Schuld
Schuldgevoelens. We hebben ze allemaal. Kleine schuldgevoelens als je bijvoorbeeld ongeduldig en geïrriteerd uitvalt tegen je kinderen, grote schuldgevoelens als je iets hebt gedaan wat écht niet door de beugel kon… Schuldgevoelens plagen je, blijven hangen als irritante stemmetjes in je achterhoofd, houden je ’s nachts uit je slaap, zorgen dat je bepaald contact gaat mijden, of sommige telefoontjes uitstelt… Heel vervelend. Schuldgevoelens zijn negatieve, energieverslindende emoties. Je bent beter af zonder. Dat zou je kunnen denken. Maar niets is minder waar. Ze worden enkel negatief wanneer je er niets mee doet. Maar wat? En hoe? Omdat vrouwen, meer dan mannen, de neiging hebben om problemen te internaliseren (op zichzelf betrekken en de oorzaak bij zichzelf zoeken), hebben vrouwen ook, meer dan mannen, last van schuldgevoelens. Hoog tijd om die innerlijke plaaggeesten eens verder te onderzoeken! Het positieve beginpunt van schuldgevoel is het geweten. Schuldgevoel is het geweten wat aan jouw deur klopt. En het geweten is een zinvolle barometer voor “goed en kwaad”. Het is een aanzet om je eigen gedrag een kritisch onder de loep te nemen. Zeg je iets lulligs tegen iemand en voel je je daar rot over, dan is dat hoopvol, want dan ben je in ieder geval in staat om te zien dat je iets deed wat naar is voor een ander. “Ja, maar”… kun je dan onmiddellijk zeggen of denken, en vervolgens de reden noemen waarom je lullig deed, en hopen dat je daarmee je schuldgevoel af kunt kopen. Dat lukt niet, want dat is excuusgedrag. En het geweten is niet gevoelig voor excuustruzen en smoezen. Er is nooit een reden waarom je lullig zou doen tegen een ander. Toch? Jij bent verantwoordelijk voor je gedrag en je reacties en niemand anders. In dat opzicht is een geweten als een strenge leraar; het laat zich niet in de luren leggen. Maar. Er zijn verschillende soorten gewetens. En het is belangrijk om die verschillende gedaanten te leren kennen. Als je geboren wordt, ben je afhankelijk van je omgeving. Voor liefde, voor veiligheid, voor warmte en voedsel. Dat zijn hele elementaire behoeften en die kunnen enkel vervuld worden door anderen. Eerst door je ouders, dan door juffen en meesters en veel later door vrienden en vriendinnen. Door die afhankelijkheid leert een kind heel snel hoe het zich “hoort te gedragen”, want het zoekt immers de bevestiging van zijn omgeving dat ie er mag zijn, liefde krijgt, zich zeker en veilig voelt. Een kind krijgt dus van de omgeving waarin het opgroeit, een set van normen en spelregels mee. Vanuit deze normen
ontwikelt een kind een sociaal geweten. En een sociaal geweten zegt iets over “goed en kwaad” in de buitenwereld. Dat je niet mag pakken wat niet van jou is, bijvoorbeeld. Toen ik de dochtertjes van mijn vriend en een vriendinnetje geld meegaf voor boodschappen en hen zei dat ze voor 1 euro iets lekkers mochten kopen, hadden ze, elkaar opjuttend, snoep gekocht voor een euro per persoon, terwijl ze heel goed wisten dat dat niet de bedoeling was. Bij thuiskomst zag ik direct aan het smoeltje van een van hen, dat er iets niet in de haak was en met even doorvragen bekenden ze het onmiddellijk. Ze wilden elkaar nog de schuld geven, maar daar trapte ik niet in. Ze voelden zich rot. Dát is het sociale geweten wat zich ontwikkelt. En dat is positief, want ze leerden door deze gebeurtenis iets over eerlijkheid en over gezamenlijke verantwoordelijkheid. Ze hebben “sorry”gezegd en daarmee was het klaar. Het sociale geweten functioneert dus met name als het gaat over de spelregels van de buitenwereld en bestaat voornamelijk uit normen (hoe het hoort). Op het moment dat je volwassen wordt, en je je eigen spoor gaat ontwikkelen in de wereld, leer je meer over je eigenheid kennen. Je karaktereigenschappen, je voor- en afkeuren, en ervaringen worden omgezet in levenswijsheid. Je leert wat waardevol voor je is. Het geweten ontwikkelt zich hierin mee en aangezien waarden voor iedereen verschillend zijn, wordt het geweten ook individueler. Wat voor mij “goed” is hoeft voor een ander nog niet “goed” te zijn, en waar ik me rot over voel hoeft een ander zich niet rot over te voelen. Zo had ik vroeger als puber geen enkel schuldgevoel als ik met vriendinnen over anderen praatte. In ongecensureerde bewoordingen. Ik beschouwde dat absoluut niet als roddel, en aangezien iedereen het deed, was mijn sociale geweten hierin niet actief. Totdat ik zelf het onderwerp werd van roddel. Vreselijk. Ik weet nog steeds hoe machteloos en gekwetst ik me voelde. Vanaf toen werd mijn onbehagen steeds groter als ik het met mensen over anderen had. Ik ging dat checken bij mezelf. En een vraag die vanuit mijn individuele geweten opkwam, was: zou ik op dezelfde toon en met dezelfde woorden dit tegen de persoon zélf zeggen? En als het antwoord “nee”was (wat natuurlijk heel vaak zo was), ging ik dat beschouwen als roddel. En vervolgens leerde ik om dan mijn mond te houden, of als ik voelde dat ik mijn meningen over iemand eens lekker “vet in de verf” wilde zetten, dat ik met die persoon zelf iets te verhapstukken had. Met andere woorden: schuldgevoelens vanuit je individualiteit, zijn schuldgevoelens vanuit waarden, en die zijn serieus te nemen. Als dat geweten aan de deur klopt, kan je niet anders dan jezelf kritisch onder de loep nemen. Ze zijn aanzet voor verandering van je gedrag. Het wordt lastig wanneer het sociale geweten gaat conflicteren met het individuele geweten. En dat gebeurt bij iedereen. Zo is het bijvoorbeeld sociaal geoorloofd om met een glaasje teveel op dingen te zeggen die je anders niet zou zeggen. Wanneer jij je daar niet oké bij voelt, omdat dit gedrag niet strookt met jouw individuele waarden (bijvoorbeeld respect), kan de omgeving daar
vergoelijkend of sussend op reageren: “het valt toch wel mee”, “dat gebeurt nu eenmaal”. In zo’n geval vraagt het de moed en de kracht om te blijven staan voor je eigen waarde. En dus te zorgen dat je dit niet meer doet. Andere conflicten ontstaan wanneer je normen van de buitenwereld tot innerlijke functie-eisen hebt verheven. We leven bijvoorbeeld in een maatschappij die heel veel normen heeft over “goed” moederschap. Over hoe je je als moeder hoort te gedragen en wat het beste is voor kinderen. Of je hebt een moeder gehad die je bewonderde en ongemerkt zijn haar kwaliteiten de meetlat geworden waarlangs jij je eigen moederschap legt. Op het moment dat je niet voldoet aan die normen voel je je schuldig. Dat is het aangeleerde sociale geweten. Maar met de eigenheid die je hebt als mens, wil het niet zeggen dat die geldende normen jou nog langer passen, en ga je jezelf dwarszitten. Simpel gezegd: als de maatschappelijke norm maatje 38 is, maar jij hebt van nature de bouw van een maat 40, en je houdt ook nog eens van lekker eten, kun je je bij elk koekje of sausje schuldig voelen. En elke avond met het voornemen naar bed gaan om de volgende dag echt niet te snoepen. Maar de volgende dag ga je toch weer voor de bijl, en dan zit je in een vicieuze cirkel. Dan ontstaan er schuldgevoelens die een negatieve spiraal veroorzaken. Zoiezo hebben “goede voornemens” dat effect. Veel belangrijker is het om in zo’n geval keuzes te maken. Óf sluit vrede met je maat 40 en geef jezelf niet op de kop voor een mogelijke uitdijen naar 42, óf zet jezelf in de discipline van schaarste, óf jojo regelmatig, kan en mag ook, maar maak in ieder geval korte metten met je schuldgevoel. Want in dit soort gevallen zijn schuldgevoelens enkel emotionele ballast. Zo was ik in een periode van ziek zijn weer voor de bijl gegaan voor een sigaret. Terwijl ik al 4 jaar gestopt was, begon ik weer in een periode dat ik behoorlijk down zat. Ik bekende mijn haptonome dat ik weer rookte. Ze keek me aan en vroeg: “En? Helpt het?” En ik zei hartgrondig “Ja!”, en toen besloot ik ter plekke dat ik weer rookte, maar me niet schuldig zou gaan voelen bij elke sigaret die ik rookte en erop te vertrouwen dat ik weer zou stoppen als de tijd rijp was. En dat heb ik gedaan; ik heb me in die periode niet de emotionele ballast van schuldgevoelens toegestaan; er lag genoeg op mijn bordje. Dat is een individuele keuze. Het is dus belangrijk om in dit soort conflicterende situaties, na te gaan denken over wat werkelijk belangrijk is voor je. Wat zijn jouw waarden en wat betekent dat voor “goed en kwaad”? Waar is het je nu echt om te doen? In bovenstaand voorbeeld gaat het dus over nadenken over waar je je werkelijk goed bij voelt. Of in het geval van eten: voel je je fitter als je minder eet? Of ben je misschien een troost-eter? In dat geval kun je bij jezelf te rade gaan waarom je troost nodig hebt. Gaat het over onvervulde wensen, over frustratie, over verdriet? Het zijn allemaal vragen ten behoeve van zelfonderzoek die ten dienste van jezelf staan. Niet om jezelf op de kop te geven, maar om jezelf vanuit
benieuwdheid te leren kennen. En om zo uit die negatieve spiraal van goede voornemens en schuldgevoel te komen. Terugkomend op dat “goede”moederschap: wat voor een moeder ben je eigenlijk van nature? En dan bedoel ik je kwaliteiten, niet je falen. Dus ben je als moeder speels, kordaat, strikt, praktisch, lief, aandachtig, ontspannen, serieus, creatief? Wat past echt bij je? Als je van nature bijvoorbeeld een temperamentvol mens bent en je hebt een norm van geduld als het gaat over moederschap, dan zul je jezelf voortdurend tegenkomen. Dan kan die “sociale norm” je met schuldgevoelens opzadelen die je niet dienen. Ook bij dit soort schuldgevoelens gaat het over keuzes, in dit geval met betrekking tot grenzen. Een temperamentvol iemand heeft afgebakende grenzen voor wat betreft geduld. Leer die grenzen kennen en wordt creatief als het gaat over hoe je met jezelf en bijvoorbeeld je kinderen omgaat. Stel jezelf vragen als: op welk gebied in je leven kan je volledig temperamentvol zijn? Waar heb je geduld voor, waar niet? Hoe lang kan je spanning of irritatie uithouden? Ook dit soort vragen helpen je bij het zoeken om uit een negatieve spiraal van schuldgevoelens te komen. Ik ben bijvoorbeeld van nature geen geduldig mens. Maar ik kan absoluut geduld opbrengen als het gaat om iets wat ik de moeite waard vind. Zo kan ik bijvoorbeeld bij een trainingsgroep die in de weerstand zit, of het lastig vindt om contact te maken, heel geduldig “wrijven en kneden” om dat contact te bewerkstelligen, of om vertrouwen op te bouwen. Maar ik weet ook dat als ik dat drie dagen met volle aandacht heb gedaan, ik daarna mijn spanning moet “ontladen”, omdat ik anders op een onverwacht moment uitknal. Ineens razend word als ik te lang bij een kassa moet wachten, of iemand afkat omdat het in mijn optiek onbenullig of zeurderig is. Ik zorg dus enerzijds voor bewustzijn over wat voor mij waardevol is, en anderzijds voor momenten dat ik kan ontladen (flinke wandeling, dutje, keihard zingen in de auto op de terugweg). Zo voorkom ik het “ontladen”op plaatsen waar het niet hoort, of bij mensen die het niet verdienen, en voorkom ik dus ook schuldgevoelens. Ik ken veel vrouwen die op hun werk (te) veel oppotten, moe naar huis gaan, thuis uitknallen op iets onbenulligs (sokken die niet in de wasmand zitten, sleutels die kwijt zijn…), zich schuldig voelen, met goede voornemens naar bed gaan, de volgende dag geforceerd hun geduld bewaren en vervolgens weer uitknallen etc. etc. Dat dient niemand, op de eerste plaats jezelf niet! Dus sluit vrede met je natuur en wordt creatief in de dagelijkse gang van zaken. Tenslotte kan de manier waarop je met schuldgevoel omgaat, nare kantjes hebben voor een ander. En dat is dat je ze gebruikt om een ander te “bespelen”. Ik ken het van mensen die bijvoorbeeld bij kritiek om de haverklap kunnen zeggen: “ik voel me ook zo schul-hul-dig.”, op een manier dat ze heel erg lijden aan zichzelf. En omdat iemand dan sneu overkomt, voelt de ander zich bezwaard in het uiten van kritiek, kan zelfs de kritiek voor zich gaan houden of af gaan zwakken. Dat kan een keer gebeuren, het kan twee keer
gebeuren, maar als het drie keer gebeurt, is dat zogenaamde schuldgevoel een manier geworden om het gemoed van de ander te bewerken, of om in slachtofferschap te blijven hangen, maar vervolgens niets te veranderen. En vraag jezelf dan maar eens af: ben je bereid om werkelijk te luisteren naar de kritiek, te horen wat waar is en vervolgens je gedrag te veranderen? Nee? Dan is het een vals schuldbesef! Zeg dan of : “je hebt gelijk, ik ga het veranderen”, of: “zo ben ik en daar ga ik niets aan veranderen”. Beide uitspraken zijn oneindig veel spannender (en eerlijker) dan de zogenaamde schuldbekentenis. En als je je gedrag wil veranderen, bedenk dan dat het misschien niet makkelijk is, maar dat het met een oprechte wil, en gekoppeld aan je waarden, wel gaat lukken. Met vallen en opstaan. Op het moment dat je jouw schuldgevoelens serieus neemt, omdat je zelf vindt dat je iets hebt gedaan wat niet kan, helpt het om sorry te zeggen. Dan beken je jezelf aan de ander, en het is vervolgens aan de ander om dat excuus te accepteren of niet. Sorry zeggen kan nooit een verkapte eis zijn voor vergeving, want ook dat is de ander in de tang houden, of een slimme manipulatie. Dat is ook zo’n naar kantje wat om de hoek kan komen kijken wanneer we het hebben over schuldgevoelens. Jij zegt sorry omdat jij vindt dat je gedrag niet klopt; vergeving ligt volledig op het bordje van de ander. Tenslotte: vergeet niet in die ingewikkelde schuldzaken ook jezelf te vergeven. Onder het motto ”niets menselijks is mij vreemd, maar ik ben wel van goede wil”! Samenvatting Word je geplaagd door schuldgevoel? Dan staat het volgende je te doen: 1. Bewust worden van je schuldgevoel, waar voel je je nu precies rot over? 2. Zelfreflectie: verschil maken tussen de normatieve en waardevolle gewetensfunctie. 3. Wat is er nu werkelijk belangrijk voor je? 4. Keuzes maken: wat doe ik wel, wat doe ik niet, waar trek ik grenzen, waar moet ik eerlijk over zijn? 5. Waar nodig zaken rechtzetten: jezelf bekennen, sorry zeggen, contacten “opschonen”. 6. Je gedrag veranderen (ten dienste van jezelf, ten dienste van de ander)