Casus 1 De provinciale afdeling van ANB krijgt het bezoek van een groep verontruste bewoners. Die hebben lucht gekregen van een plan om op het grondgebied van hun gemeente een permanente crossomloop voor 4x4-terreinvoertuigen aan te leggen. De omloop wordt voorzien in een braakliggend landbouwgebied (agrarisch gebied op het gewestplan) en een bos (bosgebied op het gewestplan). Volgens de bewonersgroep zou het bosgebied in kwestie 'geklasseerd' zijn als landschap, maar ze weten zelf niet goed wat daarmee bedoeld wordt. De persoon die het plan heeft opgevat zou als argument naar voor brengen dat het om gewone terreinvoertuigen gaat die dus voldoen aan de algemene technische normen inzake geluidshinder. De bewoners stellen daartegenover dat de geplande omloop nu reeds wordt gebruikt door knallende motorfietsen die zelfs 's nachts actief zijn. De bosbodem is daardoor al over een lengte van enkele honderden meters totaal omgewoeld. Volgens een van de buurtbewoners, die wat van planten afweet, zijn er al wilde orchideeën verdwenen, zoals Grote keverorchis. Volgens hem zou het om een beschermde plantensoort gaan.
Casus 2 De lokale politie roept de hulp van ANB in i.v.m. een klacht van een inwoner van een bosrijke wijk (woongebied op het gewestplan). Er zou in die wijk een onrechtmatige kapping gebeurd zijn in een waardevol inheems loofbos. Ter plaatse stellen ze vast dat een perceel van ong. 1 ha volledig kaalgekapt is. De stronken zijn nog zichtbaar. Vooraan is de fundering van een woning gelegd. Ze spreken iemand aan die verklaart de bouwheer te zijn. Hij toont de stedenbouwkundige vergunning voor het bouwen van een villa. In deze vergunning is gestipuleerd dat de aanwezige bomen mogen worden gekapt voor zover dit nodig is voor het realiseren van het bouwwerk. De bouwheer zegt dat hij de bomen heeft weggedaan omdat ze het zonlicht wegnamen en hij anders geen premie zou kunnen krijgen voor het plaatsen van zonnepanelen. Het bos was volgens hem trouwens niets waard. Er stonden alleen wat kromme bomen met wat onkruid ertussen. Achteraan ligt een grote hoop sloophout en bouwpuin. De eigenaar legt uit dat dit de restanten zijn van een bungalow die in het bos had gestaan en die hij meteen heeft afgebroken. Hij begrijpt overigens niet waar al die heisa goed voor is. Hij komt immers op die plaats wonen omdat hij natuurliefhebber is. Hij toont fier een schets van een twintig meter lange vijver die hij achterin de tuin wil aanleggen. Om geen drinkwater te moeten gebruiken, gaat hij een speciale grondwaterpomp installeren. Hij is van plan in de vijver kikkers en salamanders uit te zetten. Deze dieren zitten ook in een poel op het terrein van zijn golfclub. En dieren hebben zijn hart gestolen: opdat zijn grote Bouvier vrij zou kunnen rondlopen, heeft hij alvast een twee meter hoge omheining laten optrekken rond zijn eigendom.
Casus 3 De boswachter heeft eindelijk een nieuw dienstvoertuig gekregen en besluit meteen om het eens uit te proberen. Eerst rijdt hij door een bos, waarin iets verder een klein weiland ligt. Het weiland is ongeveer anderhalve hectare groot. Er staan vier koeien en een paard op. Achterin staat een houten schuilstal. Er omheen is een soort kraal van oude vangrails aangelegd. In het bos ligt nog een aantal vangrails verspreid tussen de bomen. Weiland en bos zijn als natuurgebied ingekleurd op het gewestplan. Iets verder is een deel van het bos weggekapt. De boswachter meent te weten dat het eigendom is van de natuurvereniging die ook het ernaast gelegen heideterrein beheert. De vereniging zou van plan zijn de heide uit te breiden omdat er zeldzame broedvogels voorkomen. Het heideterrein zelf is mede om die reden door het Vlaams Gewest erkend als natuurreservaat. In het deels weggekapte bos bevindt zich een verlaten woning. Die zou gebouwd zijn in de jaren zeventig van vorige eeuw. Er blijkt geen stedenbouwkundige vergunning voor aangevraagd. In de kelder huist een belangrijke vleermuizenkolonie. Vleermuizen zijn soorten die van ‘communautair belang’ zijn volgens de Habitatrichtlijn. De vereniging zou daarom alleszins de kelder willen behouden. Naast de weg die langs het reservaat loopt, staat een auto geparkeerd. Daarachter zijn twee mannen bezig een modelvliegtuig startklaar te maken. ‘Met dit weer geeft zo’n heide goede thermiek’, zegt een van beide mannen spontaan. ‘Dit is echt onze dag!’ ‘Mijn dag is het alleszins niet’, denkt de boswachter terwijl hij zijn voertuig onder een boom parkeert, waarachter de omgeving wordt opgevrolijkt door de aanblik van een beschimmelde matras en een verroeste wastrommel.
Casus 4 Nadat ze over de boordradio de opdracht heeft gekregen uit te kijken naar een gestolen BMW, besluit een patrouille natuurinspecteurs van ANB eens wat bos- en veldwegen af te rijden. Een van de inspecteurs kent deze streek van vroeger, toen hij hier geregeld kwam met de scouts. Maar hij moet snel toegeven dat er veel veranderd is, en dat het er beslist niet mooier op is geworden. In een dennenbos (bosgebied op het gewestplan) naast de weg is een plek van ong. 25 x 25 m open gekapt. De bomen zijn allemaal naar de wegrand gesleept en daar opgestapeld. De grond op de open gekapte plek is helemaal geëffend. De boomstronken en alle begroeiing zijn er verwijderd. Wat verder grenst het bos aan een weiland (agrarisch gebied op gewestplan). Aan de rand ervan staat het wrak van een oude lichte vrachtwagen. Deze doet, nadat de wielen er werden onderuitgehaald, dienst als schuilstal voor de twee paarden die er staan te grazen. Omdat het weiland blijkbaar te nat was, is een diepe afwateringsgracht gegraven naar een naburige beek. Er ligt nog vers uitgegraven aarde naast de gracht. Terwijl de inspecteurs via het aangrenzende bos terug naar hun voertuig lopen, zien ze dat perceel van het bos is afgesloten met een drievoudige prikkeldraad. Op verschillende plaatsen is een bordje aan een boomstam bevestigd met ‘bbq Johnny + Marina’ erop. De bordjes verwijzen naar een gebouwtje, midden in het omheinde perceel. ‘Onze BMW zit wellicht allang in het Oostblok’ zegt de wachter tegen zijn collega, ‘maar ik denk dat we hier eens moeten terugkomen’.
Casus 5 Enkele medewerkers van de provinciale afdeling van ANB maken een zondagse fietstocht met hun gezin doorheen de gemeente. Ze genieten van de wind en de zon. De weg leidt omhoog door een holle weg. Links en rechts staan de hellingen vol struiken en kruidachtige planten met fraaie bloemen. Maar iets verderop is de vegetatie verdwenen. Er is pas verse grond uitgestort over het talud. Het gezelschap vindt het zonde van de mooie planten. Bovendien blijkt de grond vol afval te zitten: puin, oude benzine- en olieblikken en autobanden. Iemand herkent zelfs een oude wasmachine. ‘Zo had mijn tante Germaine er ook een’, verduidelijkt ze. Ze besluiten maar snel verder te fietsen en komen wat verder aan een waterloop. Aan de overkant is er een smalle begroeide strook tussen de oever en een maïsakker (agrarisch gebied op gewestplan). De planten zijn er allemaal geel verkleurd en vertonen vreemde kronkels. ‘Waarschijnlijk hebben ze hier gespoten tegen het onkruid’, meent een van de ANB’ers te weten. Enkele km verder wordt aan het fietspad gewerkt. Er staat een keet naast de weg voor de arbeiders. De gebruiker van het weiland daarnaast heeft kastanjehouten palen gebruikt, waaraan maasdraad is bevestigd. De paarden die in die wei staan, worden blijkbaar goed verzorgd. Er staat een splinternieuwe schuilstal in de wei; het dak moet nog worden afgewerkt. ‘Wat is het hier veranderd’, stelt iemand uit het gezelschap vast. ‘Ik denk dat ik hier eens terugkom’, denkt een van de medewerkers hardop, ‘maar niet om voor mijn plezier te fietsen.’
Casus 6 Een inwoner van Antwerpen heeft door een erfenis een stuk grond gekregen in de West-Vlaamse kustpolders. Het gaat om een stuk weiland dat deel uitmaakt van een weids polderlandschap. Een landbouwer heeft hem al gecontacteerd of hij het stuk grond niet wil verpachten. De landbouwer zou er graag snijmaïs op zetten, als kuilvoeder voor zijn vee. Hij zegt dat hij het stuk grond tegelijkertijd aan zijn broer zou kunnen verpachten voor de jacht. Er zouden immers everzwijnen gesignaleerd zijn in de streek. Het enige wat er zou gebeuren is dat die broer er een jachtkansel op zou plaatsen om van daaruit het wild te bespieden. Overigens vindt de boer dat landbouwers een stuk verantwoordelijk zijn voor het behoud van het landschap, maar de economische leefbaarheid van het bedrijf staat toch voorop, stelt hij. Zo biedt hij aan de rij knotwilgen die aan de rand van het weiland staat, te vervangen door populieren. De knotwilgen vergen te veel onderhoud, en een populierenrij is ook mooi. De knotwilgen meten ongeveer 2 meter in omtrek op 1 meter hoogte en staan nu een halve meter van de grens met de buurman, die ook een landbouwbedrijf heeft. De boer heeft wel van iemand van ‘de groen’ gehoord dat elk jaar een Steenuiltje zou broeden in een van de bomen. De boer wil het hout wel meenemen, want het gaat om erg dikke exemplaren. Er is nog wel een probleem met de waterhuishouding. De landbouwer wil het terrein wat draineren, en daarvoor een aantal ontwateringsgrachten graven. Vooraleer hij wil ingaan op de vraag van de landbouwer en diens broer, beslist de eigenaar wat meer informatie te vragen op het gemeentehuis in West-Vlaanderen. Daar weet men te vertellen dat het gaat om agrarisch gebied met ecologische waarde op het gewestplan. [casus 6bis: Het stuk grond maakt tevens deel uit van het Vlaams Ecologisch Netwerk.] Het gaat immers om zgn. ‘historisch permanent grasland’ zegt de gemeentebediende. ‘Wat vinden ze
toch allemaal uit’, vraagt de eigenaar zich af. ‘Zou ik het stuk grond wel verhuren, of verkoop ik het liever?’
Casus 7 Een NV heeft een terrein van 30.000 m² gekocht in een industriegebied volgens het gewestplan. Het gaat om een zeer nat terrein met enkele waterplassen, waarin salamanders leven. Dit blijkt uit een krantenartikel met een interview met de voorzitter van een plaatselijke natuurvereniging. Op het terrein verspreid staat een dertigtal bomen (gemengd essen, wilgen en elzen) met daartussen een rijke ondergroei van allerlei struiken. De NV wil op het terrein een bedrijfsgebouw oprichten en op de rest van het terrein een grasperk aanleggen. Daartoe wil de NV onder meer het terrein nivelleren en ophogen met stabielere grond, en uiteraard de bomen en struiken rooien.
Casus 8 Een gemeentebos bevindt zich in het verlengde van de startbaan van een vliegveld. De uitbaters van het vliegveld vrezen dat de bomen de veiligheid van het vliegverkeer in het gedrang brengen. Ze eisen van de gemeente dat ze de bomen verwijdert, zoniet zullen ze via de rechtbank een vonnis met dwangsom vragen. De gemeentelijke milieuambtenaar steekt zijn licht op bij ANB. De boswachter denkt dat het mogelijk moet zijn om de bomen te kappen en te vervangen door een struiklaag van één meter hoog. Het zou zelfs zonder enige vergunning of machtiging kunnen. ‘Hoe dat mogelijk is, dat moet ik eens opzoeken in het Bosdecreet’, denkt de milieuambtenaar. De wachter wijst er wel op dat in het moerasbos vleermuizen voorkomen en dat die beschermd zijn door de Europese Habitatrichtlijn. Als de milieuambtenaar ter plaatse gaat kijken, stelt hij vast dat naast het bos enkele auto’s geparkeerd zijn. Ze blijken toe te behoren aan leden van een modelvliegtuigclub. Ze zijn net een vijftal toestelletjes in de lucht aan het sturen. Ze reageren verbaasd op de opmerkingen van de milieuambtenaar. ‘Dit doen we al drie jaar elke week’, bevestigt iemand die de voorzitter van de club blijkt te zijn, ‘het is hier toch een vliegveld, nietwaar?’ Het weiland licht echter buiten de gronden van het vliegveld en is agrarisch gebied. In het bos zelf is een tent opgericht waarin een kleine kantine is ingericht. Dit gebeurt ook niet eenmalig, denkt de milieuambtenaar, want rondom liggen allerlei soorten zwerfvuil zoals lege flessen, zakken van chips en etensresten.
Casus 9 Langsheen een rivier ligt een beukenbos. Het maakt deel uit van een speciale beschermingszone die is aangemeld als habitat type 9110. In het raam van het integraal waterbeleid wordt op die plaats een overstromingsgebied voorzien, om de iets verderop stroomafwaarts gelegen woonkern te vrijwaren. Er zal een Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan in die zin worden opgemaakt. Probleem is dat beukenbossen niet verdragen om onder water te komen te liggen; het is dus vrijwel zeker dat de beuken zullen afsterven. Er kan wel een interessant moerasgebied ontstaan. Het gebied zal onteigend worden wegens algemeen nut. De huidige gewestplanbestemming is die van ‘natuurgebied’. Als het werk wordt uitgevoerd, zal de bestaande dijk over een lengte van 300 m met drie meter verlaagd worden. Zo kan bij hoog water het overstromingsgebied vollopen. Rondom het overstromingsgebied komt een nieuwe dijk om dat water in het gebied te houden. Op de studiedienst van het Vlaams Gewest vragen ze zich af welke vergunningen er allemaal nodig zullen zijn vooraleer de werkzaamheden kunnen aanvatten. ‘Even vragen aan de juridische dienst van ANB’ is de conclusie.
Casus 10 In het Zoniënwoud, ten zuiden van Brussel, bevindt zich een oude paardenrenbaan. Ze werd nog door koning Leopold II ingehuldigd. In 1983 wordt het terrein verhuurd aan een ruitervereniging. Die laat op het terrein een grote tribune optrekken. De kosten lopen echter zo hoog op, dat ze failliet gaat. Het terrein blijft er daarna ongebruikt bij liggen. De natuur doet haar werk en de terreinen geraken stilaan begroeid met struiken en andere planten. Op het gewestplan is het ganse terrein, net zoals de omringende bossen, ingekleurd als bosgebied. Omdat zich op de renbaan nog een aantal historische gebouwen bevinden van uit de tijd van Leopold II, is het ganse complex beschermd als landschap. In 2002 werd het aangemeld als habitatrichtlijngebied (code 9110 Beukenbossen van het type Luzulo-Fagetum) en in 2004 werd het gebied opgenomen in het VEN. Een paar jaar later worden plots allerlei werkzaamheden uitgevoerd op het terrein. Er liggen hopen met aangevoerd bouwpuin om een voormalige aarden toegangsweg te verharden. Een stuk van het terrein werd van struikgewas en andere plantengroei ontdaan en lichtjes opgehoogd met zand. De boswachter die ter plaatse komt, stelt vast dat een tuinaannemer bezig is met dat stuk te bemesten en op te zaaien met gras. Desgevraagd zegt hij dat hij handelt in opdracht van een man uit Brussel die het terrein zou afgehuurd hebben om er een groot verjaardagsfeest te organiseren. ‘Ik wou dat ik ook zoveel geld had als die man’, zuchtte de aannemer. ‘En ik niet zoveel werk’, dacht de boswachter daarop, ‘mijn collega’s van de cel handhaving gaan lachen’…
Casus 11 Enkele vertegenwoordigers van een lokale milieugroep kloppen aan bij de boswachter van ANB. Ze zijn ongerust voor de toekomst van een bos dat aan de rand van de woonkern ligt. Er zouden plannen bestaan om er een ondergrondse leiding voor ethyleen door te trekken. Deze leiding verbindt het Duitse Ruhrgebied met de Antwerpse haven. Het bos is gelegen in bosgebied op het gewestplan. Bovendien is het aangemeld als ‘Speciale Beschermingszone – Habitatrichtlijn’. Het bos is met de omgevende landbouwgebieden beschermd als landschap. De bewoners vrezen ook dat de kaalgekapte strook die zal ontstaan door het aanleggen van de leiding gebruikt zal worden als een nieuwe doorgangsweg voor recreanten en ruiters. ‘Kunnen we daar nog iets tegen doen?’ vragen de bewoners zich af. ‘Dat denk ik wel’, antwoordt de boswachter. ‘Want er zijn hier meerdere zaken van belang’.
Casus 12 Een tapijtenfabrikant besluit om wat te investeren in vastgoed en wil dit koppelen aan zijn passie: de jacht. Hij koopt honderd twintig hectare bos om er aan bosbeheer te doen. Hij heeft de smaak meteen te pakken want begint het bosbestand uit te dunnen, om de mooie bomen meer kans te geven om uit te groeien. Verder laat hij op een vijftal plaatsen in het bos ongeveer 1 hectare wegkappen om er wildakkertjes aan te leggen. Dergelijke maïsakkertjes midden in het bos lokken de fazanten uit de omgeving aan. Hij wil trouwens zelf fazanten kweken in het bos. Daarvoor laat hij op één kaalgekapte plek een grote kooi bouwen. De fazanten worden erin opgekweekt en enkele dagen voor de jacht losgelaten. In het bos heeft hij ook een boshut laten optrekken. Ze moet dienen om bosbouwmachines te stallen. Maar op de verdieping heeft hij een klein flatje laten installeren, compleet met stromend water afkomstig van een grondwaterpomp. Dat is erg handig voor wanneer hij samen met enkele vrienden wil gaan jagen. Ze kunnen dan dag en nacht in het bos verblijven. Voor echte natuurliefhebbers zoals hijzelf, is dit een droom die werkelijkheid wordt.