Verkeerscentrum Nederland
Voorlopige richtlijn incident management wegvervoer gevaarlijke stoffen
Commentaarversie 1.0 mei 2003
Verkeerscentrum Nederland
Voorlopige Richtlijn Incident Management wegvervoer Gevaarlijke Stoffen
Commentaarversie 1.0 Mei 2003
1
Commentaarronde ‘Voorlopige richtlijn incident management wegvervoer gevaarlijke stoffen’
Geachte lezer, Voor u ligt de ‘Voorlopige richtlijn incident management wegvervoer gevaarlijke stoffen’. Deze richtlijn is geschreven om twee redenen. De eerste is de veiligheid van de hulpverlener. Degene die als eerst op de plaats van een ongeval met gevaarlijke stoffen arriveert, moet zijn eigen veiligheid kunnen waarborgen. Het kan niet vaak genoeg gezegd worden: Eigen veiligheid gaat voor alles. De tweede reden is dat er bij een ongeval op de snelweg waar gevaarlijke stoffen bij betrokken zijn de snelweg al gauw urenlang is afgesloten. Ongevallen met gevaarlijke stoffen zijn gecompliceerd. Zo gecompliceerd dat veilige en efficiënte afhandeling de expertise en samenwerking van meerdere disciplines vereist. In deze richtlijn leest u over het voorstel tot het vormen van een CoördinatieTeam Gevaarlijke Stoffen, het CTGS. Het doel van deze commentaarronde is met uw praktijkervaring deze richtlijn zoveel mogelijk te optimaliseren, zodat de veiligheid bij en de kwaliteit van IM zo optimaal mogelijk zijn. Wilt u uw mogelijk opmerkingen, ideeën en suggesties vóór 31 augustus 2003 mailen naar www.incidentmanagement.nl of sturen naar Verkeerscentrum Nederland, Incident Management Postbus 3268 3502 GG Utrecht Mede namens alle medewerkers van IM danken wij u voor uw medewerking. Incident Management Verkeerscentrum Nederland
Verkeerscentrum Nederland, Incident Management en degenen die aan deze voorlopige richtlijn hebben meegewerkt, hebben de gegevens zorgvuldig verzameld naar de laatste stand van kennis en techniek. Aan deze voorlopige richtlijn kunnen geen rechten worden ontleend. Het Rijk sluit, mede ten behoeve van degenen die aan deze richtlijn hebben meegewerkt, iedere aansprakelijkheid uit voor schade die uit het gebruik van de hierin opgenomen gegevens mocht voortvloeien. © Rijkswaterstaat, Verkeerscentrum Nederland, Incident Management, mei 2003.
2
Inhoud 1
Inleiding
2 2.1
Eigen Veiligheid bij ongevallen met gevaarlijke stoffen De gevarenzone
3 3.1 3.1.1 3.1.2 3.2
Herkenning van gevaarlijke stoffen Gevaarsidentificatiebord, het oranje bord Het gevaarsidentificatienummer, het GEVI-nummer Het stofidentificatienummer, het UN-nummer Toepassingen van het oranje bord
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.7
Coördinatie Team Gevaarlijke Stoffen (CTGS) Brandweer en Adviseur Gevaarlijke Stoffen (AGS) Politie, het Korps landelijke politiediensten (KLPD) Gezondheidkundig adviseur gevaarlijke stoffen (GAGS) Inspectie Verkeer en Waterstaat, Divisie Vervoer Bergers STI Specialistische bedrijven Producent lading & producent voertuig
5
Aanbevelingen/Ideeën
6
Met medewerking van
7
Met dank aan
8
Bijlagen Bijlage 1 - Overzicht van belangrijke telefoonnummers Bijlage 2 - Herkenning Gevaarlijke Stoffen, uitgave van Inspectie Verkeer en Waterstaat, Divisie Vervoer (los bijgevoegd)
3
1. Inleiding Van een transportongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn, kunnen alleen goed getrainde specialisten de risico’s voor de direct betrokkenen en omgeving bepalen. Het vakgebied is breed en ongevallen met gevaarlijke stoffen zijn gecompliceerd. Daarom vereist de afhandeling ervan meer dan één expertise. Om inzicht te geven in wat een hulpverlener kan doen bij eerste aankomst is deze voorlopige richtlijn opgesteld. Het doel is dus de kennis over de aanpak van incidenten met gevaarlijke stoffen te vergroten bij alle hulpverleners die bij IM betrokken zijn en de doelgroep is de hulpverlener in de breedste zin van het woord. Wat moet je doen bij eerste aankomst bij een ongeval met gevaarlijke stoffen en vooral: wat moet je niet doen? Daar gaat het over in het eerste deel van deze voorlopige richtlijn. In het tweede deel wordt een voorstel gedaan voor een efficiënte afhandeling van een incident met gevaarlijke stoffen op de weg. De richtlijn is voorlopig, omdat eerst in een commentaarronde de mening over de bruikbaarheid ervan wordt getoetst aan de praktijk. Daarom wordt deze voorlopige richtlijn verspreid onder de hulpverleners op de weg. Het doel van deze commentaarronde is de richtlijn te optimaliseren aan de hand van de praktijkervaring van de hulpdiensten.
4
2. Eigen Veiligheid bij ongevallen met gevaarlijke stoffen Aan een ongeval waarbij een voertuig betrokken is dat gevaarlijke stoffen transporteert, kunnen altijd risico’s verbonden zijn. Niet alleen voor het milieu via bodem, water en/of lucht, en voor de directe omgeving, maar ook voor hen die direct betrokken zijn bij het incident als hulpverlener. Deze risico’s kunnen het gevolg zijn van bijvoorbeeld een brand, zoals het oplopen van brandwonden, maar ook doordat men ongewenst via huid en luchtwegen blootgesteld wordt aan vrijkomende giftige stoffen, wat weer kan leiden tot irritatie of ernstiger aandoeningen Iedereen die ongetraind en onbeschermd in de buurt van gevaarlijke stoffen komt, kan enorme risico’s lopen. Daarom gelden bij een incident met gevaarlijke stoffen voor getrainde, maar onbeschermde hulpverleners de vier A’s: Afzetten van het incident op minimaal 100 meter Afwachten bovenwinds wachten tot deskundigen arriveren Afblijven nergens aankomen Afstand houden op een afstand van minimaal 100 meter blijven Deze vier A’s blijven gelden totdat deskundigen van de brandweer het sein veilig hebben gegeven. Blijf steeds alert op de (draaiende) windrichting en maak zonodig gebruik van een verrekijker voor het verkrijgen van de eerste informatie. De hulpverlening kan pas op gang komen als de omgeving verkend is door deskundigen met beschermende kleding en meetapparatuur. De juiste volgorde van de te nemen maatregelen wordt bepaald door de eigenschappen van de gevaarlijke stof(fen). Alle andere hulpverleners moeten de aanwijzingen van de deskundigen strikt opvolgen. Er zijn een aantal maatregelen die vooraf genomen kunnen worden om de eigen veiligheid en die van andere hulpverleners te verhogen: - zorg dat er een verrekijker in het hulpverleningsvoertuig ligt, zodat je van een veilige afstand de borden en het kenteken van het betrokken voertuig kunt lezen - zorg dat er indicator van de windrichting in het hulpverleningsvoertuig aanwezig is, bijvoorbeeld een stok met een vlaggetje dat je in de berm kunt prikken. Het geeft voor iedereen de windrichting aan en je kunt in de gaten houden of de wind van richting verandert. Zolang het sein veilig niet is gegeven, moeten risico’s worden vermeden. Dus: - als er slachtoffers zijn in het gevarengebied mag toch alleen de brandweer met beschermende kleding en meetapparatuur het gebied gaan verkennen. - als je een gevaar signaleert, informeer iedereen daar dan onmiddellijk over, rechtstreeks en via de meldkamer. - als een ander een onveilige actie inzet, spreek hem/haar daar dan op aan. Voor het snel in gang zetten van het IM proces is het belangrijk dat de meldkamer zo spoedig mogelijk de volgende informatie krijgt: • hoeveel en wat voor soort wagens zijn er bij het incident betrokken? Gaat het om tankwagens, tankcontainers of wagens met stukgoed? • zijn er eventuele zichtbare etiketten of kenmerkingsborden? Zo ja, welke nummers staan er dan op het oranje bord; het gevaarsidentificatie(GEVI-)nummer (het bovenste getal, zie § 3.1.1) en het UN-nummer (het onderste getal, zie § 3.1.2 ). • welke etiketten staan er achterop en op de zijkant van de tankauto(‘s) of containers? • is er lekkage? Zo ja, in welke hoeveelheden?
5
• zijn er dampen of is er enige vorm van rookontwikkeling? • is er brand? Zo ja, wat is de kleur rook? • wat is de veilige aanrijroute? • zijn er slachtoffers? Zo ja, hoeveel? Let op: Soms wordt het vervoer van gevaarlijke stoffen niet duidelijk aangegeven. Het kan namelijk zo zijn dat bepaalde gelimiteerde hoeveelheden stoffen nét buiten de classificatieaanduiding van de Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen (WVGS) vallen, maar let op dat óók gelimiteerde hoeveelheden (bij een ongeval) wél degelijk gevaar op kunnen leveren. Houd dus altijd rekening met de aanwezigheid van groepen stoffen die aan de hand van de WMS ( Wet Milieugevaarlijke Stoffen) voorzien zijn van r+s zinnen (d.w.z. risk & safety, bijzondere gevaren en veiligheidsaanbevelingen), zoals bijvoorbeeld wasbenzine, brandspiritus en schoonmaakmiddelen. Is er twijfel over de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen, handel dan altijd uit veiligheid alsof er een gevaarlijke stof aanwezig is. Blijf altijd je gezond verstand gebruiken en vergeet nooit: EIGEN VEILIGHEID GAAT VOOR. 2.1 De gevarenzone De gevarenzone is het gebied waarbinnen gevaarlijke stoffen zich verspreiden, mogelijk (gezondheid)schade aangericht wordt of de effecten van een explosie te verwachten zijn. Deze zone wordt beïnvloed door de wind en de windrichting: de gassen of stofdeeltjes die in de lucht komen, worden door de wind meegevoerd. Bij ongevallen met gevaarlijke stoffen moeten alle disciplines daarom de windrichting in de gaten houden, zodat zij bij hun werkzaamheden niet in de gevarenzone terechtkomen. Voertuigen worden bovenwinds opgesteld en werkzaamheden worden bovenwinds uitgevoerd. Gebruik de windvaan om de windrichting te bepalen en in de gaten te houden.
Afbeelding 1 Het gevarengebied en de aanrijroute bij ongevallen met gevaarlijke stoffen Vanaf 100 meter gaat de brandweer een incident verkennen met adembescherming en meetapparatuur. De opstellijn, de grens van de gevarenzonde voor de brandweer wordt gevormd door de lijn ca. 25-50 meter van het ongeval of waar de meetapparatuur van de brandweer in alarm gaat. De gevarenzone is bij aankomst zelden bekend. Daarom gelden de volgende veiligheidsafstanden tussen het ongeval en de opstelplaats van brandweerpersoneel en –materieel, die worden berekend vanaf de zichtbare grens van het ongeval: • In eerste instantie tenminste 100 meter bovenwinds, omdat nog niet bekend is om welke stof(fen) het gaat en de ongevalsituatie vaak onoverzichtelijk is voor overige hulpverleners. Vanaf deze voorlopige opstelplaats kan dan een eerste snelle verkenning worden uitgevoerd door de brandweer in beschermende kleding, onder meer om te bepalen of nadering tot ten minste 25 meter mogelijk en verantwoord is.
6
De afstand van 100 meter wordt ook aangehouden als het windstil is en er stoffen in de lucht komen. • Ten minste 500 meter bovenwinds bij een dreigende explosie van ontplofbare stoffen of reservoirs met gas. NB
Deze afstanden van minimaal 100 meter gelden voor de brandweer, voorzien van beschermende middelen als adembescherming en speciale pakken. De overige diensten die zonder beschermende middelen aanwezig zijn, moeten zich dus minimaal aan deze afstanden houden! Pas na overleg in het CTPI kunnen hulpverleners dichterbij komen.
3. Herkenning van gevaarlijke stoffen 3.1 Gevaarsidentificatiebord, het oranje bord Voertuigen die gevaarlijke stoffen vervoeren worden gekenmerkt door een gevaarsidentificatiebord, het ‘oranje’ bord. Bij vervoer van gevaarlijke stoffen in bulk, dat wil zeggen in grote hoeveelheden in tankwagens of tankcontainers, moet het voertuig voorzien zijn van een oranje bord met een dwarsstreep en twee getallen erop. Het bovenste getal is het gevaarsidentificatienummer (GEVI-nummer). Dit bestaat uit twee of drie cijfers en soms de letter ‘X’. Het onderste getal is het stofidentificatienummer, het UN-nummer. Dit bestaat uit vier cijfers.
266 1017 Afbeelding 2 het oranje bord 3.1.1 Het gevaarsidentificatienummer, het GEVI-nummer Het gevaarsidentificatienummer, het bovenste getal, geeft nadere aanwijzing over het gevaar van de stof. Het eerste cijfer duidt het onmiddellijke (primaire) gevaar aan en komt overeen met de gevarenklasse waar de gevaarlijke stof in is ingedeeld. De betekenis van het eerste cijfer is als volgt: 1 explosieven 2 gas 3 brandbare vloeistof 4 brandbare vaste stof 5 oxiderende stof 6 giftige of infectueuze stof 7 radioactieve stof 8 bijtende stof 9 gevaarlijke stof Het tweede en derde cijfer geven de bijkomende (secundaire) gevaren aan. Als het gevaarsidentificatienummer wordt voorafgegaan door de letter ‘X’ betekent dit, dat de stof op gevaarlijke wijze met water reageert. Water mag dan slechts worden gebruikt met toestemming van deskundigen, de AGS van de brandweer. De betekenis van het tweede en derde cijfer: 2 gevaar voor vrijkomen van gas als gevolg van druk of van een chemische reactie
7
3 5 6 8 9 0
gevaar voor ontbrandding gevaar voor oxiderende (de verbranding bevorderende) werking gevaar voor vergiftiging gevaar voor bijtende of corrosieve werking gevaar voor spontane heftige reactie. geen bijkomend gevaar
Verdubbeling van een cijfer wijst op een versterking van het desbetreffende gevaar. Bijvoorbeeld 556 duidt op een sterk oxiderende, giftige stof. 3.1.2 Het stofidentificatienummer, het UN-nummer Elke gevaarlijke stof heeft een internationaal nummer, het stofidentificatienummer. Dit nummer wordt ook het UN-nummer genoemd. Dit nummer geeft alleen informatie over de soort stof, niet over de gevaarseigenschappen ervan. Het UN-nummer is gebaseerd op de nummers van de lijst van gevaarlijke stoffen van de Verenigde Naties. Aan de hand van de stoffentabel kan worden opgezocht om welke stof het gaat. Onder een UN-nummer kan één stof vallen, maar ook een groep van stoffen. (Bijvoorbeeld: UN 1017 Chloor; UN 1987 Alcoholen, giftig, niet elders genoemd.) 3.2 Toepassingen van het oranje bord Bij vervoer van gevaarlijke stoffen in een tankauto met één kamer tank, of zijn de verschillende compartimenten beladen met één en dezelfde stof, dan is over het algemeen de tankwagen aan de voor- en achterzijde voorzien van een oranje bord met de GEVI- en UN-nummers. Behalve de oranje borden moet de tankwagen aan beide zijden en aan de achterzijde zijn voorzien van het gevaarsetiket dat bij de gevoerde stof hoort. Bestaat de tankauto uit meerdere compartimenten en worden er verschillende stoffen in die compartimenten vervoerd, dan hoort er op de voor- en achterzijde een blanco oranje bord te zitten. Op beide zijkanten van de tankauto zit per compartiment een oranje bord waarop het GEVI- en UN-nummer staat vermeld. Aan beide zijkanten van de tank hoort ook bij elke stof het bijbehorende behorende etiket te zitten. Aan de achterkant van de tankauto zitten alle etiketten die op de zijkant voorkomen. Voertuigen waarop tankcontainers met gevaarlijke stoffen worden vervoerd moeten aan de voor- en achterzijde zijn voorzien van een blanco oranje bord. Op de container moet aan beide zijkanten een oranjebord met daarop het GEVI- en het UN-nummer zijn aangebracht. Een tankcontainer moet aan alle vier de zijden zijn geëtiketteerd. Lege, ongereinigde tankcontainers vallen onder de regels van een volle tankcontainer. Als een wagen leeg en gereinigd is, moet het oranje bord verwijderd of afgedekt zijn. Voertuigen waarin losgestorte gevaarlijke stoffen worden vervoerd moeten aan de voor- en achterzijde van een blanco bord zijn voorzien. Op beide zijkanten moet vervolgens een oranje bord zijn aangebracht waarop het GEVI- en UN-nummer staat. De wagen moet aan beide zijkanten en aan de achterzijde zijn voorzien van het betreffende gevaarsetiket. Wat betreft stukgoed: voertuigen waarin colli vervoerd worden, moeten aan de voor en achterzijde zijn voorzien van een blanco oranje bord. Indien in deze colli stoffen van de klasse 1 of 7 worden vervoerd, dan moet aan de beide zijkanten en aan de achterzijde van het voertuig respectievelijk etiket 1 of etiket 7 worden geplaatst.
8
4. Coördinatie Team Gevaarlijke Stoffen (CTGS) Bij een ongeval met gevaarlijke stoffen is de snelweg al gauw lange tijd afgesloten. Vaak is dat noodzakelijk, omdat het gecompliceerde ongevallen betreft die gecontroleerd afgehandeld moeten worden. Zo’n gecompliceerd ongeval vraagt niet alleen de vakkennis van één discipline. Voor een veilige afhandeling is de expertise van diverse disciplines vereist. Daarnaast is ook specifieke ervaring op dit afhandelingsgebied van groot belang. Daarom is het belangrijk dat er bij een incident met gevaarlijke stoffen niet alleen een CoördinatieTeam Plaats Incident (CTPI) wordt gevormd, maar ook een CoördinatieTeam Gevaarlijke Stoffen (CTGS). Bij alle disciplines zijn specialistische diensten die getraind zijn in het omgaan met gevaarlijke stoffen. Met het vormen van een Coördinatieteam Gevaarlijke Stoffen wordt structuur gegeven aan het noodzakelijke multidisciplinaire overleg over de veilige afhandeling van het incident. De specialisten van de verschillende disciplines overleggen met elkaar wat in de gegeven situatie een veilige en efficiënte wijze van afhandelen van het incident is. Dit resulteert in een unaniem advies aan het CTPI (zie afbeelding 2).
Afbeelding 3
de vorming van een CTGS en de functie ervan ten opzichte van het CTPI
Bij de brandweer zijn er de Regionaal Officieren Gevaarlijke Stoffen, ROGS, en de Adviseurs Gevaarlijke Stoffen, AGS; bij de politie is er een tak van specialisten aanwezig bij het KLPD; bij de medische hulpverlening (GHOR) zijn er gezondheidkundig adviseurs gevaarlijke stoffen (GAGS), medisch milieukundigen of vergelijkbare functionarissen; en bij het Ministerie Verkeer en Waterstaat is er de afdeling Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW). 4.1 Brandweer, ROGS en AGS Bij een ongeval met gevaarlijke stoffen heeft de brandweer een leidende rol bij de verkenning van het ongeval en bij het vrijgeven van het gevarengebied voor de overige hulpverleners. De brandweer heeft kennis op dit gebied, beschikt over beschermende kleding en heeft speciaal gereedschap, zoals een explosiemeter, gasmeetbuisjes en pH-papier voor het vaststellen van zure of basische vloeistoffen. Wanneer de brandweer een melding krijgt van een incident met gevaarlijke stoffen, zullen zij direct een adviseur gevaarlijke stoffen (AGS) oproepen. De AGS is een expert op het gebied van ongevalbestrijding gevaarlijke stoffen. De AGS neemt het initiatief voor het opzetten van een CTGS (zie afbeelding 3).
9
De opkomsttijd van de ROGS/AGS is 30 minuten.
Afbeelding 4 De rol van de AGS bij het opzetten van een CTGS en bij het overbrengen van het unaniem advies van het CTGS aan het CTPI 4.2 Politie, het Korps landelijke politiediensten (KLPD) De afdeling Transport en Milieucontrole (TMC) van het KLPD heeft een 24-uurs piketregeling gevaarlijke stoffen. De specialist van het KLPD neemt deel aan het CTGS, omdat een van de twee hoofdtaken van de politie het waken over de veiligheid van de bevolking betreft. Aangezien het KLPD de autosnelweg als werkterrein heeft, zal TMC met name expertise kunnen leveren op het hoofdwegennet. Daarnaast zal het KLPD op verzoek van regiokorpsen expertise kunnen verlenen op het onderliggend wegennet. Voorbeeld van een dergelijke hulpverlening is het LVBT (Landelijke VerkeersBijstandsTeam). Dit team is op afroep beschikbaar voor de analyse, opmeting en reconstructie van ingewikkelde ongevallen. De expertise die TMC kan leveren op het gebied van gevaarlijke stoffen, is het adviseren van operationele chefs die de leiding hebben bij ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Een soort AGS, maar dan voor de politie. Daarnaast werken specialisten van TMC aan een verbetering van de kennis van de surveillanten, zodat ze ter plaatse zelf een betere inschatting van de risico’s kunnen maken. 4.3 Gezondheidkundig adviseur gevaarlijke stoffen (GAGS) Gezondheidkundig adviseurs gevaarlijke stoffen (GAGS), in de praktijk vaak medisch milieukundigen van een Gezondheidsdienst (GGD) of vergelijkbare functionarissen met een specifieke opleiding, zoals toxicologen zijn specifiek opgeleid tot adviseurs. In geval van chemische incidenten op de weg kunnen zij adviseren over de risico’s en de nadelige gezondheidseffecten die vrijkomende stoffen kunnen opleveren voor direct betrokkenen en voor de directe omgeving. Dit geldt zowel voor effecten die op de korte termijn kunnen optreden als ook voor effecten op de lange termijn. Daarnaast kunnen deze specialisten in overleg en samenwerking met anderen adviseren over te treffen maatregelen om het incident te beheersen. Het gaat hierbij dan zowel om maatregelen ten behoeve van het veilig kunnen verrichten van werkzaamheden door hulpverleners op de plaats van het incident, als ook om maatregelen ter bescherming van het milieu en de volksgezondheid in het algemeen. Hierbij kan men denken aan de noodzaak tot schuilen, ontruimen of zelfs evacueren van de bevolking. Ook kunnen zij adviseren over maatregelen richting weggebruikers die in de file staan als gevolg van het incident. 4.4 Inspectie Verkeer en Waterstaat, Divisie vervoer De inspectie Verkeer en Waterstaat is een inspectiedienst van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat die de veiligheid van het transport in de lucht op het water en over het land bewaakt en bevordert. Vanuit de Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen heeft zij specifieke bevoegdheden
10
gekregen om middels haar expertise onderzoek te doen naar het vervoer van gevaarlijke stoffen. De IVW kan in de meest voorkomende gevallen vaststellen of sprake is van de juiste classificatie van gevaarlijke stoffen en de wijze van verpakken en vervoer. In de gevallen dat deze beide specifieke zaken niet conform de regelgeving is brengt dit extra risico’s met zich mee in het bergen en verdere vervoer van deze goederen. Voor een opsporingsonderzoek zijn specifiek daarvoor opgeleide personen bevoegd monsters te nemen ter vaststelling van de classificatie door een erkende instantie. Bij calamiteiten waarbij de expertise van de Inspectie Verkeer en Waterstaat, Divisie Vervoer noodzakelijk is, kan tijdens kantooruren bij het Vervoersinformatiecentrum assistentie worden aangevraagd. Buiten kantooruren kan ook via het nummer van het Vervoersinformatiecentrum de dienstdoende piketmedewerker bereikt worden. Vanuit de specifieke expertise van deze dienst en de bij wet gegeven specifieke bevoegdheden zal bij ongevallen met gevaarlijke stoffen op autosnelwegen het sporenonderzoek door deze dienst worden uitgevoerd 4.5 Bergers Er zijn bergers die er voor gezorgd hebben dat er kennis over gevaarlijke stoffen in huis is. Ze hebben o.a. medewerkers die de cursus gevaarlijke stoffen op chauffeursniveau gevolgd hebben. In uitzonderlijke gevallen moeten bergers ingezet kunnen worden voor het bedienen van een kraan in de gevarenzone van een incident met gevaarlijke stoffen. Dit betekent dat er een landelijke dekking gewenst is van specialistische bergers die kunnen werken met perslucht. Dit is momenteel een aandachtspunt in afhandelen van incidenten met gevaarlijke stoffen. 4.6 STI Het STI (Salvage Transport Incident) beschikt over deskundigen die kunnen adviseren welke maatregelen genomen moeten worden om schade aan het milieu te voorkomen of te beperken. Zij kunnen het CTGS adviseren over specifieke zaken betreffende de berging van lading en voertuigen. 4.7 Specialistische bedrijven Specialistische bedrijven op het gebied van Milieu- en Incident Management die door Rijkswaterstaat worden gealarmeerd op basis van IM-contracten kunnen het CTGS met theoretische en praktische kennis van dienst zijn. Zij beschikken over deskundigen (veiligheidsadviseurs, specialisten gevaarlijke stoffen, milieudeskundigen), die bij een ongeval met gevaarlijke stoffen kunnen assisteren en adviseren welke maatregelen genomen moeten (kunnen) worden om schade aan het milieu te voorkomen of te beperken. Het conform wet- en regelgevingen verpakken, opruimen en afvoeren van vrijgekomen gevaarlijke (afval)stoffen en het beschikbaar stellen van daarvoor benodigd materieel en materiaal vind plaats in goed overleg met Rijkswaterstaat en uiteraard na goed overleg met de andere betrokken kerndiensten. 4.8 Producent lading & producent voertuig Andere partijen belangrijk om te raadplegen in geval van een incident met gevaarlijke stoffen zijn de afzender of producent van de voertuiglading voor informatie over de lading en de producent van het voertuig voor advies over het al dan niet kunnen takelen van het voertuig en hoe dat dan veilig kan gebeuren. Let op de vrachtbrief! De afzenders van de produkten beschikken vaak over aanvullende informatie zoals een MSDS (material safety data sheet) of een gedetailleerde paklijst van de lading.
11
5. Aanbevelingen / Ideeën Voor alle disciplines geldt: training gevaarlijke stoffen en herhalingslessen. Voor bergers geldt de minimale eis: bevoegd zijn voor opruimwerkzaamheden en/wegslepen bij gevaarlijke stoffen De gegevens uitwisseling tussen de verschillende partijen optimaliseren waarbij mogelijkheden kunnen ontstaan dat meer preventief kan worden geacteerd op onveilige situaties. Voorstander van één centrale overheidsinformatie systeem waarbij alle partijen voeding geven maar ook alle partijen data’s kunnen analyseren om hun eigen ministeriele verantwoordelijkheid meer invulling kunnen geven. Elk incident met gevaarlijke stoffen moet multidisciplinair geëvalueerd worden. De evaluatierapporten kunnen dan landelijk beschikbaar gesteld worden om de ervaringen en leermomenten zo breed mogelijk kenbaar te maken. Dit houdt in dat de rapporten met dat voor ogen moeten worden opgesteld en niet met het oog op schuldigen zoeken voor zaken die (achteraf) beter gekund hadden. De rapporten kunnen dan centraal bewaard worden, zodat ze opvraagbaar zijn.
12
6. Met medewerking van Deze voorlopige richtlijn is tot stand gekomen met medewerking van: KLPD NIBRA/NVBR Medisch Milieukundige RWS, IVW, Divisie Vervoer Berger van Amerongen bv Wilchem BV STI ANWB VTL RWS DAS Eindhoven AKZO Nobel Gemeente Leiden Words at Work Bedrijfscommunicatie bv
Auke Oosten Jack Kusters Drs. Henk Jans Frans de Bruijn Rob de Jong Carel de Jong Ferry van der Kwaak r.e. Michel Straathof Cees van Rossum Joop de Vries Jan van Krochten Prof. Dr. W. Lemstra, Burgemeester Drs. Loes van Hengel, Drs. André Doesburg
13
7. Met dank aan Met speciale dank aan het Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding, het NIBRA. Deze voorlopige richtlijn is voor een deel gebaseerd op drie uitgaven van het NIBRA ‘Onderbrandmeester Gevaarlijke stoffen, december 2002’; ‘Incident management bij verkeersongevallen op auto(snel)wegen’, oktober 2000; ‘Incident Management bij verkeersongevallen met gevaarlijke stoffen’, december 2000, Ministerie van binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, Ministerie van Verkeer en waterstaat en het Nibra, Nibra publicatiereeks, nr. 9. Wij danken het NIBRA voor hun toestemming delen uit deze uitgave te mogen over nemen.
14
8. Bijlage 1
Overzicht van belangrijke telefoonnummers
In deze bijlage staan de telefoonnummers van instanties die trigonaal en/of landelijk een rol spelen bij Incident Management bij ongevallen met gevaarlijke stoffen: Regionale Brandweren en telefoonnummers KLPD Geneeskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen Inspectie Verkeer en Waterstaat, Divisie Vervoer overige organisaties
Regionale Brandweren en telefoonnummers Regionale Brandweer Drenthe
0592-324666
Regionale Brandweer Flevoland
036-5395414
Regionale Brandweer Friesland
058-2996699
Regionale Brandweer Gelderland - Achterhoek - Noordwest-Veluwe - Nijmegen en Omstreken - Rivierenland
0314-639900 0341-439611 024-3271515 0344-639400
Regionale Brandweer Gelderland Midden
026-355611 (check, klopt niet)
Regionale Brandweer Groningen
050-3674777
Regionale Brandweer Limburg - Regio Noord- en Midden-Limburg - Zuid-Limburg
077-3598777 043-4581561
Regionale Brandweer Noord-Brabant - Breda - Midden-Brabant - Noordoost Noord-Brabant - Westelijk Noord-Brabant - Zuid-Oost Noord-Brabant
076-5296600 013-5326326 0413-242333 0165-581500 040-2608511
Regionale Brandweer Noord-Holland - Amsterdam en Omstreken - Het Gooi en de Vechtstreek - Kop van Noord-Holland - Noord-Kennemerland - Waterland - Westfriesland - Zaanstreek - Kennemerland
020-5556666 035-6885588 0223-655716 072-5678700 0299-430385 0229-253301 075-6553330 023-5159500
Regionale Brandweer Overijssel - Twente - Stedendriehoek
074-2563333 055-5399399
15
- IJssel-Vecht
038-4281428
Regionale Brandweer Utrecht - Eemland - Utrecht
033-4603612 030-2867878
Regionale Brandweer Zeeland
0118-421100
Regionale Brandweer Zuid-Holland - Haaglanden - Midden-Holland - Rotterdam-Rijnmond - Rijnland - Zuid-Holland Zuid
070-3090807 0182-539377 010-4468901 071-5240777 078-6323232
KLPD meldkamer 0343-535555 TMC afd. gevaarlijke stoffen 0343-535238 (planning) TMC procesvoerder 06-15017035
Gezondheidkundig adviseur gevaarlijke stoffen (GAGS)
Inspectie Verkeer en Waterstaat Divisie Vervoer Vervoerinformatiecentrum Postbus 10700, 2501 HS Den Haag Bezoekadres: Johanna Westerdijkplein 115, Den Haag Telefoon: 070-3052444 Telefax: 070-3052424
Overige organisaties Voor meldingen van ongevallen met gevaarlijke stoffen bestaat het formulier Melding Wegvervoer, verkrijgbaar bij het Vervoersinformatiecentrum. Dit formulier wordt gestuurd aan: RWS, Adviesdienst Verkeer en Vervoer Postbus 2510 6401 DA Heerlen Milieuongevallendienst (MOD) van het RIVM Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (NVIC) Meldpunt VROM Landelijk informatiepunt voor ongevallen gevaarlijke stoffen (LIOGS)
16