Verkennend (water)bodemonderzoek in Schiedam (Hoekse Lijn)

Verkennend (water)bodemonderzoek in Schiedam (Hoekse Lijn)

12 december 2014

Verkennend (water)bodemonderzoek in Schiedam (Hoekse Lijn)

Opdrachtnummer

: IWZ-3090257

Project

: R-474300

Kenmerk R001-1226819LUA-mwl-V02-NL

Verantwoording Titel Opdrachtgever

Verkennend (water)bodemonderzoek in Schiedam (Hoekse Lijn) ProRail BV

Dinand Langenkamp Arjan Lutterop Uitvoering veldwerk Berry Celie, Jan Bouwmeester en Laye Dieme (certificaatnummer K54913) Projectnummer 1226819 Aantal pagina's 26 (exclusief bijlagen) Datum 12 december 2014 Projectleider Auteur(s)

Handtekening

Ontbreekt in verband met digitale verwerking. Dit rapport is aantoonbaar vrijgegeven.

Colofon Tauw bv BU Meten, Inspectie & Advies Handelskade 37 Postbus 133 7400 AC Deventer Telefoon +31 57 06 99 91 1 Fax +31 57 06 99 66 6

Dit document is eigendom van de opdrachtgever en mag door hem worden gebruikt voor het doel waarvoor het is vervaardigd met inachtneming van de rechten die voortvloeien uit de wetgeving op het gebied van het intellectuele eigendom. De auteursrechten van dit document blijven berusten bij Tauw. Kwaliteit en verbetering van product en proces hebben bij Tauw hoge prioriteit. Tauw hanteert daartoe een managementsysteem dat is gecertificeerd dan wel geaccrediteerd volgens: -

NEN-EN-ISO 9001

-

Er zijn analyses uitgevoerd door het NEN-EN-ISO/IEC 17025 geaccrediteerde milieulaboratorium van AL-West

-

Tauw bv is erkend voor het uitvoeren van veldwerk bij milieuhygiënisch bodem- en waterbodemonderzoek conform de protocollen 2001, 2002, 2003 en 2018.

Hoekse Lijn Schiedam

5\26


6\26



Inhoud Verantwoording en colofon .......................................................................................................... 5 1

Inleiding.......................................................................................................................... 9

2

Vooronderzoek en onderzoeksstrategie ..................................................................... 9

2.1

Historisch gebruik .......................................................................................................... 10

2.2 2.3 2.4

Huidige locatie ............................................................................................................... 10 Geplande herinrichting .................................................................................................. 11 Uitgevoerde onderzoeken ............................................................................................. 12

2.5 2.6 2.7

Bodemloket ................................................................................................................... 14 Asbest ........................................................................................................................... 14 Locatie-inspectie ........................................................................................................... 14

2.8 2.9 2.10

Bodemopbouw en geohydrologie .................................................................................. 16 Niet gesprongen explosieven (NGcE) ........................................................................... 16 Lozingspunten ............................................................................................................... 16

2.11 2.12 2.13

Bodemkwaliteit en bodembeheersplan ......................................................................... 16 Spoorgebonden processen ........................................................................................... 17 Conclusies vooronderzoek ............................................................................................ 18

2.14

Hypothese ten aanzien van de verontreinigingssituatie ................................................ 18

3

Onderzoeksopzet en uitgevoerde werkzaamheden ................................................. 18

3.1 3.2 3.3

Onderzoeksopzet en gehanteerde onderzoeksstrategieën........................................... 18 Uitgevoerde veldwerkzaamheden ................................................................................. 19 Kwaliteit en veiligheid .................................................................................................... 21

4

Resultaten verkennend bodemonderzoek ................................................................ 22

4.1

Veldwaarnemingen en metingen ................................................................................... 22

4.2 4.3

Interpretatie analyseresultaten ...................................................................................... 22 Toetsing hypothese ....................................................................................................... 23

5

Conclusies en aanbevelingen .................................................................................... 24

5.1 5.2 5.3

Landbodem ................................................................................................................... 24 Waterbodem .................................................................................................................. 25 Uitvoeringsaspecten ...................................................................................................... 26


7\26


Bijlage(n) 1 Regionale ligging van de onderzoekslocatie 2 Onderzoekslocatie en situering monsterpunten 3 Boorprofielen 4 Toetsingskader en toetsingswaarden

8\26

5 6 7

Getoetste analyseresultaten Analysecertificaten Foto’s onderzoekslocatie

8 9

Rapportage waterbodemonderzoek Notitie spoorgebonden processen



1 Inleiding Tauw heeft in opdracht van ProRail een (water-)bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de Hoekse Lijn in Schiedam (geocode 115; kilometrering 0,7 - 1,4). De aanleiding voor het bodemonderzoek wordt gevormd door de voorgenomen overdracht van De Hoekse Lijn in 2017 naar de RET waarbij het bestaande baanlichaam wordt uitgebreid en de spoor-layout wordt aangepast. Voorafgaande aan die werkzaamheden en voor het aanvragen van een omgevingsvergunning dient inzicht te worden verkregen in de milieuhygiënische bodemkwaliteit. De doelstelling van dit onderzoek is het vaststellen van de milieuhygiënische kwaliteit van: 1. Het gebied dat zal worden voorbelast aan de noordzijde van het bestaande baanlichaam 2. Het gebied dat zal worden voorbelast aan de zuidzijde van het bestaande baanlichaam 3. Het gebied ter plaatse van onderstation nabij km 0,73 4. De waterbodem van de te dempen watergangen Op basis hiervan kan een inschatting worden gemaakt van de afvoermogelijkheden en de veiligheidsmaatregelen tijdens uitvoering van het grondwerk. Voor doelstelling 1, 2 en 3 is een bodemonderzoek uitgevoerd; de resultaten daarvan staan in dit rapport. Voor doelstelling 4 is een waterbodemonderzoek verricht; de resultaten daarvan zijn opgenomen als bijlage 8 in dit rapport. Naast het huidige (water-)bodemonderzoek wordt een in-situ partijkeuring uitgevoerd om de hergebruiksmogelijkheden van de vrijkomende grond ter plaatse van de watercompensatie vast te stellen. De resultaten van dat onderzoek worden separaat gerapporteerd.

2 Vooronderzoek en onderzoeksstrategie Voorafgaande aan de uitvoering van het verkennend (water)bodemonderzoek is een vooronderzoek uitgevoerd. Het vooronderzoek voor landbodem is uitgevoerd op basisniveau volgens de Nederlandse norm NEN 5725:20091 en voor waterbodem volgens de NEN 5717:20092. In dit vooronderzoek is informatie verzameld over het historisch, huidig en toekomstig gebruik van de locatie. Vanwege de grote overlap tussen beide onderzoekprotocollen, zijn de gegevens van de overlappende delen gecombineerd opgenomen in dit rapport. In bijlage 1 is de regionale ligging van de locatie weergegeven. In figuur 2.1 is een overzicht van de onderzoekslocatie weergegeven. 1

NEN 5725: Bodem - Landbodem - Strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek, NEN, d.d. januari 2009 NEN 5717: 2009, Bodem - Waterbodem - Strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek, november 2009 2


9\26


Gebied noordzijde

Gebied zuidzijde

onderstation

Figuur 2.1 Overzicht onderzoeksgebied in kader van voorbelasting en locatie onderstation

2.1

Historisch gebruik

Op de historische kaart van 1877 (bron: www.watwaswaar.nl) blijkt dat de Hoekse Lijn nog niet aanwezig is (figuur 2.2). Op de kaart uit 1929 is de Hoekse Lijn wel aanwezig. De onderzoekslocatie betrof agrarisch gebied.

Figuur 2.2 Historische kaarten uit 1877 en 1929 met ligging onderzoekslocatie

2.2

Huidige locatie

De huidige onderzoekslocatie ligt tussen de bestaande spoordijk van de Hoekse Lijn en de snelweg A20. Het huidige gebruik is een groen/natuurstrook waar gewandeld kan worden. Het gedeelte van de onderzoekslocatie langs het spoor is braakliggend en is niet toegankelijk voor onbevoegden.

10\26



2.3

Geplande herinrichting

De Hoekse Lijn gaat in 2017 over naar de RET en zal worden omgezet naar een metrolijn. De sporen van de Hoekse Lijn worden losgekoppeld van het spoorwegnet en aangesloten op de metrosporen bij Schiedam Centrum. Er moet echter een mogelijkheid blijven voor goederentreinen om de havenemplacementen in Maassluis en Vlaardingen te kunnen bereiken. Daarvoor is het overdrachtspoor bedacht: een nieuw verbindingsspoor tussen de spoorlijn Rotterdam-Den Haag en de Hoekse Lijn, speciaal voor goederentreinen. Tussen KM 79.1 – waar de Hoekse Lijn afbuigt van de hoofdlijn Rotterdam-Den Haag – en KM 1.45/1.48 worden de sporen opgebroken. De metrosporen uit de richting van Schiedam Centrum worden doorgetrokken en bij KM 1.45/1.48 op de Hoekse Lijn aangesloten. Het overdrachtspoor begint bij KM 79.1 (aansluiting op het huidige wissel 53A) en maakt de eerste 100 meter gebruik van het oude zuidelijke spoor. Tussen KM 0.75 en KM 1.3 wordt dan een volledig nieuw spoor aangelegd dat op een verbreed baanlichaam komt te liggen. Omdat dit spoor dus buiten het huidige profiel wordt gebouwd, is er over de Parkweg een nieuwe spoorbrug nodig. Rond KM 1.32 wordt het overdrachtspoor aangesloten op de metrosporen. Een korte wisselstraat maakt een verbinding mogelijk met beide metrosporen. Om het bovenstaande te realiseren wordt het bestaande baanlichaam aan de noorden zuidzijde uitgebreid. In het kader van deze werkzaamheden zullen enkele bestaande spoorsloten worden gedempt en verlegd en zal een deel van het gebied in eerste instantie worden voorbelast met zand dat in een later stadium zal worden gebruikt ten behoeve van het ophogen van het terrein (het voorbelastingszand blijft dus liggen). In figuur 2.3 is dit schematisch weergegeven.

spoorlijn verbreding spoorlichaam

Paragraaf tijdelijk uitname

bestaande spoordijk huidig maaiveld

Te dempen watergang

watercompensatie

Slib; afvoeren

Figuur 2.3 Overzicht toekomstige situatie

Het onderstation aan de zuidzijde van het baanlichaam (km 0,74) wordt aangepast/uitgebreid.


11\26


2.4

Uitgevoerde onderzoeken

In tabel 2.1 is het overzicht opgenomen van beschikbare bodemonderzoeksrapporten.

Tabel 2.1 Uitgevoerde bodemonderzoeken op en nabij onderzoekslocatie

Locatie

Type

Datum

Bureau

Kenmerk

06-12-2000

Tauw

193.001

Conclusie

onderzoek Geocode 112

OO

(km 78,520-80,660)

Verspreid over het emplacement zijn in de toplaag van de grond een T-waarde overschrijding voor zware metalen (koper, lood en zink) gemeten

Schiedam-Rotterdam NO

3-2-2005

gemeentewerken 193.003

Ter plaatse van de T-waarde

West (geo 112 km

-gemeente

overschrijdingen in het OO zijn

78.52 80,6

Rotterdam

geen gevallen van ernstige bodemverontreinigingen aangetroffen.

gemeente Schiedam BALANS

15-12-2005

BK ingenieurs

193.010

(37 percelen)

Ter plaatse van 4 kadastrale percelen wordt een nader onderzoek geadviseerd.

Hoekse Lijn

Quickscan

17 juli 2014

SBNS

ERII

Aandachtspunt 00193.SG20

De in tabel 2.7 genoemde onderzoeken zijn opgevraagd bij de SBNS en hieronder samengevat. ‘Oriënterend onderzoek Schiedam’ Tauw BV, 6 december 2000, projectnummer 3822893. In opdracht van de Stichting Bodemsanering NS is door Tauw een Oriënterend Onderzoek verricht ter plaatse van het NS-empIacement te Schiedam (km 78.520 - km 80.660; geocode 112). Het doel was het toetsen van een vermoeden van een ernstige bodemverontreiniging, het maken van een eerste schatting van de noodzaak en termijn van vervolgonderzoek (urgentie) op basis van eventuele risico’s. Het meest oostelijk gelegen gedeelte van de onderzoekslocatie van onderhavig onderzoek is hierbij gemarkeerd als potentieel ernstig verontreinigd gebied waar een verontreiniging (niet ernstig geval SG20) van koper, lood en zink wordt verwacht. Uit het onderzoek blijkt dat er diverse gevallen van ernstige bodemverontreiniging zijn aangetoond, maar dat geen enkel geval wordt bestempeld als urgent.

12\26



´Nader onderzoek NS emplacement Schiedam’, Gemeentewerken Rotterdam, 3 februari 2005 In dit onderzoek is ter plaatse van de sublocaties waar in het oriënterend onderzoek gehalten boven een T-waarde zijn aangetoond, nader onderzoek uitgevoerd. In het nader onderzoek is gericht onderzoek gedaan naar het voorkomen van asbest, omdat een aantal sublocaties als asbestverdacht zijn aangemerkt. Er zijn geen gevallen van ernstige bodemverontreiniging (inclusief asbest) aangetoond. ‘Aanvullend bodemonderzoek, Diverse percelen (BALANS) te Schiedam’ BK Ingenieurs Velserbroek bv, 15 december 2005, projectnummer SBNS 193010’. In opdracht van Stichting Bodemsanering NS heeft BK Ingenieurs Velserbroek bv een aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd in het kader van BALANS. Het doel is om op basis van de beslisschema's van de opdrachtgever vast te stellen of op een of meer percelen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging conform Wbb (Wet bodembescherming). Twee van de onderzochte percelen zijn gelegen binnen een straal van 50 meter van de onderzoekslocatie van dit onderzoek. Het betreft de percelen H2310 en I5840 die verdacht zijn voor hoge arseenwaarden. Er wordt geconcludeerd dat deze percelen niet nader onderzocht dienen te worden op basis van het beslisschema. Quickscan Hoekse Lijn ERII, SBNS, 14 juli 2014 In opdracht van ProRail heeft de SBNS ter voorbereiding van de ontwikkelingen van de Hoekse Lijn een zogeheten Quickscan uitgevoerd. Dit is een beschouwing van de bij de SBNS beschikbare bodemonderzoeksgegevens. Uit de resultaten van deze Quickscan blijkt dat er binnen het onderzoeksgebied verhoogde gehalten van zware metalen zijn gemeten. De gemeten gehalten overschrijden maximaal de tussenwaarde (T-waarde). Op basis hiervan heeft de SBNS dit gedefinieerd als een geval van niet-ernstige bodemverontreiniging met SBNS-kenmerk 00193.SG20. In figuur 2.4 is de ligging daarvan weergegeven (ten noordoosten van het onderstation).


13\26


Figuur 2.4 Quickscan Hoekse Lijn

2.5

Bodemloket

Vanuit bodemloket inclusief de doorverwijzing naar de website van de DCMR zijn er voor de onderzoekslocatie geen aanvullende gegevens beschikbaar.

2.6

Asbest

Op basis van de geraadpleegde stukken en locatie-inspectie is er geen reden om de onderzoekslocatie als asbestverdacht te beschouwen. Er zijn geen aanwijzingen die duiden op de aanwezigheid van gebouwen met asbestverdacht materiaal. Evenmin zijn gegevens over eventuele sloopwerkzaamheden bekend.

2.7

Locatie-inspectie

De locatie inspectie is uitgevoerd op 17 oktober 2014. Omdat het gedeelte van de onderzoekslocatie dat binnen de ProRail hekken ligt, niet toegankelijk is zonder spoorveiligheidsmaatregelen en de locatie inspectie vanwege het spoedeisend karakter op korte termijn was ingepland, is slechts een beperkt deel van de onderzoekslocatie geïnspecteerd. Tijdens de locatie-inspectie is geïnventariseerd waar verdachte locaties aanwezig zijn en waar en welke watergangen er binnen de onderzoekslocatie aanwezig zijn.

14\26



Resultaten Het gebied langs de watergang aan de oostzijde van de Parkweg was in het verleden als volkstuin in gebruik. Zoals in figuur 2.5 zichtbaar is, ligt er materiaal (zoals hout, ijzer, plastic) op de oever van de watergang dat gerelateerd kan worden aan voormalige volkstuinen. Bij de locatie-inspectie zowel hier als op de rest van de onderzoekslocatie geen waarnemingen gedaan die kunnen duiden op de aanwezigheid van asbestverdacht materiaal.

Figuur 2.5 Overzicht beschoeing van de watergang. De aanwezigheid van afval zoals plastic, puin et cetera is hier duidelijk zichtbaar.

Met name aan op het noordelijk deel van het baanlichaam zijn terreindelen en de watergangen sterk begroeid met onder andere bramenstruiken. Tijdens de veldwerkzaamheden heeft een groenwerker met een bosmaaier ruimte gecreëerd om onderzoek mogelijk te maken. Hierdoor kon hier slechts een beperkte maaiveldinspectie plaatsvinden (inspectie-efficiëntie minder dan 25 %).


15\26


2.8

Bodemopbouw en geohydrologie

De regionale bodemopbouw is bepaald op basis van gegevens uit DINOloket en de Grondwaterkaart van Nederland (Rotterdam, 37 west en 37 oost). De schematische bodemopbouw en geohydrologie zijn weergegeven in tabel 2.2.

Tabel 2.2 Schematisatie bodemopbouw en geohydrologie

Diepte [m t.o.v. NAP]

Samenstelling

Geohydrologische laag

0 m tot -20 m

Klei

Deklaag

-20 m tot -35 m

Matig tot grof zand, bijmenging

Eerste watervoerend pakket

- 35 m tot -40 m

Veen- en leemlagen, afgewisseld

klei en schelpen Scheidende laag

met fijn zand lagen

Het huidige bodemonderzoek is uitgevoerd in de deklaag. Uit gegevens van het Nationaal Grondwater Model blijkt dat de grondwater stromingsrichting noordelijk is. Daarnaast is de stijghoogte van het grondwater circa -2,57 m NAP. De onderzoekslocatie ligt niet in een grondwaterbeschermingsgebied.

2.9

Niet gesprongen explosieven (NGcE)

De onderzoekslocatie is niet verdacht op het voorkomen van NGcE’s (bron Railmaps).

2.10 Lozingspunten Vanuit gegevens van het Hoogheemraadschap van Rijnland blijkt dat er geen lozingspunten aanwezig zijn binnen de onderzoekslocatie.

2.11 Bodemkwaliteit en bodembeheersplan In 2010 heeft de gemeente Schiedam de ‘Nota bodembeheer’ opgesteld. Deze nota is een nadere uitwerking van het Besluit bodemkwaliteit en is afgestemd op beleidsmatige afspraken binnen het regionaal samenwerkingsverband van gemeenten uit het bodemplatform Rijnmond. Door de nota kan er zorgvuldig gebruik worden gemaakt van het gebiedsspecifieke beleidskader van het Besluit bodemkwaliteit bij grondverzet. Dit houdt in dat de generieke toetsing van de analyseresultaten aan de Circulaire bodemsanering 2013 niet van toepassing is. Op de functieklassekaart heeft de gemeente per deelgebied de functieklasse bepaald. De onderhavige onderzoekslocatie heeft functieklasse Industrie. De algemene bodemkwaliteitsklasse en toepassingsklasse boven- en ondergrond is niet van toepassing voor de onderzoekslocatie, doordat spoorgronden hiervoor zijn uitgesloten. Bij grondverzet dient de toe te passen grond of bagger te voldoen aan de gewenste bodemkwaliteit behorende bij de functieklasse van de bodem waarop de grond of bagger wordt toegepast. Opgemerkt wordt dat spoorgronden per definitie zijn uitgesloten van de bodemkwaliteitskaart.

16\26



Het gebied ten noorden van de onderzoekslocatie en ten zuiden van de rijksweg heeft als gebiedsspecifieke bodemkwaliteitklasse Volkstuinen & Kinderspeelplaatsen en als generieke bodemfunctieklasse Wonen. Over het algemeen worden in de gemeente Schiedam licht tot matig verhoogde arseenconcentraties in het grondwater aangetoond. Het betreffen verhoogde achtergrondwaarden met een natuurlijke herkomst. Arseen wordt daarom niet als kritische parameter meegenomen in dit onderzoek.

2.12 Spoorgebonden processen Binnen het onderzoeksgebied worden terreindelen onderzocht die dichtbij het spoor liggen. In het verleden is onderzoek verricht naar de (oorzaak van de) aanwezigheid van diffuse verontreinigingen op en nabij het spoor. Hieronder is een samenvatting van het onderzoek gemaakt. In bijlage 14 is de volledige notitie spoorgebonden processen bijgevoegd. Diffuse verontreinigingsprocessen treden langs het spoor voortdurend op en domineren daarom in veel gevallen lokale (eenmalige) processen. In 1998 is generiek onderzoek3 uitgevoerd, waarmee voor een aantal stoffen de invloed van de spoorwegen op de omgeving is gemodelleerd. De volgende diffuse processen zijn hiermee aangetoond: • Koper is afkomstig van slijtende bovenleidingen • Zink komt door slijtage vanaf de spoorbanen • •

Nikkel komt mee met ijzerstof als gevolg van slijtage van de spoorbaan en wielbanden PAK komt (historisch) van gecreosoteerde dwarsliggers en (diesel)treinen. Lokaal kan een PAK-verontreiniging ontstaan door uitloging uit oude ballast en kool- / sintelhoudende lagen

• •

Arseen kan samen met ijzerstof vanuit het grondwater neerslaan in ijzer(hydr)oxiden Minerale olie komt in de spoorgronden voor als gevolg van lekkende locomotieven en smeeroliën. Meer lokaal kan olieverontreiniging voorkomen uit voormalige opslagtanks, lozingen

•

/ morsen en schoonmaak / onderhoud Bestrijdingsmiddelen komen voor in de (water)bodem door het geregeld toepassen van onkruidverdelgers ter plaatse van spoorbermen en sloten

Binnen het onderzoeksgebied is op de percelen die grenzen aan het spoor sprake van een beïnvloedingsgebied met spoor(eigen) verontreinigingen, waarvan een gedeelte door de SBNS als geval van niet-ernstige bodemverontreiniging is gedefinieerd.

3 Bodemverontreiniging vrije baan door spoorwegstof en spoorwegmaterialen, NS Technisch Onderzoek, projectnummer 7150029; SBNS-referentie JR0643; maart 1998


17\26


2.13 Conclusies vooronderzoek Uit het vooronderzoek kan worden geconcludeerd dat: • Het onderzoeksgebied diffuus verontreinigd is met voornamelijk zware metalen als gevolg van spoorgebonden processen • Er geen gevallen van ernstige bodemverontreinigingen aanwezig binnen het onderzoeksgebied • De bodemkwaliteit ter plaatse van het baanlichaam verschilt met die van het maaiveld

2.14 Hypothese ten aanzien van de verontreinigingssituatie Naar aanleiding van de conclusie(s) uit het vooronderzoek kan/kunnen de volgende onderzoekshypothese(s) worden gesteld: binnen het onderzoeksgebied is er sprake van een diffuse verontreiniging met spooreigen stoffen.

3 Onderzoeksopzet en uitgevoerde werkzaamheden 3.1

Onderzoeksopzet en gehanteerde onderzoeksstrategieën

Vanwege de meerledige doelstellingen zijn meerdere onderzoeksstrategieën toegepast. Onderstaand zijn de strategieën per doelstelling weergegeven. Doel 1 en 2 Vaststellen milieuhygiënische kwaliteit gebied voorbelasting; noorden zuidzijde baanlichaam Om de bodemkwaliteit op de locatie vast te stellen (milieuhygiënische verklaring voor ontvangende bodem in het kader van de toekomstige voorbelasting/ophoging) zijn slechts enkele onderzoeksstrategieën uit de NEN 5740 geschikt (ONV, ONV-GR, ONB, Toets-S en Toets-S-GR). Op basis van het vooronderzoek zijn er geen puntbronnen en/of bekende verontreinigingen en verwachten wij binnen het onderzoeksgebied behoudens een diffuse verontreiniging van spooreigen stoffen4. Van de geschikte onderzoeksstrategieën past ONB (onbekende bodembelasting) in dit geval het beste bij deze hypothese en onderzoekslocatie. Voor de uit te voeren veld- en analysewerkzaamheden verwijst ONB naar het protocol nader onderzoek voor een heterogeen verdeelde verontreiniging (Sdu 1993). Echter dit protocol is niet meer in gebruik en is vervangen door de NTA5755. Omdat de NTA5755 voor onderhavig onderzoek geen specifieke onderzoeksstrategieën voorschrijft, is aangesloten bij de onderzoeksstrategie VED-HE (verdachte diffuse bodembelasting, heterogeen verdeeld). Voorafgaand aan de uitvoering van de veldwerkzaamheden zijn de onderzoeksstrategieën afgestemd met het bevoegde gezag (gemeente Schiedam).

4 Bodemverontreiniging vrije baan door spoorwegstof en spoorwegmaterialen, NS Technisch Onderzoek, projectnummer 7150029; SBNS-referentie JR0643; maart 1998

18\26



Doel 3 Op basis van de gegevens uit het vooronderzoek is de grond ter plaatse van het onderstation onderzocht met de strategie VED-HE.

3.2

Uitgevoerde veldwerkzaamheden

De veldwerkzaamheden aan de noordzijde van het baanlichaam zijn uitgevoerd op 13 en 14 november 2014. De veldwerkzaamheden aan de zuidzijde van het baanlichaam zijn uitgevoerd op 21 november 2014. Het grondwater is eveneens bemonsterd op 21 november 2014. Foto’s van tijdens de locatieinspectie en het veldwerk zijn opgenomen in bijlage 7. De zuurgraad (pH), de elektrische geleidbaarheid (Ec) en de troebelheid (NTU) van het grondwater zijn gemeten tijdens de monstername van het grondwater in het veld. Tevens is de grondwaterstand gemeten. Tabel 3.1 geeft een overzicht weer van de uitgevoerde veldwerkzaamheden.

Tabel 3.1 Uitgevoerde veldwerkzaamheden

Omschrijving

Noordzijde -

noordzijde

talud

maaiveld

Zuidzijde

Onderstation

circa 10.000 m2

1250 m2

490 m2

1 t/m 14

15 t/m 39

201 t/m 211

41 t/m 50

Boring tot 0,5 m -mv

-

-

7x

2x (gestaakt)


9x (

17x

1x

3x


2x

2x

3x (gestaakt)


3x

4x

1x

Oppervlakte onderzoekslocatie circa 3000 m2 2

in m

monsterpunten Veldwerk

Boring met peilbuis (2,5 m -mv) -

1x

-

-

Boring met peilbuis (3,0 m -mv) -

1x

-

1x

Analyses Standaardpakket grond1

4x

4x

5x

3x

standaardpakket grondwater2

-

2x

-

-

1)

Lutum en organische stof, metalen (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel en zink), PCB’s (7),

PAK (10), minerale olie (GC) en droge stof 2)

Metalen (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel en zink), BTEXN, VOCl en minerale olie (GC)

Het opgeboorde materiaal is in het veld beoordeeld op textuur, kleur en bijzonderheden. De bemonstering van de grond heeft plaatsgevonden per zintuiglijk afwijkende bodemlaag met een maximumtraject van 50 cm. Tijdens de veldwerkzaamheden is, voor zover praktisch mogelijk, een visuele inspectie van het maaiveld uitgevoerd ten behoeve van het vaststellen van de mogelijke aanwezigheid van asbestverdacht materiaal.


19\26


In bijlage 2 is een situatietekening opgenomen met daarin de locaties van de monsternamepunten. Op de volgende punten is bij dit onderzoek afgeweken van de NEN 5740: Ter plaatse van de onderzoekslocatie aan de zuidzijde is geen peilbuis geplaatst, derhalve ook geen grondwater geanalyseerd. De reden hiervoor is dat binnen de onderzoekslocatie zand wordt opgebracht en er geen graafwerkzaamheden gaan plaatsvinden. Tabel 3.2 geeft een overzicht van de mengmonstersamenstelling met de uitgevoerde analysewerkzaamheden.

Tabel 3.2 Overzicht samenstelling en analyses grond(meng)monsters

Omschrijving (meng)monster

Deelmonsters

Traject

Bijzonderheden

(m -mv) Talud noordzijde baanlichaam 1 t/m 9

1-1, 2-1, 3-1, 4-1, 5-1, 6-1, 6-2,

0,0-0,5

Bijmengingen ballastgrind

7-1, 8-1, 9-1 1+2+3+5+6

1-2, 2-3, 2-4, 3-2, 5-2, 6-3, 6-4, 6-5

0,5-2,0

-

10+11+12+12+13+14

10-1, 11-1, 12-1, 13-1, 14-1

0,0-0,55


10 t/m 14

10-2, 11-2, 11-3, 12-2, 13-2, 14-2,

0,5-2,0

-

0,0-0,5

Bijmengingen puindeeltjes

14-3, 14-4 Maaiveld noordzijde baanlichaam 16+17+18+19+20+22+24+28

16-1, 17-1, 18-1, 19-1, 20-1, 22-1, 24-1, 28-1

en ballastgrind

21+23+25+26+27

21-1, 23-1, 25-1, 26-1, 27-1

0,0-0,5

Bijmengingen puindeeltjes

29+30+31+32+34+36+37+38+39

29-1, 30-1, 31-1, 32-1, 34-1, 36-1,

0,0-0,5


0,5-2,1

-

37-1, 38-1, 39-1 15+16+17+19+20+22+24+25+27+28

15-2, 16-5, 17-3, 19-2, 20-4, 22-2,

29+30+31+32+33+35

29-3, 30-3, 31-5, 32-2, 33-5, 35-2

0,5-2,1

-

29-2, 30-2, 31-2, 34-2, 36-2, 37-2,

0,4-1,0

Bijmengingen met

24-3, 25-2, 27-3, 28-5

29+30+31+34+36+37+38+39

38-2, 39-2

slibdeeltjes en ballastgrind

Maaiveld zuidzijde baanlichaam 201+203+209+210

201-1, 203-1, 209-1, 210-1

0,0-0,5

Bijmengingen puin- en

202+204+205+207+208

202-1, 204-1, 205-1, 207-1, 208-1

0,0-0,55

-

kooldeeltjes

20\26

206 (0-0,5) + 211 (0-0,3)

206-1, 211-1

0,0-0,5

-

201 (0,5-1,0) + 211 (0,3-0,8)

201-2, 211-2

0,3-1,0

-

206 (0,5-1,0)

206-2

0,5-1,0

Bijmengingen kooldeeltjes



Omschrijving (meng)monster

Deelmonsters

Traject

Bijzonderheden

(m -mv) Onderstation 42 t/m 45

42-1, 43-1, 44-1, 45-1

0,0-0,5

41+42+43+44+45

41-2, 42-2, 43-2, 44-3, 44-4, 45-4

0,5-2,0

-

41+44+45

41-1, 44-2, 45-2, 45-3

0,0-1,2


3.3

-

Kwaliteit en veiligheid

Tauw is lid van de Vereniging Kwaliteitsborging Bodemonderzoek (VKB). Het keurmerk ‘kwaliteitswaarborg Bodembeheer’ geeft aan dat de activiteiten in het kader bodembeheer, waaronder veldwerk bij milieuhygiënisch bodem- en waterbodemonderzoek goed en betrouwbaar volgens door de overheid opgestelde protocollen en programma’s zijn/worden uitgevoerd. Tauw bv is erkend voor het uitvoeren van veldwerk bij milieuhygiënisch bodem- en waterbodemonderzoek conform de protocollen 2001, 2002, 2003 en 2018. Tauw bv verklaart dat het veldwerk onafhankelijk van de opdrachtgever is/wordt uitgevoerd conform de eisen van BRL SIKB 2000. Tauw bv verklaart dat het veldwerk onafhankelijk van de opdrachtgever is/wordt uitgevoerd conform de eisen van BRL SIKB 2000. Bij interne opdrachtverlening is/wordt gebruik gemaakt van interne functiescheiding onder de voorwaarden die het Besluit bodemkwaliteit hieraan stelt. Tauw verklaart hierbij dat het een onafhankelijke positie heeft (en kan behouden) ten opzichte van de opdrachtgever. Dat wil zeggen dat er geen organisatorische relatie bestaat met de opdrachtgever (zuster- of moederbedrijf) of diens eigenaar, maar ook dat er geen belangenverstrengeling is of kan optreden in relatie tot andere Tauw-projecten of andere opdrachtgevers.

De werkzaamheden zijn uitgevoerd conform BRL SIKB 2000: Beoordelingsrichtlijn voor het SIKB procescertificaat Veldwerk bij milieuhygiënisch bodem- en waterbodemonderzoek: • Protocol 2001: Plaatsen van handboringen en peilbuizen, maken van boorbeschrijvingen, nemen van grondmonsters en waterpassen • Protocol 2002: Het nemen van grondwatermonsters • Protocol 2003; Waterbodemonderzoek • Protocol 2018: Locatie-inspectie en monsterneming van asbest in bodem Het NEN-EN-ISO/IEC 17025 geaccrediteerde milieulaboratorium van AL-West heeft de analyses uitgevoerd volgens de regeling AS 3000. (Spoor)veiligheid Voor de werkzaamheden is het NVW van toepassing. Voor de werkzaamheden heeft de firma Holland Spoor Veiligheid (HSV) de benodigde veiligheidsdocumenten opgesteld (SRO, SRU en VI) en tijdens het veldwerk is een veiligheidsman aanwezig geweest. Voorafgaand aan de werkzaamheden is een WION-melding en een melding grondroerende activiteiten bij de PCA gedaan. Tijdens het veldwerk is een gecertificeerde voorman spoorse kabels aanwezig geweest. Tijdens de boorwerkzaamheden in het veld is gebruik gemaakt van een kabel- en leidingdetector en zijn enkele boorpunten voorgegraven.


21\26


4 Resultaten verkennend bodemonderzoek 4.1

Veldwaarnemingen en metingen

Tijdens de veldwerkzaamheden zijn op het maaiveld en in het opgeboorde materiaal lichte puinbijmengingen waargenomen. Daarnaast zijn bijmengingen van ballast(grind), kool-, metaal- en slibdeeltjes waargenomen. Voor details wordt verwezen naar de in bijlage 3 bijgevoegde boorprofielen. Op het maaiveld en in het opgeboorde bodemmateriaal is visueel geen asbestverdacht materiaal en/of asbestverdachte bodemlagen waargenomen. Vanwege de lichte bijmengingen aan puinhoudend materiaal worden deze bodemlagen niet als asbestverdacht beschouwd. In tabel 4.1 zijn de gegevens van de grondwatermonstername weergegeven.

Tabel 4.1 Grondwaterbemonsteringsgegevens

Peilbuis Filterdiepte (m -mv) Datum

GWS (m -mv) GWS (m-mv) plaatsing

monstername

pH(-)

EC(µS/cm)

Troebelheid (NTU) (*)

28

1,30

2,30

21.11.2014

0,7

0,7

7,5

816

20

33

1,80

2,80

21.11.2014

1,0

1,7

7,1

2800

50

45

1,70

2,70

21.11.2014

1,2

1,3

7,5

1506

40

(*) Bij een NTU > 10 zal bij de interpretatie van de analyseresultaten worden toegelicht wat het gevolg is voor de chemische analyses

De gemeten waarden voor de zuurgraad (pH) kunnen als normaal voor deze regio worden beschouwd. De schommeling in de geleidbaarheid (EC) is niet te verklaren.

4.2

Interpretatie analyseresultaten

Een overzicht van het toetsingskader en de toetsingswaarden is weergegeven alsmede de lokale maximale waarden uit de Nota bodembeheer van de gemeente Schiedam zijn opgenomen in bijlage 4. De analysecertificaten zijn opgenomen in bijlage 6. De kwaliteit van de bodem is per deellocatie getoetst aan de normen van het Besluit bodemkwaliteit, zoals genoemd in de Nota Bodembeheer van de gemeente Schiedam. De toetsing aan het generieke kader (Aw, T en I-waarden uit de Circulaire bodemsanering 2013) is hier niet van toepassing. De bodemkwaliteitsklasse is dus bepaald op basis van de lokale maximale waarden. In tabel 4.2 is een overzicht weergegeven van de aangetoonde overschrijdingen van de toetsingswaarden. Voor een volledig overzicht van de getoetste analyseresultaten (getoetst aan de normen in de Nota bodembeheer en het Besluit bodemkwaliteit) wordt verwezen naar bijlage 5. In de onderstaande paragrafen zijn per deelgebied de resultaten en interpretatie opgenomen.

22\26



Grond Deellocatie 1: voorbelasting noordzijde baanlichaam – onderdeel spoortalud Op basis van toetsing aan de lokale maximale waarden valt de bovengrond voor het gehele talud binnen de kwaliteitsklasse Wonen, de ondergrond wordt ook gekwalificeerd als klasse Wonen op basis van de gemeten gehalten kobalt. Deellocatie 1: voorbelasting noordzijde baanlichaam – onderdeel huidig maaiveld Dit deelgebied is opgedeeld in een oostzijde en een westzijde ten opzichte van de Parkweg. • Aan de oostzijde van de Parkweg wordt zowel de bovengrond als de onderzoek, op basis van de toetsing aan de lokale maximale waarden, gekwalificeerd als klasse Wonen. •

Aan de westzijde van de Parkweg wordt de bovengrond geclassificeerd als klasse Volkstuinen en de ondergrond als klasse Natuur

Deellocatie 2: voorbelasting zuidzijde baanlichaam Ter plaatse van de zuidzijde van het baanlichaam is de bodem tot maximaal 1m –mv onderzocht. Op basis van de toetsing aan de lokale maximale waarden wordt de grond geclassificeerd als klasse Industrie. Deellocatie 3: Onderstation Op basis van de toetsing aan de lokale maximale waarden wordt de grond van het onderstation geclassificeerd als klasse Industrie. Grondwater In het grondwater ter plaatse van de onderzoekslocatie is enkel de parameter barium in licht verhoogde concentraties (> streefwaarde uit de Circulaire bodemsanering) gemeten. De verhoogd gemeten concentraties hebben vermoedelijk een natuurlijke oorzaak. Bij een troebelheid (NTU) van > 10 kunnen bij organische parameters een verhoogde rapportagegrens voorkomen. In dit onderzoek zijn geen verhoogde gehalten aan organische parameters gemeten. De verhoogde NTU is derhalve niet van invloed geweest op het vaststellen van de milieuhygiënische kwaliteit van het grondwater.

4.3

Toetsing hypothese

Op basis van de onderzoeksresultaten wordt de hypothese dat er sprake is van een diffuse verontreiniging met spooreigen stoffen aanvaard. Ter plaatse van alle deellocaties zijn verhoogde gehalten in de grond aangetoond. De hoogst gemeten gehalten bevinden zich voornamelijk in de bovengrond (0,0 - 0,5 m -mv).


23\26


5 Conclusies en aanbevelingen Tauw heeft in opdracht van ProRail een (water-)bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de Hoekse Lijn in Schiedam (geocode 115; kilometrering 0,7 - 1,4). De aanleiding voor het bodemonderzoek wordt gevormd door de voorgenomen overdracht van De Hoekse Lijn in 2017 naar de RET waarbij het bestaande baanlichaam wordt uitgebreid en de spoor-layout wordt aangepast. Het doel van het onderzoek is het vaststellen van de milieuhygiënische kwaliteit van de grond en grondwater ten behoeve van een nieuwe omgevingsvergunning. Middels dit onderzoek is de milieuhygiënische bodemkwaliteit van het toekomstig gebied dat wordt voorbelast vastgesteld. Benadrukt wordt dat de toetsing aan het generieke kader uit de Circulaire bodemsanering 2013 (Aw, T en I-waarden) hier niet van toepassing is en dat de bodemkwaliteit dus bepaald is op basis van de lokale maximale waarden uit de gemeentelijke bodembeleidsnota. Op basis van de onderzoeksresultaten zijn er geen milieuhygiënische belemmeringen om het baanlichaam te verbreden.

5.1

Landbodem

In tabel 5.1 zijn de resultaten van het verkennend bodemonderzoek samengevat.

Tabel 5.1 Samenvatting verkennend bodemonderzoek Ligging tov

Deellocatie

Bodemlaag

Toetsing

Toetsing

LMW (*)

Bbk (*)

klasse (*)

Bovengrond

Wonen

Industrie

Basis

Ondergrond

Wonen

Wonen

Geen#

Bovengrond

Volkstuinen

Wonen

Geen#

Ondergrond

Natuur

Altijd toepasbaar

Geen#

Bovengrond

Wonen

Industrie

Basis

Ondergrond

Volkstuinen

Wonen

Geen#

baanlichaam Noordzijde

Westzijde Parkweg

spoortalud maaiveld

Oostzijde Parkweg

spoortalud maaiveld

Zuidzijde

Veiligheids-

Bovengrond

Wonen

Industrie

Basis

Ondergrond

Wonen

Industrie

Basis

Maaiveld

0 - 1 m -mv

Industrie

Industrie

Basis

Onderstation

Bovengrond

Industrie

Industrie

Basis

Ondergrond

Industrie

Industrie

Basis

(*) LMW = lokale maximale waarden uit de Nota bodembeheer van de gemeente Schiedam, Bbk = indicatieve toetsing aan het Besluit bodemkwaliteit, bovengrond = bodemlaag 0,0 - 0,5 m -mv, ondergrond = bodemlaag 0,5 - 2,0 m -mv, veiligheidsklasse op basis van CROW publicatie 132

24\26



In het grondwater ter plaatse van de onderzoekslocatie is enkel de parameter barium in licht verhoogde concentraties (> streefwaarde) gemeten.

5.2

Waterbodem

Op grond van het uitgevoerde waterbodemonderzoek is de kwaliteit van de baggerspecie en de vaste waterbodem in de betreffende watergangen onderzocht en vastgesteld. In tabel 5.2 en 5.3 zijn de resultaten samengevat weergegeven. De rapportage van het waterbodemonderzoek ter plaatse van de te dempen watergangen is in zijn geheel opgenomen in bijlage 8

Tabel 5.2 Resultaten waterbodemonderzoek (sliblaag)

Traject

Monster Textuur

Lengte (m)

Klasse waterbodem

Klasse landbodem

Verspreidbaar

10

MM1

Slib

Circa 355

B

Niet toepasbaar

Niet verspreidbaar

11

MM3

Slib

Circa 45

B

Niet toepasbaar

Verspreidbaar

12

MM5

Slib

Circa 75

B

Industrie

Verspreidbaar

Toelichting: Klasse waterbodem: Resultaten toetsing toepassen in oppervlaktewater (klasse: vrij toepasbaar, A, B niet toepasbaar) Klasse landbodem: Resultaten toetsing toepassen op de landbodem (klassen: vrij toepasbaar, wonen of industrie). Verspreidbaar: Resultaat geeft aan of de baggerspecie verspreidbaar is op het aangrenzende perceel (ms-PAF)

Tabel 5.3 Resultaten waterbodemonderzoek (vaste bodem)

Traject

Monster Textuur

Waterbodem

Landbodem

Verspreidbaar

Ontvangende bodem

10

MM2

Klei

Vrij toepasbaar

Vrij toepasbaar

Verspreidbaar

AW2000

11

MM4

Veen

B

Industrie

Verspreidbaar

Klasse B

12

MM6

Veen

A

Wonen

Verspreidbaar

Klasse A

12

MM7

Zand

A

Vrij toepasbaar

Verspreidbaar

Klasse A

Toelichting: Waterbodem: Resultaten toetsing toepassen in oppervlaktewater (klasse: vrij toepasbaar, A, B niet toepasbaar) Landbodem: Resultaten toetsing toepassen op de landbodem (klassen: vrij toepasbaar, wonen of industrie). Verspreidbaar: Resultaat geeft aan of de baggerspecie verspreidbaar is op het aangrenzende perceel (ms-PAF) Ontvangende bodem: Resultaten toetsing vaste bodem als ontvangende bodem bij demping / aanvulling

Ter compensatie van de te dempen watergangen worden nieuwe watergangen gegraven. Het onderzoek dat hieraan ten grondslag ligt, zal in een later stadium (zodra de definitieve ligging van de watercompensatie is vastgesteld) plaatsvinden.


25\26


5.3

Uitvoeringsaspecten

De kwaliteit van de grond die wordt toegepast als voorbelasting en/of permanent blijft liggen moet conform het Bbk (op basis van de lokale maximale waarden) voldoen aan de kwaliteit Volkstuinen, Wonen en/of Industrie. Een nadere specificatie hiervan is te zien in tabel 5.1. Saneringsmaatregelen vanuit de Wet bodembescherming (zoals het indienen van een BUS-melding of een saneringsplan) voorafgaand aan de inrichtingswerkzaamheden zijn niet noodzakelijk. Ten behoeve van de toekomstige inrichtingswerkzaamheden is van de te ontgraven grond ter plaatse van het onderstation met (lichte) puinbijmengingen een zeefkromme bepaald, waarmee de aannemer het verwerkingstarief van de eventueel vrijkomende grond zonodig kan vaststellen. De veiligheidsklasse (T&F-klasse) voor graafwerkzaamheden binnen het werk is worst case vastgesteld op basisklasse. Voorafgaand aan het werk dient de aannemer de veiligheidsklasse voor de werkzaamheden definitief vast te stellen.

26\26


Bijlage

1

Regionale ligging van de onderzoekslocatie


Bijlage I

Kerkbuurt

Schiedam

© Topografische Dienst Nederland, Emmen

Opdrachtgever

ProRail BV Project

Schiedam Hoekse Lijn Onderdeel


N 0

500

Schaal

Status

1 : 25.000

Definitief

Formaat

Projectnummer

A4-Portrait

1226819

Dat. 26.11.2014 11:49

Tekeningnummer

Getek. TDA

0 Gec. mmo

1000

1500m

Postbus 133 7400 AC Deventer Tel. (0570)699911 Fax (0570)699666

Bijlage

2

Onderzoekslocatie en situering monsterpunten

1:7500

gebied voorbelasting noorzijde v/h baanlichaam

Bronnen : Esri Nederland, E sri, K adaste r, CB S , Rijkswaterst aat en geme enten: Rott erdam, Breda, T ilburg, Den Haag, A rnhem , Ridderkerk, Zwoll e

S 30 50

S



S

33

S

39

14

S

32

S

29

(9

28

S 27 (8

S 26

S

(7

25

24

6

( 10

S 34

36

( 11

( 12

S 37 S 38

B B 49

35

31



203

( 13 209

210

207

( 206

205

204

( 201

202

208

( 211

gebied voorbelasting zuidzijde v/h baanlichaam

0

Legenda S B



Asbestgat

Boring gestaakt Boring

Peilbuis

Deellocatiegrens

Opdrachtgever

ProRail BV

25

´

50 m

Schaal

Status

1:1000

CO NCEP T

Project

Formaat

Projectnummer

Onderdeel

Datum 28-11-14

Tekeningnumme r

Sch iedam Hoekse L ijn Situ ering monsterpu nte n landbo demond erzoek

A3

Get.

Gec.

AAT

LUA

1226819

3

Pos tbu s 13 3 74 00 A C D e ven ter Tel efo on (0 57 0 ) 6 9 99 11 Fa x (0 5 70 ) 69 96 66

1226819_10003D.MXD

gebied voorbelasting noorzijde v/h baanlichaam

24

S

23

(5

1:7500


S 22

S

(4

21 20

(3

S 19 S 18

S 17 2 16

S

(1

15

( 43 44

46 47 B B B 48 45



( 41

Legenda S B



Asbestgat

Boring gestaakt Boring

Peilbuis

Deellocatiegrens

0

Opdrachtgever

ProRail BV

onderstation & onderzoeksgrens

´

( 42

25

50 m

Schaal

Status

1:1000

CO NCEP T

Project

Formaat

Projectnummer

Onderdeel

Datum 28-11-14

Tekeningnumme r

Sch iedam Hoekse L ijn Situ ering monsterpu nte n landbo demond erzoek

A3

Get.

Gec.

AAT

LUA

1226819

4


1226819_10004D.MXD

Bijlage

3

Boorprofielen

Legenda boorprofielen

1

monsterpunt nummer

0,00 t.o.v. MV

klei kleiig

Indicatieve geurzone

klei zwak fijnzandig

1 = zeer licht 2 = licht 3 = matig 4 = sterk 5 = zeer sterk leem siltig

leem matig zandig

0,10

G:

1

bovenkant peilbuis tov mv

monstercodering

-1,00 steekbusmonster grondwaterstand

fijn zand zandig

fijn zand sterk humeus

2

-2,00 peilbuis

Bijzonderheid matig grof zand

bodemluchtmonster

1 = zeer licht 2 = licht 3 = matig 4 = sterk 5 = zeer sterk

matig grof zand sterk humeus zwak kleiig

-3,00

3

casing zeer grof zand

bentoniet grind grindig

-4,00

filter

veen humeus

-5,00

arcering conform NEN 5104

grind

1

2

3

0,00 t.o.v. MV

kleibrokjes(2/m.grof) ballastgrind(2/m.grof) wortels(2/fijn)

-0,50

grijs bruin

spade

ballastgrind(3/m.grof) kleibrokjes(2/m.grof) wortels(2/fijn)

1

grijs bruin

1

kleibrokjes(2/m.grof) ballastgrind(1/m.grof) grijs

-1,00

spade

edelman


grijs bruin

spade

1

bruin (licht) grijs grijs

2

2

edelman

2

edelman 3

grijs

-1,50

-2,00

4

-2,50

-3,00

Profielen conform NEN 5104

1226819 : Schiedam Hoekse Lijn

4

5

6

0,00 t.o.v. MV


grijs bruin

spade


grijs bruin

ballastgrind(3/m.grof) wortels(2/fijn) kleibrokjes(2/fijn) spade

1

spade

1 kleibrokjes(2/m.grof) ballastgrind(2/m.grof)

-0,50

1 kleibrokjes(2/m.grof) kooldeeltjes(2/fijn)

grijs bruin

bruin (licht) grijs 2

grijs (donker) 2 edelman

kleibrokjes(1/m.grof)

-1,00

kleibrokjes(2/m.grof)

grijs

edelman

kleibrokjes(2/m.grof) ballastgrind(1/m.grof)

grijs

grijs 3

2

3

edelman

-1,50

4

-2,00

5

grijs

-2,50

-3,00



7

8

9

0,00 t.o.v. MV

ballastgrind(2/m.grof) kleibrokjes(1/m.grof) hout(1/m.grof) glas(1/m.grof) wortels(2/fijn)

-0,50

grijs bruin

spade


1


-1,00

spade


1

grijs

2

grijs bruin

edelman


spade

1

grijs

2

grijs bruin

edelman


grijs

edelman

2

-1,50

-2,00

-2,50

-3,00



10

11

12

0,00 t.o.v. MV

balast stene(2/m.grof)


bruin

-0,50


1

edelman

1

bruin

kooldeeltjes(2/m.grof)

bruin

1 bruin

edelman

2

bruin

bruin

-1,00

2

edelman

bruin

2

3

-1,50

-2,00

-2,50

-3,00



13

14

15

0,00 t.o.v. MV


ballastgrind asbgt30x30 OVERIG

bruin

bruin

spade

1

-0,50

1

1MA edelman bruin

-1,00

2

grijs

2

edelman

edelman

2

bruin (licht)

-1,50

3

-2,00

4

-2,50

-3,00



16

17

18

0,00 t.o.v. MV asbgt30x30 ballastgrind(2/m.grof) wortels(2/fijn)

1MA

bruin (licht) grijs

asbgt30x30 ballastgrind(2/m.grof) wortels(2/fijn)

bruin (licht) grijs 1MA

spade

spade

kleibrokjes(2/m.grof) wortels(2/fijn) asbgt30x30

grijs bruin

spade

1MA

-0,50

2MA

2MA grijs schelpen(1/fijn)

grijs

edelman

edelman

grijs

-1,00

3

3

2

edelman

-1,50

4

grijs

-2,00

5

-2,50

-3,00



19

20

21

0,00 t.o.v. MV

asbgt30x30 wortels(2/fijn) kleibrokjes(1/m.grof)

grijs bruin

spade

ballastgrind(2/m.grof) wortels(2/fijn) puin(1/fijn) asbgt30x30

bruin (licht) grijs

spade

wortels(2/fijn) metaal(1/grof) puin(1/fijn) asbgt30x30

grijs

spade

1MA

-0,50

1MA

1MA grijs 2

schelpen(1/fijn)

grijs

edelman

edelman grijs

2

-1,00

2

3 grijs

edelman 3

-1,50

4

grijs

-2,00

5

-2,50

-3,00



22

23

24

0,00 t.o.v. MV

wortels(2/fijn) kleibrokjes(1/m.grof) puin(1/grof) asbgt30x30

-0,50

grijs

spade

1MB

spade

asbgt30x30 wortels(2/fijn)

1MB

grijs

1MB

edelman

edelman grijs

-1,00

2

spade

grijs

ballastgrind(2/m.grof) wortels(2/fijn) puin(1/fijn) asbgt30x30

2

grijs

2

edelman 3

-1,50

slib(1)

-2,00

grijs

4

-2,50

-3,00



25

26

27

0,00 t.o.v. MV


asbgt30x30 wortels(2/fijn) puin(1/grof)

grijs spade


grijs spade

1MB

grijs bruin 1MB

spade

1MB

-0,50

2MB

2MB grijs

grijs grijs edelman

-1,00

2

edelman

3

edelman

3

-1,50

-2,00

-2,50

-3,00



28

29

30

0,00 t.o.v. MV

asbgt30x30 wortels(2/fijn) puin(1/m.grof)

grijs bruin

spade


bruin (donker)

spade

1MB

kleibrokjes(3/m.grof) wortels(1/fijn) puin(1/fijn)

bruin (donker) spade 1MC

-0,50

1MC bruin (licht) 2

grijs balast stene(2/fijn)

grijs

oliepan edelman

2 edelman

2

edelman

grijs bruin

-1,00 bruin 3

3 3 grijs

-1,50

4

zuigerb oliepan

-2,00 5 oliefilm(1)

grijs 6 7

grijs bruin

-2,50

-3,00



31

32

33

0,00 t.o.v. MV

wortels(2/m.grof) kleibrokjes(2/m.grof)

bruin (donker)

-0,50

1MC

bruin

spade

spade

wortels(2/m.grof) roest(2)

1MC

1

grijs bruin

bruin roest(1)

2

grijs

edelman 2

-1,00

3 roest(2)

edelman

2

bruin slib(1)

grijs oliepan edelman

4

3

-1,50 grijs (licht) bruin 5 bruin (donker)

-2,00

4

6

grijs 5

guts

-2,50

6

bruin

7

-3,00



34

35

36

0,00 t.o.v. MV

balast stene(1/fijn)

-0,50

bruin (donker)

wortels(2/m.grof)

1MC

2

bruin

spade


1MC

bruin (licht)

-1,00

spade

edelman

roest(1)

spade

1MC

grijs

2

bruin (donker)

edelman

slib(2/fijn) roest(1/fijn)

grijs bruin

edelman

2

-1,50

-2,00

-2,50

-3,00



37

38

39

0,00 t.o.v. MV

wortels(2/m.grof) kleibrokjes(1/fijn)

-0,50

bruin spade


1MC


-1,00

spade


1MC

bruin edelman

2

bruin


spade

bruin

edelman

1MC

grijs

2

bruin

edelman


2

-1,50

-2,00

-2,50

-3,00



201

202

203

0,00 t.o.v. MV bruin

kooldeeltjes(1/fijn)

-0,50

bruin

1

geel (licht) bruin (licht)

edelman

edelman

puin(1/fijn)

bruin

edelman

1 1

grijs (licht) bruin (licht)

-1,00

2

-1,50

-2,00

-2,50

-3,00



204

205

206

0,00 t.o.v. MV

bruin

-0,50

1

edelman

bruin

edelman

bruin

1

1

grijs (licht) geel (licht) bruin (licht)

kooldeeltjes(2/fijn) kleibrokjes(1/fijn)

-1,00

edelman

2

-1,50

-2,00

-2,50

-3,00



207

208

209

0,00 t.o.v. MV

bruin

-0,50

1

edelman

porselein(1/fijn)

bruin

1

edelman

puin(1/fijn) kooldeeltjes(1/fijn)

bruin

edelman

1

-1,00

-1,50

-2,00

-2,50

-3,00



210

211

41

0,00 t.o.v. MV bruin kooldeeltjes(1/fijn)

-0,50

bruin

edelman

wortels(2/m.grof) ballastgrind(2/m.grof)

1

1

bruin (licht) grijs

1

edelman

oliepan edelman

geel (licht) bruin (licht) 2

-1,00

wortels(1/m.grof)

grijs

2

-1,50

-2,00

-2,50

-3,00



42

43

44

0,00 t.o.v. MV klinkerlaag

bruin (licht) grijs

wortels(2/m.grof)

-0,50

1

roest(1)

-1,00

klinkerlaag

puin(1/m.grof)

oliepan edelman

grijs

grijs

1

grijs

2

spade

1

grijs

2

spade

oliepan edelman

ballastgrind(1/m.grof)

grijs

oliepan edelman

grijs

zuigerb oliepan

2

-1,50

3

-2,00

4

-2,50

-3,00



45

46

47

0,00 t.o.v. MV wortels(3/m.grof) ballastgrind(1/m.grof) wortels(2/m.grof) stenen(2/m.grof)

grijs bruin

grijs bruin

spade

wortels(3/m.grof) ballastgrind(1/m.grof) spade

1 ballastgrind stenenlaag

-0,50

2


2

grijs

bruin (licht) grijs

-1,00

spade riversd oliepan


grijs


3 riversd casing grijs

3

grijs zuigerb

grijs

-1,50

spade ballastgrind stenenlaag

1


grijs bruin

betonlaag OVERIG

4 br gestaakt

zuigerb

betonlaag OVERIG

br gestaakt

4

-2,00 5

grijs

guts edelman

-2,50

6

-3,00



48

49

50

0,00 t.o.v. MV wortels(3/m.grof) ballastgrind(1/m.grof)

grijs bruin

grijs bruin

wortels(3/m.grof) spade

harde laag OVERIG

br gestaakt

spade

grijs bruin

wortels(3/m.grof) harde laag OVERIG

spade

br gestaakt

ballastgrind stenenlaag

-0,50


grijs


-1,00 grijs zuigerb

betonlaag OVERIG

br gestaakt

-1,50

-2,00

-2,50

-3,00



Bijlage

4

Toetsingskader en toetsingswaarden

Locatiespecifiek toetsingskader (lokale maximale waarden) De kwaliteit van de bodem is per deellocatie getoetst aan de normen van het Besluit bodemkwaliteit, zoals genoemd in de Nota Bodembeheer van de gemeente Schiedam. De toetsing aan het generieke kader (Aw, T en I-waarden uit de Circulaire bodemsanering 2013) is hier niet van toepassing. De bodemkwaliteitsklasse is dus bepaald op basis van de lokale maximale waarden. Generiek toetsingskader Wet bodembescherming Het generieke toetsingskader bestaat uit: • De Streefwaarden (voor grondwater) en/of Interventiewaarden (voor grond en grondwater) uit •

de Circulaire Bodemsanering5 De Achtergrondwaarden (voor grond) uit bijlage B van de Regeling bodemkwaliteit6

Daarnaast is voor grond en grondwater ook getoetst aan de Tussenwaarden. Deze waarde is niet opgenomen in de Circulaire Bodemsanering en/of Regeling Bodemkwaliteit. De tussenwaarde is echter wel opgenomen in de Regeling Uniforme Saneringen (RUS) en in de NEN 5740 richtlijn. De tussenwaard is gedefinieerd als T = ½(AW + I) voor grond en T = ½(S + I) voor grondwater. In navolgende tabel is vermeld op welke wijze de toetsresultaten worden weergegeven in toetstabellen en tekstueel aangeduid in de rapportage.

Tabel b4.1 Overzicht toetsingskader

Concentratieniveau voor een stof

Weergave in tabellen

Omschrijving in de tekst

≤ AW/S-waarde (of < rapportagegrens)

-

-

> AW/S-waarde ≤ T-waarde

+

Licht verhoogd/verontreinigd

> T-waarde ≤ I-waarde

++

Matig verhoogd/ verontreinigd

> I-waarde

+++

Sterk verhoogd/ verontreinigd

5

(gewijzigde) Circulaire Bodemsanering die op 1 juli 2013 in werking is getreden (Staatscourant 16675 d.d. 27 juni 2013 (gewijzigde) Regeling bodemkwaliteit die op 1 januri 2014 in werking is getreden (laatste wijzigingen zijn opgenomen in Staatscourant 31950, d.d. 15 november 2013) 6

Bodemtypecorrectie voor grond Op basis van de (gewijzigde) bijlage G7 onderdeel III van de Regeling bodemkwaliteit wordt vanaf 1 november 2013 bij de beoordeling van de kwaliteit van de bodem het analyseresultaat omgerekend naar het gehalte voor standaardbodem en vervolgens getoetst aan de toetsingswaarde voor standaardbodem. Voor de omrekening naar standaardbodem wordt gebruik gemaakt van locatiespecifieke waarden voor organische stof (humus) en lutum (kleifractie). Gevalideerde bodemtoetsing: BoToVa De toetsing van analyseresultaten vindt plaats in een geautomatiseerde toetsingsmodule. Deze toetsingsmodule maakt gebruik van de landelijke BoToVa8-service voor de validatie van de toetsresultaten. Op deze wijze is de kwaliteit van de toetsing aan de geldende normen geborgd. Per 1 november 2013 is fase 1 van BoToVa9 vrijgegeven. Op dit moment worden de volgende toetsingen gevalideerd met behulp van de BoTova-service: 1. Toetsing aan normen uit de Circulaire Bodemsanering (Streef- en Interventiewaarden) 2. Toetsing aan de generieke normen voor de toepassing van grond en baggerspecie op de landbodem en in een oppervlaktewaterlichaam volgens het Besluit bodemkwaliteit (o.a. Achtergrondwaarden). Toetsingsnorm voor Barium in grond (tijdelijk) buiten werking De toetsingsnorm van barium voor grond is (tijdelijk) buiten werking gesteld. De reden hiervoor is dat barium van nature vaak in hoge mate in de bodem aanwezig is. In afwachting van de aanpassing van de norm voor barium is besloten om voor barium (tijdelijk) geen normen te hanteren. Het buiten werking stellen van de norm geldt niet voor situaties waar met zekerheid gesteld kan worden dat het om een antropogene bodemverontreiniging gaat. In die situaties blijft de huidige interventiewaarde gelden (920 mg/kg d.s. voor toepassingen op landbodems en 625 mg/kg d.s. voor toepassingen in oppervlaktewater).

7 8 9

Deze gewijzigde bijlage van de regelingkwaliteit is voor het eerst gepubliceerd in Staatscourant 22335, d.d. 2 november 2012) BoToVa: Bodem Toets- en Validatieservice. Voor meer informatie zie www.botova-service.nl

Toetsingswaarden grond Lutum

25%

Humus

10% gAW

T

I

barium (Ba)

-

-

-

cadmium (Cd)

0,6

6,8

13

kobalt (Co)

15

102

190

koper (Cu)

40

115

190

kwik (Hg)

0,15

18,1

36

lood (Pb)

50

290

530

molybdeen (Mo)

1,5

96

190

nikkel (Ni)

35

68

100

zink (Zn)

140

430

720

1,5

20,8

40

0,02

0,51

1

190

2595

5000

METALEN

POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN PAK (10 van VROM)

GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN PCB's (som 7)

OVERIGE STOFFEN minerale olie (C10-C40)

gAW:

Achtergrondwaarden [mg/kg ds]

T:

Tussenwaarden grond [mg/kg ds]

I:

Interventiewaarden grond [mg/kg ds]

Streefwaarden grondwater en Interventiewaarden bodemsanering uit de Circulaire Bodemsanering per 1 juli 2013 (Staatscourant 27 juni 2013, 16675) Achtergrondwaarden uit Toepassen van grond en baggerspecie in oppervlaktewater conform Staatscourant 2007, 247

Toetsingswaarden grondwater (S, T en I)

Labmonster(s):

Pb 28 F(1,3-2,3), Pb 33 F(1,8-2,8), Pb 45 F(1,7-2,7) So

To

Io

barium (Ba)

50

338

625

cadmium (Cd)

0,4

3,2

6

kobalt (Co)

20

60

100

koper (Cu)

15

45

75

kwik (Hg)

0,05

0,175

0,3

lood (Pb)

15

45

75

molybdeen (Mo)

5

152

300

nikkel (Ni)

15

45

75

zink (Zn)

65

432

800

METALEN

AROMATISCHE VERBINDINGEN benzeen

0,2

15,1

30

ethylbenzeen

4

77

150

tolueen

7

504

1000

xylenen (som)

0,2

35,1

70

styreen (vinylbenzeen)

6

153

300

0,01

35

70

vinylchloride

0,01

2,5

5

dichloormethaan

0,01

500

1000

1,1-dichloorethaan

7

454

900

1,2-dichloorethaan

7

204

400

1,1-dichlooretheen

0,01

5

10

1,2-dichl.etheen (c+t)

0,01

10

20

dichloorethenen (som)

-

-

-

POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN naftaleen

GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN

dichloorpropanen (som)

0,8

40,4

80

trichloormethaan (chloroform)

6

203

400

1,1,1-trichloorethaan

0,01

150

300


0,01

65

130

trichlooretheen (tri)

24

262

500

tetrachloormethaan (tetra)

0,01

5

10

tetrachlooretheen (per)

0,01

20

40

minerale olie (C10-C40)

50

325

600

tribroommethaan (bromoform)

-

315

630

OVERIGE STOFFEN

Toetsingswaarden Besluit Bodemkwaliteit - Toepassen op landbodem

Lutum

25%

Humus

10% gAW

gWo

gIn

barium (Ba)

-

550

920

cadmium (Cd)

0,6

1,2

4,3

kobalt (Co)

15

35

190

koper (Cu)

40

54

190

kwik (Hg)

0,15

0,83

4,8

lood (Pb)

50

210

530

molybdeen (Mo)

1,5

88

190

nikkel (Ni)

35

39

100

zink (Zn)

140

200

720

1,5

6,8

40

0,02

0,04

0,5

190

190

500

METALEN




gAW:


gWo:

Klasse wonen [mg/kg ds]

gIn:

Klasse industrie [mg/kg ds]

Maximale samenstellings- en emissiewaarden bouwstoffen conform de Staatscourant 2007, 247 Streefwaarden grondwater en Interventiewaarden bodemsanering uit de Circulaire Bodemsanering per 1 juli 2013 (Staatscourant 27 juni 2013, 16675) Toepassen van grond en baggerspecie op of in de bodem conform de Staatscourant 2007, 247 en de Staatscourant 2009, 67 Achtergrondwaarden uit Toepassen van grond en baggerspecie in oppervlaktewater conform Staatscourant 2007, 247 Toepassen van grond en baggerspecie in oppervlaktewater conform de Staatscourant 2007, 247 en de Staatscourant 2009, 67 en Staatscourant 2009, 68

Nota bodembeheer gemeente Schiedam 2013

4.

pagina 7

Lokale maximale waarden (LMW)

Bij het vaststellen van Lokale Maximale Waarden (hierna: LMW) zijn keuzes gemaakt in de mate waarin wij mens, plant en dier willen beschermen en in de mate waarin wij ruimte willen creëren voor grondverzet. 4.1

Uitgangspunten beschermingsniveau

Het beschermingsniveau waarbij de bodem lokaal geschikt wordt geacht voor de betreffende functie mag op basis van het Besluit liggen tussen het niveau van de (generieke) Achtergrondwaarde en het criterium waarbij sprake is van ‘onaanvaardbare risico’s voor de betreffende bodemfunctie. Dit is de beleidsruimte die het Besluit biedt. De (generiek) Achtergrondwaarden (hierna: AGW) zijn gebaseerd op metingen van de bodemkwaliteit anno 2004 in onverdachte landbouw- en natuurgebieden in Nederland. Beleidsmatig is gesteld dat deze Achtergrondwaarden bij een Verwaarloosbaar Risiconiveau voor het ecosysteem horen. Deze zijn immers vergelijkbaar met een waarde van HC5/100: het gehalte van de stof in de grond waarbij niet meer dan 5% van alle bodemorganismen negatieve effecten vertoond. Als de kwaliteit van grond of bagger voldoet aan de Achtergrondwaarden, is deze geschikt voor elke functie en mag deze overal worden toegepast. De Interventiewaarden zijn gebaseerd op mogelijk onaanvaardbare risico’s voor de mens of het ecosysteem en is in de zin van de Wet bodembescherming een trigger om de locatiespecifieke stapsgewijze beoordelingssystematiek toe te passen om te bepalen of het zogenoemde Saneringscriterium wordt overschreden. Als de kwaliteit van de grond de interventiewaarde overschrijdt mag de grond op basis van het Besluit niet worden hergebruikt. Bij overschrijding van het Saneringscriterium is de bodem ‘ongeschikt voor elke bodemfunctie’ en zijn de risico’s ‘onaanvaardbaar’. Er moet dan met spoed worden gesaneerd. Achtergrondwaarden, interventiewaarden en de generieke maximale waarden voor wonen en industrie zijn voornamelijk gebaseerd op ecologische risico's en minder op blootstellingroutes voor de gebruikers van de bodem. Voor het doorrekenen van de ecologische risico’s wordt gebruik gemaakt van een methode die is ontwikkeld om te beoordelen of en in welke mate (bodem)organismen negatieve effecten ondervind van verontreinigende stoffen. Deze methode heet de Species Sensitivity Distribution (SSD) of Soortengevoeligheidverdeling. Bij de soortengevoeligheidverdeling (en de daarop gebaseerde ecologische risico’s) wordt geen rekening gehouden met de bodemfunctie. Er zijn echter grote verschillen in wat onder ‘het ecosysteem’ wordt verstaan. Onder verharding gaat het vooral om micro-organismen en in een natuurgebied kan het ook gaan om meer bijzondere planten diersoorten. Interventiewaarden zijn daarnaast tevens gebaseerd op een Maximaal Toelaatbare Risiconiveau voor de mens (MTR-humaan) bij een bodemgebruik ‘wonen met tuin’. In de afweging naar lokale maximale waarden voor deelgebieden is meer rekening gehouden met het specifieke bodemgebruik en de daarbij behorende blootstellingsroutes voor de mens. Voor het beschermen van het ecosysteem van landbodems is de wens om niet uit te gaan van een vast beschermingsniveau, maar van verschillende beschermingsniveaus afhankelijk van het bodemgebruik. Voor het ecosysteem van landbodems gaat het er dus om hoe belangrijk ‘de maatschappij’ de bescherming ervan vindt. Bodemgebruik in het stedelijk gebied

In het stedelijk gebied met haar diffuus verontreinigde ophooglagen worden de ecologische risico’s als minder belangrijk beschouwd dan de mogelijke risico’s voor de mens. Voor mensen zijn er alleen risico’s, als zij ook daadwerkelijk worden blootgesteld aan de verontreinigende stoffen in de bodem en de stoffen dus ook daadwerkelijk ‘binnen krijgen’ (in


pagina 8

mg verontreinigende stof per kg lichaamsgewicht per dag). Er bestaan twee belangrijke blootstellingroutes voor de mens om mee rekening te houden: a. het ‘opeten’ van gronddeeltjes, die aan de handen zijn blijven ‘plakken’ bij direct contact met de bodem en met bodemstof (in huis). Dit treedt vooral op bij hand-mond gedrag van kleine kinderen die op de (onverharde) grond spelen, maar is ook voor volwassenen van belang, bijvoorbeeld bij tuinwerkzaamheden, maar in mindere mate ook binnenshuis; b. het eten van gewassen die zijn geteeld op verontreinigde grond. Op basis hiervan zijn, in tegenstelling tot het generieke beleid, gevoelige bodemfuncties als volkstuinen en kinderspeelplaatsen ingedeeld in een aparte functieklasse waarvoor de normering tevens is afgestemd op blootstelling door hand-mond gedrag van peuters en gewasconsumptie. Hierdoor blijven de humane risico’s (die lager liggen dan de MTR-humaan die is afgeleid voor het bodemgebruik ‘wonen ‘met tuin’) ook bij dit gevoeligere bodemgebruik voldoende beperkt. Voor minder gevoelig bodemgebruik als industrie geldt het omgekeerde. Bodemgebruik in het landelijk gebied

Voor het landelijk gebied dient de nadruk te liggen op het voorkomen van ecologische risico’s. Het beschermingsniveau is per bodemfunctie beleidsmatig gekozen en afhankelijk van de waarde van het betreffende ecosysteem. Er zijn drie beschermingsniveaus, te weten: hoog (het niveau van de Achtergrondwaarde), gemiddeld (het Middenniveau tussen HC5 en HC50 (ongeveer HC20)) en laag (HC50). Voor een natuurgebied ligt de keuze voor een hoog beschermingsniveau voor de hand. 4.2

Beleidsmatige keuze in beschermingsniveaus

Bij het doorrekenen van risico’s van stofgehaltes (de chemische kwaliteit) in de bodem is gebruik gemaakt van de kennis uit het rapport ‘Ken uw (water)bodemkwaliteit’5 en het NOBOrapport ‘Bodemnormering’6. Deze rapporten geven een breed en gedetailleerd overzicht van de mogelijke beleidsmatige keuzes en wetenschappelijke onderbouwing van alle bodemnormen en beoordelingssystemen voor de chemische kwaliteit van bodem, waterbodem, grond en bagger. Ter verificatie van de risicobeoordeling is gebruik gemaakt van de zogenoemde risicotoolbox, die per stof en afhankelijk van de beleidsmatig gekozen locatiespecifieke omstandigheden een maximale bodemconcentratie bepaald. De risicotoolbox is een in het Besluit voorgeschreven instrument om de risico’s bij de verschillende gehalten aan verontreinigende stoffen en types van bodemgebruik te bepalen. De mate van blootstelling is per bodemfunctie ingedeeld in veel of weinig bodemcontact en in veel (100% blad en 50% knol), gemiddelde (50% blad, 25% knol), beperkte (10% blad en knol) of geen gewasconsumptie van de betreffende bodem. Functieklasse Natuur

Voor gebieden met de functieklasse ‘Natuur’ zijn de risico’s van een chemische bodemkwaliteit berekend met behulp van de risicotoolbox. In de berekeningen is gekozen voor de functie ‘Natuur’ en de functie ‘Groen met natuurwaarden’. Bij deze twee functies is uitgegaan van een hoog ecologisch beschermingsniveau (HC5/100). De volgende beleidsmatige uitgangspunten zijn gehanteerd: er wordt gestreefd naar het hoge ecologische beschermingsniveau dat hoort bij gebieden die vallen binnen de functieklasse ‘Natuur’ (HC5/100); voor een beperkt aantal stoffen is een overschrijding van de ecologische norm voor ‘Natuur’ met een factor twee toegestaan. Deze waarde dient tevens te voldoen aan de waarde die het gemiddelde is van de twee ecologische risiconormen die zijn toegekend aan de functies ‘Natuur’ en ‘Groen met natuurwaarden’.

5

Ken uw bodemkwaliteit, de risico’s inzichtelijk van 1 september 2007 met kenmerk 3BODM0704, opgesteld door Grontmij in opdracht van SenterNovem, Bodem+, RWS-DWW en het ministerie van V&W-DGW 6 Normstelling en bodemkwaliteitsbeoordeling, Onderbouwing en beleidsmatige keuzes voor de bodemnormen in 2005, 2006 en 2007 van 12 september 2008 met kenmerk NOBO-2008-029, opgesteld door Grontmij in opdracht van het Ministerie van VROM


pagina 9

Functieklasse Volkstuinen en Kinderspeelplaatsen

Voor gebieden met de functieklasse ‘Volkstuinen/moestuinen en plaatsen waar kinderen spelen’ is de nadruk gelegd op het voorkomen van humane risico’s. Voor beide bodemfuncties zijn de risico’s van een chemische bodemkwaliteit berekend met behulp van de risicotoolbox. In deze functies is uitgegaan van gebieden met ‘veel bodemcontact en veel gewasconsumptie’. Bij het vaststellen van de LMW is het standpunt ingenomen dat humane risico’s zoveel mogelijk worden vermeden dan wel dat gestreefd wordt naar een hoog beschermingsniveau voor de mens. Voor een aantal stoffen is een geringe overschrijding van de strengst vastgestelde risiconorm toegestaan. In de berekeningen van de risicotoolbox is de biobeschikbaarheid van verontreinigende stoffen uit bodemmateriaal immers gelijk gesteld aan die uit voedsel. Zeer waarschijnlijk is dit in de praktijk niet het geval. Voor lood is al reeds aangetoond dat de humane biobeschikbaarheid uit grond over het algemeen lager is dan uit voedsel7. Functieklasse Wonen

Voor woongebieden is de nadruk gelegd op het voorkomen van humane risico’s. Bij het doorrekenen van de risico’s van een chemische bodemkwaliteit met behulp van de risicotoolbox is gekozen voor het model dat hoort bij de bodemfunctie ‘Wonen met tuin’. In het model is uitgegaan van ‘veel bodemcontact met geringe gewasconsumptie’. Tevens is het standpunt ingenomen dat ten minste wordt voldaan aan het ecologisch beschermingsniveau dat hoort bij het gemiddelde van Achtergrondwaarde en Interventiewaarde (de trigger in de Wet bodembescherming om nader onderzoek te doen naar de mate en omvang (ernst) van de aangetroffen bodemverontreiniging). Functieklasse Industrie

Voor industriegebieden zijn zowel humane risico’s als ecologische risico’s van minder belang. Bij het vaststellen van de LMW is het standpunt ingenomen dat ten minste wordt voldaan aan het ecologisch beschermingsniveau dat hoort bij de Interventiewaarde (de trigger in de Wet bodembescherming om nader onderzoek te doen naar overschrijding van het saneringscriterium c.q. de spoedeisendheid van een eventuele benodigde bodemsanering). Tabel 4.1 geeft de beleidsmatig gekozen uitgangspunten voor het doorberekenen van risico’s per bodemgebruikfunctie samenvattend weer. Tabel 4.1: overzicht beleidsmatig gekozen uitgangspunten risicotoolbox Risico’s

Humaan

Ecologisch beschermingsniveau voor plant en dier

Natuur & Groen met natuurwaarden Volkstuinen en Kinderspeelplaatsen

geen gewasconsumptie en beperkt bodemcontact veel gewasconsumptie en veel bodemcontact

hoog (HC 5/100)

Wonen met tuin

veel bodemcontact maar een beperkte mate van gewasconsumptie geen gewasconsumptie en beperkt bodemcontact

Functie

Industrie (bedrijven)

7

gemiddelde van AGW en interventiewaarde (ligt ongeveer op HC20/100) gemiddelde van AGW en interventiewaarde (ligt ongeveer op HC20/100) laag beschermingsniveau (HC 50/100)

Relative oral bioavailability of lead from Dutch made Grounds, RIVM Report 711701086/2009


4.3

pagina 10

Beleidsmatige keuze in ruimte voor hergebruik

Binnen het Regionaal Bodemplatform Rijnmond zijn afspraken gemaakt om bij het vaststellen van LMW, deze zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen. Voorstellen uit de regio kunnen worden overgenomen mits: wordt voldaan aan bovenstaande beleidsmatig gekozen risiconormen voor Schiedam en; de huidige bodemkwaliteit (lokaal in Schiedam) daardoor niet significant verslechterd. De 95-percentielwaarde van alle gemeten gehaltes in de bodem in gebieden binnen de betreffende functieklasse geven de maximale toegestane ruimte aan voor vrij grondverzet. 4.4

Overzicht normen

In de tabellen 4.2 tot en met 4.5 is het overzicht van normen weergegeven. In tabel 4.6 zijn de hieruit afgeleide LMW (standaard bodem: 25% lutum, 10 % organische stof) weergegeven. Tabel 4.2: maximale waarden natuur (in mg/ kg ds) Stof

Ecologie: hoog beschermingsniv eau, voor natuur (Achtergrondwa arde)

Ecologie: hoog beschermingsniv eau, voor groen met natuurwaarden

Voorstel regio Rijnmond

P95 gebiedseigen grond (maat die huidige bodemkwaliteit afdoende waarborgt) 2 24 185 1,3 130 20 115 0,7 220 3,7 45 450 380 12 0,02

LMW

24 190 0,8 55 15 40 0,3 85 1,5 60 140 190 1,5 0,02

Maximale gehaltes gebiedeigen grond (maat voor voldoende vrij grondverzet) 1 13 – 14 160 -170 0,26 – 0,61 50 – 52 11 – 13 32 – 65 0,21 – 0,30 55 - 110 2,62 – 3,68 32 - 33 110 - 135 40 - 180 1,0 – 1,5 0,01 – 0,01

Arseen Barium Cadmium Chroom Kobalt Koper Kwik Lood Molybdeen Nikkel Zink Min. Olie PAK (som) PCB’s (som) Asbest

20 190 0,6 55 15 40 0,15 50 1,5 35 140 190 1,5 0,02

27 550 1,2 62 35 54 0,83 210 88 39 200 190 6,8 nb

nb

nb

10

nb

Nb

10

24 190 0,8 55 15 40 0,3 85 3,0 35 140 190 1,5 0,02

Tabel 4.3: maximale waarden moestuin/volkstuin en kinderspeelplaats (in mg/ kg ds) Stof

Humaan: veel gewasconsumpti e (moestuinen)

Humaan: veel bodemcontact, (kinderspeelpla atsen)

Voorstel regio Rijnmond (conform landbouw normering)


97 600 1,2 560 18 790 10 70 54 870 1800 nb 10 0,02

27 362 3,1 62 35 54 8,4 214 88 39 198 190 3,1 nb

nb

nb

1

)

2

)

P95 gebiedseigen grond (maat die huidige bodemkwaliteit afdoende waarborgt) 2 33 380 1,1 65 17 120 1,0 280 9,5 52 550 450 14,6 0,1

LMW

30 280 1,0 80 25 60 2 200 10 60 200 300 5,5 0,1

Maximale gehaltes gebiedeigen grond (maat voor voldoende vrij grondverzet) 1 14 - 16 161 - 243 0,56 – 0,79 40 – 53 11 – 15 36 – 77 0,19 – 0,5 65 – 90 1,05 – 4,2 34 – 43 117 - 236 49 - 180 0,6 – 2,3 0,05 – 0,1

nb

nb

nb

10

30 280 1,0 62 18 60 2 90 10 39 200 190 3,1 0,1

gebaseerd op alle grond binnen de functieklasse die kan worden hergebruikt. De P80 van alle deelgebieden is hierbij als maximum aangehouden gebaseerd op alle grond binnen de functieklasse. De interventiewaarde van alle deelgebieden is hierbij als maximum aangehouden


pagina 11

Tabel 4.4: maximale waarden wonen (in mg/ kg ds) Stof

Humaan: Veel bodemcontact met geringe gewasconsumptie

½ (AGW + Interventiew aarden)

Regio Rijnmond


170 1100 3,6 960 18 1500 20 270 * 110 1100 3700 nb nb nb

48 555 6,8 118 103 115 18 290 96 68 430 345 20,5 0,5

nb

55

*)

P95 gebiedseigen grond (maat die huidige bodemkwaliteit afdoende waarborgt) 2 50 670 3,5 180 32 180 4,8 500 4,2 80 700 600 36,5 0,4

LMW

40 550 3,7 120 50 100 5 300 88 75 350 500 11 0,25

Maximale gehaltes gebiedeigen grond (maat voor voldoende vrij grondverzet) 1 10 – 23 160 - 328 0,5 – 1,4 26 – 109 9 – 14 37 – 129 0,24 – 0,86 62 – 400 1,05 – 2,4 30 – 60 179 - 400 126 - 434 1,2 – 7,6 0,03 – 0,17

nb

nb

Nb

55

40 550 3,6 120 18 100 5 300 88 68 350 345 11 0,25

biobeschikbaarheid is lager dan waar in de risicotoolbox mee wordt gerekend

Tabel 4.5: maximale waarden industrie (in mg/ kg ds) Stof

Interventiewaar de (standaardbode m)

Regio Rijnmond


76 920 13 180 190 190 36 530 190 100 720 5000 40 1,0 100

1

)

2

)

*)

P95 gebiedseigen grond (maat die huidige bodemkwaliteit afdoende waarborgt) 2 300 1400 11,5 160 31 900 9,5 800 3,5 110 1900 5300 74 1,0

LMW

76 920 4,3 * 180 190 190 10 * 530 190 100 720 500 * 40 0,5 *

Maximale gehaltes gebiedeigen grond (maat voor voldoende vrij grondverzet) 1 10 – 32 150 -1129 0,5 – 1,6 26 - 61 12 - 27 40 - 180 0,3 – 5,2 38 – 380 1,05 – 1,2 25 – 56 153 – 665 90 – 800 1,5 – 10,2 0,05 – 0,15

100

nb

nb

100

76 920 4,3 180 190 190 10 530 190 100 720 500 40 0,5

gebaseerd op alle grond binnen de functieklasse die kan worden hergebruikt. De P80 van alle deelgebieden is hierbij als maximum aangehouden gebaseerd op alle grond binnen de functieklasse. De interventiewaarde van alle deelgebieden is hierbij als maximum aangehouden generieke maximale waarde industrie (voor deze stoffen spelen grotere risico’s op doorvergiftiging)


pagina 12

Tabel 4.6: lokale maximale waarden voor standaard bodems in Schiedam (in mg/ kg ds) As

Ba

Cd

Cr

Co

Cu

Hg

Pb

Mo

Ni

Zn

olie

PAK (som)

PCB’s (som)

Asbest

Natuur

24

190

0,8

55

15

40

0,3

85

3,0

35

140

190

1,5

0,02

10

Volkstuinen

30

280

1,0

62

18

60

2,0

90

10

39

200

190

3,1

0,1

10

Wonen

40

550

3,6

120

18

100

5,0

300

88

68

350

345

11

0,25

55

Industrie

76

920

4,3

180

190

190

10

530

190

100

720

500

40

0,5

100

De onderstreepte gehaltes wijken enigszins af van het voorstel voor maximale waarden in de regio Rijnmond. Hieronder volgt per functieklasse, per parameter daarover een toelichting. Functieklasse Natuur

Molybdeen in natuurgebieden: het voorstel van 1,5 m/kg ds is niet overgenomen omdat in Schiedam sprake is van hogere lokale achtergrondwaarden voor molybdeen en bij het hanteren van deze norm daarom minder grondverzet mogelijk zou zijn. Conform de beleidsmatig gekozen uitgangspunten voor het bepalen van de risico’s is de HC5/100 voor molybdeen vermenigvuldigd met een factor 2 tot 3,0 m/kg ds. Nikkel in natuurgebieden: het voorstel van 60 mg/kg ds is niet overgenomen omdat deze gebaseerd is op de verhoogde achtergrondwaarde van nikkel in een aantal klei- en veengebieden in Rotterdam. In Schiedam speelt dit probleem niet en is het beleidsmatig gekozen uitgangspunt aangehouden, te weten de HC5/100-norm van 35 m/kg ds. Functieklasse Volkstuinen en Kinderspeelplaatsen

Voor chroom, cobalt, lood, nikkel, olie en PAK vallen de LMW lager uit dan die van de regio Rijnmond omdat de regio haar LMW (voor gevoeliger bodemgebruik) baseert op een landbouwkundige hoofdfunctie en daarbij behorende risiconormen. Omdat in Schiedam niet of nauwelijks meer sprake is van een landbouwkundig bodemgebruik is gekozen voor een andere (gevoeligere) tussenvorm van bodemgebruik en de daarbij behorende risiconormen. Functieklasse Wonen

Voor cadmium, cobalt, nikkel en olie is het voorstel vanuit de regio Rijnmond niet overgenomen omdat deze niet voldoen aan de gekozen risiconorm en/of de 95-percentielwaarde van alle gemeten gehaltes in de bodem in gebieden binnen deze functieklasse. De LMW voor cadmium, cobalt, nikkel en olie vallen in Schiedam hierdoor lager uit dan die binnen de regio Rijnmond.

Bijlage

5

Getoetste analyseresultaten

Noordzijde van het baanlichaam - talud

Monsteromschrijving

1+2+3+4+5+6+ 1+2+3+5+6

10 + 11 + 12 + 13 + 14 10 + 11 + 12 + 13 + 14

7+8+9 ligging tov Parkweg

Oostzijde

Oostzijde

Westzijde

Westzijde

Diepte (m -mv)

0-0,5

0,5-2

0-0,55

0,5-2

Lutum (%)

25

25

25

25

Humus (%)

10

10

10

10

METALEN barium (Ba)

94

cadmium (Cd)

< 0,23

145 -

55

151

0,55

-

< 0,22

-

0,46

-

kobalt (Co)

20,2

+

29,6

+

25

+

15,2

+

koper (Cu)

81

+

25

-

56

+

32

-

kwik (Hg)

< 0,05

-

0,22

+

< 0,05

-

0,21

+

lood (Pb)

32

-

30

-

63

+

44

-

molybdeen (Mo)

<1

-

<1

-

<1

-

<1

-

nikkel (Ni)

32

-

26

-

24

-

25

-

zink (Zn)

112

-

182

+

183

+

166

+


1,5

-

0,47

-

1,6

+

0,81

-

0,0236

+

< 0,0245

-

0,0238

+

< 0,0245

-

< 88

-

< 122

-

< 94

-

< 122

-



Noordzijde van het baanlichaam - maaiveld oostzijde Parkweg

Monsteromschrijving

16 + 17 + 18 + 19 + 20 + 22 + 24 + 28

21 + 23 + 25 + 26 + 27

15 + 16 + 17 + 19 + 20 +

Diepte (m -mv)

0-0,5

0-0,5

0,5-2,1

Lutum (%)

25

25

25

Humus (%)

10

10

10

barium (Ba)

197

119

101

cadmium (Cd)

1,23

+

0,59

-

0,59

-

kobalt (Co)

13,8

-

11,9

-

14,4

-

22 + 24 + 25 + 27 + 28

METALEN

koper (Cu)

37

-

35

-

33

-

kwik (Hg)

0,11

-

0,14

-

0,19

+

lood (Pb)

79

+

50

+

25

-

molybdeen (Mo)

<1

-

<1

-

<1

-

nikkel (Ni)

30

-

28

-

22,8

-

zink (Zn)

305

+

175

+

214

+

-

0,78

-

3,5

+

0,0328

+

0,042

+

0,0315

+

< 98

-

< 77

-

< 122

-


1,4



Noordzijde van het baanlichaam - maaiveld westzijde Parkweg

Monsteromschrijving

29 + 30 + 31 + 32 + 34 + 36 + 29 + 30 + 31 + 32 + 33 + 35 37 + 38 + 39

29 + 30 + 31 + 36 + 37 + 38 + 39 + 34

Diepte (m -mv)

0-0,5

0,5-2,1

0,4-1

Lutum (%)

25

25

25

Humus (%)

10

10

10

METALEN barium (Ba)

175

cadmium (Cd)

0,48

82 -

< 0,15

188 -

0,39

-

kobalt (Co)

13,8

-

8

-

15,2

+

koper (Cu)

42

+

20

-

20

-

kwik (Hg)

0,14

-

0,11

-

0,1

-

lood (Pb)

53

+

29

-

27

-

molybdeen (Mo)

<1

-

<1

-

<1

-

nikkel (Ni)

31

-

22

-

25,7

-

zink (Zn)

160

+

59

-

114

-

+

< 0,35

-

0,39

-

0,023

+

< 0,0084

-

0,0285

+

< 38

-

< 42

-

< 122

-


1,6



Zuidzijde van het baanlichaam - maaiveld westzijde Parkweg

Monsteromschrijving

201 + 203 + 209 + 202 + 204 + 205 + 206 + 211

206

201 + 211

0-0,5

0,5-1

0,3-1

25

25

25

25

10

10

10

10

210

207 + 208

Diepte (m -mv)

0-0,5

0-0,55

Lutum (%)

25

Humus (%)

10

METALEN barium (Ba)

248

cadmium (Cd)

1,3

217 +

1,09

293 +

1,5

513 +

2,3

101 +

< 0,24

-

kobalt (Co)

12,2

-

10,5

-

13,4

-

18,8

+

12,7

-

koper (Cu)

52

+

40

-

52

+

82

+

27

-

kwik (Hg)

1,16

+

0,84

+

1,2

+

1,7

+

0,11

-

lood (Pb)

94

+

75

+

92

+

131

+

25

-

molybdeen (Mo)

<1

-

<1

-

<1

-

<1

-

<1

-

nikkel (Ni)

28

-

23

-

29

-

36

+

23,3

-

zink (Zn)

352

+

290

+

379

+

650

++

133

-

0,94

-

1,4

-

2,2

+

< 0,35

-


1,9

+


0,082

+

0,098

+

0,096

+

0,16

+

< 0,0245 -

192

+

220

+

205

+

400

+

< 122


-

Onderstation aan zuidzijde van het baanlichaam

Monsteromschrijving

41 + 44 + 45

42 + 43 + 44 + 45

41 + 42 + 43 + 44 + 45

Diepte (m -mv)

0-1,2

0-0,5

0,5-2

Lutum (%)

25

25

25

Humus (%)

10

10

10

METALEN barium (Ba)

101

cadmium (Cd)

0,43

131 -

0,53

120 -

0,5

-

kobalt (Co)

13,7

-

14,3

-

13

-

koper (Cu)

50

+

22

-

17,4

-

kwik (Hg)

0,19

+

0,18

+

0,13

-

lood (Pb)

41

-

37

-

22

-

molybdeen (Mo)

<1

-

<1

-

<1

-

nikkel (Ni)

22,2

-

24,2

-

20,7

-

zink (Zn)

168

+

185

+

147

+

-

0,95

-

0,43

-

0,262

+

0,319

+

0,09

+

< 122

-

< 122

-

< 122

-


0,77



Grondwater

Peilbuis

Pb 28 F

Pb 33 F

Pb 45 F

Filterdiepte (m -mv)

1,3-2,3

1,8-2,8

1,7-2,7

METALEN barium (Ba)

190

+

190

+

140

+

cadmium (Cd)

< 0,14

-

< 0,14

-

< 0,14

-

kobalt (Co)

< 1,4

-

7,3

-

2,5

-

koper (Cu)

< 1,4

-

< 1,4

-

< 1,4

-

kwik (Hg)

< 0,04

-

< 0,04

-

< 0,04

-

lood (Pb)

< 1,4

-

< 1,4

-

< 1,4

-

molybdeen (Mo)

1,4

nikkel (Ni)

< 2,1

-

13

-

7,5

-

zink (Zn)

<7

-

<7

-

14

-

1,4

1,4

AROMATISCHE VERBINDINGEN benzeen

< 0,14

-

< 0,14

-

< 0,14

-

ethylbenzeen

< 0,14

-

< 0,14

-

< 0,14

-

tolueen

< 0,14

-

< 0,14

-

< 0,14

-

xylenen (som)

< 0,21

-

< 0,21

-

< 0,21

-

styreen (vinylbenzeen)

< 0,14

-

< 0,14

-

< 0,14

-

-

< 0,014

-

< 0,014

-

-

< 0,14

-

< 0,14

-

POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN naftaleen

< 0,014

GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN vinylchloride

< 0,14

dichloormethaan

< 0,14

-

< 0,14

-

< 0,14

-

1,1-dichloorethaan

< 0,14

-

< 0,14

-

< 0,14

-

1,2-dichloorethaan

< 0,14

-

< 0,14

-

< 0,14

-

1,1-dichlooretheen

< 0,07

-

< 0,07

-

< 0,07

-

1,2-dichl.etheen (c+t)

0,14

dichloorethenen (som)

< 0,14

-

< 0,14

-

< 0,14

-

dichloorpropanen (som)

< 0,42

-

< 0,42

-

< 0,42

-

trichloormethaan (chloroform)

< 0,14

-

< 0,14

-

< 0,14

-


< 0,07

-

< 0,07

-

< 0,07

-


< 0,07

-

< 0,07

-

< 0,07

-

0,14

0,14

trichlooretheen (tri)

< 0,14

-

< 0,14

-

< 0,14

-

tetrachloormethaan (tetra)

< 0,07

-

< 0,07

-

< 0,07

-

tetrachlooretheen (per)

< 0,07

-

< 0,07

-

< 0,07

-


< 35

-

< 35

-

< 35

-

tribroommethaan (bromoform)

< 0,14

OVERIGE STOFFEN

(14):

Streefwaarde ontbreekt

(14)

< 0,14

(14)

< 0,14

(14)

Besluit Bodemkwaliteit

Monsteromschrijving

1+2+3+4+5+6+ 1+2+3+5+6

10 + 11 + 12 + 13 + 14 10 + 11 + 12 + 13 + 14

7+8+9 Ligging tov Parkweg

Oostzijde

Oostzijde

Westzijde

Westzijde

Diepte

0-0,5

0,5-2

0-0,55

0,5-2

Gehalte

Gehalte

Gehalte

Gehalte

Lutum (%)

25

25

25

25

Humus (%)

10

10

10

10

barium (Ba)

94

145

55

151

cadmium (Cd)

< 0,23

altijd

0,55

altijd

< 0,22

altijd

0,46

altijd

kobalt (Co)

20,2

won

29,6

won

25

won

15,2

won

koper (Cu)

81

ind

25

altijd

56

ind

32

altijd

kwik (Hg)

< 0,05

altijd

0,22

won

< 0,05

altijd

0,21

won

lood (Pb)

32

altijd

30

altijd

63

won

44

altijd

molybdeen (Mo)

<1

altijd

<1

altijd

<1

altijd

<1

altijd

nikkel (Ni)

32

altijd

26

altijd

24

altijd

25

altijd

zink (Zn)

112

altijd

182

won

183

won

166

won

PAK (10 van VROM)

1,5

altijd

0,47

altijd

1,6

won

0,81

altijd

PCB's (som 7)

0,0236

won

< 0,0245

altijd

0,0238

won

< 0,0245

altijd


< 88

altijd

< 122

altijd

< 94

altijd

< 122

altijd

Conclusie (BoToVa)

Toepasbaar als

Toepasbaar als

Toepasbaar als

Toepasbaar als

klasse Industrie

klasse Wonen

klasse Industrie

klasse Wonen

Maaiveld Oostzijde

Monsteromschrijving

Diepte

16 + 17 + 18 + 19 + 20 + 22 + 21 + 23 + 25 + 26 + 27

15 + 16 + 17 + 19 + 20 + 22 +

24 + 28

24 + 25 + 27 + 28

0-0,5

0-0,5

0,5-2,1

Gehalte

Gehalte

Gehalte

Lutum (%)

25

25

25

Humus (%)

10

10

10

barium (Ba)

197

119

101

cadmium (Cd)

1,23

ind

0,59

altijd

0,59

altijd

kobalt (Co)

13,8

altijd

11,9

altijd

14,4

altijd

koper (Cu)

37

altijd

35

altijd

33

altijd

kwik (Hg)

0,11

altijd

0,14

altijd

0,19

won

lood (Pb)

79

won

50

won

25

altijd

molybdeen (Mo)

<1

altijd

<1

altijd

<1

altijd

nikkel (Ni)

30

altijd

28

altijd

22,8

altijd

zink (Zn)

305

ind

175

won

214

ind

PAK (10 van VROM)

1,4

altijd

0,78

altijd

3,5

won

PCB's (som 7)

0,0328

won

0,042

ind

0,0315

won


< 98

altijd

< 77

altijd

< 122

altijd

Conclusie (BoToVa)

Toepasbaar als klasse



Industrie

Industrie

Industrie

Maaiveld westzijde

Monsteromschrijving

29 + 30 + 31 + 32 + 34 + 36 + 29 + 30 + 31 + 32 + 33 + 35

Diepte

0-0,5

Lutum (%) Humus (%)

10

37 + 38 + 39

29 + 30 + 31 + 36 + 37 + 38 + 39 + 34

0,5-2,1

0,4-1

Gehalte

Gehalte

Gehalte

25

25

25

10

10

barium (Ba)

175

cadmium (Cd)

0,48

82 altijd

< 0,15

188 altijd

0,39

altijd

kobalt (Co)

13,8

altijd

8

altijd

15,2

won

koper (Cu)

42

won

20

altijd

20

altijd

kwik (Hg)

0,14

altijd

0,11

altijd

0,1

altijd

lood (Pb)

53

won

29

altijd

27

altijd

molybdeen (Mo)

<1

altijd

<1

altijd

<1

altijd

nikkel (Ni)

31

altijd

22

altijd

25,7

altijd

zink (Zn)

160

won

59

altijd

114

altijd

PAK (10 van VROM)

1,6

won

< 0,35

altijd

0,39

altijd

PCB's (som 7)

0,023

won

< 0,0084

altijd

0,0285

won


< 38

altijd

< 42

altijd

< 122

altijd

Conclusie (BoToVa)

Toepasbaar als klasse Wonen

Altijd toepasbaar

Altijd toepasbaar

Onderstation

Monsteromschrijving

29 + 30 + 31 + 32 + 34 + 36 + 29 + 30 + 31 + 32 + 33 + 35

Diepte

0-0,5

Lutum (%) Humus (%)

10

37 + 38 + 39

29 + 30 + 31 + 36 + 37 + 38 + 39 + 34

0,5-2,1

0,4-1

Gehalte

Gehalte

Gehalte

25

25

25

10

10

barium (Ba)

175

cadmium (Cd)

0,48

82 altijd

< 0,15

188 altijd

0,39

altijd

kobalt (Co)

13,8

altijd

8

altijd

15,2

won

koper (Cu)

42

won

20

altijd

20

altijd

kwik (Hg)

0,14

altijd

0,11

altijd

0,1

altijd

lood (Pb)

53

won

29

altijd

27

altijd

molybdeen (Mo)

<1

altijd

<1

altijd

<1

altijd

nikkel (Ni)

31

altijd

22

altijd

25,7

altijd

zink (Zn)

160

won

59

altijd

114

altijd

PAK (10 van VROM)

1,6

won

< 0,35

altijd

0,39

altijd

PCB's (som 7)

0,023

won

< 0,0084

altijd

0,0285

won


< 38

altijd

< 42

altijd

< 122

altijd

Conclusie (BoToVa)


Altijd toepasbaar

Altijd toepasbaar

Bijlage

6

Analysecertificaten

AL-West B.V. Dortmundstraat 16B, 7418 BH Deventer, the Netherlands Postbus 693, 7400 AR Deventer Tel. +31(0)570 788110, Fax +31(0)570 788108 e-Mail: [email protected], www.al-west.nl

Tauw Nederland B.V. Malou van Meer POSTBUS 133 7400 AC DEVENTER Datum Relatienr Opdrachtnr.

20.11.2014 35003840 469342

ANALYSERAPPORT Opdracht 469342 Waterbodem

Uw referentie

35003840 Tauw Nederland B.V. 1226819 Schiedam Hoekse Lijn

Opdrachtacceptatie Monsternemer

Opdrachtgever

Opdrachtgever

14.11.14

Geachte heer, mevrouw, Hierbij zenden wij U de resultaten van het door u aangevraagde laboratoriumonderzoek. De analyses zijn, tenzij anders vermeld, uitgevoerd overeenkomstig onze erkenning voor de werkzaamheid "Analyse voor milieuhygiënisch bodemonderzoek" van het Besluit Bodemkwaliteit. Indien u gegevens wenst over de meetonzekerheden van een methode, kunnen wij u deze op verzoek verstrekken. Dit rapport mag alleen in zijn geheel worden gereproduceerd. Eventuele bijlagen zijn onderdeel van het rapport. Indien u nog vragen heeft of aanvullende informatie wenst, verzoeken wij u om contact op te nemen met Klantenservice. Wij vertrouwen U met de toegezonden informatie van dienst te zijn. Met vriendelijke groet,

DOC-13-6831736-NL-P1

AL-West B.V. Dhr. Peter Wijers, Tel. +31/570788111 Klantenservice

Blad 1 van 8 Kamer van Koophandel Nr. 08110898 VAT/BTW-ID-Nr.: NL 811132559 B01

Directeur ppa. Elly van Bakergem Dr. Paul Wimmer


Opdracht 469342 Waterbodem Monsternr. Monstername

Monsteromschrijving

783940 783951 783960 783971 783982

MM1 Sliblaag 100 tm 109 MM2 Kleilaag 100 tm 107 MM3 Sliblaag 110 tm 119 MM4 Veenlaag 110 tm 119 MM5 Sliblaag 120 tm 129

14.11.2014 14.11.2014 14.11.2014 14.11.2014 14.11.2014

Eenheid

783940

783951

MM1 Sliblaag 100 tm MM2 Kleilaag 100 tm 109 107

783971

783982

MM3 Sliblaag 110 tm MM4 Veenlaag 110 tm 119 119

783960

MM5 Sliblaag 120 tm 129

Algemene monstervoorbehandeling Voorbehandeling waterbodem

-++

-++

-++

-++

-++

-54,7 -<5,0

-25,5 -<5,0

-26,8 -<5,0

-29,9

Droge stof

%

IJzer (Fe2O3)

% Ds

-47,8 -<5,0

Organische stof

% Ds

7,9--

Gloeirest

% Ds

-90

-88

-78

-61

-81

Carbonaten dmv asrest

% Ds

-7,7

-4,2

-3,7

-5,3

-4,9

Fractie < 2 µm

% Ds

-30

-37

-26

-16

-25

Fractie < 16 µm

% Ds

-51

-65

-43

-39

-39

-++

-++

-++

-++

-++

mg/kg Ds

-170

-130

-120

-67

-210

Cadmium (Cd)

mg/kg Ds mg/kg Ds

Koper (Cu)

mg/kg Ds

Kwik (Hg)

mg/kg Ds

Lood (Pb)

mg/kg Ds

Molybdeen (Mo)

mg/kg Ds

Nikkel (Ni)

mg/kg Ds

Zink (Zn)

mg/kg Ds

-0,27 -9,5 -22 -<0,05 -30 -<1,5 -31 -110

-1,5 -8,8 -55 -<0,05 -130 -3,2 -27 -450

-0,29 -8,7 -10 -<0,05 -22 -3,9 -21 -83

-0,85

Kobalt (Co)

-2,1 -9,8 -140 -0,19 -150 -3,7 -33 -580

mg/kg Ds

-<0,050

-<0,050

<0,20--

<0,20--

-0,43

Benzo(a)anthraceen

mg/kg Ds mg/kg Ds

Benzo(k)fluorantheen

mg/kg Ds

Benzo-(a)-Pyreen

mg/kg Ds

Chryseen

mg/kg Ds

Fenanthreen

mg/kg Ds

Fluorantheen

mg/kg Ds

Indeno-(1,2,3-c,d)pyreen

mg/kg Ds

Naftaleen

mg/kg Ds

Som PAK (VROM) (Factor 0,7)

mg/kg Ds

-<0,050 -<0,050 -<0,050 -<0,050 -<0,050 -<0,050 -<0,050 -<0,050 -<0,050 #) 0,35--

-0,47 -0,43 -0,29 -0,71 -0,63 -0,51 -3,1 -0,51 ts) <0,20-#) 6,9--

ts) <0,20-ts) <0,20-ts) <0,20-ts) <0,20-ts) <0,20-ts) <0,20--0,33 ts) <0,20-ts) <0,20-#) 1,6--

-0,60

Benzo(ghi)peryleen

-0,29 -0,33 -0,23 -0,56 -0,48 -0,48 -1,5 -0,38 -<0,050 #) 4,3--

-<5,0

Klassiek Chemische Analyses x)

x)

9,4--

x)

20,2--

x)

37,9--

x)

17,3--

Fracties (sedigraaf)

Voorbehandeling metalen analyse Koningswater ontsluiting Metalen (AS3000) Barium (Ba)

-5,6 -33 -<0,05 -36 -2,5 -15 -140

PAK (AS3000)

DOC-13-6831736-NL-P2

Anthraceen

ts)

ts)

ts)

<0,20--

-0,27 -0,64 -0,60 -0,54 -1,7 -0,28 ts)

<0,20--

#)

5,3-Blad 2 van 8

Kamer van Koophandel Nr. 08110898 VAT/BTW-ID-Nr.: NL 811132559 B01




Monsteromschrijving

783993 783998

MM6 Veenlaag 125, 127, 128 en 129 MM7 Zandlaag 122, 123, 124 en 126

14.11.2014 14.11.2014

Eenheid

783993

783998

MM6 Veenlaag 125, 127, 128 en 129

MM7 Zandlaag 122, 123, 124 en 126

-++

-++ -70,7

Algemene monstervoorbehandeling Voorbehandeling waterbodem Droge stof

%

IJzer (Fe2O3)

% Ds

-27,9 -<5,0

Organische stof

% Ds

25,7--

Gloeirest

% Ds

-73

-99


% Ds

-4,5

-3,5

Fractie < 2 µm

% Ds

-19

-2,0

Fractie < 16 µm

% Ds

-34

-4,1

-++

-++

mg/kg Ds

-53

-51

Cadmium (Cd)

mg/kg Ds

-0,31

Kobalt (Co)

mg/kg Ds

Koper (Cu)

mg/kg Ds

Kwik (Hg)

mg/kg Ds

Lood (Pb)

mg/kg Ds

Molybdeen (Mo)

mg/kg Ds

Nikkel (Ni)

mg/kg Ds

Zink (Zn)

mg/kg Ds

-<0,20 -<3,0 -9,7 -<0,05 -13 -4,3 -11 -30

-<5,0


x)

0,9--



-3,9 -13 -<0,05 -18 -<1,5 -9,5 -68

PAK (AS3000) mg/kg Ds

<0,20--

ts)

-<0,050

Benzo(a)anthraceen

mg/kg Ds

-<0,050

Benzo(ghi)peryleen

mg/kg Ds


mg/kg Ds

Benzo-(a)-Pyreen

mg/kg Ds

Chryseen

mg/kg Ds

Fenanthreen

mg/kg Ds

Fluorantheen

mg/kg Ds


mg/kg Ds

Naftaleen

mg/kg Ds


mg/kg Ds

ts) <0,20-ts) <0,20-ts) <0,20-ts) <0,20-ts) <0,20-ts) <0,20-ts) <0,20-ts) <0,20-ts) <0,20-#) 1,4--

DOC-13-6831736-NL-P3

Anthraceen

-<0,050 -<0,050 -<0,050 -<0,050 -<0,050 -0,11 -<0,050 -<0,050 #)

0,43--




Opdracht 469342 Waterbodem

Eenheid

783940

783951


783971

783982


783960


Minerale olie (AS3000) Koolwaterstoffractie C10-C40

mg/kg Ds

-1530

-140

-1140 ts)

ts)

<140--

-<3 -<3 --9 -22 -35 -42 -22 -<5

<12--18 -78 -200 -290 -270 -200 -67

ts) <12-ts) <12-ts) <16-ts) <20-ts) <20--29 ts) -<20 ts) <20--

-150 ts)

Koolwaterstoffractie C10-C12

mg/kg Ds


mg/kg Ds


mg/kg Ds


mg/kg Ds


mg/kg Ds


mg/kg Ds


mg/kg Ds


mg/kg Ds

-<3 -25 -79 -230 -420 -380 -290 -110

<9--

mg/kg Ds

-<0,0010

-<0,0010

-<0,0010

-<0,0010

-<0,0010

PCB 52

mg/kg Ds mg/kg Ds

PCB 118

mg/kg Ds

PCB 138

mg/kg Ds

PCB 153

mg/kg Ds

PCB 180

mg/kg Ds

Som PCB (7 Ballschmiter) (Factor 0,7) Pesticiden (OCB's)

mg/kg Ds

-<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -0,0026 -<0,0010 -<0,0010 #) -0,0068

-<0,0010 -0,0075 -0,0047 -0,013 -0,012 -0,0082 #) -0,047

-<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 #) -0,0049

-<0,0010

PCB 101

-<0,0010 -0,0042 -0,0031 -0,0067 -0,0084 -0,0063 #) -0,030

2,4-DDD (ortho, para-DDD)

mg/kg Ds

<0,0050--

m)

-<0,0010

<0,0050--

m)

<0,0050--

m)

<0,0050--

4,4-DDD (para, para-DDD)

mg/kg Ds

<0,0050--

m)

-<0,0010

<0,0050--

m)

<0,0050--

m)

<0,0050--

Som DDD (Factor 0,7)

mg/kg Ds

#)

0,0070--

#)

0,0070--

#)

0,0070--

0,0070--

2,4-DDE (ortho, para-DDE)

mg/kg Ds

<0,0050--

mg/kg Ds

m)

ts)

<9--

ts)

<12--

-33 -43 -37 ts)

<15--

ts)

<15--

Polychloorbifenylen PCB 28

4,4-DDE (para, para-DDE) Som DDE (Factor 0,7) 2,4-DDT (ortho, para-DDT) 4,4-DDT (para, para-DDT)

<0,0050--

#)

mg/kg Ds

0,0070--

mg/kg Ds

m)

<0,0050--

mg/kg Ds

m)

<0,0050--

mg/kg Ds

m)

<0,0050--

mg/kg Ds

m)

<0,0050--

mg/kg Ds

m)

<0,0050--

mg/kg Ds

m)

<0,0050--

mg/kg Ds

m)

Dieldrin Endrin Isodrin Telodrin Som Drins (STI) (Factor 0,7) alfa-HCH beta-HCH gamma-HCH delta-HCH

<0,0050--

#)

mg/kg Ds

0,011--

mg/kg Ds

m)

<0,0050--

mg/kg Ds

m)

<0,0050--

mg/kg Ds

m)

<0,0050--

mg/kg Ds

m)

<0,0050--

-0,0054 -<0,0010 #)

0,015--

m)

m) #)

m)

<0,0050--

m)

<0,0050--

-<0,0010

m)

<0,0050--

m)

<0,0050--

m)

<0,0050--

#)

0,0070--

#)

0,0070--

0,0070--

-<0,0010

m)

<0,0050--

m)

<0,0050--

m)

<0,0050--

-<0,0010

m)

m)

<0,0050--

#)

0,0070--

#)

0,0014--

0,0042--

0,021--

-0,0060

<0,0050--

#)

Som DDT/DDE/DDD (Factor 0,7) mg/kg Ds

-<0,0010

-<0,0010

0,0014--

0,0070--

Aldrin

0,0014--

#)

mg/kg Ds

Som DDT (Factor 0,7)

DOC-13-6831736-NL-P4

m)

#)

-<0,0010

<0,0050--

#)

0,0070--

#)

<0,0050--

m)

#)

m)

#)

0,0070--

0,021--

#)

0,021--

#)

0,021--

-<0,0010

m)

<0,0050--

m)

<0,0050--

m)

<0,0050--

-<0,0010

m)

<0,0050--

m)

<0,0050--

<0,0050--

-<0,0010

m)

<0,0050--

m)

<0,0050--

m)

<0,0050--

-<0,0010

m)

<0,0050--

m)

<0,0050--

<0,0050--

-<0,0010

m)

m)

m)

<0,0050--

#)

<0,0050--

<0,0050--

#)

#)

m)

m)

#)

0,011--

#)

0,011--

0,011--

-<0,0010

m)

<0,0050--

m)

<0,0050--

m)

<0,0050--

-<0,0010

m)

<0,0050--

m)

<0,0050--

<0,0050--

-<0,0010

m)

<0,0050--

m)

<0,0050--

m)

<0,0050--

-<0,0010

m)

m)

<0,0050--

0,0021--

<0,0050--

<0,0050--

#)

m)

m)





Eenheid

783993

783998

MM6 Veenlaag 125, 127, 128 en 129

MM7 Zandlaag 122, 123, 124 en 126

mg/kg Ds

-290

-<35


mg/kg Ds

-<3


mg/kg Ds


mg/kg Ds


mg/kg Ds


mg/kg Ds


mg/kg Ds


mg/kg Ds


mg/kg Ds

ts) <12-ts) <12-ts) <16--20 -100 -90 -57 ts) <20--

mg/kg Ds

-<0,0010

-<0,0010

PCB 52

mg/kg Ds

-<0,0010

PCB 101

mg/kg Ds

PCB 118

mg/kg Ds

PCB 138

mg/kg Ds

PCB 153

mg/kg Ds

PCB 180

mg/kg Ds


mg/kg Ds

-<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 #) 0,0049--

0,0069--


mg/kg Ds

-<0,0010

-<0,0010


mg/kg Ds

-<0,0010


mg/kg Ds

0,0014--

0,0014--


mg/kg Ds

-<0,0010

-<0,0010

4,4-DDE (para, para-DDE)

mg/kg Ds

-<0,0010

-<0,0010


-<3 -<4 -<5 --9 --9 -<5 -<5


#)

-<0,0010 -0,0016 -0,0018 -<0,0010 #)

-<0,0010 #)

#)

Som DDE (Factor 0,7)

mg/kg Ds

0,0014--

0,0014--

2,4-DDT (ortho, para-DDT)

mg/kg Ds

-<0,0010

-<0,0010

4,4-DDT (para, para-DDT)

mg/kg Ds

-<0,0010

-<0,0010


mg/kg Ds

#) 0,0014-#) 0,0042--<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 #) 0,0021--<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -<0,0010


DOC-13-6831736-NL-P5

#)

-<0,0010

Aldrin

mg/kg Ds

Dieldrin

mg/kg Ds

Endrin

mg/kg Ds

Isodrin

mg/kg Ds

Telodrin

mg/kg Ds

Som Drins (STI) (Factor 0,7)

mg/kg Ds

alfa-HCH

mg/kg Ds

beta-HCH

mg/kg Ds

gamma-HCH

mg/kg Ds

delta-HCH

mg/kg Ds

#)

0,0014--

#)

0,0042--

-<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 #)

0,0021--

-<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 Blad 5 van 8





Eenheid

783940

783951


783971

783982


783960


Pesticiden (OCB's) 0,014--

mg/kg Ds

m)

<0,0050--

mg/kg Ds

m)

<0,0050--

Som Chloordaan (Factor 0,7)

mg/kg Ds

#)

0,0070--

cis-Heptachloorepoxide

mg/kg Ds

<0,0050--

mg/kg Ds

m)

<0,0050--

mg/kg Ds

#)

0,0070--

mg/kg Ds

<0,0050--

mg/kg Ds

m)

cis-Chloordaan trans-Chloordaan

trans-Heptachloorepoxide Som cis/transHeptachloorepoxide (Factor 0,7) Heptachloor alfa-Endosulfan

DOC-13-6831736-NL-P6

#)

mg/kg Ds

Som HCH (STI) (Factor 0,7)

m)

m)

<0,0050--

#)

0,014--

#)

0,014--

#)

0,014--

-<0,0010

m)

<0,0050--

m)

<0,0050--

m)

<0,0050--

-<0,0010

m)

<0,0050--

m)

<0,0050--

<0,0050--

#)

#)

0,0028--

#)

#)

m) #)

0,0014--

0,0070--

0,0070--

0,0070--

-<0,0010

<0,0050--

m)

<0,0050--

m)

<0,0050--

-<0,0010

m)

<0,0050--

m)

<0,0050--

m)

<0,0050--

#)

#)

#)

m)

#)

0,0014--

0,0070--

0,0070--

0,0070--

-<0,0010

<0,0050--

m)

<0,0050--

m)

<0,0050--

-<0,0010

m)

m)

m)

<0,0050--

<0,0050--

m)

<0,0050--





Eenheid

783993

783998

MM6 Veenlaag 125, 127, 128 en 129

MM7 Zandlaag 122, 123, 124 en 126

Pesticiden (OCB's) #)

#)


mg/kg Ds

0,0028--

0,0028--

cis-Chloordaan

mg/kg Ds

-<0,0010

-<0,0010

trans-Chloordaan

mg/kg Ds

-<0,0010

-<0,0010


mg/kg Ds


mg/kg Ds

trans-Heptachloorepoxide

mg/kg Ds

Som cis/transHeptachloorepoxide (Factor 0,7) Heptachloor

mg/kg Ds

#) 0,0014--<0,0010 -<0,0010 #) 0,0014--

mg/kg Ds

-<0,0010

-<0,0010

mg/kg Ds

-<0,0010

-<0,0010

alfa-Endosulfan

#)

0,0014--

-<0,0010 -<0,0010 #)

0,0014--

Verklaring:"<" of n.a. betekent dat het gehalte van de component lager is dan de rapportagegrens. x) Gehaltes beneden de rapportagegrens zijn niet mee inbegrepen. #) Bij deze som zijn resultaten "

DOC-13-6831736-NL-P7

Dit electronisch gegenereerde rapport is gecontroleerd en vrijgegeven. In overeenstemming met de vereisten van NEN EN ISO/IEC 17025:2005 voor eenvoudige rapportage is dit rapport met digitale handtekening rechtsgeldig.





Toegepaste methoden Vaste stof eigen methode: eigen methode: n)

Carbonaten dmv asrest Fractie < 16 µm Koolwaterstoffractie C10-C12 Koolwaterstoffractie C12-C16 Koolwaterstoffractie C16-C20 Koolwaterstoffractie C20-C24 Koolwaterstoffractie C24-C28 Koolwaterstoffractie C28-C32 Koolwaterstoffractie C32-C36 Koolwaterstoffractie C36-C40

Gelijkwaardig aan NEN 5739: n)IJzer (Fe2O3) Glw. NEN-ISO 11465;cf. NEN-EN 12880; cf. AS3000:Droge stof Protocollen AS 3000: Som DDD (Factor 0,7) Som DDE (Factor 0,7) Som DDT (Factor 0,7) Som DDT/DDE/DDD (Factor 0,7) Isodrin Telodrin Som Drins (STI) (Factor 0,7) Som HCH (STI) (Factor 0,7) Som Chloordaan (Factor 0,7) Som cis/trans-Heptachloorepoxide (Factor 0,7)Heptachloor alfa-Endosulfan Protocollen AS 3000 / Protocollen AS 3200: Organische stof Koningswater ontsluiting Gloeirest Molybdeen (Mo) Zink (Zn) Barium (Ba) Koper (Cu) Kobalt (Co) Lood (Pb) Kwik (Hg) Cadmium (Cd) Nikkel (Ni) Som PAK (VROM) (Factor 0,7) Fractie < 2 µm Som PCB (7 Ballschmiter) (Factor 0,7) Protocollen AS 3200: Voorbehandeling waterbodem Koolwaterstoffractie C10-C40

DOC-13-6831736-NL-P8

n) Niet geaccrediteerd



AL-West B.V. Dortmundstraat 16B, 7418 BH Deventer, the Netherlands Postbus 693, 7400 AR Deventer Tel. +31(0)570 788110, Fax +31(0)570 788108 e-Mail: [email protected], www.al-west.nl [@ANALYNR_START=783940]

DOC-13-6831831-NL-P1

Chromatogram for Order No. 469342, Analysis No. 783940, created at 19.11.2014 09:43:58 Monsteromschrijving: MM1 Sliblaag 100 tm 109




DOC-13-6831831-NL-P2

Chromatogram for Order No. 469342, Analysis No. 783951, created at 19.11.2014 12:30:40 Monsteromschrijving: MM2 Kleilaag 100 tm 107




DOC-13-6831831-NL-P3





DOC-13-6831831-NL-P4

Chromatogram for Order No. 469342, Analysis No. 783971, created at 19.11.2014 09:43:58 Monsteromschrijving: MM4 Veenlaag 110 tm 119




DOC-13-6831831-NL-P5





DOC-13-6831831-NL-P6

Chromatogram for Order No. 469342, Analysis No. 783993, created at 19.11.2014 09:43:58 Monsteromschrijving: MM6 Veenlaag 125, 127, 128 en 129




DOC-13-6831831-NL-P7

Chromatogram for Order No. 469342, Analysis No. 783998, created at 19.11.2014 09:43:58 Monsteromschrijving: MM7 Zandlaag 122, 123, 124 en 126




Tauw Nederland B.V. Arjan Lutterop POSTBUS 133 7400 AC DEVENTER Datum Relatienr Opdrachtnr.

21.11.2014 35003840 469366

ANALYSERAPPORT Opdracht 469366 Bodem / Eluaat

Uw referentie

35003840 Tauw Nederland B.V. 1226819 Schiedam Hoekse Lijn - grond


Opdrachtgever

Opdrachtgever

17.11.14


DOC-13-6837053-NL-P1





Opdracht 469366 Bodem / Eluaat Monsteromschrijving 1 (0,05-0,5) + 2 (0-0,5) + 3 (0784192 ########################## 0,5) + 4 (0-0,4) + 5 (0-0,5) + 6 ########################## (0-0,3) + 6 (0,3-0,5) + 7 (0-0,5) + ########################## 8 (0-0,5) + 9 (0-0,5) ########################## ########################## ################# 10 (0,55-1,0) + 11 (0,5-0,75) + 784218 ########################## 11 (0,75-1,25) + 12 (0,5-1,0) + ########################## 13 (0,5-1,0) + 14 (0,5-1,0) + 14 ########################## (1,0-1,5) + 14 (1,5-2,0) ########################## ########################## ################# 15 (0,5-1,0) + 16 (1,5-2,0) + 17 784242 ########################## (0,5-1,0) + 19 (0,5-1,0) + 20 ########################## (1,4-1,7) + 22 (0,5-1,0) + 24 ########################## (1,0-1,4) + 25 (0,5-1,0) + 27 ########################## (0,5-1,0) + 28 (1,7-2,1) ########################## ################# 29 (0,5-0,8) + 30 (0,4-0,7) + 31 784270 ########################## (0,5-0,8) + 36 (0,5-1,0) + 37 ########################## (0,5-1,0) + 38 (0,5-1,0) + 39 ########################## (0,5-1,0) + 34 (0,5-1,0) ########################## ########################## ################# 41 (0,5-1,0) + 42 (0,5-1,0) + 43 784289 ########################## (0,5-1,0) + 44 (1,0-1,5) + 44 ########################## (1,5-2,0) + 45 (1,2-1,5) ########################## ########################## ########################## #################

1 (0,5-1,0) + 2 (0,9-1,4) + 2 (1,5784203 ########################## 2,0) + 3 (0,5-1,0) + 5 (0,5-1,0) + ########################## 6 (0,5-1,0) + 6 (1,0-1,5) + 6 (1,5########################## 2,0) ########################## ########################## ################# (0-0,15) + 17 (0-0,2) + 18 (0########################## 784227 16 0,4) + 19 (0-0,5) + 20 (0-0,4) + ########################## 22 (0-0,5) + 24 (0-0,5) + 28 (0########################## 0,4) ########################## ########################## ################# (0-0,5) + 30 (0-0,4) + 31 (0########################## 784253 29 0,5) + 32 (0-0,5) + 34 (0-0,5) + ########################## 36 (0-0,5) + 37 (0-0,5) + 38 (0########################## 0,5) + 39 (0-0,5) ########################## ########################## ################# (0-0,5) + 44 (0,5-1,0) + 45 ########################## 784279 41 (0,5-0,9) + 45 (0,9-1,2) ########################## ########################## ########################## ########################## #################

10 (0-0,55) + 11 (0-0,5) + 12 (0784212 ########################## 0,5) + 13 (0-0,5) + 14 (0-0,45) ########################## ########################## ########################## ########################## ################# (0-0,5) + 23 (0-0,5) + 25 (0########################## 784236 21 0,4) + 26 (0-0,3) + 27 (0-0,25) ########################## ########################## ########################## ########################## ################# (0,8-1,3) + 30 (0,7-1,2) + 31 ########################## 784263 29 (1,4-1,8) + 32 (0,5-1,0) + 33 ########################## (1,9-2,1) + 35 (0,5-1,0) ########################## ########################## ########################## ################# (0-0,5) + 43 (0,08-0,5) + 44 ########################## 784284 42 (0,08-0,5) + 45 (0-0,5) ########################## ########################## ########################## ########################## #################

Monstername 784192 784218 784242 784270 784289

13.11.2014 ########## 14.11.2014 ########## 13.11.2014 ########## 14.11.2014 ########## 14.11.2014 ##########

784203 784227 784253 784279

13.11.2014 ########## 13.11.2014 ########## 14.11.2014 ########## 14.11.2014 ##########

784212 784236 784263 784284

14.11.2014 ########## 13.11.2014 ########## 14.11.2014 ########## 14.11.2014 ##########

DOC-13-6837053-NL-P2

Barcode AG05707518, AG0570753A, 784192 ########################## AG0570757E, AG05707619, ########################## AG0570763B, AG0570767F, ########################## AG0570769H, AG0634368D, ########################## AG06343717, AG06343739 ############## AG0571488G, AG05714909, 784218 ########################## AG0571491A, AG0571492B, ########################## AG0582963G, AG0582964H, ########################## AG0582967K, AG0582973H ########################## ############## AG05712301, AG05712356, 784242 ########################## AG05712378, AG05712402, ########################## AG05712446, AG05714246, ########################## AG0635483C, AG0635492C, ########################## AG0635495F, AG06355013 ############## AG0571474B, AG0571477E, 784270 ########################## AG0571478F, AG0571485D, ##########################

AG05707529, AG0570754B, 784203 ########################## AG0570755C, AG0570756D, ########################## AG05707608, AG0570762A, ########################## AG0570766E, AG0570768G ########################## ############## AG05712299, ########################## 784227 AG05712277, AG05712334, AG0571239A, ########################## AG05712435, AG05714178, ########################## AG0635484D, AG0635490A ########################## ############## AG0571475C, ########################## 784253 AG0568644G, AG0571479G, AG0571482A, ########################## AG0571484C, AG0571487F, ########################## AG0582960D, AG0582965I, ########################## AG0582970E ############## AG05830638, ########################## 784279 AG05830627, AG0583067C, AG0583069E ##########################

AG0582968L, AG0582974I, 784212 ########################## AG0582975J, AG0582977L, ########################## AG0582978M ########################## ########################## ############## AG0635488H, ########################## 784236 AG0635487G, AG0635493D, AG0635497H, ########################## AG0635498I ########################## ########################## ############## AG0568645H, ########################## 784263 AG0568636H, AG0568646I, AG0571483B, ########################## AG0571489H, AG0582962F ########################## ########################## ############## AG0583066B, ########################## 784284 AG05830616, AG05830728, AG05830739 ########################## Blad 2 van 10




Opdracht 469366 Bodem / Eluaat

DOC-13-6837053-NL-P3

AG0582961E, AG0582966J, ########################## AG0582971F, AG0582972G ########################## ############## AG0583059D, AG05830649, 784289 ########################## AG0583065A, AG0583068D, ########################## AG05830706, AG05830717 ########################## ########################## ##############

########################## ########################## ##############

########################## ########################## ##############





Eenheid

784192

784203

784212

1 (0,05-0,5) + 2 (0-0,5) + 3 (0-0,5) + 4 (0-0,4) + 5 (0-0,5) + 6 (0-0,3) + 6 (0,3-0,5) + 7 (0-0,5) + 8 (0-0,5) + 9 (0-0,5)

1 (0,5-1,0) + 2 (0,9-1,4) + 2 (1,5-2,0) + 3 (0,51,0) + 5 (0,5-1,0) + 6 (0,5-1,0) + 6 (1,0-1,5) + 6 (1,5-2,0)

10 (0-0,55) + 11 (0-0,5) + 12 (0-0,5) + 13 (00,5) + 14 (0-0,45)

--++ -92,3 -<5,0

-++

784218

784227

10 (0,55-1,0) + 11 (0,5-0,75) + 11 (0,75-1,25) 16 (0-0,15) + 17 (0-0,2) + 18 (0-0,4) + 19 (0+ 12 (0,5-1,0) + 13 (0,5-1,0) + 14 (0,5-1,0) + 0,5) + 20 (0-0,4) + 22 (0-0,5) + 24 (0-0,5) + 28 14 (1,0-1,5) + 14 (1,5-2,0) (0-0,4)

Algemene monstervoorbehandeling

Droge stof

%

IJzer (Fe2O3)

% Ds

--++ -89,0 -<5,0

Organische stof

% Ds

2,8--


% Ds

-1,5

-3,9

-2,7

-4,3

-2,5

% Ds

-3,2

-2,1

-5,8

-2,6

-6,6

-++

-++

-++

-++

-++

Voorbehandeling dmv breken (AS3000) Voorbehandeling conform AS3000

-++ -90,0 -<5,0

--++ -90,7 -<5,0

--++ -87,5 -<5,0


x)

0,9--

x)

2,6--

x)

0,8--

x)

2,5--

Fracties (sedigraaf) Fractie < 2 µm


mg/kg Ds

-28

-38

-21

-42

-80

Cadmium (Cd)

mg/kg Ds

-<0,20

-0,32

-<0,20

-0,27

-0,78

Kobalt (Co)

mg/kg Ds

-6,5

-8,5

-10

-4,6

-5,9

Koper (Cu)

mg/kg Ds

-42

-12

-31

-16

-21

Kwik (Hg)

mg/kg Ds

-<0,05

-0,15

-<0,05

-0,15

-0,08

Lood (Pb)

mg/kg Ds

-21

-19

-43

-28

-55

Molybdeen (Mo)

mg/kg Ds

-<1,5

-<1,5

-<1,5

-<1,5

-<1,5

Nikkel (Ni)

mg/kg Ds

-12

-9,0

-11

-9,0

-14

Zink (Zn)

mg/kg Ds

-51

-77

-93

-72

-160

Anthraceen

mg/kg Ds

-<0,050

-<0,050

-<0,050

-<0,050

-<0,050

Benzo(a)anthraceen

mg/kg Ds

-0,15

-<0,050

-0,14

-0,078

-0,10

Benzo(ghi)peryleen

mg/kg Ds

-0,11

-0,059

-0,088

-<0,050

-0,078


mg/kg Ds

-0,080

-<0,050

-0,10

-<0,050

-0,078

Benzo-(a)-Pyreen

mg/kg Ds

-0,18

-0,066

-0,21

-0,10

-0,15

Chryseen

mg/kg Ds

-0,16

-<0,050

-0,17

-0,086

-0,15

Fenanthreen

mg/kg Ds

-0,19

-<0,050

-0,21

-0,11

-0,22

Fluorantheen

mg/kg Ds mg/kg Ds

Naftaleen

mg/kg Ds

Som PAK (VROM) (Factor 0,7) Minerale olie (AS3000)

mg/kg Ds

-0,072 -0,062 -<0,050 #) 0,47--

-0,46 -0,16 -<0,050 #) 1,6--

-0,21 -0,082 -<0,050 #) 0,81--

-0,39


-0,43 -0,10 -<0,050 #) 1,5--


mg/kg Ds

-<35

-<35

-<35

-<35

-<35


mg/kg Ds


mg/kg Ds


mg/kg Ds


mg/kg Ds


mg/kg Ds

-<3 -<3 -<4 -<5 -<5

-<3 -<3 -<4 -<5 -<5

-<3 -<3 -<4 -<5 -<5

-<3 -<3 -<4 -<5 -<5

-<3 -<3 -<4 -<5 -<5

DOC-13-6837053-NL-P4

PAK (AS3000)

-0,13 -<0,050 #)

1,4--





Eenheid

784236 21 (0-0,5) + 23 (0-0,5) + 25 (0-0,4) + 26 (00,3) + 27 (0-0,25)

784242

784253

15 (0,5-1,0) + 16 (1,5-2,0) + 17 (0,5-1,0) + 19 29 (0-0,5) + 30 (0-0,4) + 31 (0-0,5) + 32 (0(0,5-1,0) + 20 (1,4-1,7) + 22 (0,5-1,0) + 24 0,5) + 34 (0-0,5) + 36 (0-0,5) + 37 (0-0,5) + 38 (1,0-1,4) + 25 (0,5-1,0) + 27 (0,5-1,0) + 28 (0-0,5) + 39 (0-0,5) (1,7-2,1)

784263

784270

29 (0,8-1,3) + 30 (0,7-1,2) + 31 (1,4-1,8) + 32 (0,5-1,0) + 33 (1,9-2,1) + 35 (0,5-1,0)

29 (0,5-0,8) + 30 (0,4-0,7) + 31 (0,5-0,8) + 36 (0,5-1,0) + 37 (0,5-1,0) + 38 (0,5-1,0) + 39 (0,5-1,0) + 34 (0,5-1,0)

--++ -64,6 -<5,0

--++ -86,6 -<5,0


Droge stof

%

IJzer (Fe2O3)

% Ds

--++ -81,1 -<5,0

Organische stof

% Ds

3,2--


% Ds

-3,3

-2,9

-2,6

-6,0

-2,8

% Ds

-11

-<1,0

-8,2

-31

-2,4

-++

-++

-++

-++

-++


--++ -83,6 -<5,0

--++ -77,6 -<5,0


x)

1,0--

x)

6,4--

x)

5,8--

x)

1,8--



mg/kg Ds

-65

-26

-80

-98

-51

Cadmium (Cd)

mg/kg Ds

-0,41

-0,34

-0,36

-<0,20

-0,23

Kobalt (Co)

mg/kg Ds

-6,7

-4,1

-6,6

-10

-4,5

Koper (Cu)

mg/kg Ds

-23

-16

-28

-21

-10

Kwik (Hg)

mg/kg Ds

-0,11

-0,13

-0,11

-0,12

-0,07

Lood (Pb)

mg/kg Ds

-38

-16

-40

-30

-17

Molybdeen (Mo)

mg/kg Ds

-<1,5

-<1,5

-<1,5

-<1,5

-<1,5

Nikkel (Ni)

mg/kg Ds

-17

-7,8

-16

-26

-9,1

Zink (Zn)

mg/kg Ds

-110

-90

-96

-64

-49

Anthraceen

mg/kg Ds

-<0,050

-<0,050

-<0,050

-<0,050

-<0,050

Benzo(a)anthraceen

mg/kg Ds

-0,074

-0,44

-0,15

-<0,050

-<0,050

Benzo(ghi)peryleen

mg/kg Ds

-<0,050

-0,17

-0,11

-<0,050

-<0,050


mg/kg Ds

-<0,050

-0,37

-0,094

-<0,050

-<0,050

Benzo-(a)-Pyreen

mg/kg Ds

-0,11

-0,43

-0,21

-<0,050

-<0,050

Chryseen

mg/kg Ds

-0,091

-0,59

-0,17

-<0,050

-<0,050

Fenanthreen

mg/kg Ds

-0,080

-0,12

-0,19

-<0,050

-<0,050

Fluorantheen

mg/kg Ds mg/kg Ds

Naftaleen

mg/kg Ds


mg/kg Ds

-1,0 -0,31 -<0,050 #) 3,5--

-0,43 -0,17 -<0,050 #) 1,6--

-<0,050 -<0,050 -<0,050 #) 0,35--

-0,079


-0,20 -0,090 -<0,050 #) 0,79--


mg/kg Ds

-<35

-<35

-<35

-<35

-<35


mg/kg Ds


mg/kg Ds


mg/kg Ds


mg/kg Ds


mg/kg Ds

-<3 -<3 -<4 -<5 -<5

-<3 -<3 -<4 --7 -10

-<3 -<3 -<4 -<5 -<5

-<3 -<3 -<4 -<5 -<5

-<3 -<3 -<4 -<5 -<5

DOC-13-6837053-NL-P5

PAK (AS3000)

-<0,050 -<0,050 #)

0,39--





Eenheid

784279

784284

784289

41 (0-0,5) + 44 (0,5-1,0) + 45 (0,5-0,9) + 45 42 (0-0,5) + 43 (0,08-0,5) + 44 (0,08-0,5) + 45 41 (0,5-1,0) + 42 (0,5-1,0) + 43 (0,5-1,0) + 44 (0,9-1,2) (0-0,5) (1,0-1,5) + 44 (1,5-2,0) + 45 (1,2-1,5)


Droge stof

%

IJzer (Fe2O3)

% Ds

--++ -91,5 -<5,0

Organische stof

% Ds

0,9--


% Ds

-3,2

-2,9

-2,9

% Ds

-1,3

-3,0

-1,8

-++

-++

-++


--++ -92,7 -<5,0

--++ -83,5 -<5,0


x)

1,8--

x)

0,9--



mg/kg Ds

-26

-38

-31

Cadmium (Cd)

mg/kg Ds

-0,25

-0,31

-0,29

Kobalt (Co)

mg/kg Ds

-3,9

-4,5

-3,7

Koper (Cu)

mg/kg Ds

-24

-11

-8,4

Kwik (Hg)

mg/kg Ds

-0,13

-0,13

-0,09

Lood (Pb)

mg/kg Ds

-26

-24

-14

Molybdeen (Mo)

mg/kg Ds

-<1,5

-<1,5

-<1,5

Nikkel (Ni)

mg/kg Ds

-7,6

-9,0

-7,1

Zink (Zn)

mg/kg Ds

-71

-82

-62

Anthraceen

mg/kg Ds

-<0,050

-<0,050

-<0,050

Benzo(a)anthraceen

mg/kg Ds

-0,084

-0,11

-<0,050

Benzo(ghi)peryleen

mg/kg Ds

-<0,050

-0,087

-<0,050


mg/kg Ds

-<0,050

-0,056

-<0,050

Benzo-(a)-Pyreen

mg/kg Ds

-0,099

-0,13

-0,061

Chryseen

mg/kg Ds

-0,082

-0,12

-<0,050

Fenanthreen

mg/kg Ds

-0,083

-0,11

-<0,050

Fluorantheen

mg/kg Ds mg/kg Ds

Naftaleen

mg/kg Ds


mg/kg Ds

-0,17 -0,095 -<0,050 #) 0,95--

-0,092


-0,21 -0,074 -<0,050 #) 0,77--


mg/kg Ds

-<35

-<35

-<35


mg/kg Ds

-<3

-<3

-<3


mg/kg Ds

-<3

-<3

-<3


mg/kg Ds

-<4

-<4

-<4


mg/kg Ds

-<5

-<5


mg/kg Ds

-<5

--6

--8 --7

DOC-13-6837053-NL-P6

PAK (AS3000)

-<0,050 -<0,050 #)

0,43--





Eenheid

784192

784203

784212

1 (0,05-0,5) + 2 (0-0,5) + 3 (0-0,5) + 4 (0-0,4) + 5 (0-0,5) + 6 (0-0,3) + 6 (0,3-0,5) + 7 (0-0,5) + 8 (0-0,5) + 9 (0-0,5)

1 (0,5-1,0) + 2 (0,9-1,4) + 2 (1,5-2,0) + 3 (0,51,0) + 5 (0,5-1,0) + 6 (0,5-1,0) + 6 (1,0-1,5) + 6 (1,5-2,0)

10 (0-0,55) + 11 (0-0,5) + 12 (0-0,5) + 13 (00,5) + 14 (0-0,45)

784218

784227

-<5

--8 -<5 -<5

-<5

-<5 -<5

-<5 -<5

--8 -<5 -<5

10 (0,55-1,0) + 11 (0,5-0,75) + 11 (0,75-1,25) 16 (0-0,15) + 17 (0-0,2) + 18 (0-0,4) + 19 (0+ 12 (0,5-1,0) + 13 (0,5-1,0) + 14 (0,5-1,0) + 0,5) + 20 (0-0,4) + 22 (0-0,5) + 24 (0-0,5) + 28 14 (1,0-1,5) + 14 (1,5-2,0) (0-0,4)


mg/kg Ds


mg/kg Ds

--8 -<5 -<5

mg/kg Ds

-<0,0010

-<0,0010

-<0,0010

-<0,0010

-<0,0010

PCB 52

mg/kg Ds mg/kg Ds

PCB 118

mg/kg Ds

PCB 138

mg/kg Ds

PCB 153

mg/kg Ds

PCB 180

mg/kg Ds

Som PCB (7 Ballschmiter) (Factor 0,7)

mg/kg Ds

-<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 #) -0,0049

-<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -0,0014 -0,0013 -<0,0010 #) -0,0062

-<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 #) -0,0049

-<0,0010

PCB 101

-<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -0,0018 -0,0013 -<0,0010 #) -0,0066


mg/kg Ds

Polychloorbifenylen (AS3000)

DOC-13-6837053-NL-P7

PCB 28

-<0,0010 -<0,0010 -0,0022 -0,0018 -0,0014 #)

0,0082--





Eenheid

784236 21 (0-0,5) + 23 (0-0,5) + 25 (0-0,4) + 26 (00,3) + 27 (0-0,25)

784242

784253

15 (0,5-1,0) + 16 (1,5-2,0) + 17 (0,5-1,0) + 19 29 (0-0,5) + 30 (0-0,4) + 31 (0-0,5) + 32 (0(0,5-1,0) + 20 (1,4-1,7) + 22 (0,5-1,0) + 24 0,5) + 34 (0-0,5) + 36 (0-0,5) + 37 (0-0,5) + 38 (1,0-1,4) + 25 (0,5-1,0) + 27 (0,5-1,0) + 28 (0-0,5) + 39 (0-0,5) (1,7-2,1)

784263

784270

29 (0,8-1,3) + 30 (0,7-1,2) + 31 (1,4-1,8) + 32 (0,5-1,0) + 33 (1,9-2,1) + 35 (0,5-1,0)

29 (0,5-0,8) + 30 (0,4-0,7) + 31 (0,5-0,8) + 36 (0,5-1,0) + 37 (0,5-1,0) + 38 (0,5-1,0) + 39 (0,5-1,0) + 34 (0,5-1,0)

-11


mg/kg Ds


mg/kg Ds

--6 -<5 -<5

mg/kg Ds

-<0,0010

-<0,0010

-<0,0010

-<0,0010

-<0,0010

PCB 52

mg/kg Ds mg/kg Ds

PCB 118

mg/kg Ds

PCB 138

mg/kg Ds

PCB 153

mg/kg Ds

PCB 180

mg/kg Ds


mg/kg Ds

-<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -0,0014 -0,0014 -<0,0010 #) -0,0063

-<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -0,0046 -0,0041 -0,0030 #) -0,015

-<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 #) -0,0049

-<0,0010

PCB 101

-<0,0010 -0,0014 -<0,0010 -0,0038 -0,0036 -0,0026 #) -0,014


mg/kg Ds

--9 -<5 -<5

--9 -<5 -<5

-<5 -<5

--6 -<5 -<5


DOC-13-6837053-NL-P8

PCB 28

-<0,0010 -<0,0010 -0,0015 -<0,0010 -<0,0010 #)

0,0057--





Eenheid

784279

784284

784289

41 (0-0,5) + 44 (0,5-1,0) + 45 (0,5-0,9) + 45 42 (0-0,5) + 43 (0,08-0,5) + 44 (0,08-0,5) + 45 41 (0,5-1,0) + 42 (0,5-1,0) + 43 (0,5-1,0) + 44 (0,9-1,2) (0-0,5) (1,0-1,5) + 44 (1,5-2,0) + 45 (1,2-1,5)

Minerale olie (AS3000) mg/kg Ds

-<5


mg/kg Ds


mg/kg Ds

--8 --5 -<5

-<5

-<5 -<5

mg/kg Ds

-<0,0010

-<0,0010

-<0,0010

PCB 52

mg/kg Ds mg/kg Ds

PCB 118

mg/kg Ds

PCB 138

mg/kg Ds

PCB 153

mg/kg Ds

PCB 180

mg/kg Ds


mg/kg Ds

-<0,0010 -0,0068 -0,0016 -0,020 -0,019 -0,015 #) -0,064

-<0,0010

PCB 101

-<0,0010 -0,0052 -<0,0010 -0,017 -0,015 -0,013 #) -0,052


-<5 -<5

Polychloorbifenylen (AS3000) PCB 28

-0,0019 -<0,0010 -0,0055 -0,0050 -0,0036 #)

0,018--


DOC-13-6837053-NL-P9







Carbonaten dmv asrest Koolwaterstoffractie C10-C12 Koolwaterstoffractie C12-C16 Koolwaterstoffractie C16-C20 Koolwaterstoffractie C20-C24 Koolwaterstoffractie C24-C28 Koolwaterstoffractie C28-C32 Koolwaterstoffractie C32-C36 Koolwaterstoffractie C36-C40

Gelijkwaardig aan NEN 5739: n)IJzer (Fe2O3) Glw. NEN-ISO 11465;cf. NEN-EN 12880; cf. AS3000:Droge stof Protocollen AS 3000: Voorbehandeling conform AS3000 Som PCB (7 Ballschmiter) (Factor 0,7) Protocollen AS 3000 / Protocollen AS 3200: Organische stof Koningswater ontsluiting Voorbehandeling dmv breken (AS3000)Zink (Zn) Nikkel (Ni) Lood (Pb) Koper (Cu) Kobalt (Co) Barium (Ba) Molybdeen (Mo) Cadmium (Cd) Kwik (Hg) Koolwaterstoffractie C10-C40 Som PAK (VROM) (Factor 0,7) Fractie < 2 µm

DOC-13-6837053-NL-P10





DOC-13-6837075-NL-P1

Chromatogram for Order No. 469366, Analysis No. 784192, created at 19-nov-2014 9:43:59 Monsteromschrijving: 1 (0,05-0,5) + 2 (0-0,5) + 3 (0-0,5) + 4 (0-0,4) + 5 (0-0,5) + 6 (0-0,3) + 6 (0,3-0,5) + 7 (0-0,5) + 8 (0-0,5) + 9 (0-0,5)




DOC-13-6837075-NL-P2

Chromatogram for Order No. 469366, Analysis No. 784203, created at 19-nov-2014 9:43:59 Monsteromschrijving: 1 (0,5-1,0) + 2 (0,9-1,4) + 2 (1,5-2,0) + 3 (0,5-1,0) + 5 (0,5-1,0) + 6 (0,5-1,0) + 6 (1,0-1,5) + 6 (1,5-2,0)




DOC-13-6837075-NL-P3

Chromatogram for Order No. 469366, Analysis No. 784212, created at 20-nov-2014 8:01:39 Monsteromschrijving: 10 (0-0,55) + 11 (0-0,5) + 12 (0-0,5) + 13 (0-0,5) + 14 (0-0,45)




DOC-13-6837075-NL-P4

Chromatogram for Order No. 469366, Analysis No. 784218, created at 19-nov-2014 9:43:59 Monsteromschrijving: 10 (0,55-1,0) + 11 (0,5-0,75) + 11 (0,75-1,25) + 12 (0,5-1,0) + 13 (0,5-1,0) + 14 (0,5-1,0) + 14 (1,0-1,5) + 14 (1,5-2,0)




DOC-13-6837075-NL-P5

Chromatogram for Order No. 469366, Analysis No. 784227, created at 19-nov-2014 9:43:59 Monsteromschrijving: 16 (0-0,15) + 17 (0-0,2) + 18 (0-0,4) + 19 (0-0,5) + 20 (0-0,4) + 22 (0-0,5) + 24 (0-0,5) + 28 (0-0,4)




DOC-13-6837075-NL-P6

Chromatogram for Order No. 469366, Analysis No. 784236, created at 19-nov-2014 9:43:59 Monsteromschrijving: 21 (0-0,5) + 23 (0-0,5) + 25 (0-0,4) + 26 (0-0,3) + 27 (0-0,25)




DOC-13-6837075-NL-P7

Chromatogram for Order No. 469366, Analysis No. 784242, created at 19-nov-2014 9:43:59 Monsteromschrijving: 15 (0,5-1,0) + 16 (1,5-2,0) + 17 (0,5-1,0) + 19 (0,5-1,0) + 20 (1,4-1,7) + 22 (0,5-1,0) + 24 (1,01,4) + 25 (0,5-1,0) + 27 (0,5-1,0) + 28 (1,7-2,1)




DOC-13-6837075-NL-P8

Chromatogram for Order No. 469366, Analysis No. 784253, created at 19-nov-2014 9:43:59 Monsteromschrijving: 29 (0-0,5) + 30 (0-0,4) + 31 (0-0,5) + 32 (0-0,5) + 34 (0-0,5) + 36 (0-0,5) + 37 (0-0,5) + 38 (00,5) + 39 (0-0,5)




DOC-13-6837075-NL-P9

Chromatogram for Order No. 469366, Analysis No. 784263, created at 19-nov-2014 9:43:59 Monsteromschrijving: 29 (0,8-1,3) + 30 (0,7-1,2) + 31 (1,4-1,8) + 32 (0,5-1,0) + 33 (1,9-2,1) + 35 (0,5-1,0)




DOC-13-6837075-NL-P10

Chromatogram for Order No. 469366, Analysis No. 784270, created at 19-nov-2014 9:43:59 Monsteromschrijving: 29 (0,5-0,8) + 30 (0,4-0,7) + 31 (0,5-0,8) + 36 (0,5-1,0) + 37 (0,5-1,0) + 38 (0,5-1,0) + 39 (0,51,0) + 34 (0,5-1,0)




DOC-13-6837075-NL-P11

Chromatogram for Order No. 469366, Analysis No. 784279, created at 19-nov-2014 9:43:59 Monsteromschrijving: 41 (0-0,5) + 44 (0,5-1,0) + 45 (0,5-0,9) + 45 (0,9-1,2)




DOC-13-6837075-NL-P12

Chromatogram for Order No. 469366, Analysis No. 784284, created at 19-nov-2014 9:43:59 Monsteromschrijving: 42 (0-0,5) + 43 (0,08-0,5) + 44 (0,08-0,5) + 45 (0-0,5)




DOC-13-6837075-NL-P13

Chromatogram for Order No. 469366, Analysis No. 784289, created at 19-nov-2014 9:43:59 Monsteromschrijving: 41 (0,5-1,0) + 42 (0,5-1,0) + 43 (0,5-1,0) + 44 (1,0-1,5) + 44 (1,5-2,0) + 45 (1,2-1,5)





24.11.2014 35003840 469795


Uw referentie

35003840 Tauw Nederland B.V. 1226819 Schiedam Hoekse Lijn - grond


Opdrachtgever

Opdrachtgever

18.11.14


DOC-13-6841659-NL-P1





Opdracht 469795 Bodem / Eluaat Monsternr. Monstername

Monsteromschrijving

786619

41 (0,5-1,0) + 42 (0,5-1,0) + 43 (0,5-1,0) + 44 (1,0-1,5) + 44 (1,5-2,0) + 45 (1,2-1,5)

14.11.2014

Eenheid

786619 41 (0,5-1,0) + 42 (0,5-1,0) + 43 (0,5-1,0) + 44 (1,0-1,5) + 44 (1,5-2,0) + 45 (1,2-1,5)

Algemene monstervoorbehandeling Droge stof

%

-84,9

IJzer (Fe2O3)

% Ds

-<5,0

Organische stof

% Ds

0,9--


% Ds

-2,7

Fractie < 2 µm

% Ds

-1,7

Fractie < 16 µm

% Ds

-2,9

Fractie < 2 µm

% md

-1,8

Fractie < 16 µm

% md

-3,0

Fractie < 32 µm

% md

-3,1

Fractie < 50 µm

% md

-3,5

Fractie < 63 µm

% md

-3,5

Fractie < 125 µm

% md

-11

Fractie < 250 µm

% md

-64

Fractie < 500 µm

% md

-96

Fractie < 1 mm

% md

-99

Fractie < 2 mm

% md

-100

Fractie > 2 mm

% Ds

-3,5



Verklaring:"<" of n.a. betekent dat het gehalte van de component lager is dan de rapportagegrens. x) Gehaltes beneden de rapportagegrens zijn niet mee inbegrepen. Het organische stof gehalte wordt gecorrigeerd voor het lutum gehalte, als geen lutum bepaald is wordt gecorrigeerd als ware het lutum gehalte 5,4% Begin van de analyses: 18.11.2014 Einde van de analyses: 24.11.2014

DOC-13-6841659-NL-P2

De onderzoeksresultaten hebben alleen betrekking op het aangeleverde monstermateriaal. Monsters met onbekende herkomst kunnen slechts beperkt gecontroleerd worden op plausibiliteit.





AL-West B.V. Dhr. Peter Wijers, Tel. +31/570788111 Klantenservice Dit electronisch gegenereerde rapport is gecontroleerd en vrijgegeven. In overeenstemming met de vereisten van NEN EN ISO/IEC 17025:2005 voor eenvoudige rapportage is dit rapport met digitale handtekening rechtsgeldig. Toegepaste methoden Vaste stof eigen methode: eigen methode: n)

Carbonaten dmv asrest Fractie < 16 µm Fractie < 2 µm Fractie < 16 µm Fractie < 32 µm Fractie < 50 µm Fractie < 63 µm Fractie < 125 µm Fractie < 250 µm Fractie < 500 µm Fractie < 1 mm Fractie < 2 mm Fractie > 2 mm

Gelijkwaardig aan NEN 5739: n)IJzer (Fe2O3) Glw. NEN-ISO 11465;cf. NEN-EN 12880; cf. AS3000:Droge stof Protocollen AS 3000 / Protocollen AS 3200: Organische stof Fractie < 2 µm

DOC-13-6841659-NL-P3






24.11.2014 35003840 470810


Uw referentie



Opdrachtgever

Opdrachtgever

21.11.14


DOC-13-6841665-NL-P1





Opdracht 470810 Bodem / Eluaat Monsternr. Monstername

Monsteromschrijving

792569 792570 792575 792581 792584

206 (0,5-1,0) 201 (0-0,5) + 203 (0-0,5) + 209 (0-0,5) + 210 (0-0,5) 202 (0,05-0,55) + 204 (0-0,5) + 205 (0-0,5) + 207 (0-0,5) + 208 (0-0,5) 206 (0-0,5) + 211 (0-0,3) 201 (0,5-1,0) + 211 (0,3-0,8)

21.11.2014 21.11.2014 21.11.2014 21.11.2014 21.11.2014

Eenheid

792569

792570

792575

792581

792584

206 (0,5-1,0)

201 (0-0,5) + 203 (0-0,5) + 209 (0-0,5) + 210 (0-0,5)

202 (0,05-0,55) + 204 (0-0,5) + 205 (0-0,5) + 207 (0-0,5) + 208 (0-0,5)

206 (0-0,5) + 211 (00,3)

201 (0,5-1,0) + 211 (0,30,8)

Algemene monstervoorbehandeling Voorbehandeling conform AS3000

-++

-++

-++

-++

-++

-79,9 -<5,0

-84,5 -<5,0

-81,3 -<5,0

-93,3

Droge stof

%

IJzer (Fe2O3)

% Ds

-91,4 -<5,0

Organische stof

% Ds

3,5--


% Ds

-8,1

-8,1

-6,4

-7,6

-3,4

% Ds

-6,7

-14

-14

-12

-1,9

-++

-++

-++

-++

-++

mg/kg Ds

-210

-160

-140

-170

-26

Cadmium (Cd)

mg/kg Ds mg/kg Ds

Koper (Cu)

mg/kg Ds

Kwik (Hg)

mg/kg Ds

Lood (Pb)

mg/kg Ds

Molybdeen (Mo)

mg/kg Ds

Nikkel (Ni)

mg/kg Ds

Zink (Zn)

mg/kg Ds

-1,0 -8,0 -38 -0,98 -76 -<1,5 -19 -250

-0,78 -6,9 -28 -0,70 -59 -<1,5 -16 -200

-1,1 -8,0 -36 -1,0 -72 -<1,5 -18 -250

-<0,20

Kobalt (Co)

-1,5 -8,1 -48 -1,3 -93 -<1,5 -17 -350

mg/kg Ds

-0,070

-<0,050

-<0,050

-<0,050

-<0,050

Benzo(a)anthraceen

mg/kg Ds mg/kg Ds


mg/kg Ds

Benzo-(a)-Pyreen

mg/kg Ds

Chryseen

mg/kg Ds

Fenanthreen

mg/kg Ds

Fluorantheen

mg/kg Ds


mg/kg Ds

Naftaleen

mg/kg Ds


mg/kg Ds

-0,18 -0,16 -0,12 -0,25 -0,21 -0,23 -0,36 -0,26 -0,091 #) 1,9--

-0,090 -0,090 -0,063 -0,13 -0,099 -0,11 -0,15 -0,14 -<0,050 #) 0,94--

-0,14 -0,12 -0,092 -0,20 -0,16 -0,16 -0,26 -0,20 -0,082 #) 1,4--

-<0,050

Benzo(ghi)peryleen

-0,20 -0,19 -0,14 -0,27 -0,22 -0,27 -0,35 -0,30 -0,15 -2,2


mg/kg Ds

-140

-96

-66

-86

-<35

-<5,0


x)

5,0--

x)

3,0--

x)

4,2--

x)

0,9--



-3,6 -13 -0,08 -16 -<1,5 -8,0 -56

PAK (AS3000)

DOC-13-6841665-NL-P2

Anthraceen

-<0,050 -<0,050 -<0,050 -<0,050 -<0,050 -<0,050 -<0,050 -<0,050 #)

0,35--





Eenheid

792569

792570

792575

792581

792584

206 (0,5-1,0)

201 (0-0,5) + 203 (0-0,5) + 209 (0-0,5) + 210 (0-0,5)

202 (0,05-0,55) + 204 (0-0,5) + 205 (0-0,5) + 207 (0-0,5) + 208 (0-0,5)

206 (0-0,5) + 211 (00,3)

201 (0,5-1,0) + 211 (0,30,8)

Minerale olie (AS3000) mg/kg Ds

-<3

-<3

-<3

-<3

-<3


mg/kg Ds mg/kg Ds


mg/kg Ds


mg/kg Ds


mg/kg Ds


mg/kg Ds


mg/kg Ds

--5 -10 -16 -21 -24 -14 -<5

-<3 --6 -11 -15 -17 -10 -<5

--4 --7 -15 -18 -22 -12 -<5

-<3


--5 -12 -26 -33 -36 -23 --8

PCB 28

mg/kg Ds

-<0,0010

-<0,0010

-<0,0010

-<0,0010

-<0,0010

PCB 52

mg/kg Ds

-0,0014

-<0,0010

-<0,0010

-<0,0010

-<0,0010

PCB 101

mg/kg Ds mg/kg Ds

PCB 138

mg/kg Ds

PCB 153

mg/kg Ds

PCB 180

mg/kg Ds


mg/kg Ds

-0,0049 m) <0,0020--0,014 -0,0096 -0,0098 #) 0,041--

-0,0024 m) <0,0020--0,010 -0,0067 -0,0075 #) 0,029--

-0,0041 m) <0,0020--0,014 -0,0095 -0,010 #) 0,040--

-<0,0010

PCB 118

-0,0065 -0,0033 -0,018 -0,012 -0,014 #) 0,056--


-<4 -<5 -<5 -<5 -<5 -<5


-<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 #)

0,0049--


DOC-13-6841665-NL-P3







Carbonaten dmv asrest Koolwaterstoffractie C10-C12 Koolwaterstoffractie C12-C16 Koolwaterstoffractie C16-C20 Koolwaterstoffractie C20-C24 Koolwaterstoffractie C24-C28 Koolwaterstoffractie C28-C32 Koolwaterstoffractie C32-C36 Koolwaterstoffractie C36-C40

Gelijkwaardig aan NEN 5739: n)IJzer (Fe2O3) Glw. NEN-ISO 11465;cf. NEN-EN 12880; cf. AS3000:Droge stof Protocollen AS 3000: Voorbehandeling conform AS3000 Som PCB (7 Ballschmiter) (Factor 0,7) Protocollen AS 3000 / Protocollen AS 3200: Organische stof Koningswater ontsluiting Cadmium (Cd) Lood (Pb) Kwik (Hg) Barium (Ba) Kobalt (Co) Nikkel (Ni) Koper (Cu) Molybdeen (Mo) Zink (Zn) Koolwaterstoffractie C10-C40 Som PAK (VROM) (Factor 0,7) Fractie < 2 µm

DOC-13-6841665-NL-P4





DOC-13-6841703-NL-P1

Chromatogram for Order No. 470810, Analysis No. 792569, created at 24.11.2014 10:54:45 Monsteromschrijving: 206 (0,5-1,0)




DOC-13-6841703-NL-P2

Chromatogram for Order No. 470810, Analysis No. 792570, created at 24.11.2014 10:54:45 Monsteromschrijving: 201 (0-0,5) + 203 (0-0,5) + 209 (0-0,5) + 210 (0-0,5)




DOC-13-6841703-NL-P3

Chromatogram for Order No. 470810, Analysis No. 792575, created at 24.11.2014 10:54:45 Monsteromschrijving: 202 (0,05-0,55) + 204 (0-0,5) + 205 (0-0,5) + 207 (0-0,5) + 208 (0-0,5)




DOC-13-6841703-NL-P4

Chromatogram for Order No. 470810, Analysis No. 792581, created at 24.11.2014 10:54:45 Monsteromschrijving: 206 (0-0,5) + 211 (0-0,3)




DOC-13-6841703-NL-P5

Chromatogram for Order No. 470810, Analysis No. 792584, created at 24.11.2014 10:54:46 Monsteromschrijving: 201 (0,5-1,0) + 211 (0,3-0,8)





24.11.2014 35003840 470816

ANALYSERAPPORT Opdracht 470816 Water

Uw referentie



Opdrachtgever

Opdrachtgever

21.11.14


DOC-13-6841271-NL-P1

AL-West B.V. Dhr. Chris van Wijngaarden, Tel. 31/570788118 Klantenservice




Opdracht 470816 Water Monsternr. Monsteromschrijving

Monstername

792610 792611 792612

21.11.2014 21.11.2014 21.11.2014

Pb 28 F(1,3-2,3) Pb 33 F(1,8-2,8) Pb 45 F(1,7-2,7)

Eenheid

Monsternamepunt

792610

792611

792612

Pb 28 F(1,3-2,3)

Pb 33 F(1,8-2,8)

Pb 45 F(1,7-2,7)

µg/l

-190

-190

-140

Cadmium (Cd)

µg/l µg/l

Koper (Cu)

µg/l

Kwik (Hg)

µg/l

Lood (Pb)

µg/l

Molybdeen (Mo)

µg/l

Nikkel (Ni)

µg/l

Zink (Zn)

µg/l

-<0,20 -7,3 -<2,0 -<0,05 -<2,0 -<2,0 -13 -<10

-<0,20

Kobalt (Co)

-<0,20 -<2,0 -<2,0 -<0,05 -<2,0 -<2,0 -<3,0 -<10

µg/l

-<0,20

-<0,20

-<0,20

Tolueen

µg/l µg/l

m,p-Xyleen

µg/l

ortho-Xyleen

µg/l

Som Xylenen (Factor 0,7)

µg/l

Naftaleen

µg/l

Styreen

µg/l

-<0,20 -<0,20 -<0,20 -<0,10 #) -0,21 -<0,020 -<0,20

-<0,20

Ethylbenzeen

-<0,20 -<0,20 -<0,20 -<0,10 #) -0,21 -<0,020 -<0,20

Metalen (AS3000) Barium (Ba)

-2,5 -<2,0 -<0,05 -<2,0 -<2,0 -7,5 -14

Aromaten (AS3000) Benzeen

-<0,20 -<0,20 -<0,10 #)

0,21--

-<0,020 -<0,20

DOC-13-6841271-NL-P2

Chloorhoudende koolwaterstoffen Dichloormethaan

µg/l

-<0,20

-<0,20

-<0,20

Trichloormethaan (Chloroform)

µg/l

-<0,20

-<0,20

-<0,20

Tetrachloormethaan (Tetra)

µg/l µg/l

1,2-Dichloorethaan

µg/l

1,1,1-Trichloorethaan

µg/l

1,1,2-Trichloorethaan

µg/l

Vinylchloride

µg/l

1,1-Dichlooretheen

µg/l

Cis-1,2-Dichlooretheen

µg/l

trans-1,2-Dichlooretheen

µg/l

Som cis/trans-1,2Dichlooretheen (Factor 0,7)

µg/l

-<0,10 -<0,20 -<0,20 -<0,10 -<0,10 -<0,20 -<0,10 -<0,10 -<0,10 #) 0,14--

-<0,10

1,1-Dichloorethaan

-<0,10 -<0,20 -<0,20 -<0,10 -<0,10 -<0,20 -<0,10 -<0,10 -<0,10 #) 0,14--

Som Dichlooretheen (Factor 0,7)

µg/l

0,21--

#)

#)

0,21--

-<0,20 -<0,20 -<0,10 -<0,10 -<0,20 -<0,10 -<0,10 -<0,10 #)

0,14--

#)

0,21--




Opdracht 470816 Water

Eenheid

792610

792611

792612

Pb 28 F(1,3-2,3)

Pb 33 F(1,8-2,8)

Pb 45 F(1,7-2,7)

µg/l

-<0,20

-<0,20

-<0,20

Tetrachlooretheen (Per)

µg/l µg/l

1,2-Dichloorpropaan

µg/l

1,3-Dichloorpropaan

µg/l

-<0,10 -<0,20 -<0,20 -<0,20 #) -0,42

-<0,10

1,1-Dichloorpropaan

-<0,10 -<0,20 -<0,20 -<0,20 #) -0,42

0,42--

µg/l

-<0,20

-<0,20

-<0,20

µg/l

-<50

-<50

-<50


µg/l µg/l


µg/l


µg/l


µg/l


µg/l


µg/l


µg/l

-<10 -<10 -<5,0 -<5,0 -<5,0 -<5,0 -<5,0 -<5,0

-<10


-<10 -<10 -<5,0 -<5,0 -<5,0 -<5,0 -<5,0 -<5,0

Chloorhoudende koolwaterstoffen Trichlooretheen (Tri)

Som Dichloorpropanen (Factor µg/l 0,7) Broomhoudende koolwaterstoffen Tribroommethaan (bromoform)

-<0,20 -<0,20 -<0,20 #)


-<10 -<5,0 -<5,0 -<5,0 -<5,0 -<5,0 -<5,0

Verklaring:"<" of n.a. betekent dat het gehalte van de component lager is dan de rapportagegrens. #) Bij deze som zijn resultaten "
AL-West B.V. Dhr. Chris van Wijngaarden, Tel. 31/570788118 Klantenservice

DOC-13-6841271-NL-P3





Opdracht 470816 Water

Toegepaste methoden Protocollen AS 3100: Koper (Cu) Molybdeen (Mo) Kwik (Hg) Cadmium (Cd) Kobalt (Co) Nikkel (Ni) Lood (Pb) Barium (Ba) Zink (Zn) Tribroommethaan (bromoform) Dichloormethaan Benzeen Trichloormethaan (Chloroform) Tolueen Tetrachloormethaan (Tetra) 1,1-Dichloorethaan Ethylbenzeen 1,2-Dichloorethaan Som Xylenen (Factor 0,7) Naftaleen 1,1,1-Trichloorethaan Styreen 1,1,2-Trichloorethaan Vinylchloride Som Dichlooretheen (Factor 0,7) Trichlooretheen (Tri) Tetrachlooretheen (Per) Som Dichloorpropanen (Factor 0,7) Koolwaterstoffractie C10-C40 Protocollen AS 3100: n) Som cis/trans-1,2-Dichlooretheen (Factor 0,7) Koolwaterstoffractie C10-C12 Koolwaterstoffractie C12-C16 Koolwaterstoffractie C16-C20 Koolwaterstoffractie C20-C24 Koolwaterstoffractie C24-C28 Koolwaterstoffractie C28-C32 Koolwaterstoffractie C32-C36 Koolwaterstoffractie C36-C40

DOC-13-6841271-NL-P4





DOC-13-6841300-NL-P1

Chromatogram for Order No. 470816, Analysis No. 792610, created at 24.11.2014 06:30:40 Monsteromschrijving: Pb 28 F(1,3-2,3)




DOC-13-6841300-NL-P2





DOC-13-6841300-NL-P3




Bijlage

7

Foto’s onderzoekslocatie

Figuur B7.1 Overzicht spoorbruk over parkweg in westelijke richting

Figuur B7.2 Overzicht spoodijk van km 1.1 in oostelijk richting

Figuur B7.3 Overzicht Sterk begroeide watergang

Figuur B7.4 Overzicht onderstation

Bijlage

8

Rapportage waterbodemonderzoek

Verkennend waterbodemonderzoek Schiedam (Hoekse Lijn)

11 december 2014


Kwalitatief onderzoek

Kenmerk R002-1226819MVM-mfv-V02-NL

Verantwoording Titel


ProRail BV Projectleider Dinand Langenkamp Auteur(s) Malou van Meer Vrijgave Saskia Buijs, projectleider BRL SIKB 2000, VKB-protocol 2003 Uitvoering veldwerk Jeroen Brandes en Jan Bouwmeester (certificaatnummer K54913/03) Projectnummer 1226819 Aantal pagina's 26 (exclusief bijlagen) Datum 11 december 2014 Handtekening Handtekening ontbreekt in verband met digitale verwerking. Dit rapport is aantoonbaar vrijgegeven. Opdrachtgever

Colofon Tauw bv BU Meten, Inspectie & Advies Handelskade 37 Postbus 133 7400 AC Deventer Telefoon +31 57 06 99 91 1 Fax +31 57 06 99 66 6

Dit document is eigendom van de opdrachtgever en mag door hem worden gebruikt voor het doel waarvoor het is vervaardigd met inachtneming van de rechten die voortvloeien uit de wetgeving op het gebied van het intellectuele eigendom. De auteursrechten van dit document blijven berusten bij Tauw. Kwaliteit en verbetering van product en proces hebben bij Tauw hoge prioriteit. Tauw hanteert daartoe een managementsysteem dat is gecertificeerd dan wel geaccrediteerd volgens: -

NEN-EN-ISO 9001 VCA**-certificering voor veilig werken bij meet- en inspectieactiviteiten en bodemsaneringen, ook in risicogebieden railinfra Er zijn analyses uitgevoerd door het NEN-EN-ISO/IEC 17025 geaccrediteerde milieulaboratorium van AL-West Tauw bv is erkend voor het uitvoeren van veldwerk bij milieuhygiënisch bodem- en waterbodemonderzoek conform de protocollen 2001, 2002, 2003 en 2018.

Verkennend waterbodemonderzoek Schiedam

5\26


6\26



Inhoud Verantwoording en colofon .......................................................................................................... 5 1

Inleiding.......................................................................................................................... 9

2

Voorinformatie ............................................................................................................... 9

2.1 2.2 2.2.1 2.2.2 2.2.3 2.2.4 2.3 2.3.1

Vooronderzoek ................................................................................................................ 9 Kader en doelstelling ..................................................................................................... 10 Afbakening en beschrijving van de onderzoekslocaties ................................................ 10 Bepaling watertype ........................................................................................................ 10 Bepaling doelstelling verkennend waterbodemonderzoek ............................................ 11 Voorgenomen baggertechniek ...................................................................................... 11 Archiefonderzoek .......................................................................................................... 11 Bodemopbouw en geohydrologie .................................................................................. 11

2.3.2 2.3.3 2.3.4 2.3.5 2.3.6 2.3.7 2.3.8 2.3.9

Bodemloket ................................................................................................................... 11 Eerder uitgevoerd waterbodemonderzoek .................................................................... 12 Historische kaarten........................................................................................................ 12 Niet Gesprongen Explosieven (NGE)............................................................................ 12 Asbest ........................................................................................................................... 12 Puntbronnen .................................................................................................................. 12 Locatie-inspectie ........................................................................................................... 13 Spoorgebonden processen ........................................................................................... 13

2.4

Onderzoeksinspanning.................................................................................................. 14

3 3.1

Uitgevoerde werkzaamheden ..................................................................................... 15 Onderzoeksstrategie ..................................................................................................... 15

3.2 3.2.1 3.2.2

Kwaliteitsonderzoek ...................................................................................................... 15 Veldwerkzaamheden ..................................................................................................... 15 Chemische analyse ....................................................................................................... 16

3.3

Veiligheid en Kwaliteit ................................................................................................... 18

4

Resultaten .................................................................................................................... 18

4.1 4.1.1 4.1.2 4.2 4.2.1

Beleids- en toetsingskader ............................................................................................ 18 Waterbodemkwaliteit ..................................................................................................... 18 Waterwet ....................................................................................................................... 20 Kwalitatief onderzoek .................................................................................................... 21 Veldwerk........................................................................................................................ 21


7\26


4.2.2

Chemische analyses ..................................................................................................... 21

5

Conclusies en aanbevelingen .................................................................................... 24

Bijlage(n) 1 Regionale ligging van de onderzoekslocatie 2 Situatietekening 3 Toelichting Besluit bodemkwaliteit 4 Boorprofielen 5 Toetsingsresultaten 6 Analysecertificaten 7 Notitie spoorgebonden processen

8\26



1 Inleiding Tauw heeft in opdracht van ProRail een verkennend waterbodemonderzoek uitgevoerd in twee watergangen langs het spoortracé Hoekse Lijn in Schiedam. Het onderzoek betreft een kwalitatief onderzoek. De watergangen vallen binnen de gemeente Schiedam en liggen in het beheergebied van het hoogheemraadschap van Delfland. De aanleiding tot het uitvoeren van het onderzoek wordt gevormd door de voorgenomen planontwikkeling, waarbij het tracé De Hoekse Lijn overgedragen wordt van ProRail naar RET. Het bestaande baanlichaam wordt uitgebreid en de spoor-layout wordt aangepast. Om dit te realiseren zullen de bestaande watergangen worden gedempt. Om civieltechnische redenen dient de aanwezige baggerspecie te worden verwijderd. Om de toepassingsmogelijkheden te bepalen dient de milieuhygiënische kwaliteit van de te verwijderen baggerspecie te worden bepaald. Daarnaast dient ook de milieuhygiënische kwaliteit van de vaste bodem (ontvangende bodem) te worden bepaald ten behoeve van de demping, omdat de kwaliteit van de ‘nieuwe toplaag’ bekend moet zijn in het kader van het Besluit bodemkwaliteit.

2 Voorinformatie 2.1

Vooronderzoek

Voorafgaande aan de uitvoering van het verkennend waterbodemonderzoek is een vooronderzoek uitgevoerd. Dit vooronderzoek is uitgevoerd volgens de NEN 5717:20091. Het doel van het vooronderzoek is het verzamelen van informatie over de milieuhygiënische kwaliteit van de watergangen. Hiertoe is op basis van de controlelijst uit bijlage A van de NEN 5717 de benodigde basisinformatie verzameld. Op basis hiervan is bepaald of het onderzoek middels een normale onderzoeksinspanning onderzocht dient te worden of dat kan worden volstaan met lichte onderzoeksinspanning2.

1

NEN 5717: 2009, Bodem - Waterbodem - Strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek, november 2009 2 Het uitgangspunt is dat voor iedere deellocatie de normale onderzoeksinspanning wordt gehanteerd, tenzij onderbouwd wordt dat een lichte onderzoeksinspanning gerechtvaardigd is


9\26


In deze paragraaf is een opsomming van de geraadpleegde bronnen gegeven. Bij uitvoeren van het vooronderzoek zijn de volgende stappen doorlopen:  Vaststellen van kader en doelstelling 

Archiefonderzoek en locatie-inspectie



Vaststellen van de onderzoeksstrategie

Kader en doelstelling Als eerste stap is het kader en de doelstelling bepaald. Daarin is gekeken naar:  De afbakening en beschrijving van de onderzoekslocatie en de eventuele deellocaties  Het watertype  De doelstelling van het uit te voeren verkennend waterbodemonderzoek De uitwerking en vaststelling zijn gebaseerd op de informatie van de opdrachtgever. Archiefonderzoek en locatie-inspectie Ten behoeve van dit onderzoek zijn de volgende bronnen geraadpleegd:  Informatie, verkregen bij ProRail en SBNS  Informatie, verkregen bij Hoogheemraadschap van Delfland  Informatie beschikbaar in eigen archief  Bodemloket (www.bodemloket.nl), inclusief doorverwijzing naar de DCMR  Luchtfoto’s (googlemaps)  Historische kaarten (www.watwaswaar.nl) De locatie-inspectie is voorafgaand aan het veldwerk uitgevoerd. Vaststellen onderzoeksstrategie Op grond van de resultaten van de hiervoor genoemde stappen is vastgesteld of er sprake is van voor het waterbodemonderzoek relevante puntbronnen of andere bronnen die van invloed zijn op de onderzoeksinspanning.

2.2

Kader en doelstelling

2.2.1 Afbakening en beschrijving van de onderzoekslocaties De regionale ligging van de onderzoekslocaties is opgenomen in bijlage 1. De onderzoekslocatie is gelegen in Schiedam langs het spoor. In bijlage 2 is de situatietekening en de horizontale afbakening van de onderzoekslocatie opgenomen. De verticale afbakening is de aanwezige sliblaag tot 0,5 m in de vaste bodem. 2.2.2 Bepaling watertype Voor de te onderzoeken watergangen is het watertype vastgesteld op ‘Overig water, Lintvormig’.

10\26



2.2.3

Bepaling doelstelling verkennend waterbodemonderzoek

Het doel van het verkennend waterbodemonderzoek is het bepalen van de milieuhygiënische kwaliteit van de te verwijderen baggerspecie. Op basis hiervan kunnen de toepassingsmogelijkheden in kaart worden gebracht. Tevens dient de kwaliteit van de vaste bodem te worden bepaald (ontvangende bodem) ten behoeve van de demping van de watergangen. 2.2.4 Voorgenomen baggertechniek De beschikbare baggertechnieken zijn nog niet vastgesteld. Waarschijnlijk wordt het baggerwerk met kleinschalige baggertechnieken uitgevoerd. De algemene kenmerken en milieuhygiënische situatie van de watergangen zijn opgenomen in tabel 2.1.

Tabel 2.1 Kenmerken en milieuhygiënische aspecten van de watergangen

Onderzoekslocatie Traject Ligging

Type

Lengte (m) Gebruik

Stroming

Hoekse Lijn

Stedelijk

Overig water,

Circa 475

Geen/Beperkt

gebied

lintvormig

2.3

1 en 2

Geen direct gekoppeld gebruik

Archiefonderzoek

2.3.1 Bodemopbouw en geohydrologie De regionale bodemopbouw is bepaald op basis van gegevens uit DINOloket en de Grondwaterkaart van Nederland (Rotterdam, 37 west en 37 oost). De schematische bodemopbouw en geohydrologie zijn weergegeven in tabel 2.2.

Tabel 2.2 Schematisatie bodemopbouw en geohydrologie

Diepte [m t.o.v. NAP]

Samenstelling

Geohydrologische laag

0 m tot -20 m

Klei

Deklaag

-20 m tot -35 m

Matig tot grof zand, bijmenging

Eerste watervoerend pakket

klei en schelpen - 35 m tot -40 m

Veen- en leemlagen,

Scheidende laag

afgewisseld met fijn zand lagen

Het huidige waterbodemonderzoek is uitgevoerd in de deklaag. 2.3.2 Bodemloket Vanuit Bodemloket, inclusief doorverwijzing naar de website van de DCMR, zijn voor de onderzoekslocatie geen gegevens geregistreerd.


11\26


2.3.3 Eerder uitgevoerd waterbodemonderzoek Voor de onderzoekslocaties zijn geen relevante onderzoeken bekend. 2.3.4

Historische kaarten

Op de historische kaart van 1877 (bron: www.watwaswaar.nl) blijkt dat de Hoekse Lijn nog niet aanwezig is (figuur 2.2). Op de kaart uit 1929 is de Hoekse Lijn wel aanwezig. De onderzoekslocatie betrof agrarisch gebied.

Figuur 2.1 Overzicht historische kaarten en ligging onderzoekslocatie

2.3.5 Niet Gesprongen Explosieven (NGE) Vanuit gegevens beschikbaar gesteld door ProRail (Railmaps) is de onderzoekslocatie niet verdacht op de aanwezigheid van NGE. 2.3.6 Asbest Op basis van de geraadpleegde stukken en locatie-inspectie is er geen reden de onderzoekslocatie als asbestverdacht te beschouwen. Er zijn geen aanwijzingen aanwezig waaruit is op te maken dat er gebouwen met asbestverdacht materiaal gestaan hebben noch dat er sloopwerkzaamheden zijn uitgevoerd. Tijdens de veldwerkzaamheden is visueel aandacht besteed aan de aanwezigheid van asbestverdacht materiaal in de monsters en eventuele mogelijke emissiebronnen (beschoeiingen et cetera) worden op foto vastgelegd. 2.3.7 Puntbronnen Op basis van informatie van het Hoogheemraadschap van Delfland blijkt dat er geen lozingspunten bekend zijn binnen de onderzoekslocatie.

12\26



2.3.8

Locatie-inspectie

Tijdens de locatie-inspectie zijn langs de watergang aan de oostzijde van de Parkweg waarnemingen gedaan die kunnen duiden op aanwezigheid van voormalige volkstuinen. Bij nadere bestudering bleek het materiaal niet asbestverdacht te zijn. Zoals in figuur 2.2 zichtbaar is ligt er veel materiaal (hout, ijzer, plastic) op de oever van de watergang.

Figuur 2.2 Waargenomen materiaal locatie-inspectie

2.3.9 Spoorgebonden processen De te onderzoeken watergangen liggen dicht in de buurt van een treinspoor. In het verleden is onderzoek verricht naar de (oorzaak van de) aanwezigheid van diffuse verontreinigingen op en nabij het spoor. Hieronder is een samenvatting van het onderzoek gemaakt. In bijlage 7 is de volledige notitie spoorgebonden processen bijgevoegd. Diffuse verontreinigingsprocessen treden langs het spoor voortdurend op en domineren daarom in veel gevallen lokale (eenmalige) processen. In 1998 is generiek onderzoek3 uitgevoerd, waarmee voor een aantal stoffen de invloed van de spoorwegen op de omgeving is gemodelleerd.

3

Bodemverontreiniging vrije baan door spoorwegstof en spoorwegmaterialen, NS Technisch Onderzoek, projectnummer 7150029; SBNS-referentie JR0643; maart 1998


13\26


De volgende diffuse processen zijn hiermee aangetoond:  

Koper is afkomstig van slijtende bovenleidingen Zink komt door slijtage vanaf de spoorbanen



Nikkel komt mee met ijzerstof als gevolg van slijtage van de spoorbaan en wielbanden



PAK komt (historisch) van gecreosoteerde dwarsliggers en (diesel)treinen. Lokaal kan een PAK-verontreiniging ontstaan door uitloging uit oude ballast en kool- / sintelhoudende lagen Arseen kan samen met ijzerstof vanuit het grondwater neerslaan in ijzer(hydr)oxiden Minerale olie komt in de spoorgronden voor als gevolg van lekkende locomotieven en smeeroliën. Meer lokaal kan olieverontreiniging voorkomen uit voormalige opslagtanks, lozingen / morsen en schoonmaak / onderhoud Bestrijdingsmiddelen komen voor in de (water)bodem door het geregeld toepassen van onkruidverdelgers ter plaatse van spoorbermen en sloten

 



Binnen het onderzoeksgebied kan op de percelen die grenzen aan het spoor sprake zijn van een beïnvloedingsgebied met spoor(eigen) verontreinigingen. Spoorgronden zijn derhalve uitgesloten van de bodemkwaliteitskaart. Opgemerkt wordt dat ProRail voor het toepassen van grond op spoorgebonden percelen (zoals deze locatie in de toekomst zal toebehoren) klasse Wonen hanteert. Relevantie: Op basis van de notitie Spoorgebonden processen bestaat de kans dat OCB’s, PAK, minerale olie en metalen verhoogd in de waterbodem aanwezig zijn. PAK, minerale olie en metalen zijn opgenomen in het standaard pakket. Arseen is echter niet opgenomen in het standaard pakket, maar gezien dit metaal van nature verhoogd voorkomt in het gebied wordt hier niet aanvullend op geanalyseerd. Bestrijdingsmiddelen (OCB’s) zijn niet opgenomen in het standaard pakket en dient als aanvullende parameter te worden onderzocht.

2.4

Onderzoeksinspanning

Op basis van het vooronderzoek wordt geconcludeerd dat de watergangen met een normale onderzoeksinspanning moeten worden onderzocht. Gezien de ligging van de onderzoekslocatie tussen het spoor en de snelweg is een lichte onderzoeksinspanning niet gerechtvaardigd. Het onderzoek wordt uitgevoerd volgens de bemonsteringsstrategie Overig water, lintvormig, normale onderzoeksinspanning (OLN). Er is geen aanleiding om de onderzoekslocaties op te delen in deellocaties, dit geldt zowel in horizontaal als verticaal opzicht. Op basis van het vooronderzoek dient aanvullend onderzocht te worden op bestrijdingsmiddelen (OCB’s).

14\26



3 Uitgevoerde werkzaamheden 3.1

Onderzoeksstrategie

Het uitgangspunt voor het onderzoek is het Besluit bodemkwaliteit4. Het waterbodemonderzoek is daarom uitgevoerd volgens de NEN 5720: 20095, FAQ-document6 en uitvoeringskader7. Het onderzoek is uitgevoerd volgens de volgende bemonsteringsstrategie Overige wateren, lintvormig, normale onderzoeksinspanning (OLN). Met de bovenstaande onderzoeksinspanning is getracht een zo volledig en representatief mogelijk beeld van de waterbodemkwaliteit weer te geven. Het is echter mogelijk dat mede als gevolg van de steekproefsgewijze bemonstering van de waterbodem een aanwezige verontreiniging niet (voldoende) wordt aangetroffen.

3.2

Kwaliteitsonderzoek

Het kwaliteitsonderzoek bestaat uit veldwerk en chemische analyses. 3.2.1 Veldwerkzaamheden De monstername heeft plaatsgevonden op 14 november 2014. Volgens de NEN 5720:2009 bestaat de bemonsteringsstrategie bestaat uit:  Het aantal te analyseren monsters en het hanteren van mengmonsters  De dikte van de te bemonsteren laag of lagen  Het monsternemingspatroon en de monsternemingsdichtheid  De te analyseren stoffen Gedurende het veldwerk is waargenomen dat het traject ten westen van de Parkweg sterk begroeid was en droog leek te staan. Op basis van deze waarneming is dit traject opgesplitst in 2 aparte trajecten (traject 11 en 12). In tabel 3.1 zijn de uitgevoerde veldwerkzaamheden op basis van de bemonsteringsstrategie voor Overige wateren, lintvormig, normale onderzoeksinspanning (OLN) samengevat.

4

Besluit van 22 november 2007, houdende regels inzake de kwaliteit van de bodem, Staatscourant 2007, 469. NEN 5717: 2009, Bodem - Waterbodem - Strategie voor het uitvoeren van verkennend onderzoek - Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van de waterbodem en baggerspecie, november 2009 6 Toelichting op de NEN 5720 van maart 2013 7 Uitvoeringskader eenduidige handhaving NEN 5720 en NEN 5717 5


15\26


Tabel 3.1 Monstername volgens de strategie voor OLN

Locatie

Totale lengte Aantal trajecten Aantal boringen Monstername diepte

Hoekse Lijn Circa 475

3

30

Sliblaag tot 0,5 m minus vaste bodem

De ligging van de monsternametrajecten is opgenomen in de situatietekening in bijlage 2. Per monsternametraject is per bemonsterde laag (sliblaag en vaste bodem) in het laboratorium op basis van separate monsters één mengmonster samengesteld. Van elke boring is één boorprofiel samengesteld. De monstername heeft deels plaatsgevonden vanaf de kant en deels in het water met een waadpak. De bemonsteringen zijn uitgevoerd met een zuigerboor. Bij elk boorpunt is de waterdiepte en dikte van de baggerspecie bepaald. Het opgeboorde materiaal is visueel beoordeeld op textuur, kleur en bijzonderheden die kunnen duiden op verontreinigingen. Tijdens de veldwerkzaamheden is visueel aandacht besteed aan de eventuele aanwezigheid van asbestverdachte materialen. 3.2.2 Chemische analyse De mengmonsters zijn geanalyseerd in het NEN-EN-ISO / IEC 17025 geaccrediteerde milieulaboratorium van AL-West. De mengmonsters zijn geanalyseerd op het Standaard waterbodempakket voor regionale wateren (pakket A), aangevuld met de parameter OCB’s. De geanalyseerde stoffen zijn:  Droge stof (droogrest) en organische stof (gloeirest)  Fracties < 2 µm (lutum- of kleifractie) en < 16 µm  Zuurgraad pH (KCl) en percentage calciet (CaCO3)  Negen zware metalen (Ba, Cd, Co, Cu, Hg, Mo, Ni, Pb en Zn)  PAK (16 EPA / 10 VROM)  Polychloorbifenylen (PCB’s) en pentachloorbenzeen  Minerale olie (GC)  OCB’s In tabel 3.2 is de samenstelling van de geanalyseerde mengmonsters weergegeven. De monstercode in de tabel corresponderen met monsteromschrijving op de analysecertificaten die zijn opgenomen in bijlage 6.

16\26



Tabel 3.2 Samenstelling mengmonsters

Traject

Monster

Bodemtype Diepte

Deelmonsters

Aantal

[m -wb]

Samenstelling /

deelmonsters bijzonderheden

onderzoek sliblaag 10

783940 MM1 Slib

0,0-0,8

100-1, 101-1, 102-1, 103-1,

10

-

10

-

10

-

8

-

10

-

104-1, 105-1, 106-1, 107-1, 108-1 en 109-1 11

783960 MM3 Slib

0,0-0,3

110-1, 111-1, 112-1, 113-1, 114-1, 115-1, 116-1, 117-1, 118-1 en 119-1

12

783982 MM5 Slib

0,0-0,3

120-1, 121-1, 122-1, 123-1, 124-1, 125-1, 126-1, 127-1, 128-1 en 129-1

onderzoek vaste bodem 10

783951 MM2 Klei

0,3-1,3

11

783971 MM4 Veen

0,2-0,7

100-2, 101-2, 102-2, 103-2, 104-2, 105-2, 106-2 en 107-2 110-2, 111-2, 112-2, 113-2, 114-2, 115-2, 116-2, 117-2, 118-2 en 119-2

12

783993 MM6 Veen

0,2-0,6

125-2, 127-2, 128-2 en 129-2

4

-

783998 MM7 Zand

0,2-0,6

122-2, 123-2, 124-2 en 126-2

4

-

m -wb = diepte in meter minus waterbodem

Voor een aantal mengmonsters van de vaste waterbodem wijkt het aantal deelmonsters af van hetgeen is voorgeschreven in de NEN 5720:2009 en het FAQ-document. Voor de vaste bodem hoeft de milieuhygiënische kwaliteit niet in het kader van voorgenomen baggerwerkzaamheden bepaald te worden. Het bepalen van de kwaliteit van de vaste bodem als zijnde ontvangende bodem valt onder “overige beheertaken”. Hierdoor wordt deze afwijking als gerechtvaardigd beschouwd. In de aanbeveling wordt een advies gegeven hoe hiermee omgegaan kan worden.


17\26


3.3

Veiligheid en Kwaliteit

Tauw is lid van de Vereniging Kwaliteitsborging Bodemonderzoek (VKB). Het keurmerk ‘kwaliteitswaarborg Bodembeheer’ geeft aan dat de activiteiten in het kader bodembeheer, waaronder veldwerk bij milieuhygiënisch bodem- en waterbodemonderzoek goed en betrouwbaar volgens door de overheid opgestelde protocollen en programma’s zijn/worden uitgevoerd. Tauw bv is erkend voor het uitvoeren van veldwerk bij milieuhygiënisch bodem- en waterbodemonderzoek conform de protocollen 2001, 2002, 2003 en 2018. Tauw bv verklaart dat het veldwerk onafhankelijk van de opdrachtgever is/wordt uitgevoerd conform de eisen van BRL SIKB 2000. Tauw bv verklaart dat het veldwerk onafhankelijk van de opdrachtgever is/wordt uitgevoerd conform de eisen van BRL SIKB 2000. Bij interne opdrachtverlening is/wordt gebruik gemaakt van interne functiescheiding onder de voorwaarden die het Besluit bodemkwaliteit hieraan stelt. Tauw verklaart hierbij dat het een onafhankelijke positie heeft (en kan behouden) ten opzichte van de opdrachtgever. Dat wil zeggen dat er geen organisatorische relatie bestaat met de opdrachtgever (zuster- of moederbedrijf) of diens eigenaar, maar ook dat er geen belangenverstrengeling is of kan optreden in relatie tot andere Tauw-projecten of andere opdrachtgevers.

De werkzaamheden zijn uitgevoerd conform BRL SIKB 2000: Beoordelingsrichtlijn voor het SIKB procescertificaat Veldwerk bij milieuhygiënisch bodem- en waterbodemonderzoek:  Protocol 2003: Veldwerk bij milieuhygiënisch waterbodemonderzoek De monsterpunten zijn met GPS ingemeten met een afwijking van maximaal 2,5 meter alzijdig. De (chemische) analyses zijn uitgevoerd in het NEN-EN-ISO/IEC 17025 geaccrediteerde milieulaboratorium van AL-West, volgens het Accreditatieschema Laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek AS SIKB 3000, en de onderliggende SIKB-waterbodemprotocollen 3210 t/m 3290.

4 Resultaten 4.1

Beleids- en toetsingskader

4.1.1 Waterbodemkwaliteit De analyseresultaten zijn getoetst aan de generieke normstelling Besluit bodemkwaliteit. Het Besluit bodemkwaliteit omvat het beleidskader voor het toepassen van grond en baggerspecie. Binnen het Besluit wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende toepassingsmogelijkheden met bijbehorende toetsingskaders. Deze zijn weergegeven in figuur 4.1.

18\26



Toepassen

Verspreiden

Tijdelijke opslag

van grond en baggerspecie

van baggerspecie

van grond en baggerspecie

op de bodem

op het aangrenzende perceel

tijdelijke opslag op de landbodem

art. 35 a, b, c Bbk

art. 35 f en 60 Bbk

> 6 maanden, < 3 jaar – art. 35 h Bbk

in oppervlaktewater

in oppervlaktewater (zoet)

tijdelijke opslag in oppervlaktewater

art. 35 d, e Bbk

art. 35 g en 60 Bbk

> 6 maanden, < 10 jaar – art. 35 h Bbk

in een grootschalige toepassing

in oppervlaktewater (zout)

weilanddepot voor baggerspecie

art. 35 a, c, d, e en 63 Bbk

art. 35 g en 60 Bbk

> 6 maanden, < 3 jaar – art. 35 i en 60 Bbk

generiek (art. 54 t/m 61 Bbk ) en gebiedsspecifiek (art. 44 t/m 53 Bbk) beleid mogelijk

alleen generiek (art. 54 t/m 61 Bbk) beleid mogelijk

Figuur 4.1 Toepassingsmogelijkheden voor grond en baggerspecie

Voor de toetsingswaarden wordt verwezen naar de Regeling bodemkwaliteit van 13 december 2007, nr. DJZ2007124397 en bijbehorende wijzigingen. Een meer gedetailleerde beschrijving van de toetsingskaders uit het Besluit bodemkwaliteit is opgenomen in bijlage 3. De analyseresultaten zijn getoetst aan de normstelling van de toetsingskaders: 1. Toepassen op de landbodem 2. Toepassen in oppervlaktewater 3. Verspreiden op het aangrenzende perceel De toetsing is uitgevoerd met behulp van de toetsingsmodule TBBT8. De toetsingsresultaten worden hiermee aan BoToVa gevalideerd. Barium De normen voor barium zijn ingetrokken voor alle toepassingen van grond en bagger volgens het Besluit bodemkwaliteit, als ook de interventiewaarde voor grond. Gebleken is dat de interventiewaarde voor barium lager was dan het gehalte dat van nature in de bodem voorkomt. Indien er sprake is van verhoogde bariumgehalten ten opzichte van de natuurlijke achtergrond als gevolg van een antropogene bron, kan dit gehalte door het bevoegd gezag worden beoordeeld op basis van de voormalige interventiewaarde voor barium van 625 mg/kg d.s. Deze voormalige interventiewaarde is op dezelfde manier onderbouwd als de interventiewaarden voor de meeste andere metalen (Staatscourant nummer 67 van 7 april 2009).

8

Tauw Bodem Brede Toetsingsmodule


19\26


Rapportagegrenzen Wanneer er sprake is van een rapportagegrens welke voldoet aan de AS3000 is het analyseresultaat beoordeeld als dat deze voldoet aan de betreffende toetsingswaarden. Dit geldt voor individuele parameters en somparameters waarvan alle deelparameters voldoen aan AS3000 en niet aangetoond zijn. Wanneer één of enkele individuele parameters uit de somparameter zijn aangetroffen is de 0,7 factor in de optelling gehanteerd. Dit betekent dat de somparameter in dat geval wordt bepaald door de som van de gemeten waarden en de 0,7 factor van de rapportagegrenzen. Voor ms-PAF-berekening in het kader van de bepaling van de verspreidbaarheid op het aangrenzende perceel gelden deze regels niet. De PAF wordt bepaald op basis van individuele waarden, waarbij in het geval van een rapportagegrens altijd met de 0,7 factor is gerekend. Verhoogde rapportagegrenzen Voor verschillende parameters (PAK, minerale olie en OCB’s) is in het laboratorium een verhoogde rapportagegrens vastgesteld als gevolg het lage droge stofgehalte of door matrixeffecten, waardoor respectievelijk co-elutie een kwantificering bemoeilijkt wordt. Op het analysecertificaat is dit bij de betreffende parameter en monsters weergegeven met een eindnoot “ts” of “m”. Wanneer sprake is van een verhoogde rapportagegrens (dit is detectiegrens die hoger ligt dan de vereiste rapportagegrens AS3000), dan dient de desbetreffende verhoogde rapportagegrens te worden vermenigvuldigd met 0,7. Deze toetsingswaarde wordt vervolgens getoetst aan de van toepassing zijnde normstelling. Voor de monsters waar sprake is van een verhoogde rapportagegrens hebben wij gecontroleerd of er afwijkingen zijn geconstateerd tijdens veldwerk en / of laboratoriumonderzoek. Hieruit is gebleken dat er geen bijzondere omstandigheden zijn (geweest), waardoor er een gerede kans dat de verontreiniging met de betreffende parameter aan de orde is of zou kunnen zijn. 4.1.2 Waterwet Met de inwerkingtreding van de Waterwet op 22 december 2009 behoren waterbodems juridisch gezien tot het watersysteem. Waterbodembescherming, dat voordien onder de Wet bodembescherming viel, is ondergebracht in de Waterwet. De Circulaire sanering waterbodems 2008, dat voordien onder de Wbb viel, is daarmee komen te vervallen. Binnen de Waterwet wordt niet meer gekeken naar de voorkomende verontreinigingen en risico’s an sich. Gekeken wordt in hoeverre stoffen in de waterbodem een knelpunt vormen voor de gebruiksfunctie van en/of de doelen die gesteld zijn voor het betreffende watersysteem - welke weer gerelateerd zijn aan de waterkwaliteit.

20\26



Per functie of doel gelden een set normen; per functie of doel, maar ook per waterkwaliteitsbeheerder is deze set verschillend. In veel situaties heeft de waterkwaliteitsbeheerder aansluiting gezocht bij normen uit de Vierde Nota Waterhuishouding. Om te kunnen bepalen of waterbodems de waterkwaliteit negatief beïnvloed, zodat de functies of doelen niet behaald kunnen worden, is een Handreiking verontreinigde waterbodems opgesteld.

4.2

Kwalitatief onderzoek

4.2.1 Veldwerk Een beschrijving van de textuur en de opbouw van de waterbodem is verwerkt in boorprofielen. De boorprofielen zijn opgenomen in bijlage 4. De boorprofielen van traject 10 laten zien dat de vaste waterbodem uit klei en veen bestaat. De vaste waterbodem van traject 11 bestaat uit veen en van traject 10 uit klei, veen en zand. Tijdens de monstername zijn geen waarnemingen gedaan die kunnen duiden op een eventuele verontreiniging. In het opgeboorde materiaal zijn geen asbestverdachte of bodemvreemde materialen waargenomen. Opgemerkt wordt dat trajecten 11 en 12 slecht bereikbaar zijn in verband met de aanwezige begroeiing. Voorafgaand aan de monstername in traject 12 is per boorpunt de begroeiing weggehaald. Van traject 10 bestaat de vaste bodem ter plaatse van boring 108 en 109 uit veen. Vanwege het beperkt voorkomen van deze veenlaag, is van deze laag geen analyse ingezet. Dit geldt ook voor de kleilaag welke is aangetroffen in traject 12 ter hoogte van boring 120 en 121. 4.2.2 Chemische analyses De resultaten van de chemische analyses, inclusief de toetsingsresultaten, zijn opgenomen in bijlage 5. De analysecertificaten zijn opgenomen in bijlage 6. In de tabellen 4.1 tot en met 4.3 zijn de resultaten weergegeven van de toetsingskaders ‘toepassen in oppervlaktewater’ en ‘verspreiden op het aangrenzende perceel’ en ‘toepassen op de landbodem’.


21\26


Toepassen in oppervlaktewater

Tabel 4.1 Resultaten toetsing Toepassen in oppervlaktewater

Traject Mengmonster Bodemlaag Klasse

Bepalende parameter


MM1

Slib

B

OCB’s, koper (Cu), olie (C10-C40) en lood (Pb)

11

MM3

Slib

B

OCB’s

12

MM5

Slib

B

OCB’s


MM2

Klei

Vrij toepasbaar

-

11

MM4

Veen

B

OCB’s

12

MM6

Veen

A

-

12

MM7

Zand

A

-

Toelichting: Vrij toepasbaar: Gemeten waarden voldoen aan de AW2000 Klasse A: Gemeten waarden voldoen aan de HVN (maximale waarden voor klasse A) Klasse B: Gemeten waarden voldoen aan de maximale waarden voor klasse B

Uit de resultaten van de toetsing blijkt dat de sliblaag van alle trajecten bij toepassen in oppervlaktewater geclassificeerd is als klasse B. De onderliggende bodem varieert van vrij toepasbaar tot klasse B.

22\26



Verspreiden op aangrenzend perceel

Tabel 4.2 Resultaten toetsing Verspreiden op aangrenzend perceel

Traject Mengmonster Bodemlaag

Verspreidbaar

Bepalende parameter


MM1

Slib

Niet verspreidbaar

msPAF metalen

11

MM3

Slib

Verspreidbaar

-

12

MM5

Slib

Verspreidbaar

-


MM2

Klei

Verspreidbaar

-

11

MM4

Veen

Verspreidbaar

-

12

MM6

Veen

Verspreidbaar

-

12

MM7

Zand

Verspreidbaar

-

Toelichting: Verspreidbaar: voldoet aan de maximale waarden voor verspreiden op het aangrenzende perceel Niet verspreidbaar: voldoet niet aan de maximale waarden voor verspreiden op het aangrenzende perceel

Uit de resultaten van de toetsing blijkt dat de sliblaag van traject 10 niet verspreidbaar is op aangrenzend perceel. De sliblaag van traject 11 en 12 en de onderliggende vaste bodem van de trajecten 10, 11 en 12 zijn wel verspreidbaar op aangrenzend perceel.


23\26


Toepassen op landbodem

Tabel 4.3 Resultaten toetsing Toepassen op de landbodem

Traject Mengmonster Bodemlaag Toepasbaar

Bepalende parameter


MM1

Slib

Niet toepasbaar

Minerale olie (C10-C40)

11

MM3

Slib

Niet toepasbaar

Minerale olie (C10-C40)

12

MM5

Slib

Industrie

OCB’s

Vrij toepasbaar

-


MM2

Klei

11

MM4

Veen

Industrie

OCB’s

12

MM6

Veen

Wonen

Molybdeen (Mo)

12

MM7

Zand

Vrij toepasbaar

-

Toelichting: Vrij toepasbaar: Gemeten waarden voldoen aan de AW2000 Klasse wonen: Gemeten waarden voldoen aan de maximale waarden voor de bodemfunctieklasse wonen Klasse industrie: Gemeten waarden voldoen aan de maximale waarden voor de bodemfunctieklasse industrie Niet toepasbaar: Gemeten waarden voldoen niet aan de maximale waarden voor de bodemfunctieklasse industrie

Uit de resultaten van de toetsing blijkt dat de sliblaag van traject 10 en 11 niet toepasbaar op de landbodem is. De sliblaag van traject 10 is toepasbaar als klasse Industrie. De onderliggende vaste bodem varieert van vrij toepasbaar tot klasse Industrie.

5 Conclusies en aanbevelingen Tauw heeft in opdracht van ProRail een verkennend waterbodemonderzoek uitgevoerd in twee watergangen langs het spoortracé Hoekse Lijn in Schiedam. Het onderzoek betreft een kwalitatief onderzoek. De watergangen vallen binnen de gemeente Schiedam en liggen in het beheergebied van het hoogheemraadschap van Delfland. De aanleiding tot het uitvoeren van het onderzoek wordt gevormd door de voorgenomen planontwikkeling, waarbij het tracé De Hoekse Lijn overgedragen wordt van ProRail naar RET. Het bestaande baanlichaam wordt uitgebreid en de spoor-layout wordt aangepast. Om dit te realiseren zullen de bestaande watergangen worden gedempt.

24\26



Om civieltechnische redenen dient de aanwezige baggerspecie te worden verwijderd. Om de toepassingsmogelijkheden te bepalen dient de milieuhygiënische kwaliteit van de te verwijderen baggerspecie te worden bepaald. Daarnaast dient ook de milieuhygiënische kwaliteit van de vaste bodem (ontvangende bodem) te worden bepaald ten behoeve van de demping, omdat de kwaliteit van de ‘nieuwe toplaag’ bekend moet zijn in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. Op grond van het uitgevoerde waterbodemonderzoek is de kwaliteit van de baggerspecie en de vaste waterbodem in de betreffende watergangen onderzocht en vastgesteld. In tabel 5.1 en 5.2 zijn de resultaten samengevat weergegeven. Onderzoek sliblaag

Tabel 5.1 Resultaten waterbodemonderzoek (sliblaag)

Traject Monster Textuur Lengte (m) Klasse waterbodem Klasse landbodem

Verspreidbaar

10

MM1

Slib

Circa 355

B

Niet toepasbaar

Niet verspreidbaar

11

MM3

Slib

Circa 45

B

Niet toepasbaar

Verspreidbaar

12

MM5

Slib

Circa 75

B

Industrie

Verspreidbaar

Toelichting: Klasse waterbodem: Resultaten toetsing toepassen in oppervlaktewater (klasse: vrij toepasbaar, A, B niet toepasbaar) Klasse landbodem: Resultaten toetsing toepassen op de landbodem (klassen: vrij toepasbaar, wonen of industrie). Verspreidbaar: Resultaat geeft aan of de baggerspecie verspreidbaar is op het aangrenzende perceel (ms-PAF)

Onderzoek vaste bodem

Tabel 5.2 Resultaten waterbodemonderzoek (vaste bodem)

Traject Monster Textuur Waterbodem

Landbodem

Verspreidbaar

Ontvangende bodem

10

MM2

Klei

Vrij toepasbaar

Vrij toepasbaar

Verspreidbaar

AW2000

11

MM4

Veen

B

Industrie

Verspreidbaar

Klasse B

12

MM6

Veen

A

Wonen

Verspreidbaar

Klasse A

12

MM7

Zand

A

Vrij toepasbaar

Verspreidbaar

Klasse A

Toelichting: Waterbodem: Resultaten toetsing toepassen in oppervlaktewater (klasse: vrij toepasbaar, A, B niet toepasbaar) Landbodem: Resultaten toetsing toepassen op de landbodem (klassen: vrij toepasbaar, wonen of industrie). Verspreidbaar: Resultaat geeft aan of de baggerspecie verspreidbaar is op het aangrenzende perceel (ms-PAF) Ontvangende bodem: Resultaten toetsing vaste bodem als ontvangende bodem bij demping / aanvulling


25\26


Aanbevelingen Voor alle toepassingen in het kader van het Besluit Bodemkwaliteit geldt dat er sprake moet zijn van een nuttige en functionele toepassing. Voorafgaand aan de demping dient de te dempen watergang te worden gebaggerd. Op basis van de milieuhygiënische onderzoeksresultaten mag de baggerspecie van traject 11 en 12 op het aangrenzend perceel worden verspreid. Hierdoor zijn er alleen kosten voor het baggerwerk en niet voor vervoer en/of afzet. Op basis van de milieuhygiënische onderzoeksresultaten mag de baggerspecie van traject 10 niet op het aangrenzend perceel worden verspreid en zal dit afgevoerd moeten worden naar een erkend verwerker. Uit de toetsingsresultaten blijkt dat de kwaliteit van de vaste bodem (ontvangende waterbodem) varieert van vrij toepasbaar tot klasse B. Gezien de beperkte omvang van de te dempen watergangen wordt geadviseerd in alle trajecten schone grond toe te passen. Het bepalen van de bodemkwaliteit van de veenlaag van traject 10 en de kleilaag van traject 12 is dan niet nodig.

26\26


Bijlage

1



Bijlage I

Kerkbuurt

Schiedam

© Topografische Dienst Nederland, Emmen

Opdrachtgever

ProRail BV Project

Schiedam Hoekse Lijn Onderdeel


N 0

500

Schaal

Status

1 : 25.000

Definitief

Formaat

Projectnummer

A4-Portrait

1226819

Dat. 26.11.2014 11:49

Tekeningnummer

Getek. TDA

0 Gec. mmo

1000

1500m

Postbus 133 7400 AC Deventer Tel. (0570)699911 Fax (0570)699666

Bijlage

2

Situatietekening

1:7500


< 109

< 129

< 127 < 128

126 < 125 <

< 124

< 110 < 111 112 < 113 << 114 < < < 117 < 118 121 < 122 < 116 120 115 < < 123

< 108

< 107

< 119

0

Opdrachtgever

ProRail BV

Legenda <

Waterbodemmonster Trajectindeling

10

¬ «

Trajectnummering

< 106

25

´

50 m

Schaal

Status

1:1000

CO NCEP T

Project

Formaat

Projectnummer

Onderdeel

Datum 28-11-14

Tekeningnumme r

Sch iedam Hoekse L ijn Situ ering monsterpu nte n wa terb odemon derzoek

A3

Get.

Gec.

AAT

LUA

1226819

1


1226819_10001D.MXD

1:7500


< 109

< 108

< 105 < 107

< 106 < 104 < 101

< 103

< 102

< 100

0

Opdrachtgever

ProRail BV

Legenda <

Waterbodemmonster Trajectindeling

10

¬ «

Trajectnummering

25

´

50 m

Schaal

Status

1:1000

CO NCEP T

Project

Formaat

Projectnummer

Onderdeel

Datum 28-11-14

Tekeningnumme r

Sch iedam Hoekse L ijn Situ ering monsterpu nte n wa terb odemon derzoek

A3

Get.

Gec.

AAT

LUA

1226819

2


1226819_10002D.MXD

Bijlage

3

Toelichting Besluit bodemkwaliteit

Toetsingskader Besluit bodemkwaliteit Onderstaande teksten hebben uitsluitend betrekking op het generieke kader van het Besluit bodemkwaliteit.

Doel Besluit bodemkwaliteit Het doel van het Besluit bodemkwaliteit is: ‘milieuhygiënische voorwaarden stellen aan de toepassing van bouwstoffen, grond en baggerspecie ter bescherming van de bodem en het oppervlaktewater. De regels verschaffen tevens duidelijkheid over de mogelijkheden van hergebruik van afvalstoffen als bouwstof of als bodem’ (verwezen wordt naar hoofdstuk 1.2 van de Nota van toelichting, behorende bij het Besluit bodemkwaliteit). Reikwijdte Expliciet wordt gesteld dat het Besluit bodemkwaliteit bestemd is voor toepassingen van bouwstoffen, grond en baggerspecie. Het Besluit bodemkwaliteit is een Algemene maatregel van Bestuur waarin het toepassen van bouwstoffen, grond en bagger onder algemene regels kan worden uitgevoerd. Dit betekent dat er geen vergunningplicht is vanuit bijvoorbeeld de Wet milieubeheer (Wm) of de Waterwet (Wtw). Verder wordt binnen het Besluit bodemkwaliteit de mogelijkheid geboden grond en baggerspecie tijdelijk op te slaan onder algemene regels (zonder vergunning). Binnen het Besluit bodemkwaliteit wordt geen (nauwelijks) onderscheid gemaakt tussen grond en baggerspecie, zoals voorheen wel het geval was. Voor grond en baggerspecie is een integraal hoofdstuk opgenomen in het Besluit. Grond kan binnen het Besluit bodemkwaliteit niet als bouwstof worden toegepast. Naast de onderdelen bouwstoffen, grond en baggerspecie speelt de kwaliteitsborging in de gehele keten van het bodembeheer, KWALIBO, een belangrijke rol. Belangrijk hierbij is dat gedurende de stappen die materialen doorlopen in de bouwstofketen, de kwaliteit geborgd wordt en dat de stappen, en daarmee gegevens, achteraf achterhaald kunnen worden. In het Besluit bodemkwaliteit zijn voor de verschillende toepassingen van bouwstoffen, grond en baggerspecie generieke normen opgenomen. Voor een aantal toepassingen wordt onder een aantal voorwaarden de mogelijkheid geboden om door middel van een gebiedsspecifiek beleid af te wijken van de generieke normering. In paragraaf 4.6 wordt hierop verder ingegaan. Wanneer de algemene voorwaarden van het Besluit bodemkwaliteit van toepassing zijn, is er geen Wm- of Wvo-vergunningplicht. Ook wanneer een tijdelijke opslag volgens het Besluit bodemkwaliteit wordt ingericht, geldt geen Wm- of Wvo-vergunningsplicht (ook niet voor het lozen van ontwateringswater). Overige wetgeving voor het uitvoeren van handelingen blijven onverkort van toepassing (Flora- en Faunawet, et cetera). Wanneer er bouwstoffen, grond of baggerspecie worden toegepast of opgeslagen op of in sterk verontreinigde bodem, waarbij sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging, is het Besluit bodemkwaliteit niet van toepassing. Dit valt onder de Wet bodembescherming (Wbb) en de daarbijbehorende Circulaire Bodemsanering 2009. De toepassing of opslag dient te worden uitgevoerd binnen de reikwijdte of regels uit (de beschikking op) het saneringsplan. Opgemerkt wordt dat toepassingen van grond en baggerspecie dienen te worden uitgevoerd binnen een saneringsplan Wbb indien de toepassing plaatsvindt binnen een ernstig (en spoedeisende) deel van een saneringsgeval.

Randvoorwaarden gebruik Besluit bodemkwaliteit Om toepassingen binnen het Besluit bodemkwaliteit uit te kunnen voeren, zijn een aantal algemene voorwaarden van toepassing. Hieraan dient voorafgaande aan toepassing, verspreiding en/of opslag te worden getoetst. Dit zijn:   

Functionaliteit. Er moet sprake zijn van een functionele toepassing - dit geldt zowel voor grond en baggerspecie als voor bouwstoffen (zie art. 5) Nuttigheid. De toepassing moet nuttig zijn. Dit geldt voor grond en baggerspecie (zie art. 35) Zorgplicht. De zorgplicht is te allen tijde van toepassing - dit geldt zowel voor grond en baggerspecie als voor bouwstoffen (zie art. 7)

Het functionaliteitbeginsel houdt, volgens artikel 5, in dat een toepassing op de locatie van toepassing functioneel moet zijn en dat geen grotere hoeveelheid wordt toegepast dan volgens gangbare maatstaven nodig is. Bovendien moet de toepassing een duidelijk noodzaak hebben. Het is bijvoorbeeld niet toegestaan om een geluidswal aan te leggen in een gebied waar dit niet nodig is, of die hoger is dan nodig om het geluid te weren. Als een toepassing voldoet aan één van de negen toepassingen als benoemd in artikel 35 van het Besluit, kan de toepassing als nuttig worden beschouwd. In hoofdstuk 2, onder ‘nuttige toepassing’, is een overzicht opgenomen van de toepassingen die volgens het Besluit bodemkwaliteit als nuttig worden aangemerkt. De zorgplicht, zoals opgenomen in artikel 7, dient te voorkomen dat een toepassing van bouwstoffen, grond of baggerspecie nadelige gevolgen heeft voor het oppervlaktewater. Op basis van deze zorgplicht is het mogelijk aanvullende eisen te stellen aan een toepassing - bijvoorbeeld monitoring waterkwaliteit - die niet direct in het Besluit geregeld zijn. Voorbeelden zijn stoffen die niet genormeerd zijn in het Besluit bodemkwaliteit, zoals nutriënten, pH, doorzicht et cetera). Wanneer een toepassing hieraan niet voldoet kan dit leiden tot aanpassing van de toepassingseisen. De zorgplicht kan geen andere of aanvullende eisen stellen aan normen die wel in het Besluit bodemkwaliteit zijn vastgelegd. Baggerspecie Het Besluit bodemkwaliteit hanteert de volgende definitie van baggerspecie: Baggerspecie is materiaal, dat is vrijgekomen uit de bodem via het oppervlaktewater of de voor dat water bestemde ruimte en bestaat uit minerale delen met een maximale korrelgrootte van 2 mm en organische stof in een verhouding en met een structuur zoals deze in de bodem van nature worden aangetroffen, alsmede van nature in de bodem voorkomende schelpen en grind met een korrelgrootte van 2 tot 63 mm. Het Besluit stelt aanvullend op deze definitie dat een baggerspecie maximaal 20 gewichtsprocent bodemvreemd materiaal mag bevatten. Het gaat hierbij nadrukkelijk niet om bijmengingen van bodemvreemd materiaal in baggerspecie nadat het materiaal is afgegraven. Voor specifieke toepassingen kan het bevoegd gezag de toegestane hoeveelheid bodemvreemd materiaal verlagen of nadere regels stellen over soorten bodemvreemd materiaal, bijvoorbeeld voor gebieden met een bijzonder beschermingsniveau. Wanneer niet aan de definitie van baggerspecie wordt voldaan of wanneer het maximaal toegestane percentage bodemvreemd materiaal wordt overschreden, dan kan de baggerspecie niet worden toegepast in het kader van het Besluit. Door bijvoorbeeld te zeven kan het percentage bodemvreemd materiaal onder de 20 gewichtsprocent worden gebracht, zodat alsnog sprake is van grond of baggerspecie.

De normstelling is te verdelen in vijf toetsingskaders, drie voor het toepassen en twee voor het verspreiden van baggerspecie. Voor vier van de zes toepassings- en verspreidingsmogelijkheden is het mogelijk om locatiespecifiek beleid vast te stellen, op basis waarvan lokale bevoegde gezagen de toepassings- of verspreidingsmogelijkheden kan verruimen of juist op een hoger beschermingsniveau kan brengen. De vijf toetsingskaders van het Besluit bodemkwaliteit zijn weergegeven in tabel b1.

Tabel. b1Toetsingskader Besluit bodemkwaliteit

Nr. Toetsingskader

1

Toepassen op de landbodem*

#

Mogelijkheden toepassen/verspreiden

Toetsingswaarden

Vrij toepasbaar

AW 2000

Toepasbaar als bodemkwaliteitsklasse Wonen

MW Wonen

Toepasbaar als bodemkwaliteitsklasse Industrie

MW Industrie

Niet toepasbaar

2

Vrij toepasbaar

AW 2000

Toepassen op de bodem in

Toepasbaar als waterbodemkwaliteitsklasse A

MW klasse A

oppervlaktewater

Toepasbaar als waterbodemkwaliteitsklasse B

MW klasse B /

Niet toepasbaar

3

Vrij toepasbaar

AW 2000

Toepassen in een grootschalige

Toepasbaar

ETW en EMW en

bodemtoepassing

Toepasbaar na uitloogonderzoek

MW Industrie /

Niet toepasbaar

4

5

I-waarde (nat)

Verspreiden in oppervlaktewater

Vrij verspreidbaar

AW 2000

Verspreidbaar in zelfde watersysteem

MW zoet/zout

Niet verspreidbaar

I-waarde (nat)

Vrij verspreidbaar

AW2000

Verspreiden op het aangrenzende Verspreidbaar op aangrenzend perceel perceel

I-waarde (nat)

MW verspreiden en

Niet verspreidbaar

msPAF

Nooit verspreidbaar

I-waarde (droog)

Toelichting: *

: Tevens toetsing aan bodemfunctieklasse noodzakelijk (dubbele toets)

AW2000

: Achtergrondwaarde 2000, een vastgestelde normstelling voor gehalten aan stoffen zoals die voorkomen in de bodem van natuur- en landbouwgronden

MW Wonen

: Maximale waarde voor de bodemkwaliteitsklasse behorende bij de bodemfunctie wonen

MW Industrie

: Maximale waarde voor de bodemkwaliteitsklasse behorende bij de bodemfunctie industrie

I-waarde (nat)

: Interventiewaarde die geldt voor bodems onder oppervlaktewater of de voor oppervlaktewater

bestemde ruimte I-waarde (droog)

: Interventiewaarde die geldt voor landbodems

MW klasse A

: Maximale waarde voor de waterbodemkwaliteitsklasse A (95-percentiel van het

MW klasse B

: Maximale waarde voor de waterbodemkwaliteitsklasse B (interventiewaarde nat)

herverontreinigingsniveau van de Rijntakken; HVN)

ETW

: Emissietoetswaarde (toets samenstellingswaarde voor emissie)

EMW

: Emissiewaarde (op basis van uitloging)

ms-PAF

: Meer stoffen Potentieel Aangetaste Fractie van lagere organismen

MW zoet

: Maximale waarde voor het verspreiden van baggerspecie in zout oppervlaktewater (HVN)

MW zout

: Maximale waarde voor het verspreiden van baggerspecie in zout oppervlaktewater (ZBT)

Op de volgende pagina’s worden de vijf toetsingskaders puntsgewijs nader toegelicht. In de figuren op deze pagina’s is het toetsingskader schematisch samengevat. Hierin zijn tevens de mogelijkheden binnen gebiedsspecifiek beleid samengevat.

1. Toepassen op de landbodem Toetsingscriteria toe te passen baggerspecie  Algemeen: 

Voor de bodemfunctieklassen Wonen en Industrie zijn maximale waarden vastgesteld (zie



Bijlage B, tabel 1 van de Regeling) Gemeente heeft op bodemfunctiekaart vastgelegd waar de functies Wonen en Industrie van toepassing zijn

 



Voor de overige gebieden (of indien geen kaart is vastgesteld) geldt als maximale waarde de AW2000

Voor toetsing aan de maximale waarden worden de gehalten gemeten in het toe te passen materiaal gecorrigeerd naar standaardbodem (bodemtype correctie) conform bijlage G (formules I, generiek kader, of II, gebiedsspecifiek kader) van de Regeling Bodemkwaliteit. Bij toetsing van het toe te passen materiaal aan de AW2000 mogen 1 of meer stoffen (afhankelijk van aantal gemeten stoffen) licht verhoogd zijn ten opzichte van de AW2000 (het rekenkundig gemiddelde van een stof mag ten hoogste gelijk zijn aan tweemaal de AW2000 voor die stof) AW2000

Gen

Altijd toepasbaar

Max. waarde Functie wonen

Klasse wonen

GSB

AW2000

Max. waarde Functie Industrie

Klasse Industrie

Ruimte voor lokale max. waarde

Niet

Nooit toepasbaar

I-waarde Saneringslandbodem criterium

Toepassingseisen  Melding vijf dagen vooraf verplicht via centraal, digitaal meldpunt  Bij toepassing wordt naast aan de kwaliteit van het toe te passen materiaal zowel getoetst op de functie als op de actuele bodemkwaliteit (Uitzondering geldt voor toepassingen in bermen



van spoorwegen en van provinciale en rijkswegen: daar geldt altijd de max. waarde Industrie en geen toets ontvangende grond) Bij toetsing aan de kwaliteitsklasse van de ontvangende bodem aan de AW2000 en aan de bodemfunctie Wonen mogen één of meer stoffen (afhankelijk van aantal gemeten stoffen) licht verhoogd zijn ten opzichte van de maximale waarde van die klasse (het rekenkundig gemiddelde van deze stoffen mag ten hoogste gelijk zijn aan de AW2000 danwel de maximale waarde van de klasse Wonen plus de AW2000 voor die stof)

2. Toepassen in oppervlaktewater Toetsingscriteria toe te passen baggerspecie 

Algemeen:  Klassen A en B toepasbaar  Maximale waarde klasse A is afgeleid van herverontreinigingsgraad Rijntakken (P95 HVN 

Rijntakken) Maximale waarde klasse B:  Voor baggerspecie: I-waarde waterbodem 





Voor grond: per stof de strengste waarde van hetzij de I-waarde waterbodem hetzij de

maximale waarde voor de functie Industrie (zie toepassen op landbodem) Voor toetsing aan de maximale waarden worden de gehalten gemeten in het toe te passen materiaal gecorrigeerd naar standaardbodem (bodemtype correctie) conform bijlage G (formules III) van de Regeling Bodemkwaliteit Bij toetsing van het toe te passen materiaal aan de AW2000 mogen 1 of meer stoffen (afhankelijk van aantal gemeten stoffen) licht verhoogd zijn ten opzichte van de AW2000 (het rekenkundig gemiddelde van een stof mag ten hoogste gelijk zijn aan tweemaal de AW2000 voor die stof) HVN Rijntakken Klasse A

Gen.

Klasse B

Grond: < Industrie Bagger < I waterbodem Niet toepasbaar

Vrij toepasbaar Ruimte voor lokale max. waarden

GSB

AW2000

I-waarde waterbodem

Nooit toepasbaar

Saneringscriterium

Toepassingseisen  Melding vijf dagen vooraf verplicht via centraal, digitaal meldpunt  Bij toepassing wordt getoetst op zowel de kwaliteit van de ontvangende waterbodem als op de kwaliteit van het toe te passen materiaal  Bij toetsing van de ontvangende waterbodem aan de AW2000 mogen één of meer stoffen (afhankelijk van aantal gemeten stoffen) licht verhoogd zijn ten opzichte van de AW2000 (het rekenkundig gemiddelde van een stof mag ten hoogste gelijk zijn aan tweemaal de AW2000 voor die stof)

3. Toepassen in een Grootschalige bodemtoepassing Toetsingscriteria toe te passen baggerspecie  Materiaal in de Grootschalige bodemtoepassing moet zowel voldoen aan samenstellings- als aan emissie-eisen  Samenstellingseisen materiaal in Grootschalige bodemtoepassing:   

Voor landbodem (grond): maximaal MW Industrie In oppervlaktewater (bagger): maximaal I-waarden voor waterbodems Voor toetsing aan de samenstellingseisen worden de gehalten gemeten in het toe te passen materiaal gecorrigeerd naar standaardbodem (bodemtype correctie) conform



 

bijlage G (formules I, landbodem, of III, oppervlaktewater) van de Regeling Bodemkwaliteit Emissie-eisen materiaal in Grootschalige bodemtoepassing (alleen voor anorganische parameters):  Eerst snelle en eenvoudige toets aan emissietoetsingswaarden  Daarna zonodig kolomproef en toetsing aan emissiewaarden  Er gelden geen emissie-eisen bij een Grootschalige bodemtoepassing die onder het waterniveau is gelegen in combinatie met de toepassing baggerspecie uit beheersgebied (in dat geval gelden alleen de samenstellingseisen) Geen gebiedspecifiek kader mogelijk voor materiaal in Grootschalige bodemtoepassing Leeflaag: bovenste 0,5 meter moet voldoen aan generiek of gebiedspecifieke normstelling voor gebied waar toepassing ligt

Toepassingseisen  Melding vijf dagen vooraf verplicht via centraal, digitaal meldpunt  Toepassing moet herkenbaar en beheersbaar zijn  Toepassing moet blijvend geregistreerd en beheerd worden, er geldt echter geen verwijderingsplicht  Alleen de volgende handelingen (art. 35) mogen als Grootschalige Toepassing worden uitgevoerd:  Bouw- en wegconstructies waaronder wegen, spoorwegen, dijken, kades, geluidswallen  Afdekken van een saneringslocatie of een stortplaats met het oog op het voorkomen van nadelige gevolgen voor de omgeving  Ophogingen in waterbouwkundige constructies en voor het verondiepen en dempen van oppervlaktewater met het oog op de hoogwaterbescherming, de doelstellingen van artikel 14 van de Kaderrichtlijn water, de bevordering van de natuurwaarden en de vlotte en veilige afwikkeling van de scheepvaart  Aanvullingen, waaronder mede wordt verstaan de herinrichting en stabilisering van voormalige winplaatsen voor delfstoffen, of met het oog op onderhoud en herstel van de hierboven beschreven toepassingen  Volume minimaal 5.000 m3  Laagdikte toepassing tenminste 2 meter, met uitzondering van goed zichtbare objecten met aanwijsbare beheerder als wegen en spoorwegen, dan geldt minimaal 0,5 m1  Toepassing afdekken met leeflaag van tenminste 0,5 m1  Geen toets op kwaliteit ontvangende bodem

4 Verspreiding van baggerspecie in oppervlaktewater Toetsingscriteria toe te passen baggerspecie  Generiek kader voor wel of niet verspreidbaar: 

Voor zoet oppervlaktewater gelden maximale waarden afgeleid van



herverontreinigingsniveau in Rijntakken (P95 HVN Rijntakken) Voor zout oppervlaktewater gelden maximale waarden afgeleid van de Zoute Bagger Toets (ZBT)

 

 



Waterbeheerder kan verspreidingsvakken aanwijzen waaraan de toepasser zich moet houden (grip houden op morfologische situatie)

Bij verspreiding in zoet oppervlaktewater worden voor de toetsing de gehalten gemeten in het toe te passen materiaal gecorrigeerd naar standaardbodem (bodemtype correctie) conform bijlage G (formules III) van de Regeling Bodemkwaliteit Bij verspreiding in zout oppervlaktewater vindt geen bodemtype correctie plaats Bij toetsing van het toe te passen materiaal aan de AW2000 mogen één of meer stoffen (afhankelijk van aantal gemeten stoffen) licht verhoogd zijn ten opzichte van de maximale waarde van die klasse (het rekenkundig gemiddelde van een stof mag ten hoogste gelijk zijn aan tweemaal de AW2000 voor die stof) Bij toetsing aan de maximale waarde bij verspreiding in zout oppervlaktewater mogen de gehalten van maximaal twee niet-prioritaire stoffen, per stof ten hoogste 50 % hoger zijn dan de maximale waarde voor die stof Zoet: HVN Rijntakken Zout: ZBT

Gen.

Verspreidbaar in opp.

Niet verspreidbaar Nooit verspreidbaar

Vrij verspreidbaar Ruimte voor lokale max. waarden

GSB

AW2000

I-waarde waterbodem

Toepassingseisen  Melding vijf werkdagen vooraf verplicht via centraal, digitaal meldpunt  Verspreiden in oppervlaktewater betekent het terugbrengen van onderhoudsbagger in het dynamische deel van hetzelfde watersysteem  Verspreiding is niet toegestaan op uiterwaarden, gorzen, slikken et cetera (relatief kleine hoeveelheden uitgezonderd)  Kwaliteit ontvangende waterbodem speelt geen rol

5. Verspreiding van baggerspecie op het aangrenzende perceel Toetsingscriteria toe te passen baggerspecie  Normstelling wel of niet verspreidbaar gebaseerd op ms-PAF (meer stoffen Potentieel Aangetaste Fractie van lagere organismen) 

Bij toetsing van het toe te passen materiaal aan de AW2000 mogen 1 of meer stoffen (afhankelijk van aantal gemeten stoffen) licht verhoogd zijn ten opzichte van de maximale waarde van die klasse (het rekenkundig gemiddelde van een stof mag ten hoogste gelijk zijn



aan tweemaal de AW2000 voor die stof) Bij verspreiding op aangrenzende percelen worden voor de toetsing de gehalten gemeten in het toe te passen materiaal gecorrigeerd naar standaardbodem (bodemtype correctie) conform bijlage G (formules III) van de Regeling Bodemkwaliteit Ontvangstplicht

Altijd verspreidbaar

Verspreiden op aangrenzend perceel

AW2000

Niet verspreidbaar op aangrenzend perceel

msPAF metalen <50% msPAF organisch <20% Min.olie < 3.000 mg/kg d.s. Cd < 7,5 mg/kg d.s.

Toepassingseisen  Geen meldingsplicht vooraf  Te verspreiden op het gehele aan de watergang grenzende percelen (erven en gronden die door een weg, pad of ander werk of door een te smalle grondstrook om baggerspecie te ontvangen van de watergang worden gescheiden, worden als aan de watergang grenzend aangemerkt)  Kwaliteit ontvangende bodem speelt geen rol Vrijstellingen en uitzonderingen  In de regeling Vaststelling klasse-indeling baggerspecie is op dit moment uitgewerkt hoe onderscheid wordt gemaakt tussen verdachte en onverdachte waterbodems. Bij op de kant zetten van onverdachte bagger hoeft vooraf geen onderzoek naar de kwaliteit uitgevoerd te worden

Toelichting ms-PAF toetsing Voor metalen moet de ms-PAF lager zijn dan 50 % en voor organische stoffen lager dan 20 %. Daarnaast geldt voor minerale olie en voor een aantal metalen een samenstellingeis in plaats van de ms-PAF. In tabel 1 van bijlage B in de Regeling is aangegeven voor welke parameters de ms-PAF toets moet worden uitgevoerd en voor welke stoffen samenstelling eisen gelden. Voor het verspreiden van baggerspecie over aangrenzende percelen gelden de volgende voorwaarden: 

Voor onderhoudsspecie waarvan de kwaliteit voldoet aan de Maximale Waarden voor

  

verspreiden van baggerspecie over het aangrenzend perceel geldt de ontvangstplicht 9 De baggerspecie mag tot aan de perceelgrens worden verspreid Er hoeft niet te worden getoetst aan de kwaliteit van de ontvangende bodem De verspreiding over aangrenzende percelen hoeft niet te worden gemeld

De spreadsheet geeft de mogelijkheid om per stof de PAF, de ms-PAF-metalen en de ms-PAForganisch te berekenen conform de systematiek van het Besluit bodemkwaliteit. Daarbij dient te worden opgemerkt dat:  Gerapporteerde waarden beneden de detectiegrens zijn vermenigvuldigd met een factor 0,7  Niet gemeten stoffen die wel in de ms-PAF zitten worden ingevoerd als: 0,7 keer de bepalingsgrens van de AW2000 Voor de berekening of verspreiden op het aangrenzend perceel is toegestaan, zijn vier normen plus een algemene regel van toepassing:  Norm 1 ms-PAF-organisch <20 %  Norm 2 ms-PAF-metalen <50 %  Norm 3 Minerale olie <3.000 mg/kg d.s. (gestandaardiseerd)  Norm 4 Cadmium <7,5 mg/kg d.s. (gestandaardiseerd) Als algemene regel voor het verspreiden van grond en bagger geldt dat de interventiewaarden voor de landbodem mogen niet worden overschreden.

9

De ontvangstplicht wordt niet geregeld door het Besluit bodemkwaliteit, maar is gebaseerd op de Wet op de waterhuishouding 1901)

Bijlage

4

Boorprofielen

Legenda boorprofielen

1

monsterpunt nummer

0,00 t.o.v. MV

klei kleiig

Indicatieve geurzone

klei zwak fijnzandig

1 = zeer licht 2 = licht 3 = matig 4 = sterk 5 = zeer sterk leem siltig

leem matig zandig

0,10

G:

1

bovenkant peilbuis tov mv

monstercodering

-1,00 steekbusmonster grondwaterstand

fijn zand zandig

fijn zand sterk humeus

2

-2,00 peilbuis

Bijzonderheid matig grof zand

bodemluchtmonster

1 = zeer licht 2 = licht 3 = matig 4 = sterk 5 = zeer sterk

matig grof zand sterk humeus zwak kleiig

-3,00

3

casing zeer grof zand

bentoniet grind grindig

-4,00

filter

veen humeus

-5,00

arcering conform NEN 5104

grind

100

101

102

0,00 t.o.v. MV

-0,50

planten(1/fijn) sliblaag


grijs planten(1/fijn) sliblaag

grijs

grijs

1 1

zuigerb

zuigerb 1

veenbrokjes(2/m.grof)

zuigerb

bruin (donker) veenbrokjes(2/m.grof)

bruin (donker)

-1,00 veenbrokjes(2/m.grof)

bruin (donker)

2 2

2

-1,50

-2,00



103

104

105

0,00 t.o.v. MV

-0,50 planten(1/fijn) sliblaag


grijs


grijs

grijs

1 1

zuigerb

zuigerb

zuigerb

1

-1,00 veenbrokjes(2/m.grof) veenbrokjes(2/m.grof) veenbrokjes(2/m.grof)

bruin (donker)

bruin (donker)

bruin (donker) 2

2 2

-1,50

-2,00



106

107

108

0,00 t.o.v. MV

-0,50 planten(1/fijn) sliblaag

grijs planten(1/fijn) sliblaag


grijs

grijs

zuigerb zuigerb 1

zuigerb

-1,00 1 1


bruin (donker) bruin (donker) veenbrokjes(2/m.grof)

bruin (donker)

2

-1,50

2

2

-2,00



109

110

111

0,00 t.o.v. MV

planten(2/m.grof) sliblaag


grijs (donker) 1

grijs (donker) 1

-0,50 zuigerb

sliblaag

grijs

bruin

zuigerb

-1,00

zuigerb

2

bruin

2

1

bruin (donker)

-1,50

2

-2,00



112

113

114

0,00 t.o.v. MV



grijs (donker) planten(2/m.grof) sliblaag

grijs (donker) 1 1

grijs (donker) 1

-0,50

zuigerb zuigerb

zuigerb bruin

bruin

bruin

2 2

2

-1,00

-1,50

-2,00



115

116

117

0,00 t.o.v. MV


grijs (donker) planten(2/m.grof) sliblaag


1 zuigerb

grijs (donker)

grijs (donker) 1 1

-0,50

zuigerb bruin

zuigerb bruin bruin

2

2 2

-1,00

-1,50

-2,00



118

119

120

0,00 t.o.v. MV planten(3/fijn) sliblaag


grijs (donker)


1

1

grijs (donker) bruin grijs

1

zuigerb edelman

-0,50 zuigerb

zuigerb 2

bruin

2

bruin

2

-1,00

-1,50

-2,00



121

122

123


planten(3/fijn) sliblaag 1


1

zuigerb edelman

zuigerb edelman

bruin grijs


1

bruin grijs

bruin grijs

-0,50 2

2

zuigerb edelman

2

-1,00

-1,50

-2,00



124

125

126




1 1 zuigerb edelman

zuigerb edelman bruin grijs

1

bruin grijs


bruin grijs

-0,50 2

zuigerb edelman

2

2

-1,00

-1,50

-2,00



127

128

129

0,00 t.o.v. MV planten(3/fijn) sliblaag 1



1 1

zuigerb edelman veenbrokjes(1/m.grof)

zuigerb edelman

zuigerb edelman

bruin grijs

bruin grijs


-0,50

bruin grijs

veenbrokjes(1/m.grof) 2

2 2

-1,00

-1,50

-2,00



Bijlage

5

Toetsingsresultaten

Toetsingskader ‘toepassen in oppervlaktewater’ Monsteromschrijving Diepte

Eindoordeel (BoToVa)

Bepalende parameter(s)

MM1 Sliblaag 100 tm

Toepasbaar als klasse B

alfa-endosulfan,alfa-HCH,aldrin,koper (Cu),gamma-

0-0,8

109

HCH (lindaan),isodrin,minerale olie (C10-C40),lood (Pb),HCH (som, 0.7 factor),Chloordaan (som, 0.7 factor),telodrin

MM2 Kleilaag 100 tm

0,3-1,3

Vrij toepasbaar

0-0,3


107 MM3 Sliblaag 110 tm

alfa-HCH,aldrin,isodrin,Chloordaan (som, 0.7

119

factor),telodrin

MM4 Veenlaag 110 tm 0,2-0,7


isodrin,Chloordaan (som, 0.7 factor),telodrin

0-0,3


alfa-HCH,aldrin,isodrin,Chloordaan (som, 0.7

0,2-0,6

Toepasbaar als klasse A

molybdeen (Mo)

0,2-0,6

Toepasbaar als klasse A

PCB-138,PCB-153,PCB (7) (som, 0.7 factor),zink (Zn)

119 MM5 Sliblaag 120 tm 129 MM6 Veenlaag 125,

factor),telodrin

127, 128 en 129 MM7 Zandlaag 122, 123, 124 en 126

TTT - BBK WBO in oppervlaktewater standaard bodem Datum: 24 nov 2014

Lutum

25%

Humus

10% wAW

wA

gIn

wB

barium (Ba)

190

395

920

625

cadmium (Cd)

0,6

4

4,3

14

kobalt (Co)

15

25

190

240

koper (Cu)

40

96

190

190

kwik (Hg)

0,15

1,2

4,8

10

lood (Pb)

50

138

530

580

molybdeen (Mo)

1,5

5

190

200

nikkel (Ni)

35

50

100

210

zink (Zn)

140

563

720

2000

1,5

9

40

40

PCB-28

0,0015

0,014

-

-

PCB-52

0,002

0,015

-

-

PCB-101

0,0015

0,023

-

-

PCB-118

0,0045

0,016

-

-

METALEN


GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN

Lutum

25%

Humus

10% wAW

wA

gIn

wB

PCB-138

0,004

0,027

-

-

PCB-153

0,0035

0,033

-

-

PCB-180

0,0025

0,018

-

-

PCB's (som 7)

0,02

0,139

0,5

1

chloordaan (som)

0,002

-

0,1

4

DDT (som)

-

-

1

-

DDE (som)

-

-

1,3

-

DDD (som)

-

-

34

-

aldrin

0,0008

0,0013

-

-

dieldrin

0,008

0,008

-

-

endrin

0,0035

0,0035

-

-

alfa-endosulfan

0,0009

0,0021

0,1

4

alfa-HCH

0,001

0,0012

0,5

-

beta-HCH

0,002

0,0065

0,5

-

gamma-HCH (lindaan)

0,003

0,003

0,5

-

HCH-verbindingen (som)

0,01

0,01

-

2

heptachloor

0,0007

0,004

0,1

4

heptachloorepoxide (som)

0,002

0,004

0,1

4

isodrin

0,001

-

-

-

telodrin

0,0005

-

-

-

190

1250

500

5000

BESTRIJDINGSMIDDELEN


wAW:


wA:

Klasse A [mg/kg ds]

gIn:


wB:

Klasse B [mg/kg ds]


Toetsingskader ‘toepassen op landbodem’ Monsteromschrijving Diepte



MM1 Sliblaag 100 tm

0-0,8

Niet toepasbaar


0,3-1,3

Vrij toepasbaar

0-0,3

Niet toepasbaar


Toepasbaar als klasse Industrie

alfa-endosulfan,alfa-HCH,heptachloor,Chloordaan

109 MM2 Kleilaag 100 tm 107 MM3 Sliblaag 110 tm 119 MM4 Veenlaag 110 tm 0,2-0,7 119

(som, 0.7 factor)

MM5 Sliblaag 120 tm

0-0,3

Toepasbaar als klasse Industrie

129

alfa-endosulfan,alfa-HCH,heptachloor,Chloordaan (som, 0.7 factor)

MM6 Veenlaag 125,

0,2-0,6


0,2-0,6

Vrij toepasbaar

molybdeen (Mo)

127, 128 en 129 MM7 Zandlaag 122, 123, 124 en 126

*:

Emissietoetswaarde. Geeft aan of de emissietoetswaarde wordt overscheden

schoon:

gehalten voldoen aan de AW2000

wonen:

gehalten voldoen aan de maximale waarde voor de bodemkwaliteitsklasse wonen

industrie:

gehalten voldoen aan de maximale waarde voor de bodemkwaliteitsklasse industrie

TTT - BBK WBO op landbodem standaard bodem Datum: 24 nov 2014

Lutum

25%

Humus

10% gAW

gWo

gIn

barium (Ba)

-

550

920

cadmium (Cd)

0,6

1,2

4,3

kobalt (Co)

15

35

190

koper (Cu)

40

54

190

kwik (Hg)

0,15

0,83

4,8

lood (Pb)

50

210

530

molybdeen (Mo)

1,5

88

190

nikkel (Ni)

35

39

100

zink (Zn)

140

200

720

1,5

6,8

40

0,02

0,04

0,5

METALEN



Lutum

25%

Humus

10% gAW

gWo

gIn

chloordaan (som)

0,002

0,002

0,1

DDT (som)

0,2

0,2

1

DDE (som)

0,1

0,13

1,3

DDD (som)

0,02

0,84

34

alfa-endosulfan

0,0009

0,0009

0,1

alfa-HCH

0,001

0,001

0,5

beta-HCH

0,002

0,002

0,5

gamma-HCH (lindaan)

0,003

0,04

0,5

heptachloor

0,0007

0,0007

0,1

heptachloorepoxide (som)

0,002

0,002

0,1

190

190

500

BESTRIJDINGSMIDDELEN


gAW:


gWo:

Klasse wonen [mg/kg ds]

gIn:



Toetsingskader ‘Verspreiden op aangrenzend perceel’ Monsteromschrijving Diepte



MM1 Sliblaag 100 tm

0-0,8

Niet verspreidbaar

msPAF metalen

0,3-1,3

Verspreidbaar

0-0,3

Verspreidbaar

109 MM2 Kleilaag 100 tm 107 MM3 Sliblaag 110 tm 119 MM4 Veenlaag 110 tm 0,2-0,7

Verspreidbaar

119 MM5 Sliblaag 120 tm

0-0,3

Verspreidbaar

0,2-0,6

Verspreidbaar

0,2-0,6

Verspreidbaar

129 MM6 Veenlaag 125, 127, 128 en 129 MM7 Zandlaag 122, 123, 124 en 126

Bijlage

6

Analysecertificaten


Tauw Nederland B.V. Malou van Meer POSTBUS 133 7400 AC DEVENTER Datum Relatienr Opdrachtnr.

20.11.2014 35003840 469342

ANALYSERAPPORT Opdracht 469342 Waterbodem

Uw referentie



Opdrachtgever

Opdrachtgever

14.11.14


DOC-13-6831736-NL-P1






Monsteromschrijving

783940 783951 783960 783971 783982

MM1 Sliblaag 100 tm 109 MM2 Kleilaag 100 tm 107 MM3 Sliblaag 110 tm 119 MM4 Veenlaag 110 tm 119 MM5 Sliblaag 120 tm 129

14.11.2014 14.11.2014 14.11.2014 14.11.2014 14.11.2014

Eenheid

783940

783951


783971

783982


783960


Algemene monstervoorbehandeling Voorbehandeling waterbodem

-++

-++

-++

-++

-++

-54,7 -<5,0

-25,5 -<5,0

-26,8 -<5,0

-29,9

Droge stof

%

IJzer (Fe2O3)

% Ds

-47,8 -<5,0

Organische stof

% Ds

7,9--

Gloeirest

% Ds

-90

-88

-78

-61

-81


% Ds

-7,7

-4,2

-3,7

-5,3

-4,9

Fractie < 2 µm

% Ds

-30

-37

-26

-16

-25

Fractie < 16 µm

% Ds

-51

-65

-43

-39

-39

-++

-++

-++

-++

-++

mg/kg Ds

-170

-130

-120

-67

-210

Cadmium (Cd)

mg/kg Ds mg/kg Ds

Koper (Cu)

mg/kg Ds

Kwik (Hg)

mg/kg Ds

Lood (Pb)

mg/kg Ds

Molybdeen (Mo)

mg/kg Ds

Nikkel (Ni)

mg/kg Ds

Zink (Zn)

mg/kg Ds

-0,27 -9,5 -22 -<0,05 -30 -<1,5 -31 -110

-1,5 -8,8 -55 -<0,05 -130 -3,2 -27 -450

-0,29 -8,7 -10 -<0,05 -22 -3,9 -21 -83

-0,85

Kobalt (Co)

-2,1 -9,8 -140 -0,19 -150 -3,7 -33 -580

mg/kg Ds

-<0,050

-<0,050

<0,20--

<0,20--

-0,43

Benzo(a)anthraceen

mg/kg Ds mg/kg Ds


mg/kg Ds

Benzo-(a)-Pyreen

mg/kg Ds

Chryseen

mg/kg Ds

Fenanthreen

mg/kg Ds

Fluorantheen

mg/kg Ds


mg/kg Ds

Naftaleen

mg/kg Ds


mg/kg Ds

-<0,050 -<0,050 -<0,050 -<0,050 -<0,050 -<0,050 -<0,050 -<0,050 -<0,050 #) 0,35--

-0,47 -0,43 -0,29 -0,71 -0,63 -0,51 -3,1 -0,51 ts) <0,20-#) 6,9--

ts) <0,20-ts) <0,20-ts) <0,20-ts) <0,20-ts) <0,20-ts) <0,20--0,33 ts) <0,20-ts) <0,20-#) 1,6--

-0,60

Benzo(ghi)peryleen

-0,29 -0,33 -0,23 -0,56 -0,48 -0,48 -1,5 -0,38 -<0,050 #) 4,3--

-<5,0


x)

9,4--

x)

20,2--

x)

37,9--

x)

17,3--



-5,6 -33 -<0,05 -36 -2,5 -15 -140

PAK (AS3000)

DOC-13-6831736-NL-P2

Anthraceen

ts)

ts)

ts)

<0,20--

-0,27 -0,64 -0,60 -0,54 -1,7 -0,28 ts)

<0,20--

#)

5,3-Blad 2 van 8





Monsteromschrijving

783993 783998

MM6 Veenlaag 125, 127, 128 en 129 MM7 Zandlaag 122, 123, 124 en 126

14.11.2014 14.11.2014

Eenheid

783993

783998

MM6 Veenlaag 125, 127, 128 en 129

MM7 Zandlaag 122, 123, 124 en 126

-++

-++ -70,7

Algemene monstervoorbehandeling Voorbehandeling waterbodem Droge stof

%

IJzer (Fe2O3)

% Ds

-27,9 -<5,0

Organische stof

% Ds

25,7--

Gloeirest

% Ds

-73

-99


% Ds

-4,5

-3,5

Fractie < 2 µm

% Ds

-19

-2,0

Fractie < 16 µm

% Ds

-34

-4,1

-++

-++

mg/kg Ds

-53

-51

Cadmium (Cd)

mg/kg Ds

-0,31

Kobalt (Co)

mg/kg Ds

Koper (Cu)

mg/kg Ds

Kwik (Hg)

mg/kg Ds

Lood (Pb)

mg/kg Ds

Molybdeen (Mo)

mg/kg Ds

Nikkel (Ni)

mg/kg Ds

Zink (Zn)

mg/kg Ds

-<0,20 -<3,0 -9,7 -<0,05 -13 -4,3 -11 -30

-<5,0


x)

0,9--



-3,9 -13 -<0,05 -18 -<1,5 -9,5 -68

PAK (AS3000) mg/kg Ds

<0,20--

ts)

-<0,050

Benzo(a)anthraceen

mg/kg Ds

-<0,050

Benzo(ghi)peryleen

mg/kg Ds


mg/kg Ds

Benzo-(a)-Pyreen

mg/kg Ds

Chryseen

mg/kg Ds

Fenanthreen

mg/kg Ds

Fluorantheen

mg/kg Ds


mg/kg Ds

Naftaleen

mg/kg Ds


mg/kg Ds

ts) <0,20-ts) <0,20-ts) <0,20-ts) <0,20-ts) <0,20-ts) <0,20-ts) <0,20-ts) <0,20-ts) <0,20-#) 1,4--

DOC-13-6831736-NL-P3

Anthraceen

-<0,050 -<0,050 -<0,050 -<0,050 -<0,050 -0,11 -<0,050 -<0,050 #)

0,43--





Eenheid

783940

783951


783971

783982


783960



mg/kg Ds

-1530

-140

-1140 ts)

ts)

<140--

-<3 -<3 --9 -22 -35 -42 -22 -<5

<12--18 -78 -200 -290 -270 -200 -67

ts) <12-ts) <12-ts) <16-ts) <20-ts) <20--29 ts) -<20 ts) <20--

-150 ts)


mg/kg Ds


mg/kg Ds


mg/kg Ds


mg/kg Ds


mg/kg Ds


mg/kg Ds


mg/kg Ds


mg/kg Ds

-<3 -25 -79 -230 -420 -380 -290 -110

<9--

mg/kg Ds

-<0,0010

-<0,0010

-<0,0010

-<0,0010

-<0,0010

PCB 52

mg/kg Ds mg/kg Ds

PCB 118

mg/kg Ds

PCB 138

mg/kg Ds

PCB 153

mg/kg Ds

PCB 180

mg/kg Ds


mg/kg Ds

-<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -0,0026 -<0,0010 -<0,0010 #) -0,0068

-<0,0010 -0,0075 -0,0047 -0,013 -0,012 -0,0082 #) -0,047

-<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 #) -0,0049

-<0,0010

PCB 101

-<0,0010 -0,0042 -0,0031 -0,0067 -0,0084 -0,0063 #) -0,030


mg/kg Ds

<0,0050--

m)

-<0,0010

<0,0050--

m)

<0,0050--

m)

<0,0050--


mg/kg Ds

<0,0050--

m)

-<0,0010

<0,0050--

m)

<0,0050--

m)

<0,0050--


mg/kg Ds

#)

0,0070--

#)

0,0070--

#)

0,0070--

0,0070--


mg/kg Ds

<0,0050--

mg/kg Ds

m)

ts)

<9--

ts)

<12--

-33 -43 -37 ts)

<15--

ts)

<15--


4,4-DDE (para, para-DDE) Som DDE (Factor 0,7) 2,4-DDT (ortho, para-DDT) 4,4-DDT (para, para-DDT)

<0,0050--

#)

mg/kg Ds

0,0070--

mg/kg Ds

m)

<0,0050--

mg/kg Ds

m)

<0,0050--

mg/kg Ds

m)

<0,0050--

mg/kg Ds

m)

<0,0050--

mg/kg Ds

m)

<0,0050--

mg/kg Ds

m)

<0,0050--

mg/kg Ds

m)

Dieldrin Endrin Isodrin Telodrin Som Drins (STI) (Factor 0,7) alfa-HCH beta-HCH gamma-HCH delta-HCH

<0,0050--

#)

mg/kg Ds

0,011--

mg/kg Ds

m)

<0,0050--

mg/kg Ds

m)

<0,0050--

mg/kg Ds

m)

<0,0050--

mg/kg Ds

m)

<0,0050--

-0,0054 -<0,0010 #)

0,015--

m)

m) #)

m)

<0,0050--

m)

<0,0050--

-<0,0010

m)

<0,0050--

m)

<0,0050--

m)

<0,0050--

#)

0,0070--

#)

0,0070--

0,0070--

-<0,0010

m)

<0,0050--

m)

<0,0050--

m)

<0,0050--

-<0,0010

m)

m)

<0,0050--

#)

0,0070--

#)

0,0014--

0,0042--

0,021--

-0,0060

<0,0050--

#)


-<0,0010

-<0,0010

0,0014--

0,0070--

Aldrin

0,0014--

#)

mg/kg Ds


DOC-13-6831736-NL-P4

m)

#)

-<0,0010

<0,0050--

#)

0,0070--

#)

<0,0050--

m)

#)

m)

#)

0,0070--

0,021--

#)

0,021--

#)

0,021--

-<0,0010

m)

<0,0050--

m)

<0,0050--

m)

<0,0050--

-<0,0010

m)

<0,0050--

m)

<0,0050--

<0,0050--

-<0,0010

m)

<0,0050--

m)

<0,0050--

m)

<0,0050--

-<0,0010

m)

<0,0050--

m)

<0,0050--

<0,0050--

-<0,0010

m)

m)

m)

<0,0050--

#)

<0,0050--

<0,0050--

#)

#)

m)

m)

#)

0,011--

#)

0,011--

0,011--

-<0,0010

m)

<0,0050--

m)

<0,0050--

m)

<0,0050--

-<0,0010

m)

<0,0050--

m)

<0,0050--

<0,0050--

-<0,0010

m)

<0,0050--

m)

<0,0050--

m)

<0,0050--

-<0,0010

m)

m)

<0,0050--

0,0021--

<0,0050--

<0,0050--

#)

m)

m)





Eenheid

783993

783998

MM6 Veenlaag 125, 127, 128 en 129

MM7 Zandlaag 122, 123, 124 en 126

mg/kg Ds

-290

-<35


mg/kg Ds

-<3


mg/kg Ds


mg/kg Ds


mg/kg Ds


mg/kg Ds


mg/kg Ds


mg/kg Ds


mg/kg Ds

ts) <12-ts) <12-ts) <16--20 -100 -90 -57 ts) <20--

mg/kg Ds

-<0,0010

-<0,0010

PCB 52

mg/kg Ds

-<0,0010

PCB 101

mg/kg Ds

PCB 118

mg/kg Ds

PCB 138

mg/kg Ds

PCB 153

mg/kg Ds

PCB 180

mg/kg Ds


mg/kg Ds

-<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 #) 0,0049--

0,0069--


mg/kg Ds

-<0,0010

-<0,0010


mg/kg Ds

-<0,0010


mg/kg Ds

0,0014--

0,0014--


mg/kg Ds

-<0,0010

-<0,0010

4,4-DDE (para, para-DDE)

mg/kg Ds

-<0,0010

-<0,0010


-<3 -<4 -<5 --9 --9 -<5 -<5


#)

-<0,0010 -0,0016 -0,0018 -<0,0010 #)

-<0,0010 #)

#)

Som DDE (Factor 0,7)

mg/kg Ds

0,0014--

0,0014--

2,4-DDT (ortho, para-DDT)

mg/kg Ds

-<0,0010

-<0,0010

4,4-DDT (para, para-DDT)

mg/kg Ds

-<0,0010

-<0,0010


mg/kg Ds

#) 0,0014-#) 0,0042--<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 #) 0,0021--<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -<0,0010


DOC-13-6831736-NL-P5

#)

-<0,0010

Aldrin

mg/kg Ds

Dieldrin

mg/kg Ds

Endrin

mg/kg Ds

Isodrin

mg/kg Ds

Telodrin

mg/kg Ds

Som Drins (STI) (Factor 0,7)

mg/kg Ds

alfa-HCH

mg/kg Ds

beta-HCH

mg/kg Ds

gamma-HCH

mg/kg Ds

delta-HCH

mg/kg Ds

#)

0,0014--

#)

0,0042--

-<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 #)

0,0021--

-<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 Blad 5 van 8





Eenheid

783940

783951


783971

783982


783960


Pesticiden (OCB's) 0,014--

mg/kg Ds

m)

<0,0050--

mg/kg Ds

m)

<0,0050--


mg/kg Ds

#)

0,0070--


mg/kg Ds

<0,0050--

mg/kg Ds

m)

<0,0050--

mg/kg Ds

#)

0,0070--

mg/kg Ds

<0,0050--

mg/kg Ds

m)

cis-Chloordaan trans-Chloordaan

trans-Heptachloorepoxide Som cis/transHeptachloorepoxide (Factor 0,7) Heptachloor alfa-Endosulfan

DOC-13-6831736-NL-P6

#)

mg/kg Ds


m)

m)

<0,0050--

#)

0,014--

#)

0,014--

#)

0,014--

-<0,0010

m)

<0,0050--

m)

<0,0050--

m)

<0,0050--

-<0,0010

m)

<0,0050--

m)

<0,0050--

<0,0050--

#)

#)

0,0028--

#)

#)

m) #)

0,0014--

0,0070--

0,0070--

0,0070--

-<0,0010

<0,0050--

m)

<0,0050--

m)

<0,0050--

-<0,0010

m)

<0,0050--

m)

<0,0050--

m)

<0,0050--

#)

#)

#)

m)

#)

0,0014--

0,0070--

0,0070--

0,0070--

-<0,0010

<0,0050--

m)

<0,0050--

m)

<0,0050--

-<0,0010

m)

m)

m)

<0,0050--

<0,0050--

m)

<0,0050--





Eenheid

783993

783998

MM6 Veenlaag 125, 127, 128 en 129

MM7 Zandlaag 122, 123, 124 en 126

Pesticiden (OCB's) #)

#)


mg/kg Ds

0,0028--

0,0028--

cis-Chloordaan

mg/kg Ds

-<0,0010

-<0,0010

trans-Chloordaan

mg/kg Ds

-<0,0010

-<0,0010


mg/kg Ds


mg/kg Ds

trans-Heptachloorepoxide

mg/kg Ds

Som cis/transHeptachloorepoxide (Factor 0,7) Heptachloor

mg/kg Ds

#) 0,0014--<0,0010 -<0,0010 #) 0,0014--

mg/kg Ds

-<0,0010

-<0,0010

mg/kg Ds

-<0,0010

-<0,0010

alfa-Endosulfan

#)

0,0014--

-<0,0010 -<0,0010 #)

0,0014--


DOC-13-6831736-NL-P7







Carbonaten dmv asrest Fractie < 16 µm Koolwaterstoffractie C10-C12 Koolwaterstoffractie C12-C16 Koolwaterstoffractie C16-C20 Koolwaterstoffractie C20-C24 Koolwaterstoffractie C24-C28 Koolwaterstoffractie C28-C32 Koolwaterstoffractie C32-C36 Koolwaterstoffractie C36-C40

Gelijkwaardig aan NEN 5739: n)IJzer (Fe2O3) Glw. NEN-ISO 11465;cf. NEN-EN 12880; cf. AS3000:Droge stof Protocollen AS 3000: Som DDD (Factor 0,7) Som DDE (Factor 0,7) Som DDT (Factor 0,7) Som DDT/DDE/DDD (Factor 0,7) Isodrin Telodrin Som Drins (STI) (Factor 0,7) Som HCH (STI) (Factor 0,7) Som Chloordaan (Factor 0,7) Som cis/trans-Heptachloorepoxide (Factor 0,7)Heptachloor alfa-Endosulfan Protocollen AS 3000 / Protocollen AS 3200: Organische stof Koningswater ontsluiting Gloeirest Molybdeen (Mo) Zink (Zn) Barium (Ba) Koper (Cu) Kobalt (Co) Lood (Pb) Kwik (Hg) Cadmium (Cd) Nikkel (Ni) Som PAK (VROM) (Factor 0,7) Fractie < 2 µm Som PCB (7 Ballschmiter) (Factor 0,7) Protocollen AS 3200: Voorbehandeling waterbodem Koolwaterstoffractie C10-C40

DOC-13-6831736-NL-P8





DOC-13-6831831-NL-P1





DOC-13-6831831-NL-P2

Chromatogram for Order No. 469342, Analysis No. 783951, created at 19.11.2014 12:30:40 Monsteromschrijving: MM2 Kleilaag 100 tm 107




DOC-13-6831831-NL-P3





DOC-13-6831831-NL-P4

Chromatogram for Order No. 469342, Analysis No. 783971, created at 19.11.2014 09:43:58 Monsteromschrijving: MM4 Veenlaag 110 tm 119




DOC-13-6831831-NL-P5





DOC-13-6831831-NL-P6

Chromatogram for Order No. 469342, Analysis No. 783993, created at 19.11.2014 09:43:58 Monsteromschrijving: MM6 Veenlaag 125, 127, 128 en 129




DOC-13-6831831-NL-P7

Chromatogram for Order No. 469342, Analysis No. 783998, created at 19.11.2014 09:43:58 Monsteromschrijving: MM7 Zandlaag 122, 123, 124 en 126



Bijlage

7

Notitie spoorgebonden processen

Invloed diffuse spoorgebonden processen op de bodemkwaliteit van spoorgronden Inleiding In deze notitie wordt ingegaan op spoorgebonden (verontreinigings-)processen en hun invloed op de bodemkwaliteit. Per stof of stofgroep is het proces beschreven en het typische signaal in de bodem. De stoffen zijn behandeld in geprioriteerde volgorde.

Diffuse verontreinigingsprocessen treden langs het spoor voortdurend op en domineren daarom in 1 veel gevallen lokale (eenmalige) processen. In 1998 heeft generiek onderzoek plaatsgevonden, waarmee voor een aantal stoffen de invloed van de spoorwegen op de omgeving is gemodelleerd. De volgende diffuse processen zijn hiermee aangetoond: • Koper is afkomstig van slijtende bovenleidingen. • Zink komt eveneens door slijtage vanaf de spoorbanen. • Nikkel komt mee met ijzerstof als gevolg van slijtage van de spoorbaan en wielbanden. • PAK komt (historisch) van gecreosoteerde dwarsliggers en (diesel)treinen. Lokaal kan PAKverontreiniging ontstaan door uitloging uit oude ballast en kool- / sintelhoudende ophooglagen. • Arseen kan samen met ijzerstof vanuit het grondwater neerslaan in ijzer(hydr)oxiden. • Minerale olie komt in de spoorgronden voor als gevolg van lekkende locomotieven en smeeroliën. Meer lokaal kan olieverontreiniging voorkomen uit voormalige opslagtanks, lozingen / morsen en schoonmaak / onderhoud. • Bestrijdingsmiddelen komen in de (water)bodem voor door het geregeld toepassen van onkruidverdelgers door ProRail ter plaatse van spoorbermen en sloten. Koper Diffuse koperverontreiniging is prominent aanwezig langs de spoorbaan en wordt veroorzaakt door slijtage van de koperen bovenleiding. Uit modelmatige onderzoeken komt naar voren, dat de invloed van de slijtage op de bodemkwaliteit exponentieel afneemt verder van het spoor af; circa 40% van de koperemissie vindt plaats binnen een strook tot 5 meter uit het spoor. Resultaten uit de onderzoekspraktijk van de SBNS bevestigen de modellen en laten ook nog zien, dat de overheersende windrichting (vanuit het westen en zuidwesten) een belangrijke factor kan zijn (met een grotere/verdere invloed tot 20 meter aan de oostzijde van het spoor). Uiteraard doet het bovenstaande proces zich alleen voor langs geëlektrificeerde spoortracés.

1. “Bodemverontreiniging vrije baan door spoorwegstof en spoorwegmaterialen”, NS Technisch Onderzoek projectnummer 7150029; SBNS-referentie JR0643; maart 1998.

Een andere specifiek met het spoorgebruik samenhangende bron voor koper zijn bijmengingen aan bodemvreemd materiaal (zie figuur 3.4). Deze bijmengingen zijn in het verleden binnen de spoorzone vaak hergebruikt als dempings- of ophoogmateriaal. Bijmengingen kunnen hogere koperconcentraties bevatten en als gevolg van een hogere oppervlaktelading kunnen bijmengingen tevens zorgen voor retardatie van koper in de bovengrond. Afhankelijk van chemische en fysische bodemparameters kan koper zich ook verspreiden naar de ondergrond en in het grondwater. Tot slot komt koper nog in spoorstaal voor als spoorelement. Figuur: Slijtage van de bovenleiding. Het geeft hierbij geen specifieke eigenschappen (in tegenstelling tot de hierna behandelde metalen), maar komt wel constant vrij bij slijtage van het spoor. Zink en nikkel Zink wordt in enkele gewichtsprocenten aan spoorstaal toegevoegd om corrosie tegen te gaan. Ook nikkel is toegevoegd om de legering niet magnetisch en vervormbaar te maken, alsook een hoge bestendigheid te geven. Door het spoorgebruik slijten spoorstaven (en de treinwielen), waarbij deze metalen samen met ijzerslijpsel op de bodem terechtkomen. Langdurig spoorgebruik zorgt voor een constante levering van metaalhoudend slijpsel naar het ballastbed en de bodem, waarna oxidatie optreedt en metaalhydroxides vrijkomen. Door verschillen in chemisch gedrag is de impact van het spoorgebruik per metaal op de bodemkwaliteit verschillend. Zink komt hierbij het meeste voor in vaste vorm in de bovenste bodemlagen als zink(hydr)oxides, terwijl nikkel meer voorkomt in het grondwater in de vorm van sulfaatcomplexen.

Figuur: Het bijslijpen van spoorstaven.

De voornoemde diffuse processen worden in de onderzoekspraktijk ook herkend. Verder zijn in de praktijk de volgende waarnemingen gedaan: • De oorspronkelijke bodem onder het ballastbed blijkt over het algemeen alleen in lichte mate verontreinigd te zijn met zware metalen. Een mogelijke verklaring kan worden gegeven door het adsorptievermogen van het ballastmateriaal. • Bij wissels en in (buiten)bochten komen relatief meer metalen in de bodem voor, wat verklaard wordt door meer slijtage. Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen Tot in de jaren ’80 van de vorige eeuw werden voor het spoor spoorbielzen (dwarsliggers) van gecreosoteerd hout gebruikt. Vanwege toenemende bewustwording over de gezondheidsrisico’s van met name benzo(a)pyreen is het (her)gebruik van PAK-houdende coatings aan banden gelegd. Sinds medio 1996 is hierdoor het “PAK-besluit” van kracht [17] en worden de bielzen vervangen door betonnen exemplaren. De bielzen hebben voor een diffuus verhoogd PAK-gehalte in spoorgronden geleid. Een andere diffuse bron voor PAK zijn zintuiglijke bijmengingen in de bovengrond en op het maaiveld. Sintels, kolengruis en puin komen in spoorgronden naar verhouding veel voor en zorgen voor verhoogde PAK-gehalten. Tot slot zorgt het spoorgebruik en de rol als infrastructuur voor diffuus verhoogde PAK-gehalten. Atmosferische depositie van uitlaatgassen uit dieseltreinen en van nabij gelegen auto(snel)wegen kunnen diffuus voor verhoogde PAK-gehalten zorgen. Figuur: Spoorbielzenopslag voor hergebruik. In de onderzoekspraktijk zijn de bovenstaande processen herkend. Er zijn verder nog de volgende waarnemingen gedaan:

• •

Er zijn op spoorgronden ook lokale bronnen voor PAK aanwezig, zoals kolenopslaghokken en lokale stort-, recycle- of verbrandingsplaatsen. In spoorgronden met sintel-/kolengruisbijmengingen vertonen PAK-gehalten vaak grillige concentratiepatronen met plaatselijk hoge uitschieters. De oorzaak kan worden gevonden bij het laboratoriumonderzoek. Tot medio 2007 werd monstermateriaal in de laboratoria niet intensief gehomogeniseerd, waardoor sintels en kooltjes in hun geheel werden meegenomen in het geselecteerde analysemateriaal. Het resultaat was een extreem hoge PAK-waarde, die niet representatief was voor het gehele monster. Thans wordt het monstermateriaal volledig gemalen en gemengd (volgens het Accreditatieschema 3000; onderdeel van KwaliBo).

Arseen Vanwege overeenkomend chemisch gedrag komen arseen en ijzer gezamenlijk voor in hydroxides. Aangezien (driewaardig) ijzer onder natuurlijke omstandigheden slecht oplosbaar is, komen van nature in de bodem neerslagen van arseenhoudende ijzerhydroxides (roestplekken) voor. Dit proces heeft aparte aandacht gekregen in het NABRON-project [16]. Onder spoorgronden komt het proces relatief meer voor, omdat het ijzergehalte in deze bodems (vele malen) hoger is. Roestplekken zijn in spoorgronden dan ook veelvuldig te vinden (zie figuur 3.3). Minerale olie Door het gebruik van (stoom)locomotieven is langs het spoor minerale olie in de bodem gekomen. Het gaat hier vooral om smeeroliën en motorolie (door bijvoorbeeld lekkage). Minerale olie is vaak verhoogd aanwezig op oudere stationsemplacementen vanwege lekkage tijdens rem-, rangeer- en optrekbewegingen en mors tijdens klein onderhoud, reparaties en revisies. Hierbij wordt wel opgemerkt, dat voor minerale olie evenzoveel lokale bronnen zijn aan te wijzen (zoals voormalige opslagtanks en lozingen). Bestrijdingsmiddelen In verband met de veiligheid (de bereikbaarheid van het spoor, zicht in de bochten, e.d.) zijn op spoorgronden regelmatig onkruidverdelgers toegepast. Ook voor het behoud van de waterbergende en drainerende functie van spoorsloten zijn bestrijdingsmiddelen gebruikt. Hierdoor zijn spoorgronden en de spoorsloten vaker verontreinigd met bestrijdingsmiddelen (OrganoChloorBifenyl en PolyChloorBifenyl).

Bijlage

9

Notitie spoorgebonden processen

Invloed diffuse spoorgebonden processen op de bodemkwaliteit van spoorgronden Inleiding In deze notitie wordt ingegaan op spoorgebonden (verontreinigings-)processen en hun invloed op de bodemkwaliteit. Per stof of stofgroep is het proces beschreven en het typische signaal in de bodem. De stoffen zijn behandeld in geprioriteerde volgorde.

Diffuse verontreinigingsprocessen treden langs het spoor voortdurend op en domineren daarom in 1 veel gevallen lokale (eenmalige) processen. In 1998 heeft generiek onderzoek plaatsgevonden, waarmee voor een aantal stoffen de invloed van de spoorwegen op de omgeving is gemodelleerd. De volgende diffuse processen zijn hiermee aangetoond: • Koper is afkomstig van slijtende bovenleidingen. • Zink komt eveneens door slijtage vanaf de spoorbanen. • Nikkel komt mee met ijzerstof als gevolg van slijtage van de spoorbaan en wielbanden. • PAK komt (historisch) van gecreosoteerde dwarsliggers en (diesel)treinen. Lokaal kan PAKverontreiniging ontstaan door uitloging uit oude ballast en kool- / sintelhoudende ophooglagen. • Arseen kan samen met ijzerstof vanuit het grondwater neerslaan in ijzer(hydr)oxiden. • Minerale olie komt in de spoorgronden voor als gevolg van lekkende locomotieven en smeeroliën. Meer lokaal kan olieverontreiniging voorkomen uit voormalige opslagtanks, lozingen / morsen en schoonmaak / onderhoud. • Bestrijdingsmiddelen komen in de (water)bodem voor door het geregeld toepassen van onkruidverdelgers door ProRail ter plaatse van spoorbermen en sloten. Koper Diffuse koperverontreiniging is prominent aanwezig langs de spoorbaan en wordt veroorzaakt door slijtage van de koperen bovenleiding. Uit modelmatige onderzoeken komt naar voren, dat de invloed van de slijtage op de bodemkwaliteit exponentieel afneemt verder van het spoor af; circa 40% van de koperemissie vindt plaats binnen een strook tot 5 meter uit het spoor. Resultaten uit de onderzoekspraktijk van de SBNS bevestigen de modellen en laten ook nog zien, dat de overheersende windrichting (vanuit het westen en zuidwesten) een belangrijke factor kan zijn (met een grotere/verdere invloed tot 20 meter aan de oostzijde van het spoor). Uiteraard doet het bovenstaande proces zich alleen voor langs geëlektrificeerde spoortracés.

1. “Bodemverontreiniging vrije baan door spoorwegstof en spoorwegmaterialen”, NS Technisch Onderzoek projectnummer 7150029; SBNS-referentie JR0643; maart 1998.

Een andere specifiek met het spoorgebruik samenhangende bron voor koper zijn bijmengingen aan bodemvreemd materiaal (zie figuur 3.4). Deze bijmengingen zijn in het verleden binnen de spoorzone vaak hergebruikt als dempings- of ophoogmateriaal. Bijmengingen kunnen hogere koperconcentraties bevatten en als gevolg van een hogere oppervlaktelading kunnen bijmengingen tevens zorgen voor retardatie van koper in de bovengrond. Afhankelijk van chemische en fysische bodemparameters kan koper zich ook verspreiden naar de ondergrond en in het grondwater. Tot slot komt koper nog in spoorstaal voor als spoorelement. Figuur: Slijtage van de bovenleiding. Het geeft hierbij geen specifieke eigenschappen (in tegenstelling tot de hierna behandelde metalen), maar komt wel constant vrij bij slijtage van het spoor. Zink en nikkel Zink wordt in enkele gewichtsprocenten aan spoorstaal toegevoegd om corrosie tegen te gaan. Ook nikkel is toegevoegd om de legering niet magnetisch en vervormbaar te maken, alsook een hoge bestendigheid te geven. Door het spoorgebruik slijten spoorstaven (en de treinwielen), waarbij deze metalen samen met ijzerslijpsel op de bodem terechtkomen. Langdurig spoorgebruik zorgt voor een constante levering van metaalhoudend slijpsel naar het ballastbed en de bodem, waarna oxidatie optreedt en metaalhydroxides vrijkomen. Door verschillen in chemisch gedrag is de impact van het spoorgebruik per metaal op de bodemkwaliteit verschillend. Zink komt hierbij het meeste voor in vaste vorm in de bovenste bodemlagen als zink(hydr)oxides, terwijl nikkel meer voorkomt in het grondwater in de vorm van sulfaatcomplexen.

Figuur: Het bijslijpen van spoorstaven.

De voornoemde diffuse processen worden in de onderzoekspraktijk ook herkend. Verder zijn in de praktijk de volgende waarnemingen gedaan: • De oorspronkelijke bodem onder het ballastbed blijkt over het algemeen alleen in lichte mate verontreinigd te zijn met zware metalen. Een mogelijke verklaring kan worden gegeven door het adsorptievermogen van het ballastmateriaal. • Bij wissels en in (buiten)bochten komen relatief meer metalen in de bodem voor, wat verklaard wordt door meer slijtage. Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen Tot in de jaren ’80 van de vorige eeuw werden voor het spoor spoorbielzen (dwarsliggers) van gecreosoteerd hout gebruikt. Vanwege toenemende bewustwording over de gezondheidsrisico’s van met name benzo(a)pyreen is het (her)gebruik van PAK-houdende coatings aan banden gelegd. Sinds medio 1996 is hierdoor het “PAK-besluit” van kracht [17] en worden de bielzen vervangen door betonnen exemplaren. De bielzen hebben voor een diffuus verhoogd PAK-gehalte in spoorgronden geleid. Een andere diffuse bron voor PAK zijn zintuiglijke bijmengingen in de bovengrond en op het maaiveld. Sintels, kolengruis en puin komen in spoorgronden naar verhouding veel voor en zorgen voor verhoogde PAK-gehalten. Tot slot zorgt het spoorgebruik en de rol als infrastructuur voor diffuus verhoogde PAK-gehalten. Atmosferische depositie van uitlaatgassen uit dieseltreinen en van nabij gelegen auto(snel)wegen kunnen diffuus voor verhoogde PAK-gehalten zorgen. Figuur: Spoorbielzenopslag voor hergebruik. In de onderzoekspraktijk zijn de bovenstaande processen herkend. Er zijn verder nog de volgende waarnemingen gedaan:

• •

Er zijn op spoorgronden ook lokale bronnen voor PAK aanwezig, zoals kolenopslaghokken en lokale stort-, recycle- of verbrandingsplaatsen. In spoorgronden met sintel-/kolengruisbijmengingen vertonen PAK-gehalten vaak grillige concentratiepatronen met plaatselijk hoge uitschieters. De oorzaak kan worden gevonden bij het laboratoriumonderzoek. Tot medio 2007 werd monstermateriaal in de laboratoria niet intensief gehomogeniseerd, waardoor sintels en kooltjes in hun geheel werden meegenomen in het geselecteerde analysemateriaal. Het resultaat was een extreem hoge PAK-waarde, die niet representatief was voor het gehele monster. Thans wordt het monstermateriaal volledig gemalen en gemengd (volgens het Accreditatieschema 3000; onderdeel van KwaliBo).

Arseen Vanwege overeenkomend chemisch gedrag komen arseen en ijzer gezamenlijk voor in hydroxides. Aangezien (driewaardig) ijzer onder natuurlijke omstandigheden slecht oplosbaar is, komen van nature in de bodem neerslagen van arseenhoudende ijzerhydroxides (roestplekken) voor. Dit proces heeft aparte aandacht gekregen in het NABRON-project [16]. Onder spoorgronden komt het proces relatief meer voor, omdat het ijzergehalte in deze bodems (vele malen) hoger is. Roestplekken zijn in spoorgronden dan ook veelvuldig te vinden (zie figuur 3.3). Minerale olie Door het gebruik van (stoom)locomotieven is langs het spoor minerale olie in de bodem gekomen. Het gaat hier vooral om smeeroliën en motorolie (door bijvoorbeeld lekkage). Minerale olie is vaak verhoogd aanwezig op oudere stationsemplacementen vanwege lekkage tijdens rem-, rangeer- en optrekbewegingen en mors tijdens klein onderhoud, reparaties en revisies. Hierbij wordt wel opgemerkt, dat voor minerale olie evenzoveel lokale bronnen zijn aan te wijzen (zoals voormalige opslagtanks en lozingen). Bestrijdingsmiddelen In verband met de veiligheid (de bereikbaarheid van het spoor, zicht in de bochten, e.d.) zijn op spoorgronden regelmatig onkruidverdelgers toegepast. Ook voor het behoud van de waterbergende en drainerende functie van spoorsloten zijn bestrijdingsmiddelen gebruikt. Hierdoor zijn spoorgronden en de spoorsloten vaker verontreinigd met bestrijdingsmiddelen (OrganoChloorBifenyl en PolyChloorBifenyl).

Verkennend (water)bodemonderzoek in Schiedam (Hoekse Lijn)

Recommend Documents