordat gestart wordt met een project op het gebied van gevaarlijke stoffen. Bovendien werd benadrukt dat mensen niet alle aspecten van gevaarlijke stoffen als probleem zien. Zij waren van mening dat een project met gevaarlijke stoffen alleen voldoende draagvlak krijgt als het zich richt op gevaarlijke stoffen met een kaveloverschrijdend risico (een ongeval met gevaarlijke stoffen heeft invloed op omliggende bedrijven: externe veiligheid). Naast absolute voorwaarden, zijn er ook stimulerende factoren. In de workshop is aangegeven dat het een voordeel kan zijn om het onderwerp gevaarlijke stoffen mee te laten liften met onderwerpen waar ondernemers een groter belang aan hechten, zoals ‘veiligheid in de brede zin van het woord’ of ‘maatschappelijk verantwoord ondernemen’. Het project richt zich eerst op problemen als diefstalpreventie en sociale veiligheid en ontwikkelt zich in de loop van de tijd naar andere veiligheidsonderwerpen, zoals arbeidsongevallen en gevaarlijke stoffen. Een andere stimulans kan de aanwezigheid van de gemeente in projectgroepen zijn of het verkrijgen van subsidies voor het uitvoeren van een project.
8
5.3 Samenwerking met een mogelijk positief effect op arbeidsomstandigheden In gesprekken met verschillende organisaties zijn diverse voorbeelden van samenwerking op bedrijventerreinen genoemd die een positief effect kunnen hebben op de arbeidsomstandigheden in het algemeen en op de beheersing van de blootstelling aan gevaarlijke stoffen in het bijzonder. De voorbeelden zijn in twee categorieën te onderscheiden, namelijk het delen van voorzieningen en het delen van kennis. Hieronder worden de voorbeelden per categorie genoemd en vervolgens toegelicht. Delen van voorzieningen • Arbodienst en/of adviesbureau; • Calamiteitenplan en bedrijfshulpverlening; • Een informatiesysteem voor gevaarlijke stoffen; • Een gezamenlijke ongevallenregistratie; • Centrale opslag van gevaarlijke stoffen; • Centraal tankstation; • Centrale roetmeetlocatie; • Centrale contracten voor afvalcontracten en afvalinzameling. Delen van kennis • Voorlichting voor werknemers; • Cursussen voor bedrijven; • Een centrale helpdesk; • Inhuren van arbo-personeel van buurbedrijven; • Delen van kennis met buurbedrijven; • Hulp bij audits; • Kringbijeenkomsten met gevaarlijke stoffen als thema.
5.3.1 Het delen van voorzieningen Arbodienst en/of adviesbureau In meerdere documenten (zie ook 4.2) en gesprekken [Snijder, Bureau Milieu & Werk; Schuurmans, Insite; Van Gijsel, HumanCapitalCare; Hidding, Bargermeer en Vos, Vos Advies] is het afsluiten van een collectief contract met een arbodienst en/of een adviesbureau genoemd. Door de aanwezigheid op het bedrijventerrein, gratis adviesuren en/of verlaagde tarieven zou de drempel om advies in te winnen over gevaarlijke stoffen lager moeten zijn. In de praktijk blijkt dat de arbodienst vrijwel alleen wordt ingeschakeld voor verzuim. Zowel bij arbodiensten als bij adviesbureaus komen weinig vragen binnen over gevaarlijke stoffen. In de interviews zijn hiervoor twee redenen genoemd: • De bedrijven op het terrein hebben niet te maken met gevaarlijke stoffen; • De dienst van het adviesbureau is nog voldoende bekend bij de ondernemers. Aangezien het ging om bedrijventerreinen waar gevaarlijke stoffen (WMS stoffen en stoffen die in het proces ontstaan) wél voorkomen, onderstreept de eerste reden dat ondernemers en organisaties die betrokken zijn bij bedrijventerreinen zich niet altijd voldoende bewust zijn van gevaarlijke stoffen. Calamiteitenplan en bedrijfshulpverlening Samenwerking op het gebied van calamiteiten is in meerdere documenten (zie 4.2) en interviews [Vergeer, SenterNovem; Melgert, PES; Schuurmans, Insite; Rentrop, Moerdijk en Van der Heijden, ICET] genoemd. Te denken valt aan een collectief contract voor de aanschaf en de periodieke controle van brandblusmiddelen, het samen volgen van BHV-cursussen, een centrale BHVorganisatie en het opstellen van calamiteitenplannen. Vooral het opstellen van calamiteitenplannen kan een positief effect hebben op arbeidsomstandigheden en het veilig werken met gevaarlijke stoffen. Voor een calamiteitenplan wordt een overzicht gemaakt van de risico’s. Sommige organisaties gebruiken hiervoor de risicoinventarisatie en –evaluatie (RI&E) aangevuld met het toxische stoffen register [Van der Heijden, ICET]. Als bedrijven nog niet in bezit zijn van een RI&E en/of een toxische stoffen register, kan het calamiteitenplan de aanleiding zijn om alsnog te zorgen dat deze er komen. Bovendien worden bij het maken van een calamiteitenplan ook de huidige voorzieningen bekeken en komen eventuele gebreken aan het licht (verkeerde opslag, verkeerde noodvoorzieningen, etc.).
9
Een informatiesysteem voor gevaarlijke stoffen Bedrijven die gevestigd zijn op Strijp S, een bedrijventerrein van Philips, kunnen als zij dit willen ook toegang krijgen tot FASIM [Melgert, PES]. Dit is een computerprogramma waarin informatie is opgenomen over opslag, de omgang met stoffen en relevante informatie voor calamiteiten. Het programma is gekoppeld aan de inkoop, zodat alle gevaarlijke stoffen in het bedrijf in FASIM zitten. Het is ook mogelijk om werkplekinstructie kaarten uit te draaien met dit programma. De organisatie achter FASIM houdt ook alle relevante wetgeving bij. Een gezamenlijke ongevallenregistratie De heer Schuurmans van Vereniging Bedrijventerreinen Nederland heeft aangegeven dat sommige bedrijventerreinen een gezamenlijke ongevallenregistratie hebben [Schuurmans, Insite]. Hierdoor kunnen bedrijven leren van ongevallen (waaronder ongevallen met gevaarlijke stoffen) die hebben plaatsgevonden, zowel bij het bedrijf zelf, als bij buurbedrijven. Centrale opslag van gevaarlijke stoffen Verschillende bedrijven op Strijp S hebben een eigen opslag van gevaarlijke stoffen. Philips wil graag een centrale opslag realiseren. Het is de bedoeling dat er gekwalificeerd personeel komt te werken in deze opslag en dat de stoffen vanuit deze centrale opslag gecontroleerd vervoerd worden naar de verschillende bedrijven. TNO heeft onderzocht welk effect een centrale opslag heeft op de externe veiligheid en hieruit blijkt dat de centrale opslag veiliger zou zijn dan afzonderlijke opslag bij de verschillende bedrijven. Op dit moment vinden gesprekken plaats met de gemeente. Voor een centrale opslag is het nodig een milieuvergunning voor het gehele terrein aan te vragen (een koepelvergunning) in plaats van individuele vergunningen. De gemeente heeft hier vooralsnog geen toestemming voor gegeven [Melgert, PES]. Centrale roetmeetlocatie Bij het uitvoeren van roetmetingen komen kankerverwekkende stoffen vrij en worden medewerkers blootgesteld aan geluidspieken. In de Arbobeleidsregels zijn daarom eisen opgenomen die gesteld worden aan ruimten waarin roetmetingen worden uitgevoerd. Een aantal garagebedrijven in Veenendaal heeft ervoor gekozen om de roetmetingen voortaan op één plek te laten plaatsvinden. Hierdoor was het niet nodig dat ieder bedrijf moest investeren en konden de roetmetingen toch veilig worden uitgevoerd [De Jong, Fintax]. Centrale contracten voor afvalcontracten en afvalinzameling [Oost N.V., 2005; Schuurmans, Insite] Als een bedrijventerrein een gezamenlijk contract heeft met een afvalinzamelaar, dan verhoogt dit de inzamelfrequentie voor de individuele bedrijven. Gevaarlijk afval is daarom minder lang en in kleinere hoeveelheden in een bedrijf aanwezig.
5.3.2 Het delen van kennis Voorlichting voor werknemers Het Schaapsloopcollectief organiseert diverse opleidingen waar medewerkers van verschillende bedrijven aan mee kunnen doen. Opleidingen die gerelateerd zijn aan arbeidsomstandigheden zijn VCA-, BHV- en heftruckopleidingen [Van Rooij, Schaapsloop]. Op Strijp S kunnen alle personen die te maken kunnen krijgen met bepaalde gevaarlijke stoffen deelnemen aan centrale voorlichting. Dit zijn de personen die (bij verschillende bedrijven) met de stof werken, maar ook de personen die betrokken zijn bij de BHV-organisatie [Melgert, PES]. Ook in Tilburg en Emmen is men van plan om workshops en voorlichtingssessies te organiseren over uiteenlopende onderwerpen op de bedrijventerreinen [Snijder, Bureau Milieu & Werk en Hidding, Bargermeer]. Gevaarlijke stoffen kan ook een onderwerp voor een workshop zijn. Het voordeel voor bedrijven is dat werknemers dicht bij huis (op het bedrijventerrein) een cursus of voorlichting kunnen volgen. Voorlichtingssessies die normaal door de werkgever gegeven zouden worden, worden nu centraal georganiseerd, waardoor de werkgever zelf de voorlichting niet hoeft voor te bereiden en te geven.
10
Cursussen voor bedrijven HumanCapitalCare geeft cursussen waaraan alle bedrijven op een bedrijventerrein kunnen deelnemen. Kort geleden is de cursus Risico-Inventarisatie en –Evaluatie (RI&E) gestart. Hierin worden mensen getraind om zelf de RI&E in hun organisatie uit te voeren. Het voordeel van de aanwezigheid van buurbedrijven bij een dergelijke cursus is, dat mensen elkaar kunnen helpen en makkelijker bij elkaar binnenlopen om te kijken hoe bepaalde problemen bij de buren zijn opgelost [Van Gijsel, HumanCapitalCare]. Een centrale helpdesk In Tilburg is een kennisbank opgezet. Bedrijven kunnen daar vragen stellen over arbeidsrisico’s. Bureau Milieu & Werk beantwoordt deze vragen direct, of kijkt wie binnen het bedrijventerrein de vraag zou kunnen beantwoorden. Het is mogelijk deze kennisbank uit te breiden met gevaarlijke stoffen [Snijder, Bureau Milieu & Werk]. Leden van Vereniging Parkmanagement Bargermeer krijgen korting op het uurtarief van een adviesbureau op het gebied van arbo, milieu en kwaliteit. Zij hebben ook recht op vier gratis helpdeskuren op locatie of 12 telefonische helpdeskvragen [Hidding, Bargermeer; Vos, Vos Advies]. Deze gratis uren kunnen de drempel verlagen voor bedrijven om extern advies in te winnen. VOS Advies heeft bijvoorbeeld voor een bedrijf uitgezocht welke consequenties het zou hebben op de arbeidsomstandigheden van de medewerkers als zij over zouden gaan naar een alternatieve vorm van koeling (ammoniakplaten in plaats van stikstof). Zowel in Tilburg als in Emmen bestaat de centrale helpdesk nog niet lang en is er nog niet veel gebruik gemaakt van de helpdesk. Inhuren van arbo-personeel en delen van kennis Niet-Philips bedrijven op Strijp S kunnen (via een abonnementsconstructie) gebruik maken van de diensten van de arbo- en milieudeskundigen van Philips Environmental Services [Melgert, PES]. Een soortgelijke vorm van kennisdelen vindt plaats in Tilburg. Daar zijn bedrijven die veel kennis hebben van externe veiligheid. Zij stellen hun kennis (kosteloos) ter beschikking aan de andere bedrijven op het bedrijventerrein [Snijder, Bureau Milieu & Werk]. Hulp bij audits Tijdens de workshop werd als mogelijke vorm van samenwerken op het gebied van gevaarlijke stoffen hulp bij audits genoemd. Dit kan bestaan uit het uitvoeren van een audit bij elkaar, maar men zou elkaar ook ondersteuning kunnen bieden bij externe audits of bij handhaving/controle. Kringbijeenkomsten met gevaarlijke stoffen als thema Het is eventueel mogelijk om op bedrijventerreinen kringbijeenkomsten te organiseren waaraan ondernemers deel kunnen nemen [Van den Berg, BECO]. Aan de hand van een thema worden ervaringen uitgewisseld. Door de kringbijeenkomsten leren mensen van elkaar, maar de bijeenkomsten werken ook als een soort bench-marking.
5.3.3 Samenvattend De onderwerpen die relatief vaak uit de gesprekken en stukken naar voren kwamen, zijn: • het centrale contract met de arbodienst en/of een adviesbureau; • het gezamenlijk organiseren van calamiteitenplannen en BHV-organisaties; • het centraal organiseren van voorlichting of opleidingen voor werknemers. Blijkbaar is het voor ondernemers interessant om deze onderwerpen samen met andere ondernemers op te pakken. Van deze onderwerpen heeft vooral de centraal georganiseerde voorlichting en het gezamenlijk organiseren van calamiteitenplannen en de BHV-organisatie mogelijk een gunstige invloed op het veilig werken met gevaarlijke stoffen. Bij de centrale contracten voor arbodiensten en adviesbureaus worden bij de geïnterviewde organisaties nog vrijwel geen vragen gesteld over gevaarlijke stoffen. De voorbeelden die direct te maken hebben met gevaarlijke stoffen zijn het centrale informatiesysteem en de centrale opslag. Deze voorbeelden zijn alleen genoemd bij een bedrijventerrein waar een groot bedrijf het initiatief neemt. De opslag is tot op heden nog niet gerealiseerd, omdat de milieuvergunning niet rond komt.
11
6. VASt en bedrijventerreinen 6.1 Algemeen Het programma VASt heeft zich tot nu toe gericht op branches. In 2006 zal het programma zich verbreden naar bedrijven. Het gaat hierbij om bedrijven die vallen onder actieve branches, bedrijven die vallen onder niet-actieve branches en om bedrijven die niet onder een branche vallen. Een manier om deze bedrijven te bereiken is via bedrijventerreinen. Het overheidsbeleid dat gericht was op het stimuleren van Duurzame bedrijventerreinen en het huidige Actieplan Bedrijventerreinen hebben (mede) geleid tot een grotere organisatiegraad op bedrijventerreinen. Op vrijwel alle nieuwe bedrijventerreinen wordt parkmanagement geïntroduceerd en ook bestaande bedrijventerreinen hebben parkmanagement of werken op een andere wijze samen. Bedrijventerreinen zouden daarom in 2006 een speerpunt kunnen worden voor het programma VASt.
6.2 De rol van bedrijventerreinen bij het verbeteren van arbeidsomstandigheden op het gebied van gevaarlijke stoffen Bedrijventerreinen kunnen een rol spelen bij de implementatie van het arbobeleid in bedrijven. Dit kunnen zij doen door samenwerkingsprojecten op te starten die gericht zijn op het delen van voorzieningen of op het delen van kennis. Er zijn hierbij drie niveaus te onderscheiden, namelijk projecten die gericht zijn op: a. het individuele bedrijf; b. groepen vergelijkbare bedrijven; c. alle bedrijven op een bedrijventerrein. De motivatie om mee te doen aan een project is bij de drie niveaus verschillend. Bij projecten die gericht zijn op individuele bedrijven zijn de drie factoren geld, gemak en kwaliteit van groot belang. De meerwaarde moet voor het individuele bedrijf duidelijk zijn, anders doet de ondernemer gewoon niet mee. Een voorbeeld van een project dat gericht is op individuele bedrijven en dat door de geïnterviewde organisaties als succesvol werd genoemd, is het centraal organiseren van cursussen en voorlichtingssessies. Het is voor de ondernemers een groot voordeel als werknemers in de buurt op cursus gaan (gemak en geld). Bij projecten die gericht zijn op groepen vergelijkbare bedrijven zijn geld, gemak en kwaliteit ook van belang, maar kunnen bedrijven daarnaast gemotiveerd worden door de mogelijkheid om contact te leggen met soortgelijke bedrijven uit de buurt en door de mogelijkheid om specifieke kennis en ervaringen uit te wisselen. Voorbeelden van projecten voor groepen vergelijkbare bedrijven zijn de RI&E cursussen waarbij gebruik gemaakt wordt van een branche-RI&E. Omdat in vergelijkbare bedrijven soortgelijke stoffen voorkomen, is het ook mogelijk om op clusterniveau een gevaarlijke stoffen systeem op te stellen. Hiervoor zou Stoffenmanager gebruik kunnen worden, maar ook een programma dat in één van de bedrijven al gebruikt wordt, zoals in het voorbeeld van Philips (FASIM). Bij projecten die gericht zijn op het gehele bedrijventerrein moet voor alle afzonderlijke bedrijven de meerwaarde van meedoen duidelijk zijn. Deze projecten zijn moeilijker van de grond te krijgen. Als bedrijven eenmaal meedoen, is dit minder vrijblijvend door de aanwezigheid van de groepsdruk. Voorbeelden van projecten die de arbeidsomstandigheden en vooral het veilig werken met gevaarlijke stoffen voor het gehele bedrijventerrein verbeteren, zijn het centraal opstellen van calamiteitenplannen en het opzetten van projecten Veilig Ondernemen of Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen.
12
6.3 De rol van het programma VASt Het programma VASt kan bepaalde voorlopende bedrijventerreinen stimuleren om pilotprojecten op te zetten die gericht zijn op veilig werken gevaarlijke stoffen. De pilotprojecten geven inzicht in de haalbaarheid van projecten en de opbrengst uit het oogpunt van veilig werken met stoffen. Deze ervaringen kunnen als goede voorbeelden gebruikt worden om andere bedrijventerreinen te stimuleren soortgelijke projecten op te zetten. De projecten moeten, conform de doelstelling van het programma VASt, uiteindelijk leiden tot betere implementatie van het arbobeleid gevaarlijke stoffen binnen bedrijven. Bedrijventerreinen kunnen op drie niveaus een rol spelen om veilig werken met gevaarlijke stoffen te stimuleren, namelijk gericht op individuele bedrijven, op soortgelijke bedrijven en op het gehele bedrijventerrein (zie paragraaf 6.2). Individuele bedrijven Enkele organisaties hebben positieve ervaringen met centraal georganiseerde voorlichtingssessies en opleidingen. In een pilot zou onderzocht kunnen worden of voorlichtingssessies over gevaarlijke stoffen ook goed ontvangen worden. Een variant hierop is het centraal ontwikkelen van een aantal voorlichtingssessies die vervolgens op verschillende bedrijventerreinen gebruikt kunnen worden. Wellicht kan de Vereniging Bedrijventerreinen Nederland hierbij een rol spelen. Om ondernemers te helpen bij het uitvoeren van de wettelijke verplichtingen zou een workshop opgezet kunnen worden waarin de ondernemers zelf de verdiepende inventarisatie stoffen uitvoeren met behulp van stoffenmanager. Hierin kunnen zij in mindere of meerdere mate geholpen worden door een externe deskundige. Als dergelijke workshops een goede evaluatie krijgen, kan dit voor andere bedrijventerreinen een reden zijn om ze ook op te zetten. Soortgelijke bedrijven Door de branche-benadering heeft het programma VASt zich tot nu toe steeds gericht op soortgelijke bedrijven. Enkele actieve branches stellen op dit moment actieplannen op die gericht zijn op het implementeren van branche afspraken. Als VASt zich via bedrijventerreinen wil richten op soortgelijke bedrijven, dan is het belangrijk dat dit aansluit op de actieplannen. Overigens zal het lang niet op alle bedrijventerreinen mogelijk zijn om clusters te vormen van soortgelijke bedrijven. Dit kan alleen op erg grote bedrijventerreinen of op bedrijventerreinen met een toegespitste bestemming (zie paragraaf 3.2). Bedrijventerreinen Op het niveau van bedrijventerreinen zou een pilotproject uitgevoerd kunnen worden dat als doel heeft alle bedrijven te voorzien van een calamiteitenplan met daarin ook de overkoepelende risico’s van het bedrijventerrein (mogelijke gevaren door calamiteiten bij andere bedrijven). Voor het opstellen van de calamiteitenplannen moet elk bedrijf in bezit zijn van een RI&E en een toxische stoffen register. Wanneer zij dit nog niet hebben, dan wordt dit tijdens het project ook uitgevoerd. Een ander mogelijk pilotproject is het uitvoeren van een project Veilig Ondernemen waarbij de voorwaarde is dat veilig werken met gevaarlijke stoffen onderdeel is van het project en dat alle deelnemers aan het eind van het project in bezit moeten zijn van een RI&E en een toxische stoffen register. De projecten op het niveau van het gehele bedrijventerrein zijn omvangrijk. De opstart ervan zal tijd en energie kosten, omdat een groot deel van de ondernemers op het bedrijventerrein overtuigd moet zijn van het nut van het project.
13
Communicatiekanaal Het programma VASt zou de bedrijventerreinen kunnen gebruiken om informatie over gevaarlijke stoffen en wetgeving te verspreiden. De bedrijventerreinen kunnen dit vervolgens via bestaande informatiekanalen verspreiden onder hun leden. Voor het bereiken van de bedrijventerreinen zou eventueel de recent opgerichte Vereniging Bedrijventerreinen Nederland kunnen worden gebruikt. Een andere mogelijkheid is de nieuwsbrief Bedrijventerreinen van het ministerie van Economische Zaken.
6.4 Aanbevelingen Geadviseerd wordt om bedrijventerreinen binnen het programma VASt in ieder geval in te zetten als communicatiekanaal. Informatie over gevaarlijke stoffen en over activiteiten van VASt kan verspreid worden onder parkmanagement organisaties. Deze organisaties kunnen de informatie vervolgens verder verspreiden onder aangesloten bedrijven. Daarnaast wordt aanbevolen een aantal pilotprojecten op te starten die gericht zijn op de implementatie van het arbobeleid gevaarlijke stoffen bij individuele bedrijven. De resultaten hiervan zijn interessant voor een groot aantal bedrijventerreinen. Eventueel kan als aanvulling een prestigieus pilotproject opgezet worden dat gericht is op een heel bedrijventerrein. Pilotprojecten die gericht zijn op soortgelijke bedrijven kunnen een nuttige aanvulling vormen op de actieplannen van actieve branches. Aangeraden wordt om de pilotprojecten te laten plaatsvinden op voorlopende bedrijventerreinen. Hiervoor kan bijvoorbeeld gekozen worden voor bedrijventerreinen die geselecteerd zijn als TOPproject bij het ministerie van Economische Zaken. Deze bedrijven bevinden zich op een bedrijventerrein met minimaal milieucategorie 4 en hebben (of krijgen) een vorm van parkmanagement. De ervaringen van de pilotprojecten kunnen via publicaties en symposia gecommuniceerd worden aan andere bedrijventerreinen.
6.5 Vraagstelling De vraagstelling van deze verkenning luidt: • Welke rol kunnen samenwerkingsverbanden op bedrijventerreinen spelen bij het vergroten van de beschikbaarheid en de verspreiding van de kennis over stoffen, risico’s en beheersmaatregelen? Bedrijventerreinen kunnen een rol spelen bij het vergroten van kennis over gevaarlijke stoffen door informatie van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid via bestaande informatiekanalen onder ondernemers te verspreiden. Daarnaast is het mogelijk om specifieke projecten op te starten die direct of indirect een positief effect hebben op arbeidsomstandigheden in het algemeen en het werken met gevaarlijke stoffen in het bijzonder. Mogelijke projecten zijn: Delen van voorzieningen • Arbodienst en/of adviesbureau; • Calamiteitenplan en bedrijfshulpverlening; • Een informatiesysteem voor gevaarlijke stoffen; • Een gezamenlijke ongevallenregistratie; • Centrale opslag van gevaarlijke stoffen; • Centraal tankstation; • Centrale roetmeetlocatie; • Centrale contracten voor afvalcontracten en afvalinzameling.
14
Delen van kennis • Voorlichting voor werknemers; • Cursussen voor bedrijven; • Een centrale helpdesk; • Inhuren van arbo-personeel van buurbedrijven; • Delen van kennis met buurbedrijven; • Hulp bij audits; • Kringbijeenkomsten met gevaarlijke stoffen als thema.
15
Bijlage 1: Geraadpleegde websites, literatuur en personen Websites www.apeldoorn.nl www.arboanders.nl www.beco.nl www.bedrijventerreinen.ez.nl www.dbn.nu www.dbt.novem.nl www.duurzamebedrijventerreinen.nl www.emmen.nl www.kvk.nl www.nijmegen.nl www.parkschipholrijk.nl www.pitbrabant.nl www.pzh.nl www.schaapsloop.nl www.senternovem.nl www.syntens.nl www.vbml.nl www.vcbb.nl www.vng.nl www.vno-ncw.nl www.vosadvies.nl www.vpb-emmen.nl www.werklocaties.nl
Literatuurlijst Buck Consultants International. Meer private betrokkenheid als kans bij de hersturcturering van bedrijventerreinen. Uitgave Ministerie van Economische Zaken. Bestelnummer 14B32. Den Haag, november 1999. KPMG N.V. P.J. Wijnker en J.C.T.M. Doorakkers, Duurzame bedrijventerreinen. Handreiking voor het management van bedrijven en overheid. Den Haag, oktober 1998. Ministerie van Economische Zaken, Nieuwsbrief Bedrijventerreinen. Jaargangen 2003, 2004 en 2005 (t/m mei 2005). Ministerie van Economische Zaken. Actieplan Bedrijventerreinen 2004 – 2008. Samenwerken aan uitvoering. Publicatienummer 03O13. Den Haag, mei 2004. Ministerie van Economische Zaken. Convenant EZ-IPO-VNG-VROM-V&W. Samenwerking in de regio. Publicatienummer 02O 05. Den Haag, maart 2002. Ministerie van Economische Zaken. Parkmanagement. Kwaliteit wint terrein. Publicatienummer 02O03. Den Haag, maart 2002. Ministerie van Economische Zaken. Parkmanagement. Kwaliteit wint terrein… en dat zetten we op papier. Publicatienummer 03O12. Den Haag, juni 2003. Ministerie van Economische Zaken. Pieken in de Delta. Gebiedsgerichte Economische Perspectieven. Publicatienummer 04I21. Den Haag, juli 2004. Ministerie van Economische Zaken. Ruimtelijke kwaliteit en bedrijventerreinen, analyse van het planvormingsproces. Publicatie nummer 04O04. December 2003.
16
Ministerie van Economische Zaken. Terreinwinst voor economie én milieu. De praktijk van duurzame bedrijventerreinen. Code 14-R-28. Novem, Bedrijventerrein De Trompet, Heemskerk. Milieu als keurmerk. Brochure nummer 3DBT03.07. April 2003. Novem, De Trompet, Heemskerk. Balans in bedrijvigheid en milieu. Brochure nummer 3DBT-03.14. November 2003. Novem, Duurzame bedrijventerreinen in strategisch perspectief: een springplank. Handleiding voor een strategische analyse. Brochure nummer 3DBT-03.09. Juni 2003. Novem, Duurzame bedrijventerreinen Uden. Kwaliteit maken én borgen. Brochure nummer 3DBT03.04. April 2003. Novem, Duurzame ontwikkeling Buitenvaart en Riegmeer, Hoogeveen. Schakelen tussen inhoud en proces. Brochure nummer 3DBT-03.06. September 2003. Novem, Duurzame revitalisering RiVu, ’s Hertogenbosch. Voor bedrijven en door bedrijven. Brochure nummer 3DBT-03.05. April 2003. Novem, Industrieterrein Zwartewater, Hasselt. Samen terrein winnen. Brochure nummer 3DBT-03.03. April 2003. Novem, Leidraad Duurzame Bedrijventerreinen 2003. Brochure nummer 3DBT-03.01. 2003. Novem, Leren van falen: succes behalen. Rol faalfactoren bij realisatie van duurzaam bedrijventerrein. Brochure nummer 3DBT-01.06. December 2001. Novem, Werken aan duurzame bedrijventerreinen 2. Samenvatting van met subsidie gehonoreerde projecten in 2000. Brochure nummer 3DBT-01.01. Jaargang 2-2000. Novem, Werken aan duurzame bedrijventerreinen. Samenvatting van met subsidie gehonoreerde projecten in 1999. Brochure nummer 3DBT-01.05. Jaargang 1-1999. Ontwikkelingsmaatschappij Oost Nederland B.V. Draaiboek Parkmanagement. De delen Basis, Beveiliging, Afval, Telecom, Mobiliteit, Groenbeheer, Bedrijven, Referentieprojecten. 2005. PricewaterhouseCoopers Belastingadviseurs N.V. Studie naar de fiscale aspecten van de (her) ontwikkeling van bedrijventerreinen en de problematiek van bedrijven in de stedelijke herstructurering. Projectnummer 720168.01. Oktober 2003. RIGO Research en Advies B.V. Internationale vergelijking bedrijventerreinen. Zes case studies. Uitgave Ministerie van Economische Zaken. Bestelnummer 14B35. Den Haag, februari 2000. SenterNovem, Duurzame bedrijventerreinen. Resultaten van 5 jaar duurzame (her) ontwikkeling. Brochure nummer 3DBT-04.01. Oktober 2004. SenterNovem. Parkmanagement. Kwaliteit wint terrein… en hoe financieren we dat? december 2002. VNG uitgeverij Nederland, Bedrijven en milieuzonering. Den Haag, 2001.
17
Personen met wie een interview is afgenomen F. van den Berg, BECO, 01-03-05. O. Bitter, Ministerie van Economische Zaken, 25-01-05 . M. van Dijk, Ministerie van Economische Zaken, 22-02-05. B. Ent, SenterNovem, 22-02-05. V. van Guldener, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 02-03-05. E. van Gijsel, HumanCapitalCare Arbozorg B.V., 21-04-05. F. van der Heijden, ICET, 13-05-05. H. Hidding, Vereniging Parkmanagement Bargermeer, 26-04-05. F.B. Melgert, Philips Environmental Services, 02-03-05. C. Metselaar, 2M4 Development International B.V., 13-05-05. J. Rentrop, Havenschap Moerdijk, 18-04-05. A. van Rooij, Schaapsloop B.V. en Duurzaam Bedrijventerrein Nederland B.V., 23-03-05. A.G.M. Schuurmans, Insite Consult Management en Vereniging Bedrijvenparken Nederland, 02-0305. W. Snijder, Bureau Milieu & Werk, 30-03-05. W. Vergeer, SenterNovem, 23-02-05. M. Vos, Vos Advies, 02-05-06.
18
Bijlage 2: Workshop 8 juni 2005
a. Doel, resultaat en uitgangspunten van de workshop b. Deelnemerslijst c. Verslag van de bijeenkomst
19
Bijlage 2a Doel • • •
Doel, resultaat en uitgangspunten van de workshop
Het stimuleren van de gedachtevorming en uitwisseling; daartoe wordt een eerste verkenning van samenwerkingsvormen gepresenteerd aan bedrijven, organisaties en instanties die betrokken zijn bij bedrijventerreinen; Het bespreken en uitwerken van mogelijke samenwerkingsvormen; Het identificeren van Goede Voorbeelden.
Resultaat • Een overzicht en mogelijk een ordening van de samenwerkingsvormen op bedrijventerreinen, op basis van de eerste verkenning, en aangevuld en getoetst in de workshop; • Een eerste overzicht van Goede Voorbeelden, en/of van voorwaarden bepalend voor succes; • Deelnemers hebben kennis genomen van de verschillende samenwerkingsvormen en hebben toepasbare ideeën opgedaan voor de aanpak van gevaarlijke stoffen op bedrijventerreinen • Zicht op, of ideeën over op welke wijze het VASt programma kan bijdragen aan de versterking of verbreding van deze ontwikkeling. Uitgangspunten • De workshop is een informele en verkennende bijeenkomst; • Deelnemers aan de workshop zijn vertegenwoordigers van bedrijventerreinen, zoals parkmanagement organisaties, bedrijven die gevestigd zijn op een bedrijventerrein, en vertegenwoordigers van het netwerk rondom bedrijventerreinen, zoals adviesbureau’s, beleidsmakers, ondersteunende partijen, etc.; • Met het formuleren en onderzoeken van mogelijkheden om samen te werken op stoffengebied proberen we zoveel mogelijk aan te sluiten op bestaande initiatieven en al lopende vormen van samenwerking; • Goede Voorbeelden vormen een belangrijkste basis voor het SZW-programma VASt
20
Bijlage 2b
Deelnemerslijst
Deelnemer
Naam organisatie
Soort organisatie
De heer J. Aarts De heer F. van den Berg De heer H. Bierens De heer H. Boers De heer J. Cornelius De heer B. Dijk De heer B.J. Hemmen De heer H. Hidding Mevr. F. van der Heijden De heer A. Hollander De heer C. Metselaar Mevr. T. Onos De heer P. Ruigewaard De heer C. Schaap De heer W. Snijder
Aarts Arbo Assistance BECO Samenwerkingsverband RIVU Arbo-adviesburo Akkoord Samenwerkingsverband RIVU HumanCapitalCare Arbozorg B.V. Dura Vermeer Vereniging Parkmanagement Bargermeer ICET SZW, programma VASt 2M4 Arbo Advies Onos DEXIS Arbeid Ontwikkelingsmaatschappij Oost Nederland Bureau Milieu & Werk B.V.
Adviesbureau Adviesbureau Vertegenwoordiger bedrijventerrein Adviesbureau Vertegenwoordiger bedrijventerrein Arbodienst Parkmanagement Vertegenwoordiger bedrijventerrein Adviesbureau Overheid Parkmanagement Uitvoering project Voorzitter Adviesbureau Adviesbureau/vert. bedrijventerrein
Mevr. J. van der Steen De heer M. Vos De heer W. Vergeer De heer M. Visser Mevr. P. van Wissen
Samenwerkingsverband RIVU Vos Advies SenterNovem Absorbit SZW, programma Versterking Arbeidsveiligheid
Vertegenwoordiger bedrijventerrein Adviesbureau Agentschap ministerie EZ Opleidingsbureau Overheid
21
Bijlage 2c
Verslag
Inleiding In veel bedrijven komen medewerkers in contact met gevaarlijke stoffen, zoals bijvoorbeeld stof, uitlaatgassen en oplosmiddelen. Blootstelling aan deze stoffen kan leiden tot gezondheidsschade. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een programma dat erop gericht is om deze blootstelling te verminderen. Het programma Versterking Arbeidsomstandighedenbeleid Stoffen (VASt), richt zich met name op activiteiten binnen branches. De laatste jaren neemt de organisatie van bedrijven op bedrijventerreinen steeds meer toe. Via bedrijvenkringen of parkmanagement worden allerlei samenwerkingsprojecten opgezet. In het kader van het programma VASt is een verkenning uitgevoerd om te kijken of de al aanwezige infrastructuur voor samenwerking ook gebruikt kan worden voor het onderwerp gevaarlijke stoffen. De belangrijkste vraag is daarbij: welke vormen van samenwerking op het gebied van gevaarlijke stoffen zijn gewenst of zelfs al gerealiseerd, en wat zijn voorwaarden om samenwerking op het gebied van gevaarlijke stoffen succesvol uit te voeren? En vervolgens: op welke wijze kan het VASt programma bijdragen aan de versterking of verbreding van deze ontwikkeling? Door gesprekken met uiteenlopende organisaties die betrokken zijn bij bedrijventerreinen is een verkenning gemaakt van (mogelijke) vormen van samenwerking op bedrijventerreinen op het gebied van gevaarlijke stoffen. Deze verkenning is voorgelegd aan enkele organisaties tijdens een workshop.
Workshop Op woensdag 8 juni 2005 heeft een bijeenkomst plaatsgevonden in het kader van de genoemde verkenning. Bij deze bijeenkomst waren organisaties aanwezig die op uiteenlopende wijzen te maken hebben met bedrijventerreinen. In bijlage 1 is een deelnemerslijst opgenomen. De workshop had een aantal doelen: • Het stimuleren van de gedachtevorming en uitwisseling; • Het presenteren van een eerste verkenning van samenwerkingsvormen op het gebied van gevaarlijke stoffen op bedrijventerreinen; • Het bespreken en uitwerken van mogelijke samenwerkingsvormen; • Het formuleren van randvoorwaarden voor samenwerking op het gebied van gevaarlijke stoffen op bedrijventerreinen; • Het identificeren van Goede Voorbeelden.
Programma workshop In het gedeelte voor de pauze is kort ingegaan op de huidige vormen van samenwerking op bedrijventerreinen die door gesprekken en interviews zijn verzameld. Ook zijn enkele voorwaarden geformuleerd waaraan een project zou moeten voldoen voor het kans van slagen heeft. Na de pauze hebben de deelnemers aanvullende voorwaarden geformuleerd en middels een brainstormsessie andere mogelijke projecten op het gebied van gevaarlijke stoffen bedacht. In dit verslag worden de conclusies en suggesties van deze bijeenkomst kort weergegeven.
22
Voorwaarden die tijdens de workshop zijn gepresenteerd De collectieve aanpak van gevaarlijke stoffen op een bedrijventerrein kan alleen slagen als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: 1. De nieuwe situatie is kwalitatief gelijkwaardig aan of beter dan de oude situatie; 2. De ondernemer moet goedkoper uit zijn; 3. Het moet werk uit handen nemen van de ondernemer; 4. Er moet al een samenwerkingsverband aanwezig zijn op het bedrijventerrein; 5. Bedrijven moeten zich bewust zijn van het feit dat er iets te regelen en/of te verbeteren valt op het gebied van gevaarlijke stoffen. De deelnemers waren het eens met deze voorwaarden, maar gaven aan dat er aanvullende voorwaarden zijn: 6. Er moet voldoende draagvlak zijn (het aantal bedrijven dat mee wil doen moet groot genoeg zijn); 7. De problematiek moet kaveloverschrijdend zijn (als er bij mijn buurman brand is, brengt dat mijn medewerkers en het bedrijfsproces in gevaar); 8. Er moet een herkenbaar ervaren knelpunt zijn (bijvoorbeeld de kans op boetes, een voorstelbaar incident met voldoende impact); 9. Het gaat om een moeilijk en soms gevoelig onderwerp. De bedrijven moeten elkaar daarom vertrouwen en er moet vertrouwen zijn in het parkmanagement. Daarnaast is aangegeven dat bepaalde factoren stimulerend kunnen werken: De deelname of betrokkenheid van de gemeente; Het onderwerp gevaarlijke stoffen koppelen aan een onderwerp dat belangrijker gevonden wordt door ondernemers (veiligheid, maatschappelijk verantwoord ondernemen). Gevaarlijke stoffen lift zo als het ware mee.
Mogelijke vormen van samenwerking In een presentatie zijn enkele mogelijke vormen van samenwerking toegelicht. Hierbij is een tweedeling te maken in het delen van voorzieningen en het delen van kennis. Delen van voorzieningen Centraal contract met een arbodienst of adviesbureau; Gezamenlijk opzetten van een calamiteitenplan/BHV-organisatie; Een gedeeld informatiesysteem voor gevaarlijke stoffen; Gezamenlijke opslag van gevaarlijke stoffen; Centraal tankstation; Centrale roetmeetlocatie. Delen van kennis Organiseren van voorlichting of opleidingen voor werknemers van alle bedrijven op een bedrijventerrein; Cursus RI&E voor bedrijven op een bedrijventerrein (en andere cursussen); Een centrale helpdesk voor de bedrijven van het bedrijventerrein; Inhuren van arbo-personeel van buurbedrijven; Delen van kennis over gevaarlijke stoffen met buurbedrijven; Kringbijeenkomsten met gevaarlijke stoffen als thema. Tijdens de bijeenkomst zijn nog enkele nieuwe vormen van samenwerking bedacht.
23
Starten met een onderwerp dat hoog op de agenda van ondernemers staat en gaandeweg ook gevaarlijke stoffen introduceren. Mogelijke onderwerpen zijn: - Het keurmerk veilig ondernemen; - Maatschappelijk verantwoord ondernemen;
Bij elkaar auditen en elkaar ondersteunen bij externe audits en bij controle/handhaving door het bevoegde gezag;
Contracten afsluiten voor periodieke keuringen en onderhoud die direct of indirect invloed hebben op het werken met gevaarlijke stoffen. Genoemd zijn: - STEK-controle; - Legionella controle; - Het keuren van brandblusmiddelen en systemen; - Het controleren van de CV-installatie; - Het keuren van vloeistofdichte vloeren; - Afvalinzameling en verwijdering.
Gezamenlijke contracten voor de afvalverzameling en verwijdering (frequenter ophalen, verminderen afvalstromen);
Op bedrijventerreinniveau opleiden van preventiemedewerkers en eventueel preventiemedewerkers delen.
Het vervolg De informatie die tijdens de bijeenkomst naar voren is gekomen, zal verwerkt worden in de verkenning. Er zal een informatieblad gemaakt worden dat direct na publicatie opgestuurd zal worden aan de deelnemers aan de bijeenkomst. Het ligt in de planning om het informatieblad na de zomer te publiceren.
24
Bijlage 3: Mogelijke rechtsvormen bij parkmanagement Situatie Nieuw terrein. Sterke betrokkenheid van individuele bedrijven gewenst.
Rechtsvorm Vereniging
Bestaand terrein. Zelf oppakken van beheertaken. Deelname van alle bedrijven staat niet op voorhand vast.
Coöperatieve vereniging
Nieuw of bestaand terrein. Vooral uitbesteden van beheertaken. Sterke betrokkenheid van bedrijven is niet perse nodig.
Stichting
Nieuw of bestaand terrein. Sterke betrokkenheid van bedrijven is niet per se nodig. Vooral beheer van openbare ruimte.
Besloten vennootschap
Kenmerken Leden bepalen en betalen. Lidmaatschap is via contracten verplicht gesteld. Afname van een basispakket is verplicht. Meer bedrijfsmatig van opzet dan een gewone vereniging. De leden bepalen en betalen. Lidmaatschap is niet verplicht. Ook niet-leden kunnen diensten afnemen. Bestuurt bepaalt het beleid. Samenstelling van het bestuur is in statuten geregeld. Geen winstoogmerk. Verplichte bijdrage en afname van diensten via contracten geregeld. Commercieel van opzet. Eventuele verplichte bijdrage en afname van diensten is via contracten geregeld.
Dit tabel is overgenomen uit: Parkmanagement. Kwaliteit wint terrein [EZ, maart 2002].
25